BUKITTINGGI (7 en slot): afscheid, meteen maar van heel Zuid-Oost Azië?
Bukittinggi wordt traag wakker. Wij lopen van kwart voor acht tot half negen (omdat een laat ontbijt ons vandaag beter uitkomt) nog even in het centrum rond, maar het plein van de Nederlandse klokkentoren (waarop na de onafhankelijkheid een mini-Minangkabau-dak werd geplaatst teneinde het bouwwerk in de eigen cultuur te incorporeren) is nog nagenoeg leeg, op een aantal beoefenaars van ochtendgymnastiek na. Enkele marktkramen van de grote woensdagmarkt zijn al open, maar slechts enkelen. Geen erg, we hebben markten genoeg gezien en zaterdag staan we alweer op de markt van Deurne (zes kramen, ocharme). Ook de kindjes van de islamschool moeten aan Culture physique doen, flink zo, en het beste hotel van de stad, de Tree Top, geraakt blijkbaar niet vol, want het biedt special deals aan. Tot besluit brengen we een laatste groet aan ereburger Bung Hatta, hij groet terug, en wij groeten ook u, want hiermee zit deze reisblog erop. En in feite heel Zuid-Oost Azië, vermoeden wij, want afgezien van Laos zijn we nu in alle landen van dat deelcontinent geweest.
Is het een goede reis geweest? Zeker. In dit Olympisch jaar geven wij goud aan de luchtbrug van Langkawi, zilver aan de canyonwandeling van Bukittinggi en brons aan de hele historische binnenstad van George Town/Penang, maar ook geen kwaad woord over de grote moskee en het Tsunami Museum van Banda Aceh, de jungle trek in Penang National Park, de van oude geschiedenis doordrongen ex-havenstad Melaka en de verbluffende tentoonstelling van moderne kalligrafische schilderkunst in Kuala Lumpur. Als onze lichamelijke conditie het toelaat, geven we rendez-vous voor een volgende volwassen blog binnen een jaar - enkel Zuid-India staat nog op ons verlanglijstje voor een reis van ongeveer een maand of iets langer in de Belgische winterperiode. We zullen zien, wees gegroet!
Laatste rit, met ene Ardi, een goedlachse knaap die noch atheïst noch vrome moslim schijnt te zijn, maar zich gewoon van niets iets aantrekt. Het mooiste panoramapunt over de Suniok Canyon weet hij wel te vinden: schitterend! En nog fraaier is het hoogtezicht op Lake Minanjau, een vulkanisch meer zoals Lake Toba, ooit blies een berg hier zijn top eraf en werd de caldera gevuld met water. Kom, Ardi, ga er ook maar even bijzitten, het moeten niet altijd dezelfden zijn. Beneden is het rustig genoeg, buiten vlottende fish farms en vissers die weinig vangen, is er weinig te zien. Er geraken is anders wel de moeite: van boven naar beneden via 44 haarspeldbochten. Langs groene velden (je kan wel merken dat het hier tijdens het regenseizoen, in november en december, veel geregend heeft) rijden we terug naar Bukittinggi waar we te vroeg weer aanlanden, zodat wij nog twee stops kunnen inplannen. De eerste is een politieke: op de hoogste heuvel is het bestuur van de compacte stad Bukittinggi gevestigd, zeg maar t Schoon Verdiep van deze provinciehoofdplaats. En daar tegenover staat een moderne bibliotheek, die aan Mohammed Hatta is gewijd. Nee, niet de vliegtuigkaper van 9/11, maar de eerste vice-president van het land, die samen met zijn kompaan Soekarno (waarmee hij later ook wel eens in onmin leefde) in 1945 via de beroemde Proklamasi Indonesië als eerste gekoloniseerd land onafhankelijk verklaarde, tot ontsteltenis van de Nederlanders die zich opmaakten om terug te komen naar hun kolonie na de capitulatie van Japan. De politicus, koosnaam Bung Hatta, werd geboren in Bukittinggi (en studeerde net als zijn baas onder andere in Nederland), vandaar is hij, en niet Soekarno, in deze stad de held van dienst. Tenslotte houden we nog even halt aan een nieuw panoramapunt, Taman Baru, maar dat kan zich niet meten met de uitzichtspunten van deze morgen. Niettemin: we maken er nog wat van door voor de verandering een meisje in de hoofdrol te casten. En dan zijn we weer thuis, enfin, in het Grand Rocky Hotel, waar we vanuit onze kamer eindelijk eens een vrij gezicht, zonder storende wolken, op de top van de Marapi vulkaan hebben, die begin december nog 22 mensenlevens eiste toen deze wandelaars verrast werden door een onaangekondigde kleine eruptie. Ja, het blijft gevaarlijk leven in Indonesië, als die zeer actieve Marapi er ooit zijn top afblaast, kan heel Bukittinggi het wel schudden. Das wat anders dan Belgische alarmisten die het onlangs over een sneeuwbom des doods hadden, nietwaar? Maar goed, morgen sluiten we onze kleine vijf weken in Zuid-Oost Azië af. Misschien toch nog met een kleine fotoblog, want we hebben nog de tijd even naar de woensdagmarkt te gaan om onze hoek, alvorens we worden afgehaald om naar de luchthaven gereden te worden, om 11 hr pas.
BUKITTINGGI (5): de Hanau-vallei en het paleis van de feministen
Een nieuwe dag, een nieuwe chauffeur. Maar ditmaal geen atypische atheïst, deze Ari is juist een zeer vrome moslim, die elke keer dat wij ergens alleen binnengaan zich gauw terugtrekt om te gaan bidden (wat je in deze streek zowat overal kan, de meeste restaurants hebben een gebedsruimte, gek genoeg meestal net naast het toilet). We rijden eerst naar de Hanau vallei, een mooi natuurgebied met hoge granieten rotsen die in het seizoen (niet nu) door wandklimmers worden bedwongen. Zoals men ziet op de fotos staat het hier vol met vakantieverblijven, vooral voor rijkere Indonesiërs en Maleiers (die graag naar Sumatra komen, want het is hier veel goedkoper dan in Maleisië - behalve de benzine, waarvan de prijs ook in Indonesië slechts een halve euro/liter bedraagt, maar in Maleisië nog minder). Op maandag is het er rustig genoeg, nagenoeg geen kinderen in het bizarre themapark van foto 2 dus. Toch een kabaal van belang, waar komt dat dan vandaan? Ha, van drie shiamang, zegt Ari, die wel een aardig mondje Engels brabbelt maar niet alles kan vertalen. Het blijken drie gibbons te zijn, maar ze zitten te hoog in de boom om gefotografeerd te worden. En zwijgen als vermoord, als wij onder hen staan, vast een beetje verlegen. De bijzondere guesthouses blijven ons wel opvallen, niet mis. Op de middag moet Ari natuurlijk zijn lunch hebben (wij houden het bij een koffie, hij eet met zijn handen, alsof hij een gibbon was). Gezellig restaurant, dat je niet zou verwachten in The middle of nowhere. En een echt moslimhuis, tegen de zoldering hangen bordjes + vlaggen van alle islamitische landen ter wereld. Staat niet op de foto, maar hebben we wel degelijk opgemerkt: PALESTINA! Wat zit je toch te leuteren, Netanyahu, Palestina is allang een feit, stel je niet aan (Ari is niet zo geïnteresseerd in de oorlog dan onze chauffeur van gisteren, maar wil wel graag weten of er in België toch geen sprake is van islamofobie. Nee hoor, zeggen wij, bij mij niet, ik eet elke morgen watermeloen voor ontbijt - vrij naar Michael Freilich).
In de vroege namiddag volgt nog een gans andere stop: Istana Basa Pagaruyuang. Nooit van gehoord? Wij ook niet. Het is de reconstructie van een Minangkabau-paleis, het volkje dat hier voor de Nederlandse kolonisatoren de dienst uitmaakte. Aan de puntdaken te zien vast verwant met de Bataks van Noord-Sumatra (we bevinden ons nu in de provincie West-Sumatra, dit eiland is even groot als Frankrijk). Maar vooral: de Minangkabau hadden een matriarchale structuur, de vrouwen waren de baas. Ja, wie zou tegen dat schatje van foto 12 ooit nee kunnen zeggen? Onze Ari verbijsteren we intussen door te zeggen dat in België de vrouwen ook de baas zijn. Echt, vraagt hij. Ja, in de keuken, zeggen wij, en hij lachen. Hoewel: wat doet jouw vrouw als jij aan het bidden bent, Ari? Onze man is overigens aan het sparen voor een hadj naar Mekka, op een affiche van een reiskantoor hebben we gezien dat dit 29 miljoen Rupiah kost. Wablief? Dat is toch bijna 1800 euro, en dus heel veel geld voor een Indonesiër (zal wel inclusief de vliegtuigen en denkelijk voor een hele week en vele rondjes rond die kaaba zijn, maar dan nog). Nee, geef ons maar de Minangkabaus met hun aristocratische kleren, die door sommigen gehuurd worden om zelf even de prinses uit te hangen. Goed bezoek, waarna we langs vele rice paddies, altijd pittoresk, weer naar Bukittinggi en onze dagelijkse orange juice op het terras van ons hotel karren. Hotel, dat overigens net als haar collegas in Medan en Banda Aceh geen wijn in de aanbieding heeft (met alcoholrestricties heeft het niets te maken, want bier hebben ze allemaal wel). Nog 1 dag in onze korf, en dan zit het er alweer op.
Zondag treindag, al beginnen we met een lange rit langs een groot (tektonisch) meer, waar verbazend genoeg geen enkele wateractiviteit op plaats vindt. Nou ja, treindag. In een oude Lonely Planet lazen wij dat, enkel op zondag, een toeristische trein reed van Padangpajang naar Sawahlunto (je ziet de naam op foto 2 in de verte op een heuvel staan). Drie uur rijden, maar dat kost het met de auto, vanuit Bukittinggi dan, ook. Alleen gaat dat feest al tien jaar niet meer door, het was niet lucratief vanwege gebrek aan belangstelling (Indonesiërs zitten liever op hun brommer, als ze geen auto kunnen betalen). In 2022 werd door nostalgici een nieuw smalspoor bedacht van slechts tien kilometer, ook enkel op zondag rijdend, maar ook die activiteit vindt nu niet langer plaats, tenzij je een groep van 30 mensen kan verzamelen en de trein twee weken op voorhand boekt, voor 6 miljoen rupiah (nog altijd maar 360 euro dus, te delen door 30 een schijntje). Ja, had ons dat dan vooraf gezegd, dan hadden we 29 train buffs uit Europa meegebracht!
Het gaat er hier dus niet aan toe zoals op foto 3 (een afbeelding van ons ticket, dat 20 eurocent kost), maar dat mag de pret niet drukken: het Treinmuseum is wel degelijk open, en interessant, op grond van de sociale geschiedenis en de wrede uitbuiting van de Nederlandse kolonisatoren, die vooral krijgsgevangenen inzetten om zowel de treinsporen te leggen als de naburige steenkoolmijnen te exploiteren. Het was hier dat in 1923 de eerste opstand tegen de Hollanders via de treinvakbond plaatsvond, natuurlijk werd hij neergeslagen door het leger. Toen de Nederlanders uitgekoloniseerd waren, nam de jonge republiek de spoorwegen ook nog een tijdje serieus, via machines die in Duitsland werden aangekocht, en de befaamde Mak Itam, zo genoemd omdat die iconische stoomtrein iedereen die in de buurt stond zwart maakte (Itam = zwart). De locomotief werd met veel bombarie naar hier gehaald in 2007, ze zijn er zo fier op dat je hem niet mag bestijgen, jammer. Iets verderop ligt het Museum Goedang Ransoem - zoals de goede verstaander doorheeft, betekent dat laatste leenwoord gewoon rantsoen. Hier tref je een hagelwit ketelhuis aan, in feite de grote keuken voor de 7000 (dwang)arbeiders die in Sawahlunto op zeker moment werkzaam waren (op de zwart-wit foto achter de ketels zie je een lange Nederlander in short staan, die is aan het inspecteren of er niet te veel eten aan die koelies verspild wordt). Honger had sowieso iedereen, zie ze aanschuiven bij de voedselbedeling (wij vinden elke ochtend aan het ontbijtbuffet dat Indonesiërs ook nu nog niets liever doen dan eten, het lijkt wel of ze hun scha moeten inhalen). Verder tal van graffiti op deze plek, de meeste twijfelen tussen naïviteit en simplistisch surrealisme. Waarna we terugrijden naar Bukittinggi, weer langs dat leeg meer, en intussen onze boeiende gesprekken verder zetten met de leergierige Yude, onze chauffeur van de dag. Wij leggen hem onder andere uit wat de afkorting VOC betekende (Verenigde Oost-Indische Compagnie) en constateren tot onze verbazing dat Yude naar eigen zeggen atheïst is, net zoals wij. Hij moet ook niets hebben van Hamas en wantrouwt zijn diepgelovige landgenoten uit Aceh (hij begint zelf ongevraagd te vertellen over hun terrorisme in Bali anno 2002). Maar, voegt hij er in gebroken Engels aan toe, dat kan ik enkel tegen u zeggen. Tegen mijn familie durf ik dat niet, zij weten niet eens dat ik al heel lang (hij is 45) niet meer meedoe aan de ramadan. Zoals men ziet: ketters bestaan overal, maar in Indonesië is de sociale druk wel iets groter dan bij ons (hoewel de sharia enkel in Aceh van kracht is, in de rest van het land zijn de hoogste rechtbanken seculier, zoals indertijd door Soekarno vastgelegd in de grondwet).
BUKITTINGGI (3): de grote wandeling door de Suniok Canyon
We geven het meteen weg: de twee uur lange wandeling van de Japanse tunnels van Bukittinggi naar de overkant van de canyon, via de bodem daarvan en onder kundige begeleiding van onze gids op foto 1, is het tweede hoogtepunt van deze reis, na en met de Sky Bridge op Langkawi eiland in Maleisië. Je begint beneden in de canyon, langs reuzengrote rice paddies, maar uiteindelijk moet je weer omhoog om op de andere canyonrug uit te komen. Dat kan sinds een dikke tien jaar via stevige trappen, die inderdaad wel iets weg hebben van de Chinese Muur, daarom heet deze wandeling ook zo. Niets om de Belgische versie van Indiana Jones af te schrikken, die toch een deel van de Chinese Muur in 2009 belopen heeft, en hier is het in ieder geval beduidend koeler, zeker niet meer dan 25 graden. Je zou de hike ook alleen kunnen doen, maar er wordt geen reclame voor gemaakt, hoe zou je moeten weten waar je moet lopen, en vooral hoe je vanuit de overkant weer in Bukittinggi zou geraken? Onze gids, die ook wel eens toeristen begeleidt naar de top van de Marapi (maar gelukkig voor hem niet tijdens de uitbarsting van dec. 2023), weet van wanten en deelt ons onderweg mee dat er NU inderdaad zeer weinig buitenlandse toeristen zijn in Bukittinggi (wij hebben hier nog geen enkele andere bleekneus gezien), maar dat schijnt wel het geval te zijn in onze zomer, als vooral Nederlanders met een ancestraal koloniaal verleden de weg naar deze plek vinden. Zal wel kloppen. Aan de overkant van de canyon ligt het dorp Kota Gadang, dat het Nederlands dorp wordt genoemd omdat tijdens de kolonisatie veel Hollandse Heren hier hun huisje bouwden, i.p.v. in het drukke Bukittinggi. Ze moesten dan wel ver lopen om naar de markt te gaan (dat kon toen via een junglepad, natuurlijk minder comfortabel dan de trappen van nu), maar dat hadden ze er voor over. Het mooie huis op foto 12 draagt nog steeds een Nederlands opschrift, het werd in 1936 opgetrokken voor de lokale waterleidingsdienst en is nu nog steeds een overheidgebouw. We komen hier een aantal vriendelijke mensen tegen die geen van allen Engels spreken (behalve het obligate Hello Mister) en ook een zilversmid (vast een vriendje van onze gids) die ons zilveren sieraden probeert te slijten (we gaan er niet op in). We bekijken nog even de traditionele Hollandse huizen die hier nog bij bosjes staan, waarna onze gids een kojek aanhoudt (dat is een minibusje voor de locals), die ons linea recta terugbrengt naar Bukittinggi. Heerlijke excursie, bijzonder fraaie, serene natuurwandeling (veel apen onderweg). Onze gids noemt geen prijs, wij besluiten eigenmachtig hem 200000 rupiah (= 12 euro) toe te stoppen. Zeker goed betaald, maar hij heeft het dik verdiend.
BUKITTINGGI (2): Fort De Cock, Museum & zoo, Suniok Canyon en Japanse tunnels
Bukittinggi wordt omgeven door drie vulkanen, waarvan de Marapi de gevaarlijkste is (eigenlijk Merapi = berg van vuur, maar men zegt meestal Marapi om het onderscheid te maken met de nog gevaarlijker en actiever Merapi op Java). De Marapi wordt normaal dagelijks beklommen, vertrek om middernacht, vijf uur klimmen om boven de zonsopgang mee te maken, maar nu even niet meer, want de knaap kende begin december 2023, het was ook in België even nieuws, een niet voorspelde uitbarsting, 22 wandelaars vonden de dood. Niet dat we de vulkanen vanmorgen kunnen fotograferen: het is in deze streek nog volop regenseizoen en de dag begint met miezerig gedruil, zodat we voor de allereerste keer ons Belgisch regenjasje kunnen gebruiken, want warm is het al evenmin. Ver moeten we niet gaan, pal naast ons hotel (foto 1) bevindt zich het Fort De Cock, zoals de naam al zegt, een overblijfsel uit de koloniale tijd met enkele kanonnen nog steeds op de vallei gericht. Er is geen zak aan te zien, al denkt een hele stoet van boerkadragende vrouwen (bezoekers uit het Midden-Oosten?) daar anders over, maar ze moeten net als wij 10 minuten wachten aan de kassa, omdat de loket officier, zegt een bewaker gewichtig, er nog niet is. Maar daar komt hij aangebrommerd, hij is maar anderhalf uur te laat (nobody cares, dit is Indonesië). Het beste van heel dat fort is de mooie brug die men er 30 jaar geleden bijgebouwd heeft - niet omwille van het uitzicht op de rommelige stad beneden, maar om de brug zelf en de makkelijke doorsteek die hij biedt naar het Etnologisch Museum en de Zoo. Dat kleine museum is gebouwd in de typische Minangkabau-stijl (steeds voorzien van zwiepende puntdaken), en probeert van binnen iets te verduidelijken over de cultuur van deze etnie, die naar verluidt matriarchaal van aard is (leuk nieuws voor onze feministische vrienden en vriendinnen). Van dierentuinen houden wij in principe niet erg, maar het dient gezegd dat de meeste dieren geen gebrek hebben aan plaats en ook bescherming nodig hebben, omdat meer en meer jungle wordt gekapt omwille van lucratieve houtwinning en de palmolie-industrie (zie ook het Braziliaanse Amazonegebied). Dat raar gevogelte en de monitor lizzard op onze fotos zullen het wel redden, maar de Sumatraanse tijger is inmiddels een bedreigde diersoort geworden door verlies van habitat. Hij zit wel fijn te poseren voor ons, wat een prachtig dier (de orang-oetans verschuilen zich dan weer, maar dat vinden we niet erg, we hebben die op perfecte wijze gezien middels een geweldige riviercruise in Kalimantan anno 2013). Aan het sjofele aquarium, binnen een verroeste stalen vis, kan je wel merken dat deze zoo al betere tijden heeft gekend, maar toch blij even te zijn binnen geweest, want dat vreemd wezen op onze foto 12 hebben we nog nooit eerder gezien (het lijkt wel minister Frank VDB die te lang in de zon heeft gelegen en zo een voorhoofdsgezwel heeft ontwikkeld).
Hoera, op de middag is het weer vriendelijker geworden - in het hotel gespen we dus ons regenjasje af en hullen ons terug in short. Nu eist de Suniok Canyon onze aandacht op, een joekel van een tektonische breuk van heel lang geleden (er zijn hier nog steeds regelmatig aardbevingen). Onderweg veel panoramische punten binnen een groot nationaal park, en 1 bijzonder vreemd Fremdkoerper: de Japanse tunnels (zoals te merken op de buitenfoto is The Passenger nog steeds mateloos populair bij de lokale schoolmeisjes, eentje roept zelfs I love you, die heeft vast te veel Amerikaanse films op tv gezien - zij worden net als bij ons ondertiteld, niet gedubt). Het tunnelstelsel werd aangelegd door de bezettende Japanners in 1943 (enfin, ze lieten die uitgraven door hun krijgsgevangenen), de militairen overnachtten er veilig en droog in en bewaarden er hun munitie. Ontzettend groot complex, waarin wij gegidst worden door een flukse vijftigjarige, die het Engels beter machtig is dan de gemiddelde Indonesiër. Er zijn duistere delen, maar ook spectaculair verlichte, het heeft allemaal wel iets. Maar het is niets vergeleken met de formidabele wandeling die we vervolgens maken, samen met onze nieuwe vriend van een halve dag (die gids van de tunnels dus, die meer geld heeft geroken en ons daarom een hike voorstelde). Stof voor onze volgende blog!