De Egyptenaren vonden de eerste instrumenten uit om de tijd te meten. Hun zonnewijzer tekende de schaduw van de zonnestralen af op de grond of op de muur. Merktekens gaven de uren aan. In de tijd van de Grieken duidde een waterklok de tijd aan waarop iemand het woord mocht nemen. In het waterreservoir zat onderaan een piepklein gat waaruit het water in een vat druppelde. In het vat gaf de hoogte van het water aan of de tijd al of niet om was. Rond 800 na Christus gebruikten ze de kaarsenklok om de tijd aan te duiden, met streepjes op een kaars. Brandde de kaars, dan verdwenen de streepjes en verstreek de tijd. De zandloper kwam er omstreeks 1300. De uit twee glazen bestaande reservoirs waren met een smalle opening verbonden. Het zand stroomde van boven naar beneden in het onderste reservoir. Naar het einde van de dertiende eeuw zagen de eerste mechanische klokken het daglicht. Om het uur luidde een bel. Zo een mechanische klok had nog geen wijzerplaat en evenmin wijzers.
Foto 1 : zonnewijzer Foto 2 : waterklok
25-03-2009
Mechanische klokken
Mechanische klokken en diverse tijdmeetkundige instrumenten afgebeeld in
een handschrift van de Horloge de Sapience van de Dominicaanse mysticus Heinrich Suso (1295-1366) (ca. 1450,
Koninklijke Bibliotheek Albert I, Brussel)
Gastenboek
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek