De bedevaart ter ere van Sint-Lieven, heel rumoerig
De dag voor het feest van Sint-Lieven kwam de massa volk 's avonds laat naar de Sint-Baafsabdij in Gent. Klokslag middernacht werden de poorten geopend. Mannen, vrouwen en kinderen stormden schreeuwend de kerk binnen, recht naar het vergulde reliekschrijn van Sint-Lieven. In het holst van de nacht trok deze luidruchtige massa mensen met fakkels de velden in, met takken en wingerdbladen op het hoofd gebonden. De opgewonden massa vertrok via de Stuivenberg in Melle naar Sint-Lievens-Houtem, zo een twintig kilometer stappen. Ze gingen dwars door akkers, sloten en boomgaarden, veel verwoesting achterlatend. Ze leken meer op een bende boeven dan op godsvruchtige pelgrims. De fiertel werd gedragen door een tiental mannen, de schrijndragers losten elkaar geregeld met geweld af, want iedereen wou de relikwie aanraken om aflaten te verdienen. 's Morgens kwam de bende toe in Sint-Lievens-Houtem waar een kermis wachtte met veel dansers en muzikanten. Na een losbandig feest met veel rellen, dat één dag duurde, vertrokken de Sint-Lievenszotten langs een andere route terug naar huis. Laat op de middag arriveerden ze op de Vrijdagsmarkt, waar ze nog enkele keren rond het plein liepen. Daarna werd de relikwie terug gebracht naar de Sint-Baafsabdij. Door de grote verwoesting die ze onderweg nalieten werd de beruchte bedevaart in 1540 door Keizer Karel verboden. Een kroniek uit 1300 vertelt hoe de Gentenaren het bij hun aankomst in Sint-Lievens-Houtem aan de stok kregen met andere pelgrims. De rel groeide uit tot een ware veldslag waarbij verschillende doden vielen en waarbij een deel van het dorp werd platgebrand.
12-10-2008
De kermis, een feest voor gans de parochie
Men vierde kermis gedurende de zomer, meestal ter ere van een heilige. Tijdens de kermis, die in de 16de eeuw soms wel drie weken kon duren,
was er vrijhandel in de stad en mochten ook vreemdelingen er hun
spullen verkopen. Bovendien kregen mensen die iets op hun kerfstok
hadden, een vrijgeleide. De mensen kwamen dan ook van heinde en verre naar de stad: handelaars,
marskramers, kwakzalvers, artiesten en natuurlijk ook zakkenrollers en
bedelaars. Er werd gedanst, gegeten en veel gedronken.
Er waren volksspelen zoals ringsteken, mastklimmen, palingtrekken, ganstrekken en zakkenlopen. Bij het mastklimmen werd de paal soms ingesmeerd met zeep, dit was dan meestal een onderdeel van de waterspelen. Bij het palingtrekken moest men, vanop een paard, een paling lostrekken die aan een touw vastgebonden was. Bij het ganstrekken moest men de kop afrukken van een levende gans die aan de poten was opgehangen. Later kwam daar ook nog de zweefmolen bij, heel leuk voor de kinderen. Bij uitstek was de kermis ook de plaats waar jongens op jacht gingen naar een geschikte huwelijkskandidaat.
Ziekenvervoer in de tijd dat er nog geen ziekenwagens waren
Op deze prent, van de Engelsman Thomas Boys uit 1837, ziet men hoe men de zieke in een draagstoel naar de ziekenzaal van de Bijloke brengt, soms werd ook een kruiwagen gebruikt. Het werkte, maar ideaal was het niet. Mede door de inspanningen van
arts-uitvinder Cornelis de Mooy (1834-1926) kwam daarin verandering.
Hij ontwierp onder meer een raderbaar: een tussen twee wielen
opgehangen brancard die door paard of ziekendrager werd voortgetrokken.
De Mooy construeerde ook de raambrancard, waarop een patiënt
langs steile trappen en bochtige gangen kon worden vervoerd zonder
gevaar voor een val. Ook bedacht De Mooij een driewieler waarop
patiënten, liggend of zittend, konden worden vervoerd.
Roel Richelieu van Londersele, de eerste stadsdichter van Gent, schreef onderstaand gedicht.
Odegand je zou wel eens een dag het water willen zijn, helder van geest, door de mazen van het net glippend thuis in elke haven
daar waar het water de bruggen verdunt zag ik je silhouet het anker lichten en ik dacht wie vaart geneest altijd het hart van hout was je, immer drijvend met gespreide armen het troebele water troostend ik haalde je in, liet het onschuldig roer rusten het water weet hoe ik met je samenviel
nu is de regen een boek van vallende woorden ik luister hoe hij je naam uitspreekt onze foto's zijn vroeger geworden, verstild achter een raam van dubbel glas en wat binnen blijft zit altijd opgesloten
vandaag zoek ik je stroomafwaarts, onverdroten de dag is ruim voor wie de avond kent nergens een meander om aan te leggen je weet het water telt vele vrienden maar laat mij je bemanning zijn
De achtste maand van het oude Romeinse jaar. De Slaven spreken van 'yellow month' wegens de bladeren die verkleuren; bij de Angelsaksen stond oktober bekend als 'winter-fylleth', omdat bij deze maand (fylleth) de winter geacht werd te beginnen;
Bijzondere dagen 4 oktober Wereld dierendag 5 oktober Dag van de leraar 18 oktober Sint-Lucas 28 oktober Sint-Simon en Sint-Judas
Zegswijzen Is oktober warm en fijn 't Zal een scherpe winter zijn maar is hij nat en koel Een zachte winter : voorgevoel
Brengt oktober vorst en sneeuw Men hoort des winters klaaggeschreeuw
Zijn Simon en Judas voorbij dan is de winter kort nabij
06-10-2008
De Botermarkt en het Luizengevecht te Gent eind 1800
Foto 1 : De Botermarkt Foto 2 : Het Luizengevecht
05-10-2008
Wegens protestantisme terechtgestelden te Gent tussen 1530 - 1555
De namen van deze protestantse martelaren van Gent, in de 16de eeuw terechtgesteld, werden tijdens het Keizer Karel jaar 2000 op de binnenmuur van de Donkere Poort aangebracht
ONTHOOFD Willem Mulier Arent de Jaeghere Jan van Gendtbrugghe Lieven van de Walle Jenijn van Reechove Joos de Vos Joos de Pape Jan de Bucq Clays van Bampoele Lievin Claus
VERBRAND Joos de Backere Sanders Huubert Mahieu Waghens Mathieu de le Becque Joos Cockuut Margriete van den Berghe Goris Cooman Naenkin Bornaige Wouter van de Weyere Hans Bufkin Hans van Overdam Pieter van den Hende Willem de Camp Jacob Currick Willem de Brouwere Gillis de Gusseme Liesbett Pierssins Pieter van Olmen Cornelis Clayssone Willem van Leuven Lieven Verreken Pieter Neert Lievine Ghyselins David van der Leyen Oste van de Kathelyne
LEVEND BEGRAVEN Anna van de Velde
03-10-2008
Enkele rariteiten
- De honderdjarige oorlog duurde 116 jaar - Panamahoeden worden gemaakt in Ecuador. - De Russen vieren de Oktober revolutie in november. - Een kamelen-haren borstel is gemaakt van stinkdieren-vacht. - De Canarische eilanden zijn genoemd naar honden. - De voornaam van King George VI was Albert - De kleur van de zwarte doos in het vliegtuig is oranje
01-10-2008
Postduiven, helden in de Eerste Wereldoorlog
Postduiven speelden een
belangrijke rol in de Eerste Wereldoorlog. Alle strijdende
partijen hebben op uitgebreide schaal gebruik gemaakt van
postduiven.
In Brussel staat een groot monument ter ere van de militaire
duiven en hun verzorgers uit de Eerste Wereldoorlog. Ook in
Lille staat een standbeeld ter nagedachtenis van de
duizenden postduiven die omkwamen gedurende de oorlog. De
duiven werden in die tijd beschouwd als helden en zoals dat
gaat met helden, de verhalen eromheen werden steeds mooier.
Foto 1 : De Keyserlei rond 1906, schitterende winkelpanden, restaurants en bankhuizen Foto 2 : De Bijlengang rond 1900, heel veel armoede en slechte woonomstandigheden. Het tegenovergestelde van de Keyserlei
De maand september
September was de zevende maand van de Romeinse kalender ; volgens onze tijdrekening is het de negende. De Angelsaksen spraken van de ' gerst-monath' (gerstmaand)
Weerspreuken : - Vorst in september, zacht in december - Septemberregen, komt de druiven gelegen - Valt begin september de regen in plassen, het volgend jaar zal 't graan goed gewassen - Trekt voor Miehiel ( Sint-Michael) de vogel niet, geen winter in 't verschiet
Men kende in de Middeleeuwen voortreffelijke methodes om verdachten snel tot bekentenis van al dan niet gepleegde daden te dwingen. Eén van deze methodes was de ijzeren halsband, aan de binnenkant voorzien van talrijke scherpe ijzeren pinnen, in het Gravensteen kan men er met enig afgrijzen nog enkele bewonderen. Men deed deze band rond de hals van de verdachte en ook maakte men hem vast met touwen aan de muren van de kamer. Het slachtoffer kon zich niet bewegen zonder gekwetst te worden. Weinig mensen konden een dergelijke kwelling langer dan enkele uren doorstaan. In april 1586, onder het bestuur van Filips III, belandde in de streek van Nevele een jongen op de brandstapel, vier jaar na de dood van zijn oom. Ook een vermeende medeplichtige Adriaan Ronsse werd gearresteerd, de man bleef ontkennen, waarop hij in het Gravensteen de halsband met de ijzeren pinnen omkreeg. Hij wankelde niet en bleef ontkennen. Om tegen te gaan dat hij in slaap zou vallen bleef er dag en nacht volk bij hem. Volgens de nog bestaande processtukken bleef Adriaan op die manier acht dagen rechtop staan. Tenslotte werd hij vrijgelaten.
Voor het slaan van valse munten werd men streng gestraft. Zo werden in januari 1530, onder het bestuur van Keizer Karel, Guilliam Deynoot en zijn vriend Jacquet Tortier gevangen genomen. Zij waren op heterdaad betrapt bij het namaken van karolusguldens, zij werden naar het Gravensteen gebracht. De valse munten werden vernietigd en ze werden rond de hals gehangen van Tortier, die daarna op het plein werd opgeknoopt. Na de ophanging van Tortier werd Deynoot in de waterketel gegooid en letterlijk doodgekookt. Drie jaar later gebeurde hetzelfde met Martin Marignon en zijn medeplichtige Jehan Boly. De vrouw en de dochter van Marignon werden levend begraven. Later in de 18de eeuw werd het slachtoffer eerst gewurgd alvorens men hem kookte. Mannen werden meestal gekookt, opgehangen, onthoofd of gevierendeeld en vrouwen werden levend begraven of verbrand.
21-09-2008
De ajuinmarkt te Ledeberg
Sinds 1600 is Ledeberg bekend om de jaarlijkse ajuinmarkt. Van heinde en ver kwamen boeren en landlieden naar Ledeberg om er ajuinen aan de man te brengen. De uien die verkocht werden kwamen voornamelijk uit de omgeving van Aalst en Ninove. Deze ajuinmarkt ging gepaard met de grote jaarlijkse kermis, dit alles ging eind augustus door op de Brusselsesteenweg. Later werd dan ook nog de Lichtstoet ingevoerd op zaterdagavond. In 1966 werd er voor het eerst ook een miss verkiezing georganiseerd, zij vormde dan het sluitstuk van de Lichtstoet op haar praalwagen, vergezeld van twee eredames
In Belgie
was er weinig of geen belangstelling voor koloniale expansie. Leopold I had die wel, maar vond weinig gehoor. Tijdens
zijn
langdurig
verblijf in Engeland had hij de grootsheid en de macht van een koloniaal
imperium leren kennen. Leopold richtte in 1841 de Compagnie Belge de
Colonisation op. Pogingen om wat te ondernemen in Guatemala, Brazilie
mislukten.
Leopold II
had dezelfde belangstelling voor overzeese gebieden, maar ook zijn projecten
gingen de mist in.
Henry
Motton Stanley (1841-1904) zocht en vond de vermiste Britse zendeling -
ontdekkingsreiziger David Livingstone in het binnenland van Afrika. Zijn zoektocht
kreeg grote weerklank in de pers.
De belangstelling van Leopold II voor
Centraal Afrika vergrootte daardoor. In 1876 belegde hij een internationale
conferentie met de bedoeling de ontdekkingsreizen en de strijd tegen de
slavernij te coordineren.
Nieuwe
ontdekkingen van Stanly wekten bij Leopold II een steeds grotere
belangstelling.
Hij stelde
Stanley voor samen te werken en die hapte toe. Stanley werd uitgestuurd om
nieuwe gebieden te ontdekken.
Leopold II
wilde zijn onderneming een internationaal karakter geven om ze aanvaardbaar te
maken en richtte daarvoor de " Association Internationale du Congo op.
Portugal
was echter niet akkoord (Diego Cao, een Portugees, had in 1484 de monding van
de Kongostroom ontdekt, en Portugal eiste dat gebied nu op).
Om uit de
impasse te geraken werd op 15 november 1884 in Berlijn een koloniale
conferentie belegd. Leopold II ging handig en sluw te werk : hij beklemtoonde
het internationale karakter van zijn organisatie en speelde de koloniale
mogendheden tegen elkaar uit. In de slotakte stond dat de ' Association' een
onafhankelijke staat werd, met de Belgische koning aan het hoofd.
Leopold haalde zijn slag thuis, hij kon als een absoluut monarch over een
onmetelijk gebied heersen.
De hele
Kongo-onderneming was hoofdzakelijk een privé-initiatief van Leopold II. Hij
stopte er heel wat kapitaal in. De nadruk lag vooral op het winnen van rubber. De
Belgische staat steunde de Kongo politiek van zijn vorst wel, maar ondernam
zelf niets; de regering schreef alleen enkele staatsleningen uit. Ondanks de
akkoorden van Berlijn gaf Leopold in 1891 de Kongo-Vrijstaat het monopolie van
de handel en beschouwde hij het grootste deel van het gebied als kroondomein. Land
en bevolking werden op een meedogenloze manier geterroriseerd en uitgezogen;
enkel de enorme winsten telden. Daar was het Leopold II tenslotte om te doen.
Schulden, maar vooral de hevige kritiek op het beleid en op de onmenselijke
toestanden in de kolonie dwongen Leopold II in 1908 Kongo aan de Belgische
staat af te staan (Belgisch Kongo tot 1960)
15-09-2008
Leopoldstad (foto's)
Foto 1 : Leopoldstad in 1884 Foto 2 : Het standbeeld van H.M.Stanley in Leopoldstad
12-09-2008
Nationaal volkslied Belgie (Brabaconne)
O dierbaar België o heilig land der vaad'ren
Onze ziel en ons hart zijn u gewijd.
Aanvaard ons hart en het bloed van onze adren,
Wees ons doel in arbeid en in strijd.
Bloei, o land, in eendracht niet te breken ;
Wees immer u zelf en ongeknecht,
Het woord getrouw, dat ge onbevreesd moogt spreken:
Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht.
Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht.
Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht.
O dierbaar België o heilig land der vaad'ren
Onze ziel en ons hart zijn u gewijd.
Aanvaard ons hart en het bloed van onze adren,
Wees ons doel in arbeid en in strijd.
Bloei, o land, in eendracht niet te breken ;
Wees immer u zelf en ongeknecht,
Het woord getrouw, dat ge onbevreesd moogt spreken:
Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht.
Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht.
Voor Vorst, voor Vrijheid en voor Recht.
Vrijheid van taal
De Belgische grondwet van 1831 beloofde vrijheid van taal, maar in de praktijk was daar weinig van te merken. Het Frans was de taal van het centrale bestuur en van het leger. Bij de lagere besturen en bij het gerecht was de taal vrij, maar ook hier nam de verfransing toe als gevolg van de verstedelijking. Wie geen Frans sprak telde niet mee. Als tegenreactie daarop ontstonden stromingen die het Vlaams wilden verdedigen en tegelijk de Belgische onafhankelijkheid tegen de Franse dreiging wilden beschermen. Het Vlaamse bewustzijn zocht zijn verantwoording niet meer in de versterking van de Belgische nationaliteit, maar in de erkenning van de Vlaamse. Drie van deze stromingen waren namelijk het Willemsfonds ( 1851), het Davidsfonds (1875) en het Vermeylenfonds (1945). Het Davidsfonds was de katholieke tegenhanger van het Willemsfonds, het Vermeylenfonds was Vlaams socialistisch.