Toen ik zaterdagmorgen om kwart voor tien aan de oude garage toekwam stonden er al twee gasten te wachten. De één kende ik, het was een werknemer van den aannemer. Toen we naar binnen gingen vroeg de ander of hij direct mocht beginnen. Bleek het iemand te zijn die bij een groot autoruitenbedrijf werkte en de ruiten van de Jappen kwam uithalen. Hij haalde zijn camionette die hij achter de hoek had gezet en vroeg me de poort weer toe te doen. Zoals altijd was den André een beetje te laat en tegen dan had de ruitenman van onze Jap de ruiten er al uit. Zonder breken, want dat was de bedoeling. Samen met André was de lokale loodgieter binnengekomen. Ze hadden in de week een bezoek gebracht aan een specialist in het maken van een kooi voor rallywagens en waren er van overtuigd dat we dat zelf ook konden. Nu ik kan wel lassen maar zo goed nu ook weer niet. Was ook niet nodig, bleek vijf minuten later. De gast die binnenkwam werkte als lasser in Antwerpen bij een chemiereus. Tegen half elf waren daar al tien mannen aanwezig. Waaronder degene, met een blauw hemdje aan waarop een kenteken van één of andere klub, die me het homologatiedinges moest uitleggen. Hij zag er nogal belangrijk uit. Van waar kent den André al die mensen? Dat was het enige dat ik me afvroeg.
Terwijl den aannemer met iedereen een praatje maakte begon mijn vriend de homologatiemeester aan de uitleg. Na tien zinnen met, voor mij, bullschit, deed ik hem ophouden. ' Hé, André, komt è keer als ge wilt' Ik had een beter voorstel. ' Moest ik nu eens, iedere keer dat we iets doen jouw vriend hier eens opbellen met het probleem van de dag. Is dat geen beter idéé? Ik heb het gevoel dat hij het hier moeilijker voorstelt dan het is.' Je zag dat zo veel eerlijkheid er te veel aan was voor die klunten zoetekoeke. De op zijn pik getrapte pseudo-specialist wilde iets zeggen maar den André was hem voor.' Dat zal geen probleem zijn zeker. Of wel?' De laatste twee woorden waren in een ander toontje. ' 't Zal wel niet zeker.' Het enthousiasme droop er niet af. 'Met den dienen zouden we wel eens miserie kunnen hebben.' Zei ik later tegen mijn rallybaas. ' Ik ben zeker van niet, Vroum.' Grijnsde de aangesprokene.
Tegen half twaalf was alles gedaan dat gedaan moest zijn en alles gezegd wat gezegd moest zijn. Gelukkig want ik had al een droge keel. Mijn biologische klok weet exact wanneer het apero-time is. Toen ik zei dat ik geen zin had om weer naar het dikkenekkencafé te trekken moest André lachen. 'Dan ga ik daar eens trakteren zeker?' Met gans de bende, zonder het ficheventje, blijven plakken tot goed in de namiddag.
|