Terug naar zaterdag.
Toen we rond vijfuurdertig arriveerden bij de louche verkoper was hij juist bezig in zijn garage. 'k Moet zeggen, hij was aan een mooi machien bezig. Hij herkende mijne maat meteen. Ik verbeelde het me misschien maar het was alsof hij kromp, de schijter. Nu, ik begrijp het wel. Je ziet twee niet spectaculair intelligent uitziende, plus honderd kilo wegende, nors kijkende kerels op je toekomen waarvan je er één een week voordien bij zijn kloten gehad hebt. Zonder iets te zeggen gaf mijn vriend hem copies van de advertentie en de mails. Hij las ze niet eens, zei dat het niet zijn idéé was. Dat hij verplicht was geweest van zijn klant. En nog van die zever.
Wat hij er aan kon doen? 'Niets mijnheer, we gaan dat maandag allemaal eens uitleggen bij de flikken. Op aanraden van onze beste vriend, den advocaat. Klacht met burgerlijke partijstelling. Schadevergoeding. Miserie, flikken in uw kot. Fraude en wat weet ik nog meer.' Copain moet serieus opgepompt geweest zijn om zo een spraakwaterval te produceren. En het was dan nog zijn geld niet die de halve gangster had afgetroggeld. Gelukkig voor het garagistje want het zou niet bij woorden gebleven zijn. Toch niet voor zolang.
|