Wat ik met 'lot' bedoel? In ieder geval de kans op een tragedie. De determinante buitenwereld, de stigmatisering, die ons leven absurd maakt en het op gewelddadige wijze in een door totalitarisme beheerste situatie brengt, doet die kans teniet. Als we alleen de werkelijkheid van de ons opgelegde determinanten beleven, en niet de verplichtingen die uit onze eigen - betrekkelijke - vrijheid voortvloeien, ontstaat de toestand waarin men niet door het lot wordt bepaald, de toestand van lotloosheid. Imre Kértesz
Nodig die baardige dorpsleiders (Taliban) naar Europa uit en toon hen hoe wij hier leven.
Er is een kwalijke collusie aan de gang tussen media en politiek. Onze leiders weten niet meer wat oorlog betekent. Oorlog moet zo clean mogelijk worden voorgesteld. Het zou goed zijn politici af en toe met de neus in een bloedbad te duwen.
Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka wens dat de weg dan lang mag zijn, vol avonturen, vol ervaringen. De Kyklopen en de Laistrygonen, de woedende Poseidon behoef je niet te vrezen, hen zul je niet ontmoeten op je weg wanneer je denken hoog blijft, en verfijnd de emotie die je hart en lijf beroert. De Kyklopen en de Laistrygonen, de woedende Poseidon zul je niet treffen wanneer je ze niet in eigen geest meedraagt, wanneer je geest hun niet gestalte voor je geeft.
Wens dat de weg dan lang mag zijn. Dat er veel zomermorgens zullen komen waarop je, met grote vreugde en genot zult binnenvaren in onbekende havens, pleisteren in Phoenicische handelssteden om daar aantrekkelijke dingen aan te schaffen van parelmoer, koraal, barnsteen en ebbehout, ook opwindende geurstoffen van alle soorten, opwindende geurstoffen zoveel je krijgen kunt; dat je talrijke steden in Egypte aan zult doen om veel, heel veel te leren van de wijzen.
Houd Ithaka wel altijd in gedachten. Daar aan te komen is je doel. Maar overhaast je reis in geen geval. 't Is beter dat die vele jaren duurt, zodat je als oude man pas bij het eiland het anker uitwerpt, rijk aan wat je onderweg verwierf, zonder te hopen dat Ithaka je rijkdom schenken zal. Ithaka gaf je de mooie reis. Was het er niet, dan was je nooit vertrokken, verder heeft het je niets te bieden meer.
En vind je het er wat pover, Ithaka bedroog je niet. Zo wijs geworden, met zoveel ervaring, zul je al begrepen hebben wat Ithaka's beduiden.
Schicksallos, wie der schlafende säugling, atmen die Himmlischen; Keusch bewahrt in bescheidener Knospe, Blühet ewig Ihnen der Geist, Und die seligen Augen Blicken in stiller Ewiger Klarheit.
Toen hij aan het kruis hing (nee, niet Jezus, dit was er een die men rustig hangen liet) ging ik in 't holst van de nacht naar hem toe. Hij was nog steeds niet dood. Af en toe drupte hij. Naakt stond ik onder hem, naakt, ongestraft, zijn smurrie was mijn genot. Heb je mij nog herkend, ellendeling?
C.P. Cavafy Περιμένοντας τους Bαρβάρους - Waiting for the Barbarians
Περιμένοντας τους Bαρβάρους
Τι περιμένουμε στην αγορά συναθροισμένοι;
Είναι οι βάρβαροι να φθάσουν σήμερα.
Γιατί μέσα στην Σύγκλητο μια τέτοια απραξία; Τι κάθοντ οι Συγκλητικοί και δεν νομοθετούνε;
Γιατί οι βάρβαροι θα φθάσουν σήμερα. Τι νόμους πια θα κάμουν οι Συγκλητικοί; Οι βάρβαροι σαν έλθουν θα νομοθετήσουν.
Γιατί ο αυτοκράτωρ μας τόσο πρωί σηκώθη, και κάθεται στης πόλεως την πιο μεγάλη πύλη στον θρόνο επάνω, επίσημος, φορώντας την κορώνα;
Γιατί οι βάρβαροι θα φθάσουν σήμερα. Κι ο αυτοκράτωρ περιμένει να δεχθεί τον αρχηγό τους. Μάλιστα ετοίμασε για να τον δώσει μια περγαμηνή. Εκεί τον έγραψε τίτλους πολλούς κι ονόματα.
Γιατί οι δυο μας ύπατοι κ οι πραίτορες εβγήκαν σήμερα με τες κόκκινες, τες κεντημένες τόγες· γιατί βραχιόλια φόρεσαν με τόσους αμεθύστους, και δαχτυλίδια με λαμπρά, γυαλιστερά σμαράγδια· γιατί να πιάσουν σήμερα πολύτιμα μπαστούνια μ ασήμια και μαλάματα έκτακτα σκαλιγμένα;
Γιατί οι βάρβαροι θα φθάσουν σήμερα· και τέτοια πράγματα θαμπώνουν τους βαρβάρους.
Γιατί κ οι άξιοι ρήτορες δεν έρχονται σαν πάντα να βγάλουνε τους λόγους τους, να πούνε τα δικά τους;
Γιατί οι βάρβαροι θα φθάσουν σήμερα· κι αυτοί βαρυούντ ευφράδειες και δημηγορίες.
Γιατί ν αρχίσει μονομιάς αυτή η ανησυχία κ η σύγχυσις. (Τα πρόσωπα τι σοβαρά που εγίναν). Γιατί αδειάζουν γρήγορα οι δρόμοι κ η πλατέες, κι όλοι γυρνούν στα σπίτια τους πολύ συλλογισμένοι;
Γιατί ενύχτωσε κ οι βάρβαροι δεν ήλθαν. Και μερικοί έφθασαν απ τα σύνορα, και είπανε πως βάρβαροι πια δεν υπάρχουν.
__
Και τώρα τι θα γένουμε χωρίς βαρβάρους. Οι άνθρωποι αυτοί ήσαν μια κάποια λύσις.
Waiting for the Barbarians
What are we waiting for, assembled in the forum?
The barbarians are due here today.
Why isnt anything happening in the senate? Why do the senators sit there without legislating?
Because the barbarians are coming today. What laws can the senators make now? Once the barbarians are here, theyll do the legislating.
Why did our emperor get up so early, and why is he sitting at the citys main gate on his throne, in state, wearing the crown?
Because the barbarians are coming today and the emperor is waiting to receive their leader. He has even prepared a scroll to give him, replete with titles, with imposing names.
Why have our two consuls and praetors come out today wearing their embroidered, their scarlet togas? Why have they put on bracelets with so many amethysts, and rings sparkling with magnificent emeralds? Why are they carrying elegant canes beautifully worked in silver and gold?
Because the barbarians are coming today and things like that dazzle the barbarians.
Why dont our distinguished orators come forward as usual to make their speeches, say what they have to say?
Because the barbarians are coming today and theyre bored by rhetoric and public speaking.
Why this sudden restlessness, this confusion? (How serious peoples faces have become.) Why are the streets and squares emptying so rapidly, everyone going home so lost in thought?
Because night has fallen and the barbarians have not come. And some who have just returned from the border say there are no barbarians any longer.
And now, whats going to happen to us without barbarians? They were, those people, a kind of solution.
Translated by Edmund Keeley/Philip Sherrard
(C.P. Cavafy, Collected Poems. Translated by Edmund Keeley and Philip Sherrard. Edited by George Savidis. Revised Edition. Princeton University Press, 1992)
Laat niemand uit wat ik deed en zei proberen af te leiden wie ik was. Er was een belemmering, die vervormde de daden en de wijze van mijn leven. Er was een belemmering, die weerhield mij vele keren als ik wou spreken. Mijn meest verhulde geschriften daaruit alleen zal men mij begrijpen. Maar misschien is het niet zoveel moeite, zoveel inspanning waard om mij te kennen. Later - in een volmaakter samenleving - zal stellig iemand anders, zoals ik geschapen, verschijnen en handelen in vrijheid.
Dit (het zitten) is de plaats van al degenen, die getekend zijn door liefde en mededogen. Wanneer zij zien hoe andere levende wezens lijden, zijn zij bereid in dit lijden af te dalen, en precies diezelfde pijn te ervaren in zichzelf. ( ) Het grote mededogen is de essentie van de meditatie. Het is haar lichaam, haar bron en haar middel, om zich in heel het universum te verspreiden. Zonder dit grote hart van liefde en mededogen is de meditatie, hoe verheven die in andere opzichten ook mag zijn, van geen enkele waarde.'
Noem mij bij mijn ware namen Thich Nhat Hanh[1] 1991
In Plum Village in Frankrijk, waar ik woon, ontvangen we elke week honderden brieven uit de vluchtelingenkampen in Singapore, Maleisië, Indonesië, Thailand en de Filippijnen. Het is schrijnend om die brieven te lezen, maar we moeten het wel doen, we moeten in contact blijven met wat daar gebeurt. We doen ons best om te helpen, maar het leed is zo groot dat we soms ontmoedigd raken. Men zegt dat de helft van de bootvluchtelingen op zee omkomt. Slechts de helft bereikt de kusten van Zuidoost-Azië, en vaak zijn ze zelfs dan nog niet veilig.
Veel jonge meisjes bootvluchtelingen worden door zeerovers verkracht. Ondanks het feit dat de Verenigde Naties en vele landen de Thaise regering proberen te helpen een eind te maken aan deze zeeroverij, blijft het leed dat de bootvluchtelingen van de zeerovers ondervinden, doorgaan. Op een dag ontvingen we een brief waarin stond dat een meisje van twaalf een bootvluchteling dat door een Thaise piraat verkracht was, overboord was gesprongen om zich te verdrinken.
Als je zo iets hoort, word je in eerste instantie woedend op die piraat. Natuurlijk kies je de kant van het meisje. Maar als je wat dieper kijkt, zul je het anders gaan zien. Als je de kant van het meisje kiest is de zaak eenvoudig. Je hoeft alleen maar een geweer te pakken en de piraat dood te schieten. Maar zo simpel is het niet. In mijn meditatie zag ik dat ik waarschijnlijk ook een zeerover zou zijn geworden als ik in het dorp van de piraat was geboren en onder dezelfde omstandigheden was opgegroeid. Ik zag ook dat er voortdurend babys langs de kust van de Golf van Siam worden geboren, honderden per dag, en dat als wij als pedagogen, maatschappelijk werkers, politici en anderen niets aan de huidige situatie veranderen, een aantal van hen over vijfentwintig jaar piraat zal zijn. Dat lijd geen twijfel. Als jij of ik vandaag in één van die vissersdorpjes geboren zou worden, is de kans groot dat wij over vijfentwintig jaar piraat zijn. Als je een geweer pakt en de piraat doodschiet, schiet je ons allemaal dood, want we zijn allemaal tot op zekere hoogte verantwoordelijk voor deze toestanden.
Na een lange meditatie schreef ik het volgend gedicht. ER komen drie mensen in voor: het twaalfjarig meisje, de zeerover en ik. Kunnen we elkaar aankijken en onszelf in elkaar herkennen? De titel van het gedicht luidt: Noem me alsjeblieft bij mijn ware namen, want ik heb zoveel namen. Wanneer ik een van deze namen hoor moet ik Ja zeggen.
Zeg niet dat ik morgen zal vertrekken,
want vandaag zelfs kom ik voortdurend aan.
Kijk goed: ik arriveer elke seconde
als een knop aan een lentetak,
als een jong vogeltje met tere vleugels,
dat leert zingen in zijn nieuwe nest,
als een rups in het hart van een bloem,
als een juweel verborgen in een steen.
Ik blijf komen om te lachen en te huilen,
te vrezen en te hopen.
Het kloppen van mijn hart is de geboorte en de
dood van al wat leeft.
Ik ben het eendagsvliegje dat zich vlak boven de rivier ontpoptµ
en ik ben de vogel die, als de lente komt, bijtijds arriveert
om het vliegje op te eten.
Ik ben de kikker die vrolijk rondzwemt in het heldere water van
de vijver en ik ben de ringslag die onhoorbaar nadert en zich
met de kikker voedt.
Ik ben het kind in Oeganda, vel over been,
mijn benen zo dun als bamboestokjes
en ik ben de wapenhandelaar
die dodelijke wapens aan Oeganda verkoopt.
Ik ben het twaalfjarige meisje,
vluchteling op een klein bootje,
dat overboord springt,
na verkracht te zijn door een zeerover.
En ik ben de zeerover, mijn hart nog niet in staat tot liefde en
begrip.
Ik ben een lid van het Politbureau,
met onbeperkte macht in mijn handen.
En ik ben de man die, langzaam stervend in een heropvoedingskamp,
zijn bloedschuld aan zijn volk moet betalen.
Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen
zodat ik al mijn huilen en lachen tegelijk kan horen,
zodat ik kan zien dat mijn vreugde n pijn één zijn.
Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen,
zodat ik kan ontwaken
en de deur van mijn hart open kan blijven,
de deur van mededogen.
[1] Thich Nhat Hanh werd in 1926 in Midden-Vietnam geboren. Toen hij zestien jaar was, verliet hij het ouderlijk huis om zenmonnik te worden. Hij richtte in Vietnam de School voor Sociale Dienstverlening van Jongeren op, de Van Hanh Universiteit (op boeddistische grondslag), en de Tiep Hien Orde (de Orde van inter-Zijn). Hij heeft les gegeven aan de universiteit van Columbia en aan de Sorbonne, was hoofd van de Vietnamees-Boeddistische vredesdelegatie tijdens vredesonderhandelingen in Parijs en werd door Martin Luther King Jr. voorgedragen als kandidaat voor de No belprijs voor de Vrede. Sinds 1966 woont hij als banneling in Frankrijk, waar hij zijn werk voortzet en schrijft, onderricht, in de tuin werkt en vluchtelingen over heel de wereld helpt.
Thich Nhat Hanh heeft in Zuid-Frankrijk een medittiegemeenschap, Plum Village, opgericht waar bealngstellenden samen met de vaste bewoners het leven in aandacht kunnen oefenen. Thich Nhat Hanh leidt heier ook geregeld retraites.
www.plumvillage.org of Plum Village Meyrac, Loubes-BErnac 47120 Duras, Frankrijk
In his best-selling book "A Brief History of Time", physicist Stephen Hawking claimed that when physicists find the theory he and his colleagues are looking for - a so-called "theory of everything" - then they will have seen into "the mind of God". Hawking is by no means the only scientist who has associated God with the laws of physics. Nobel laureate Leon Lederman, for example, has made a link between God and a subatomic particle known as the Higgs boson. Lederman has suggested that when physicists find this particle in their accelerators it will be like looking into the face of God. But what kind of God are these physicists talking about?
Theoretical physicist and Nobel laureate Steven Weinberg suggests that in fact this is not much of a God at all. Weinberg notes that traditionally the word "God" has meant "an interested personality". But that is not what Hawking and Lederman mean. Their "god", he says, is really just "an abstract principle of order and harmony", a set of mathematical equations. Weinberg questions then why they use the word "god" at all. He makes the rather profound point that "if language is to be of any use to us, then we ought to try and preserve the meaning of words, and 'god' historically has not meant the laws of nature." The question of just what is "God" has taxed theologians for thousands of years; what Weinberg reminds us is to be wary of glib definitions.
The intuitive mind is a sacred gift and the rational mind is a faithful servant. We have created a society that honors the servant and has forgotten the gift.
Albert Einstein - Widening our circles of compassion
A human being is part of a whole, called by us the Universe, a part limited in time and space. He experiences himself, his thoughts and feelings, as something separated from the rest a kind of optical delusion of his consciousness. This delusion is a kind of prison for us, restricting us to our personal desires and to affection for a few persons nearest us. Our task must be to free ourselves from this prison by widening our circles of compassion to embrace all living creatures and the whole of nature in its beauty.
Albert Einstein - German born American Physicist who developed the special and general theories of relativity. Nobel Prize for Physics in 1921. 1879-1955
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven, haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren, hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen. Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen, en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand. Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen en rennen door het vuur en door het water plassen tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot en zagen dat de man die zij hun vader heetten, bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten, een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
Mijn zoon stormt door het huis, een roffel op de trap. Hij is zichzelf een motor. Het lied dat in hem leeft ontsnapt hem soms. Ik hoor hem zingen op de gang en zwijg.
s Nachts is hij bang, hij twijfelt aan zichzelf, aan ons, de wereld. Ik neem hem in mijn arm en zonder spreken vaag ik de oorlog weg en kinderkanker mijn eigen dood, het monster van de tijd.
Ik lieg hem voor en red hem tot wij beiden slapen in gesloten veiligheid
Thebe Met leven toegerust voor beiden, liep ik vannacht de gangen in, die naar u leiden. Het ondergronds geburchte droeg een stilte, die met tegenzin mijn tred verdroeg.
De muren stonden als verzadigd van ruige schimmel; lucht en licht, voorgoed beschadigd, beten mij niet; de wil alleen bij u te zijn in 't jongste gericht hield mij ter been.
Het labyrinth verliep in schroeven en eender, blinder cirkeling. U ten behoeve? Ik weet niet meer hoe lang ik ging. Hoe brachten zij, die u begroeven, zover een ding?
Totdat mijn voeten op u stuiten: uit een volslagen duisternis zag ik nog uw ogen open splijten; uw handen, die ik niet kon tillen, voelde ik langs het leven strelen, dat in mij sloeg; uw mond, in dood verhalen, vroeg.
Een taal waarvoor geen teken is in dit heelal, verstond ik voor de laatste maal.
Maar had geen adem meer genoeg en ben gevlucht in dit gedicht: noodtrappen naar het morgenlicht vervaald en veel te vroeg