De geliefden
Zij breken
met hun ogen de straten open
en vullen ze
met water tot de gondelier de touwen viert.
Zoals de zon
met de hagelsteen, springen ze
met de koude om.
Moeiteloos
en vanzelfsprekend maken ze
van data
waarop
een heilig getal,
van
schelpen, entreekaarten, snippers
vingernagel
een talisman,
van wensen
in kerken gedaan littekens
van was op het vel.
Zij
onthouden slechts wat ze samen
hebben waargenomen
en ontnemen
hetgeen niet
ontroert het recht op bestaan.
Niet om de
warmte. Om de lichtglans
op het
gelaat liggen ze voor de haard.
En het
wonderlijkste van alles,
zonder het
uit te proesten
zweren zij elkaar trouw voor deeuwigheid.
Eddy van Vliet
|