Lotloosheid
Onbepaald door het lot
Wat ik met 'lot' bedoel? In ieder geval de kans op een tragedie. De determinante buitenwereld, de stigmatisering, die ons leven absurd maakt en het op gewelddadige wijze in een door totalitarisme beheerste situatie brengt, doet die kans teniet. Als we alleen de werkelijkheid van de ons opgelegde determinanten beleven, en niet de verplichtingen die uit onze eigen - betrekkelijke - vrijheid voortvloeien, ontstaat de toestand waarin men niet door het lot wordt bepaald, de toestand van lotloosheid. Imre Kértesz
Foto
Inhoud blog
  • Het graf van Pernath - Hugo Claus
  • Uitvaert van Maria van den Vondel
  • Arsenii Tarkovsky - From the Morning
  • Arsenii Tarkovsky - As a Child ...
  • Arsenii Tarkovsky - Eurydice
    Zoeken in blog

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    21-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paulus - Galatenbrief 5,13-6,10 - Gij zijt tot vrijheid geroepen - Vruchten van de Geest

    Gij immers zijt tot vrijheid geroepen,

    broeders-en-zusters,

    alleen: maakt die vrijheid niet

    tot een vrijbrief voor het vlees,

    nee, weest elkaar juist dienstbaar

    door de liefde!

    Want heel de Wet is vervat in één woord,

    in dít: ‘liefhebben zul je je naaste

    als jezelf’ (Lev 19,18)

    Maar als ge elkaar bijt en aanvreet,

    kijk dan uit dat ge niet

    door elkaar wordt vernietigd!

    Ik zeg daarmee: wandelt

    gedreven door de Geest

    en volbrengt niet

    het verlangen van het vlees.

    Want wat het vlees verlangt

    gaat tegen de Geest in,

    en de Geest gaat tegen het vlees in,

    want die zijn elkaars tegengestelden,

    zodat ge niet doet

    wat ge wel wilt.

    Maar als ge u laat leiden door Geestkracht,

    dan staat ge niet meer onder een wet.

    Het is duidelijk

    wat allemaal de werken van het vlees zijn:

    ontucht, zedeloosheid, bandeloosheid

    beeldenverering, toverij, vijandschappen,

    twist, na-ijver, woede uitbarstingen,

    uitingen van zelfzucht,

    tweedrachten, partijschappen,

    aanvallen van afgunst, dronkenschappen,

    orgiën en dergelijke dingen, -

    waarvan ik u voorzeg

    _ zoals ik voorheen gezegd heb _

    dat zij die dergelijke dingen bedrijven

    het koninkrijk Gods niet zullen beërven!

    Maar de vrucht van de Geest is

    liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid,

    vriendelijkheid, goedheid, betrouwbaarheid,

    zachtmoedigheid, zelfbeheersing;

    tegen dergelijke dingen is geen wet.

    Maar wie van Christus Jezus zijn

    hebben het vlees

    met zijn hartstochten en verlangens

    gekruisigd.

    Als wij leven uit Geestkracht,

    moeten wij in Geestkracht

    het spoor houden;

    laten we geen zoekers van ijdele eer

    worden, die elkaar uitdagen,

    op elkaar afgunstig zijn!

    Broeders-en-zusters,

    zelfs als een mens meegesleurd wordt

    in een of andere misstap,

    moet gij die door de Geest geleid wordt

    zo iemand terechthelpen

    in een geest van zachtmoedigheid,

    ziende op uzelf,

    dat gij niet óók in de verzoeking komt!

    Verdraagt elkaars lastigheden;

    zó zult ge Christus’ wet vervullen.

    Want als iemand meent iets te zijn

    terwijl hij niets is,

    bedriegt hij zichzelf.

    Nee, laat ieder zijn eigen werk toetsen,

    en dán zal hij zijn roem

    vóór zichzelf houden

    en niet naar de ander …

    want ieder zal zijn eigen vrachtje dragen.

    Maar wie onderwezen wordt in het woord

    moet wie hem onderwijst laten delen

    in alle goede dingen.

    Dwaalt niet:

    God laat niet met zich spotten (…)

    want al wat een mens zaait

    dat zal hij ook oogsten;

    want wie zaait in de akker van

    zijn eigen vlees

    zal er verderf oogsten,

    maar wie zaait in de akker van de Geest

    zal van de Geest eeuwig leven oogsten;

    laten wij in goed-doen

    niet verslappen;

    te gelegenertijd immers

    zullen wij oogsten

    als we niet verflauwen.

    Laten we daarom dan zolang we tijd hebben

    goede werken doen aan allen,

    maar het meest aan

    de huisgenoten des geloofs.

    (…)

    Galaten 5,13 – 6,10



    21-06-2009, 09:41 geschreven door Nao  
    20-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psalm 1 - Gelukkig de man ... 1

    אַשְֽׁרֵי־הָאִישׁ

    asher haish

    gelukkig de man

    Gelukkig (welvarend)

    is een groet, een felicitatie bijna.

    Iemand wordt welkom geheten in de kring. Hij wordt begroet om de weg die hij ging.

    ·         Hij wordt bevestigd in zijn gedrag: ‘Jij bent de goede weg gegaan”.

    ·         Tegelijk wordt in deze groet het perspectief op een goede toekomst geopend: “Je bent op de goede weg”.

    ·         Ten slotte: deze groet haalt iemand in de gemeenschap naar voeren. Hij gaat werken als een voorbeeld: “Dit is de weg die wij als gemeenschap moeten gaan”.

    Gelukkig (welvarend)

    roept de sfeer op van het gewone, alledaagse leen: thuis, op het land, in het dorp. Het leven met zijn bezigheden.

    Gelukkig (welvarend)

    is minder plechtig dan ‘gezegend’. De keuze voor het ‘profane’ woord ‘gelukkig’ (‘welvarend’) is geen toeval. Dat blijkt als we het begin van psalm 1 leggen naast de parallelle tekst uit Jeremiah:

    Gezegend de man die

    zich zekert in Wezer

    en wezen zal Wezer zijn zekerte

    en wezen zal hij als een boom

    gestekt aan water

    Jr 17, 7-8

    Uit Waaijman's bespreking van psalm 1.



    20-06-2009, 20:06 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Imre Kertész - Kadisj voor een niet geboren kind 1

    “Nee!” zei ik ogenblikkelijk en terstond, zonder aarzeling, bijna instinctief, want zo langzamerhand is het heel natuurlijk geworden dat onze instincten tegen onze instincten ingaan, dat niet onze instincten, maar onze ‘tegeninstincten’ functioneren, ja die instincten praktisch vervangen – ik maak een grapje, als dit althans grappig kan worden genoemd, ik bedoel: als de naakte, droevige werkelijkheid grappig kan worden genoemd.

    Het bovenstaande zei ik tegen de mij tegemoetkomende filosoof nadat we allebei stil waren blijven staan in het kwijnende en door een ziekte – misschien de tering – bijna hoorbaar hijgende beukenbos of -bosje of hoe het ook mag heten, ik geef toe dat ik geen greintje verstand van bomen heb, alleen sparren herken ik onmiddellijk, dankzij hun naalden, en platanen natuurlijk, want van die bomen houd ik; wat mij dierbaar is, herken ik, zelfs tegenwoordig nog, ondanks mijn tegeninstincten, altijd onmiddellijk, al is het niet de wurgende, de maag tot een vuist ballende, agressieve, elektriserende, bijna inspirerende herkenning die optreedt wanneer ik iets zie wat ik haat.

    Ik weet niet waarom bij mij altijd alles volkomen anders is dan bij andere mensen, en als ik het misschien toch weet, is het eenvoudiger om te doen alsof ik het niet weet.

    In principe zou een mens door zo’n gedragswijze heel wat verklaringen kunnen uitsparen, maar kennelijk kunnen w e ons niet onttrekken aan de verplichting om verklaringen af te leggen, we leggen immers voortdurend verklaringen af en rechtvaardigen ons gedrag steeds opnieuw, en zelfs het leven zelf, dat onverklaarbare geheel van fenomenen en gevoelens, eist verklaringen van ons, evenals onze omgeving dat doet en uiteindelijk ook wijzelf, en dat gaat net zo lang door totdat wij erin slagen om ons heen, ja ook onszelf, te vernietigen, dat wil zeggen dood te verklaren, expliceerde ik de filosoof met de mij tegen de borst stuitende maar onbedwingbare praatzucht die mi altijd bevangt wanneer ik niets te zeggen heb, een praatzucht die, naar ik vrees, aan dezelfde wortel ontspruit als mijn gewoonte om in restaurants, taxi’s en bij het omkopen van ambtelijke en halfambtelijke personen vorstelijke fooien uit te delen, zoals ook mijn overdreven, aan zelfverloochening grenzende beleefdheid een loot van die wortel is; het lijkt wel alsof ik onophoudelijk om mijn leven smeek, om het leven dat ik thans leid – Here God!

    Ik liep te wandelen door het bos – een nogal weidse benaming voor het groepje armtierige eikenbomen waar ik tussendoor liep -, in de frisse lucht – een lucht die overigens nogal bedorven rook -, om me wat te laten uitwaaien, laat ik het zo maar zeggen, zo klinkt het het beste als men de betekenis van de woorden niet te nauw neemt, want neemt men die wel nauw, dan is dit natuurlijk klinkklare onzin, ik hoefde immers helemaal niet ‘uitgewaaid’ te worden, integendeel, ik ben heel gevoelig voor tocht; op de plaats die ik bedoel bracht ik – als zo dikwijls – mijn vakantie door, een korte vakantie (ik ga niet in op de betekenisnuances vn het woord ‘kort’) in een Hongaars middelgebergte, in een huis – laten we het een vakatnietehuis noemen, hoewel ik evengoed van een werkplaats zou kunnen spreken (ik werk immers onafgebroken, en niet alleen omdat het leven mij daartoe dwingt: als ik niet zou werken, leefde ik, en als ik leefde, weet ik niet waartoe ik mij gedwongen zou voelen, het is maar goed dat ik dat niet weet, hoewel mijn cellen en mijn ingewanden het ongetwijfeld wel weten, daarom werk ik ook onafgebroken; zolang ik werk kan ik blijven voortbestaan, als ik niet werkte, zou ik vermoedelijk niet kunnen voortbestaan, daarom neem ik mijn werk serieus, ik moet het wel serieus nemen omdat er zo’n nauw verband bestaat tussen mijn werk en mijn voortbestaan, dat staat vast).

    Ik logeerde dus in een vakantietehuis, in een tehuis waar ik af en toe een poosje mag wonen en dan in het illustere gezelschap verkeer van soortgelijke intellectuelen als ikzelf, van mensen waarop ik lijk en die ik dus niet kan ontwijken, want hoe stil ik me ook in mijn kamer terugtrek (ik verraad het geheim van mijn schuilplaats hoogstens door het ingetogen geratel van mijn schrijfmachine) en hoe zachtjes ik ook door de gangen sluip, een mens moet weleens eten en als ik eet, verkeer ik in het meedogenloze gezelschap van mijn disgenoten; bovendien moet men zich ook weleens vertreden; tijdens een van die wandelingen kwam de filosoof dr. Obláth me tegemoet, midden in het bos, in al zijn grofstoffelijkheid, in het geheel niet harmoniërend met de omgeving; hij droeg een pet met bruine en beige ruiten  en een wijde jas met raglanmouwen; dr. Obláths ogen zijn smal en groenblauw en zijn grote, weke gezicht lijkt op een goed doorgekneed en langdurig gerezen stuk deeg; hij heeft een heel alledaags, fatsoenlijk beroep, namelijk het beoefenen van de filosofie, wat hij desgewenst kan aantonen met zijn persoonsbewijs; dr. Obláth is filosoof, zoals ook Immanuel Kant, Baruch Spinoza en Heraclitus van Ephese filosofen zijn geweest en zoals ik schrijver en literair vertaler ben; ik maak mezelf echter niet nog belachelijker dan ik al ben door nu een aantal beroemde schrijversnamen op te sommen, namen van mensen die nog echte schrijvers en (soms ook) echte vertalers waren, want ik ben al belachelijk genoeg door dit beroep, hoewel het feit dat ik ook vertaler ben een schijn van objectiviteit aan mijn bezigheden verleent en die bezigheiden op de uitoefening van een officieel beroep doet lijken (zodat ze acceptabel zijn voor bepaalde lieden, voornamelijk autoriteiten, en ook voor mezelf trouwens, zij het om geheel andere redenen).

    “Nee!” schreeuwde en huilde iets in me, ogenblikkelijk en terstond, toen mijn vrouw (…)

    Imre Kertész – Kaddisj voor een niet geboren kind – Van Gennep Amsterdam - blz. 7-9.



    20-06-2009, 13:04 geschreven door Nao  
    18-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Omtrent Nagy 4

    De meerwaarde van het contextueel denken voor het welzijnswerk

    Kris Janssens & Marleen Heylen

    Het contextueel gedachtegoed van Ivan Boszormenyi-Nagy wint op een onmiskenbare manier meer en meer terrein in het welzijnswerk. Dit is helemaal niet zo verwonderlijk als we zien dat welzijnswerkers dagelijks heel concreet en heel acuut te maken krijgen met vragen rond verbindingen en breuken in familiale banden en met steeds terugkerende problematieken over de generaties heen. Deze hulpverleners vragen een kader en een visie die hen aangrijpingspunten bieden om zich steeds opnieuw in te zetten temidden van een schijnbare uitzichtloosheid. Maar ook andere hulpverleners kampen meer en meer met gelijkaardige ervaringen en de belangstelling vanuit andere sectoren neemt gestaag toe: OCMW's, mutualiteiten, allerlei vormen van (semi-)residentiële opvang van gehandicapten, psychiatrie, sociale diensten in de gezondheidszorg en allerhande overheidsdiensten, palliatieve eenheden, buurtwerk, diverse afdelingen van het algemeen welzijnswerk, justitie, vlucht- en opvanghuizen, thuislozenzorg, enzovoort. Al deze hulpverleners zoeken naar antwoorden op de vragen waarmee ze dagelijks geconfronteerd worden. In de contextuele visie vinden zij een belangrijke respons en de nodige ankerpunten om in de complexiteit van het werkterrein constructief te blijven handelen. En dit is niet zo vreemd als we volgend fragment lezen uit het boek ‘Grondbeginselen van de contextuele benadering’ (blz. 19-20):

    Sinds 1958 heeft de contextuele benadering een organisch ontwikkelingsproces doorgemaakt. De aanzet was de maatschappelijke achtergrond van overbelaste, geïsoleerde en verbroken kerngezinnen. Contextuele therapie is een verhandeling die zich in een rechtstreeks antwoord heeft gericht op de maatschappelijke, politieke en economische werkelijkheid. Deze visie op het gezin is het meest directe antwoord op het nieuws in de dagbladen en sociaaldemografische statistieken. De omstandigheden waaronder het gezin als sociale institutie tracht te overleven, zijn voor iedereen zichtbaar. Echtscheidings­statistieken geven weer dat gezinnen proberen voort te bestaan in het vacuüm dat ontstond, toen de verbinding tussen levensvatbare relaties en intergenerationele geworteldheid werd verbroken en de ethische implicaties van die verbinding verloren gingen. In deze sociale context werden ethische dynamieken als familiale loyaliteit en andere imperatieven die voortkomen uit gemeenschappelijke wortels, hevig op de proef gesteld. In onze huidige sociale context is het gezin nog meer verbrokkeld, en steeds minder vrouwen met kinderen zijn in staat zichzelf boven de armoedegrens te houden. Ethische kwesties, zowel binnen als buiten de familie en tussen familie en de samenleving, zijn nog nooit zo nijpend geweest. Door aan deze bezorgdheden voorrang te geven, neemt de contextuele therapie afstand van het accentueren van abstracte hypothesen zoals ‘structurele’ afwijkingen of ‘rigide communicatieregels’. De belangrijkste lasten van het hedendaags kerngezin zijn complex, maar men kan ze niet eenvoudigweg reduceren tot sequenties van interacties die zich voordoen in het kerngezin of zelfs de grootfamilie.

    De contextuele visie is dus vanuit zijn ontstaan in de eerste plaats gericht op het terrein van het maatschappelijk en sociaal welzijn van mensen, net het terrein waarin de eerstelijnswerker het meest actief is. Zij hebben reeds decennia lang ervaren waar het in de contextuele visie om draait en dit in heel concrete situaties. De verklaring waarom een in aanvang therapeutisch kader zo vlot en gemakkelijk aangrijpingspunten vindt in de dagelijkse praktijk van het welzijnswerk is daarmee gevonden. Dit gegeven daagt ons uit om stil te staan bij de vragen en de opdrachten die leven in de welzijnswereld en bij de antwoorden die men hierop kan formuleren vanuit de contextuele visie.

    We willen tonen hoe we vanuit het theoretisch kader van de contextuele therapie een methode ontwikkelden die een verruimende bijdrage levert aan de inhoud van het welzijnswerk. De toepasbaarheid ervan strekt zich uit over de diverse werkvormen en opdrachten die het welzijnswerk rijk is en richt zich dus naar de ruime groep hulpverleners die deze sector bevolken. We benoemen de hulpvrager meestal als ‘cliënt’ omdat dit voor ons als ‘auteurs’ de meest geëigende benaming is, niet omdat we ons willen beperken tot bepaalde werkterreinen. Als lezer kan je dit ook begrijpen als ‘gast’, ‘bewoner’, ‘patiënt’, ‘resident’, enzovoort.

    Het ligt niet in onze bedoeling om uitvoerig stil te staan bij de theorie van het contextueel denken. Hiervoor verwijzen we naar de reeds bestaande literatuur. Wel willen we aantonen hoe je met een aantal begrippen concreet kan werken in de dagelijkse realiteit van het welzijnswerk. We laten zien hoe dit kader een houvast en leidraad is voor de hulpverlener en hoe deze methode een belangrijke bijdrage levert aan het hulpverleningsproces

    We overlopen achtereenvolgens de meest in het oog springende winstpunten voor de dagdagelijkse praktijk van het welzijnswerk en lichten dit toe.

    1. De meerwaarde voor de hulpvrager en voor het hulpverleningsproces.

    1.1. Een kapstok met vier haken.

    Het kijken naar de menselijke relaties vanuit de vier dimensies levert een overzichtelijk en bruikbaar kader aan de welzijnswerker waardoor het inzicht in de vaak complexe dynamiek verhoogt. Denk maar aan de veelheid van vragen waarmee een OCMW-werker dagelijks te maken krijgt of bij de verwikkelingen rond een uithuisplaatsing van jongeren of personen met een handicap. Of kijk naar alle ambulante en residentiële voorzieningen waarvan de werkterreinen liggen in de complexiteit van gezinnen in een echtscheidingssituatie, nieuw-samengestelde gezinnen, intra-familiaal misbruik en geweld, opvoedkundige thema’s in gezinnen met opgroeiende kinderen, enzovoort.

    De meeste contextuele literatuur vertrekt vanuit de indeling in de vier dimensies, omdat dit meteen duidelijk maakt hoe het contextueel gedachtegoed zich verhoudt tot de andere invalshoeken en denkkaders. De welzijnswerker kan hierin ontdekken dat veel van de eerder gebruikte methoden en hulpverleningshoudingen waardevol en noodzakelijk blijven. Meer nog, ze worden in hun mogelijkheden en krachten erkend door ze in de juiste dimensie te plaatsen. Vermits we beloofden geen uitgebreide theorieën uit te werken, zullen we ons hier beperken tot een korte maar noodzakelijke toelichting om de winstpunten van het kader van de vier dimensies voor het welzijnswerk te verduidelijken.

    In de eerste dimensie worden alle feitelijke gegevens die zich in het leven van de mens hebben voorgedaan - en zich momenteel nog voordoen - op een rij gezet. Een bijzonder instrument hiervoor is het genogram. Eén van de doelstellingen van het opmaken ervan is gericht op het in kaart brengen van al dit feitenmateriaal op een zo volledig mogelijke wijze en over de generaties heen. Een groot deel van het maatschappelijk werk situeert zich op de eerste dimensie omdat veel vragen op een eerstelijnsdienst zeer concrete onderwerpen hebben. Maar men mag in de geboden hulpverlening niet uit het oog verliezen dat er ook nog een tweede, derde en vierde dimensie bestaat.

    Om dit te verduidelijken geef ik een dagelijks voorbeeld: een cliënt meldt zich aan met financiële problemen.

    De vaststelling van de grootte van de schulden, wie de schuldeisers zijn, hoeveel reeds werd afgelost, hoe groot het gezinsinkomen is en hoeveel mensen hiervan moeten leven, welke andere bestaanmiddelen er zijn, enzovoort, situeert zich duidelijk op de eerste dimensie.

    De tweede dimensie beslaat het terrein van de psychologie. Concreet gaat het hier over angsten, wensen, gevoelens, dromen, fantasieën, egosterkte, verwachtingen, geheugen, leerprocessen, enzovoort. Talrijke psychologische theorieën vinden hier hun inbreng.

    In ons voorbeeld kan het gaan over de angsten en de onzekerheden waarmee de cliënt worstelt. Benoemen hoezeer de schulden drukken op deze cliënt, hoe zijn schuldgevoelens tegenover zijn gezinsleden hem doen wakker liggen, hoeveel woede, verdriet en schaamte hiermee gepaard gaan, enzovoort, is onderwerp van de tweede dimensie.

    De interacties vullen de derde dimensie in. Hiertoe behoren de invalshoeken vanuit de systeem- en communicatietheorieën. Begrippen als systeem, machtsstructuren, coalities, homeostase, zondebokmechanismen, communicatiepatronen, enzovoort zijn hier aan de orde.

    Zo kan in het voorbeeld blijken dat in het gezin nauwelijks gesproken wordt over de schuldenlast, of omgekeerd: dat dit nog het enige gespreksonderwerp is in de relatie. Het gezinsevenwicht kan grondig verstoord zijn en het nemen van financiële beslissingen kan een machtskwestie worden tussen de partners. Het kan ook dat iemand als (on-)schuldige voor de moeilijkheden wordt aanzien door de overige gezinsleden. Betekenisvol is ook de positie waarin de hulpvrager staat tegenover de hulpverlener en diens organisatie.

    De vierde overkoepelende dimensie is de eigenlijke contextuele dimensie die de relationele ethiek omvat. Nagy omschrijft ‘relationele ethiek’ als het leggen van 'een betrouwbare basis voor het omgaan met elkaar, waardoor het vertrouwen, de veiligheid en de solidariteit tussen mensen vergroot'. Het kan hierbij gaan over het vragen om en erkenning geven aan de zorg van anderen en dit op basis van rechtvaardigheid.

    Zo kunnen we in het gezin van deze cliënt nagaan hoe elk gezinslid (ook het kleine kind) zijn bijdrage levert aan de oplossing van het financiële probleem en of dit een rechtvaardige bijdrage is die rekening houdt met zijn krachten en mogelijkheden. Er wordt gezien wie door zijn investeringen verdienste verwerft en of dit erkend wordt door de anderen. Er kan ook stilgestaan worden bij de vraag hoe het is als loyale volwassen dochter of zoon tegenover de eigen ouders om in financiële problemen verzeild te raken en hoe ermee wordt omgegaan binnen de respectievelijke gezinnen van herkomst. Het intergenerationele verhaal over financiële kwesties en over schuldenlasten is een belangrijk element in de hulp aan deze cliënt.

    Een benadering die zich beperkt tot de feiten van de eerste dimensie laat dus een heleboel andere kansen en mogelijkheden onbenut om de werkelijke draagwijdte van problemen bespreekbaar te maken. Plaats geven aan de overige dimensies kan het welzijn van de cliënt op fundamentelere basis bevorderen en kan zo het ontstaan van verdere problemen voorkomen.

    Elk van de eerste drie dimensies heeft invloed op de relationele ethiek (vierde dimensie) en is niet los te koppelen van de andere dimensies. Daardoor is ook de éne dimensie niet belangrijker dan de andere en dient elk ervan evenwaardige aandacht te krijgen van welzijnswerker. Om het met een metafoor te zeggen: een kapstok waar alles aan één haak opgehangen wordt, valt om. Een evenwichtige verdeling over de vier haken behoudt de stabiliteit.

    De ordening in de vier dimensies schept ook duidelijkheid in de complexe ‘neven’-verschijnselen van een probleemstelling. We zetten ‘neven’ tussen aanhalingstekens omdat ze vaak zo bekeken worden, maar vanuit de vier dimensies hun evenwaardig belang hebben in het geheel. Dikwijls raken zij juist de kern van het gezinsprobleem en van de verstoorde relaties met de omgeving. Een gebrek aan aandacht hiervoor kan ook een efficiënte hulpverlening in de weg staan. Om nog even naar ons voorbeeld terug te keren:

    Hoe kan je adequaat omgaan met de woede- en schaamte-uitingen van de cliënt die worden afgereageerd op bureau van de hulpverlener, als je geen oog hebt voor de tweede dimensie? Hoe kan je bij een huisbezoek de onverschillige reactie van de partner begrijpen als je de derde dimensie links laat liggen? Hoe kan je de plotselinge gedragsproblemen van de puber in dit gezin kaderen als jij en de omgeving niet opmerken hoe hij ongezien mee de zorgen van het gezin draagt?

    1.2. Een kamer vol mensen

    Eigen aan de houding van de contextuele hulpverlener is de meerzijdige partijdigheid waarbij hij vanuit alle betrokkenen, ook vanuit diegenen die niet aanwezig zijn of zelfs (nog) niet (meer) in leven zijn, naar de situatie kijkt. De woon- en de spreekkamer zit voor de hulpverlener altijd ‘vol mensen’, ook al is er in feite slechts één persoon aanwezig. Door beurtelings de verdiensten en de rekeningen van elke partij te bekijken komen we tot de houding van de meerzijdige partijdigheid.

    De aanzet tot deze houding zit vaak 'ingebakken' bij veel welzijnswerkers omdat zij door de eigenheid van de werkvormen waarin zij actief zijn, automatisch rekening houden met de omgeving van de hulpvrager bijvoorbeeld bij huisbezoeken, bij bezoekmomenten in de residentiële voorziening, bij administratieve formaliteiten waarbij gegevens van overige familieleden gevraagd worden, enzovoort. De contextuele visie en zijn meerzijdige partijdigheid biedt de mogelijkheid hiermee bewuster en directer om te gaan, waardoor de factor van de toevallige af- of aanwezig­heid verdwijnt. Deze houding is soms moeilijk te realiseren maar heeft zijn bijzondere waarde in het welzijnswerk, omdat we van hieruit zorg dragen voor alle betrokkenen van de relationele werkelijkheid van de cliënt. Bovendien verhoogt deze houding het vertrouwen van de cliënt in de hulpverlener. Tijdens een bezoek aan België illustreerde Nagy deze meerzijdige partijdigheid met de opvallende uitspraak: “I’m not a parent-beater” waarmee hij zich distantieert van de tendens om ouders (en dan bij voorkeur de moeders) als ‘schuldigen’ aan te wijzen. Dit druist namelijk regelrecht in tegen de principes van de meerzijdige partijdigheid.

    Vanuit de zekerheid van de cliënt dat de hulpverlener door deze meerzijdige partijdigheid de rechtvaardige belangen van de omgeving van de cliënt blijft zien, wordt de cliënt ook niet deloyaal door het verhaal vanuit zijn standpunt te brengen. Onlangs werd dit ons op een vrij extreme manier duidelijk gemaakt tijdens een gesprek met een cliënte. Als incestslachtoffer verwoordde zij dat het haar geruststelde dat we ook met daders van seksueel geweld werken. Vanuit de zekerheid die zij heeft dat we vanuit onze werkervaring ook nog kunnen blijven zien dat deze man meer is dan alleen een incestpleger, kan zij haar verhaal vrij verwoorden. Ze moet in onze gesprekken haar vader - zoals ze tegenover de buitenwereld gewoonlijk wel moet doen - niet in bescherming nemen. Haar loyaliteit blijft intact.

    1.3. Met vereende krachten

    Kenmerkend voor het welzijnswerk is de focus op netwerkondersteuning. Een contextuele welzijnswerker verruimt dit netwerk met de aanwezige en noodzakelijke hulpverleningsinstanties. Tijdens het opmaken van het genogram en het ecogram worden meteen ook alle potentiële hulpbronnen in kaart gebracht. Een ingangspoort hiertoe is de mogelijkheid die veel welzijnswerkers hebben om de cliënt in zijn eigen vertrouwde omgeving te zien, bijvoorbeeld tijdens het huisbezoek of tijdens de gesprekken in de kamer van de resident. De foto’s aan de muur, de aanwezigheid van huisdieren en de plaats die zij innemen, brieven die geschreven werden of het bezoek dat geweest is, de woonomgeving, de aan- of afwezigheid van huisgenoten, zijn belangrijke bronnen om de relaties van de cliënt te helpen in beeld brengen. Door deze te exploreren op hun beschikbaarheid, hun betrouwbaarheid en door de afbakening van de verschillende terreinen waarin ondersteuning nodig is, legt de hulpverlener meteen ook de basis voor de uitbouw van een ondersteunend geheel. Deze bronnen liggen veelal in de persoonlijke leefomgeving van de cliënt maar vinden we daarnaast ook in de bestaande hulpverlenings­instanties. Voor het mobiliseren van deze krachten doen we een duidelijk appèl op de cliënt om hierin op een gepaste manier zelf actie te ondernemen. Zo verwachten we van hem dat hij zelf mee zoekt wat hij nodig heeft en welke persoon of dienst hem daarin het best kan ondersteunen. Indien mogelijk spreekt hij hiertoe zelf de mensen en de diensten aan met zijn concrete vragen. Een contextueel geïnspireerd welzijnswerker ontwikkelt hiervoor een bijzondere aandacht en werkt op deze manier ontvoogdend met de cliënt: zijn zelfwaardegevoel en zijn autonomie zullen hierdoor vergroten.

    Door bewust en actief te werken met de zorgomgeving van de hulpvrager wordt elke omgever erkend voor zijn inbreng en zijn betekenis. De hulpverlener zou deze erkenning kunnen geven, maar ze wint aan kracht en effect indien de hulpverlener de cliënt ertoe kan bewegen om zelf deze erkenning te formuleren naar de diegene die investeert in zorg voor hem. Het maakt een hemelsbreed verschil voor een achttienjarige zoon die mee de zorg opneemt voor zijn terminaal zieke moeder dat hij van haar hoort hoezeer ze zijn inzet waardeert dan wanneer de maatschappelijk werker dit doet. De wederkerigheid in de balans van geven en ontvangen tussen de moeder en de zoon neemt hiermee in belangrijke mate toe.

    1.4. Oude wijn in nieuwe vaten: voorkomen blijft nog altijd beter dan genezen.

    Eén van de basisopdrachten van het welzijnswerk omvat preventie. Hulpverleners trachten hierop een antwoord te formuleren met een probleembenadering op structureel niveau. Het doel hiervan is te anticiperen op de voortzetting of de herhaling van probleemscheppende handelingen. Een belangrijk onderdeel van deze taak wordt vanuit de contextuele visie ingevuld via de zorg die gedragen wordt voor de belangen van de toekomstige generaties. Elke generatie heeft tot opdracht om de erfenis aan gedragingen, opvattingen en attitudes die van generatie op generatie worden overgedragen, kritisch te evalueren op hun bijdrage voor de toekomst. De uitspraak 'het beter willen doen dan mijn ouders' of 'mijn kinderen doe ik niet aan wat mijn ouders mij hebben aangedaan' klinkt elke welzijnswerker al te bekend in de oren. Deze wens voor de volgende generatie en de wil om zelf daadwerkelijk de destructieve elementen om te buigen in plaats van ze onder vorm van 'traditie' verder te zetten, zijn de aangrijpingpunten waarop de hulpverlener verder kan verkennen: wat wil je bereiken, hoe wil je dit doen, wat heb je daarvoor nodig, wie kan je daarbij helpen, welke inspanningen hebben jij of anderen hiertoe reeds geleverd, wie heeft gezien wat je al hebt geïnvesteerd, heb jij al opgemerkt dat anderen ook een bijdrage hebben gedaan, wat hindert je om deze verandering te bereiken, enzovoort.

    Hoe vaak de wens tot doorbreking van de oude 'familiegewoonten' ook geuit wordt, daarnaast volgt dikwijls de onmacht omdat de overgeërfde patronen niet zo eenvoudig te doorbreken zijn omwille van roulerende rekeningen of van loyaliteiten. Sommige destructieve overervingen kunnen doorbroken worden op eigen kracht, soms is de hulp en de ondersteuning van een hulpverlener die hier oog voor heeft noodzakelijk, soms is een doorverwijzing naar een therapeut aangewezen of blijkt residentiële hulp nodig.

    Telkens iemand erin slaagt om te investeren in de toekomst, voorkomt men dat problemen in dezelfde vorm telkens opnieuw opduiken in een volgende generatie: soms wordt de ernst ervan verminderd, soms slaagt men erin om de herhaling van de problemen te voorkomen.

    1.5. De kracht van het woord

    De taal is voor de welzijnswerker de belangrijkste bijdrage van het contextueel begrippenkader om te benoemen wat zich op relationeel ethisch niveau voordoet. De hulpverlener werkt voortdurend met de inhoud van de vierde dimensie zonder deze misschien als dusdanig te herkennen, laat staan ze zo te benoemen. Hulpverleners hebben steeds zelf hun weg moeten vinden in allerlei dynamieken die ze over zich heen krijgen op het werkterrein. Deze contextuele taal creëert dus niets nieuws maar benoemt de vanzelfsprekendheden die ze in het welzijnswerk tegenkomen. We ondervinden dit telkens wanneer we de begrippen toelichten aan cursisten en geïnteresseerde collega's uit de welzijnswereld. Zij wéten waarover het gaat en de herkenning vanuit het werkterrein is groot. We benoemen dus niets nieuws voor de welzijnswerker.

    Wat een naam krijgt bestaat en wordt gezien. Het risico is groot dat we aan fundamentele aspecten van de cliënt voorbijgaan zolang we geen woorden geven aan wat zich op dit niveau afspeelt. De taal biedt erkenning voor wat eerder subtiel en weinig tastbaar aanwezig is maar wat onmiskenbaar een wezenlijke rol speelt in relaties. Als wij als welzijnswerkers geen taal hebben om te benoemen wat we zien afspelen tussen grootouders, ouders en kinderen, zullen we er niet zo bewust mee omgaan en zullen we waarschijnlijk voorbij gaan aan de werkzame krachten die hierin schuilen. Door het schijnbaar ongrijpbare te benoemen stappen we uit de ijle sfeer en wordt de inhoud zichtbaar en herkenbaar in de concrete handelingen en gedragingen van de cliënt en zijn omgevers.

    1.6. Een deksel op vele potjes.

    Soms horen we de bedenking dat de contextuele visie en de vierde dimensie in het bijzonder toch wel heel ingewikkelde materie is, waardoor de vraag rijst of deze hulpverleningsvorm wel geschikt is voor multi-problemgezinnen, kansarmen, kinderen, zwakbegaafden, enzovoort. Onze mening is dat deze doelgroepen meer dan in gelijk welke andere methode bijzonder gebaat zijn bij een contextuele benadering.

    Allereerst stellen we vast dat de contextuele taal voor de welzijnswerker zoveel herkenning biedt aan wat zich binnen de hulpverlening afspeelt op niveau van de vierde dimensie en dat dit effect ook doorloopt naar de hulpvrager. Onze ervaring met het uiteenlopend contextueel werken op eerstelijnsdiensten leert ons dat cliënten de inhoud van de contextuele begrippen zeer snel begrijpen en herkennen zonder daarvoor enige scholing nodig te hebben. De contextuele visie voert geen dialoog over het hoofd van de hulpvrager, maar benoemt wel heel tastbaar en concreet de dingen in zijn leven. Het is een misverstand te denken dat je over een zekere dosis intelligentie en kennis moet beschikken om beter te begrijpen waar het in de relationele ethiek om gaat. Soms ervaren eerstelijnshulpverleners net het tegendeel. Mentaal zwakkeren, mensen die een vrij marginaal leven leiden, analfabeten, (jonge) kinderen, enzovoort, staan direct en onmiddellijk in contact met hun eigen relationele ethiek, zonder afleiding door allerlei theoretische bedenkingen en rationele overwegingen. De interventies van de contextuele hulpverlener geven hen heel tastbaar feedback over hun eigen leven en biedt hen aanzetten tot actie in heel concrete handelingen.

    Op de tweede plaats gaat er in de contextuele hulpverlening niet over om mensen te beoordelen in termen van 'slecht en goed', of van 'waar of onwaar'. We willen hierbij een fragment citeren uit het boek "Grondbeginselen van de contextuele benadering" van Nagy (blz. 12-13):

    Door te werken met de balans van geven en ontvangen tussen mensen wordt het minder belangrijk na te gaan wat de waarheid is van wat mensen onderling tegen elkaar zeggen. De cliënten wegen ieder voor zich af wat belangrijk is en wat 'waar' is. Het is trouwens niet aan de hulpverlener vast te stellen wat wel of niet waar is in de relatie tussen mensen. In het domein van de relationele ethiek gaat het om de ethiek van rechtvaardigheid, billijkheid en betrouwbaarheid: hoe men in een relatie billijk ten opzichte van de ander kan zijn. (.........) Het wegen van de billijkheid gebeurt altijd tussen de mensen die met elkaar een relatie hebben. Alleen zij kunnen uiteindelijk door middel van dialoog, het verduidelijken van wat ieders geven en ontvangen inhoudt, bepalen of de relatie billijk is. De hulpverlener kan hierbij behulpzaam zijn door het stellen van vragen over de betrouwbaarheid, over ieders inbreng en hulpvragen, over de gerechtigde aanspraken en verplichtingen. Dan werkt men aan de relationeel-ethische component van de relatie.

    Met dit uitgangspunt voorkomt de hulpverlener dat cliënten zich beoordeeld voelen in hun relatiepatronen, die kunnen afwijken van wat de maatschappelijke regels voorschrijven. Zij ervaren dit als een respect voor de eigen relationele ethiek, waardoor zij sneller bereid zullen zijn om de vragen die de contextuele hulpverlener stelt ernstig af te wegen in hun leefwereld. De relationele ethiek richt zich immers op het uniek menselijk proces van het verwerven van een eerlijke en rechtvaardige balans van geven en ontvangen tussen de mensen. Tenslotte zijn zij het zelf die deze balansen in hun eigen relaties moeten evalueren. Vanuit dergelijke opstelling van de hulpverlener kan elke cliënt zich erkend weten in een contextuele benadering, ongeacht het mens- en wereldbeeld van de betrokkenen.

    Op de derde plaats staan we stil bij de opmerking dat deze hulpverlening enkel geschikt zou zijn voor langdurige begeleidingen. Uiteraard liggen de mogelijkheden bij kortdurende begeleidingen anders, maar ze zijn daarom niet minder belangrijk. Een hulpverlener die vanuit een 'contextuele bril' naar mensen kijkt zal sowieso andere dingen opmerken en in vraag stellen. Denk maar even terug aan het voorbeeld dat we eerder gaven rond de aanmelding van een persoon met financiële problemen. Bij dit soort aanmeldingen beperkt veel hulpverlening zich tot de eerste dimensie. De kennis van de andere dimensies doet de hulpverlener specifieke vragen stellen en kenmerkende signalen opvangen waaraan hij anders zou voorbijgaan. Door deze benadering erkennen we mensen ook in de andere aspecten van hun probleem. Kunnen we omwille van de beperktheid van onze opdracht de begeleiding niet verder opnemen, dan is het altijd zinvol om vanuit een verkenning over de vier dimensies, een gerichte doorverwijzing te doen naar andere diensten, hulpverleners en therapeuten. Het maakt voor de cliënt een groot verschil om een hulpverlener te treffen die voorbij de eerste aanmeldingsfeiten kijkt. Een enkele opmerking, een vraag, een erkenning, kan voor de cliënt een bijzondere betekenis krijgen en kan gevolgen hebben waar we als hulpverlener niet altijd zicht op hebben. In het algemeen welzijnswerk krijgen we regelmatig cliënten over de vloer die rechtstreeks door een OCMW-werker worden doorverwezen, maar ook mensen die zich door een gesprek met de maatschappelijk werker zo aan het denken zijn gebracht dat zij zelf de stap zetten om de totaliteit van hun problemen op te nemen in een langere begeleiding. Nog minder zichtbaar maar even belangrijk zijn die cliënten die na enkele zinvolle contacten met de OCMW-werker, op eigen krachten een aantal belangrijke positieve veranderingen in hun situatie kunnen doorvoeren.

    2. De meerwaarde voor de hulpverlener.

    De zorg voor de welzijnswerker zelf wordt in de contextuele zienswijze op een nadrukkelijke wijze opgenomen en manifesteert zich op drie terreinen. Allereerst wordt hij erkend in de beschikbare ruimte van zijn opdracht en er wordt rekening gehouden met zijn noden en vragen. Daarnaast wordt een positieve ingesteldheid gecreëerd door zich niet uitsluitend te richten op de problemen en hun negatieve invloeden. Ten derde wordt de afbakening van de mogelijkheden van de welzijnswerker als een basisgegeven erkend en worden de hulpverleningsdoelen hierop afgesteld.

    2.1. Epistemologie of pragmatiek?

    De gemotiveerde welzijnswerker heeft op het terrein vaak nood aan inventieve ideeën en creatieve invalshoeken om het hoofd te bieden op wat op hen afkomt in het werkterrein. Studiedagen worden bezocht, opleidingen worden gevolgd en (leesbare) boeken worden er soms op nageslagen. De gemiddelde welzijnswerker heeft echter niet de ruimte om zich bezig te houden met het doorgronden en uitdiepen van op papier mooi-ogende theorieën. De vraag naar snel toepasbare methodes en handelingen klinkt nadrukkelijk door. Welzijnswerkers zijn immers de mensen die het belangrijk vinden 'niet teveel te blijven denken maar te handelen ', omdat ze ervaren dat dit op het werkterrein het meest beantwoordt aan de nood van de cliënten. Vandaar dat zij een zeer kritische keuze moeten maken om in de beperkte voorziene tijd vernieuwende informatie te vergaren. Vanuit al deze elementen heeft de eerstelijnswerker een pragmatische ingesteldheid verworven ten aanzien van het aangeboden materiaal en stellen zij zich telkens de vraag: "Wat kan ik daar nu concreet mee doen?"

    Ook Nagy meent dat de opdracht voor de hulpverlener er niet in bestaat om "filosofische vragen van epistemologische aard te beantwoorden". Het doel van de hulpverlening is volgens hem dan ook niet alleen "het verbeteren van communicatie, het begrijpen van onbewuste behoeften­configuraties of drijfveren, het corrigeren van verkeerde cognities, of het oplossen van concrete problemen"", maar hoofdzakelijk "mensen in staat te stellen een bevredigend constructief leven met anderen te leiden en hun nakomelingen toe te staan hetzelfde te ervaren, met het oog op de overleving van het nageslacht."

    Het is dan ook een geruststellende gedachte dat het niet noodzakelijk is om veel en zware theoretische bagage te verwerven om contextueel geïnspireerd te kunnen werken binnen het welzijnswerk. De hulpverlener zal er ook niet toe genoodzaakt zijn om alle gekende en vertrouwde kaders af te schrijven om dan in de chaos van het nieuwe te belanden zonder een basis om op terug te vallen. Meer nog: zoals we reeds eerder aanhaalden wordt de plaats van de oude vertrouwde werkwijzen geherwaardeerd omwille van hun specifieke en noodzakelijke bijdrage aan een kwaliteitsvolle hulpverlening. De grootste veranderingen zullen zich manifesteren via de andere bril waarmee we naar situaties kijken en met de daaraan verbonden methodes die we in dit boek aanreiken.

    2.2. Problematiek of dynamiek?

    In de dagelijkse praktijk van het welzijnswerk geeft men zelden aandacht aan de nog aanwezige constructieve elementen in een moeilijk functionerend geheel en focust men vaak exclusief op de problemen die zich tonen. In tegenstelling tot veel andere benaderingen plaatsen we in de contextuele visie ook de positieve krachten in de schijnwerpers. Ook de kleine en schijnbaar onbelangrijke bijdragen die op zorg en verbinding wijzen, krijgen onder onze bijzondere aandacht.

    Dit is belangrijk in de vaak complexe problematieken die zich op de eerste lijn aandienen. Denk maar bijvoorbeeld aan de aanmelding van een multiproblemgezin. De veelheid van problemen die zich tegelijkertijd voordoen is soms onoverzichtelijk en de uitgeputte hulpverleners lopen kris kras doorheen het verhaal van dit gezin. Door af te stappen van een eenzijdige visie op de kluwen van problemen, heeft men de ruimte om eens te kijken naar wat nog wél goed loopt in dit gezin. Dit is eerder afwijkend van de klassieke benadering, maar het werpt een heel ander licht op de zaak. Van hieruit krijgt de hulpverlener zicht op wat anders over het hoofd gezien wordt: de ondanks alles oprechte bekommernis en zorg van de ouders voor hun kinderen, het feit dat de ouders in hun moeilijke situatie toch iets blijven betekenen voor elkaar, de solidariteit die onder de kinderen heerst, de oudste zoon die de maaltijden bereidt, de buurvrouw die af en toe een handje toesteek, de bekommernis van de grootouder die soms wat geld toestopt, de leerkracht die de kinderen een warm hart toedraagt, de huisarts die mee een oogje in het zeil houdt, enzovoort. Uit al deze hulpbronnen kunnen we belangrijke ondersteuning filteren en coördineren.

    Deze constructieve houding ten aanzien van de cliënt en zijn omgeving heeft ongetwijfeld zijn weerslag op de hulpverleningsrelatie waardoor we de problemen kunnen aanpakken, maar heeft ook een bijkomend effect op de hulpverlener zelf. Door zijn aandacht op de zinvolle verbindingen te richten, krijgt hij meteen ook zicht op de mogelijkheden die in en rond dit systeem aanwezig blijken. Het is voor hem steunend en helpend om te ontdekken dat, in een op het eerste zich hopeloze situatie, toch mogelijke hulpbronnen te ontdekken zijn die een actieve ondersteuning en hulp kunnen betekenen. De hulpverlener staat niet langer alleen voor een moeilijke en onbegonnen opdracht, maar kan de potentiële hulp binnen het cliëntsysteem activeren en coördineren. De gedeelde verantwoordelijkheid legt niet alle gewicht op de schouders van de hulpverlener en de gevreesde uitputtingsslag wordt vermeden.

    2.3. Toverij of nederigheid?

    De welzijnswerker is bijzonder gebaat bij het hanteren van een minimumprogramma. In de meeste handelingsplannen stelt men verre en moeilijk te bereiken doelen voorop. Hoe hoger men de lat legt, hoe groter de kans om te falen. Grote doelstellingen die onbereikbaar blijven hebben een ontmoedigend effect en doen het geloof in verandering teniet. Dit werkt zo voor de cliënt, maar heeft een boemerangeffect op de hulpverlener. Regelmatig terugkerende teleurstellingen op het werkterrein veroorzaken burn-out of kweken op zijn minst ontmoedigde hulpverleners die uiteindelijk verbitterd andere werkterreinen kiezen.

    Om ons betoog kracht bij te zetten maken we hierbij gebruik van het beeld dat Bram Vermeulen gebruikt in zijn lied 'De steen':

    Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde.

    Het water gaat er anders dan voorheen.

    De stroom van een rivier hou je niet tegen.

    Het water vindt altijd een weg omheen.

    Uiteindelijk gaat dit over de opdracht van de hulpverlening: het verleggen van 'kleine steentjes' waardoor we kleine veranderingen brengen die op het eerste gezicht nauwelijks merkbaar, maar toch onmiskenbaar aanwezig zijn. Een ganse 'stroom' kan je als hulpverlener niet veranderen en houd je niet tegen. Het is niet zinvol grootse veranderingen tot doel te stellen die geen rekening houden met de eigen relationele ethische 'stroom' van cliënten waarin zij zelf bepalen wat rechtvaardig en billijk is in hun betekenisvolle relaties. Uiteindelijk is het niet de hulpverlener die verantwoordelijk is voor wat de cliënt bereikt. Zijn bescheiden opdracht bestaat erin een katalysator te zijn van bestaande krachten en mogelijkheden. De 'kleine steentjes' zijn de kleine realiseerbare doelstellingen die we vooropstellen. Door hieraan te werken bekomen we dat gestagneerde relaties en situaties opnieuw in beweging komen. In aanvang zijn deze wijzigingen vaak zeer gering, maar door de erkenning voor de geleverde inspanningen en door de aandacht voor de kleine veranderingen verhoogt de motivatie voor alle betrokkenen en bekomen we een cumulatief effect in de beweging. Hierdoor bereiken we vaak verdere doelen die we aanvankelijk niet vooropstelden en die we dus eigenlijk ook niet verwachtten, maar die zowel voor de cliënt als voor de hulpverlener tevredenheid leveren.

    De welzijnswerker die de evolutie van de cliënt bemerkt, voelt zich een competente hulpverlener en wordt gemotiveerd om de kwaliteit van zijn hulpverleningsinterventies nog verder te ontwikkelen en te verbeteren. De burn-out blijft op een afstand....

    http://users.skynet.be/kern/conteart.html



    18-06-2009, 12:45 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Omtrent Nagy 3

    Familiebanden zijn sterk.

    Toegevoegd door Saskia Beugel op 06-02-2009 om 00:22

    In het boek De liefdesladder toont Else-Marie van den Eerenbeemt, familietherapeute, de kracht en kwetsbaarheid van familierelaties en de invloed van opeenvolgende generaties op iemands leven.

    Yoga en meditatie waren het begin op mijn pad van spiritualiteit en persoonlijke groei. Heerlijk, ik voelde me fit en vrolijk maar onderhuids was ik toch van alles aan het bezweren.. Patronen, angsten en depressies bleven. En.. boeken lezen, heel veel boeken lezen en workshops en cursussen volgen. Twee jaar lang. Iedere dag yoga, diverse keren naar India (waar ik me direct thuis voelde, waar het leven toch 'vrijer' voelt), retreats volgen, een sjamaan bezocht en later Vipassana. Bij iedere retreat (Yoga, Vipassana) voelde ik wel na een paar dagen pijn, diepe pijn en kwam het in delen omhoog en daarna voelde ik me vrijer maar nog niet helemaal bevrijd.

    Ik wist dan ook niet dat dit stuk zou komen.. gosh what a rollercoaster.. de zoektocht naar waar je patronen geworteld zijn, je jeugd en de rol in je familie... Naar het schijnt het belangrijkste stuk van persoonlijke en spirituele groei: geen workshops meer, maar de weg naar binnen (wel Vipassana), werken aan de relatie met jezelf, en de relatie met je ouders, je familie, je roots, je familieleden en met het kind van toen.

    Niet de rol van het kind wat moet geven aan de ouders uit dankbaarheid om hun tekorten te verzachten en angsten te bezweren. Maar een relatie waarin liefde onvoorwaardelijk heen en weer stroomt en belangen erkend en gerespecteerd worden. Het gaat om openheid, eerlijkheid, respect voor gevoelens en kwetsbaarheden, geen familiegeheimen meer maar liefde, onvoorwaardelijke liefde. En geen onderdrukking van de waarheid en gevoelens, verdraaiing, verfraaiing, geen manipulatie, aantrekken, afstoten, afwezigheid van kwetsbaarheid, maskers en slopende emotionele en psychologische chantage meer. Het lijkt me zo heerlijk als dat vrij kan stromen.

    Volgens Kareem (DJ van Rishis) is dit een hele subtiele energetische lijn waar veel mensen in blijven zitten en die niet iedereen doorknipt. Als je t niet doet blijf je het doorgeven aan je kinderen en blijf je zelf tegen je problemen en je shit aanlopen en vastzitten daarin, dan ben je niet vrij. Als je t wel doet is het een loodzwaar proces maar wel bevrijdend (en ook voor je patronen want al die mensjes met die eigenschappen zoals boven komen gewoon op je pad en blijven ook komen zolang als je dit niet doorknipt). Niet door knippen om te breken maar om te groeien, niet alleen zelf maar ook je familie, je familie relaties. Dit soort processen worden in de psycho-spirituele wereld vaak schoonmaken van oud familie karma, de familiedemonen genoemd.  

    Ik ga het opeens zien. Niet dat het anders had gekund, niet dat mijn ouders niet gedaan hebben wat ze konden. Die zijn ook weer op een bepaalde manier grootgebracht. Maar ik zag het niet eens. Wat er ten grondslag ligt aan alle patronen waar ik tegenaan liep, mijn prestatiedrang en mijn angsten, grenzen die ik niet kon aangeven, niet kunnen aarden, altijd chaotisch, vergeetachtig, geen nee kunnen zeggen, niet het stuur in hand kunnen nemen. Alles moest snel, druk, alleen maar aan het wegvliegen was omdat ik niet kon AARDEN, omdat ik mijn grenzen niet kon aangeven. En het ergst ik kon niet voelen.. niet voelen..althans niet in verbinding pas later... wel een soort van oergevoel maar niet de verbinding maken met mijn hoofd en handelen...waardoor je je gebruikt gaat voelen.. als een puppet on the strings..

    Ik was bang. En nu zie ik het, ik heb alles gevoeld en ik kan niet alleen zien waar het vandaan komt bij de wortels maar ik kan nu ook beter zien wat er bij andere mensen speelt.

    Loodzwaar dat wel, loodzwaar vind ik het gevoel van afgesneden te zijn, dag en nacht, dromen, angsten. En ik mis mijn neefje (lieve Boeddha) waar ik zo'n enorm sterke band mee voel, die in al mijn dromen aanwezig is en die het voelt dat weet ik, die mij ziet en ik hem. Spirituele mensen zeggen je bent familiekarma aan het schoonmaken. Als ik pyschologen er op na-lees komt het op hetzelfde neer.

    Maar het gevoel dat je liefde en verbinding wil maar dat je afgewezen word, dat je niet echt begrepen word. Anderen zien het maar je familie niet, dus ik ben aan het losscheuren maar dat is lijden. Dat je in je eigen familie niet word begrepen en ook niet de verbinding voelt en liefde.. als het erop aankomt. En Byron Katie zal zeggen is dat echt waar? Nee ik geloof dat ze van me houden en andersom ook maar ik voel de verbinding niet, niet op een moment dat je het het meest nodig hebt... Ik voel dat het voorwaardelijk is en dat er toch chantage, hardheid, afwijzing en verdraaiing is.

    Omdat ze ook niet weten en mij niet meer begrijpen maar het voelt hard, koud met een laagje saus van lieve woordjes erover heen. Zo zei Coen van der Kroon die as zondag komt spreken bij Rishis 1,5 jaar geleden op den retreat tegen mij. De grootste spirituele groei is de relatie met je ouders, je familieleden, het voelen van je autonomie, losmaken van patronen en uit de kind rol in die relatie komen.

    Via Leonie kreeg ik de tip om de boeken van Else Marie van de Eerenbeemt te lezen. Nuchter en begrijpelijk geschreven en vergelijkbaar met de familie opstellingen van de sjamanen:

    Ze gebruikt als beeld de ladder. De staanders representeren de verworvenheden en nalatenschappen -het erfgoed- van vorige generaties van waar uit de persoon zijn ontwerp voor de toekomst bouwt. De sporten van de ladder stellen de nieuwe betekenisvolle relaties voor, levenspartners en vrienden. Dat wat meegegeven is, is van invloed op nieuwe relaties, maar ook op eigen kinderen. Als kinderen tot in hun volwassenheid wrok blijven koesteren tegen hun ouders, werkt dat door in de relatie met hun eigen kinderen. Ze zijn zo bezig met het vereffenen van de rekening met hun ouders, dat ze niet zien dat hun eigen kinderen liefde willen geven en ontvangen. Zo komen zij bij hun kinderen in het krijt te staan. Tot in het derde en vierde geslacht of langer kan deze roulerende rekening worden doorgegeven. De manier van werken met gezinnen waarin oog is voor het doorbreken van patronen over verschillende generaties wordt contextuele hulpverlening genoemd.

    De Hongaars-Amerikaanse psychiater en therapeut Ivan Boszormenyi-Nagy, geïnspireerd door Martin Buber, is de grondlegger hiervan. Nagy stelt dat de relationele werkelijkheid van een persoon vier dimensies omvat. Hij heeft oog voor de dimensie van de feiten, zoals erfelijkheid, lichamelijke eigenschappen en gebeurtenissen in het leven van de persoon (echtscheiding, adoptie, invaliditeit, werkloosheid, armoede, oorlog). De tweede dimensie is die van de psychologie. Daar gaat het om de behoeften, gevoelens, gedachten, fantasieën en motivaties als ook de persoonlijkheidseigenschappen en afweermechanismen van een persoon. Vervolgens onderscheidt hij de dimensie van de interacties: de patronen van waarneembaar gedrag en communicatie tussen personen (gezinsstructuren, zondebokmechanismen, coalitievorming). Tot zover zegt Nagy belangwekkende, maar geen opzienbarende dingen. De vierde dimensie die hij onderscheidt, peilt een niveau dieper. Hij noemt deze de dimensie van de relationele ethiek. De kern hiervan is of een relatie als rechtvaardig wordt ervaren. Met andere woorden of er een relationeel evenwicht is tussen het geven en ontvangen van gepaste zorg aan elkaar. Dit ligt subtiel en gaat veel verder dan de juiste verdeling van de corveetaken over de familieleden. Het toelaten dat iemand voor je zorgt of je helpt kan een vorm van geven zijn. Een kind, dat door vage lichamelijke klachten of gedragsproblemen als bliksemafleider fungeert in het gezin en daardoor voorkomt dat relationele spanningen tussen ouders boven tafel komen, geeft op zijn manier veel aan het gezin. Hij houdt namelijk zijn ouders bij elkaar. Het is helend als hier erkenning voor komt.

    Het in acht nemen van ieders belangen, waardoor betrouwbare relaties kunnen ontstaan, is van fundamentele betekenis. Er hoeft dan geen tegenstelling te zijn tussen het zoeken van winst voor jezelf en rekening houden met andermans belang. Als je elkaar immers kunt vertrouwen mag je ook aanspraak maken op iemands zorg. Deze wederzijdse beïnvloeding van familieleden duurt een leven lang, omdat de band tussen ouders en kinderen onverbreekbaar is: nooit houdt men op de moeder of vader van dat kind te zijn en nooit houdt men op de zoon of dochter van die ouders te zijn. Loyaliteit is dus geen gevoel, maar een zijnsgegeven. Verbreken, vermijden of ontkennen van die loyaliteit – hoe begrijpelijk ook als de relatie onrechtvaardig is – maakt onvrij. Een volwassen kind is pas echt vrij als hij het bestaan van familiebanden en beïnvloeding onderkent en daar een eigen passend antwoord op heeft. Dat antwoord is niet het negeren van eigen emoties of het zich zonder overtuiging voegen in het spoor van de ouders. Van den Eerenbeemt zet haar kaarten op begrip voor de ouders. Als je begrijpt wat je ouders hebben gekregen hebben van hun ouders en waarin ze tekort kwamen, als je hun context in ogenschouw neemt, werkt begrip en toenadering bevrijdend. Ze gebruikt hiervoor de term verzoening in de zin van een soort hertaxatie van de ouder die tekortschoot. Deze verzoening omvat niet noodzakelijkerwijs vergeving. Ik vraag mij af of verzoening zonder vergeving de helende kracht kan hebben die Van den Eerenbeemt eraan toekent. Wel geloof ik dat wrok en kramp er inzichtelijk en hanteerbaar door kunnen worden.

    Ik heb eerder publicaties gelezen op het gebied van de contextuele therapie. Het gedachtegoed spreekt me aan. De publicaties doorgaans minder. Een aantal publicaties is dusdanig theoretisch dat de concrete vertaalslag naar het hulpverlenend handelen lastig is. Dit boekje zit in het andere uiterste. Het is toegankelijk geschreven, doorspekt met voorbeelden en onderbouwd met onderzoeksresultaten uit de Libelle. Deze kracht is tegelijkertijd de zwakte van het boek. Het theoretische fundament licht soms op, maar houdt een gefragmenteerd karakter. Ter illustratie van Nagy´s denkbeelden had ik liever een paar uitgewerkte familieverhalen gelezen in plaats van de talloze korte voorbeelden. Het sterk anekdotische karakter gekoppeld aan de weinig systematische bespreking van het theoretische fundament bemoeilijken reflectie op de eigen plek in de familie. En daar lijkt me dit boekje vooral voor bedoeld. Niet voor hulpverleners, maar voor iedereen die stil wil staan bij zijn plek in de familie, familiegeheimen en partnerkeuze. De liefdesladder geeft een eerste aanzet om hierover na te denken. Het boekje past dus prima op de zelfhulpplank van de boekwinkel. En op die plank staat het zelfs heel mooi tussen al die andere boekjes over de allerindividueelste zelfontplooiing. Want hoewel ik de diepgang mis in dit boekje, Van den Eerenbeemt geeft echt een ander geluid.

    Bron http://www.wapenveldonline.nl/viewArt.php?art=514



    18-06-2009, 12:22 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bradshaw - Het (gekwetste) kind 2

    Hoe zag Bradshaw Het Gekwetste Kind?

    Bradshaw geeft een beschrijving van enerzijds het verwonde kind en anderzijds het magische kind. Hij noemt het ook het aangepaste zelf (ego) en het wezenlijke zelf (ziel). Hij gaat er vanuit dat om met je wezenlijke zelf in contact te treden, er eerst een gezonde relatie nodig is tussen je magische kind (ziel) en je verwonde kind (ego).
    Het Verwonde Kind:
    Wanneer het verwonde Kind wordt weggehouden, blijft het het leven verstoren met driftbuien, overtrokken reacties, huwelijksproblemen, verslavingen, negatief oudergedrag, en heilloze en smartelijke relaties.
    Drie dingen vallen op bij het werken met het Kind
    :
    1. de snelheid waarmee mensen veranderen wanneer ze eenmaal met hun Kind beginnen te werken;
    2. het ingrijpende karakter van die verandering;
    3. en de geestkracht en creativiteit die vrijkomen wanneer in het verleden geslagen wonden genezen.
    Hierbij is het nodig om mensen te helpen af te rekenen met het onverwerkte verdriet dat uit hun kindertijd is blijven hangen. Verdriet ten gevolge van verlating, mishandeling in alle mogelijke vormen, de verwaarlozing van de behoeften die een afhankelijk kind bij zijn ontwikkeling heeft, en de emotionele verwarring ontspruitend aan een niet of slecht functionerend gezinssysteem.
    De stap voor stap benadering, van de ene ontwikkelingsfase naar de volgende, is de grondigste en meest doeltreffende manier om onze emotionele verwondingen te genezen. Bradshaw gelooft dat zijn workshop de enige is die deze benadering volgt.
    Worden de behoeften, die we als kind hadden niet vervuld, dan maken we alle kans om met een verwond Kind de volwassenheid binnnen te stappen, 'volwassen kinderen'.
    De enorme energie van de volwassen-kindbeweging heeft getuigenis afgelegd van deze nieuwe inzichten in het archetype van het verwonde Kind.
    Wanneer mensen het verwonde Kind in henzelf weer hebben opgeroepen en liefdevol gekoesterd, begint de creatieve energie van hun fantastische natuurlijke kind aan de dag te treden. Is het kind geïntegreerd, dan wordt het een bron van nieuwe groei en vitaliteit. Nu we de oude en alomheersende traditie van de kindermishandeling beginnen aan te vechten, geven we nieuwe benamingen aan de demonen incest, fysieke mishandeling en emotionele mishandeling. Wij zien duidelijk de zielenmoord bestaande uit de geestelijke verwonding die voortkomt uit de schending van het IK BEN van het kind.
    Ons tijdperk is er een geweest van rampen en duistere verwoesting. De hele geschiedenis der mensheid kent niets dat hiermee te vergelijken valt. Miljoenen zijn omgekomen bij de strijd voor vrijheid en democratie. Ik geloof dat de catastrofe van het nazidom geworteld is geweest in de opbouw van het Duitse gezin, met zijn op bescherming berustende en autoritaire ouderlijke tucht en gedragsregels. Maar, al werden deze regels in Duitsland tot in het extreme doorgevoerd, het waren geen Duitse regels. Het zijn namelijk over de hele wereld verbreide regels die kinderen generaties lang verwond hebben en die heden ten dage nog steeds bestaan. Omdat deze regels als normaal beschouwd werden, was men zich er niet van bewust hoe desastreus ze waren. Met de verklaring van de rechten van de mens bij de Amerikaanse en Franse revolutie - ook al kleefden daar smetten aan - brak een nieuwe en gulden periode aan. Net als de mythische Feniks is deze uit de as opgestegen. Ons besef van het bestaan van het verwonde Kindsarchetype heeft ons ertoe gebracht het Kind te genezen en weer te erkennen.
    Het magische Kind als het authentieke zelf:
    Je magische Kind is je wezenlijke zelf. De psychologen maken een onderscheid tussen het wezenlijke zelf en het aangepaste zelf. Het woord dat ze dikwijls gebruiken om je wezenlijke zelf te beschrijven is het woord ziel. Het woord voor je aangepaste zelf is ego.
    Volgens hun model is je ego dat beperkte deel van je bewustzijn dat je gebruikt om je aan te passen aan de eisen gesteld door je gezin, je familie en de cultuur waar je in leeft. Je ego wordt door deze overlevingseisen beperkt. Het is je aan tijd gebonden zelf en wortelt in je familie van oorsprong zowel als in de cultuur waarin je geboren bent. Alle culturele en gezinssystemen zijn van relatieve aard en vertegenwoordigen slechts een van de vele mogelijke wijzen om de werkelijkheid te verstaan en te interpreteren. Zelfs al is je egoaanpassing in de relatie tot je familie en cultuur volledig functioneel geweest, dan nog was ze in de relatie tot je ware zelf nog steeds beperkt en fragmentarisch. Volgens de transpersoonlijke theorie is je ego in vergelijking tot je ziel altijd niet-authentiek. Daarom identificeer ik de ziel met het magische Kind en het ego met het verwonde Kind.
    Toch moet je ego geïntegreerd en functioneel zijn, wil je overleven en de eisen van het leven van alledag aankunnen.
    Een sterk geïntegreerd ego geeft je zelfvertrouwen, het gevoel greep op je leven te hebben. Het terugvinden van en het opkomen voor je verwonde Kind stelt je in staat je ego te helen en te integreren. Wanneer je het eenmaal hebt geïntegreerd wordt je ego je bron van kracht die je de ruimte geeft de mogelijkheden van je magische Kind, je wezenlijk zelf, te onderzoeken.
    Hoe paradoxaal het ook mag lijken, je ego moet sterk genoeg zijn om je beperkingen opleggende defensiviteit en strikte controle te laten varen. Je moet een sterk ego hebben om boven je ego uit te kunnen stijgen. Om het in een eenvoudig beeld te vervatten: het ego is als de lanceerraket die je in je baan brengt. Daarna neemt je ziel het over en gaat in de onbegrensde weidsheid van de ruimte aan het werk.
    De relatie tussen je magische Kind (ziel) en je verwonde Kind (ego) moet gezond worden gemaakt voordat je met je wezenlijk zelf in contact kunt treden.
    Wanneer je het werken met je ego achter de rug hebt (het doorwerken van je basaal verdriet of gewettigd trauma), ben je klaar voor een volledige zelfverwezenlijking. In feite is het je magische Kind dat je motiveert om je egoarbeid te doen. Het verwonde Kind kan de herstelwerkzaamheden niet uitvoeren, aangezien het het te druk heeft met zich verdedigen en overleven. Wanneer het hele leven één chronische aanval van kiespijn is, kan men niet over die pijn heen uitkijken en zien dat er groenere weiden zijn. Aangezien je magische Kind je authentieke zelf is, heeft het altijd aan je staan trekken om een mogelijkheid tot zelfverwerkelijking te krijgen. Ook wanneer je ego afgesloten was en blind en doof vanwege zijn opgaan in overlevingskwesties.
    Je Kind zal de dingen ervaren zoals je ze in je kindertijd oorspronkelijk ervaren hebt, maar deze keer zal je volwassen zelf erbij zijn om je Kind te beschermen en steun te geven, terwijl dit belangrijke onvoltooide zaken alsnog voltooid. (Bradshaw p 11 -12 - 282 - 283 - 285 - 286).

    http://www.mandala.be/psychotherapie/bradshaw.htm



    18-06-2009, 12:14 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vaessen - Als hechten moeilijk is

    Als hechten moeilijk is

    http://books.google.com/books?id=WKzSUIyBgsMC&pg=PA70&lpg=PA70&dq=nagy+psychologie&source=bl&ots=ylUiRkOtb3&sig=sprmcwvZ_HSjmddBgCD2R1CAKBU&hl=nl&ei=sg46Su7bGo65jAfnhN2qDQ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=1#PPA80,M1



    18-06-2009, 12:09 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jung - Bradshaw - Het (gekwetste) kind

    Het 'kind' is alles wat verlaten en onbeschermd is, en terzelfder tijd in het bezit van een goddelijke macht, het onbeduidende twijfelachtige begin, en het zegevierend einde. Het 'eeuwige kind' in de mens is een onbeschrijflijke ervaring, een ongerijmdheid, een handicap, en een goddelijk voorrecht; een onzekere factor die de uiteindelijke waarde of waardeloosheid van een persoonlijkheid bepaalt. C.G. Jung (Bradshaw, p. 281)

    http://www.mandala.be/psychotherapie/hetgekwetstekind.htm



    18-06-2009, 12:07 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Omtrent Nagy

    http://books.google.com/books?id=ecKtGu_PFSAC&pg=PA34&lpg=PA34&dq=nagy+psychologie&source=bl&ots=DFC7JuuWOg&sig=RyWB6WvT9rqAzOoVZQTHLkBulFM&hl=nl&ei=UAs6SouDDJi6jAfpgoSfDQ&sa=X&oi=book_result&ct=result&resnum=5#PPA34,M1

    In het voetspoor van Nagy

    VAN HEUSDEN Ammy

    Nagy heeft in 1973 in een veelomvattend werk met de titel ‘Invisible loyalties’ zijn therapeutische benaderingswijze uiteengezet, in ons land bekend geworden onder ‘dialectische intergeneratietherapie’. In zijn pogen om zo min mogelijk reductie toe te passen bij het beschrijven van menselijke relaties heeft hij onder meer geput uit psychodynamische, psychologische en filosofische bronnen. Nagy en zijn co-therapeute Geraldine Spark hebben veel praktisch ervaringen beschreven om de theoretische concepten te illustreren. Desondanks is het een moeilijk leesbaar boek gebleken, dat niet voor velen toegankelijk is, laat staan toepasbaar in de praktijk.

    Sinds het verschijnen van ‘Invisible loyalties’ heeft Nagy zijn denken verder ontwikkeld en meer toegankelijk gemaakt voor het praktisch handelen.

    De bedoeling van dit artikel is om de aanknopingspunten voor de praktijk te belichten vanuit enkele begrippen die in het huidige werk van Nagy centraal staan. Mede door de titel van het bovengenoemde boek is veel nadruk komen te op loyaliteit, maar eigenlijk is rechtvaardigheid nog een belangrijker basisbegrip. Nagy ontwikkelde daaruit zijn begrippen ‘betrouwbaarheid’ en ‘verdiend vertrouwen’ die nu de hoeksteen vormen van zijn therapieën. Begrippen als rechtvaardigheid, betrouwbaarheid, exploitatie etc. hebben in de psychologie weinig aandacht gehad. Zij behoren tot het taalgebied van de relationele ethiek. Hoewel ieder van ons aan kan voelen dat zij van fundamentele waarde zijn in het menselijk verkeer worden zij met argwaan bekeken als een psychotherapeut ze in de mond neemt. Zij krijgen vaak de bijsmaak van traditionele zedenprekerij. Ook roept Nagy met termen als ‘grootboek’ en ‘balans van verdiensten en schulden’ associaties op met dor boekhouden.

    Een taal voor relationele fenomenen moet eigenlijk nog ontwikkeld worden en de lezer van dit artikel wordt uitgenodigd zijn oude associaties thuis te laten om daardoor te ontdekken dat er toch mogelijk nieuwe wijn in de oude vaten zit.

    De term die Nagy nu voor zijn werk gebruikt is ‘contextuele therapie’. Een keuze die mij ondoelmatig voorkomt, omdat het woord context in zoveel betekenissen wordt gebruikt waardoor het begrip m.i. nietszeggend is geworden. Wat bedoeld Nagy nu met deze aanduiding ? ‘Contextual Therapy’ is voortgekomen uit de praktijk van de individuele en klassieke (transactionele en systeemgerichte) gezinstherapie.

    Het basisprincipe is dat de voornaamste dynamische kracht van relaties de betrouwbaarheid is, die stamt uit het wederzijds in acht nemen van de belangen van alle gezinsleden.

    Het contract van de ‘Contextual Therapy’ is voortdurend gericht op het gelijktijdig en veelzijdig aandacht schenken aan alle personen, die beïnvloed worden door de therapeutische interventie. De term ‘context’ is gekozen om de sterke verbondenheid aan te geven van een persoon met zijn of haar belangrijke relaties. Het bevat vier belangrijke dimensies : de feitelijke, de psychologisch, de transactionele en de ethische. Dit artikel beperkt zich tot de ethische dimensie.

    Nagy beschouwt de ouder-kind relaties als de fundamentele bouwstenen voor onze beschaving. Het appèl op betrouwbaar gedrag wordt nergens zo fundamenteel gevoeld als in de zorg voor een hulpeloos pasgeboren kind. Uit de ontwikkelingspsychologie is duidelijk bekend hoe door het ouderschap de invloed van de ene generatie op de andere wordt overgedragen. Vernieuwend is hoe Nagy het appèl op de betrouwbaarheid van deze relatie als therapeutische hefboom hanteert.

    Ons huidige kerngezin wordt zeker in de laatste tijd vaak kritisch bekeken. Met de economische functie die verloren ging kwam ook een einde aan het functionele groot familiaal verband. Binnen de kleine eenheid van het tweegeneratiegezin wordt de emotionele betrokkenheid vaak als inperkend en stagnerend gevoeld.

    Iedere gezinstherapeut heeft daarvan voorbeelden te over gezien in zijn praktijk. Toch blijft er naar mijn mening voldoende ruimte voor de gedachte dat het gezin de grootst mogelijk individuele ontplooiing binnen de context van de meest emotionele verbondenheid kan bieden.

    Om een gezin tot een groei en ontwikkeling bevorderend instituut te maken in plaats van inperkend en stagnerend is het wederzijds in acht nemen van elkaars belangen en het scheppen van betrouwbare relaties van fundamenteel belang. Maar het is een grote opgave voor elk gezin om een faire balans tussen geven en nemen, tussen aanspraak maken op en zich verantwoordelijk voelen voor te vinden. De belangen van nauw op elkaar betrokken personen vallen soms samen maar zijn heel vaak juist tegengesteld.

    Wanneer men niet alleen zijn eigen maar ook de belangen van de ander in het oog houdt en daardoor zorgt voor een evenwicht in de belangen kan iemand daarmee vertrouwen verdienen.

    In Nagy’s visie is het verdienste die telt. Van daaruit heeft men het recht om aanspraak te maken op de erkenning van de ander. Deze gedachte staat dus in scherp kontrast met de veelverbreide zienswijze dat je meer kunt krijgen door de ander iets te ontnemen. Nagy betoogt dat het integendeel juist de tegenstelling opheft tussen winst voor jezelf en rekening houden met andermans belang. Ook al is de ander niet in staat of bereid terug te geven dan nog blijft de verdienste gelden. Met andere woorden dat wat je investeert levert iets op, ongeacht wat je ervoor terug krijgt. Nagy vat dit gerechtigd zijn om aanspraak te maken samen in het woord ‘entitlement’. Het is een moeilijk vertaalbaar begrip. Ik gebruik hier afwisselend natuurlijk recht, verworven recht, gerechtigd zijn tot en het volste recht.

    Relaties zijn dus kansen om te geven, niet alleen om te ontvangen. Dit komt het duidelijkst tot uiting in de asymmetrische relaties zoals tussen een ouder en het nog hulpeloze kleine kind of tussen een inmiddels volwassen geworden kind en zijn hulpbehoevende ouder. Tussen partners in een gelijkwaardige relatie gaat het meer om een balans die fair is wat betreft geven en nemen. Als de balans te zeer uit het evenwicht raakt kunnen partners besluiten hun relatie te verbreken en uit elkaar gaan.

    Maar het kenmerkende van de relaties tussen ouders en kinderen is dat deze existentieel onverbrekelijk zijn. Het afsnijden van relaties tussen ouders en kinderen brengt onherroepelijk verlies van verworven recht mee. Je kunt denken, dat het een oplossing is om elkaar nooit meer te zien omdat de pijnlijke confrontatie dan uitblijft in een relatie die steeds weer teleurstelt. Maar er wordt een hoge prijs voor betaald omdat er dan aan weerskanten geen gelegenheid is om aanspraak op elkaar te maken door het tonen van zorg.

    Wel is het belangrijk om hierbij aan te tekenen dat het soms noodzakelijk is om heel pijnlijke en moeilijke relaties tijdelijk te onderbreken in de zin van een moratorium, waarbij de nadruk op het tijdelijke ligt. Nagy benadrukt hoezeer het verwerven van dit recht een winst voor jezelf betekent, een bevrijdende werking heeft om de eigen potenties te ontwikkelen, van het leven te genieten. Het is zijn ervaring dat het bijvoorbeeld psychosomatische verschijnselen doet verdwijnen. Het kleine kind dat aanspraak mag maken op de zorgende aandacht van de ander heeft geen psychologisch maar existentieel natuurlijk recht. Als het liefdevolle aandacht krijgt ontwikkelt zich het vermogen om het recht nu zelf te verwerven. In zo’n relatie ontstaat die positieve spiraal van geven en krijgen en daar weer nieuw initiatief in te nemen.

    Het geeft de vrijheid om het steeds weer te proberen met nieuw vertrouwen door de verworven verdienste.

    In schril kontrast hiermee staat de ontwikkeling van het ‘gerechtigd zijn tot destructie’. Wanneer de ouders hun kind een tekort aan vertrouwen geven doordat zij het als een last beleven en het geen erkenning geven voor wat het voor hen doet kunnen zij het kind belasten met een niet aflatend gevoel van in de schuld staan. Het feit, dat men het volste recht heeft hoeft dus niet vanzelfsprekend te leiden tot het besef van gerechtigd zijn. Ethisch gezien heeft het kind meer dan het volste rechte. Als het kind ervaart dat het niets oplevert om vertrouwen te geven en zelf betrouwbaar te zijn wordt wantrouwend handelen het verworven recht van het kind. Het wordt iemand die ethisch gerechtigd is om kwaad te doen. Hij of zij krijgt het volste recht op destructie en het kan later leiden tot opvallend gebrek aan berouw over destructief gedrag als huwelijkspartner of als ouder of in sociaal opzicht als delinquent.

    Het tragische is dat het kind te gevolge van het niet-erkend zijn in zijn volste recht op den duur ‘entitlement’ gaat verliezen omdat het nu op zijn beurt unfair is tegenover onschuldige anderen.
    Het gaat de kans missen om in een context te leven waarin het aanspraak op erkenning kan verdienen. Wat betekent dit alles nu voor de praktijk ? Welke mogelijkheden en moeilijkheden zijn er voor de gezinstherapeut die Nagy’s zienswijze in zijn praktisch handelen laat doorklinken ?

    In de eerste plaats moet hij over de overtuiging beschikken dat de relationele ethiek voor de tussenmenselijke verhoudingen van existentiële betekenis is en dus ook een hoofddimensie vormt voor psychotherapie. De praktische toepassing vraagt natuurlijk meer dan dat.

    Het beginsel van de veelzijdige partijdigheid is voor de basishouding van de therapeut van eminent belang. Het houdt in dat de therapeut altijd ook de belangen van de ander in het oog houdt, een gegeven beziet vanuit ieders standpunt en dat de hele cliëntengroep weet dat hij achter ieder van hen staat. Het proces waarbij de therapeut zich volledig verdiept in de zienswijze van de één om daarna de ander de volle aandacht te schenken kan soms ook bij de gezinsleden het besef wakker roepen van een meerzijdig perspectief. De veelzijdige betrokkenheid omvat ook de (nog) niet aanwezigen, met name de voorgaande generatie. Een zelf tekort gekomen ouder die vanuit dit beleefde tekort moeilijkheden krijgt met de eigen kinderen wordt niet geholpen door het spuien van wrok tegenover haar of zijn ouders. Tijdelijk kan dit nodig zijn, maar de therapeut die oog heeft voor het loyaliteitskonflikt dat daardoor opgeroepen wordt, geeft veel meer kansen op herstel van vertrouwen dat de therapeut die meent dat het terecht is dat met de ouders afschrijft.

    Bij het verzamelen van gegevens uit de voorgeschiedenis krijgen die aspecten die in de toekomst kunnen bijdragen tot de opbouw van een relatie meer nadruk dan de verstorende, m.a.w. de nadruk ligt niet op de pathologie, maar op het opsporen van de vertrouwensbronnen. Wel is er veel aandacht voor doorlopende en gebroken lijnen in de familiegeschiedenis. Hoe hebben lotgevallen als vroegtijdige dood, ernstige ziekte, scheiding, adoptie enz. bijgedragen aan de balans tussen verplichting en aanspraak ?

    (…)

    Uit : Schlüter D., red.

    In het voetspoor van Ivan Nagy.

    Amsterdam, V.O. Cahier, 1990, p. 9-16.

    http://users.skynet.be/kern/nagyart.html

    (…)

    Hier volgen twee voorbeelden uit de praktijk ter illustratie.

    Het opmaken van de balans richt de aandacht van de therapeut op een bepaalde manier

    * Wanneer een supervisant mij vertelt dat moeder opgroeide als enig kind, alleen met haar moeder want haar vader was als psychiatrische patiënt steeds afwezig, dan richt mijn aandacht zich ogenblikkelijk op de vraag wat dit gegeven betekent voor de kansen binnen haar huwelijks- en gezinsleven. De kans dat de ouder die alleen is een overmatig appèl op het enige kind doet waardoor een evenwichtige balans van geven en nemen tussen ouder en kind verstoord wordt, lijkt hier erg groot en zal nader onderzocht worden. Kreeg zij erkenning voor wat zij voor haar moeder deed of wilde deze steeds meer ? Parentificeerde de moeder haar dochter door in haar eenzaamheid geborgenheid bij haar dochter te zoeken alsof die reeds een volwassene was ? Wat was haar moeders reactie toen zij ging trouwen ? Was er ruimte om een goede keus te doen of werd elke verbintenis met een ander als disloyaal beleefd ? Wat betekenen haar kinderen voor haar moeder ? En minstens evenveel vragen zijn te stellen over de balans van geven en nemen tussen haar en haar vader.

    Terwijl ik probeer een beeld te krijgen van de verstoringen die zijn opgetreden luister ik tegelijkertijd naar de mogelijkheden tot herstel van vertrouwen. Omdat teleurstelling en rancune vaak de overhand hebben, vraagt het veel van de verbeeldingskracht en het geduld van de therapeut om de goede vragen te stellen en oog te blijven houden voor de kleinste aanwijzingen in de richting van vertrouwen.

    Een beginnende relatietherapeut raakte erg ontmoedigd door een zich steeds herhalende welles-nietes gesprek tussen een echtpaar over de vraag van wel of niet een tweede kind. Elke poging om hen er toe te brengen zich ook in het standpunt van de ander te verdiepen strandde in een zinloze machtsstrijd tussen hen beiden. Toen de aandacht verlegd werd naar een enkele zin als : “Je kunt een kind niet terugsturen” kwam het levenslot van de man die met het oog op de gezondheidstoestand van zijn vrouw geen tweede kind aandurfde in focus. “Ik bestond niet, ik ben pas gaan bestaan toen mijn pleegouders zich over mij ontfermden.

    Zij hebben mij nooit verteld dat ik een vondeling was en toen ik het hoorde op mijn 18e jaar was dat een grote klap voor mij. Bij mijn eerste huwelijk wilden mijn echte ouders niet voor mij tekenen, ik werd verstoten toen ik daar voor het eerst aan de deur kwam.” De angst om een kind op de wereld te zetten zonder de garantie dat er goed voor gezorgd kan worden, werd in dit licht wel zeer begrijpelijk en er moest heel wat werk verzet worden voordat de vraag naar wel of niet een kind weer opgenomen kon worden. Aandacht voor het loyaliteitskonflikt van de man naar zijn pleegouders maakte het mogelijk dat de man zijn diep gekoesterde wens om meer van zijn afkomst te weten gestalte durfde geven door er eindelijk met zijn pleegouders over te praten. Het verrassende gegeven dat hij niet zo maar weggegooid was maar dat er wel degelijk een doos met kleertjes bij was en een brief met een verzoek voor een goede verzorging maakte dat hij toch op weg durfde te gaan naar herstel van contact met zijn eigen moeder. Het laat zich raden dat er een heel andere en bredere basis ontstond voor de onderhandelingen over een nieuw kindje door het proces dat op gang was gekomen in de levensgeschiedenis van de man, een proces waarvoor de vrouw heel open bleek te staan.

    Het zou een zeer vertekend beeld geven als ik met dit laatste voorbeeld de illusie gewekt zou hebben dat het bij veel cliënten zo snel zou gaan. Het tegendeel is vaak waar. Veel cliënten voelen pijlsnel aan waar het in essentie om gaat maar de weg naar de actie is soms lang en wordt herhaaldelijk onderbroken. De angst voor een hernieuwde afwijzing is vaak een sterke rem op het verlangen om het verbroken contact te herstellen of, als er nog wel contact is, het meer diepgang te geven. Hoe vaak wordt er energie gestoken in een gefixeerde toestand door te blijven denken ‘je zou eigenlijk willen of moeten’ maar het komt er niet van, een zich herhalend gedachtenpatroon dat door de actie zelf onderbroken kan worden.
    Het is van het grootste belang en vraagt soms veel voorbereiding dat een volwassen cliënt niet meer vanuit zijn kinderpositie het contact met zijn ouders aangaat. In die voorbereidende fase moet soms veel agressie naar de ouders worden geuit. Uitgaande van de stelling dat woede en haat altijd secundair zijn aan het verlangen naar hernieuwd vertrouwen kan geleidelijk aan het zoeklicht meer gericht worden op de levensgeschiedenis van de eigen ouders. Vaak weten cliënten daar bitter weinig van. Het zo verachte gedrag wordt daardoor soms veel begrijpelijker en aanvaardbaarder. Praktische zaken als de plaats waar het contact plaats zal vinden, dat het vaak veel beter is om met één ouder tegelijk te spreken, zodat men niet in de oude driehoeksverhouding verzeilt, dat men alleen moet gaan en niet de partner of de kinderen als schild mee moet nemen, horen ook allemaal in de voorbereiding thuis.

    Wanneer iemand na jarenlang verbroken contact met het gezin van herkomst kans ziet om een eerste contact te leggen kan dit de verrassende ervaring opleveren van werkelijk op eigen benen staan. Het verbroken contact heeft de betekenis gehad van uitgesloten te zijn, van afhankelijkheid van de grillen van de ouders met wie nu eenmaal geen garen meer is te spinnen. Mét het verwerpen van die onmogelijke ouders verwerpt men een deel van de eigen wortels en dus een deel van zichzelf. Het zelf initiatief nemen vanuit een positie van leiderschap is dan zo’n fundamentele ervaring dat iemand ineens zijn volwassenheid beseft. En vaak blijken de ouders veel meer bereid dan men ooit had gedacht al komt het omgekeerde ook voor.

    Maar ook dan brengt naar mijn ervaring het proberen meer rust dan het vruchteloos wrokken. Het zelf contact tot stand brengen zonder de actieve tussenkomst van de therapeut kan dus bijzonder waardevol zijn. Maar ook het meebrengen van familieleden naar de therapie heeft een eigen betekenis. Ouders hebben vaak het gevoel dat zij het verkeerd gedaan hebben en voelen zich bedreigd door die onbekende man of vrouw, die met hun zoon of dochter over hen praat. Het principe van de veelzijdige partijdigheid kan op de beste manier worden gedemonstreerd als de therapeut het meegebrachte familielid beschouwt als een belangrijke cliënt in wiens levensloop hij zich graag wil verdiepen. De therapeut is er beslist niet alleen om de dialoog tussen de familieleden op gang te helpen brengen. Hij begeeft zich wel degelijk ook in de dialoog met hen, die tot dusverre nog niet in de zitting aanwezig waren. Op deze wijze komen vaak ook voor de oorspronkelijke cliënt levensdimensies aan bod van familieleden, die nog onbekend waren.

    Voor de therapeut levert een gesprek met een voor hem nog ongekend familielid vaak een verrassend beeld op dat zo anders is dan de afschildering van de persoon, waarop hij eerst moest varen. Desondanks kan het gebeuren, wanneer de ontmoeting tussen de ouders en het (inmiddels volwassen) kind of tussen broer en zuster plaats vindt in de therapiekamer, dat je soms als therapeut achterblijft met het gevoel van ‘was dat nou alles?’. Vaak is aan zo’n gesprek als steeds weerkerend thema voorafgegaan : hoe kan ik mijn vader/moeder/broer/zuster vragen om mee te komen, hoe vind ik de moed en de woorden ? Het ‘resultaat’ lijkt in verhouding tot de lange voorbereiding daartoe dan mager maar blijkt na afloop veel te hebben opgeleverd. Soms vormt het ook de aanzet tot een lang voortgezet gesprek buiten de therapiekamer. Het meebrengen van een ouder naar de therapie kan een valkuil worden als de therapeut niet beseft dat de cliënt de inzet van de ouder beleeft als het eindelijk in vervulling gaan van onvervulde wensen. In feite blijft de cliënt dan het hunkerende kind. Het wel of niet meebrengen van familieleden naar de zitting blijft dus een zaak van zorgvuldig afwegen en afstemmen op de situatie.

    Juist omdat het vaak om ouder wordende ouders gaat is het van belang om te bespreken hoe in de levenslijnen van ouders en kinderen het aanspraak kunnen maken op zorg en het geven van zorg elkaar kruisen naar mate het kind opgroeit en de levenslijn van de ouder daalt.

    De moeder uit een gezin, dat ik in behandeling had, sprak vaak met bitterheid over haar jeugd. Haar moeder was overleden, haar vader ongeneeslijk ziek. De hem toegemeten tijd was niet meer zo lang. Juist dit gegeven werd de aanzet om haar vader regelmatig alleen te gaan bezoeken, hem te laten voelen dat zij alleen voor hem kwam. Op de basis van dit verdiept contact konden ook tot nu onopgehelderde familiegeheimen besproken worden, die haar lang hadden dwars gezeten. Zij had het gevoel iets afgemaakt te hebben voordat haar vader overleed. Er trad een opvallende verbetering op in haar persoonlijk functioneren in haar huidige gezin.

    Uit dit kleine voorbeeld is misschien maar nauwelijks te achterhalen hoeveel inspanning en moed het van een cliënt vraagt om ondanks jarenlange gelatenheid activiteit te gaan ontwikkelen om aan een relatie weer nieuwe gezichtspunten toe te voegen. En evenmin hoeveel vasthoudendheid het vraagt van de therapeut om de aarzeling te helpen overwinnen. Naarmate de ervaring leert dat bij de grootste breuken ook de grootste bronnen kunnen liggen wordt deze vasthoudendheid steeds meer gerechtvaardigd

    Uit : Schlüter D., red.

    In het voetspoor van Ivan Nagy.

    Amsterdam, V.O. Cahier, 1990, p. 9-16.

    http://users.skynet.be/kern/nagyart.html



    18-06-2009, 11:51 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Omtrent Nagy 2

    Nagy

    Contextuele therapie: dynamisch verband tussen persoon en zijn of haar belangrijke relaties.

    Veelzijdig gerichte partijdigheid (multidirected partiality)  = het aan de kant kunnen staan van de belangen van ieder afzonderlijk, te allen tijde de richtlijn van de contextuele therapie.

    Nagy onderscheidt vier dimensies in de relationele werkelijkheid van iedere persoon:

    1.      dimensie van de feiten: gebaseerd op de invloed die uitgaat van bv genetische wortels, lichamelijke gesteldheid, erfelijke eigenschappen, belangrijke gebeurtenissen als scheiding, adoptie, invaliditeit, werkeloosheid

    2.      dimensie van de psychologie: basale behoeften, afweermechanismen, fantasieen, dromen etc., gebaseerd op de beschrijving van wat zich in een individu afspeelt aan behoeften en motivaties

    3.      dimensie van de transacties: patronen van waarneembaar gedrag en communicatie tussen personen. Structuren, subsystemen, regels, rolverdeling etc.

    4.      dimensie van de relationele ethiek: rechtvaardigheid van de relatie, balans van verworven verdiensten. Loyaliteit, betrouwbaarheid en gerichtigde aanspraken. Hier wordt een verbinding gelegd tussen invloed van vorige generaties en wijze waarop het individu deze gebruikt en de daaruit voortkomende invloed op komende generaties.

    Deze laatste dimensie is volgens Nagy de belangrijkste.

     

    1. Een inleidend gesprek

    Beinvloeding:

    ·         tijdens studie aan univarisiteit (Boedapest, 1945) beinvloed door Kalman Gyarfas, georienteerd op relaties tussen mensen. Heeft onder zijn leiding gewerkt in het staatspsychiatrisch instituut van Illinois.

    ·         Martin Buber, de dialoog dat het fundament vormt van alle menselijke relaties, de relatie is onmisbaar voor het individuele zelf. Nagy gelooft dat succes in therapie uiteindelijk afhangt van het opwekken en in gang zetten van een werkelijke dialoog, waarin de persoon als individu betrokken is. Benadering van Nagy gaat verder: intergenerationele relaties in het kader van de dialoog, komt bij Buber niet voor. Nagy is meer door Buber beinvloed dan door welke ander persoon ook.

    ·         Freud, psychodynamisch denkkader en vele varianten hierop zoals de object-relatie theorie van Fairbairn.

    In 1958 introduceerde Nagy na een tijdlang intensieve individuele therapie gedaan te hebben, in alle gevallen gezinstherapie, hij was ervan overtuigd dat het een meer effectieve methode van behandelen was en minder kostbaar. Dit op grond van ervaringen en van in de loop der tijd gegroeide overtuigingen.

    In het therapeutisch contract werd het gezin als geheel beschouwd en gezien, de therapie beinvloedt ook andere levens dan alleen dat van de client. Gaat hierin dus verder dan de systeemtheorie, het is een verdieping hiervan.

    Nagy ziet het individu ook als een systeemniveau, het ik is een totaliteit (existentieel en psychologisch).

    Relaties bestaan uit meervoudige individuele velden,.

    Dus er is:

    ·         enkelvoudig individueel perspectief

    ·         systeem-perspectief

    ·         meervoudig individueel perspectief

    Ethiek = rechtvaardigheid, overstijgt het niveau van macht, de verwachting van gelijkwaardige terugbetaling als basis voor betrouwbare relatie. Is van toepassing in relatie waarin betrokkenen op voet van gelijkheid staan.

    Assymetrische relatie = waar de een afhankelijk is van de ander, ouder/kind, kind/zieke ouder.  Geen gelijkwaardigheid in terugbetaling maar de ethiek bepaalt de relatie hier, het zorg dragen voor.

    in gezinsrelaties is het van essentieel belang aan te geven wat de ethiek is van de assymetrische relaties zodat er een onderscheid gemaakt kan worden tussen bv zakelijke relaties en relatie tussen gelijkwaardige personen.

    Waarden-renaissance = het verdienen van gerechtigde aanspraken (entitlement) en de betekenis hiervan voor alle menselijke verhoudingen binnen een groep.

    3 alternatieven:

    1.      egocentriciteit

    2.      nobel altruisme (zichzelf ontkennend)

    3.      winst voor jezelf via een werkelijk zorgdragen voor een ander, dient het belang van de persoon zelf => motiverende kracht

    Nagy beschouwt het denkbeeld van rechtvaardigheid als de stuwkracht van relaties.

    Rechtvaardigheid, loyaliteit en vertrouwen staan in nauw verband met elkaar; de betrouwbare persoon heeft recht verworven (entitlement) in de relatie => recht op loyaliteit en geeft tegelijkertijd zelf zorg aan zijn ouders omdat zij dat recht verworven hebben, loyaliteit aan hen omdat ze in het verleden veel voor hem hebben gedaan.

    2. Loyaliteit

    Het gaat hier om een ‘zijns’ loyaliteit, de wortels hiervan gaan terug tot existentiele, assymmetrische ouder-kind banden. Door geboorte is ieder mens in een niet te ontkennen, onomkeerbare verhouding met zijn ouders gekomen. Basis ligt in erfelijke verwantschap, het gezamenlijk hebben van erfgoed van verworvenheden en lasten van vorige generaties en de verwachtingen en ongeschreven wetten binnen familieverbanden.

    Dit alles vormt een onvervangbare band tussen mensen, bestand tegen fysieke en geografische scheiding maar is ook bepalend voor mate waarin nakomelingen zich vrij kunnen voelen andere relaties aan te gaan die buiten die sfeer liggen.

    Mensen blijven loyaal aan het oorspronkelijke gezin. Primaire loyaliteitsband tussen ouder en kind (beschikbaar zijn en in staat zijn te kunnen geven) is van invloed op de houding ten opzicht van de wereld buiten gezin van herkomst.

    Loyaliteit is de fundamentele kracht bij de vorming van het individu.

    Loyaliteit is fundamenteel gebonden aan het feit dat ieder mens uit zijn ouders is ontstaan en voor de ouders, dat er kinderen zijn die uit hen geboren zijn. In deze relatie begint de mens als een totaal afhankelijk wezen.

    Existentiele verplichting aan moeder (zwangerschap + geboorte), vader heeft in dit opzicht een achterstand.

    Loyaliteit komt tot uitdrukking in relationeel-ethische context.

    Verticale loyaliteit: tussen elkaar opvolgende generaties, onomkeerbare relatie ouder-kind.

    Horizontale loyaliteit: tussen alle overige relaties (broers, zussen, vrienden, relaties), hier staan de betrokkenen op voet van gelijkheid waarbij wederzijdse verplichtingen en rechten ontstaan. Zijn niet onomkeerbaar, kunnen worden verbroken.

    Als verticale en horizontale loyaliteit elkaar kruisen: keuze, bewust of onbewust kiezen voor een bepaalde relatie (bv ouders of partner) => prioriteitskeuze.

    Loyaliteit vindt hier plaats op grond van wederzijdse rechtvaardigheid van de relatie, niet op basis van machtsverhouding maar door daarin verworven verdiensten.

    Bewegende balans: verticale en horizontale loyaliteitslijnen zullen elkaar blijven kruisen. Nieuwe relaties die men kiest brengen ook nieuwe verwachtingen en verplichtingen. Het aangaan van een relatie kent twee verticale en horizontale loyaliteiten. => zoeken naar evenwicht om openlijk loyaal te kunnen zijn.

    Verticale lijnen kunnen hierbij vrijwel niet worden verbroken, vermeden, ontkend of beschadigd, dit beschadigt de nieuwe relaties ernstig.

    Loyaliteitsconflicten: als men niet openlijk loyaal kan zijn aan de oorsprong kan hierdoor een levenbenemende situatie ontstaan (bv gevolg: verlating van de partner).

    Onzichtbare loyaliteiten ontstaan wanneer men niet openlijk loyaal mag zijn naar de oorsprong. Deze zijn beklemmend en beïnvloeden de gekozen relatie.

    Het loslaten van exclusiviteit van het gezin van herkomst en het opbouwen van relaties, vriendschappen en huwelijken, vereist een basisvertrouwen van waaruit nieuwe rechten, verwachtingen en verplichtingen vorm kunnen aannemen.

    In sommige gezinnen is iedere beweging naar autonomie van het kind een deloyaliteit.

    Incest en loyaliteit. Parentificatie. Van groot belang loyaliteit van client te respecteren.

    Grootboek: de balans van rechtvaardigheid door de generaties heen. Iedere generatie geeft aan de volgende generatie door wat van de vorige werd ontvangen. Proces omvat altijd 3 generaties. Wanneer grootouders nog iets hebben uit te zoeken met hun kinderen, worden dus ook de kleinkinderen hierin betrokken => cirkel van destructieve acties, kan alleen verbroken worden wanneer de verbindende wegen worden gezocht.

    Huwelijk en loyaliteit

    Conflicten tussen partners kunnen vaak gaan om verborgen loyaliteiten naar de ouders. Belangrijk is om de loyaliteiten duidelijk te krijgen. Relatie heeft de meeste kans van slagen als loyaliteiten van de ander worden gerespecteerd.

    Gespleten loyaliteit ontstaat als ouders aan een kind eisen stellen die in conflict met elkaar zijn en waarbij het kind alleen loyaal kan zijn aan 1 ouder ten koste van loyaliteit naar de andere ouder. Bv als moeder en haar ouders zich richten tegen vader en zijn ouders. Het kind kan niet oplossen wie het moet kiezen. Bij een cliënt met gespleten loyaliteit moet gezocht worden naar de moment waarop ouders wel een eenheid vormden, of wanneer het kind daartoe bijdroeg.

    Legaat (legacy)  = de wijze waarop ieder individu alle geërfde feiten, verworvenheden en lasten voor zichzelf in het levensplan integreert en daarmee een schakel vormt naar de komende generaties.

    3. Het volste recht

    Betrouwbaarheid

    Verdiend Vertrouwen

    zijn de hoekstenen voor de contextuele therapie.

    Aanspraak maken op een verdienste is mogelijk wanneer een faire balans ontstaat door de eigen belangen in het oog te houden en tegelijkertijd oog te hebben voor de belangen van de ander. Van daaruit kan men recht ontwikkelen op erkenning van de ander = entitlement

    Het proces van het verwerven van recht slaat een brug tussen egoisme (ik) en altruisme (de ander).

    Belangentegenstellingen in gezinnen (relaties) zijn onvermijdelijk.

    Als men rekening houdt met de belangen van de partner, is men ook gerechtigd om zorg en erkenning van de ander te ontvangen. In symmetrische, horizontale relaties wordt de balans verstoord als de een investeert en de ander neemt.

    In assymetrische, verticale relaties (ouder-kind) is het balans nooit in evenwicht. Het aanspraak kunnen maken op zorg en geven van zorg, kruisen elkaar op de stijgende en dalende levenslijn van kind en ouder.

    Natuurrecht / inherent recht is het recht van bv het pasgeboren kind dat niet kan overleven zonder de zorg van ouders terwijl er niets kan worden terugverwacht.

    Een pasgeboren kind heeft een natuurlijk vertrouwen, ook als de moeder dit niet verdiend. Door het vertrouwen van het kind te respecteren en ervoor te gaan zorgen, ontstaat er verdiend vertrouwen, dankzij het kind.

    De mate waarin de zorg wordt gegeven of ontvangen moet in overeenstemming zijn met de assymetrie van de relatie. Als ouders zich als kind gedragen en teveel zorg van kinderen vragen en te weinig teruggeven => parentificatie.

    Gerechtigde aanspraak is gekoppeld aan ons levenslot. Onrechtvaardige levensomstandigheden maken iemand gerechtigd om aanpraak te maken zonder er een verdienste tegenover te hoeven stellen.

    Recht op wrok / destructie  van het kind dat natuurrecht niet vervuld ziet. Men gaat de mogelijkheid missen om nog vertrouwen te verdienen => roulerende rekening aan het onjuiste adres, niet degene die het kind kwaad hebben gedaan, maar bv de partner krijgt de rekening.

    5. de toekenning in de praktijk

    Bij het toepassen van de theorie van Nagy gaat het om 3 aspecten:

    1.      inzicht in de theorie

    2.      een persoonlijk ervaren van draagwijdte van de begrippen

    3.      richtlijnen

    http://www.geocities.com/scorpio79be/Nagy.html



    18-06-2009, 11:38 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thomas Merton -Le point vierge

    "In de Mardis de Dar-es-salam van Louis Massignon, staan enkele ontroerende bladzijden: over de woestijn, de tranen van Hagar, de Moslims, de "point vierge" van de geest, het middelpunt van ons niets-zijn, waar wij, ogenschijnlijk in wanhoop, God vinden en geheel in Zijn barmhartigheid worden opgenomen."

    "Mijn eenzaamheid is niet van mij alleen, want ik zie nu hoezeer zij ook anderen toebehoort - en dat ik ervoor verantwoordelijk ben, en niet enkel voor mijzelf maar ook voor de anderen. Omdat ik me één voel met hen, ben ik aan hen verplicht alléén te zijn en wanneer ik alléén ben, dan zijn zij niet "zij" maar mijn eigen zelf. Daar zijn geen vreemden!Het was alsof ik plots de geheime schoonheid van hun harten zag, de diepten van hun hart,

    waar noch begeerte noch zelfkennis kunnen doordringen, de kern van hun wezen, de persoon die ieder in Gods ogen is.  Als zij zich maar konden zien zoals zij werkelijk zijn.  Als zij elkander maar altijd zo konden zien! Daar zou geen oorlog meer zijn, geen haat, geen wreedheid, geen hebzucht... Ik vermoed dat het grote probleem zou zijn dat we neervallen en elk-ander vereren. Dit kan echter niet worden gezien, enkel geloofd en "begrepen" door een bijzondere gave.

    Hier komt de uitdrukking le point vierge (ik kan dit niet vertalen) weer te pas. In de diepste kern van ons wezen is er een punt van niets-zijn, waar zonde en illusie niet zijn doorgedrongen, een kern van loutere waarheid, een vonk die geheel God toebehoort, die nooit tot onze beschikking is, van waaruit God over onze levens beschikt, en die niet toegankelijk is voor de spelingen van onze geest of de brutaliteit van onze wil. Die kleine kern van niets-zijn en volstrekte armoede is de zuivere glorie van God in ons. Het is, om zo te zeggen, Zijn Naam die in ons is geschreven, als onze armoede, onze behoeftigheid, onze afhankelijkheid, ons kindschap. Het is als een loutere diamant die schittert met het onzichtbare licht uit de hemel. Het is in iedereen aanwezig en als wij het konden zien, wij zouden die biljoenen lichtpunten zien die samenkomen in de uitstraling en de schittering van een zon, die al de duisternis en de wreedheid van het leven volkomen zal doen verdwijnen... Ik kan daar geen programma voor opstellen. Het is een gave. Maar de poort van de hemel staat overal open."

    Thomas Merton, in Oplettende toeschouwer, blz. 178-179 en 186-187

    Mij bezorgd per email door Karel Van Thillo.



    18-06-2009, 10:58 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psalm 1 - De man die gekozen heeft

    Gelukkig de man

    die niet treedt in het overleg van de bozen,

    op de weg van de schenders geen voet zet,

    niet zit in de kring van de spotters;

    die veeleer zich vermeit in de wet van JHWH,

    zijn wet overpeinst dag en nacht.

     

    Als een boom is hij, wortelend, waar water stroomt,

    die vrucht draagt in het seizoen;

    zijn gebladerte zal niet verdorren.

    Tot ontplooiing komt al wat hij doet.

     

    Hoe anders de bozen! Zij zijn als het kaf:

    de wind blaast het weg.

     

    Zie, geen boze bestaat het gericht,

    geen schender de raad der rechtvaardigen.

    Want JHWH kent de weg der rechtvaardigen,

    doch het pad van de bozen breekt af.

     

    Psalm 1 – uit het Hebreeuws vertaald door Dr. Ida G. M. Gerhardt en Dr. Marie H. Van der Zeyde



    18-06-2009, 09:36 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Willem Elschot - Bij het doodsbed van een kind

    Bij het doodsbed van een kind

     

    De aarde is niet uit haar baan gedreven

    Toen uw hartje stil bleef staan;

    de sterren zijn niet uitgegaan

    en ’t huis is overeind gebleven.

     

    Maar al ’t geklaag en dof gesnik,

    zelfs onder ’t troostend koffiedrinken,

    het kon uw stem niet op doen klinken,

    noch licht ontsteken in uw blik.

     

    Gij zult wel nimmermeer ontwaken,

    want gij bleeft roerloos toen de trap

    zo kraakte bij den stillen stap

    des mans, die kwam om toe te maken.

     

    Ziet, lieve mensen, ’t is volbracht.

    Wat gaan wij doen? Wij konden bidden,

    dan blijf ik nog wat in uw midden,

    gij krijgt toch wel geen slaap vannacht.

     

    En heeft een uwer een ervaren

    en hooggeleerd en vruchtbaar brein:

    Hij zegge mij of ’t waar kan zijn

    Dat haar de wormen zullen sparen.

     

    Willem Elsschot



    18-06-2009, 09:29 geschreven door Nao  
    17-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thomas Merton - Mijn heer en mijn God

    Mijn heer en mijn God

    Ik weet niet waar ik heen ga.
    Ik ken de weg niet die voor me ligt.
    Ik kan niet met zekerheid zeggen
    waar hij zal eindigen.
    Ook ken ik mezelf niet echt,
    en als ik denk dat ik Uw wil volg,
    dan betekent dit nog niet
    dat ik dat ook werkelijk doe.
    Maar ik geloof dat het verlangen om U te behagen
    U in feite ook behaagt.
    En ik hoop in dat verlangen te leven
    bij alles wat ik doe.
    Ik hoop nooit iets te doen zonder dat verlangen.
    Als ik dit doe dan weet ik
    dat U mij zult leiden langs het rechte pad,
    hoewel ik er misschien niets van begrijp.
    Daarom zal ik altijd op U vertrouwen,
    ook al lijk ik verloren en in de schaduw van de dood.
    Ik zal niet bang zijn
    want U bent steeds bij mij,
    en U zult mij nooit aan mijn lot overlaten
    om mijn gevaren alleen te doorstaan.


    Thomas MERTON    

    Toegezonden door Karel Van Thillo op 17 juni 2009



    17-06-2009, 14:04 geschreven door Nao  
    Foto
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Archief per week
  • 19/09-25/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 21/06-27/06 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
    Gastenboek
  • Hallo

    Respect

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs