Wat ik met 'lot' bedoel? In ieder geval de kans op een tragedie. De determinante buitenwereld, de stigmatisering, die ons leven absurd maakt en het op gewelddadige wijze in een door totalitarisme beheerste situatie brengt, doet die kans teniet. Als we alleen de werkelijkheid van de ons opgelegde determinanten beleven, en niet de verplichtingen die uit onze eigen - betrekkelijke - vrijheid voortvloeien, ontstaat de toestand waarin men niet door het lot wordt bepaald, de toestand van lotloosheid. Imre Kértesz
Laat niemand uit wat ik deed en zei proberen af te leiden wie ik was. Er was een belemmering, die vervormde de daden en de wijze van mijn leven. Er was een belemmering, die weerhield mij vele keren als ik wou spreken. Mijn meest verhulde geschriften daaruit alleen zal men mij begrijpen. Maar misschien is het niet zoveel moeite, zoveel inspanning waard om mij te kennen. Later - in een volmaakter samenleving - zal stellig iemand anders, zoals ik geschapen, verschijnen en handelen in vrijheid.
Dit (het zitten) is de plaats van al degenen, die getekend zijn door liefde en mededogen. Wanneer zij zien hoe andere levende wezens lijden, zijn zij bereid in dit lijden af te dalen, en precies diezelfde pijn te ervaren in zichzelf. ( ) Het grote mededogen is de essentie van de meditatie. Het is haar lichaam, haar bron en haar middel, om zich in heel het universum te verspreiden. Zonder dit grote hart van liefde en mededogen is de meditatie, hoe verheven die in andere opzichten ook mag zijn, van geen enkele waarde.'
Noem mij bij mijn ware namen Thich Nhat Hanh[1] 1991
In Plum Village in Frankrijk, waar ik woon, ontvangen we elke week honderden brieven uit de vluchtelingenkampen in Singapore, Maleisië, Indonesië, Thailand en de Filippijnen. Het is schrijnend om die brieven te lezen, maar we moeten het wel doen, we moeten in contact blijven met wat daar gebeurt. We doen ons best om te helpen, maar het leed is zo groot dat we soms ontmoedigd raken. Men zegt dat de helft van de bootvluchtelingen op zee omkomt. Slechts de helft bereikt de kusten van Zuidoost-Azië, en vaak zijn ze zelfs dan nog niet veilig.
Veel jonge meisjes bootvluchtelingen worden door zeerovers verkracht. Ondanks het feit dat de Verenigde Naties en vele landen de Thaise regering proberen te helpen een eind te maken aan deze zeeroverij, blijft het leed dat de bootvluchtelingen van de zeerovers ondervinden, doorgaan. Op een dag ontvingen we een brief waarin stond dat een meisje van twaalf een bootvluchteling dat door een Thaise piraat verkracht was, overboord was gesprongen om zich te verdrinken.
Als je zo iets hoort, word je in eerste instantie woedend op die piraat. Natuurlijk kies je de kant van het meisje. Maar als je wat dieper kijkt, zul je het anders gaan zien. Als je de kant van het meisje kiest is de zaak eenvoudig. Je hoeft alleen maar een geweer te pakken en de piraat dood te schieten. Maar zo simpel is het niet. In mijn meditatie zag ik dat ik waarschijnlijk ook een zeerover zou zijn geworden als ik in het dorp van de piraat was geboren en onder dezelfde omstandigheden was opgegroeid. Ik zag ook dat er voortdurend babys langs de kust van de Golf van Siam worden geboren, honderden per dag, en dat als wij als pedagogen, maatschappelijk werkers, politici en anderen niets aan de huidige situatie veranderen, een aantal van hen over vijfentwintig jaar piraat zal zijn. Dat lijd geen twijfel. Als jij of ik vandaag in één van die vissersdorpjes geboren zou worden, is de kans groot dat wij over vijfentwintig jaar piraat zijn. Als je een geweer pakt en de piraat doodschiet, schiet je ons allemaal dood, want we zijn allemaal tot op zekere hoogte verantwoordelijk voor deze toestanden.
Na een lange meditatie schreef ik het volgend gedicht. ER komen drie mensen in voor: het twaalfjarig meisje, de zeerover en ik. Kunnen we elkaar aankijken en onszelf in elkaar herkennen? De titel van het gedicht luidt: Noem me alsjeblieft bij mijn ware namen, want ik heb zoveel namen. Wanneer ik een van deze namen hoor moet ik Ja zeggen.
Zeg niet dat ik morgen zal vertrekken,
want vandaag zelfs kom ik voortdurend aan.
Kijk goed: ik arriveer elke seconde
als een knop aan een lentetak,
als een jong vogeltje met tere vleugels,
dat leert zingen in zijn nieuwe nest,
als een rups in het hart van een bloem,
als een juweel verborgen in een steen.
Ik blijf komen om te lachen en te huilen,
te vrezen en te hopen.
Het kloppen van mijn hart is de geboorte en de
dood van al wat leeft.
Ik ben het eendagsvliegje dat zich vlak boven de rivier ontpoptµ
en ik ben de vogel die, als de lente komt, bijtijds arriveert
om het vliegje op te eten.
Ik ben de kikker die vrolijk rondzwemt in het heldere water van
de vijver en ik ben de ringslag die onhoorbaar nadert en zich
met de kikker voedt.
Ik ben het kind in Oeganda, vel over been,
mijn benen zo dun als bamboestokjes
en ik ben de wapenhandelaar
die dodelijke wapens aan Oeganda verkoopt.
Ik ben het twaalfjarige meisje,
vluchteling op een klein bootje,
dat overboord springt,
na verkracht te zijn door een zeerover.
En ik ben de zeerover, mijn hart nog niet in staat tot liefde en
begrip.
Ik ben een lid van het Politbureau,
met onbeperkte macht in mijn handen.
En ik ben de man die, langzaam stervend in een heropvoedingskamp,
zijn bloedschuld aan zijn volk moet betalen.
Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen
zodat ik al mijn huilen en lachen tegelijk kan horen,
zodat ik kan zien dat mijn vreugde n pijn één zijn.
Alsjeblieft, noem me bij mijn ware namen,
zodat ik kan ontwaken
en de deur van mijn hart open kan blijven,
de deur van mededogen.
[1] Thich Nhat Hanh werd in 1926 in Midden-Vietnam geboren. Toen hij zestien jaar was, verliet hij het ouderlijk huis om zenmonnik te worden. Hij richtte in Vietnam de School voor Sociale Dienstverlening van Jongeren op, de Van Hanh Universiteit (op boeddistische grondslag), en de Tiep Hien Orde (de Orde van inter-Zijn). Hij heeft les gegeven aan de universiteit van Columbia en aan de Sorbonne, was hoofd van de Vietnamees-Boeddistische vredesdelegatie tijdens vredesonderhandelingen in Parijs en werd door Martin Luther King Jr. voorgedragen als kandidaat voor de No belprijs voor de Vrede. Sinds 1966 woont hij als banneling in Frankrijk, waar hij zijn werk voortzet en schrijft, onderricht, in de tuin werkt en vluchtelingen over heel de wereld helpt.
Thich Nhat Hanh heeft in Zuid-Frankrijk een medittiegemeenschap, Plum Village, opgericht waar bealngstellenden samen met de vaste bewoners het leven in aandacht kunnen oefenen. Thich Nhat Hanh leidt heier ook geregeld retraites.
www.plumvillage.org of Plum Village Meyrac, Loubes-BErnac 47120 Duras, Frankrijk
In his best-selling book "A Brief History of Time", physicist Stephen Hawking claimed that when physicists find the theory he and his colleagues are looking for - a so-called "theory of everything" - then they will have seen into "the mind of God". Hawking is by no means the only scientist who has associated God with the laws of physics. Nobel laureate Leon Lederman, for example, has made a link between God and a subatomic particle known as the Higgs boson. Lederman has suggested that when physicists find this particle in their accelerators it will be like looking into the face of God. But what kind of God are these physicists talking about?
Theoretical physicist and Nobel laureate Steven Weinberg suggests that in fact this is not much of a God at all. Weinberg notes that traditionally the word "God" has meant "an interested personality". But that is not what Hawking and Lederman mean. Their "god", he says, is really just "an abstract principle of order and harmony", a set of mathematical equations. Weinberg questions then why they use the word "god" at all. He makes the rather profound point that "if language is to be of any use to us, then we ought to try and preserve the meaning of words, and 'god' historically has not meant the laws of nature." The question of just what is "God" has taxed theologians for thousands of years; what Weinberg reminds us is to be wary of glib definitions.
The intuitive mind is a sacred gift and the rational mind is a faithful servant. We have created a society that honors the servant and has forgotten the gift.
Albert Einstein - Widening our circles of compassion
A human being is part of a whole, called by us the Universe, a part limited in time and space. He experiences himself, his thoughts and feelings, as something separated from the rest a kind of optical delusion of his consciousness. This delusion is a kind of prison for us, restricting us to our personal desires and to affection for a few persons nearest us. Our task must be to free ourselves from this prison by widening our circles of compassion to embrace all living creatures and the whole of nature in its beauty.
Albert Einstein - German born American Physicist who developed the special and general theories of relativity. Nobel Prize for Physics in 1921. 1879-1955
Toen hij bespeurde hoe de nevel van de tijd in d'ogen van zijn vrouw de vonken uit kwam doven, haar wangen had verweerd, haar voorhoofd had doorkloven toen wendde hij zich af en vrat zich op van spijt.
Hij vloekte en ging te keer en trok zich bij de baard en mat haar met de blik, maar kon niet meer begeren, hij zag de grootse zonde in duivelsplicht verkeren en hoe zij tot hem opkeek als een stervend paard.
Maar sterven deed zij niet, al zoog zijn helse mond het merg uit haar gebeente, dat haar toch bleef dragen. Zij dorst niet spreken meer, niet vragen of niet klagen, en rilde waar zij stond, maar leefde en bleef gezond.
Hij dacht: ik sla haar dood en steek het huis in brand. Ik moet de schimmel van mijn stramme voeten wassen en rennen door het vuur en door het water plassen tot bij een ander lief in enig ander land.
Maar doodslaan deed hij niet, want tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, en ook weemoedigheid, die niemand kan verklaren, en die des avonds komt, wanneer men slapen gaat.
Zo gingen jaren heen. De kindren werden groot en zagen dat de man die zij hun vader heetten, bewegingsloos en zwijgend bij het vuur gezeten, een godvergeten en vervaarlijke aanblik bood.
Mijn zoon stormt door het huis, een roffel op de trap. Hij is zichzelf een motor. Het lied dat in hem leeft ontsnapt hem soms. Ik hoor hem zingen op de gang en zwijg.
s Nachts is hij bang, hij twijfelt aan zichzelf, aan ons, de wereld. Ik neem hem in mijn arm en zonder spreken vaag ik de oorlog weg en kinderkanker mijn eigen dood, het monster van de tijd.
Ik lieg hem voor en red hem tot wij beiden slapen in gesloten veiligheid
Thebe Met leven toegerust voor beiden, liep ik vannacht de gangen in, die naar u leiden. Het ondergronds geburchte droeg een stilte, die met tegenzin mijn tred verdroeg.
De muren stonden als verzadigd van ruige schimmel; lucht en licht, voorgoed beschadigd, beten mij niet; de wil alleen bij u te zijn in 't jongste gericht hield mij ter been.
Het labyrinth verliep in schroeven en eender, blinder cirkeling. U ten behoeve? Ik weet niet meer hoe lang ik ging. Hoe brachten zij, die u begroeven, zover een ding?
Totdat mijn voeten op u stuiten: uit een volslagen duisternis zag ik nog uw ogen open splijten; uw handen, die ik niet kon tillen, voelde ik langs het leven strelen, dat in mij sloeg; uw mond, in dood verhalen, vroeg.
Een taal waarvoor geen teken is in dit heelal, verstond ik voor de laatste maal.
Maar had geen adem meer genoeg en ben gevlucht in dit gedicht: noodtrappen naar het morgenlicht vervaald en veel te vroeg
De vader of de abba is een vergeestelijkt iemand die de ziel van de mens kent door zijn eigen ervaring. Hij hoeft niet noodzakelijk een ouderling te zijn. De abba geeft het juiste woord, op het juiste moment. Soms kon iemand drie dagen wachten vooraleer de abba tot hem sprak, maar zijn woorden waren dan een viaticum, een hulp én voedsel voor de mens in beproeving of ten einde raad.
De woestijnvaders hebben niet veel woorden verspild aan de uitleg over hoe te bidden. Ik herinner mij nog toen ik in het Macariusklooster was in Egypte en vroeg over het verschil tussen de Griekse manier van het Jezusgebed te bidden en de Egyptische de monnik antwoordde:
"Je hoeft het te doen,, doe het. Er is veel over het Jezusgebed geschreven, over de manieren om het te bidden, maar je hoeft het te doen"zei hij.
Op de 2000 à 3000 spreuken van de vaders handelen slechts een 20-tal spreuken rechtstreeks over het gebed van de monniken. Voor de vaders was het gebed een kort vraaggebed in de vorm van een korte formule.
Men noemt dat gebed "Monologistos". De uitdrukking kwam van de Heilige Johannes Climacus (7° eeuw).
Hij benadrukte dat gebed kort moest zijn zonder veel woorden en gedachten. De "veelwoorderij" in het gebed verstrooit de aandacht zegt hij.
Jezus zei ook in Matt. 6.7:
"Als je bidt, ga dan in je binnenkamer en doe de deur dicht.
Bid tot je Vader, die in het verborgene is, en je Vader , die in het verborgene ziet , zal je het lonen.
Gebruik bij het bidden geen omhaal van woorden zoals de heidenen doen, want die menen dat ze vanwege hun talrijke woorden verhoord zullen worden. Neem daar geen voorbeeld aan, want jullie Vader weet wat je nodig hebt, voordat je het Hem vraagt".
De vaders in de woestijnen van Egypte gebruikten reeds zon kort gebed. Het bestond uit het aanroepen van een vers uit psalm 69 die luidt:
"Red mij o God" of "God kom mij te hulp" of "Heer, haast U mij te helpen" Dat gebed is ook een openingsgebed van de monniken voor hun religieuze diensten.
Abba Macarius, stichter van het Macariusklooster in Egypte zegt op de vraag hoe wij moeten bidden het volgende:
"Men moet geen lange redevoeringen besteden om te bidden. Het volstaat de handen open te vouwen en te zeggen: Heer, zoals Gij ziet en zoals Gij weet, heb medelijden met mij. En als de strijd vervolgd zeg dan: Heer , ter hulp".
Deze vaderspreuk is één van de eerste bevestigingen van het gebruik van het korte gebed. Een andere vaderspreuk zegt:
"Wees altijd vol vreugde, bid zonder ophouden en breng dank voor alles"
( abba Benjamin)
Het Jezusgebed zoekt in feite naar de innerlijke vrede bij de monnik of de beoefenaar van het gebed. Innerlijke vrede is een kenmerk van de echte religieus, de man of de vrouw die God in zijn nabijheid weet.
Abba Poemen antwoordde eens aan een monnik die hem vroeg hoe te leven in zijn kluis het volgende antwoord:
"Op de plaats waar je woont , heb de mentaliteit van een vreemde, hecht je aan niets , bid en ge zult rust vinden voor je hart".
Aan een andere monnik die wat moed verloor om in zijn kluis te bidden zei hij:
"Veracht niet , veroordeel niet, blameert niemand en God zal u vrede geven en ge zult in alle rust kunnen mediteren."
In het Ethiopisch monachisme vinden wij ongeveer dezelfde formule.
Abba Paul zei:
"Als je in gemeenschap verblijft, doe en leer, en richt langzaam jou hart naar de hemel, en zeg aan de Heer in je hart: Heer Jezus, heb medelijden met mij, Jezus kom mij te hulp, ik zegen jou mijn God".
Evenzo vinden wij dat terug in Arabische vaderspreuken die de voortdurende herinnering en het aanroepen van de Naam van Jezus aanmanen. Een woestijnvader, abba Anoub zegt in de 6°-7° eeuw het volgende:
"Er is geen grotere deugd te vergelijken met het voortdurend aanroepen van de Heilige Naam van Jezus ten alle tijden, wees biddende lippen in de eenzaamheid, wees in je hart én zonder uitwendig verkeer".
De kracht van de Heilige Naam van Christus wordt door abba Anoub bevestigd. Hij zegt:
"Sedert de dag dat de Heilige Naam van Christus aangeroepen werd over mij is geen enkele leugen over mijn lippen gekomen".
Gedurende het officie van de Koptische monniken in de woestijnen van Egypte zingen de monniken dichterlijke composities op de Heilige Naam van Jezus, zoals volgende tekst duidelijk maakt:
"Waarlijk ik heb mij verheven naar iets dat belangrijker is dan wat er is :
De Heilige Naam van Jezus. Onze Heer Jezus heeft een teken gegeven aan zijn dienaren die Hem vrezen, het is zijn Heilige Naam.
Ons hart is in vreugde, onze taal in blijheid, wanneer wij mediteren over de Heilige Naam van Jezus".
De aanroeping van de Naam roept het Wezen die deze Naam draagt op. Als ik mijn moeder aanroep of mijn vader aanroep dan roep ik het levende wezen op die die naam draagt. Dan zie ik haar of hem als het ware voor mij staan. Zo is het ook met Jezus: als ik Hem aanroep komt Hij, snelt Hij ons te hulp in allerlei omstandigheden.
Daarom zegt de Heilige Bernardus dat de aanroeping van de Naam voedsel , licht en remedie is.
Maar bidden is ook groeien, verdiepen en afdalen in de diepten van jou hart. Deze groei in het aanroepen van de Heilige Naam werd beschreven door de Heilige Johannes Climacus. Hij heeft een belangrijk werk geschreven die noemt: "De Heilige Ladder".
Drie belangrijke termen worden in dit werk voor het eerst samengenomen.
Namelijk De herinnering aan Jezus, beheersing van de ademhaling, de inwendige rust.
Armstrong Karen over 'Under the volcano' van Malcolm Lowry
Malcolm Lowrys Onder de vulkaan (1947) speelt in Mexico, vlak voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Lowry beschrijft de laatste dag van de Consul, een alcoholist die niet alleen het alter ego van Lowry is, maar zoals blijkt ook Iedereen. Het boek opent in de Cantina del Bosque, die het duistere woud van Dantes Inferno in herinnering roept, en het is Allerzielen, de dag dat de doden met de levenden zouden communiceren. Op elke bladzijde onderzoekt Lowry het oude mythische inzicht dat leven en dood onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Hij zet voortdurend de welige natuur en schoonheid van het Mexicaanse landschap een Hof van Eden naast het helse beeld van dood en duisternis. Onbeduidende details krijgen onmiskenbaar een universele betekenis. Mensen zoeken beschutting tegen een hoosbui, zoals de oorlogsslachtoffers over de hele wereld in kelders voor luchtaanvallen schuilen; in de bioscoop gaat het licht uit, net zoals Europa zich in duisternis stort. Het affiche voor de film Las Manos de Orlac, met de met bloed bevlekte handen, doet ons denken aan de collectieve schuld van de mensheid; een reuzenrad symboliseert het verstrijken van de tijd; een stervende boer aan de kant van de weg herinnert ons eraan dat overal ter wereld mensen sterven zonder dat iemand er acht op slaat. Als de Consul eenmaal permanent dronken is, krijgt zijn omgeving een hallucinatoire scherpte waarin gebeurtenissen en voorwerpen hun uniciteit overstijgen. In de oude mythologie had alles een heilige betekenis en geen enkel voorwerp of handeling was profaan. In Lowrys roman raakt alles in de loop van allerzielendag zijn neutraliteit kwijt: alles is beladen met noodlottige betekenis.
De roman schildert de dronkenschap van de wereld vóór 1939. Elke borrel die de Consul achteroverslaat brengt hem een stap dichter bij zijn onvermijdelijke dood. Net als de Consul is het mensdom stuurloos geworden en strompelt het op een ramp af. Verstrikt in een doodswens verliest het zijn levenslust en heldere blik. De kabbala vergelijkt een mysticus die zijn krachten misbruikt met een dronkaard. Dit beeld staat centraal in de roman: als een tovenaar die niet meer weet wat hij doet, heeft de mens krachten ontketend die hij niet kan beheersen en die uiteindelijk zijn wereld zullen vernietigen. Lowry heeft ons verteld dat hij hierbij aan de atoombom dacht. En toch is zijn roman op zichzelf niet nihilistisch; er schuilt een diep medeleven in de manier waarop hij de aandoenlijkheid, de schoonheid en de beminnelijke dwaasheid van de mensheid oproept.
Uit Mythen. Een beknopte geschiedenis. Karen Armstrong. De Bezige Bij. 2005