Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid (korte versie)
Vandaag
gaan we Matteüs 6 behandelen in een iets andere volgorde. Laten we beginnen bij
verzen 1 tot 5 en 16 tot 18:
1 HEBT acht dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen,
om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in
de hemelen is.
2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat vóór u niet
trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat
zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon
weg.
3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet
weten wat uw rechter doet,
4 Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die
in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden.
5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de
geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten
staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik
zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
( )
16 En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht,
gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de
mensen mogen gezien worden als zij vasten. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon
weg hebben.
17 Maar gij, als gij vast, zalf uw hoofd en was uw aangezicht,
18 Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij
vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het
verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
Zie je
een patroon? Al deze woorden van Jezus zijn allemaal uitgesproken tegen
uiterlijke schijn: doe uw goede werken niet om door de mensen gezien en geëerd te
worden; wees niet zoals de farizeeën: ze lijken hun goede werken voor God te
doen maar ze doen het eigenlijk voor zichzelf; voor hun eigen roem of eer; om
door de mensen gezien en geëerd te worden.
Volgens Johannes Chrysostomos focust Jezus hier niet op de uiterlijke daad maar
op de intentie; het willen gezien worden door mensen.[1] Jezus had namelijk niets
tegen dat mensen goede daden deden, of dat sommige farizeeën God perfect probeerden
te behagen in hun daden, wat soms in kerkgemeentes verkeerdelijk wordt afgedaan
als legalisme. Hij had er iets tegen dat het religieuze hypocrieten
(toneelspelers) of geveinsden (fakers)
waren die hun goede daden uiteindelijk voor zichzelf deden en niet voor God.
Ze gebruikten God en de joodse religie om aandacht en aanzien te krijgen. Ze
waren zeer christelijk religieus maar ze deden het eigenlijk nog steeds voor
hunzelf. Hun hart was niet veranderd. Ze leken God als Vader te hebben maar ze
leefden voor zichzelf.
Begrijp
me niet verkeerd. Het uiterlijke is oké. Voorganger, vertaler, zijn is oké en
goede werken zijn oké en zijn zelfs nuttig: Laat uw licht alzo schijnen voor
de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen
is, verheerlijken (Mattheüs 5:16). Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen,
dat zij uw goede werken mogen zien Ja, maar het ultieme doel moet zijn dat de
mensen uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken, met andere woorden: het
ultieme doel van je goede werken moet zijn dat de mensen glorie aan God je
Vader in de hemel geven. Het ultieme doel mag niet uiterlijke schijn of glorie
zijn. Het gaat om God. Het gaat om Zijn glorie en eer. Als
ik preek voor eigen eer, dan is het allemaal niets waard. Als het dus gaat om jouw uiterlijke prestige, dan ben je
fout bezig. Je mag niet bezig zijn met jezelf en met wat je allemaal al bereikt
hebt: Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw
rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het
verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden. (Mattheüs 6:3-4): God
ziet al hetgeen je in het verborgene doet voor de mensen, voor de armen, voor
de gevangenen, etc. en Hij zal je in de toekomst belonen! Wat je en publique doet, is al beloond door de
mensen:
5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de
geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten
staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik
zeg u, dat zij hun loon weg hebben. Of zoals Chromatius van Aquileia het zei:
Zolang ze de glorie van deze eeuw zoeken, verliezen ze de beloning van de
toekomstige belofte.[2]
Mattheüs
6:6-13:
6 Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, en
uw deur gesloten hebbende, bid uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader,
Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
7 En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van
woorden, gelijk de heidenen; want zij menen dat zij door hun veelheid van
woorden zullen verhoord worden.
8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet wat gij
van node hebt, eer gij Hem bidt.
9 Gij dan, bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen
zijt, Uw Naam worde geheiligd.
10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den
hemel, alzo ook op de aarde.
11 Geef ons heden ons dagelijks brood.
12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven
onzen schuldenaren.
13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van
den boze. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der
eeuwigheid. Amen.
God
ziet dus de binnenkamer van uw hart. Eerst behoren we dus God op de eerste
plaats te zetten. Hoe doen we dat? Hoe plaatsen we God op de eerste plaats? Dat
gebeurt in onze Binnenkamer.[3] Een Rooms-Katholiek bidt
bijvoorbeeld altijd een morgengebed en een avondgebed en het Onze Vader. Dit
doet hij, als het goed is, doelbewust om de orde; de driehoek te herstellen.
Dit is dus nog niet zo een dom idee. Het is het bewust tijd maken om God op de
eerste plaats te zetten en daarna pas al de rest: Uw Naam worde geheiligd, Uw
Koninkrijk kome, Uw wil geschiede (Mattheüs 6:9b-10a); God en Zijn eer, Koninkrijk
en wil op de eerste plaats. Of zoals de Grote
Catechismus van de Puriteinse Westminster
Confessie het stelt: Vraag: Wat is het voornaamste en hoogste doel van het
leven van de mens? Antwoord: Het voornaamste en hoogste doel van het leven van
de mens is de verheerlijking van God en het zich in Hem ten volle en eeuwig
verheugen.[4]
Wat is dus het doel van de mens? De verheerlijking van God. God bewust op de
eerste plaats zetten in je binnenkamer is dus geen slecht idee; want Uw is het
Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid (Mattheüs 6:13b): ik ben niet de Koning;
het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid behoren mij niet toe. Bij het
woord kracht denk ik bijvoorbeeld aan de kracht van de Heilige Geest: wij zijn
het vlammetje, Hij is de olie waardoor wij mogen branden. Alle eer aan Hem. We
zijn verbonden aan Christus de ware Wijnstok. De Heilige Geest is het sap dat
ons de bovennatuurlijke energie geeft, opdat wij krachtdadig en veelvuldig vrucht
mogen dragen. Alle eer aan Christus. Heerlijkheid: de glorie komt God toe, niet
onszelf. Alle eer aan de Vader. Want, zoals de Grote Catechismus het stelt: Het voornaamste en hoogste doel van
het leven van de mens is de verheerlijking van God. God de eer geven is dus het
hoogste doel. Herinner u ook de driehoek: we plaatsen God bewust bovenaan. Hij
is prioriteit numero één.
Dus niet eerst de bediening, de show, de
kerkgemeenschap, dan heb je het helemaal bij het verkeerde eind en dan kan je
zeer zwaar teleurgesteld worden in mensen. Kijk bijvoorbeeld maar naar al die
misbruikschandalen in Rooms-Katholieke en Protestantse kring. Er zijn
natuurlijk wel vele goede Rooms-Katholieke pastoors en Protestantse voorgangers
die het nog wel allemaal op een rijtje hebben.
Voor
deze driehoek of dit rijtje kies je eerst bij je doop. Daar heb ik het vorige
keer over gehad denk ik. De doop is weliswaar uiterlijk maar begint vanuit een
innerlijke beslissing: het kiezen voor de weg naar de kruisiging. Dit is dus
eerst jezelf volledig geven vanuit een innerlijke beslissing, dan dit
publiekelijk tonen door de doop en dan teruggaan naar het innerlijke leven
(niet de show of de spotlights maar de woestijn) en dit innerlijke leven dan
nederig uitleven in volledige onderwerping aan je Vader in de hemel. Ga verder
in het innerlijke leven door te bidden en te vasten. Leef niet voor de Mammon of
voor jezelf; voor je eigen prestige of glorie:
Waar
is uw schat? In de hemel of op aarde?
Wie is
uw schat? God of jezelf?
Wie
plaats jij het hoogst? God of jezelf?
Maak
God je grootste Schat, je enige Schat en ga helemaal voor Hem! Honderd procent!
Zonder valse bijbedoelingen!
24:
24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den
enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den
anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.
Kies
dus!
Over
de rest van Mattheüs 6; het bekende stukje over bezorgdheid, heb ik alleen maar
dit te zeggen: maak je geen zorgen voor dit leven, ga niet terug zoals "de
heidenen" die leven vanuit en voor het uiterlijke. Verander dus je denken, zoals er staat in Romeinen 12,
zet God steeds op de eerste plaats in je leven, zoek altijd naar Gods volmaakte
wil en voer die ook uit! Ga voor het diepste
verlangen van de Geest: En gij zult den Heere uw God liefhebben uit geheel uw
hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht
(Markus 12:30). Dit houdt in: God op de eerste plaats zetten en Hem overal voor
de volle honderd procent dienen, wat het je ook mag kosten in de wereld of in
de Kerk. Als je dat doet, zal de Heer altijd met je zijn. Moge Hij alle glorie
ontvangen! Amen!
De korte versie van deze preek werd gepreekt in het engels (vanuit de New King James Version) in The Lighthouse Fellowship (Antwerpen) op 7 augustus 2022.
[1] John
Chrysostom, The Gospel of Matthew, Homily
19.2.
[2] Chromatius
of Aquileia, Tractate on Matthew 26.4.2.
[3] cf.
Augustine, Sermon on the Mount,
2.3.11.
[4]De Grote Catechismus, vraag 1, genomen uit G. van Rongen en M.J.
Arntzen, De Westminster Confessie: met de
Grote en de Kleine Catechismus (Barneveld: De Vuurbaak, 1986), 84.
Categorie:Preken
17-07-2022
Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid
Vandaag
gaan we Matteüs 6 behandelen in een iets andere volgorde. Laten we beginnen bij
verzen 1 tot 5 en 16 tot 18:
1 HEBT acht dat gij uw aalmoes niet doet voor de mensen,
om van hen gezien te worden; anders zo hebt gij geen loon bij uw Vader, Die in
de hemelen is.
2 Wanneer gij dan aalmoes doet, zo laat vóór u niet
trompetten, gelijk de geveinsden in de synagogen en op de straten doen, opdat
zij van de mensen geëerd mogen worden. Voorwaar zeg Ik u: Zij hebben hun loon
weg.
3 Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet
weten wat uw rechter doet,
4 Opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die
in het verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden.
5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de
geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten
staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik
zeg u, dat zij hun loon weg hebben.
( )
16 En wanneer gij vast, toont geen droevig gezicht,
gelijk de geveinsden; want zij mismaken hun aangezichten, opdat zij van de
mensen mogen gezien worden als zij vasten. Voorwaar Ik zeg u, dat zij hun loon
weg hebben.
17 Maar gij, als gij vast, zalf uw hoofd en was uw
aangezicht,
18 Opdat het van de mensen niet gezien worde, als gij
vast, maar van uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het
verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
Zie je
een patroon? Al deze woorden van Jezus zijn allemaal uitgesproken tegen
uiterlijke schijn: doe uw goede werken niet om door de mensen gezien en geëerd te
worden; wees niet zoals de farizeeën: ze lijken hun goede werken voor God te
doen maar ze doen het eigenlijk voor zichzelf; voor hun eigen roem of eer; om
door de mensen gezien en geëerd te worden.
Volgens Johannes Chrysostomos focust Jezus hier niet op de uiterlijke daad maar
op de intentie; het willen gezien worden door mensen.[1] Jezus had namelijk niets
tegen dat mensen goede daden deden, of dat sommige farizeeën God perfect probeerden
te behagen in hun daden, wat soms in kerkgemeentes verkeerdelijk wordt afgedaan
als legalisme. Hij had er iets tegen dat het religieuze hypocrieten
(toneelspelers) of geveinsden (fakers)
waren die hun goede daden uiteindelijk voor zichzelf deden en niet voor God.
Ze gebruikten God en de joodse religie om aandacht en aanzien te krijgen. Ze
waren zeer christelijk religieus maar ze deden het eigenlijk nog steeds voor
hunzelf. Hun hart was niet veranderd. Ze leken God als Vader te hebben maar ze
leefden voor zichzelf.
Begrijp
me niet verkeerd. Het uiterlijke is oké. Voorganger, vertaler, zijn is oké en
goede werken zijn oké en zijn zelfs nuttig: Laat uw licht alzo schijnen voor
de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen
is, verheerlijken (Mattheüs 5:16). Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen,
dat zij uw goede werken mogen zien Ja, maar het ultieme doel moet zijn dat de
mensen uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken, met andere woorden: het
ultieme doel van je goede werken moet zijn dat de mensen glorie aan God je
Vader in de hemel geven. Het ultieme doel mag niet uiterlijke schijn of glorie
zijn. Het gaat om God. Het gaat om Zijn glorie en eer. Als
ik preek voor eigen eer, dan is het allemaal niets waard. Als het dus gaat om jouw uiterlijke prestige, dan ben je
fout bezig. Je mag niet bezig zijn met jezelf en met wat je allemaal al bereikt
hebt: Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linkerhand niet weten wat uw
rechter doet, opdat uw aalmoes in het verborgen zij; en uw Vader, Die in het
verborgen ziet, Die zal het u in het openbaar vergelden. (Mattheüs 6:3-4): God
ziet al hetgeen je in het verborgene doet voor de mensen, voor de armen, voor
de gevangenen, etc. en Hij zal je in de toekomst belonen! Wat je en publique doet, is al beloond door de
mensen:
5 En wanneer gij bidt, zo zult gij niet zijn gelijk de
geveinsden; want die plegen gaarne in de synagogen en op de hoeken der straten
staande, te bidden, opdat zij van de mensen mogen gezien worden. Voorwaar Ik
zeg u, dat zij hun loon weg hebben. Of zoals Chromatius van Aquileia het zei:
Zolang ze de glorie van deze eeuw zoeken, verliezen ze de beloning van de
toekomstige belofte.[2]
Mattheüs
6:6-13:
6 Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, en
uw deur gesloten hebbende, bid uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader,
Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.
7 En als gij bidt, zo gebruikt geen ijdel verhaal van
woorden, gelijk de heidenen; want zij menen dat zij door hun veelheid van
woorden zullen verhoord worden.
8 Wordt dan hun niet gelijk; want uw Vader weet wat gij
van node hebt, eer gij Hem bidt.
9 Gij dan, bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen
zijt, Uw Naam worde geheiligd.
10 Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den
hemel, alzo ook op de aarde.
11 Geef ons heden ons dagelijks brood.
12 En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven
onzen schuldenaren.
13 En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van
den boze. Want Uw is het Koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid, in der
eeuwigheid. Amen.
Maar
gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bid
uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het
u in het openbaar vergelden (Mattheüs 6:6). God ziet dus de binnenkamer van uw
hart. Eerst behoren we dus God op de eerste plaats te zetten. Hoe doen we dat?
Hoe plaatsen we God op de eerste plaats? Dat gebeurt in onze Binnenkamer.[3] Een Rooms-Katholiek bidt
bijvoorbeeld altijd een morgengebed en een avondgebed en het Onze Vader. Dit
doet hij, als het goed is, doelbewust om de orde; de driehoek te herstellen.
Dit is dus nog niet zo een dom idee. Het is het bewust tijd maken om God op de
eerste plaats te zetten en daarna pas al de rest: Uw Naam worde geheiligd, Uw
Koninkrijk kome, Uw wil geschiede (Mattheüs 6:9b-10a); God en Zijn eer,
Koninkrijk en wil op de eerste plaats. Of zoals de Grote Catechismus van de Puriteinse Westminster Confessie het stelt: Vraag: Wat is het voornaamste en
hoogste doel van het leven van de mens? Antwoord: Het voornaamste en hoogste
doel van het leven van de mens is de verheerlijking van God en het zich in Hem
ten volle en eeuwig verheugen.[4] Wat is dus het doel van de
mens? De verheerlijking van God. God bewust op de eerste plaats zetten in je
binnenkamer is dus geen slecht idee; want Uw is het Koninkrijk en de kracht en
de heerlijkheid (Mattheüs 6:13b): ik ben niet de Koning; het Koninkrijk, de
kracht en de heerlijkheid behoren mij niet toe. Bij het woord kracht denk ik
bijvoorbeeld aan de kracht van de Heilige Geest: wij zijn het vlammetje, Hij is
de olie waardoor wij mogen branden. Alle eer aan Hem. We zijn verbonden aan Christus
de ware Wijnstok. De Heilige Geest is het sap dat ons de bovennatuurlijke
energie geeft, opdat wij krachtdadig en veelvuldig vrucht mogen dragen. Alle
eer aan Christus. Heerlijkheid: de glorie komt God toe, niet onszelf. Alle eer
aan de Vader. Want, zoals de Grote Catechismus
het stelt: Het voornaamste en hoogste doel van het leven van de mens is de
verheerlijking van God. God de eer geven is dus het hoogste doel. Herinner u
ook de driehoek: we plaatsen God bewust bovenaan. Hij is prioriteit numero één.
Dus niet eerst de bediening, de show, de
kerkgemeenschap, dan heb je het helemaal bij het verkeerde eind en dan kan je
zeer zwaar teleurgesteld worden in mensen. Kijk bijvoorbeeld maar naar al die
misbruikschandalen in Rooms-Katholieke en Protestantse kring. Er zijn
natuurlijk wel vele goede Rooms-Katholieke pastoors en Protestantse voorgangers
die het nog wel allemaal op een rijtje hebben.
Voor
deze driehoek of dit rijtje kies je eerst bij je doop. Daar heb ik het vorige
keer over gehad denk ik. De doop is weliswaar uiterlijk maar begint vanuit een
innerlijke beslissing: het kiezen voor de weg naar de kruisiging. Dit is dus
eerst jezelf volledig geven vanuit een innerlijke beslissing, dan dit
publiekelijk tonen door de doop en dan teruggaan naar het innerlijke leven
(niet de show of de spotlights maar de woestijn) en dit innerlijke leven dan
nederig uitleven in volledige onderwerping aan je Vader in de hemel. Ga verder
in het innerlijke leven door te bidden en te vasten. Leef niet voor de Mammon of
voor jezelf; voor je eigen prestige of glorie:
19-21:
19 Vergadert u geen schatten op de aarde, waar ze de mot
en roest verderft, en waar de dieven doorgraven en stelen;
20 Maar vergadert u schatten in den hemel, waar ze noch
mot noch roest verderft, en waar de dieven niet doorgraven noch stelen.
21 Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Waar
is uw schat? In de hemel of op aarde?
Wie is
uw schat? God of jezelf?
Wie
plaats jij het hoogst? God of jezelf?
22-23:
22 De kaars des lichaams is het oog; indien dan uw oog
eenvoudig is, zo zal uw gehele lichaam verlicht wezen;
23 Maar indien uw oog boos is, zo zal geheel uw lichaam
duister zijn. Indien dan het licht dat in u is, duisternis is, hoe groot zal de
duisternis zelve zijn!
Maak
God je grootste Schat, je enige Schat en ga helemaal voor Hem! Honderd procent!
Zonder valse bijbedoelingen!
24:
24 Niemand kan twee heren dienen; want of hij zal den
enen haten en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen en den
anderen verachten; gij kunt niet God dienen en den Mammon.
Kies!
Kiest u heden wien gij dienen zult ( ) maar aangaande mij en mijn huis, wij
zullen den HEERE dienen (Jozua 24:15b).
Over
de rest van Mattheüs 6; het bekende stukje over bezorgdheid, heb ik alleen maar
dit te zeggen: maak je geen zorgen voor dit leven, ga niet terug zoals "de
heidenen" die leven vanuit en voor het uiterlijke. Ga voor het diepste
verlangen van de Geest: En gij zult den Heere uw God liefhebben uit geheel uw
hart en uit geheel uw ziel en uit geheel uw verstand en uit geheel uw kracht
(Markus 12:30). Dit houdt in: God op de eerste plaats zetten en Hem overal voor
de volle honderd procent dienen, wat het je ook mag kosten in de wereld of in
de Kerk.
Romeinen 12:1-2:
1 IK bid u dan, broeders, door de ontfermingen
Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehaaglijke
offerande, welke is uw redelijke godsdienst.
2 En wordt dezer wereld niet gelijkvormig, maar wordt veranderd door de
vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven welke de goede en welbehagende
en volmaakte wil van God is.
Verander dus je
denken, zet God steeds op de eerste plaats in je leven, zoek altijd naar Gods
volmaakte wil en voer die ook uit!
De Heere zij altijd
met je als je volledig voor Hem en Zijn welbehagen leeft en dus niet voor eigen
prestige, eer of glorie! Hem komt de eer en glorie toe! Amen!
Deze preek werd gepreekt in Pinkstergemeente Elim (Genk) op 17 juli 2022, in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 24 juli 2022 en in het engels (vanuit de New King James Version) in Evangelische gemeente Bet Av (Laren, Nederland) op 30 juli 2022.
[1] John
Chrysostom, The Gospel of Matthew, Homily
19.2.
[2] Chromatius
of Aquileia, Tractate on Matthew 26.4.2.
[3] cf.
Augustine, Sermon on the Mount,
2.3.11.
[4]De Grote Catechismus, vraag 1, genomen uit G. van Rongen en M.J.
Arntzen, De Westminster Confessie: met de
Grote en de Kleine Catechismus (Barneveld: De Vuurbaak, 1986), 84.
Categorie:Preken
26-06-2022
Bijbels Ouderlingschap
Allereerst zou ik willen beginnen met het bedanken van B. en zijn vrouw K. Zij zijn altijd
heel gastvrij voor mensen die hen nodig hebben en zij staan altijd klaar om
mensen te helpen en materiële hulp te geven. Zo hielpen zij ons prille
gezinnetje ook door het uitlenen van babykleedjes, een buggy en andere dingen
en vangen zij vele andere mensen op die (dringend) hulp nodig hebben.
Gastvrij
en vrijgevig is nu ook precies hoe oudsten behoren te zijn. In mijn ogen zijn
ook B. en K. onberispelijk, sober, bezonnen, gematigd, gastvrij, oprecht,
betrouwbaar en genieten zij een goede reputatie bij alle mensen (naar 1
Timotheüs 3:1-16).
Johannes
schreef in zijn derde brief: Wees zo goed hen voor de verdere reis toe te
rusten op een wijze die God waardig is. Ze zijn immers omwille van de Naam op
reis gegaan en accepteren geen steun van de ongelovigen. Daarom horen wij zulke
mensen gastvrij te ontvangen en zo mee te werken aan de verkondiging van de
waarheid (3 Johannes 1:6-8). In context gaat het hier om evangelisten die
gesteund moeten worden in hun onderhoud. Maar alle christenen hier aanwezig
zijn ook op reis gegaan ter wille van Jezus. Ze zijn voor Jezus op een
geloofsreis gegaan. Zo ga jij, B., ook samen met deze mensen op reis en je bent
persoonlijk verantwoordelijk voor hen.
Hoe
behoor je daar nu mee om te gaan?
Ik doe
een beroep op de oudsten onder u. Als uw mede-oudste en als ooggetuige van
Christus lijden, en omdat ik evenals u zal delen in de luister die binnenkort
zal worden geopenbaard, vraag ik u: Hoed de kudde van God waarvoor u de
verantwoordelijkheid hebt [jij reist met hen mee en bent verantwoordelijk voor
je medereizigers], houd goed toezicht niet gedwongen maar vrijwillig, zoals
God dat wil, en niet om er zelf beter van te worden maar met belangeloze
toewijding. Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u is
toevertrouwd, maar geef het goede voorbeeld (1 Petrus 5:1-3). Daar hoort nog
een prachtige belofte bij! Als je met verantwoordelijkheidszin en liefde
herderschap betoont jegens je medereizigers en het niet doet om er zelf geld of
macht uit te slaan maar het net doet omdat je onzelfzuchtig houdt van je
medebroeders en zusters, dan zult u wanneer de hoogste herder verschijnt deel
krijgen aan zijn luister, de lauwerkrans die nooit verwelkt (1 Petrus 5:4).
Hoe doe
je dit nu concreet; met liefde en verantwoordelijkheid ouderlingschap
uitoefenen? Ik geef nog vier korte adviezen mee:
1) Blijf bij de Bijbel en blijf
bij de Traditie van het oorspronkelijke geloof!
(naar 2 Timotheüs 3 en Judas 1): B., zoek en strijd voor het geloof dat voor
eens en altijd aan de heiligen is overgeleverd (Judas 1:3, zie ook vers 4).
2) Heers
niet over de kudde: Jezus riep hen bij zich en zei: Jullie weten dat
heersers hun volken onderdrukken en dat leiders hun macht misbruiken. Zo mag
het bij jullie niet gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, moet dienaar
van de anderen zijn, en wie van jullie de eerste wil zijn, moet slaaf van de
anderen zijn zoals de Mensenzoon niet gekomen is om gediend te worden, maar om
te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen (Mattheus 20:25-28).
3) Heb
de gemeenteleden lief:
Zorg voor uzelf en voor de hele kudde waarover de heilige Geest u als leiders
[NBV2007: herders; ik zou voorstellen: iemand die voor hen uitkijkt en hen
begeleid] heeft aangesteld; hoed Gods gemeente, die Hij verworven heeft door
het bloed van zijn eigen Zoon. Ik weet dat er na mijn vertrek woeste wolven
bij u zullen binnendringen, die de kudde niet zullen ontzien. Uit uw eigen
kring zullen mensen voortkomen die de waarheid verdraaien om de leerlingen voor
zich te winnen (Handelingen 20:28-30). Het zijn narcistische mensen die meer
van zichzelf en hun eigen lusten, zoals geld, macht en misbruik houden dan dat
zij van God houden. Voor hen is het geloof een methode om macht, geld en
aanzien te vergaren. Kijk niet naar hen op, doe hen niet na en word niet zoals
hen!
4) Getuig
van Gods genade: Hecht echter geen enkele waarde aan het behoud van je
leven, als je je levenstaak maar kan voltooien en de opdracht kan uitvoeren die
je van je Heer ontvangen hebt: getuigen van het evangelie van Gods genade
(naar Handelingen 20:24). Deze genade is trouwens de energie van God die
zondaars de mogelijkheid geeft een nieuw leven te beginnen en goede werken te
doen (naar Titus 2). Het is niet het toestaan van zonde in onze levens en kerken
en leren dat God toch alles toedekt met Zijn zogezegd onvoorwaardelijke genade (naar
Romeinen 6). Dit zijn trucjes waardoor valse voorgangers en predikanten de
leerlingen van Jezus achter zich proberen te trekken om hen dan te manipuleren,
uit te zuigen en te verscheuren (naar e.g. Handelingen 20:30). Dit zijn bedriegers
die zichzelf bedriegen (naar 2 Timotheüs 3:13). Gedraag u nooit zoals hen!
B., hier
heb ik je kort advies gegeven als jouw jongere broer. De Heer zij met je bij
het aanvaarden en waardig uitleven van deze nieuwe taak! Ik wens je van harte
Gods zegen en het grootste succes toe in het uitvoeren van deze voortreffelijke
taak!
Deze preek werd gepreekt in Pinkstergemeente Elim (Genk) op 26 juni 2022.
Graag
wil ik dat we nadenken over wat het écht betekent dat we beweren in een goede
relatie met God en met elkaar te staan, onder andere tijdens de viering van het
avondmaal. Wat doen we ècht met deze mooie woorden? Zijn onze werken dan ècht zo
zuiver? Ik herhaal nogmaals:
´Wees
daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En
aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden. Vergis u
niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen. (…) Wie
meent dat hij godsdienstig is, terwijl hij zijn tong niet kan beteugelen, zit
op een dwaalspoor, en heel zijn godsdienst is vergeefse moeite. Voor God, de
Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in
hun nood, en jezelf vrijwaren van de smetten van de wereld¡ (Jakobus 1:21-22, 26-27).
´Broeders
en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt
er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? Als een broeder of zuster
nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt, en een van u zegt dan:
‘Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!ÿ zonder de ander te voorzien
van de eerste levensbehoeften – wat heeft dat voor zin? Zo is het ook met
geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood. Maar iemand zou
kunnen zeggen: ‘De een gelooft, de ander doet.ÿ Laat mij maar eens zien dat je
kunt geloven zonder daden; ik zal u door mijn daden tonen dat ik geloof. U
gelooft dat God de enige is? Daar doet u goed aan. Maar de demonen geloven dat
ook, en ze sidderen. Dwaas, wilt u het bewijs dat geloof zonder daden nutteloos
is? Werd onze voorvader Abraham niet rechtvaardig verklaard om wat hij deed toen
hij zijn zoon Isaak op het altaar wilde offeren? U ziet hoe geloof en handelen
daar hand in hand gaan, en hoe het geloof ten volle verwezenlijkt wordt in
daden. Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: ‘Abraham vertrouwde op God,
en dat werd hem als rechtvaardigheid toegerekend.ÿ Hij wordt zelfs Gods vriend
genoemd. U ziet dus dat iemand rechtvaardig wordt verklaard om wat hij doet, en
niet alleen om zijn geloof. Werd niet ook Rachab, de hoer, rechtvaardig
verklaard om wat ze deed, toen ze de verkenners ontving en langs een andere weg
liet vertrekken? Zoals het lichaam dood is zonder geest, zo is ook geloof
zonder daden dood¡ (Jakobus 2:14-26).
Allereerst
de oudsten en voorgangers, maar ook jullie, gelovigen, moeten dus niet alleen
vroom spreken maar óók zo leven. Als jij persoonlijk nog in iets tekort schiet,
dan is dit een strenge maar zeker ook vriendschappelijke uitnodiging tot
bekering:
´‘God
keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt Hij zijn genade.ÿ
Onderwerp u dus aan God, en verzet u tegen de duivel, dan zal die van u
wegvluchten. Kom nader tot God, dan komt Hij nader tot u. Reinig uw handen,
zondaars; zuiver uw hart, weifelaars. Weeklaag, wees treurig en laat uw tranen
vloeien. Laat uw lachen veranderen in droefheid en uw vreugde in somberheid.
Verneder u voor de Heer, dan zal Hij u verheffen¡ (Jakobus 4:6b-10).
Laten
we dit overpeinzen met nederigheid en ootmoed en laten we dan, indien we er
klaar voor zijn, in gemeenschap eten en drinken.
De
Heer Zèlf hangt hier trouwens nòg een belofte aan vast:
´Het
offer voor God is een gebroken geest; een gebroken en verbrijzeld hart zult U,
God, niet verachten¡ (Psalm 51:19).
Wanneer we het hebben over leiderschap in de gemeente,
moeten we ons eerst afvragen: ''Wat is Bijbels leiderschap?''. Sommige mensen
beweren hier dat de gemeente een fabriek of een leger is, dat autoriteit macht
en ingebeeld charisma hebben is, en dat ik uiteindelijk op zulke manier behoor
leiding te nemen en dat ik dat op dit moment nog niet doe. Ik zal dit ook nooit
doen en ik zal u aantonen dat dit een ´anti-Christus-manier¡ van leiding geven
is, en dat Christus dit zelfs ten strengste heeft verboden. Ook zal ik mijn
visie op Bijbels leiderschap uit de doeken doen en op het einde geef ik een
oproep tot bekering mee.
Jezus spreekt tot ons door de Bijbel: ''Kom naar mij,
jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust
geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig
van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en
mijn last is licht.'' (Matteüs 11:28-30)
Let op de beloften! Als wij naar Hem komen door Zijn
juk op ons te nemen en van Hem te leren, m.a.w. als we zijn discipelen worden, zullen
wij werkelijkrust gegeven worden!
Jezus vertelt ook waarom Hij wil dat we Zijn juk op
ons nemen en van Hem leren: want Ik
ben zachtmoedig en nederig van hart. Jezus vraagt onderwerping en
gehoorzaamheid van ons net omdat Hij
zachtmoedig en nederig van hart is. Jezus verplicht ons niets. Hij nodigt ons
slechts uit. Hij zegt als het ware: ''Kom alsjeblieft naar Mij en wordt mijn
leerlingen want enkel dan kan Ik je ware rust geven.'' In Johannes 15 zegt
Hij het als volgt: ''De grootheid van mijn Vader zal zichtbaar worden wanneer
jullie veel vrucht dragen en mijn leerlingen zijn. Ik heb jullie liefgehad,
zoals de Vader mij heeft liefgehad. [Zie, eerst liefde; een gezonde relatie
begint vanuit liefde. Nogmaals:] Blijf in mijn liefde: je blijft in mijn liefde
als je je aan mijn geboden houdt, zoals ik me ook aan de geboden van mijn Vader
gehouden heb en in zijn liefde blijf. Dit zeg ik tegen jullie om je mijn
vreugde te geven, dan zal je vreugde volkomen zijn. [Jezus geeft ons dus
geboden opdat onze vreugde volkomen zou zijn.] Mijn gebod [waar jullie vrij op
in mogen gaan] is dat jullie elkaar liefhebben zoals ik jullie heb liefgehad.
Er is geen grotere liefde dan je leven te geven voor je vrienden. Jullie zijn
mijn vrienden wanneer je doet wat ik zeg. Ik noem jullie geen slaven meer, want
een slaaf weet niet wat zijn meester doet; vrienden noem ik jullie, omdat ik
alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie bekendgemaakt heb. Jullie
hebben niet mij uitgekozen, maar ik jullie, en ik heb jullie opgedragen om op
weg te gaan en vrucht te dragen, blijvende vrucht. Wat je de Vader in mijn naam
vraagt, zal hij je geven. Dit draag ik jullie op: heb elkaar lief.'' (Johannes
15:8-17).
Jezus noemt ons Zijn vrienden. Vrienden kunnen we
enkel zijn op vrijwillige basis en uit liefde. We kunnen er voor kiezen ons aan
Zijn geboden te houden. Zo tonen we dat we zijn ware vrienden zijn. We kunnen
vrij kiezen de smalle weg te betreden en te bewandelen. We kunnen vrij kiezen
elkaar lief te hebben, niet zoals de wereld door druk en manipulatie maar écht
uit ware, onzelfzuchtige liefde. The Amplified Bible stelt het gebod van Jezus als volgt: ''Dit is wat ik
jullie beveel: dat je elkaar liefhebt en onzelfzuchtig het beste voor elkaar
zoekt.''[1]
Jezus' visie op leiderschap is dus onzelfzuchtig dienen.
Druk en manipulatie zijn dus duidelijk uit den boze.
Zo zei Jezus tegen zijn 12 discipelen: ''Jullie weten dat de volken onderdrukt
worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken [dat
heet dan machtsmisbruik of geestelijk misbruik]. Zo mag het bij jullie niet
gaan. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn, zal de anderen moeten dienen,
en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn. Want ook
de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn
leven te geven als losgeld voor velen.'' (Marcus 10:42b-45). Bijbels leiderschap
is dus nièt vooraan de show stelen en je wereldse leiderschapscapaciteiten
etaleren opdat je door de mensen gezien mag worden uit nood om je zelfbeeld en
trots te bevestigen. Dan heb je je beloning al ontvangen. Bijbels leiderschap
is een dienaar zijn, niet in de spotlights willen staan. Enkel dan krijg je een
beloning van mijn Vader. Velen die buitengeworpen werden en door ''christenen'' werden geminacht, zullen de beloning van hun Vader niet ontlopen en vele
schijnheilige leiders zullen het eeuwige leven niet krijgen en zullen zelfs
dubbel gestraft worden in de hel, ook al hadden ze anderen en uiteindelijk ook
zichzelf misleid.
Ook Petrus zei tegen zijn mede-oudsten[2]: ''Hoed Gods kudde waarvoor u de verantwoordelijkheid hebt, houd goed toezicht
niet gedwongen maar vrijwillig [als vriend van God], zoals God dat wil, en niet
om er zelf beter van te worden maar met belangeloze toewijding [dus zonder
zelfzucht of egoïsme]. Stel u niet heerszuchtig op tegenover de kudde die aan u
is toevertrouwd [en toon hen geen verkeerd beeld van Christus als een wereldse
leider die heerst, manipuleert en bedriegt, opdat hun liefde voor Christus en
hun naaste niet verkilt (als u dit doet, zult u daarvoor ter verantwoording
geroepen worden)], maar geef het goede voorbeeld [door te dienen]. Dan zult u
wanneer de hoogste herder verschijnt de krans van de luister ontvangen die
nooit verwelkt.'' (1 Petrus 5:2-4).
Wanneer zullen oudsten beloond worden met de krans van
de luister die, in tegenstelling tot aardse lauwerkransen,[3]
nooit verwelkt? Als al die
liefdevolle voorwaarden worden vervuld en er niet wordt geheerst over de kudde.
Herinner u ook: ''Gelukkig is de mens die in de
beproeving staande blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als
lauwerkrans het leven, zoals God heeft beloofd aan iedereen die hem liefheeft.'' (Jakobus 1:12). Welk leven? Eeuwig leven! Wie de proef doorstaat, krijgt de
lauwerkrans van het eeuwige leven die nooit verwelkt! Hebt u Hem zo hard lief
dat u de proef doorstaat of houdt u meer van uzelf?
Gemeenteleiders worden namelijk ook beproefd en kunnen
het eeuwige leven mislopen. Ze kunnen toegeven aan zelfzucht, carrièrezucht,
manipulatie, maar als zij blijven het goede voorbeeld geven in onzelfzuchtige
liefde, dan doorstaan zij de proef en zijn zij vrienden van God op weg naar het
eeuwige leven en dan pas wordt er
verwacht: ''En u, jongeren, moet van uw kant het gezag van de oudsten erkennen.
Overigens, in de omgang met elkaar moet ieder van u altijd de minste willen
zijn, want God keert zich tegen hoogmoedigen, maar aan nederigen schenkt hij
zijn genade. Onderwerp u dus nederig aan Gods hoge gezag, dan zal hij u op de
bestemde tijd een eervolle plaats geven.'' (1 Petrus 5:5-6). Jezus onderwierp
Zichzelf eerst aan de Vader en ging dan
pas mensen oproepen om Hem na te volgen.
Dit zal ik bewijzen aan de hand van vier
bijbelpassages:
1) Matteüs
3:13-17: '''Toen kwam Jezus uit Galilea naar Johannes bij de
Jordaan. Hij wilde Zich door hem laten dopen. Maar Johannes probeerde Hem tegen
te houden. Hij zei: "Ík heb het nodig om door Ú gedoopt te worden! Ú hoeft
toch niet door míj gedoopt te worden?" Maar Jezus zei tegen hem:
"Laat Mij mijn gang gaan. Ik wil dat je Me doopt, want zo doen we alles
wat God wil." Toen liet Johannes Hem zijn gang gaan en doopte Hem. Op het
moment dat Jezus was gedoopt en uit het water kwam, zag Johannes de hemel
opengaan. Hij zag de Geest van God als een duif uit de hemel komen en op Hem
neerdalen. En een stem uit de hemel zei: "Dit is mijn Zoon. Ik houd heel
veel van Hem. Ik geniet van Hem.""' (Matteüs
3:13-17, BasisBijbel).
2)
Na Zijn waterdoop, waarin Hij zich publiekelijk onderwierp aan Zijn Vader,
moest Jezus zich ook in privé onderwerpen aan Zijn Vader om zich klaar te maken
voor Zijn bediening door middel van vasten en het overwinnen van verscheidene
verleidingen. Dat kunnen jullie lezen in Matteüs 4:1-11.
3)
Slechts nadat Hij zich zowel publiekelijk als in privé had onderworpen aan de
Vader, zei Jezus in het openbaar: "Kom tot inkeer, want het Koninkrijk van de
hemel is nabij!" (Matteüs 4:17). [Kom tot inkeer betekent dat wij ook zijn uitgenodigd
om te vasten, om een halt te roepen aan onze lichamelijke lusten en egoïsme. We
worden geroepen om nee te zeggen tegen onze lusten, tegen verleidingen, tegen
egoïstische gedachten, tegen egoïstische verlangens, tegen egoïstische
doeleinden, kortom, om nee te zeggen tegen de duivel net zoals of in navolging van
Jezus Christus onze Heer die ons is voorgegaan. Je moet enkel dit doen om
binnen te treden in vrede tussen God en jezelf "want het Koninkrijk van de
hemel is nabij!"]
4)
Pas na dit alles zei Jezus: "Kom naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan,
dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben
zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want
mijn juk is zacht en mijn last is licht." (Matteüs 11:28-30)
Éérst onderwierp Jezus dus Zichzelf aan de Vader en dán pas ging Hij mensen oproepen om Hem na te volgen in die vrede en rust die
voortvloeit uit gehoorzaamheid en onderwerping aan de Vader. Dit zagen we aan
de hand van de voorgaande vier passages in het Matteüsevangelie.
Volgens
Jezus mogen gemeenteleiders nooit heersen over gemeenteleden. Ze mogen geen absolute
gehoorzaamheid zonder tegenspraak verwachten. Als er weinig ruimte is voor
tegenspraak, loopt het dikwijls zeer verkeerd. Zelfs tot hedendaagse
voorbeelden van seksueel en geestelijk misbruik toe.[4]
Gemeenteleiders
moeten gezeglijk zijn. Johannes schreef over dit onderwerp: "Ik heb hierover al
aan de gemeente geschreven, maar Diotrefes, die daar de dienst wil uitmaken,
trekt zich niets van ons aan. [Hij regelt de dingen graag zonder overleg en
verheft zich zoals Lucifer, de wereldse leider, boven alles en iedereen.] Als
ik kom, zal ik zijn gedrag ter sprake brengen. Die man verspreidt laster over
ons [bijvoorbeeld door middel van roddel- en lastercampagnes binnen de gemeente
en in andere gemeenten], en daar laat hij het niet bij: hij weigert de broeders
te ontvangen [bijvoorbeeld door onschuldige christenbroeders en -zusters buiten
te gooien], en houdt degenen tegen die dat wel willen en verjaagt hen uit de
gemeente [bijvoorbeeld door mensen stilletjes weg te werken en te vervangen].
Geliefde broeder, volg niet het kwade na maar het goede. [Met andere woorden,
volg niet de wereld en zulk soort sluwe, valse, hypocriete en dictatoriale
leiders na. Volg Jezus na. Volg Zijn voorbeeld van leiderschap na.] Wie goed
doet komt uit God voort; wie kwaad doet heeft God niet gezien [dat wil zeggen:
is geen echte christen ondanks zijn zogenaamde autoriteit]." (3 Johannes
1:9-11).
Ook Paulus bekent met ironie aan de Korintiërs: "U, die zo verstandig bent, verdraagt dwazen
toch met het grootste gemak. Tenslotte verdraagt u het ook dat men u
tiranniseert, uitzuigt, onderwerpt, zich boven u verheft en u beledigt. Nu, ik
moet tot mijn schande bekennen dat wij daarvoor te zwak zijn geweest." (2
Korintiërs 11:19-21). Die "zwakte" in leiderschap is dus eigenlijk een Bijbelse
sterkte die we in de levens van Jezus en Paulus terugvinden. Maar over het
andere soort leiders zei hij: "Ze wilden slaven van ons maken. Maar we zijn geen
moment voor hen gezwicht." (Galaten 2:4b-5a).
Paulus
en Johannes hielden vast aan het evangelie van Jezus waarin niet werd geheerst
over anderen maar waarin leiderschap werd voorgedaan en uitgeleefd in
onzelfzuchtige naastenliefde jegens alle broeders en zusters in de Heer.
Laten
we dit in ons achterhoofd houden en dit dan ook toepassen. Amen.
U
wordt vriendelijk verzocht u te bekeren van heerszucht, manipulatiedrang,
verkeerde denkpatronen en zondige gedragingen omtrent leiderschap.
Leiders,
voorgangers, oudsten en anderen, bekeer u, opdat uw ziel niet meedwale met deze
ontaarde, verdorven generatie want "voor allen die de leugen hebben gediend:
hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood"
(Openbaring 21:8b).
"Broeders
en zusters, als een van u afdwaalt van de waarheid en een ander laat hem
daarheen terugkeren, dan mag hij weten: wie een zondaar van het dwaalspoor
terugbrengt, redt hem van de dood [hun geestelijke dood en de tweede dood in de
hel] en wist tal van zonden uit" (Jakobus 5:19-20).
"Wees
daarom zachtmoedig en leg alle verdorvenheid en elk denkbaar wangedrag af. En
aanvaard zo de boodschap die in u is geplant en die u kan redden. Vergis u
niet: alleen horen is niet genoeg, u moet wat u gehoord hebt ook doen" (Jakobus
1:21-22).
Amen!
Het zij zo!
Deze preek werd ook gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 24 april 2022.
[1] ´This
[is what] I command you: that you love and
unselfishly seek the best for one another.¡ Vertaling van Johannes 15:17 in The Amplified Holy Bible Large Print (La
Habra, CA: Zondervan / The Lockman Foundation, 2015), 1655.
[2]CSB Everyday Study
Bible (Nashville:
Holman Bible Publishers, 2018), 1600, n. bij 1 Petrus 5:1-4.
[3]The Expanded Bible (Nashville: Thomas Nelson,
2011), 1857.
Waarom herdenken we de Dood van de levende Christus?: een korte Overdenking bij het Avondmaal
Waarom
herdenken we de dood van een weer levend Persoon waarmee we een levende relatie
hebben? Dat is toch bizar?
Soms
denken we aan de goede of slechte dingen die mensen herhaaldelijk hebben
gedaan. Daaruit weten we of die mensen goed of slecht zijn.
Bij
het avondmaal herdenken we dat Jezus zelfs Zijn leven voor ons gegeven heeft.
Jezus heeft Zijn leven voor ons geleefd en is Zijn kruisdood voor ons
gestorven. Paulus verwoordt het als volgt; luister alsjeblieft aandachtig:
"Toen
wij nog hulpeloos waren is Christus immers voor ons, die op dat moment nog
schuldig waren, gestorven. Er is bijna niemand die voor een rechtvaardig mens
wil sterven; slechts een enkeling durft voor een goed mens zijn leven te geven.
Maar God bewees ons zijn liefde doordat Christus voor ons gestorven is toen wij
nog zondaars waren. Des te zekerder is het dus dat wij, nu we door zijn dood
zijn vrijgesproken, dankzij hem zullen worden gered en niet veroordeeld. Werden
we in de tijd dat we nog Gods vijanden waren al met hem verzoend door de dood
van zijn Zoon, des te zekerder is het dat wij, nu we met hem zijn verzoend,
worden gered door diens leven. En meer nog, dat wij God prijzen danken we aan
onze Heer Jezus Christus, door wie we nu al met God zijn verzoend."
(Romeinen 5:6-11, NBV2007)
Zo énorm was die liefde van
Jezus! Laten we hieraan denken en laten we samen blijmoedig nadenken over de continue
goedheid en liefde van de levende Jezus! Iedereen is uitgenodigd!
De hoofdpassage waar ik vandaag op wil focussen, is
Jakobus 1 vers 2 tot 4 en vers 12. Ik gebruik de Nieuwe Bijbelvertaling
editie 2007.[1] Ik
lees dus samen met jullie Jakobus 1 vers 2 tot 4 en vers 12:
´Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en
zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. Want u weet: wanneer uw geloof
op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. Als die
standvastigheid ook daadwerkelijk blijkt, zult u volmaakt en volkomen zijn,
zonder enige tekortkoming. ( ) Gelukkig is de mens die in de beproeving staande
blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals
God [of ´de Heer¡[2]]
heeft beloofd aan iedereen die hem liefheeft.¡ (Jakobus 1:2-4,12)
De kroon van overwinning is dus het eeuwige leven dat
je krijgt als je ondanks beproevingen, die in deze context van buiten jezelf
komen,[3]
tóch staande blijft.[4]
Hierover schrijft William Barclay, voormalig predikant
van de Kerk van Schotland en voormalig docent Nieuw Testament:
Jakobus heeft nooit aan zijn lezers voorgesteld dat
het christendom voor hen een gemakkelijke weg zou zijn. Hij waarschuwt hen dat
ze zich zullen bevinden in ´allerlei beproevingen¡.ÿ[5]
Deze beproevingen zijn geen verlokkingen tot zonde maar het zijn beproevingen
om er sterker en zuiverder uit tevoorschijn te komen.[6]
Later schrijft hij ook: ´Voor zij die beproevingen
tegemoet gaan op de juiste manier, is er vreugde hier en hierna.
(1)
In dit
leven, worden zij mannen en vrouwen van uitstekende waarde. Het [Griekse] woord
wat hiervoor wordt gebruikt in vers 12 is dokimos:
ze zijn als metaal waarvan al het bijmengsel is gereinigd. De zwaktes van hun
persoonlijkheid zijn verwijderd; en ze komen sterk en puur tevoorschijn.
(2)
In het
leven hierna, ontvangen ze de lauwerkrans
van het leven. De lauwerkrans van het leven bevat verschillende ideeën. In
de oude wereld, als je dacht aan een kroon (stephanos),
dan dacht je aan minstens vier dingen:
a.
De kroon
van bloemen die werd gedragen in tijden van vreugde, bij bruiloften en op
feesten. De kroon was het teken van feestvreugde.
b.
De
kroon was het teken van koninklijkheid. Het werd gedragen door koningen en door
mensen met autoriteit. Soms was dit de kroon van goud; soms was het de band van
linnen, of hoofdband, die gedragen werd rond het voorhoofd.
c.
De
kroon van lauwerbladeren was de overwinnaarskroon tijdens de spelen, de prijs waar
de atleten bovenal naar verlangden. Het gaf hen eer en roem.
d.
De
kroon stond symbool voor eer en waardigheid. Het werd namelijk ook als
spreekwoord gebruikt. Zo kunnen de geboden van ouders een sierlijke krans geven
aan zij die er naar luisteren; wijsheid verstrekt een kroon van luister; in een
tijd van onheil en oneer kan er gezegd worden: de kroon is van ons hoofd
gevallenÿ.
We moeten niet kiezen tussen al deze betekenissen. Ze
zijn allemaal inbegrepen. Christenen hebben een vreugde die anderen nooit kunnen hebben. Het leven is voor hen als
altijd aanwezig zijn op een feest. Ze hebben een koninklijkheid die anderen nooit hebben bereikt, want, hoe nederig
ook hun aardse omstandigheden mogen zijn, ze zijn kinderen van God. Zij hebben
een overwinning die anderen nooit
kunnen behalen, want ze gaan het leven en al haar verantwoordelijkheden
tegemoet in de overwinnende kracht van de aanwezigheid van Jezus Christus. Zij
hebben een nieuwe waardigheid, want
ze zijn zich altijd bewust dat God hen het leven en de dood van Jezus Christus
waard vond. Ja, jij bent zo kostbaar in Gods ogen, dat Hij Zijn Zoon stuurde om
Zijn lichaam en Zijn bloed voor jou te geven aan het kruis.
Wat is de kroon? Het is de kroon van het leven, en die uitdrukking betekent dat het de kroon die bestaat uit leven is. De
christelijke kroon is een nieuwe manier van leven die werkelijk leven is; door
Jezus Christus, zijn christenen toegetreden tot een leven dat rijker en
overvloediger is.¡[7]
Dat is een hele boterham. Zware theologische kost maar
ó zó heerlijk! Ook voor ons heeft Hij deze kroon met al haar prachtige eigenschappen klaarliggen,
indien wij volharden in trouw jegens Jezus Christus! Hij ziet de beproevingen
die van buitenaf komen[8]
en ik geloof dat Hij ons door de Heilige Schrift wil vertellen:
´Houd vast aan wat u hebt, totdat ik kom.ÿ Wie
overwint en mij navolgt tot het einde, zal ik macht geven over alle volken.¡ (Openbaring
2:25-26)
Ook voor jullie ligt deze kroon klaar! Houd vol! Houd
goede moed!
Ik weet niet welke
beproevingen we nog zullen doorstaan maar om af te sluiten zou ik nog even het
volgende citaat van William Barclay bij u willen neerleggen: F. J. A. Hort, de
nieuwtestamenticus, schrijft: ´De christen moet verwachten gestoten te worden door
allerlei verleidingen op de christelijke weg.¡[9]
[Dan gaat Barclay weer verder:] Verscheidene soorten ervaringen zullen op ons
pad komen. Er zullen beproevingen van verdriet en ontgoochelingen komen die
proberen ons van ons geloof te beroven. Er zullen beproevingen van verlokkingen
komen die ons van de rechte weg proberen te lokken. Er zullen beproevingen van
gevaren, offers en geringe populariteit zijn. Deze beproevingen maken een groot
deel uit van de christelijke weg. Maar ze dienen [uiteindelijk] niet om ons te
doen vallen; ze dienen om ons te verheffen. Ze dienen [uiteindelijk] niet om
ons te verslagen; de bedoeling is dat wij deze beproevingen verslagen.
[Uiteindelijk] dienen ze niet om ons zwakker te maken; ze dienen om ons sterker
te maken. Daarom moeten we niet om deze beproevingen klagen; we moeten vreugde
in hen vinden. Christenen zijn zoals atleten. Zoveel te zwaarder de training
die ze doorstaan, zoveel te blijer zijn ze, want ze weten dat het hen beter
klaarmaakt voor een zegevierende inspanning.¡[10]
´Het effect van beproevingen op de juiste manier doorstaan geeft kracht om nog
meer te verdragen en te overwinnen in nog zwaardere gevechten.¡[11]
Standvastigheid maakt ons wanneer we beproefd worden uiteindelijk drie dingen:
1) het maakt ieder van ons volmaakt om de taak te doen waarvoor we in deze
wereld gezonden werden. Dus de manier waarop we omgaan met elke gebeurtenis in
ons leven, zorgt er voor dat we onszelf ofwel geschikt ofwel ongeschikt maken
voor de taak waarvoor God ons bestemd heeft. 2) Het maakt ons compleet, zonder smet. Deze onwankelbare
standvastigheid verwijdert namelijk de zwaktes en imperfecties van onze
persoonlijkheden. Zo worden we geheel geschikt om God en elkaar te dienen. 3)
Het zorgt er voor dat we in niets tekortschieten. Anders gezegd: we komen dus
dichter bij de levensstandaard van Jezus Christus zélf.[12]
Lijken op Jezus en geschikt zijn voor het dienen van God en onze naaste, hangt
dus af van onze standvastigheid als individuen én als groep.
´Het moet u tot grote blijdschap stemmen, broeders en
zusters, als u allerlei beproevingen ondergaat. Want u weet: wanneer uw geloof
op de proef wordt gesteld, leidt dat tot standvastigheid. Als die
standvastigheid ook daadwerkelijk blijkt, zult u volmaakt en volkomen zijn,
zonder enige tekortkoming. ( ) Gelukkig is de mens die in de beproeving staande
blijft. Want wie de proef doorstaat, ontvangt als lauwerkrans het leven, zoals
[´de Heer¡[13]]
heeft beloofd aan iedereen die hem liefheeft.¡ (Jakobus 1:2-4,12)
Houden we
dit alstublieft in ons achterhoofd? En passen we dit alstublieft toe? Dan wens
ik jullie alvast Gods rijkelijke zegen toe. Houd goede moed! Strijd de goede
strijd! Amen?
Deze preek werd ook gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 24 april 2022.
[2] CSB
Everyday Study Bible (Nashville: Holman Bible Publishers, 2018), 1589, n. D;
NET Bible, Full Notes Edition (Nashville:
Thomas Nelson, 2019), 2302, n. N. NET
staat voor New English Translation.
[3]NBV Studiebijbel (Haarlem: Nederlands
Bijbelgenootschap, 2019), 2147, n. bij Jakobus 1:2.
[4] The
Expanded Bible (Nashville: Thomas Nelson, 2011), 1844-1845.
[5] William Barclay, The New Daily Study Bible: The Letters of
James and Peter (Louisville, Kentucky: Westminster John Knox Press, 2003),
47.
[6]Ibid., 47-48.
[7]Ibid., 55-56.
[8]NBV Studiebijbel,
2147, n. bij Jakobus 1:2.
[9] F. J. A. Hort in Barclay,
The New Daily Study Bible: The Letters of
James and Peter, 48.
[10] Barclay, The New Daily Study Bible: The Letters of
James and Peter, 48.
[11]Ibid., 49.
[12]Ibid., 49-50.
[13] CSB
Everyday Study Bible (Nashville: Holman Bible Publishers, 2018), 1589, n.
D; NET Bible, Full Notes Edition
(Nashville: Thomas Nelson, 2019), 2302, n. N. NET staat voor New English
Translation.
Categorie:Preken
17-04-2022
De Tempel, het Paradijs en het Avondmaal
Voor deze avondmaalherdenking wil ik
jullie even terugnemen naar de inrichting van de tempel. Wij denken dikwijls
dat de tempel een kale ruimte was zoals een typische Protestants-Evangelische
gemeente, zoals bijvoorbeeld dit zaaltje dat we huren. Maar dat is niet zo. Ik zal even een
omschrijving geven van wat je zoal zou kunnen gezien hebben in de tempel:
Misschien viel je oog op de zuilen met
bloemen:
Chiram maakte twee bronzen zuilen, elk
met een hoogte van achttien el en een omtrek van twaalf el. Voor de bekroning
van de zuilen maakte hij twee kapitelen van gegoten brons, allebei vijf el
hoog. Die kapitelen op de zuilen versierde hij met vlechtwerk, en om de hals
van elk kapiteel legde hij zeven ketens met kwasten. Ook maakte hij
granaatappels, die hij in twee rijen aan het vlechtwerk bevestigde waarmee
beide kapitelen overtrokken waren. De kapitelen op de zuilen, die bestemd waren
voor de voorhal van de tempel, gaf hij de vorm van lotusbloemen. Ze waren vier
el hoog. Aan de bovenkant van elk van de kapitelen, aan de zoom van het
vlechtwerk, hingen tweehonderd granaatappels in rijen om de uitstulping heen.
De zuilen werden opgesteld in de voorhal voor de grote zaal. De rechterzuil
kreeg de naam Jachin en de linkerzuil de naam Boaz. Toen de lotusvormige
kapitelen boven op de zuilen waren aangebracht, was het werk aan de zuilen
voltooid (1 Koningen 7:15-22).
Misschien viel je oog op de kandelaar
met bloemen:
Maak een lampenstandaard van zuiver
goud. De voet, de schacht, de kelken, knoppen en bloemen moeten uit één stuk
worden gedreven. De schacht moet zes zijarmen hebben: drie aan de ene kant en
drie aan de andere kant. Deze armen moeten versierd worden met amandelbloesem;
breng op elke arm drie kelken aan met een knop en bloemblaadjes, telkens op
dezelfde manier. Ook de schacht moet versierd worden met amandelbloesem; vier
kelken, elk met een knop en bloemblaadjes. Waar de armen uit de schacht komen,
moeten eveneens knoppen worden aangebracht: één onder het eerste paar armen,
één onder het tweede paar en één onder het derde paar. De hele standaard, met
de zes armen en de knoppen, moet uit één stuk zuiver goud gedreven worden. ( )
Houd je bij het maken ervan aan het ontwerp dat je hier op de berg getoond is
(Exodus 25:31-36,40).
Misschien viel je oog wel op Aäron met
zijn kleren met bloemen en zijn zonen:
De efodmantel moet geheel gemaakt zijn
van paarse wol. In het midden moet een opening zijn om het hoofd door te
steken, met een geweven rand als bij een wapenrok, om inscheuren te voorkomen.
Aan de hele zoom moeten granaatappels bevestigd worden van paarse, karmijnrode
en scharlaken wol, en tussen die granaatappels gouden klokjes, om en om. Aäron
moet deze mantel dragen als hij dienst doet, zodat men hem hoort wanneer hij
het heiligdom binnenkomt om voor de HEER te verschijnen en hem ook weer naar
buiten hoort gaan. Dan zal hij niet sterven. Maak ook een bloem van zuiver goud
en graveer daarin als in een zegel de woorden: Gewijd aan de HEER. Maak haar
met een paars koord vast op de voorzijde van het hoofddeksel. Doordat Aäron
haar op zijn voorhoofd draagt zal hij de ongerechtigheden wegnemen die aan de
gewijde gaven van de Israëlieten zouden kunnen kleven. Hij moet de bloem steeds
op zijn voorhoofd dragen, dan zullen ze door de HEER aanvaard worden (Exodus
28:31-38, Willibrordvertaling, editie 2012). Verder staat er dat zijn zonen
lendenschorten van linnen moesten dragen om hun naaktheid te bedekken (vers
42, Willibrordvertaling, editie 2012).
Misschien viel je oog wel op het gordijn
met cherubs:
Maak een voorhangsel van blauwpurperen,
roodpurperen en karmozijnrode wol en getwijnd linnen garen. Het moet vakkundig
geweven worden, met een patroon van cherubs (Exodus 26:31).
Doet dit jullie niet aan iets denken? Bloemen,
besef van naaktheid die bedekt moest worden, cherubs,...
Dit doet inderdaad denken aan het paradijs
en de verbanning uit dit paradijs.
De tempel was dus bedoeld om de
omgekeerde weg te gaan. Het was geen lege ruimte maar het was een ruimte die
moest doen denken aan het paradijs. De tempel was een afbeelding van het
paradijs.
Wat was er gebeurd in het paradijs?
Beiden
waren ze naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze schaamden zich niet voor elkaar.
( ) De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren
een lust voor het oog en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou
schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man,
die bij haar was, en ook hij at ervan. Toen gingen hun beiden de ogen open en
merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en
maakten er lendenschorten van. ( ) Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan
ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen
dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou
hij eeuwig leven. Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de
aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. En nadat hij hem had
weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen
en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken
(Genesis 2:25;3:6-7,22-24).
Hun ogen werden geopend, ze beseften dat
ze naakt waren, ze werden weggestuurd van God, Die ze voortaan niet meer zouden
kunnen zien. Ook werden ze weggestuurd van Gods tempel; het paradijs. Vanaf nu
konden ze niet van de Boom van het Leven eten.
Jezus bood de oplossing: Hij is God, Hij
is de Boom van het Leven, Hij geeft aan Zijn discipelen te eten en vanaf dan
kunnen zij God zien en terugkeren naar Zijn tempel, hier een afbeelding van het
paradijs:
Toen hij [Jezus] met hen aan tafel
aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun.
Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. ( ) De twee leerlingen
vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had
gemaakt door het breken van het brood. ( ) Hij nam hen mee de stad uit, tot bij
Betanië. Daar hief hij zijn handen op en zegende hen. Terwijl hij hen zegende,
ging hij van hen heen en werd opgenomen in de hemel. Ze brachten hem hulde en
keerden in grote vreugde terug naar Jeruzalem, waar ze voortdurend in te tempel waren en God loofden (Lukas
24:30-31a,35,50-53). Hun ogen werden geopend, ze kenden en herkenden God, ze
gingen naar de tempel wat verwijst naar het paradijs en daar prezen zij God.
Wat een machtige Heer dienen wij! Jezus
geeft ons weer toegang tot Gods paradijs. Laten we hierbij stilstaan in de vreze
des Heeren wanneer we nu samen het avondmaal herdenken. Amen.
Over helden die ons een voorbeeld geven om na te volgen
Goedemorgen
iedereen. Vandaag gaan we het hebben over helden die ons een voorbeeld geven om
na te volgen.
In het nieuwe
testament lezen we in de Hebreeënbrief:
Vrouwen kregen
hun doden terug door opstanding uit de dood. Anderen werden ten dode gefolterd
en wezen hun vrijlating af, om een betere opstanding te verwerven. Weer anderen
hadden spot en slagen te verduren, en boeien en opsluiting. Zij werden gestenigd,
doormidden gezaagd, terechtgesteld met het zwaard. Zij zwierven rond in
schapevachten en geitevellen, ten prooi aan ontbering, vervolging,
mishandeling. Zij waren te goed voor deze wereld. Ze vluchtten in woestijnen en
op de bergen, ze verborgen zich in spelonken en holen in de grond. Ook dezen
hebben zich allen een naam verworven door hun geloof (Hebreeën 11:35-39a).
Met dit thema wil
ik jullie enkele voorbeelden van martelaren van de tijd vóórdat Jezus mens
werd, voorschotelen. De verhalen waarmee ik jullie vandaag wil sterken, vind je
in 2 Makkabeeën 6 en 2 Makkabeeën 7:
Het was de Joden verboden
door de zotte en dwaze koning Antiochus IV die zichzelf Epiphanès noemde, wat
verschenen god betekent, om de Sabbat, de dag des Heeren, te vieren.
Het was niet
langer geoorloofd de sabbat te onderhouden, de voorvaderlijke feesten te
vieren, in één woord een belijdend jood te zijn. ( ) Anderen waren in dichtbij
de stad gelegen grotten samengekomen om in het geheim de sabbat te vieren. Ze
werden aan Filippus verraden en deze liet ze levend verbranden; uit eerbied
voor de heiligheid van de sabbat durfden ze zich niet te verdedigen (2
Makkabeeën 6:6,11).
Klaar voor het tweede
verhaal over martelaren?:
Er was ook een
godsvrezende schriftgeleerde, genaamd Eleazer, die werd aangeboden te doen
alsof hij onrein vlees zou eten. Dit was een smoesje van zijn vrienden: Degenen
die belast waren met de leiding bij dat afschuwelijke offermaal, namen Eleazar,
die een oude bekende van hen was, ter zijde en spoorden hem aan vlees te halen
dat hij eten mocht; hij zou het zelf klaar kunnen maken, als hij maar deed
alsof hij at van het offervlees, dat door de koning was voorgeschreven. Deed
hij dat, dan zou hij niet gedood worden, maar op grond van hun oude vriendschap
vriendelijk worden bejegend. Eleazer verklaarde vervolgens zonder enige
aarzeling dat men hem maar naar het dodenrijk moest sturen. Want, zo zei hij,
op onze leeftijd past het niet te huichelen. Veel jonge mannen zouden dan
geloven dat de negentigjarige Eleazar de zeden van de heidenen had aangenomen; en
door mijn huichelarij, waardoor ik mijn leven een heel klein beetje kan
verlengen, zouden zij op een dwaalspoor worden gebracht en daar ik voor die
dwaling verantwoordelijk zou zijn, zou ik schande en smaad brengen over mijn
oude dag. En al ontkom ik voor het ogenblik aan een bestraffing door de mensen,
nooit, het zij levend of dood, ontkom ik aan de hand van de Almachtige. Daarom
geef ik er de voorkeur aan nu moedig van dit leven afscheid te nemen; dan toon ik
mij mijn ouderdom waardig en laat ik de jongeren een edel voorbeeld na van hoe
men vrijwillig en fier kan sterven voor de eerbiedwaardige en heilige wet.' Na
deze woorden ging hij naar de pijnbank. Degenen die hem zo juist nog welwillend
gezind waren, voerden hem nu vol haat naar de folterplaats, daar wat hij gezegd
had in hun ogen krankzinnig was. Voordat Eleazar onder de slagen bezweek,
verzuchtte hij: 'De Heer weet in zijn heilige wijsheid, dat ik aan de dood kon
ontkomen; en al lijd ik in mijn lichaam door de geseling gruwelijke pijnen, in
mijn ziel voel ik vreugde dit alles uit eerbied voor Hem te ondergaan.' Zo
stierf hij en liet door zijn dood niet alleen aan de jongeren, maar ook aan het
grootste deel van het volk een voorbeeld na van edele gezindheid en
onvergetelijke deugd (2 Makkabeeën 6:18-31).
Oké? Dan het
derde verhaal over martelaren:
Ook zeven broers
werden met hun moeder aangehouden en op bevel van de koning sloeg men ze met
roeden en riemen om ze zo te dwingen het verboden varkensvlees te eten. Een van
hen vroeg de koning in aller naam: 'Wat verlangt u van ons en wat wilt u van
ons weten? We sterven liever dan de wet van onze voorvaderen te overtreden.' In
woede ontstoken gaf de koning bevel om pannen en ketels heet te stoken. Zodra
die gloeiend waren, liet hij hun woordvoerder de tong afsnijden, de huid van
het hoofd afstropen en handen en voeten afhakken voor de ogen van zijn broers
en zijn moeder. Toen liet hij hem, geheel verminkt maar nog levend, naar het
vuur brengen en in de pan braden. Terwijl de walm uit de pan zich ver
verspreidde, moedigden de overige broers en hun moeder elkaar aan om heldhaftig
te sterven. Ze zeiden: 'God de Heer ziet neer op ons en zal zich zeker over ons
ontfermen, zoals Mozes het verklaard heeft in het lied waarin hij openlijk
tegen Israël getuigt: Hij zal zich over zijn dienaren ontfermen.' Toen de
eerste zo gestorven was, ging men de tweede folteren. Zij stroopten hem de huid
met haren en al van het hoofd en vroegen hem: 'Wil je eten in plaats van lid
voor lid over heel je lichaam gepijnigd te worden?' Hij antwoordde in zijn
moedertaal: 'Neen!' Daarom kreeg ook hij achtereenvolgens dezelfde martelingen
te verduren. Alvorens te sterven zei hij nog: 'Jij, ontaarde booswicht,
ontneemt ons nu wel het leven, maar de Koning van de wereld zal ons, die voor
zijn wet sterven, opwekken tot een eeuwig leven.' Na hem werd de derde
gemarteld. Op verzoek van de beul stak hij onmiddellijk zijn tong uit en
onverschrokken bood hij ook zijn handen aan. Fier zei hij: 'Van de hemel heb ik
ze gekregen, maar omwille van Gods wet doe ik er gaarne afstand van, in de hoop
ze eens van Hem terug te krijgen.' Zelfs de koning en zijn gevolg waren
verbaasd over de moed van de jonge man, die zich om de pijnen niet bekreunde. Toen
deze gestorven was, pijnigden en folterden ze de vierde op dezelfde wijze. De
dood nabij zei hij: 'De dood door de handen van mensen wordt begerenswaardig
door de hoop die God ons geeft, dat Hij ons weer doet opstaan; maar voor u zal
er geen verrijzenis ten leven zijn.' Vervolgens haalde men de vijfde en
martelde hem. Hij vestigde zijn ogen op de koning en zei: 'Ofschoon u een
sterfelijk mens bent, hebt u de macht om met de mensen te doen wat u wilt. Maar
denk niet dat God ons volk in de steek laat. Heb maar geduld, dan zult u
getuige zijn hoe zijn geweldige kracht u en uw nakomelingen zal kastijden.' Na
hem bracht men de zesde. Stervende zei die: 'Maak u geen illusies; wijzelf zijn
de oorzaak van ons lijden; omdat wij tegen onze God hebben gezondigd, gebeuren
deze verbijsterende dingen. Maar verbeeld u niet, dat u ongestraft blijft, nu u
het gewaagd hebt de strijd met God aan te binden.' Buitengewoon
bewonderenswaardig was de moeder en haar nagedachtenis verdient in ere te
blijven. Zij zag haar zeven zonen op een dag sterven, maar hield moedig stand,
omdat zij op de Heer vertrouwde. Bezield met edele gevoelens moedigde zij ieder
van hen in hun moedertaal aan. Haar vrouwelijke gevoeligheid hardde ze met mannelijke
moed en sprak tot hen: 'Ik weet niet hoe jullie in mijn schoot gevormd zijn;
niet ik heb jullie de levensadem geschonken, niet ik heb de bestanddelen
waaruit ieder van jullie bestaat, tot een harmonisch geheel geordend, maar de
schepper van de wereld: Hij bewerkt het ontstaan van de mens, zoals Hij van
alles de oorsprong is. Hij zal jullie in zijn barmhartigheid de levensadem
teruggeven, omdat jullie omwille van zijn wet jezelf nu niet spaart.' Antiochus
meende dat de vrouw op hem smaalde en hij verdacht haar van beledigende taal.
Daarom trachtte hij haar jongste zoon, de enige die nog in leven was, niet
alleen met vermanende woorden over te halen de voorvaderlijke zeden te
verloochenen, maar hij beloofde ook onder ede, dat hij hem rijk en gelukkig zou
maken, dat hij hem zou opnemen onder zijn vrienden en hem het beheer van staatszaken
zou toevertrouwen. Toen de jongen daar in het geheel geen aandacht aan schonk,
riep de koning de moeder en spoorde haar aan het ventje aan zijn verstand te
brengen, dat het om zijn welzijn ging. Daar hij er bij haar met klem op
aandrong, stemde zij er tenslotte in toe haar zoon te overtuigen. Zij boog zich
naar hem toe en de spot drijvend met de wrede despoot, zei ze tot hem in hun
moedertaal: 'Kind, heb medelijden met mij. Ik heb je negen maanden in mijn schoot
gedragen, je drie jaar gevoed en je gekoesterd en opgevoed tot de jongen die je
nu bent. Ik smeek je, mijn kind, beschouw de hemel en de aarde met al wat ze
bevatten en bedenk dat God dit alles uit het niet gemaakt heeft en dat ook het
menselijk geslacht op dezelfde wijze is ontstaan. Wees niet bang voor die beul,
maar toon je je broers waardig en aanvaard de dood, dan zal ik je met je broers
terugkrijgen op de dag dat God zich over ons ontfermt.' Nauwelijks had zij dit
gezegd, of de jongen riep uit: 'Waar wacht u op? Ik gehoorzaam niet aan het
bevel van de koning: ik gehoorzaam aan wat de wet beveelt, die door Mozes aan
onze voorvaderen gegeven is. U bent de oorzaak van heel de rampspoed die de
Hebreeërs treft, maar u zult niet ontkomen aan de hand van God. Het is waar dat
we door onze eigen zonden ons dit lijden op de hals hebben gehaald; maar al
toont de levende God een ogenblik zijn toorn door ons te tuchtigen en terecht
te wijzen, toch zal Hij zich weer met zijn dienaars verzoenen. Maar jij, gemene
schurk, hebt geen reden om trots te zijn en je te vleien met ijdele
verwachtingen, nu je de hand slaat aan Gods dienaars; je bent het oordeel van
de almachtige en alziende God nog niet ontlopen! Na een kortstondig lijden is
aan mijn broers krachtens Gods verbond het eeuwig leven ten deel gevallen; maar
jij zult voor je hoogmoed bij het oordeel van God je verdiende straf ontvangen.
Evenals mijn broers geef ik mijn lichaam en leven prijs uit eerbied voor de wet
van onze voorvaderen en ik smeek God, dat Hij zich spoedig over ons volk
ontfermt en dat Hij jou door kwellingen en plagen dwingt te bekennen, dat Hij
alleen God is. Moge door mij en mijn broers de toorn van de Almachtige, die
terecht tegen heel ons volk is ontbrand, bedaren.' In woede ontstoken en gegriefd
door de hoon hem aangedaan, liet de koning de jongen nog wreder martelen dan de
anderen. Zo stierf ook hij met een rein geweten en in groot vertrouwen op de
Heer. Na haar zonen stierf tenslotte ook de moeder. Hiermee is genoeg gezegd
over de offermaaltijden en de buitensporige wreedheden (2 Makkabeeën 7:1-42).
Vooral over deze
laatste maar ook onrechtstreeks over het verhaal daarvóór heeft Augustinus 2
preken gegeven, namelijk Sermo 300 en
Sermo 301.
In het kort
gezegd preekt hij in Sermo 300 over
deze vrouw en haar zeven zonen. Augustinus vertelt ons dat er al christenen
waren vóórdat Jezus mens werd. Volgens hem had Christus al, vanaf de tijd van
Abraham, mensen die Hem toebehoorden, niet slechts vanaf de tijd van Zijn
lijden. De uitdaging die deze Makkabeese belijders; deze vóórchristenen hadden,
was om ondanks vervolging de wet van Mozes te blijven belijden, net zoals
christenen de naam van Christus moeten blijven belijden ondanks vervolging. Aan
de Joden die hun Messias Jezus Christus ontkennen, maakt Augustinus duidelijk
dat ze niet tot de lijn van de gelovige Joden behoren die geloofden terwijl het
Oude Testament nog versluierd was; een sluier die werd weggenomen in het Nieuwe
Testament zoals afgebeeld in het scheuren van het voorhangsel vanwege het
mysterie van het kruis. Door Zijn vrijwillige kruisiging vervulde Christus uit
eigen beweging alle profetieën uit het Oude Testament. Na de kruisiging
stierven christelijke martelaren voor de geopenbaarde Christus van het Nieuwe
Testament, vóór de kruisiging stierven Joodse martelaren voor dezelfde
verborgen Christus van het Oude Testament.
Augustinus roept
zijn christelijke toehoorders op om die joodse martelaren na te volgen en hij
roept de vrouwen op om die moeder van die zeven joodse martelaren, na te
volgen, om hun zonen aan Christus toe te vertrouwen en hen niet aan te moedigen
het martelaarschap te vermijden. Integendeel, ze moeten aangemoedigd worden om
het martelaarschap te ondergaan ter wille van Christus. Dit gaat geheel in
tegen het moederinstinct. Laten we als moeders en vaders onze kinderen niet
leren om maar rijkdommen te vergaren en hun hoop op dit leven te stellen, maar
laat ons onze kinderen leren om éérst hun hoop op Christus en Zijn koninkrijk
te stellen.
In Sermo 301 vangt Augustinus aan bij het
moment waarin deze Judese moeder zojuist haar zonen had vooruitgestuurd naar
het martelaarschap en dus vooruit het eeuwige leven in. Augustinus ziet in haar
een afbeelding van de kerk die haar zonen aanmoedigt om de marteldood te
sterven. Voortbouwend op Tertullianus' idee dat het bloed van de martelaren het
zaad van de kerk is, zegt Augustinus hier dat hun bloed "de oogst van de
kerk heeft opgeleverd". Dit komt overeen met Paulus: Hij [Jezus Christus]
is ook het hoofd van het lichaam dat de kerk is. Hij is de oorsprong, de eerste
die van de dood is opgestaan, om in alles de eerste te zijn, Hij alleen. Want
in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met
zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed aan het kruis vergoten,
om alles in de hemelen en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen.( ) Op het ogenblik verheug ik mij dat ik
voor u mag lijden en in mijn lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de
verdrukkingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de kerk
(Kolossenzen 1:18-20,24). Dus ook wij kunnen toevoegen aan het lijden van
Christus en ónze levens geven opdat de Kerk van Christus groeit! Laten we
elkaar aanmoedigen om daarvan niet terug te deinzen, om in woord en daad, in
evangelisatie, levenswijze en zélfs marteldood het evangelie te verkondigen,
want Augustinus vergelijkt later in diezelfde preek de vreugde van dit leven
met het geluk van het hiernamaals. De vreugde van de goddelozen duurt maar een
moment, dus zijn gemeenteleden hoeven niet bang te zijn iets te missen. Dit
geldt ook voor ons! Het is niet mogelijk dat het de goddeloze in het
hiernamaals beter zal vergaan dan de rechtvaardige. Daarom moet de gemeente
ervoor zorgen dat ze niet langer gebonden is aan dit huidige leven. Christus
heeft volgens Augustinus geen plaats voor de goddelozen in het hiernamaals,
terwijl Hij, omgekeerd, zeker een laatste, blijvende, vreugdevolle plaats heeft
voor de rechtvaardigen. Dit is de reden waarom de goddelozen, met hun
tijdelijke vreugde, eigenlijk zouden moeten wenen en bedroefd zijn. Hij sluit
af met een oproep aan de gelovigen om zichzelf te beschouwen als buitenlanders,
die over zullen gaan van dit korte, eindige leven [naar het eeuwige leven met
Jezus Christus hun Heer].
Dit komt overeen
met wat er staat in het boek Wijsheid:
Zij [de
goddelozen] redeneerden onjuist, toen zij onder elkaar zeiden: `Kort is ons
leven en vol verdriet; er is geen remedie als de mens doodgaat en het is nooit
vertoond, dat iemand uit de onderwereld terugkwam. Wij zijn immers maar
toevallig ontstaan en later zullen wij zijn als waren wij er nooit geweest,
want damp is de adem in onze neus en het denken is een vonk die springt bij het
kloppen van ons hart. Is zij uitgedoofd, dan vergaat het lichaam tot as en de
geest vervliegt als ijle lucht. Onze naam wordt op den duur vergeten en niemand
denkt dan nog aan wat wij gedaan hebben. Ons leven gaat voorbij als de laatste
sporen van een wolk, het lost zich op als een nevel, die verdreven wordt door
de stralen van de zon en bezwijkt voor haar gloed. Een vluchtige schaduw zijn
onze dagen en ons einde is onherroepelijk, want het is bezegeld en niemand
keert terug. ( ) Laten wij de rechtschapen arme tiranniseren en de weduwe niet
ontzien en ons niet storen aan de grijze haren van de hoogbejaarde. Onze kracht
moet de maatstaf zijn van het recht, want wat zwak is dient kennelijk tot
niets. Laten wij de rechtschapene belagen, want hij is ons tot last en hij
verzet zich tegen wat wij doen. Hij verwijt ons overtredingen van de wet en hij
beschuldigt ons ervan dat wij afwijken van wat wij geleerd hebben. Hij beroemt
er zich op God te kennen en noemt zich een dienaar van de Heer. Hij is een
aanklacht tegen onze opvattingen geworden; het valt ons al zwaar hem te zien,
want zijn levenswijze is niet die van de anderen en zijn gedragingen zijn zonderling.
Hij ziet ons aan voor valse broeders en mijdt onze wegen alsof ze onrein waren.
Het einde van de rechtvaardigen prijst hij zalig en hij pocht dat God zijn
vader is. Wij willen wel eens zien of zijn woorden waar zijn en ons ervan
vergewissen wat er bij zijn heen gaan gebeurt. Want als de rechtvaardige een
zoon van God is, dan zal die het voor hem opnemen en hem redden uit de hand van
zijn tegenstanders. Laten wij hem maar eens op de proef stellen met
niets-ontziende folteringen, om zijn zachtmoedigheid te leren kennen en zijn
geduld te toetsen. Laten wij hem veroordelen tot een smadelijke dood: er wordt
toch over hem gewaakt, zoals hij beweert.' Zo redeneren zij, maar zij vergissen
zich, want hun boosheid maakt hen blind. Zij hebben geen besef van Gods
geheimenissen; zij verwachten niet dat de vroomheid beloond wordt en zij
geloven niet dat op een onberispelijk leven een bekroning volgt. God heeft
immers de mens geschapen voor een onvergankelijk leven en Hij heeft hem gemaakt
tot een beeld van zijn eigen eeuwigheid, maar door de afgunst van de duivel is
de dood in de wereld gekomen en hij wordt ondergaan door diens aanhangers. De
zielen van de rechtvaardigen echter zijn in Gods hand en geen foltering zal hen
deren. In de ogen van de dwazen schenen zij dood te zijn en hun heengaan werd
als een onheil beschouwd, hun verdwijnen uit ons midden als een vernietiging.
Zij zijn echter in vrede. Ook al worden zij naar de mening van de mensen
gestraft, zij zijn vervuld van één hoop, de onsterfelijkheid; na een korte
tuchtiging zullen zij een grote weldaad ontvangen, omdat God hen op de proef
heeft gesteld en bevonden heeft, dat zij Hem waardig zijn. Als goud in de
smeltkroes heeft Hij hen gekeurd; als een brandoffer heeft Hij hen aanvaard.
Wanneer dan de tijd van hun oordeel komt, zullen zij ontbranden en als vlammen
door een stoppelveld jagen. Zij zullen rechtspreken over de naties en heersen
over de volkeren en de Heer zal hun koning zijn, in eeuwigheid Zij die op Hem
vertrouwen zullen de waarheid verstaan en zij die trouw zijn zullen in liefde
bij Hem verblijven, want genade en barmhartigheid vallen zijn uitverkorenen ten
deel. De goddelozen echter zullen de straf krijgen, die zij met hun
redeneringen verdiend hebben, want zij hebben de rechtvaardige veracht en zijn
van de Heer afvallig geworden. Hij immers die wijsheid en tucht geringschat is
een ongelukkig mens: ijdel is hun hoop en hun moeite vergeefs en nutteloos zijn
hun werken. ( ) De rechtvaardige echter vindt rust, al sterft hij ook voor zijn
tijd. Want het aanzien van de ouderdom berust niet op een lang leven en wordt
niet afgemeten naar het aantal jaren. Neen, een mens is een grijsaard door zijn
verstandigheid en hij is bejaard door zijn onbesproken leven. Hij was
welgevallig aan God en werd door Hem bemind; hij leefde te midden van zondaars
en werd [door de marteldood] weggenomen. Hij werd weggerukt [door de
marteldood], opdat geen boosheid zijn inzicht zou vertroebelen en geen bedrog
zijn ziel zou verleiden. Want de betovering van de ondeugd verduistert het
goede en de roes van de hartstocht verderft een onschuldig gemoed. In korte
tijd tot voleinding gekomen heeft hij de volheid van vele jaren bereikt, want
zijn ziel was welgevallig aan de Heer: daarom ging hij spoedig heen uit de
slechte wereld. De mensen zien dat wel, maar begrijpen het niet; in hun
gedachten komt zoiets niet eens op, dat genade en barmhartigheid zijn
uitverkorenen ten deel vallen en dat er over zijn heiligen gewaakt wordt. Een
rechtvaardige die sterft zal een veroordeling zijn van de goddelozen die leven
en een jongeman die vroeg tot volmaaktheid komt zal de hoogbejaarde zondaar
veroordelen. Zij zullen immers het sterven van de wijze zien zonder te
begrijpen wat de Heer met hem voorhad en waarom Hij hem in veiligheid heeft
gebracht. Zij zullen het zien, vol verachting, maar de Heer zal hen uitlachen.
En tenslotte worden zij smadelijke kadavers en een voorwerp van spot onder de
doden, voor eeuwig, want Hij zal hen breken en hen sprakeloos voorover laten
vallen en hen van hun grondvesten losrukken; zij zullen totaal verwoest worden
en kwellingen verduren, en de herinnering aan hen zal vergaan. Zij zullen vol
angst verschijnen, wanneer de rekening van hun zonden wordt opgemaakt, en hun
ongerechtigheden zullen dan als aanklagers tegen hen optreden. Dan zal de
rechtvaardige daar met grote vrijmoedigheid staan tegenover degenen die hem
verdrukt hebben en die zijn inspanningen waardeloos vonden. Als zij dat zien,
zullen ze verbijsterd worden door hevige schrik en versteld staan om die
onvoorziene redding. Vol spijt zullen zij tot elkaar zeggen en in hun
benauwdheid zullen zij zuchten: `Dat was nu de man, om wie wij eens gelachen
hebben en op wie wij onze spotlust hebben botgevierd, wij dwazen! Zijn leven
beschouwden wij als waanzin en zijn dood als smadelijk. Hoe bestaat het: nu
wordt hij onder Gods zonen gerekend en heeft hij zijn aandeel onder de
heiligen! Wij zijn dus afgedwaald van de weg der waarheid en het licht van de
gerechtigheid heeft niet voor ons geschenen en de zon is voor ons niet opgegaan.
Wij hebben ons moegelopen op de paden van de ongerechtigheid en het verderf en
wij zijn onbegaanbare woestijnen doorgetrokken, maar de weg van de Heer hebben
wij niet gekend. Wat heeft onze overmoed ons gebaat en wat heeft rijkdom en
bluf ons opgeleverd? Dat alles is voorbijgegaan als een schaduw en als een
vluchtig bericht, ( ) zo zijn ook wij geboren en weer verdwenen en wij hebben
geen blijk van deugd kunnen tonen, maar zijn in onze boosheid ten onder
gegaan.' Ja, de hoop van de goddeloze is als kaf dat door de wind wordt
meegevoerd, als lichte rijp die door een storm wordt weggeblazen, als rook die
door de wind wordt verspreid en als de vluchtige herinnering aan een gast die één
dag is gebleven. De rechtvaardigen echter leven tot in eeuwigheid; zij vinden
hun loon bij de Heer en de Allerhoogste draagt zorg voor hen. Daarom zullen zij
de heerlijke kroon en de schone diadeem uit de hand van de Heer ontvangen: Hij
zal hen met zijn rechterhand behoeden en met zijn arm beschutten (Wijsheid
2:1-5,10-24; 3:11; 4:7-5:9,13-16).
Hoe komt het dat
de goddeloze eigenlijk niets voorheeft op de rechtvaardige? Hoe komt het dat de
goddeloze uiteindelijk niet wint over de rechtvaardige? Het verschil wordt
gemaakt door Jezus Christus en Zijn opstanding. Voor de gelovige heeft Jezus de
dood en daarmee de eindigheid, de onrechtvaardigheid alsook andere limieten van
dit aardse leven overwonnen. Dan zal uiteindelijk gelden:
Door toedoen van
een mens begon de dood te heersen, als gevolg van de val van die mens. Zoveel
heerlijker zullen zij die de overvloed der genade en de gave der gerechtigheid
ontvangen, leven en heersen, dankzij de ene mens Jezus Christus. Dit betekent:
één fout leidde tot veroordeling van allen, maar één goede daad leidde tot
vrijspraak en leven voor allen. En zoals door de ongehoorzaamheid van één mens
allen zondaars werden, zo zullen door de gehoorzaamheid van Een allen worden
gerechtvaardigd. Weliswaar is de wet erbij gekomen, waardoor de overtredingen
zich hebben vermeerderd. Maar waar de zonde heeft gewoekerd, werd de genade
mateloos. Zo heeft de zonde haar heerschappij uitgeoefend door de dood, maar de
genade zal heersen door de gerechtigheid, en leiden tot eeuwig leven, dankzij
Jezus Christus onze Heer (Romeinen 5:17-21).
Maar al degenen
van je volk, die in het boek [van God] staan opgetekend, zullen in die tijd
worden gered.En velen van hen die
slapen in het land van het stof, zullen ontwaken, sommigen om eeuwig te leven,
anderen om de smaad van een eeuwige schande te ondervinden.Dan zullen de wijzen stralen als de glans van
het uitspansel en degenen die de mensen tot gerechtigheid hebben gebracht
zullen schitteren als de sterren voor eeuwig en immer. (Daniel 12:1b-3).
Petrus besloot: Daarom
moeten ook zij die onschuldig te lijden hebben, omdat God het zo toelaat, hun
ziel aan hun Schepper toevertrouwen door te doen wat goed is: Hij zal hen niet
in de steek laten (1 Petrus 4:19).
Hij [een engel]
zei nog: 'Verzegel de profetieën van dit boek niet, want de tijd is nabij. Laat
de zondaar nog meer zondigen en de onreine zich nog meer verontreinigen; laat
de vrome volharden in zijn deugd en de heilige nog heiliger worden.' 'Zie, Ik
[Jezus Christus] kom spoedig, en mijn loon breng Ik mee, om ieder te vergelden
naar zijn werk. Ik ben de Alfa en de Omega, de eerste en de laatste, de
oorsprong en het einde. Zalig zij die hun kleren rein wassen. Zij zullen recht
krijgen op de boom des levens en door de poorten mogen ingaan in de stad.
Buiten blijven de honden, de tovenaars, de hoereerders, de moordenaars, de
afgodendienaars: eenieder die de leugen liefheeft en doet (Openbaring 22:10-15).
We hebben naar
deze geloofshelden en hun eeuwige nalatenschap gekeken en we hebben ook gekeken
naar de leegte en de vernietiging die de anti-christenen achterlieten. Daarom behoren
we elkaar aan te moedigen om nooit (meer) voor de verlokkingen van deze wereld
te buigen maar om in het dagelijkse leven steeds onze ogen op de eeuwigheid
gericht te houden en te leven voor Jezus, Zijn koninkrijk en de eeuwigheid. Misschien
word jij geen martelaar. Maar misschien kun je God en je naasten diezelfde
zelfopofferende liefde betonen. Wat behoor je te laten met het oog op de
eindigheid van dit leven en de oneindigheid van het leven hierna? Misschien een
bepaalde zonde of iets anders dat egoïstisch is? Misschien weet je niet wat je
roeping is. Maar hoe kan jij in je dagdagelijkse leven de martelaren navolgen?
Hoe kan jij Christus die Zijn leven gegeven heeft navolgen? Wat kan je doen
voor iemand anders? Hoe kan jij de zelfopofferende liefde van Jezus laten
schijnen door je eigen wil aan de kant te zetten en iets te doen voor iemand
anders? Kan je misschien wat tijd maken voor je buur? Kan je haar helpen met
haar afwas? Kan je wat tijd vrijmaken voor je buur, voor je vriend, voor je
moeder of voor je zoon of dochter? Tijd vrijmaken, moeilijke gesprekken voeren,
iemand bijstaan in woord en daad, kan levens veranderen voor de eeuwigheid. Kan
je een andere christen helpen die in financiële nood zit? Kan je een bediening
steunen? Kan je je talenten gebruiken voor je omgeving, voor de kerk of voor
missiewerk of evangelisatie? Zijn onze ogen gericht op dit leven of op het
leven hierna? Hoe behoren we onze levens aan te passen of te zuiveren met het oog
op het eeuwige leven hierna? Kunnen wij als christenen alsjeblieft tonen dat
wij geheel anders zijn en dat wij niet langer zullen meelopen met deze boze
wereld en haar ontaard geslacht? Het is misschien niet altijd gemakkelijk maar
ik vraag je toch om weer opnieuw te gaan leven als vriend van God en als iemand
die zijn of haar naaste liefheeft in onzelfzuchtige liefde én waarheid. En in
dit alles wens ik je alvast veel zegen. Denk alsjeblieft goed na over minstens één
ding dat je kan veranderen en leef dan ook zo vanaf vandaag! Amen!
Voor deze preek zijn de bijbelteksten genomen uit de Willibrordvertaling (s-Hertogenbosch:
Katholieke Bijbelstichting, 1975).
Categorie:Preken
27-03-2022
Over de Doop en het Vasten van Jezus onze Heer
Vandaag gaan we
kijken naar een stuk uit het leven van Jezus en we gaan onderzoeken hoe wij Hem
als ware christenen kunnen navolgen. We gaan beginnen vanaf de doop van Jezus.
Laten we samen Mattheüs 3:13-17 lezen:
Toen kwam Jezus
uit Galilea naar Johannes bij de Jordaan. Hij wilde Zich door hem laten dopen.
Maar Johannes probeerde Hem tegen te houden. Hij zei: "Ík heb het nodig om
door Ú gedoopt te worden! Ú hoeft toch niet door míj gedoopt te worden?" Maar
Jezus zei tegen hem: "Laat Mij mijn gang gaan. Ik wil dat je Me doopt,
want zo doen we alles wat God wil." Toen liet Johannes Hem zijn gang gaan
en doopte Hem. Op het moment dat Jezus was gedoopt en uit het water kwam, zag
Johannes de hemel opengaan. Hij zag de Geest van God als een duif uit de hemel
komen en op Hem neerdalen. En een stem uit de hemel zei: "Dit is mijn
Zoon. Ik houd heel veel van Hem. Ik geniet van Hem."
Jezus had
besloten om aan Zijn bediening onder de Vader te beginnen en zo behaagde Hij de
Vader. De Vader zalfde Hem met de Heilige Geest. Op dezelfde manier, als wij
ons laten dopen of als we ons later bekeren om ons te laten wassen van onze
voormalige zonden, en als we beslissen de wil van de Vader te gaan doen, dan
behagen wij de Vader. Dan zijn we Zijn kinderen. Hilarius van Poitiers zei het
als volgt: We weten van diegenen die ondergedompeld waren in Christus [hiermee
bedoelt hij de christendoop; de doop in water], dat na de doop in water [dus na
het zichzelf publiek vernederen, na het bekennen van gezondigd te hebben en na
het zich onderwerpen aan de Vader] de Heilige Geest tot ons zou nederdalen van
de hemelse poorten. Bijgevolg worden we gevuld met de zalving van hemelse
glorie en worden we kinderen van God door de adoptie die de stem van de Vader
aankondigt.[1]
Johannes de Evangelist zei dit ook: Maar allen die Hem wel aanvaard hebben en
geloven in zijn Naam, heeft Hij het recht gegeven kinderen van God te worden. Zij
worden opnieuw geboren, niet op natuurlijke wijze of vanuit menselijk verlangen
of omdat een mens dat wil, maar zij zijn uit God geboren (Johannes 1:12-13,
Het Boek). En Paulus zei ook: Als u zich door uw eigen zin laat leiden, zult u
sterven. Maar als u zich laat leiden door de Heilige Geest en uw eigen zin prijsgeeft,
zult u leven. Want allen die door de Geest van God geleid worden, zijn kinderen
van God. Wij hoeven dus geen slaven van de angst meer te zijn. Nee, God heeft
ons een andere geest gegeven. Wij zijn door Hem aangenomen als kinderen. En
doordat zijn Geest in ons woont, roepen wij: Abba! Vader! Want in ons diepste
wezen overtuigt Gods Geest ons ervan dat wij kinderen van God zijn. En als wij
Gods kinderen zijn, krijgen wij ook wat ons, als zijn kinderen, toekomt. Wat
God aan zijn Zoon Jezus Christus geeft, zal Hij ook ons geven. Als wij
hetzelfde lijden doormaken als Hij [door de wil van onze Vader te doen, door
Christus na te volgen in het lijden dat Hij geleden heeft tijdens Zijn leven en
op het einde van Zijn leven] zullen wij ook dezelfde heerlijkheid krijgen als
Hij (Romeinen 8:13-17, Het Boek).
Na Zijn
waterdoop, waarin Hij zich publiekelijk onderwierp aan Zijn Vader, moest Jezus
zich ook in privé onderwerpen aan Zijn Vader om zich klaar te maken voor zijn
bediening door middel van vasten en het overwinnen van verscheidene
verleidingen: Daarna stuurde de Heilige Geest Jezus naar de woestijn. Daar
moest Jezus door de duivel op de proef worden gesteld. Hij bleef 40 dagen in de
woestijn. Al die tijd at Jezus niets. Tenslotte kreeg Hij honger. Toen kwam de
duivel. Hij zei tegen Hem: "Als U Gods Zoon bent, zeg dan tegen deze
stenen dat ze in broden moeten veranderen." Maar Jezus antwoordde:
"In de Boeken staat: 'Je kan niet alleen van brood leven. Alles wat God
zegt, heb je óók nodig om te leven.'" Toen nam de duivel Hem mee naar
Jeruzalem. Daar zette hij Hem op de rand van het dak van de tempel. En hij zei
tegen Jezus: "Als U Gods Zoon bent, spring dan naar beneden. Er staat toch
in de Boeken: 'God zal zijn engelen de opdracht geven dat ze U op hun handen
moeten dragen. Dan zult U uw voeten niet aan een steen stoten.' "Jezus
antwoordde: "Maar er staat ook in de Boeken: 'Je mag je Heer God niet
uitdagen.' " Daarna nam de duivel Jezus mee naar een hoge berg. Vanaf die
berg liet hij Jezus alle koninkrijken van de wereld zien, met al hun macht en
rijkdom. En hij zei tegen Jezus: "Dat geef ik allemaal aan U, als U voor
mij neerknielt en mij aanbidt!" Toen zei Jezus: "Ga weg, duivel! Er
staat toch ook in de Boeken: 'Aanbid je Heer God en dien alleen Hém.'" Toen
liet de duivel Hem met rust. En er kwamen engelen om Hem te dienen (Matthew
4:1-11). Ook wij worden uitgenodigd om te vasten, om een halt te roepen aan
onze lichamelijke (eet)lusten en egoïsme en we worden geroepen om nee te zeggen
aan verleidingen, egoïstische doeleinden, kortom, om nee te zeggen tegen de
duivel: Aangezien Adam luxe ontmoette in het paradijs en, door misleiding,
verviel naar wat slechter is, was het noodzakelijk dat de Heilige Geest
Christus naar de woestijn leidde om de kracht van de duivel te verzwakken door
iemand die sterker is. Dus vastte Hij 40 dagen en nachten.[2]
Vervolgens maakte
Jezus discipelen: Van toen af begon Jezus de mensen in het openbaar toe te
spreken. Bekeer u, want het Koninkrijk van de hemelen is vlakbij, zei Hij. [Bekeer
u: wij zijn ook genodigd om te vasten, om een halt te roepen aan onze
lichamelijke lusten en egoïsme en we worden geroepen om nee te zeggen aan onze
lusten, aan verleidingen, aan egoïstische gedachten, aan egoïstische verlangens,
aan egoïstische doeleinden, kortom, om nee te zeggen tegen de duivel | want het
Koninkrijk van de hemelen is vlakbij: je moet enkel dit doen om binnen te
treden in vrede tussen God en jezelf.] Op een dag liep Hij langs het meer van
Galilea en zag twee vissers hun net in het water gooien. Het waren twee broers:
Simon, die ook wel Petrus wordt genoemd, en zijn broer Andreas. Jezus zei tegen
hen: Ga met mij mee. Dan zal ik een ander soort vissers van jullie maken.
Vissers die mensen voor Mij vangen. Zij lieten meteen hun netten liggen en
gingen met Hem mee. Iets verderop zag Jezus nog twee broers: Jakobus en
Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij zaten bij hun vader in de boot netten te
repareren. Hen riep Hij ook. Zij lieten direct de boot en hun vader achter en
gingen met Jezus mee (Mattheüs 4:17-22, Het Boek) (prediken + Zijn discipels
roepen). Hier worden wij ook toe geroepen zoals we zullen lezen in Mattheüs 28
maar hebben we al ja gezegd tegen de Vader Die ons roept, hebben we al nee
gezegd tegen onze lichamelijke (eet)lusten, tegen ons egoïsme, tegen
verleidingen, tegen egoïstische doeleinden en tegen de duivel en hebben we al
ja gezegd tegen de bediening om ware volgelingen van Jezus te maken? Ware
volgelingen zijn zij die nee tegen de lusten en ja tegen God of Jezus dienen
zeggen. De elf leerlingen vertrokken naar Galilea. Ze gingen naar de berg die
Jezus hun genoemd had. Toen ze Hem daar zagen, vielen ze voor Hem op hun knieën
en aanbaden Hem. Maar sommigen twijfelden nog. Jezus kwam naar hen toe en zei:
"Ik heb alle macht in de hemel en op de aarde gekregen. Ga nu op pad en
maak alle volken tot leerlingen van Mij. Doop hen in de naam van de Vader en de
Zoon en de Heilige Geest. En leer hen om alles te doen wat Ik ook aan jullie
heb geleerd. En IK BEN alle dagen met jullie, totdat de tijd van de wereld om
is" (Mattheüs 28:16-20).
En leer hen om
alles te doen wat Ik ook aan jullie heb geleerd. Door Zijn voorbeeld leerde
Jezus ons ons te laten dopen (of ons te bekeren), te vasten en onze eigen
interne lusten, uiterlijke verleidingen en de duivel te overwinnen. Laat ons
hetzelfde leren en doen. In de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
Amen.
[2] Hilarius van Poitiers, Commentaar op Mattheüs 2:6.
Galaten hoofdstuk 6: hoe behoren we onszelf te gedragen en hoe behoren we elkaar te behandelen?
Voordienst: Galaten 6:1-5.
Vers 1: “Broeders, zelfs als iemand op een misstap wordt betrapt, moet gij, geestelijke mensen, hem in een geest van zachtmoedigheid terechthelpen; en let daarbij op uzelf, anders zoudt ook gij in verzoeking kunnen komen.”[1]
Het woord dat Paulus hier gebruikt voor het Nederlandse “misstap” is het Griekse “paraptÅma”; het was niet expres, het is geen doodszonde die expres gebeurt waarvoor iemand buitengeworpen behoort te worden (zoals we bijvoorbeeld lezen in 1 Korintiërs 5) en als dood behoort beschouwd te worden indien hij zich niet bekeert (zoals we lezen in, onder andere, Matteüs 18:15-18 en 1 Johannes 5:16-19).
Hij is gewoon per ongeluk in de fout gegaan; per ongeluk verkeerd gelopen en behoort hersteld te worden of weer perfect gemaakt te worden (καταρτá½·ζετε). “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen” (Matteüs 18:15).
Wel behoort dit herstellen of perfect maken te gebeuren door “geestelijke mensen”, niet door hoogmoedige mensen die denken geestelijk te zijn maar door nederige mensen met een zachtmoedige geest. Dit behoren mensen te zijn die noch valse nederigheid, noch valse zachtmoedigheid of naïviteit hebben zodat ze niet op zichzelf zouden kunnen letten en daarom het risico zouden lopen mee te gaan lopen vanuit valse liefde of valse zachtmoedigheid. Er moet dus voldoende volwassenheid en stabiliteit zijn om de persoon die per ongeluk in zonde is gevallen weer recht te helpen.
Het gaat hier dus niet om een persoon die zich niet wil bekeren: zulk soort persoon is gevaarlijk en behoort van de gemeente uitgesloten te worden, zoals we zien in de woorden van Jezus onze Heer: “Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar” (Matteüs 18:17b).
Ik weet dat dit heel sterk indruist tegen de moderne geest van tollerantie en wetteloosheid. Maar dat is valse liefde en geen ware liefde. Let op uzelf. Zorg er voor dat gij niet in verzoeking komt door valse of afvallige christenen en daardoor meeloopt met hen om te leven als deze tegenwoordige slechte wereld.
Vers 2: “Draagt elkanders lasten, daardoor zult gij de Wet van Christus vervullen.”
Maar let niet alleen op uzelf. Kijk ook naar uw medebroeder of -zuster, plaats u in zijn of haar schoenen en probeer dan daadwerkelijk uw steentje bij te dragen. Zorg voor de ander. Zorgt voor elkander. Eendracht maakt macht. Als je voor elkaar zorgt zonder veinzen of winstbejag, dan bemin je je naaste als jezelf. Dat is de Wet van Christus vervullen.
Vers 3 en 4: “Wie meent iets te zijn, terwijl hij niets is, misleidt zichzelf. Laat ieder zijn eigen gedrag onderzoeken. Dan zal hij zijn roem wel voor zich houden en niet uitspelen tegen anderen,”
“Wie meent iets te zijn, terwijl hij niets is, misleidt zichzelf.” Ik heb al gezegd dat we geen hoogmoedige mensen die denken geestelijk te zijn behoren te zijn maar dat we nederige mensen met een zachtmoedige geest behoren te zijn. Mensen met zelfs geen schijn van valse nederigheid of valse zachtmoedigheid.
“Laat ieder zijn eigen gedrag onderzoeken.” Echt nauwgezet onderzoeken zoals een goudsmid nauwkeurig onderzoekt of het wel zuiver goud is: “Ben ik wel zuiver?” “Ben ik wel goed bezig?” “Is mijn gedrag in dit of dat aspect wel goed?”
Als je je daar mee bezig houdt, dan heb je tijd noch wil om tegen de ander te bluffen over je ingebeelde nederigheid.
Vers 5: “want ieder zal zijn eigen vracht moeten dragen.”
Iedereen heeft zijn eigen issues te dragen. Iedereen heeft zijn eigen leven te verbeteren; zijn eigen rommel op te kuisen. Laten we dit nauwgezet en met volle geweld of inzet doen want er staat geschreven: “Van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe wordt het Rijk der hemelen geweld aangedaan en geweldenaars roven het.” (Matteüs 11:12), “streeft naar heiligheid, zonder welke niemand de Heer zal aanschouwen.” (Hebreeën 12:14b), “Wie dus een van die voorschriften, zelfs het geringste, opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen, maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen. Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet uitgaat boven die van de schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen” (Matteüs 5:19-20).
Verzen 6 tot 10: “Wie onderricht wordt in het Woord, moet zijn leermeester laten delen in alle goeds dat hij bezit. Bedriegt u niet, God laat niet met zich spotten. Wat een mens zaait, zal hij oogsten. Wie zaait op de akker van zijn zelfzucht, zal verderf oogsten. Wie zaait op de akker van de Geest, zal van de Geest eeuwig leven oogsten. Laten wij niet moede worden het goede te doen. Als wij niet verslappen, zullen wij te rechter tijd oogsten. Laat ons dus, zolang wij tijd hebben, goed doen aan allen, en vooral aan de geloofsgenoten.”
Sommige mensen hebben als taak en job het woord leren. Dit zijn voorgangers, priesters, leraren, predikanten,… Zij steken hier hun tijd in. Zij behoren hiervoor vergoed te worden. “De presbyters die zich goede bestuurders tonen, moeten dubbele eer waardig worden geacht, vooral zij die zich belasten met prediking en onderricht. De Schrift zegt immers: Gij zult een dorsende os niet muilbanden, en: De arbeider is zijn loon waard” (1 Timóteüs 5:17-18). Het is goed dat voorgangers, priesters, leraren, predikanten,… vergoed worden als zij hard hun best doen. Voor hen geldt: “Wie onderricht wordt in het Woord, moet zijn leermeester laten delen in alle goeds dat hij bezit.” Maar voor ons geldt ook: “Laten wij niet moede worden het goede te doen. Als wij niet verslappen, zullen wij te rechter tijd oogsten. Laat ons dus, zolang wij tijd hebben, goed doen aan allen, en vooral aan de geloofsgenoten.”
Paulus geeft ons hier ook nog een waarschuwing bij: “Bedriegt u niet, God laat niet met zich spotten. Wat een mens zaait, zal hij oogsten. Wie zaait op de akker van zijn zelfzucht, zal verderf oogsten. Wie zaait op de akker van de Geest, zal van de Geest eeuwig leven oogsten.”
Wij hebben dus de keuze zelfzuchtig of vrijgevig te zijn. Wat we zaaien zullen we oogsten. De keuzes die we maken zullen gevolgen hebben. Zelfzucht leidt tot verderf en vrijgevigheid jegens minderbedeelden, vooral minderbedeelde christenen, zal er ook voor zorgen dat de Heer vrijgeviger jegens ons, arme zondaars, zal optreden. De Here Jezus leerde ons namelijk zo bidden: “En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven hebben aan onze schuldenaren” (Matteüs 6:12). Dus: zoals ook wij kwijtgescholden hebben aan zij die ons iets schuldig zijn. Neem die woorden maar letterlijk! Pas ze letterlijk toe!
Jakobus schrijft het als volgt: “Wat baat het, broeders, of iemand al beweert het geloof te hebben, maar hij heeft de werken niet? Kan het geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster kleding en voedsel ontbeert, en iemand van uzegt hem: ‘Gaat in vrede, verwarmt u, verzadigt u’, zonder evenwel te geven wat zij voor hun lichaam nodig hebben, - wat heeft dat voor waarde? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder de werken, dood” (Jakobus 2:14-17). “Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren.” (Jakobus 1:27). “Laten wij niet moede worden het goede te doen. Als wij niet verslappen, zullen wij te rechter tijd oogsten. Laat ons dus, zolang wij tijd hebben, goed doen aan allen, en vooral aan de geloofsgenoten.”
Verzen 11 tot 13: “Lees de volgende woorden goed. Ik schrijf ze jullie zelf, met grote letters! Alle mensen die zo graag willen dat jullie je laten besnijden, proberen daarmee een goede indruk [op de Joden] te maken. Dat doen ze alleen maar omdat ze zelf niet vervolgd willen worden voor [hun geloof in] de gekruisigde Christus. De mensen die zich hebben laten besnijden, houden zich zelf niet eens aan de wet van Mozes. Maar ze willen wél dat jullie je laten besnijden. Want dan kunnen zij er over opscheppen [dat jullie hebben gedaan wat zij zeiden].”
Galaten 6 verzen 11 tot 13, ditmaal uit de BasisBijbel, geeft duidelijk weer waarom sommige van de Messias-belijdende Joden wilden dat de heidenen die zich tot Jezus bekeerd hadden zich moesten laten besnijden. Ze waren namelijk bang voor vervolging. “De Romeinen erkenden de Joodse religie en stonden Joden toe deze uit te leven. De besnijdenis was het onbetwijfelbaar teken dat iemand Joods was; dus zagen diegenen die wilden dat de Galaten zichzelf zouden laten besnijden hierin een paspoort tot veiligheid indien vervolging zou plaatsvinden. Besnijdenis zou hen vrijwaren van zowel de haat van de Joden als van de wet van Rome.”[2]
Angst voor vervolging zorgt ervoor dat we compromissen sluiten. Laten we proberen ons daartegen te wapenen. Ons doel mag niet zijn ons vrijwaren van vervolging. Ons doel moet ten allen tijden zijn: het ware geloof geloven, belijden en in de praktijk brengen en niet bezwijken voor druk.
“Zij die wilden dat de Galaten besneden zouden worden, hielden zelf niet elk onderdeel van de wet. Niemand kon dit. Maar ze wilden bluffen over de Galaten als hun laatste veroveringen. Zij wilden trots zijn in hun macht over mensen die zij gereduceerd hadden tot hun eigen legalistische slavernij. Dus stelt Paulus wederom met alle mogelijke intensiteit dat de besnijdenis of het onbesneden zijn van geen tel zijn.”[3]
Zo staat namelijk geschreven in verzen 14 tot 15[4]: “God beware mij ervoor op iets anders te roemen dan op het Kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij is gekruisigd en ik voor de wereld. Besneden zijn betekent niets en onbesneden zijn betekent niets; het gaat er alleen om een nieuw schepsel te zijn.”
Om het in een modern jasje te gieten: of mensen ervoor kiezen om gevaccineerd te worden of niet heeft niets met deboodschap van het evangelie te maken. Het is geen hoofdzaak. De hoofdzaak is dat we een nieuw schepsel zijn omdat we door het geloof en de waterdoop in het verbond met Christus zijn gestapt en gehoorzaam hierin staan, al dan niet gevaccineerd. Elke nieuwe generatie van christenen moet hoofdzaken van bijzaken die onnodige tweespalt brengen kunnen scheiden.
Vers 16: “Vrede en barmhartigheid kome over allen die deze regel zullen volgen, en over het Israël van God.”
Paulus wenst dat vrede en barmhartigheid komt over allen die zich aan deze regel; aan deze hoofdzaak houden. Johannes waarschuwde ons ook voor huichelachtige lieden die zulke bijzaken gebruiken om onrust te stoken: “Alwie verder wil gaan en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet. Wie in de leer blijft, hij heeft zowel de Vader als de Zoon. Als iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, deelt in zijn boze werken” (2 Johannes 1:9-11). “Vrede en barmhartigheid kome over allen die deze regel zullen volgen, en over het Israël van God.”
“Het Israël van God” zijn de ware christenen in tegenstelling tot valse christenen, vrijmetselaars en andere geheime genootschappen die verder gaan en die bijvoorbeeld vaccinatie of soortgelijke dingen gebruiken om mensen onder druk te zetten, te manipuleren en te vervolgen: “Ik ken uw verdrukking en armoede – ofschoon gij rijk zijt – en de laster van hen die zich Joden noemen en het niet zijn, maar een synagoge van de Satan. Vrees niet het lijden dat u wacht. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen om u te beproeven, en gij zult een verdrukking verduren van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u de kroon des levens geven. Wie oren heeft, hore wat de Geest tot de kerken zegt: Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden” (Apokalyps 2:9-11).
Vers 17: “Laat voortaan niemand het mij lastig maken want ik draag de merktekenen van Jesus in mijn lichaam.”
“Laat voortaan niemand het mij lastig maken”: Paulus roept nogmaals dit soort manipulatieve en valse christenen op er mee te stoppen. Zij moeten stoppen met mensen te manipuleren en onder druk te zetten. Laten we mensen niet manipuleren en onder druk zetten om een vaccin of iets anders te nemen en laten we mensen niet manipuleren en onder druk zetten voor andere zaken.
“want ik draag de merktekenen van Jesus in mijn lichaam.”: Paulus had zichzelf al bewezen. Hij had al bewezen een ware christen te zijn. “Dikwijls merkte een meester zijn slaven met een teken dat aantoonde dat hij van hem was. Wat Paulus hoogstwaarschijnlijk bedoelt is dat de littekens van de dingen die hij geleden had voor Christus de merktekenen zijn die aantonen dat hij slaaf van Christus is. Uiteindelijk is het niet zijn apostolische autoriteit die hij gebruikt als de basis waarop hij zich beroept; het zijn de wonden die hij heeft verduurd ter wille van Christus.”[5] Hij had zichzelf al bewezen, niet vanwege een zogenaamde carrièrepositie in de Kerk, maar vanwege wat hij al had meegemaakt en geleden voor Zijn Heer Jezus Christus.
Menselijkerwijs kon hij werkelijk zeggen: “Zijn zij dienaren van Christus? Het lijkt waanzin, ik nog méér! Ik heb harder gezwoegd, ik heb langer gevangen gezeten, ik had veel meer slagen te verduren en doodsgevaren zonder tal. Vijfmaal kreeg ik van de Joden de veertig-min-één. Driemaal ben ik met de roede gegeseld, éénmaal gestenigd. Driemaal heb ik schipbreuk geleden, eens een heel etmaal doorgebracht in volle zee. Altijd op reis, gevaren van rivieren en gevaren van rovers, gevaren van de kant van mijn eigen volk en van de heidenen, gevaren in steden en in de woestijn, gevaren op zee, gevaren te midden van valse broeders [hier hebben we daarnet uitgebreid over gesproken], met zwoegen en tobben, veel slapeloze nachten, honger en dorst, vaak zonder eten, in koude en naaktheid. En afgezien van al het vorige: dag in dag uit drukt mij de zorg voor al de gemeenten. Niemand is zwak of ik ben het ook. Niemand komt ten val of het grijpt me in de ziel” (2 Korintiërs 11:23-29).
In tegenstelling tot schijnchristenen en schijnapostelen die het hem en andere christenen lastig maakten, gaf Paulus echt met hart en ziel en alle inzet om zijn broeders en zusters in de Heer. Volg jij Paulus hierin na?
Hij schreef verder onrechtstreeks aan jullie: “Gij die zo verstandig zijt, duldt gaarne de dwaasheid van anderen. Gij verdraagt het immers, dat men u tiranniseert, dat men u uitzuigt en uitbuit, dat men u hooghartig behandelt en in het gezicht slaat” (2 Korintiërs 11:19-20).
In tegenstelling tot dit soort mensen beloof ik u dat ik u nooit zal manipuleren of dwingen tot het nemen van een vaccin of dergelijke zaken en dat ik u nooit zal uitzuigen, uitbuiten of hooghartig zal behandelen. Mocht ik dit toch aan het doen zijn en u kan dit daadwerkelijk aantonen, dan zal ik me aanpassen.
Paulus gaf werkelijk met onzelfzuchtige liefde om zijn mensen in tegenstelling tot zij die hun mensen uit zelfzuchtige redenen gebruiken om zich te vrijwaren van vervolging van overheid en andere schijnchristenen. Paulus had slechts ware liefde voor zijn mensen en daarom schreef hij hen:
Vers 18: “Broeders, de genade van onze Heer Jesus Christus zij met uw geest. Amen.” Moge de genade van Jezus Christus bij jou zijn in dit leven en het volgende als je de Heer in al deze instructies gehoorzaamt.
Laten we geestelijke, zachtmoedige en liefdevolle christenen zijn. Laten we, indien broeders of zusters gestruikeld zijn, hen weer rechtop helpen. Laten we dit doen vanuit een geestelijk gezonde en stabiele positie en laten we hypocrisie noch manipulatie dulden. Laten we vooral niet ophouden met het goede te doen en elkaar liefde te betonen. Moedig elkaar hierin aan! Amen.
Oorspronkelijk gepreekt op 6 maart 2022. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 3 september 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de langere, oudere versie met uitzondering van enkele zinnen.
[1] De bijbelteksten die in deze preek zijn neergeschreven zijn genomen uit Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus editie 1961 (Boxtel: Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, 1961). Behalve Galaten 6:11-13 wat ter verduidelijking genomen is uit de BasisBijbel: De Bijbel in makkelijk Nederlands (Oosterbeek: Stichting Basisbijbel, 2013).
[2] William Barclay, The New Daily Study Bible: The Letters to the Galatians and Ephesians (Louisville, Kentucky: Westminster John Knox Press, 2002), 67.
[3] Ibid.
[4] Weer uit de oude Willibrordvertaling.
[5] Barclay, The Letters to the Galatians and Ephesians, 68.
Categorie:Preken
16-01-2022
Galaten hoofdstuk 5: bouw op je fundament!
Voordienst: Galaten 5:1-11.
Het argument dat Paulus maakt in Galaten hoofdstuk 5 van vers 1 tot en met vers 12, is dat we niet terugkeren tot het Jodendom maar dat we ons bekeren tot het Christendom. We bekeren ons niet tot de besnijdeniswet van de Joden, gegeven aan de Joden door God via Mozes, maar we bekeren ons tot het kruis van Jezus Christus. Laten we dit stapje per stapje op een vereenvoudigde manier bekijken:
"Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt; staat dan vast en laat u niet weer onder een slavenjuk binden. Zie, ik, Paulus zeg u, dat als u zich laat besnijden, Christus u niets zal baten. En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de hele wet te houden. U bent van elke zegen in Christus beroofd, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; u bent van de genade vervallen" (Galaten 5:1-4).[1]
Paulus vraagt hier aan de Galaten en ook aan ons: wat is uw beginpunt? Begint u vanuit de genade van Christus en het kruis?: "Want uit genade bent u behouden, door het geloof; en dat niet uit u, het is de gave van God; niet op grond van werken, opdat niemand roemt" (Efeziërs 2:8-9)? Of wilt u nu opeens niet meer beginnen vanuit die genade en wilt u nu opeens gaan zeggen dat God u gered heeft omdat u zo goed de Joodse Wet onderhoudt?
Dan kan Christus je niets meer baten want dan ontken je de noodzaak van Zijn verlossing. Dan zeg je als het ware: "Ik had Gods verlossing niet nodig. Ik red mezelf omdat ik een goed mens ben en daarom moet God me bijgevolg redden." Dan heb je niet begrepen dat het dankzij pure, onverdiende genade is dat jij gered bent. Jij was vies, vuil, je stonk naar je zonden. Je was schuldig. Maar "naar de rijkdom van zijn genade, waarmee Hij jegens ons overvloedig is geweest" zijn wij in "zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde [Jezus Christus], in Wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen" (Efeziërs 1:6b-8a).
Maar! We zijn niet meer in de Geliefde; in Christus als we nu overlopen van het fundament van de onverdiende genade, die ons gegeven werd in ons verbond met Christus, naar een legalistisch 'fundament' van verdiende genade op grond van onze goede werken, het onderhouden van de Mozaïsche Joodse wetten,… Dan hebben we Christus en Zijn genade verspeeld: "Zie, ik, Paulus zeg u, dat als u zich laat besnijden, Christus u niets zal baten. En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de hele wet te houden. U bent van elke zegen in Christus beroofd, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; u bent van de genade vervallen" (Galaten 5:2-4).
Paulus heeft hier dus gesproken over ons fundament; ons beginpunt: de onverdiende genade die ons werd gegeven toen we ons vertrouwen stelden op Jezus Christus en ons toewijdden aan Hem. Dit is mijn eerste punt.
Nu spreekt Paulus over het vervolg; hoe we behoren te bouwen op dit fundament of beginpunt. Om duidelijk te maken wat hij bedoelt, zegt hij dit tweemaal maar dan in andere woorden: 1) "Want wij verwachten door de Geest op grond van geloof de hoop van de gerechtigheid" (Galaten 5:5). En: 2) "Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch onbesneden zijn, maar geloof dat door liefde werkt" (Galaten 5:6).
Laten we samen kijken naar het eerste vers dat ik zonet aanhaalde: "Want wij verwachten door de Geest op grond van geloof de hoop van de gerechtigheid" (Galaten 5:5).
Bemerk de woorden: "want wij verwachten". Als ik iets verwacht, heb ik dit dan al? Nee! "Wij verwachten" ligt dus in de toekomst. Het is dus niet het fundament dat we in het verleden gelegd hebben. Paulus verwacht dat zijn hoop van gerechtigheid werkelijkheid zal worden. Hoe? "Door de Geest", dus niet door onszelf alleen; door onze eigen kracht, maar in samenwerking met, en in de kracht van de Heilige Geest in wat Hij zal bewerkstelligen in ons, "op grond van geloof", op grond van het verbondsvertrouwen waarin de onverdiende genade van Christus ons toebedeeld werd. In de kracht van de Heilige Geest in wat Hij zal bewerkstelligen in ons, is onze hoop; onze verwachting gegrondvest op het vertrouwen in Jezus Christus!
"De hoop van de gerechtigheid" of "de gehoopte gerechtigheid" (Petrus Canisiusvertaling). Ook dit wijst naar de toekomst. Als we samenwerken met de Heilige Geest, als we Hem gehoorzamen, als we ons door Hem laten leiden, en als we blijven staan op dit fundament dat God ons, ondanks onze zonden, gered heeft én redt door Zijn onverdiende genade, dus met andere woorden, de combinatie van Gods onverdiende genade die ons zomaar gratis en voor niets ten deel is gevallen toen we ingingen op de uitnodiging om bij Christus Jezus te horen én ons hierna rechtvaardig wandelen en handelen naar de Heilige Geest, zorgt er voor dat we door God zullen worden gezien als gerechtvaardigden én rechtvaardigen die deel zullen mogen hebben aan een rechtvaardige wereld waar gerechtigheid heerst.
Laten we kijken naar het tweede vers dat ik zonet aanhaalde: "Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch onbesneden zijn, maar geloof dat door liefde werkt." (Galaten 5:6):
Als je in het verbond met Christus Jezus bent, door de waterdoop; de nieuwe besnijdenis, dan helpt fysieke besnijdenis je helemaal niets. Fysieke besnijdenis dient om toe te treden tot het Joodse verbond. De waterdoop dient om toe te treden tot Christus. Daar mag je geen besnijdenis aan toevoegen. Dat heeft helemaal geen nut. "Maar geloof dat door liefde werkt".
Wat wél helpt, is een momenteel aanwezig, actief vertrouwen dat wérkt omdat liefde aanwezig is. Dat vertrouwen moet in het heden aanwezig en actief (of wérkend) zijn, want "zo is ook het geloof, als het geen werken heeft, op zichzelf dood" (Jakobus 2:17) en het moet werken, het heeft de drang om te werken, omdat de oprechte, onzelfzuchtige liefde van God voor de naaste aanwezig is: "Al heb ik het volle geloof, dat bergen verzet: Zonder liefde ben ik niets. Al schenk ik weg al wat ik heb, Al geef ik mijn lichaam, om mij te laten verbranden: Zo ik de liefde niet heb, Het dient mij tot niets" (1 Korintiers 13:2b-3, Petrus Canisiusvertaling). Dit is ook waar Paulus op doelt wanneer hij zegt: "Want u bent geroepen om vrij te zijn, broeders; gebruikt echter de vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkaar door de liefde. Want de hele wet wordt in één woord vervuld, in dit: 'U zult uw naaste liefhebben als uzelf'" (Galaten 5:13-14).
Paulus schrijft hier vlak voor in dit hoofdstuk van Galaten: "U liep goed; wie heeft u tegengehouden, dat u de waarheid niet zou gehoorzamen? Die overreding is niet uit Hem die u roept. Een beetje zuurdeeg doorzuurt het hele deeg. Ik vertrouw van u in de Heer, dat u niet anders gezind zult zijn; maar hij die u in verwarring brengt, zal het oordeel dragen, wie hij ook is. Maar ik, broeders, als ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het struikelblok[; de aanleiding tot vallen] van het kruis tenietgedaan. Och, lieten zij die u opstoken zich maar verminken!" (Galaten 5:7-12).
Je was goed bezig, wandelend in een actief-werkende liefde gestoeld op het fundament van de onverdiende genade van Christus vanwege Zijn kruisdood. Wat is er gebeurd? Wie heeft je in verwarring gebracht? Waarom ben je daarmee gestopt? Werd je onzeker omdat bepaalde Messias-belijdende Joodse extremisten beweerden dat ook jij besneden moet worden? Dat hebben de apostelen mij niet opgelegd toen ze mijn bekering en bediening in de Heilige Geest erkenden (herinner je wat ik hierover schreef in Galaten hoofdstuk 2 [2:6-10]).
Dat de heidenen zich moeten laten besnijden, vormt geen onderdeel van de oorspronkelijke, vooral uit Joden bestaande Kerk. In tegenstelling tot deze Joods-extremistische dwaalleraars besloten de apostelen dat de christenen uit de heidenen gered werden door het verbondsvertrouwen in hun harten, waarna zij gedoopt zouden worden; de doop is de nieuwe besnijdenis en dan pas, in de regel, de Heilige Geest zouden ontvangen. De oude, fysieke besnijdenis werd hen niet opgelegd (lees Handelingen 15:1-21).
Het enige wat hen, christenen uit de heidenen, werd opgelegd is "zich te onthouden van de verontreinigingen van de afgoden, van de hoererij, van het verstikte en van het bloed" (Handelingen 15:20b). Deze wet werd de heidenen al gegeven bij Noach; de vader van ons allemaal.
Paulus komt hier nu op terug en hij die zelf een Joods christen is, verbindt de heidenen weer met de wet van Noach, met andere woorden, hij legt hen deze wet weer op, net zoals de apostelen dit al deden (zie Handelingen 15:1-21): "Maar ik zeg: wandelt door de Geest, en u zult de begeerte van het vlees geenszins volbrengen. Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; want deze staan tegenover elkaar, opdat u niet doet wat u wilt. Maar als u door de Geest geleid wordt, dan bent u niet onder de wet. Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschappen, twist, jaloersheid, toorn, partijzucht, tweedracht, sekten, afgunst, moorden, dronkenschappen, zwelgpartijen en dergelijke; waarvan ik u tevoren zeg, zoals ik ook tevoren heb gezegd, dat wie zulke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven." (Galaten 5:16-21).
Paulus kan theoretisch overkomen, vooral in deze naar alle waarschijnlijkheid eerste brief van zijn hand aan de christengemeenten. Maar hij geeft ons ook nog heel praktisch advies:
"Als u echter elkaar bijt en opeet, kijkt dan uit dat u niet door elkaar verslonden wordt" (Galaten 5:15), "Laten wij niet streven naar ijdele eer, terwijl wij elkaar tergen en afgunstig zijn op elkaar" (Galaten 5:26).
Wat is het medicijn hiertegen?:
"Dient elkaar door de liefde" (vers 13b), "heb uw naaste lief als uzelf" (14b), "wandel in de geest" (16a +25), "laat u leiden door de Geest" (18a), "dood je eigen hartstochten en begeerten" (24), met andere woorden, alles wat je verlangt moet komen van de Geest: "leef door de Geest" (25a). Laten we dit altijd doen. Laten we de vrucht van de Geest uitoefenen: "Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen is geen wet. Maar zij die van Christus Jezus zijn, hebben het vlees met de hartstochten en de begeerten gekruisigd. Als wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest wandelen. Laten wij niet streven naar ijdele eer, terwijl wij elkaar tergen en afgunstig zijn op elkaar" (Galaten 5:22-26). Laten we dit werkelijk voor altijd doen. Amen.
Deze preek kan als volgt schematisch worden weergegeven:
1. Beginpunt = het fundament van Gods onverdiende genade in ons verbond met Christus
2. Hoe bouwen op dit fundament?
a.Op grond van geloof, in samenwerking met de Geest wandelen en handelen in rechtvaardigheid
=
b.Geloof dat door liefde werkt
i.Actief geloof dat wèrkt
ii.Omdat liefde voor God en de naaste aanwezig is
c.
i.De besnijdenis is geen geldige vervanging voor het fundament – de besnijdenis geldt niet voor ons, christenen uit de heidenen
ii.wel geldt de wet van Noach nog steeds voor ons, christenen uit de heidenen. Dus niet alle wetten zijn afgeschaft, wij vallen gewoon niet onder het verbond van de besnijdenis.
3.Nog wat praktisch advies:
a.laten we niet in de begeerten van het vlees wandelen;
b.laten we wandelen in de Geest
Toon je geloof uit je werken, dan wordt de vrucht van de Geest zichtbaar!
Oorspronkelijk gepreekt op 16 januari 2022. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 27 augustus 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte, iets kortere versie.
[1] Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018) behalve indien anders aangegeven.
Categorie:Preken
19-12-2021
Jezus Christus: de voorafgebeelde Vervuller van het Oude Testament en de gegeven Liefde van God: een overdenking bij de menswording van het Woord van God
In het nieuwe
testament zien we dat de Heilige Geest van God tot Maria zegt: "Gij zijt
gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot." (Lukas 1:42,
WB 1961)
In het Oude
Testament zien we de volgende belofte voor de rechtvaardigen:
Als Israël er
voor zou kiezen Jahweh te gehoorzamen, dan zou hen het volgende ten dele vallen:
"En omdat u
hem gehoorzaamt, zullen u deze zegeningen toevallen: (…) Gezegend is de vrucht
van uw schoot." (Deuteronomium 28:2,4a, NBV 2007)
En hierop
gebaseerd schreef koning Salomo, de zoon van koning David:
"Kinderen
zijn een geschenk van de HEER, de vrucht van de schoot is een beloning van
God." (Psalm 127:3, NBV 2007)
In het Oude
Testament zien we dus een patroon: wanneer Israël God gehoorzaamt, zal de
vrucht van hun schoot door God gezegend worden. Met andere woorden, dan zullen
ze dus veel kinderen krijgen en die kinderen zullen gezegend worden.
Die gezegende
Israëlitische vrouwen met hun vele kinderen waren een archetype; een
voorafbeelding.
Maria was
zulk een rechtvaardige vrouw. Dit blijkt uit de woorden van de engel Gabriёl
tot haar gericht: "Gegroet, begenadigde, de Heer is met u, u bent gezegend
onder de vrouwen." (Lukas 1:28, TELOS) Of misschien nog veel duidelijker uit de
woorden van de Heilige Geest die voortkwamen uit de mond van haar nicht
Elizabeth: "Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw
schoot." (Lukas 1:42, WB 1961) Ze wist al van zichzelf dat zij een dienstmaagd
van de Heer was en ze maakte weer opnieuw die keuze om de Heer te dienen: "zie
de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord." (Lukas 1:38b, WB 1961)
Zij was dus de vervulling van de Oudtestamentische voorafbeelding.
Jezus als
archetypische vervulling van het Oude Testament:
Wij hebben
dus net gezien dat "Gezegend is de vrucht van uw schoot." (Deuteronomium 28:4a,
NBV 2007) finaal werd vervuld in Maria in Lukas 1:42: "Gij zijt gezegend onder
de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot." (WB 1961) Jezus is DE
Vrucht van DE gehoorzame Israëlitische dienstmaagd. Het Oude Testament zegt
bijvoorbeeld ook: "Kinderen zijn een geschenk van de HEER, de vrucht van de
schoot is een beloning van God." (Psalm 127:3, NBV 2007) Jezus is HET Kind; DE
Vrucht van DE schoot.
Dat Jezus de
vervulling is van wat in het Oude Testament werd voorspeld, zien we ook in
bijvoorbeeld de volgende woorden van Paulus:
"Nu is het zo,
dat God zijn belofte deed aan Abraham en aan zijn kind. God zei niet:
‘kinderen,' in het meervoud. Maar: ‘Kind', in het enkelvoud. Met dat kind
bedoelde Hij Christus." (Galaten 3:16, BasisBijbel)
Jezus is dus het
langverwachte Kind van de vrouw. DIT is wat we vieren met Kerst. De komst van
Christus. HET Kind van DE vrouw.
Dit is ook wat
Jesaja al honderden jaren voor de komst van Christus voorspeld had:
"U wil God niet
om een teken vragen. Daarom zal de Heer u ongevraagd een teken geven: het
meisje dat nog maagd is, zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Ze zal
hem Immanuёl (= ‘God met onsÿ) noemen." (Jesaja 7:14,
BasisBijbel)
Dit is
natuurlijk vervuld in de maagd Maria en haar Zoon Jezus Christus:
"Want God houdt
zoveel van de mensen, dat Hij zijn enige Zoon aan hen heeft gegeven. Iedereen
die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar zal het eeuwige leven hebben" (Johannes 3:16, BasisBijbel).
Dit geven van de
Zoon gebeurde door de menswording van de Zoon in de maagd Maria. DAT is wat we
vieren met Kerst.
Verder had
Jesaja al lang voor de conceptie en de geboorte van het Kind Jezus de volgende
profetische voorspelling uitgesproken: "Want er is een Kind geboren: we hebben
een Koningszoon gekregen. Hij zal als Koning heersen. Hij wordt Wijze
Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader en Vredekoning genoemd. Hij zal voor
eeuwig regeren en in zijn koninkrijk zal het eeuwig vrede zijn. Hij zal eerlijk
en rechtvaardig over het koninkrijk van koning David regeren, voor eeuwig. De
Heer van de hemelse legers zal dit doen omdat Hij zo ontzettend veel van zijn
volk houdt." (Jesaja 9:5-6, BasisBijbel)
De reden is de
liefde van God de Vader, zoals Johannes ook schreef. (We zagen in de verzen over
de profetie van Jesaja die ik zonet aanhaalde trouwens nog enkele
voorafbeeldingen die vervuld zijn in Jezus: David is de voorafbeelding van
Jezus en zijn koninkrijk is de voorafbeelding van het hemelse Koninkrijk van
Jezus. De Bijbel staat vol van dit soort voorafbeeldingen die allemaal vervuld zijn
in Jezus Christus.)
Wat kan Jezus
voor jou concreet betekenen?
God
de Vader gaf dus Zijn Zoon uit liefde voor ons (Jesaja 9:5-6, Johannes 3:16).
Maar niet alleen de Vader gaf Zijn Zoon, de Zoon gaf ook zichzelf. Hij zei:
"Niemand
neemt mijn leven, ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer
terug te nemen – dat is de opdracht die ik van mijn Vader heb gekregen."(Johannes 10:18, NBV 2007)
Dit
is ook wat wij volgens Jezus onder andere vieren in het avondmaal:
"Toen
ze verder aten nam Jezus een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood en
gaf de leerlingen ervan met de woorden: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam.' En
hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden:
‘Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor
velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.'" (Matteüs 26:26-28, NBV 2007)
Wat
een wonderlijk mysterie! De Vader gaf Zijn Zoon en de Zoon gaf Zichzelf! Wat
een liefde vanwege de goddelijke Drie-eenheid!
Omdat
Hij Zichzelf gaf, kwam: "Hij zal zijn volk verlossen van hun zonden." (Mattheüs
1:21, Petrus Canisiusvertaling) uit en gold: "En als ik boven de aarde ben
opgeheven, zal ik alle mensen naar Mij toe trekken." (Johannes 12:32,
BasisBijbel) Hetzelfde legde Jezus al in meer details uit: "Er is nog nooit
iemand naar de hemel geweest behalve Ik, de Mensenzoon. Ik ben er vandaan gekomen.
En net zoals Mozes in de woestijn de slang hoog opgeheven heeft,zo moet ook de Mensenzoon hoog opgeheven
worden. Iedereen die in Hem gelooft zal dan niet sterven, maar het eeuwige
leven hebben. Want God houdt zoveel van de mensen, dat Hij zijn enige Zoon aan
hen heeft gegeven. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar zal
het eeuwige leven hebben. Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd
om de mensen te veroordelen, maar om door Hem de mensen te redden. Iedereen die
in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld. Maar iedereen die níet gelooft, ís al
veroordeeld. Want hij heeft niet geloofd in de enige Zoon van God. Die mensen
zullen worden veroordeeld omdat het Licht in de wereld is gekomen, en ze liever
het donker hadden dan het Licht. Dat is omdat ze slechte dingen doen. Want
mensen die slechte dingen doen, hebben een hekel aan het licht. Ze gaan er niet
naartoe. Want in het licht zullen hun slechte daden zichtbaar worden. En dan
zullen ze gestraft worden. Maar mensen die leven zoals God het wil, gaan wel
naar het licht toe. Want dan kan iedereen zien dat ze alles wat ze hebben
gedaan, met God hebben gedaan." (Johannes 3:13-21, BasisBijbel) Vanwege de vrijwillige
menswording van het Woord van God alsook vanwege de vrijwillige kruisdood van
de Godmens Jezus Christus is er werkelijk vrede en redding vrijelijk
beschikbaar voor ieder mens van de gehele wereld die van goede wil is en gered
wil worden.
Zoals
we vandaag al gezien hebben: God de Vader gaf Zijn Zoon en God de Zoon heeft
Zichzelf vrijwillig gegeven. Dit vieren we in het Avondmaal. God is een
gevende- en vrijgevige God die aan ons nieuw Leven gaf en dit ook aan jou wil
geven. Wil jij nieuw leven? Wil jij nieuw Leven in Jezus de Zoon die Zijn
leven, Zijn Lichaam en Zijn Bloed voor jou gegeven heeft? Wil jij ook jezelf
geven aan Hem Die het Leven is? Dit is Jezus Christus! Ik vraag het op een net
iets andere manier: Wil je je dit kerstseizoen laten redden? Wil je overgaan
van duisternis naar licht? Er is ook redding en vrede met God beschikbaar voor
jou, beste aanwezige, bezoeker, kijker of luisteraar. Om gered te worden behoor
je het volgende te doen: keer je af van je zonden en heb er een afkeer van,
vraag vergiffenis aan Jezus Christus. Vertrouw op Zijn lijden en sterven aan
het kruis, vertrouw op Zijn opstanding en vertrouw op Zijn vergevingsgezindheid
en laat je daarom dopen in water. De Heer vergeeft je graag. Hij wil weer een
nieuwe / vernieuwde, herstelde relatie met je aangaan. Neem je Zijn uitnodiging
aan? De vrije keuze is aan jou! Ga hier alsjeblieft op in! Mocht je nog vragen
hebben, mag je zeker contact met ons opnemen. Een alternatief is dat je gewoon
een kerk die voor jou bereikbaar is, binnenloopt en de voorganger of priester
hierover aanspreekt.
Ter
afsluiting zou ik nog een punt willen aanhalen: We mogen ook naar de
"na-afbeeldingen" kijken en hen waarderen. We mogen in elk gezin een
"na-afbeelding" van Jezus, Maria en Jozef zien. Elke vader is als Jozef en mag
aangespoord worden om beschermend en godvrezend als Jozef te leven in die
vaderrol. Elke moeder is als Maria en mag aangespoord worden om nederig en godvrezend
als Maria te leven in die moeder- en dochterrol. Elk kind is als Jezus en mag
worden beschouwd als waardevol. Elk kind is namelijk een geschenk van de Heer. We mogen het wonder van het leven van God in
deze "na-afbeeldingen" zien. We mogen hen zien als zonen en dochters van God
met het potentieel om ook door geloof en de waterdoop tot de adoptie van zonen
en dochters van God, in relatie met Hem, te komen. Alsook met het potentieel om
rechtvaardig te leven zoals Jozef, Maria of Jezus en we mogen hen daartoe dan
ook aansporen.
Wil
je komen tot een waardering van de menswording van Jezus en bijgevolg meer gaan
houden van God? En wil je komen tot een waardering van elk ander mens en meer
van hen gaan houden? Jezus zei dat het voornaamste gebod is: van God boven al
en onze naaste als onszelf te houden. Laten we dat vooral doen tijdens dit
kerstseizoen. Voor volgende week, wens ik jullie alvast allemaal een zeer
gezegende Kerst toe!
Categorie:Preken
07-11-2021
Galaten hoofdstuk 4B: laat u niet weer manipuleren en tot slaven maken
Op het einde van mijn vorige preek stelde ik eigenlijk de volgende twee vragen: Denken we dat we nog slaven zijn? Wat moet er dan gebeuren opdat we in ware vrijheid zouden wandelen?
Hoewel we het voornamelijk gaan hebben over de Galatenbrief, legt Paulus dit ook uit in zijn Kolossenzenbrief [1]:
“Laat dan niemand u oordelen inzake eten en drinken of op het punt van een feest of nieuwe maan of sabbatten, die een schaduw zijn van wat zou komen, maar het lichaam is van Christus. Laat niemand u de prijs ontzeggen, doordat hij behagen schept in nederigheid en engelenverering, ingewijd in wat hij gezien heeft [of indringend in wat hij niet gezien heeft], zonder reden opgeblazen door het denken van zijn vlees, terwijl hij niet vasthoudt aan het hoofd, uit Wie het hele lichaam, door zijn gewrichten en banden ondersteund en verbonden, opgroeit met de groei van God. Als u met Christus aan de elementen van de wereld bent afgestorven, waarom onderwerpt u zich, alsof u in de wereld leeft, aan de inzettingen: raak niet en smaak niet en roer niet aan? (dingen die alle door het gebruik tenietgaan), naar de geboden en leringen van de mensen, (dingen die wel een schijn [of een woord of bewering] van wijsheid hebben in eigenwillige verering en nederigheid door gestrengheid tegen het lichaam, daaraan geen enkele eer bewijzend) tot bevrediging van het vlees.” (Kolossenzen 2:16-23).
In het kort samengevat betekent dit concreet: laat u geen slaven maken door angst van kwade machten, demonen, wereldgeesten, afgoden, wereldheersers met “absolute” macht en voor deze kerk: laat u ook geen Protestants juk opleggen.
1) Laat u geen slaven maken door angst van kwade machten, demonen, wereldgeesten, afgoden en wereldheersers met absolute macht.
Wereldheersers met “absolute” macht komen meerdere keren voor in de Bijbel, ook bijvoorbeeld in de Openbaring van Johannes:
“En ik zag een ander beest opstijgen uit de aarde; en het had twee horens, aan die van een lam gelijk, en het sprak als de draak. En het oefent al het gezag van het eerste beest uit in diens tegenwoordigheid; en het maakt dat de aarde en zij die erop wonen, het eerste beest aanbidden, van wie de dodelijke wond genezen was. En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel laat neerdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. En het misleidt hen die op de aarde wonen, door de tekenen die hem gegeven zijn te doen in tegenwoordigheid van het beest, en het zegt tot hen die op de aarde wonen, dat zij voor het beest dat de wond van het zwaard had en weer leefde, een beeld moesten maken. En het werd hem gegeven aan het beeld van het beest adem te geven, opdat het beeld van het beest ook zou spreken en maken dat allen die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood zouden worden. En het maakt dat men aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd [in het Grieks staat er: een stempel gedrukt op of in de hand en op of in het voorhoofd]; en dat niemand kan kopen of verkopen dan wie het merkteken heeft: de naam van het beest of het getal van zijn naam.” (Openbaring 13:11-17).
Deze profetie kan misschien heel spoedig tot vervulling komen in de vorm van microchips, nanotattoos en artificiële intelligentie.[2] De computer, hier in Openbaring hoofdstuk 13 beschreven als “het beeld” weet wie niet gechipt of getatoeëerd is, en die mensen zullen ter dood gebracht worden. Zij zijn zogezegd rebels.
Deze technologie bestaat trouwens al. Ze ligt niet meer in de toekomst, ze ligt in het heden. In grote Chinese, Koreaanse en Britse steden gebruikt men bijvoorbeeld al camera’s om via artificiële intelligentie mensen op te sporen die niet in het plaatje thuishoren. Ook kan men in Europa bijvoorbeeld al weten of je gevaccineerd bent of niet via het scannen van je coronapaspoort met een smartphone of scanner.
Dit slechts als voorbeeld. Ik beweer niet dat de coronavaccinatie het teken van het beest is. Maar zo iets kan in de nabije toekomst gemakkelijk uitgroeien tot: je kan niet werken noch kopen als je de stempel of tattoo van het beest niet ontvangen hebt.
Amazon experimenteert bijvoorbeeld al met “Amazon Go!”. Dat zijn winkels waar je enkel met een zendertje kan kopen door de dingen die je wilt kopen rechtstreeks in je broekzak te steken. Als je het zendertje niet hebt, of later de microchip of nanotattoo, kan je dus absoluut niets kopen, net zoals het in de Bijbel voorspeld staat.
Zij die dan ware christenen zullen zijn, zullen zich niet laten manipuleren door de “almachtige” wereldheersers. Zij zullen geen microchip of nanotattoo in hun hoofd of hand laten steken. Zij hebben hun hoop op de Heer en de opstanding gesteld en weten dat zij eeuwig zullen leven. “En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen die om het getuigenis van Jezus en om het woord van God onthoofd waren, en die het beest of zijn beeld niet hadden aangebeden en niet het merkteken aan hun voorhoofd en aan hun hand ontvangen hadden; en zij werden levend en regeerden met Christus duizend jaren” (Openbaring 20:4-6). Zij lieten zich niet manipuleren door de “almachtige” wereldheersers om op deze aarde rijkdom en geluk te zoeken.
Ik weet dat velen van jullie naar deze kerk komen om geëntertaind te worden; de preek, de muziek moet voor jullie aangenaam zijn. Dat is vleselijk. Zo worden jullie gemakkelijk manipuleerbare prooien ten tijde van vervolging. De Heer wil dit niet. Onderzoek jezelf. Zou je wel staande blijven?
Ware christenen zoeken hun rijkdom en geluk écht in Christus en het eeuwige leven. Herinner u bijvoorbeeld die Joden die zich tijdens de onderdrukking door de Grieken, toch niet weg lieten manipuleren van de Wet van Jahweh, onze God, en door vreselijke foltering en dood het koninkrijk van God binnengingen.[3] Laten ook wij het voorbeeld van deze godsvruchtige Joden navolgen. Zij hadden hun hoop duidelijk op Gods herstellende rechtvaardigheid en de opstanding ten eeuwigen leven gezet. Wees dus aangemoedigd: “Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn” (Openbaring 21:7).
2) Laat u geen Protestants juk opleggen en laat u niet overheersen.
De kerkenraad noch ik heersen over u of uw levens: “Want u bent geroepen om vrij te zijn, broeders; gebruikt echter de vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkaar door de liefde. Want de hele wet wordt in één woord vervuld, in dit: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Als u echter elkaar bijt en opeet, kijkt dan uit dat u niet door elkaar verslonden wordt” (Galaten 5:13-15).
Paulus zegt hier dat we de vrijheid niet behoren te gebruiken als een aanleiding voor het vlees, dus als een excuus om wetteloosheid of zondigheid te bedrijven, maar dat we behoren ware liefde te beoefenen; we behoren elkaar te dienen in ware liefde. Theodorus van Mopsuestia zegt het als volgt: “Wanneer we door Jezus zullen worden geleid, zullen we in geen geval zondigen.”[4] In ware liefde is dus geen ruimte om tegen elkaar te zondigen.
Paulus spreekt ook zo zwart-wit vóór de ware liefde en tégen de wetteloosheid en valse liefde: “Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschapen, twist, jaloersheid, toorn, partijzucht, tweedracht, sekten, afgunst, moorden, dronkenschappen, zwelgpartijen en dergelijke; waarvan ik u tevoren zeg, zoals ik ook tevoren heb gezegd, dat wie zulke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven. Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen is geen wet” (Galaten 5:19-23).
Is het mogelijk om deze zonden niet te begaan? Ja, natuurlijk! Ik ben misschien jong maar ik ben zeker niet naïef. Ik heb diepe duisternis gekend in mijn leven maar ik ken ook het Licht dat overwint! Is het noodzakelijk om deze zonden niet te begaan? Ja! We hebben daarnet gelezen: “wie zulke dingen bedrijven, zullen Gods koninkrijk niet beërven”. X, de Bijbel leert dit wel, maar ik geloof niet dat dit mogelijk is. Hoe doe ik dit dan? Laat Paulus je een handje helpen:
“Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is, om welke dingen de toorn van God komt over de zonen van de ongehoorzaamheid. Ook u hebt vroeger daarin gewandeld, toen u daarin leefde. Maar nu, legt ook u dit alles af: toorn, kwaadheid, boosheid, laster, vuile taal uit uw mond. Liegt niet tegen elkaar, daar u de oude mens met zijn daden hebt uitgedaan en de nieuwe hebt aangedaan, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het beeld van Hem die hem geschapen heeft. Daarin is niet Griek en Jood, besnijdenis en onbesnedenheid, barbaar, Scyth, slaaf, vrije; maar Christus is alles en in allen. Doet dan aan als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden: innige ontferming, goedertierenheid, nederigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, elkaar verdragend en elkaar vergevend, als de één tegen de ander een verwijt heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo ook u. En boven dit alles de liefde, dat is de band van de volmaaktheid.” (Kolossenzen 3:5-14). Ik kan je énkel bemoedigen om zo verder te doen als je dit alles beoefent. Anders zou ik je bemoedigen in zonde. Het is écht zo zwart-wit.
Jezus Christus zei dit: “U weet, dat zij die beschouwd worden als oversten van de volken, over hen heersen en hun groten gezag over hen voeren. Zo is het echter niet onder u; maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal slaaf van allen zijn. Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen” (Markus 10:42b-45). Het gaat er hier dus niet om dat jij geëntertaind of gediend wordt op zondag. Nee! Vraag jezelf af: hoe kan ik God en mijn broeder of zuster dienen? Hoe kan ik er zijn voor mijn medemens?
Ter conclusie kunnen we stellen dat je je geen slaaf mag laten maken door angst van kwade machten, demonen, wereldgeesten, afgoden en wereldheersers met absolute macht. Je mag je niet laten manipuleren door “almachtige” wereldheersers of door je eigen, zondige lusten, om op deze aarde rijkdom en geluk te zoeken. Je moet je rijkdom en je geluk zoeken in Jezus Christus en het eeuwige leven. Het gaat om bij Christus te horen en blijvend trouw aan Hem te zijn.
Laat u dus geen Protestants juk opleggen en laat u niet overheersen door ons of door andere voorgangers of door schijnchristenen met charisma of welbespraaktheid.
Wij voorgangers en oudsten mogen er slechts zijn om jullie te dienen en dagelijks tot heiligheid aan te sporen en te bemoedigen, niet om over jullie te heersen. Laten we zo allemaal met elkaar verdergaan. Amen.
Oorspronkelijk gepreekt op 7 november 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 13 augustus 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte, kortere versie.
[1]Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).
[2] Een interessante voorafschaduwing, waarop Johannes zich misschien baseerde, kun je vinden in het deuterocanonieke Bijbelboek 3 Makkabeeën 2:27-29.
[3] Ik verwijs hier naar de deuterocanonieke Bijbelboeken “Makkabeeën”. Meer bepaald dacht ik aan 2 Makkabeeën 7, over de marteldood van een moeder en haar zeven zonen, waar ik het in een voorgaande preek over had.
[4]Theodore of Mopsuestia, Theodore of Mopsuestia: The Commentaries on the Minor Epistles of Paul: Introduction and Translation, trans. Rowan A. Greer (Atlanta, GA: Society of Biblical Literature, 2010), 119. In het Engels staat er: “So, too, the aim and purpose of Christ’s dispensation was that death should be destroyed and that all people who had ever been, by rising again should live in an immortal nature, no longer admitting sinning in any way because of the grace of the Spirit within them at that time. A grace by which we shall be kept safe from all sin. For this justification is both true and perfect. Therefore, with good reason he called both dispensations alike testaments, because grace by its guidance was putting into effect those very teachings of the law, namely, the love of God and the neighbor. For the law kept on commanding the keeping of these same commandments, emphasizing them and teaching the duty of not sinning in any way. But grace brings this to fulfillment by the resurrection and that immortality that will then be ours through the Spirit, since when we shall then be guided by him, we shall by no means sin.”
Categorie:Preken
03-10-2021
Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 104
In Psalm 104 staat dat God ons reeds het graan en de druiven
als elementen van het brood en de wijn heeft gegeven. Dat is niet alles. Ook werd
al profetisch voorspeld door koning David, de schrijver van de meesten Psalmen
in de Bijbel, dat God ons zou voeden in het Avondmaal, via Brood en Wijn:
God voorziet de bergen van
water. De aarde kan alleen maar vrucht dragen dank zij U. God laat het gras
groeien als voedsel voor het vee. Ook andere gewassen voor de mensen, zodat zij
brood kunnen eten. Ook de wijn komt zo uit de aarde voort. Die doet de mensen
goed. Ja, door brood
en wijn worden de mensen gezond en sterk. De ceders in de Libanon zijn van de HERE. Ook zij
ontvangen ruim voldoende water (Psalm 104:13-16, HET BOEK).
In de Bijbel in Gewone Taal staat er: Heer, uw bomen zijn
altijd groen, de hoge bomen die u geplant hebt (Psalm 104:16). Groenblijvende
bomen, in het Engels evergreens, zoals sparren, dennen en lorken, stonden
vroeger symbool voor het eeuwige leven, aangezien ze nooit verdorren. Vandaar
ook de kerstboom waarvoor een spar gebruikt wordt. Wij zijn als de ceders in
de Libanon, dragers van het eeuwige leven. Wij ontvangen ruim voldoende water.
Dit Water staat symbool voor de Heilige Geest. Over Hem geldt: Wie dorst
heeft, mag voor niets het levenswater komen drinken, als hij dat wil
(Openbaring 22:17b, HET BOEK). De Heer komt met Zijn Heilige Geest en Hij geeft
dit Water voor niets, aan diegenen die dit willen ontvangen.
Allen zien naar U uit, Om voedsel, elk op zijn tijd. Geeft
Gij het: ze eten het op; Gij opent uw hand: ze worden van het goede verzadigd.
Maar verbergt Gij uw aanschijn: ze verstarren van schrik. Gij ontneemt hun de
adem: Ze sterven, en keren terug tot hun stof. Maar Gij zendt weer uw geest: en
ze worden geschapen, En Gij vernieuwt het aanschijn der aarde! (Psalm
104:27-30, Petrus Canisiusvertaling). Willen we weer vernieuwd worden door de
Heilige Geest? Wilen we dat Hij ons volledig herschept? Geven we ons volledig
over aan Hem opdat er niets van onze slechte levenswijzen overblijft? Laten we
de Heer ons voeden door brood en wijn? Hij heeft dit zo ingesteld! Het is Zijn
uitdrukkelijke wens!
12-09-2021
De Eerste Protestantse Splitsing: de Letterlijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in Brood en Wijn of een Representatie? Wat met Andersdenkenden? (Een Overdenking bij het Avondmaal)
[Dit is het tweede deel. Je kan het hier bekijken. Het eerste deel zal later volgen. Voor de primaire bronnen, zie mijn MTh thesis.]
Luther, die soms de vader van het Protestantisme wordt
genoemd, nam de woorden van Christus: ´Dit is mijn Lichaam¡ en ´Dit is mijn
Bloed¡ letterlijk. Hij was dus akkoord met de Rooms-Katholieke kerk alsook met
de andere apostolische kerken wanneer het gaat over de werkelijke
tegenwoordigheid van Christus in het heilig avondmaal.
Zwingli was ook akkoord tot in 1523 of 1524, en noemde dit
zelfs: ´de meest duidelijke, nauwkeurige uitspraak¡. Later, in 1524 of 1525,
beweerde hij dat Jezus deze woorden figuurlijk had bedoeld, als in: ´Eet, dit representeert
mijn lichaam¡. Onze viering werd dus, met andere woorden, een ritueel, een
symbool zonder krachtdadigheid. Hierdoor kwam er een splitsing tussen Zwingli
en Luther. In de woorden van Luther, geschreven aan zijn vrouw: ´We komen
perfect overeen op elk vlak behalve dat onze tegenstanders met nadruk beweren
dat er eenvoudig brood en wijn in de maaltijd des Heeren aanwezig is, en dat
Christus er enkel in aanwezig is in een geestelijke [of symbolische] manier¡.
Luther besloot: ´De woorden van Christus, Dit is mijn lichaamÿ, staan nog
steeds pal tegenover de fanatici¡. Dit bracht de eerste van de zo vele
splitsingen teweeg binnen het Protestantisme. De heer Gottlieb Blokland,
inspecteur van het Protestants-Evangelisch godsdienstonderwijs, besloot: ´Door
dit theologisch verschil ontstonden er twee duidelijke stromingen binnen de
hervormingsbeweging, de evangelisch-lutherse en de zwingliaans-gereformeerde¡.
In tegenstelling tot Luther, zou ik hier niet voor splitsen
met mijn broeders en zusters die hier een andere mening over hebben. Wat uw
eigen mening hieromtrent ook moge zijn, laten we met een rein hart tot Jezus
gaan, die ons beloofde: ´Als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn
bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed
drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood
opwekken. Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie
mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. De
levende Vader heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet,
leven door mij.¡ (Johannes 6:53-57, NBV2004) en met een nederige en oprechte
ingesteldheid deelnemen aan deze heilige maaltijd.
29-08-2021
Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 23
Welke dingen wil God ons nu al geven? Laten we hierover het
woord van God proeven, voor we deelnemen aan de Maaltijd des Heeren. In Psalm
23[1]
lezen we:
DE HEERE IS MIJN HERDER,
Jezus is onze Herder geworden. Hij is geen manipulerende
slavendrijver. Hij is de Herder die ons liefheeft.
God de Vader had namelijk al beloofd door Zijn Heilige Geest:
´Ik zal over
hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden:
Hij zal ze weiden en Hij zal een Herder voor ze zijn¡ (Ezechiël 34:23).
´Als een
herder zal Hij Zijn kudde weiden:
Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen
en in Zijn schoot dragen;
de zogenden zal Hij zachtjes leiden.¡(Jesaja
40:11)
MIJ ONTBREEKT NIETS.
´Werp al uw
zorgen op Hem, want Hij zorgt voor u.¡(1
Petrus 5:7)
´Wie heb ik
behalve U in de hemel?
Naast U vind ik nergens vreugde in op de aarde.
Bezwijkt mijn lichaam en mijn hart,
dan is God de rots van mijn hart
en voor eeuwig mijn deel.¡(Psalm
73:25-26)
´Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot
in eeuwigheid volmaakt. En de Heilige Geest getuigt het ons ook. Want na eerst
gezegd te hebben: Dit is het verbond, dat Ik met hen na die dagen zal sluiten,
zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun hart geven en Ik zal die in hun
verstand schrijven, en aan hun zonden en hun wetteloze daden zal Ik beslist
niet meer denken. Waar er nu vergeving voor is, is er geen offer voor de zonde
meer nodig.¡ (Hebreeën 10:14-18)
HIJ DOET MIJ NEERLIGGEN IN GRAZIGE WEIDEN,
´Maar laat
verblijd zijn allen die tot U de toevlucht nemen,
laat hen voor eeuwig juichen
omdat U hen beschut;
laat in U van vreugde opspringen
wie Uw Naam liefhebben.
U immers zegent de rechtvaardige, HEERE;
U omringt hem met goedgunstigheid als met een schild.¡ (Psalm 5:12-13)
HIJ LEIDT MIJ ZACHTJES NAAR STILLE WATEREN.
´Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen
zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. Want het Lam, Dat in het midden van
de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen.
En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.¡ (Openbaring 7:16-17)
HIJ VERKWIKT MIJN ZIEL,
´Ik lag neer
en sliep; ik ontwaakte,
want de HEERE ondersteunde mij.¡ (Psalm 3:6)
´Welzalig is
hij die de God van Jakob tot zijn hulp heeft,
die zijn verwachting stelt op de HEERE, zijn God.¡ (Psalm 146:5)
´Door Zijn
striemen bent u genezen.¡ (1 Petrus 2:24b)
´Voorwaar,
onze ziekten heeft Hij op Zich genomen,
ons leed heeft Hij gedragen.
( )
De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.¡
(Jesaja 53:4a,5b)
HIJ LEIDT MIJ IN HET SPOOR VAN ZIJN
GERECHTIGHEID,
OMWILLE VAN ZIJN NAAM.
´Goed en
waarachtig is de HEERE,
daarom onderwijst Hij zondaars in de weg.
Hij leidt zachtmoedigen in het recht,
Hij leert zachtmoedigen Zijn weg.
Alle paden van de HEERE zijn goedertierenheid en trouw
voor wie Zijn verbond en Zijn getuigenissen in acht nemen.
Omwille van Uw Naam, HEERE,
vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.¡ (Psalm 25:8-11)
AL GING IK OOK DOOR EEN DAL VOL SCHADUW VAN DE
DOOD,
IK ZOU GEEN KWAAD VREZEN, WANT U BENT MET MIJ;
´HEERE, hoe
talrijk zijn mijn tegenstanders;
velen staan tegen mij op.
Velen zeggen van mijn ziel:
Hij heeft geen heil bij God.
( )
Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte,
want de HEERE ondersteunde mij.
Ik vrees niet voor tienduizenden van het volk,
die zoch aan alle kanten tegen mij opstellen.¡(Psalm
3:2-3,6-7)
UW STOK EN UW STAF
DIE VERTROOSTEN MIJ.
Is het toevallig dat twee stokken of een stok en een staf een
kruis kunnen vormen of was dit profetisch? Het Kruis vertroost inderdaad: ´Die
Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de
zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door zijn striemen bent u
genezen. Want u was als dwalende schapen; maar u bent nu bekeerd tot de Herder
en Opziener van uw zielen¡ (1 Petrus 2:24-25).
U MAAKT VOOR MIJ DE TAFEL GEREED
Jezus is het kalf dat vrijwillig werd geslacht voor de
verloren zoon (Lukas 15). Hij maakt de tafel gereed en Hij is Zelf de maaltijd
(Hebreeën 7:27). We herdenken dat Hij Zijn lichaam (het brood) en Zijn bloed
(de wijn) vrijwillig gaf aan het kruis om ons te redden van onze zonden en te
bevrijden van de demonie. Ik herinner je aan de volgende tekst die ik ook
tijdens mijn preek heb aangehaald: ´De schuldbrief die tegen ons getuigde door
zijn inzettingen en die onze tegenstander was, heeft Hij uitgewist en die uit
de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen. En hij heeft de overheden en
de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen
getriomfeerd¡ (Kolossenzen 2:14-15, NBV).
VOOR DE OGEN VAN MIJN TEGENSTANDERS;
´Uit de
benauwdheid heb ik tot de HEERE geroepen,
de HEERE heeft mij verhoord en in de ruimte gezet.
De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd.
Wat kan een mens mij doen?
De HEERE is bij mij, te midden van wie mij helpen,
daarom zie ík neer op wie mij haten.¡(Psalm
118:5-7)
U ZALFT MIJN HOOFD MET OLIE,
Zoals olie een genezende en zuiverende werking heeft, geneest
en zuivert de Heilige Geest het verstand.
´Is iemand onder u ziek? Laat hij dan de ouderlingen van de
gemeente bij zich roepen en laten die voor hem bidden en hem met olie zalven in
de Naam van de Heere. En het gelovig gebed zal de zieke behouden en de Heere
zal hem weer oprichten. En als hij zonden gedaan heeft, zal hem dat vergeven
worden.¡(Jakobus 5:14-15)
MIJN BEKER VLOEIT OVER.
De Heer Jezus gaf Zijn bloed in overvloed om jou van jouw
zonden te reinigen en te bevrijden. DIT gaan we sevens ook samen vieren tijdens
het heilig avondmaal. ´In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed,
namelijk de vergeving van de zonden.¡ (Kolossenzen 1:14)
JA, GOEDHEID EN GOEDERTIERENHEID ZULLEN MIJ
VOLGEN
AL DE DAGEN VAN MIJN LEVEN.
´Want God,
de HEERE,
is een zon en een schild,
de HEERE zal genade en eer geven,
Hij zal het goede niet onthouden
aan wie in oprechtheid zijn weg gaat.
HEERE van de legermachten,
welzalig de mens die op U vertrouwt.¡ (Psalm 84:12-13)
´U hebt mij
meer blijdschap in het hart gegeven
dan ten tijde dat zij hun koren en hun nieuwe wijn in overvloed hadden.¡(Psalm
4:8)
´Hiertoe is
de Zoon van God geopenbaard,
dat Hij de werken van de duivel verbreken zou.¡ (1 Johannes 3:8b)
Je mag écht vrij zijn! Al de dagen van je
leven als je bij Christus blijft! Zijn liefdevolle bescherming blijft je hele
leven lang over jou!
IK ZAL IN HET HUIS VAN DE HEERE BLIJVEN
TOT IN LENGTE VAN DAGEN.
´Maar ik zal zijn als een bladerrijke olijfboom in het huis
van God;
ik vertrouw op Gods goedertierenheid, eeuwig en altijd.¡(Psalm 52:10)
´Hoe
lieflijk zijn Uw woningen,
HEERE van de legermachten.
Mijn ziel verlangt, ja, bezwijkt zelfs van verlangen
naar de voorhoven van de HEERE;
mijn hart en mijn lichaam
roepen het uit tot de levende God.
( )
HEERE van de legermachten,
mijn Koning en mijn God.
Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen,
zij loven U voortdurend.
( )
O God, ons schild, zie en aanschouw het aangezicht van Uw gezalfde. Want één
dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders;
ik verkoos liever te staan op de drempel van het huis van mijn God
dan lang te wonen in de tenten van de goddeloosheid.¡
(Psalm 84:2-3,4b-5,10-11)
Je mag Hem trouw blijven en bij Hem blijven wonen vanwege
Zijn trouwe liefde. Dit mogen we elke week vieren tijdens het Heilig Avondmaal.
Ook mogen we al vooruitblikken op het leven in de toekomst:
´Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag
en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen
uitspreiden.¡ (Openbaring 7:15)
´En geen enkele vervloeking zal er meer zijn. En de troon van
God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen,
en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.
En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht
nodig, want de Heere God verlicht hen. En zij zullen als koningen regeren in
alle eeuwigheid.¡ (Openbaring 22:3-5)
Laten we deze beloften voor zijn getrouwen samen vieren en er
samen van genieten tijdens het Heilig Avondmaal!
We gaan deze ochtend verder met onze reeks over Galaten. Vandaag ga ik een interpretatie geven van Galaten 4 en ik ga wat spelen met de volgorde om dit duidelijker te maken. Ik preek weer in twee delen. Vandaag gaan we dus slechts enkele verzen van dit hoofdstuk bespreken. Volgende keer bespreken we er meer.
We beginnen met Galaten 4:1-3[1]: "Maar ik[, Paulus,] zeg: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles; maar hij staat onder voogden en rentmeesters tot op de tijd door de vader vooraf bepaald. Zo waren ook wij, toen wij onmondig waren, in slavernij onder de elementen van de wereld."
Soms stel ik mezelf de volgende vraag: Wie zijn wij als mensen? Slaven van het lot? Slechts dieren of toch hogere wezens? Wat zegt de Bijbel over ons?
Wij werden geschapen als "een beetje minder dan de Elohim; de hemelse wezens[2]" (Psalm 8:5).
Wie zijn nu toch die Elohim? Elohim, het meervoud van El (God of een god), is in de Bijbel dikwijls een verzamelnaam voor hemelse wezens (de zogenaamde "goden"). Het was de bedoeling dat de elementen; de beginselen van deze wereld; de elohim; de hemelse wezens ons, die in tijdelijke bewaring onder hun leermeestershap waren, zouden leiden in de elementaire beginselen tot geestelijke volwassenheid. Maar zij deden dit niet en werden afgunstig. Zij wilden namelijk niet dat wij tot volwassen zoonschap zouden komen.
Over de satan, die misschien wel geschapen werd met muziekinstrumenten (een mogelijke vertaling van Ezechiël 28:13) om ons te leren Jahweh te aanbidden, staat het zo geschreven:
"Je was een [gezalfde] cherub [satan had dus een taak van God gekregen, namelijk:] je was een cherub, je vleugels beschermend uitgespreid, je was door mij[, Jahweh,] neergezet op de heilige berg van God / godenberg / de berg van de Elohim / de berg van de hemelse wezens, waar je wandelde tussen vurige stenen. Je was onberispelijk in alles wat je deed, vanaf de dag dat je was geschapen tot het moment dat het kwaad vat op je kreeg. Door al het handeldrijven raakte je verstrikt in onrecht en geweld, en je zondigde; daarom, beschermende cherub, verbande ik je van de berg van God / godenberg / de berg van de Elohim / de berg van de hemelse wezens en verdreef ik je van je plaats tussen de vurige stenen. Je schoonheid had je hoogmoedig gemaakt, je had je wijsheid en luister verkwanseld. Daarom heb ik je op de aarde neergeworpen, als een schouwspel voor andere koningen" (Ezechiël 28:14-17).
'"Je pracht en praal, en de klank van je harpen, ze worden dit dodenrijk binnengebracht. Wormen zijn je bed, maden je deken." O morgenster, zoon van de dageraad, hoe diep ben je uit de hemel gevallen. Overwinnaar van alle volken, hoe smadelijk lig je daar geveld. Je zei bij jezelf: Ik stijg op naar de hemel, boven Gods sterren plaats ik mijn troon. Ik zetel op de toppen van de Safon, de berg waar de goden bijeenkomen. Ik stijg op tot boven de wolken, ik evenaar de Allerhoogste. Nee! Je daalt af in het dodenrijk, in de allerdiepste put. Ze zien je, ze kijken naar je en kijken nog eens goed naar je: "Is dit de man die de aarde deed beven en koninkrijken deed sidderen? Die het land tot verval bracht en steden verwoestte? Die zijn gevangenen nooit liet gaan?" Andere koningen worden eervol begraven, ieder in een eigen praalgraf. Maar jij bent, ver van je graf, weggegooid als een afgekeurde twijg; je ligt bedolven onder de lijken van hen die door het zwaard zijn gedood, die afgedaald zijn in de put en door stenen zijn bedekt; je bent verschopt als een kadaver. Jij wordt niet bij vorsten te ruste gelegd, want jij hebt je land verwoest en je volk vermoord. Het nageslacht van een schurk als jij zal voorgoed getekend zijn"' (Jesaja 14:11-20).
In de toekomst zal satan in de diepste put en de diepste schande geworpen worden. Hij zal de schande van het universum zijn maar momenteel geldt dat hij zijn eigen mensen; zijn eigen dienaren kapotmaakt. Hij is dus geen goede heer om te dienen.
In plaats van ons te onderwijzen in de verheerlijking van Jahweh, zoals een leerkracht zijn studenten liefdevol en met bekommernis onderwijst, werd hij afgunstig en maakte hij ons tot slaven: ´Zo waren ook wij, toen wij onmondig waren, in slavernij onder de elementen van de wereld" (Galaten 4:3). Satan zou zijn misleide gevangenen nooit laten gaan. Hij wilde verafgood worden; naam voor zichzelf maken.
Wanneer Paulus deze befaamde brief aan de Galaten schrijft, is hij bang dat de Galaten weer misleid zullen worden door satan en zijn trawanten die willen verafgood worden en op een valse wijze naam voor zichzelf willen maken:
"Maar destijds, toen u God niet kende, hebt u hen [als slaven] gediend die van nature geen goden zijn; en thans, nu u God kent, ja nog meer, nu u door God gekend bent, hoe wendt u zich weer tot de zwakke en arme elementen, die u weer opnieuw wilt dienen? U onderhoudt dagen en maanden, tijden en jaren. Ik ben bang voor u, dat ik misschien tevergeefs aan u heb gearbeid" (Galaten 4:8-11).
Ook waarschuwde Paulus de Kolossenzen voor dit soort misleiding die van de satan komt en die werd overgeleverd door mensen:
"Kijkt u uit, dat er niemand zal zijn die u tot prooi maakt door de wijsbegeerte [pas dus op voor de wijsheid van de wereld; niet de wijsheid volgens God] en door ijdel bedrog volgens de overlevering van de mensen, volgens de elementen [dit zijn die hemelse wezens die zich tegen God hebben verzet] van de wereld [het systeem dat ervoor kiest om tegen of zonder God te zijn], en niet volgens Christus" (Kolossenzen 2:8).
Met andere woorden, Paulus zegt in dit vers dat zij eer willen voor zichzelf en daarom willen zij ons van Christus weg-wijzen omdat ze niet willen dat wij 'bene Elohim'; 'zonen van God' zouden worden. "IJdel bedrog (...) volgens de Elementen van de wereld" staat hier voor manipulatie die leidt tot slavernij; iets wat satan al van in het begin probeert te doen via politiek, religie, godsdiensten, occultisme, sterenbeelden met daaraan verbonden fatalisme,...
Ziet u, satan had het plan om zijn gevangenen nooit meer te laten gaan maar, volgens wat Paulus verder schrijft aan de Galaten, ging Christus door met zijn plan:
"Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, [met andere woorden, de tijd waartegen de Elementen ons eigenlijk al tot volwassenheid zouden moeten hebben gebracht] zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw, [werkelijk, geworden uit een vrouw, in deze zin: niet slechts geboren uit een vrouw maar werkelijk mens geworden,] geboren onder de wet, opdat Hij hen die onder de wet waren, vrijkocht, opdat wij het zoonschap zouden ontvangen. En omdat u zonen bent, heeft God de Geest van zijn Zoon in onze harten uitgezonden, die roept: Abba, Vader! U bent dus niet meer slaaf, maar zoon; en bent u zoon, dan ook erfgenaam door God" (Galaten 4:4-7).
Vrijkocht van wat? Van die slavernij! Van slavernij worden wij geadopteerd tot zoonschap! Halleluja!
Door onze adoptie tot zonen geldt voor satan en zijn trawanten: "Het is gedaan met die slavendrijver, gedaan met zijn dwingelandij. Jahweh heeft de stok van de goddelozen gebroken, de scepter van de heersers, die de volken sloeg met woedende slagen, zonder eind, die hen belaagde met zijn toorn, zonder maat. Overal op aarde is rust en vrede, vrolijk gejubel weerklinkt" (Jesaja 14:4b-7).
Inderdaad, voor ons christenen, zelfs voor de meest nieuw-gedoopte christenen geldt: "Met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt u[, Jahweh,] een macht op tegen uw vijanden om hun wraak en verzet te breken" (Psalm 8:3).
Hoe worden wij kinderen van God? Paulus schrijft dit duidelijk aan de Kolossenzen: "Want in Hem woont de hele volheid van de Godheid lichamelijk, en u bent voleindigd in Hem, die het hoofd is van alle overheid en gezag. In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis, niet met handen verricht, in het uittrekken van het lichaam van het vlees, in de besnijdenis van Christus, met Hem begraven in de doop. [Daarin [in de doop] en] in Hem [in Christus] bent u ook mee opgewekt door het geloof in de werking van God, die Hem uit de doden heeft opgewekt. En u, toen u dood was in de overtredingen en in de onbesnedenheid van uw vlees, u heeft Hij mee levend gemaakt met Hem [Dit beschrijft het opstaan vanuit de doop in water tot een nieuw leven. De waterdoop in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is dus essentieel.], terwijl Hij ons alle overtredingen vergeven heeft; de schuldbrief die tegen ons getuigde door zijn inzettingen en die onze tegenstander was, heeft Hij uitgewist en die uit de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen" (Kolossenzen 2:9-14).
En wat die duivelse tegenstanders van God niet willen weten is het volgende vers: "En hij heeft de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen getriomfeerd" (Kolossenzen 2:15). De Canisiusvertaling verwoordt dit ook zó mooi: "Hij heeft de Heerschappijen en Machten [dit zijn dus de rebelse hemelse wezens] ontmaskerd en openlijk ten toon gesteld, hen door het Kruis overwonnen". Hij heeft dus, met andere woorden, het slavenjuk van ons afgeworpen.
Enkele vragen die ik je vandaag bij deze overdenking zou willen stellen, zijn:
1. In welk gebied ben jij nog een slaaf van de zonde?
2. Ben je nog een slaaf van je verleden, je schuld, je schaamte?
3. Hoe kan jij andere mensen uit slavernij van schaamte, zonde, schuld, lust, drank, drugs, hebzucht, angsten, enzovoort helpen? Ga jij naar de verlorenen om hen het goede nieuws te vertellen opdat ze vrij zouden zijn?
4. Ben je nog bang van demonen / afgoden / vreemde goden? Hecht je misschien waarde aan astrologie wat een vorm van fatalisme is waardoor de sterren zogezegd de toekomst al voor je bepaald hebben? Of gebruik je misschien magie of occultisme om je lot proberen te veranderen? Er is geen lot. Ook God heeft je toekomst niet in de sterren geschreven. Je bent afhankelijk van ster noch demon noch boze geest als je in Christus bent. Ik ga nog wat voorbeelden geven: Heb je een drang naar ruzie of onvrede? Twijfel je constant aan het christelijke geloof? Ben je altijd skeptisch en geraak je niet over je ongeloof? Heb je een onweerstaanbare drang om te ruziën, te roddelen of onvrede te stoken? Ben je trots of hoogmoedig? Dien jij nog maraboe, toverdokters,… Gebruik je nog voodoo, tarotkaarten, oujaborden, zwarte of valselijk-genaamde witte magie? Astrologie? Wicka? Heb je ontzag voor andere elementen zoals vuur, aarde, water, lucht, ether,…? Ben je bijgelovig? Draag of heb je "ongeluksbrengers"? Heb je bijvoorbeeld ontzag voor het boze oog? Doe je aan handpalmlezen of heb je je handpalmen laten lezen? Voel je je onder een juk van depressie, zelfdoding of constante vermoeidheid? Heb je last van een juk van bitterheid, jaloezie, geldzucht, egoïsme of verwarring? Heb je een ongezonde controledrang, onzekerheid, nervositeit? Heb je last van angsten, waanbeelden, hallucinaties, obsessies met perfectionisme? Heb je narcistische trekjes? Zoek je altijd naar bevestiging en ongezonde aandacht? Als dat zo is, als je iets hiervan erkent in je eigen leven, of je denkt nog aan iets anders, en je wilt bevrijding, dan wil ik gerust na de dienst voor je bidden.
Paulus waarschuwde en bemoedigde ons: "Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt; staat dan vast en laat u niet weer onder een slavenjuk binden" (Galaten 5:1). Een slavenjuk zoals bijvoorbeeld fatalisme, "De sterren bepalen alles.", "God heeft al voorbestemd dat ik verloren zal gaan.",... Neen! In Christus ben je zowel vrij als zelf verantwoordelijk voor jouw toekomst! Daarom zou ik na de dienst willen bidden voor mensen die bevrijding nodig hebben. Jezus beloofde ons: "Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn" (Openbaring 21:7). Amen.
Oorspronkelijk gepreekt op 29 augustus 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 6 augustus 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte versie.
[1]Voor deze preek maken we, behalve indien anders aangegeven, gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018) voor het Nieuwe Testament en van de Nieuwe Bijbelvertaling (Haarlem: Nederlands Bijbelgenootschap, 2004) voor het Oude Testament.
[2] 'Goddelijke wezens' zou ook een mogelijke vertaling zijn maar dit leidt in het Nederlands tot polytheïstische interpretaties. Jahweh is de God die de andere “goden” / goddelijke wezens geschapen heeft. Enkel Yahweh (de Vader, de Zoon en de Heilige Geest) mag aanbeden worden als de ware God. Ter verduidelijking wordt daarom de term "hemelse wezens" gehanteerd in deze preek. Voor meer informatie, kun je bijvoorbeeld de werken van Michael Heiser lezen ter introductie. Je kunt ook het YouTube-filmpje “Elohim” van BibleProject bekijken ter introductie.
Laten we onze aandacht vandaag vestigen op het gebed[1]
dat de Heere Jezus ons geleerd heeft:
Onze Vader in de hemel, wij eren uw heilige naam: Wij komen
samen om u te eren, Vader, niet uit religiositeit of godsdienstigheid maar uit
ware dienst voor God. Wij komen samen om Uw Naam te eren. Ook dit Avondmaal
vieren we samen om uw Naam te eren.
Laat Uw koninkrijk spoedig komen. Laat Uw wil op aarde worden
gedaan, net zoals in de hemel: door Zijn leven te geven aan het Kruis en zo er
voor te kiezen om Uw wil te doen, Vader, liet Jezus het Koninkrijk komen. Op
dezelfde manier, willen wij ook ons leven aan U toeweiden en, als het nodig is,
zelfs geven voor U.
Geef ons vandaag het eten dat wij nodig hebben: U voorziet
het, o Heer, wij hoeven ons geen zorgen te maken over het voedsel dat we morgen
zullen eten, noch moeten we snode plannen smeden om toch maar voor elkaar te
krijgen dat we genoeg te eten zullen hebben. Neen! Als christenen ligt ons
vertrouwen in de Heer! U geeft ons vandaag het eten dat wij nodig hebben. En
het eten dat wij nodig hebben, is niet alleen ons dagelijks brood, maar ook het
Brood des Levens.
Vergeef ons onze zonden, zoals wij anderen hun zonden
vergeven: in dat vertrouwen dat wij in U stellen, dat U het Brood bent dat
eeuwig leven geeft, help ons om vergevingsgezind te zijn.
Laat ons niet in verleiding komen, maar verlos ons van de
kwade machten: help ons om ons vertrouwen in U te behouden, Heer, en om niet op
onze eigen krachten te vertrouwen en verlos ons ook van satan, de misleider, en
van wie dan ook die ons, ondanks onze vergevingsgezindheid, toch nog steeds
kwaad wilt berokkenen.
Want het Koninkrijk is van U en alle kracht en glorie tot in
de eeuwigheid. Amen.: Op U stellen wij ons vertrouwen en wij willen een
onderdeel uitmaken van Uw Koninkrijk, hier al op deze aarde wanneer wij Uw wil
volbrengen door, onder andere, het avondmaal, ingesteld door onze Heer Jezus
Christus, samen te vieren, maar ook later in de toekomst wanneer uw Koninkrijk
zich ten volle zal manifesteren en openbaren op deze aarde.
Naar dit Koninkrijk kijken wij reikhalzend uit en vanuit het
feit dat we willen leven zoals het Onze Vader ons voorschrijft, gaan we
vandaag, samen, al biddend naar het Avondmaal.
Op verzoek van onze seniorvoorganger, ga ik het vandaag hebben over het avondmaal. Hij vond dat het goed zou zijn als ik daar eens een preek aan zou wijden.
In mijn vorige overdenking over het avondmaal had ik het over het tegengif waardoor we weer in gemeenschap met de Heer Jezus kunnen treden. Ik besloot dat hij dit onder andere deed door metons het Brood te breken, door ons Zijn Bloed te geven, door met ons maaltijd te houden. Vandaag zou ik verder willen spreken over wat dit verbond en deze gemeenschap juist inhoudt. Straks wil ik ook nog kort bespreken hoe de doop betrekking heeft tot het verbond en de geloofsgemeenschap, wat belangrijk is voor onze doopkandidaten. Maar eerst ga ik bespreken wat het verbond en de gemeenschap juist inhouden in verband met het heilig avondmaal, wat belangrijk is voor de gedoopte christenen.
Verbond - Wat is een verbond?
Een verbond is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij er trouw aan elkaar wordt gezworen en er op elkaar wordt vertrouwd. Zo hebben mijn vrouw en ik elkaar trouw beloofd tot de dood ons scheidt. Dit is een huwelijksverbond. Een verbond bindt je voor het leven: "Aan de gehuwden beveel niet ik, maar de Heer, dat de vrouw zich niet mag scheiden van den man; en zo ze toch gescheiden is, dat ze dan ongehuwd moet blijven, of zich met den man moet verzoenen; ook dat de man de vrouw niet mag verstoten. (…) Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft. Maar wanneer de man is ontslapen, dan is ze vrij te trouwen met wien ze wil, mits in den Heer" (1 Korintiers 7:10-11,39). "Of weet gij niet broeders, - ik spreek immers tot mensen, die wetgeving verstaan, - dat de wet gezag heeft over den mens, zolang deze leeft? De gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang hij leeft; maar is de man gestorven, dan is ze vrij van de huwelijkswet [of: "de wet die haar aan de man bond"[1]]. Wanneer ze dus bij het leven van haar man zich geeft aan een anderen man, dan wordt ze echtbreekster [Grieks: overspeelster] genoemd; maar is haar man gestorven, dan is ze vrij van de wet, en is ze geen echtbreekster [Grieks: overspeelster], als ze zich met een anderen man verbindt" (Romeinen 7:1-3). Een verbond geldt dus voor het leven.* Je kan bijvoorbeeld ook trouw zweren voor het leven aan een koning, een familie, enzovoort. Zo had het Romeinse Rijk bijvoorbeeld de gewoonte om de koninkrijken die vriendschap met hen sloten, te beschermen van vijandelijke aanvallen en ook bescherming van hen te verwachten. Zo ontstaat er een gemeenschap van trouw aan en vertrouwen in elkaar.
In Matteus 26:26-28 staat het volgende: "Terwijl zij nu aten, nam Jesus het brood, zegende het, brak het, gaf het zijn leerlingen en sprak: Neemt en eet, dit is mijn lichaam. Daarna nam Hij de kelk, sprak een dankgebed uit, gaf hun de kelk, en zeide: Drinkt allen hieruit; want dit is mijn bloed van het Nieuwe Verbond, dat wordt vergoten voor velen tot vergiffenis der zonden."
Dit is verbondstaal. Jezus verwees toen naar de toekomst. Hij maakt een verbond met Zijn volgelingen. Hij voorspelt en belooft dat Hij zijn lichaam zal geven en dat Hij zijn bloed zal geven tot vergiffenis der zonden.
Hij doet hier zelfs nog een schep bovenop. Hij koppelt er nog een belofte aan vast:
"En Ik zeg u: Van nu af aan zal Ik deze vrucht van de wijnstok niet meer drinken, tot op de dag, waarop Ik ze hernieuwd met u zal drinken in het rijk van mijn Vader" (Matteus 26:29).
Hij zegt: totdat ik jullie in het koninkrijk van God heb gekregen, zal Ik geen brood en wijn meer tot mij nemen.
Ook in het Evangelie van Lukas komt dit duidelijk naar voren:
"Op de vastgestelde tijd ging Hij aanliggen aan tafel, en de twaalf apostelen met Hem. En Hij sprak tot hen: Vurig heb Ik verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten. Want Ik zeg u, dat Ik het niet meer zal eten, vóór het zijn vervulling bereikt in het koninkrijk Gods. Toen nam Hij een kelk, sprak het dankgebed uit, en zeide: Neemt en verdeelt onder elkander. Want Ik zeg u: Van nu af aan zal Ik de vrucht van de wijnstok niet meer drinken, totdat het koninkrijk Gods is gekomen. Toen nam Hij brood, sprak een dankgebed uit, brak het, gaf het hun, en sprak: Dit is mijn lichaam, dat voor u wordt overgeleverd; doet dit tot mijne gedachtenis. Zo ook de kelk, na het avondmaal; en Hij sprak: Deze kelk is het Nieuwe Verbond in mijn bloed, dat voor u wordt vergoten" (Lukas 22:14-20).
Met andere woorden: Jezus stelt hier een verbond met een belofte in. Hij heeft de toegang tot het Koninkrijk verleend door zijn kruisdood en opstanding, door het geven van Zijn lichaam en bloed. Zo werdt hij "den groten Herder der schapen door [Lett. 'in', d.i. in de kracht van[2]] het bloed van een eeuwig verbond" (Hebreeën 13:20b). Dit geldt voor iedereen die deel uitmaakt van dit verbond.
Een verbond gaat altijd om twee kanten. Jezus heeft Zijn lichaam en Zijn bloed al gegeven. Hij heeft Zijn trouw al betoond. Geven wij ook aan Hem ons lichaam en ons bloed, kortom ons leven, zelfs tot de dood toe? Betonen we Hem onze trouw?
Voor diegenen die trouw in dit verbond blijven, tot op het einde, geldt:
"Gij zijt Mij trouw gebleven bij mijn beproevingen. Daarom verleen Ik u het koninkrijk, zoals mijn Vader het Mij heeft verleend: dat gij in mijn koninkrijk aan tafel moogt eten en drinken, en op tronen moogt zetelen, om de twaalf stammen van Israël te oordelen" (Lukas 22:28-30).
Maar wee diegene die uit dit verbond zal stappen door verraad:
"Zie, de hand van hem, die Mij verraadt, is met Mij op de tafel. De Mensenzoon gaat wel heen, zoals het is vastgesteld; maar wee dien mens, door wien Hij wordt verraden" (Lukas 22:21-22).
Sommigen braken dit verbond en gingen uit de gemeenschap, zoals bijvoorbeeld (tijdelijk) Petrus: "Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien, voordat ge driemaal geloochend hebt, Mij te kennen." (Lukas 22:34) en Judas (permanent): "Zie, de hand van hem, die Mij verraadt, is met Mij op de tafel. De Mensenzoon gaat wel heen, zoals het is vastgesteld; maar wee dien mens, door wien Hij wordt verraden" (Lukas 22:21-22). Het gaat dus om voor Jezus uit te komen, Hem niet te verloochenen, en een heilig leven te leven overeenkomstig dit verbond, overeenkomstig de wil van de Vader, Zoon en Heilige Geest.
Nog een woord over deze verbondsgemeenschap: we hebben daarnet besproken wat een verbond inhoudt. Laten we nu luisteren naar wat er wordt bedoeld met
Gemeenschap:
De vroege Kerk had gemeenschap rond dit verbond ingesteld door Jezus, rond dit herdenken van het feit dat Jezus Zijn lichaam en Zijn bloed al gegeven had om dit verbond in te stellen met de mensen die in Hem geloven. Ook had dit het uitkijken naar en leven in het Koninkrijk Gods als doel. De volgelingen van Jezus braken samen het brood en dronken samen de wijn. Door dit verbond ontstond er een diepere gemeenschap van trouw aan en vertrouwen in elkaar:
"Is de kelk der zegening, die wij zegenen, geen deelgenootschap aan het Bloed van Christus; is het brood, dat wij breken, geen deelgenootschap aan het Lichaam van Christus? Omdat het één Brood is, daarom zijn wij, hoe talrijk ook, één lichaam; want allen hebben wij deel aan het éne Brood" (1 Korintiers 10:16-17).
Het is een verbond waardoor de ware christenen één lichaam met elkaar vormen. Door het huwelijksverbond met mijn vrouw, vormde ik niet alleen een verbond met haar, hierbij werd ik ook automatisch een deel van haar familie. Dit is een familieverbond. Op dezelfde manier staan de ware christenen niet enkel in een verbond met Christus. Ze staan ook automatisch in een verbond met elkaar. Dit verbond behoren we dus samen in gemeenschap te vieren:
"Verwaarloost het gemeenschapsleven niet, zoals sommigen plegen te doen; maar vermaant elkander, te meer, daar gij de Dag ziet naderen" (Hebreeën 10:25).
Dit gemeenschaps-en-verbondsleven is wat de eerste christenen daadwerkelijk leefden:
"En zij, die zijn woord aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drie duizend mensen toe. Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken des broods en in het gebed. Allen leefden in vrees [dit wil zeggen: ontzag voor God]. De apostelen verrichtten vele wonderen en tekenen. En al de gelovigen waren ten nauwste vereend, en bezaten alles in gemeenschap. Ze verkochten have en goed, en verdeelden het onder elkander, naar ieders behoefte. Iedere dag bezochten ze eendrachtig de tempel, en thuis braken ze het brood [weeral: ze kwamen samen én ze vierden dit verbond door het Brood; het Lichaam van Jezus]. Ze genoten hun voedsel in opgeruimdheid [= verheuging] en eenvoud van hart. Ze loofden God, en stonden in gunst bij heel het volk. En de Heer bracht iedere dag meer geredden bijeen" (Handelingen 2:41-47).
De nadruk moet dus liggen op het verbond dat we met Christus én met elkaar hebben en altijd samen vieren alsook op dit vieren gedurende het heilig avondmaal in brood (symbool van het Lichaam van Jezus) en wijn (symbool van het Bloed van Christus) vergoten voor ons ter afwassing van onze zonden. Van daaruit leven in liefde en gemeenschap met elkaar is een essentieel onderdeel van het christelijke geloof. Blijf dit altijd toepassen!
Hoe toetreden tot deze gemeenschap van heiligen / dit verbond met Jahweh?
Door de doop:
We treden toe tot dit verbond door de doop. In de vroege Kerk was er niet zo iets als een niet-gedoopte christen.[3] Doop en bekering waren – in de regel – intrinsiek met elkaar verbonden: "Bekeert u allen, en laat u dopen in de naam van Jesus Christus [= kom onder gezag van Christus (dit is verbondstaal)], tot vergiffenis uwer zonden; dan zult gij de gave ontvangen van den Heiligen Geest. Want voor u is de belofte; ook voor uw kinderen, en voor allen, die de Heer onze God zich zal roepen. Met nog veel andere woorden legde hij getuigenis af; ook vermaande hij hen en sprak: Redt u toch uit dit bedorven geslacht. En zij, die zijn woord aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drie duizend mensen toe [= verbondstaal; ze traden toe tot dit verbond en de gemeenschap]. Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap [= door de doop waren ze deelgeworden van de gemeenschap en hieraan bleven ze trouw], in het breken des broods [= hierna namen ze deel aan het avondmaal] en in het gebed" (Handelingen 2:38-42). In de vroege Kerk was er niet zo iets als een niet-gedoopte christen.[4] Je bekeerde je van je zondige leven, je stelde je vertrouwen in Christus als Heer en Verlosser en je maakte duidelijk dat Hij vanaf nu jouw Heer is. Dit deed je door je te laten dopen in Christus tot een nieuw leven in gemeenschap met Hem; dood voor de zonde, levend voor God door het verbond met Jezus Christus, dat je publiekelijk bekendmaakt: "Of weet gij niet, dat wij allen, die gedoopt zijn tot de gemeenschap met Christus Jesus, dat we gedoopt zijn tot de gemeenschap met zijn Dood? In die gemeenschap met zijn Dood zijn we dus begraven met Hem door het Doopsel, opdat ook wij een nieuwe leven zouden leiden, zoals Christus door de glorie van den Vader uit de doden is opgewekt. Want wanneer wij met Hem zijn saamgegroeid door het beeld van zijn Dood, dan zullen we het ook wezen door dat van zijn Verrijzenis. Dit weten we: onze oude mens is gekruisigd met Hem, opdat het zondige lichaam ten onder zou worden gebracht, en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie dood is, is vrijgemaakt van de zonde. – Welnu, zijn we met Christus gestorven, dan geloven we ook, dat we met Hem zullen leven. We weten, dat Christus, opgewekt uit de doden, niet meer sterft, en dat de dood geen macht meer over Hem heeft; want zijn sterven was een sterven voor de zonde ééns en voor al, maar zijn leven is een leven voor God. – Zo ook moet gij u beschouwen als dood voor de zonde, maar als levend voor God in Christus Jezus" (Romeinen 6:3-11). Zoals Petrus het al had samengevat: "Bekeert u allen, en laat u dopen in de naam van Jesus Christus, tot vergiffenis uwer zonden" (Handelingen 2:38). Of zoals hij het op nog een andere plaats stelde: "Immers ook Christus is éénmaal voor de zonden gestorven – een Rechtvaardige voor ongerechten – om u te brengen tot God. Maar ter dood gebracht naar het vlees, is Hij ten leven gewekt naar den Geest. (…) Als voorafgebeeld Doopsel redt thans dit water ook u; niet als een afwassing van de onreinheid naar het vlees, maar als een bede tot God om een goed geweten [= een nieuw begin in een nieuw verbond], door de opstanding van Jesus Christus. Hij is opgestegen ten hemel, en is gezeten aan de rechterhand Gods, terwijl engelen en machten en krachten aan Hem zijn onderworpen" (1 Petrus 3:18,21-22). Met andere woorden, het gaat niet om het water dat je lichaam wast (uiterlijk), het gaat om het willen sterven aan je zondig leven en je volledig te onderwerpen aan Christus. Door de waterdoop maken we een beslissing dat we werkelijk in onderwerping aan Jezus als Heer willen leven. We sterven dan aan onze egoïstische wil en laten Hem vanaf dan Heer zijn van ons leven. Sinds enkele maanden zijn er al enkele mensen naar mij toegekomen die zich hier willen laten dopen in onze gemeente. Zijn er misschien nog mensen die deze beslissing willen nemen? De keuze is aan iedereen. Als je dat wilt, spreek me na de dienst zeker aan!
Het algemene patroon dat we zien vanuit de Bijbel is dat er eerst bekering is van alle zonden: "Bekeert u allen", dan het zich laten dopen: "en laat u dopen in de naam van Jesus Christus", dan het vergeven worden van je zonden: "tot vergiffenis uwer zonden" en dan het ontvangen van de Heilige Geest: "dan zult gij de gave ontvangen van den Heiligen Geest" (Handelingen 2:38). Zo wordt je lid van de gemeenschap der heiligen: "En zij, die zijn woord aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drieduizend mensen toe" (Handelingen 2:41). Dan wordt het avondmaal pas binnen deze gemeenschap gedeeld: "Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken des broods en in het gebed" (Handelingen 2:42).
Samenvatting:
Dus om kort samen te vatten wat we vandaag besproken hebben: we maken een verbond door bekering en door dan deze bekering uit te drukken in de waterdoop. Dan ontvangen we de Heilige Geest en treden we toe tot de gemeenschap van ware christenen. Deze gemeenschap onderhouden we door altijd weer samen te komen en door het verbond dat Jezus met ons gemaakt heeft, met Hem en met elkaar te vieren. Laten we mensen uitnodigen tot dit verbond, tot deze gemeenschap door bekering en de waterdoop en laten we dit verbond wekelijks samen vieren en direct hierna, na het slotlied en de zegen, overgaan tot de agapé; het liefdemaal. Amen!
Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 25 juli 2021. Ze werd op 29 oktober en op 5 november 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen, voorafgegaan door "Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 2" ter afsluiting van het vorige thema. Deel 2 begon vanaf "Hoe toetreden tot deze gemeenschap van heiligen / dit verbond met Jahweh?" maar werd op dezelfde dag voorafgegaan door "Bloedverbond", dit als respectievelijk tweede en derde onderdeel van een algemene catechesatie over doop en avondmaal voor de gehele geloofsgemeenschap ter voorbereiding op een doop. Deze catechesatie bestond dus in totaal uit vier onderdelen: 1. Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap 2. Bloedverbond 3. Hoe toetreden tot dit Verbond? De laatste catechesatie was de dooppreek: "De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus." Ik heb besloten de preek hier in haar oorspronkelijke totaliteit te laten staan.
Behalve indien anders aangegeven zijn de bijbelteksten genomen uit de Petrus Canisius vertaling (Brussel: het Spectrum, 1948).