Kies Keurig
Links
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
  • Mijn engelstalige website (uitgebreider)
  • Recensies
    Zoeken in blog

    Inhoud blog
  • Zien en verwachten (deel 2)
  • Zien en verwachten
  • Herschepping
  • Alleen God heeft de macht over de wereld
  • Jezus verschijnt, ook aan Thomas
  • Manasse - De verloren zoon van het Oude Testament
  • De Weg van het Kruis - de Weg naar het Licht
  • 1 Petrus 5
  • 1 Petrus 4 - deel 2
  • 1 Petrus 4 - deel 1
  • 1 Petrus 3
  • 1 Petrus 2
  • 1 Petrus 1
  • Nieuwjaar 2024
  • Advent 2024
  • Religieuze Excuses
  • Dankbaarheid (2)
  • Een Huwelijk (2)
  • Liturgie van het Huwelijk
  • Alles wat jullie (niet) gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie (niet) voor mij gedaan
  • Niet verslappen
  • 1 Johannes 5
  • 1 Johannes 4
  • 1 Johannes 3
  • 1 Johannes 2
  • 1 Johannes 1
  • Wereldgezindheid
  • Hier komt het op aan
  • Dankbaarheid (1)
  • De Wedloop blijven lopen
  • Verkondiging en Vervolging
  • Hemelvaart als Voorbeeld en als Werkelijkheid
  • Beelden van God
  • Verder pionieren
  • Herinneringen voor de Toekomst
  • Herders zijn
  • De stille Stem van God
  • De Dwaasheid der Prediking
  • Geloofsopvoeding
  • God is Liefde
  • Vertrouwen en Moed
  • Christenen die Familiebanden herstellen
  • Geldbeheer of Afgoderij?
  • Kerstpreek
  • Een Preek over Evangelieverkondiging
  • De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus
  • Trouw aan Jezus Christus is Noodzakelijk
  • Liturgie van het Avondmaal voor een Evangelische Kerk
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 2
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 1
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 2
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 1
  • Avondmaalsviering bij "Wie bepaalt jouw agenda?"
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest
  • Over Hulp die we mogen verwachten van de Heilige Geest
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 2 – vervolg
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 1 – introductie
  • Als het even niet meer gaat… Een Paaspreek
  • Enkele "Verbannen" Delen van het Evangelie
  • Enkele Overdenkingen bij het Avondmaal
  • Preek voor de bevestigingsdienst
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 2 (vereenvoudigd)
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 1 (vereenvoudigd)
  • Een Huwelijk (1)
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (korte versie)
  • Bijdrage aan "Diversi-Date: 'Vredevol samenleven in diversiteit.'"
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (lange versie)
  • Een Preek over Twee Verschillende Bomen (versie 2a)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid (korte versie)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid
  • Bijbels Ouderlingschap
  • Avondmaal bij Bijbels Leiderschap
  • Bijbels Leiderschap
  • Waarom herdenken we de Dood van de levende Christus?: een korte Overdenking bij het Avondmaal
  • De Kroon van Volharding
  • De Tempel, het Paradijs en het Avondmaal
  • Over helden die ons een voorbeeld geven om na te volgen
  • Over de Doop en het Vasten van Jezus onze Heer
  • Galaten hoofdstuk 6: hoe behoren we onszelf te gedragen en hoe behoren we elkaar te behandelen?
  • Galaten hoofdstuk 5: bouw op je fundament!
  • Jezus Christus: de voorafgebeelde Vervuller van het Oude Testament en de gegeven Liefde van God: een overdenking bij de menswording van het Woord van God
  • Galaten hoofdstuk 4B: laat u niet weer manipuleren en tot slaven maken
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 104
  • De Eerste Protestantse Splitsing: de Letterlijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in Brood en Wijn of een Representatie? Wat met Andersdenkenden? (Een Overdenking bij het Avondmaal)
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 23
  • Galaten hoofdstuk 4A: van Slavernij tot Vrijheid
  • Onze Vader en het Avondmaal
  • Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap
  • Het Tegengif – Een Overdenking bij het Avondmaal
  • Galaten hoofdstuk 3: De Kar vóór het Paard – de Juiste Volgorde van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 2: Verdedig de Waarheid van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 1: Trachten wij Schijnbroeders te behagen?
  • Overdenking bij het Avondmaal / Pasen
  • Volg het Woord, wees een woord
  • Een preek over de liefde ter gelegenheid van het feest van St. Valentijn
  • Kleine maar grote verschillen: vergelijkingen tussen Judas Isakriot en Simon Petrus, Martha en Maria Magdalena en Maria Magdalena en Simon Petrus
  • Focus niet op angst
  • Focus steeds op de Heilige Geest
  • Geniet van het leven
  • De boze wijngaardeniers
  • Psalm 25:1-11
  • Hoe God de vrouw eer geeft - oude versie
  • Wie bepaalt jouw agenda?
  • Een Vreugdevol Nieuwjaar
  • De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie
  • Mensen Uitnodigen tot Jezus
  • Ruth
  • Een Hoofd vol Vrede in plaats van een Hoofd vol Zorgen
  • De Macht van Jezus: Vergeving, Verzoening, en Herstel
  • De Macht van Jezus over onze Levens
  • De Macht van Jezus
  • De Geest en de Eucharistie
  • Herder of Wolf?
  • Nieuwjaarswensen
  • Een Preek over de Dwaalleer der Nicolaïeten en der Gnostici
  • Een Preek over Twee Bomen (versie 1a)
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest - originele versie
  • Enkele Leerrijke Elementen uit Gordon Fee en Douglas Stuart, "How to Read the Bible for All Its Worth"
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [korte versie]
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [lange versie]
  • Nieuwtestamentische Aansluiting
  • Genesis versus Egyptologie
  • IJsjeschristendom en Erfzondeleer
  • De Mens en zijn Zoektocht naar Voldoening en naar God
  • De Verkiezing in het Oude Testament
  • Persoonlijke Relatie met God in het Oude Testament
  • De Antichrist
  • Jeremia 11:11 uitgelegd
  • Onvoorwaardelijke Gehoorzaamheid
  • Zuiver van Hart
  • Waarin Geloven Pinksterchristenen?
  • Het Geloof in de Godheid van Christus is Noodzakelijk
  • Kladversie van "Het Geweten en de Gouvernementele Visie op het Zoenoffer in Relatie tot Evangelisatie"
  • Het Einde vanaf Het Begin
  • Dr. W.F. Dankbaar over Dwaalleraar Marcion
  • Dr. W.F. Dankbaar over De Gnostiek
  • Niet buigen
  • Jezus huilde
  • De 'Grote Toorn' over Israël (2 Koningen 3:27)
  • God bezoekt 2 Prostituees - De Parabel van De 2 Prostituees
  • Advent - De Verwachting van De Wederkomst van Christus
  • Romeinen in Perspectief
  • Waarom Ik hou van Mijn Lokale Kerk
  • De Drie-Eenheid in Jesaja 48:12-13,16
  • Genesis 3:22 leert niet dat De Mens aan God Gelijk is geworden
  • Een Facebook Gesprek over De Gouvernementele Theorie van Het Zoenoffer
  • Volgens De Bijbel zou Jij Dood moeten zijn
  • William Booth over De Gaven van De Geest volgens Gordon Lindsay
  • Recensies
  • John Wesley over Het Calvinisme volgens Gordon Lindsay
  • Leiders zijn niet gebaat bij Huldeblijken
  • Wat We in De Kerk nodig hebben
  • De Grenzen van Het Land van Belofte
  • Bijbels Verschil tussen Vreemdeling en Onbekende
  • Het Zondvloedverslag uit Het Gilgameš-Epos en Oudere Teksten versus Het Bijbelse Zondvloedverslag
  • Het Babylonische Scheppingsverhaal versus Het Bijbelse Scheppingsverhaal
  • Genesis 10 is geen Interpolatie
  • Één Paar of Zeven Paar
  • Het Verschil tussen De Namen Jahwè en Elohim
  • Het Bewijs van Onze Liefde voor Jezus
  • Losprijs Model van Het Zoenoffer
  • Tõledõt
  • 5 Redenen om De Sabbat te houden
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
    06-03-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 6: hoe behoren we onszelf te gedragen en hoe behoren we elkaar te behandelen?

    Voordienst: Galaten 6:1-5.

    Vers 1: “Broeders, zelfs als iemand op een misstap wordt betrapt, moet gij, geestelijke mensen, hem in een geest van zachtmoedigheid terechthelpen; en let daarbij op uzelf, anders zoudt ook gij in verzoeking kunnen komen.”[1]

    Het woord dat Paulus hier gebruikt voor het Nederlandse “misstap” is het Griekse “paraptōma”; het was niet expres, het is geen doodszonde die expres gebeurt waarvoor iemand buitengeworpen behoort te worden (zoals we bijvoorbeeld lezen in 1 Korintiërs 5) en als dood behoort beschouwd te worden indien hij zich niet bekeert (zoals we lezen in, onder andere, Matteüs 18:15-18 en 1 Johannes 5:16-19).

    Hij is gewoon per ongeluk in de fout gegaan; per ongeluk verkeerd gelopen en behoort hersteld te worden of weer perfect gemaakt te worden (καταρτá½·ζετε). “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht. Luistert hij naar u, dan hebt gij uw broeder gewonnen” (Matteüs 18:15).

    Wel behoort dit herstellen of perfect maken te gebeuren door “geestelijke mensen”, niet door hoogmoedige mensen die denken geestelijk te zijn maar door nederige mensen met een zachtmoedige geest. Dit behoren mensen te zijn die noch valse nederigheid, noch valse zachtmoedigheid of naïviteit hebben zodat ze niet op zichzelf zouden kunnen letten en daarom het risico zouden lopen mee te gaan lopen vanuit valse liefde of valse zachtmoedigheid. Er moet dus voldoende volwassenheid en stabiliteit zijn om de persoon die per ongeluk in zonde is gevallen weer recht te helpen.

    Het gaat hier dus niet om een persoon die zich niet wil bekeren: zulk soort persoon is gevaarlijk en behoort van de gemeente uitgesloten te worden, zoals we zien in de woorden van Jezus onze Heer: “Wil hij ook naar de Kerk niet luisteren, beschouw hem dan als een heiden of tollenaar” (Matteüs 18:17b).

    Ik weet dat dit heel sterk indruist tegen de moderne geest van tollerantie en wetteloosheid. Maar dat is valse liefde en geen ware liefde. Let op uzelf. Zorg er voor dat gij niet in verzoeking komt door valse of afvallige christenen en daardoor meeloopt met hen om te leven als deze tegenwoordige slechte wereld.

    Vers 2: “Draagt elkanders lasten, daardoor zult gij de Wet van Christus vervullen.”

    Maar let niet alleen op uzelf. Kijk ook naar uw medebroeder of -zuster, plaats u in zijn of haar schoenen en probeer dan daadwerkelijk uw steentje bij te dragen. Zorg voor de ander. Zorgt voor elkander. Eendracht maakt macht. Als je voor elkaar zorgt zonder veinzen of winstbejag, dan bemin je je naaste als jezelf. Dat is de Wet van Christus vervullen.

    Vers 3 en 4: “Wie meent iets te zijn, terwijl hij niets is, misleidt zichzelf. Laat ieder zijn eigen gedrag onderzoeken. Dan zal hij zijn roem wel voor zich houden en niet uitspelen tegen anderen,”

    “Wie meent iets te zijn, terwijl hij niets is, misleidt zichzelf.” Ik heb al gezegd dat we geen hoogmoedige mensen die denken geestelijk te zijn behoren te zijn maar dat we nederige mensen met een zachtmoedige geest behoren te zijn. Mensen met zelfs geen schijn van valse nederigheid of valse zachtmoedigheid.

    “Laat ieder zijn eigen gedrag onderzoeken.” Echt nauwgezet onderzoeken zoals een goudsmid nauwkeurig onderzoekt of het wel zuiver goud is: “Ben ik wel zuiver?” “Ben ik wel goed bezig?” “Is mijn gedrag in dit of dat aspect wel goed?”

    Als je je daar mee bezig houdt, dan heb je tijd noch wil om tegen de ander te bluffen over je ingebeelde nederigheid.

    Vers 5: “want ieder zal zijn eigen vracht moeten dragen.”

    Iedereen heeft zijn eigen issues te dragen. Iedereen heeft zijn eigen leven te verbeteren; zijn eigen rommel op te kuisen. Laten we dit nauwgezet en met volle geweld of inzet doen want er staat geschreven: “Van de dagen van Johannes de Doper tot nu toe wordt het Rijk der hemelen geweld aangedaan en geweldenaars roven het.” (Matteüs 11:12), “streeft naar heiligheid, zonder welke niemand de Heer zal aanschouwen.” (Hebreeën 12:14b), “Wie dus een van die voorschriften, zelfs het geringste, opheft en zo de mensen leert, zal de geringste geacht worden in het Rijk der hemelen, maar wie ze onderhoudt en leert, zal groot geacht worden in het Rijk der hemelen. Ik zeg u: Als uw gerechtigheid niet uitgaat boven die van de schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij zeker niet binnengaan in het Rijk der hemelen” (Matteüs 5:19-20).

    Verzen 6 tot 10: “Wie onderricht wordt in het Woord, moet zijn leermeester laten delen in alle goeds dat hij bezit. Bedriegt u niet, God laat niet met zich spotten. Wat een mens zaait, zal hij oogsten. Wie zaait op de akker van zijn zelfzucht, zal verderf oogsten. Wie zaait op de akker van de Geest, zal van de Geest eeuwig leven oogsten. Laten wij niet moede worden het goede te doen. Als wij niet verslappen, zullen wij te rechter tijd oogsten. Laat ons dus, zolang wij tijd hebben, goed doen aan allen, en vooral aan de geloofsgenoten.”

    Sommige mensen hebben als taak en job het woord leren. Dit zijn voorgangers, priesters, leraren, predikanten,… Zij steken hier hun tijd in. Zij behoren hiervoor vergoed te worden. “De presbyters die zich goede bestuurders tonen, moeten dubbele eer waardig worden geacht, vooral zij die zich belasten met prediking en onderricht. De Schrift zegt immers: Gij zult een dorsende os niet muilbanden, en: De arbeider is zijn loon waard” (1 Timóteüs 5:17-18). Het is goed dat voorgangers, priesters, leraren, predikanten,… vergoed worden als zij hard hun best doen. Voor hen geldt: “Wie onderricht wordt in het Woord, moet zijn leermeester laten delen in alle goeds dat hij bezit.” Maar voor ons geldt ook: “Laten wij niet moede worden het goede te doen. Als wij niet verslappen, zullen wij te rechter tijd oogsten. Laat ons dus, zolang wij tijd hebben, goed doen aan allen, en vooral aan de geloofsgenoten.”

    Paulus geeft ons hier ook nog een waarschuwing bij: “Bedriegt u niet, God laat niet met zich spotten. Wat een mens zaait, zal hij oogsten. Wie zaait op de akker van zijn zelfzucht, zal verderf oogsten. Wie zaait op de akker van de Geest, zal van de Geest eeuwig leven oogsten.”

    Wij hebben dus de keuze zelfzuchtig of vrijgevig te zijn. Wat we zaaien zullen we oogsten. De keuzes die we maken zullen gevolgen hebben. Zelfzucht leidt tot verderf en vrijgevigheid jegens minderbedeelden, vooral minderbedeelde christenen, zal er ook voor zorgen dat de Heer vrijgeviger jegens ons, arme zondaars, zal optreden. De Here Jezus leerde ons namelijk zo bidden: “En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij vergeven hebben aan onze schuldenaren” (Matteüs 6:12). Dus: zoals ook wij kwijtgescholden hebben aan zij die ons iets schuldig zijn. Neem die woorden maar letterlijk! Pas ze letterlijk toe!

    Jakobus schrijft het als volgt: “Wat baat het, broeders, of iemand al beweert het geloof te hebben, maar hij heeft de werken niet? Kan het geloof hem soms redden? Stel dat een broeder of zuster kleding en voedsel ontbeert, en iemand van u  zegt hem: ‘Gaat in vrede, verwarmt u, verzadigt u’, zonder evenwel te geven wat zij voor hun lichaam nodig hebben, - wat heeft dat voor waarde? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder de werken, dood” (Jakobus 2:14-17). “Zuivere en onbevlekte vroomheid in de ogen van onze God en Vader is dit: wezen en weduwen opzoeken in hun nood en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren.” (Jakobus 1:27). “Laten wij niet moede worden het goede te doen. Als wij niet verslappen, zullen wij te rechter tijd oogsten. Laat ons dus, zolang wij tijd hebben, goed doen aan allen, en vooral aan de geloofsgenoten.”

    Verzen 11 tot 13: “Lees de volgende woorden goed. Ik schrijf ze jullie zelf, met grote letters! Alle mensen die zo graag willen dat jullie je laten besnijden, proberen daarmee een goede indruk [op de Joden] te maken. Dat doen ze alleen maar omdat ze zelf niet vervolgd willen worden voor [hun geloof in] de gekruisigde Christus. De mensen die zich hebben laten besnijden, houden zich zelf niet eens aan de wet van Mozes. Maar ze willen wél dat jullie je laten besnijden. Want dan kunnen zij er over opscheppen [dat jullie hebben gedaan wat zij zeiden].”

    Galaten 6 verzen 11 tot 13, ditmaal uit de BasisBijbel, geeft duidelijk weer waarom sommige van de Messias-belijdende Joden wilden dat de heidenen die zich tot Jezus bekeerd hadden zich moesten laten besnijden. Ze waren namelijk bang voor vervolging. “De Romeinen erkenden de Joodse religie en stonden Joden toe deze uit te leven. De besnijdenis was het onbetwijfelbaar teken dat iemand Joods was; dus zagen diegenen die wilden dat de Galaten zichzelf zouden laten besnijden hierin een paspoort tot veiligheid indien vervolging zou plaatsvinden. Besnijdenis zou hen vrijwaren van zowel de haat van de Joden als van de wet van Rome.”[2]

    Angst voor vervolging zorgt ervoor dat we compromissen sluiten. Laten we proberen ons daartegen te wapenen. Ons doel mag niet zijn ons vrijwaren van vervolging. Ons doel moet ten allen tijden zijn: het ware geloof geloven, belijden en in de praktijk brengen en niet bezwijken voor druk.

    “Zij die wilden dat de Galaten besneden zouden worden, hielden zelf niet elk onderdeel van de wet. Niemand kon dit. Maar ze wilden bluffen over de Galaten als hun laatste veroveringen. Zij wilden trots zijn in hun macht over mensen die zij gereduceerd hadden tot hun eigen legalistische slavernij. Dus stelt Paulus wederom met alle mogelijke intensiteit dat de besnijdenis of het onbesneden zijn van geen tel zijn.”[3]

    Zo staat namelijk geschreven in verzen 14 tot 15[4]: “God beware mij ervoor op iets anders te roemen dan op het Kruis van onze Heer Jezus Christus, waardoor de wereld voor mij is gekruisigd en ik voor de wereld. Besneden zijn betekent niets en onbesneden zijn betekent niets; het gaat er alleen om een nieuw schepsel te zijn.”

    Om het in een modern jasje te gieten: of mensen ervoor kiezen om gevaccineerd te worden of niet heeft niets met de  boodschap van het evangelie te maken. Het is geen hoofdzaak. De hoofdzaak is dat we een nieuw schepsel zijn omdat we door het geloof en de waterdoop in het verbond met Christus zijn gestapt en gehoorzaam hierin staan, al dan niet gevaccineerd. Elke nieuwe generatie van christenen moet hoofdzaken van bijzaken die onnodige tweespalt brengen kunnen scheiden.

    Vers 16: “Vrede en barmhartigheid kome over allen die deze regel zullen volgen, en over het Israël van God.”

    Paulus wenst dat vrede en barmhartigheid komt over allen die zich aan deze regel; aan deze hoofdzaak houden. Johannes waarschuwde ons ook voor huichelachtige lieden die zulke bijzaken gebruiken om onrust te stoken: “Alwie verder wil gaan en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet. Wie in de leer blijft, hij heeft zowel de Vader als de Zoon. Als iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, deelt in zijn boze werken” (2 Johannes 1:9-11). “Vrede en barmhartigheid kome over allen die deze regel zullen volgen, en over het Israël van God.”

    “Het Israël van God” zijn de ware christenen in tegenstelling tot valse christenen, vrijmetselaars en andere geheime genootschappen die verder gaan en die bijvoorbeeld vaccinatie of soortgelijke dingen gebruiken om mensen onder druk te zetten, te manipuleren en te vervolgen: “Ik ken uw verdrukking en armoede – ofschoon gij rijk zijt – en de laster van hen die zich Joden noemen en het niet zijn, maar een synagoge van de Satan. Vrees niet het lijden dat u wacht. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen om u te beproeven, en gij zult een verdrukking verduren van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u de kroon des levens geven. Wie oren heeft, hore wat de Geest tot de kerken zegt: Wie overwint, zal van de tweede dood geen schade lijden” (Apokalyps 2:9-11).

    Vers 17: “Laat voortaan niemand het mij lastig maken want ik draag de merktekenen van Jesus in mijn lichaam.”

    “Laat voortaan niemand het mij lastig maken”: Paulus roept nogmaals dit soort manipulatieve en valse christenen op er mee te stoppen. Zij moeten stoppen met mensen te manipuleren en onder druk te zetten. Laten we mensen niet manipuleren en onder druk zetten om een vaccin of iets anders te nemen en laten we mensen niet manipuleren en onder druk zetten voor andere zaken.

    “want ik draag de merktekenen van Jesus in mijn lichaam.”: Paulus had zichzelf al bewezen. Hij had al bewezen een ware christen te zijn. “Dikwijls merkte een meester zijn slaven met een teken dat aantoonde dat hij van hem was. Wat Paulus hoogstwaarschijnlijk bedoelt is dat de littekens van de dingen die hij geleden had voor Christus de merktekenen zijn die aantonen dat hij slaaf van Christus is. Uiteindelijk is het niet zijn apostolische autoriteit die hij gebruikt als de basis waarop hij zich beroept; het zijn de wonden die hij heeft verduurd ter wille van Christus.”[5] Hij had zichzelf al bewezen, niet vanwege een zogenaamde carrièrepositie in de Kerk, maar vanwege wat hij al had meegemaakt en geleden voor Zijn Heer Jezus Christus.

    Menselijkerwijs kon hij werkelijk zeggen: “Zijn zij dienaren van Christus? Het lijkt waanzin, ik nog méér! Ik heb harder gezwoegd, ik heb langer gevangen gezeten, ik had veel meer slagen te verduren en doodsgevaren zonder tal. Vijfmaal kreeg ik van de Joden de veertig-min-één. Driemaal ben ik met de roede gegeseld, éénmaal gestenigd. Driemaal heb ik schipbreuk geleden, eens een heel etmaal doorgebracht in volle zee. Altijd op reis, gevaren van rivieren en gevaren van rovers, gevaren van de kant van mijn eigen volk en van de heidenen, gevaren in steden en in de woestijn, gevaren op zee, gevaren te midden van valse broeders [hier hebben we daarnet uitgebreid over gesproken], met zwoegen en tobben, veel slapeloze nachten, honger en dorst, vaak zonder eten, in koude en naaktheid. En afgezien van al het vorige: dag in dag uit drukt mij de zorg voor al de gemeenten. Niemand is zwak of ik ben het ook. Niemand komt ten val of het grijpt me in de ziel” (2 Korintiërs 11:23-29).

    In tegenstelling tot schijnchristenen en schijnapostelen die het hem en andere christenen lastig maakten, gaf Paulus echt met hart en ziel en alle inzet om zijn broeders en zusters in de Heer. Volg jij Paulus hierin na?

    Hij schreef verder onrechtstreeks aan jullie: “Gij die zo verstandig zijt, duldt gaarne de dwaasheid van anderen. Gij verdraagt het immers, dat men u tiranniseert, dat men u uitzuigt en uitbuit, dat men u hooghartig behandelt en in het gezicht slaat” (2 Korintiërs 11:19-20).

    In tegenstelling tot dit soort mensen beloof ik u dat ik u nooit zal manipuleren of dwingen tot het nemen van een vaccin of dergelijke zaken en dat ik u nooit zal uitzuigen, uitbuiten of hooghartig zal behandelen. Mocht ik dit toch aan het doen zijn en u kan dit daadwerkelijk aantonen, dan zal ik me aanpassen.

    Paulus gaf werkelijk met onzelfzuchtige liefde om zijn mensen in tegenstelling tot zij die hun mensen uit zelfzuchtige redenen gebruiken om zich te vrijwaren van vervolging van overheid en andere schijnchristenen. Paulus had slechts ware liefde voor zijn mensen en daarom schreef hij hen:

    Vers 18: “Broeders, de genade van onze Heer Jesus Christus zij met uw geest. Amen.” Moge de genade van Jezus Christus bij jou zijn in dit leven en het volgende als je de Heer in al deze instructies gehoorzaamt.

    Laten we geestelijke, zachtmoedige en liefdevolle christenen zijn. Laten we, indien broeders of zusters gestruikeld zijn, hen weer rechtop helpen. Laten we dit doen vanuit een geestelijk gezonde en stabiele positie en laten we hypocrisie noch manipulatie dulden. Laten we vooral niet ophouden met het goede te doen en elkaar liefde te betonen. Moedig elkaar hierin aan! Amen.



    Oorspronkelijk gepreekt op 6 maart 2022. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 3 september 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de langere, oudere versie met uitzondering van enkele zinnen.

    [1] De bijbelteksten die in deze preek zijn neergeschreven zijn genomen uit Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus editie 1961 (Boxtel: Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, 1961). Behalve Galaten 6:11-13 wat ter verduidelijking genomen is uit de BasisBijbel: De Bijbel in makkelijk Nederlands (Oosterbeek: Stichting Basisbijbel, 2013).

    [2] William Barclay, The New Daily Study Bible: The Letters to the Galatians and Ephesians (Louisville, Kentucky: Westminster John Knox Press, 2002), 67.

    [3] Ibid.

    [4] Weer uit de oude Willibrordvertaling.

    [5] Barclay, The Letters to the Galatians and Ephesians, 68.


    Categorie:Preken
    16-01-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 5: bouw op je fundament!

    Voordienst: Galaten 5:1-11.

    Het argument dat Paulus maakt in Galaten hoofdstuk 5 van vers 1 tot en met vers 12, is dat we niet terugkeren tot het Jodendom maar dat we ons bekeren tot het Christendom. We bekeren ons niet tot de besnijdeniswet van de Joden, gegeven aan de Joden door God via Mozes, maar we bekeren ons tot het kruis van Jezus Christus. Laten we dit stapje per stapje op een vereenvoudigde manier bekijken:

    "Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt; staat dan vast en laat u niet weer onder een slavenjuk binden. Zie, ik, Paulus zeg u, dat als u zich laat besnijden, Christus u niets zal baten. En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de hele wet te houden. U bent van elke zegen in Christus beroofd, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; u bent van de genade vervallen" (Galaten 5:1-4).[1]

    Paulus vraagt hier aan de Galaten en ook aan ons: wat is uw beginpunt? Begint u vanuit de genade van Christus en het kruis?: "Want uit genade bent u behouden, door het geloof; en dat niet uit u, het is de gave van God; niet op grond van werken, opdat niemand roemt" (Efeziërs 2:8-9)? Of wilt u nu opeens niet meer beginnen vanuit die genade en wilt u nu opeens gaan zeggen dat God u gered heeft omdat u zo goed de Joodse Wet onderhoudt?

    Dan kan Christus je niets meer baten want dan ontken je de noodzaak van Zijn verlossing. Dan zeg je als het ware: "Ik had Gods verlossing niet nodig. Ik red mezelf omdat ik een goed mens ben en daarom moet God me bijgevolg redden." Dan heb je niet begrepen dat het dankzij pure, onverdiende genade is dat jij gered bent. Jij was vies, vuil, je stonk naar je zonden. Je was schuldig. Maar "naar de rijkdom van zijn genade, waarmee Hij jegens ons overvloedig is geweest" zijn wij in "zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde [Jezus Christus], in Wie wij de verlossing hebben door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen" (Efeziërs 1:6b-8a).

    Maar! We zijn niet meer in de Geliefde; in Christus als we nu overlopen van het fundament van de onverdiende genade, die ons gegeven werd in ons verbond met Christus, naar een legalistisch 'fundament' van verdiende genade op grond van onze goede werken, het onderhouden van de Mozaïsche Joodse wetten,… Dan hebben we Christus en Zijn genade verspeeld: "Zie, ik, Paulus zeg u, dat als u zich laat besnijden, Christus u niets zal baten. En nogmaals betuig ik aan ieder mens die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de hele wet te houden. U bent van elke zegen in Christus beroofd, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden; u bent van de genade vervallen" (Galaten 5:2-4).

    Paulus heeft hier dus gesproken over ons fundament; ons beginpunt: de onverdiende genade die ons werd gegeven toen we ons vertrouwen stelden op Jezus Christus en ons toewijdden aan Hem. Dit is mijn eerste punt.

    Nu spreekt Paulus over het vervolg; hoe we behoren te bouwen op dit fundament of beginpunt. Om duidelijk te maken wat hij bedoelt, zegt hij dit tweemaal maar dan in andere woorden: 1) "Want wij verwachten door de Geest op grond van geloof de hoop van de gerechtigheid" (Galaten 5:5). En: 2) "Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch onbesneden zijn, maar geloof dat door liefde werkt" (Galaten 5:6).

    Laten we samen kijken naar het eerste vers dat ik zonet aanhaalde: "Want wij verwachten door de Geest op grond van geloof de hoop van de gerechtigheid" (Galaten 5:5).

    Bemerk de woorden: "want wij verwachten". Als ik iets verwacht, heb ik dit dan al? Nee! "Wij verwachten" ligt dus in de toekomst. Het is dus niet het fundament dat we in het verleden gelegd hebben. Paulus verwacht dat zijn hoop van gerechtigheid werkelijkheid zal worden. Hoe? "Door de Geest", dus niet door onszelf alleen; door onze eigen kracht, maar in samenwerking met, en in de kracht van de Heilige Geest in wat Hij zal bewerkstelligen in ons, "op grond van geloof", op grond van het verbondsvertrouwen waarin de onverdiende genade van Christus ons toebedeeld werd. In de kracht van de Heilige Geest in wat Hij zal bewerkstelligen in ons, is onze hoop; onze verwachting gegrondvest op het vertrouwen in Jezus Christus!

    "De hoop van de gerechtigheid" of "de gehoopte gerechtigheid" (Petrus Canisiusvertaling). Ook dit wijst naar de toekomst. Als we samenwerken met de Heilige Geest, als we Hem gehoorzamen, als we ons door Hem laten leiden, en als we blijven staan op dit fundament dat God ons, ondanks onze zonden, gered heeft én redt door Zijn onverdiende genade, dus met andere woorden, de combinatie van Gods onverdiende genade die ons zomaar gratis en voor niets ten deel is gevallen toen we ingingen op de uitnodiging om bij Christus Jezus te horen én ons hierna rechtvaardig wandelen en handelen naar de Heilige Geest, zorgt er voor dat we door God zullen worden gezien als gerechtvaardigden én rechtvaardigen die deel zullen mogen hebben aan een rechtvaardige wereld waar gerechtigheid heerst.

    Laten we kijken naar het tweede vers dat ik zonet aanhaalde: "Want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis enige kracht, noch onbesneden zijn, maar geloof dat door liefde werkt." (Galaten 5:6):

    Als je in het verbond met Christus Jezus bent, door de waterdoop; de nieuwe besnijdenis, dan helpt fysieke besnijdenis je helemaal niets. Fysieke besnijdenis dient om toe te treden tot het Joodse verbond. De waterdoop dient om toe te treden tot Christus. Daar mag je geen besnijdenis aan toevoegen. Dat heeft helemaal geen nut. "Maar geloof dat door liefde werkt".

    Wat wél helpt, is een momenteel aanwezig, actief vertrouwen dat wérkt omdat liefde aanwezig is. Dat vertrouwen moet in het heden aanwezig en actief (of wérkend) zijn, want "zo is ook het geloof, als het geen werken heeft, op zichzelf dood" (Jakobus 2:17) en het moet werken, het heeft de drang om te werken, omdat de oprechte, onzelfzuchtige liefde van God voor de naaste aanwezig is: "Al heb ik het volle geloof, dat bergen verzet: Zonder liefde ben ik niets. Al schenk ik weg al wat ik heb, Al geef ik mijn lichaam, om mij te laten verbranden: Zo ik de liefde niet heb, Het dient mij tot niets" (1 Korintiers 13:2b-3, Petrus Canisiusvertaling). Dit is ook waar Paulus op doelt wanneer hij zegt: "Want u bent geroepen om vrij te zijn, broeders; gebruikt echter de vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkaar door de liefde. Want de hele wet wordt in één woord vervuld, in dit: 'U zult uw naaste liefhebben als uzelf'" (Galaten 5:13-14).

    Paulus schrijft hier vlak voor in dit hoofdstuk van Galaten: "U liep goed; wie heeft u tegengehouden, dat u de waarheid niet zou gehoorzamen? Die overreding is niet uit Hem die u roept. Een beetje zuurdeeg doorzuurt het hele deeg. Ik vertrouw van u in de Heer, dat u niet anders gezind zult zijn; maar hij die u in verwarring brengt, zal het oordeel dragen, wie hij ook is. Maar ik, broeders, als ik nog de besnijdenis predik, waarom word ik dan nog vervolgd? Dan is immers het struikelblok[; de aanleiding tot vallen] van het kruis tenietgedaan. Och, lieten zij die u opstoken zich maar verminken!" (Galaten 5:7-12).

    Je was goed bezig, wandelend in een actief-werkende liefde gestoeld op het fundament van de onverdiende genade van Christus vanwege Zijn kruisdood. Wat is er gebeurd? Wie heeft je in verwarring gebracht? Waarom ben je daarmee gestopt? Werd je onzeker omdat bepaalde Messias-belijdende Joodse extremisten beweerden dat ook jij besneden moet worden? Dat hebben de apostelen mij niet opgelegd toen ze mijn bekering en bediening in de Heilige Geest erkenden (herinner je wat ik hierover schreef in Galaten hoofdstuk 2 [2:6-10]).

    Dat de heidenen zich moeten laten besnijden, vormt geen onderdeel van de oorspronkelijke, vooral uit Joden bestaande Kerk. In tegenstelling tot deze Joods-extremistische dwaalleraars besloten de apostelen dat de christenen uit de heidenen gered werden door het verbondsvertrouwen in hun harten, waarna zij gedoopt zouden worden; de doop is de nieuwe besnijdenis en dan pas, in de regel, de Heilige Geest zouden ontvangen. De oude, fysieke besnijdenis werd hen niet opgelegd (lees Handelingen 15:1-21).

    Het enige wat hen, christenen uit de heidenen, werd opgelegd is "zich te onthouden van de verontreinigingen van de afgoden, van de hoererij, van het verstikte en van het bloed" (Handelingen 15:20b). Deze wet werd de heidenen al gegeven bij Noach; de vader van ons allemaal.

    Paulus komt hier nu op terug en hij die zelf een Joods christen is, verbindt de heidenen weer met de wet van Noach, met andere woorden, hij legt hen deze wet weer op, net zoals de apostelen dit al deden (zie Handelingen 15:1-21): "Maar ik zeg: wandelt door de Geest, en u zult de begeerte van het vlees geenszins volbrengen. Want het vlees begeert tegen de Geest, en de Geest tegen het vlees; want deze staan tegenover elkaar, opdat u niet doet wat u wilt. Maar als u door de Geest geleid wordt, dan bent u niet onder de wet. Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschappen, twist, jaloersheid, toorn, partijzucht, tweedracht, sekten, afgunst, moorden, dronkenschappen, zwelgpartijen en dergelijke; waarvan ik u tevoren zeg, zoals ik ook tevoren heb gezegd, dat wie zulke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven." (Galaten 5:16-21).

    Paulus kan theoretisch overkomen, vooral in deze naar alle waarschijnlijkheid eerste brief van zijn hand aan de christengemeenten. Maar hij geeft ons ook nog heel praktisch advies:

    "Als u echter elkaar bijt en opeet, kijkt dan uit dat u niet door elkaar verslonden wordt" (Galaten 5:15), "Laten wij niet streven naar ijdele eer, terwijl wij elkaar tergen en afgunstig zijn op elkaar" (Galaten 5:26).

    Wat is het medicijn hiertegen?:

    "Dient elkaar door de liefde" (vers 13b), "heb uw naaste lief als uzelf" (14b), "wandel in de geest" (16a +25), "laat u leiden door de Geest" (18a), "dood je eigen hartstochten en begeerten" (24), met andere woorden, alles wat je verlangt moet komen van de Geest: "leef door de Geest" (25a). Laten we dit altijd doen. Laten we de vrucht van de Geest uitoefenen: "Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen is geen wet. Maar zij die van Christus Jezus zijn, hebben het vlees met de hartstochten en de begeerten gekruisigd. Als wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest wandelen. Laten wij niet streven naar ijdele eer, terwijl wij elkaar tergen en afgunstig zijn op elkaar" (Galaten 5:22-26). Laten we dit werkelijk voor altijd doen. Amen.

     

    Deze preek kan als volgt schematisch worden weergegeven:

     

    1. Beginpunt = het fundament van Gods onverdiende genade
    in ons verbond met Christus

    2. Hoe bouwen op dit fundament?

    a.     Op grond van geloof, in samenwerking met de Geest wandelen en handelen in rechtvaardigheid

    =

    b.    Geloof dat door liefde werkt

                                                                 i.      Actief geloof dat wèrkt

                                                               ii.      Omdat liefde voor God en de naaste aanwezig is

    c.

        i.      De besnijdenis is geen geldige vervanging voor het fundament – de besnijdenis geldt niet voor ons, christenen uit de heidenen

                                                    ii.      wel geldt de wet van Noach nog steeds voor ons, christenen uit de heidenen.
    Dus niet alle wetten zijn afgeschaft, wij vallen gewoon niet onder het verbond van de besnijdenis.

    3.    Nog wat praktisch advies:

    a.     laten we niet in de begeerten van het vlees wandelen;

     

    b.    laten we wandelen in de Geest

     

    Toon je geloof uit je werken,
    dan wordt de vrucht van de Geest zichtbaar!


    Oorspronkelijk gepreekt op 16 januari 2022. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 27 augustus 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte, iets kortere versie.

    [1] Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018) behalve indien anders aangegeven.


    Categorie:Preken
    19-12-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jezus Christus: de voorafgebeelde Vervuller van het Oude Testament en de gegeven Liefde van God: een overdenking bij de menswording van het Woord van God

    In het nieuwe testament zien we dat de Heilige Geest van God tot Maria zegt: "Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot." (Lukas 1:42, WB 1961)

    In het Oude Testament zien we de volgende belofte voor de rechtvaardigen:

    Als Israël er voor zou kiezen Jahweh te gehoorzamen, dan zou hen het volgende ten dele vallen:

    "En omdat u hem gehoorzaamt, zullen u deze zegeningen toevallen: (…) Gezegend is de vrucht van uw schoot." (Deuteronomium 28:2,4a, NBV 2007)

    En hierop gebaseerd schreef koning Salomo, de zoon van koning David:

    "Kinderen zijn een geschenk van de HEER, de vrucht van de schoot is een beloning van God." (Psalm 127:3, NBV 2007)

    In het Oude Testament zien we dus een patroon: wanneer Israël God gehoorzaamt, zal de vrucht van hun schoot door God gezegend worden. Met andere woorden, dan zullen ze dus veel kinderen krijgen en die kinderen zullen gezegend worden.

    Die gezegende Israëlitische vrouwen met hun vele kinderen waren een archetype; een voorafbeelding.

    Maria was zulk een rechtvaardige vrouw. Dit blijkt uit de woorden van de engel Gabriёl tot haar gericht: "Gegroet, begenadigde, de Heer is met u, u bent gezegend onder de vrouwen." (Lukas 1:28, TELOS) Of misschien nog veel duidelijker uit de woorden van de Heilige Geest die voortkwamen uit de mond van haar nicht Elizabeth: "Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot." (Lukas 1:42, WB 1961) Ze wist al van zichzelf dat zij een dienstmaagd van de Heer was en ze maakte weer opnieuw die keuze om de Heer te dienen: "zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw woord." (Lukas 1:38b, WB 1961) Zij was dus de vervulling van de Oudtestamentische voorafbeelding.

    Jezus als archetypische vervulling van het Oude Testament:

    Wij hebben dus net gezien dat "Gezegend is de vrucht van uw schoot." (Deuteronomium 28:4a, NBV 2007) finaal werd vervuld in Maria in Lukas 1:42: "Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot." (WB 1961) Jezus is DE Vrucht van DE gehoorzame Israëlitische dienstmaagd. Het Oude Testament zegt bijvoorbeeld ook: "Kinderen zijn een geschenk van de HEER, de vrucht van de schoot is een beloning van God." (Psalm 127:3, NBV 2007) Jezus is HET Kind; DE Vrucht van DE schoot.

    Dat Jezus de vervulling is van wat in het Oude Testament werd voorspeld, zien we ook in bijvoorbeeld de volgende woorden van Paulus:

    "Nu is het zo, dat God zijn belofte deed aan Abraham en aan zijn kind. God zei niet: ‘kinderen,' in het meervoud. Maar: ‘Kind', in het enkelvoud. Met dat kind bedoelde Hij Christus." (Galaten 3:16, BasisBijbel)

    Jezus is dus het langverwachte Kind van de vrouw. DIT is wat we vieren met Kerst. De komst van Christus. HET Kind van DE vrouw.

    Dit is ook wat Jesaja al honderden jaren voor de komst van Christus voorspeld had:

    "U wil God niet om een teken vragen. Daarom zal de Heer u ongevraagd een teken geven: het meisje dat nog maagd is, zal in verwachting raken en een zoon krijgen. Ze zal hem Immanuёl (= ‘God met onsÿ) noemen." (Jesaja 7:14, BasisBijbel)

    Dit is natuurlijk vervuld in de maagd Maria en haar Zoon Jezus Christus:

    "Want God houdt zoveel van de mensen, dat Hij zijn enige Zoon aan hen heeft gegeven. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar zal het eeuwige leven hebben" (Johannes 3:16, BasisBijbel).

    Dit geven van de Zoon gebeurde door de menswording van de Zoon in de maagd Maria. DAT is wat we vieren met Kerst.

    Verder had Jesaja al lang voor de conceptie en de geboorte van het Kind Jezus de volgende profetische voorspelling uitgesproken: "Want er is een Kind geboren: we hebben een Koningszoon gekregen. Hij zal als Koning heersen. Hij wordt Wijze Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader en Vredekoning genoemd. Hij zal voor eeuwig regeren en in zijn koninkrijk zal het eeuwig vrede zijn. Hij zal eerlijk en rechtvaardig over het koninkrijk van koning David regeren, voor eeuwig. De Heer van de hemelse legers zal dit doen omdat Hij zo ontzettend veel van zijn volk houdt." (Jesaja 9:5-6, BasisBijbel)

    De reden is de liefde van God de Vader, zoals Johannes ook schreef. (We zagen in de verzen over de profetie van Jesaja die ik zonet aanhaalde trouwens nog enkele voorafbeeldingen die vervuld zijn in Jezus: David is de voorafbeelding van Jezus en zijn koninkrijk is de voorafbeelding van het hemelse Koninkrijk van Jezus. De Bijbel staat vol van dit soort voorafbeeldingen die allemaal vervuld zijn in Jezus Christus.)

    Wat kan Jezus voor jou concreet betekenen?

    God de Vader gaf dus Zijn Zoon uit liefde voor ons (Jesaja 9:5-6, Johannes 3:16). Maar niet alleen de Vader gaf Zijn Zoon, de Zoon gaf ook zichzelf. Hij zei:

    "Niemand neemt mijn leven, ik geef het zelf. Ik ben vrij om het te geven en om het weer terug te nemen – dat is de opdracht die ik van mijn Vader heb gekregen."  (Johannes 10:18, NBV 2007)

    Dit is ook wat wij volgens Jezus onder andere vieren in het avondmaal:

    "Toen ze verder aten nam Jezus een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood en gaf de leerlingen ervan met de woorden: ‘Neem, eet, dit is mijn lichaam.' En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: ‘Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden.'" (Matteüs 26:26-28, NBV 2007)

    Wat een wonderlijk mysterie! De Vader gaf Zijn Zoon en de Zoon gaf Zichzelf! Wat een liefde vanwege de goddelijke Drie-eenheid!

    Omdat Hij Zichzelf gaf, kwam: "Hij zal zijn volk verlossen van hun zonden." (Mattheüs 1:21, Petrus Canisiusvertaling) uit en gold: "En als ik boven de aarde ben opgeheven, zal ik alle mensen naar Mij toe trekken." (Johannes 12:32, BasisBijbel) Hetzelfde legde Jezus al in meer details uit: "Er is nog nooit iemand naar de hemel geweest behalve Ik, de Mensenzoon. Ik ben er vandaan gekomen. En net zoals Mozes in de woestijn de slang hoog opgeheven heeft,  zo moet ook de Mensenzoon hoog opgeheven worden. Iedereen die in Hem gelooft zal dan niet sterven, maar het eeuwige leven hebben. Want God houdt zoveel van de mensen, dat Hij zijn enige Zoon aan hen heeft gegeven. Iedereen die in Hem gelooft, zal niet verloren gaan, maar zal het eeuwige leven hebben. Want God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om de mensen te veroordelen, maar om door Hem de mensen te redden. Iedereen die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld. Maar iedereen die níet gelooft, ís al veroordeeld. Want hij heeft niet geloofd in de enige Zoon van God. Die mensen zullen worden veroordeeld omdat het Licht in de wereld is gekomen, en ze liever het donker hadden dan het Licht. Dat is omdat ze slechte dingen doen. Want mensen die slechte dingen doen, hebben een hekel aan het licht. Ze gaan er niet naartoe. Want in het licht zullen hun slechte daden zichtbaar worden. En dan zullen ze gestraft worden. Maar mensen die leven zoals God het wil, gaan wel naar het licht toe. Want dan kan iedereen zien dat ze alles wat ze hebben gedaan, met God hebben gedaan." (Johannes 3:13-21, BasisBijbel) Vanwege de vrijwillige menswording van het Woord van God alsook vanwege de vrijwillige kruisdood van de Godmens Jezus Christus is er werkelijk vrede en redding vrijelijk beschikbaar voor ieder mens van de gehele wereld die van goede wil is en gered wil worden.

    Zoals we vandaag al gezien hebben: God de Vader gaf Zijn Zoon en God de Zoon heeft Zichzelf vrijwillig gegeven. Dit vieren we in het Avondmaal. God is een gevende- en vrijgevige God die aan ons nieuw Leven gaf en dit ook aan jou wil geven. Wil jij nieuw leven? Wil jij nieuw Leven in Jezus de Zoon die Zijn leven, Zijn Lichaam en Zijn Bloed voor jou gegeven heeft? Wil jij ook jezelf geven aan Hem Die het Leven is? Dit is Jezus Christus! Ik vraag het op een net iets andere manier: Wil je je dit kerstseizoen laten redden? Wil je overgaan van duisternis naar licht? Er is ook redding en vrede met God beschikbaar voor jou, beste aanwezige, bezoeker, kijker of luisteraar. Om gered te worden behoor je het volgende te doen: keer je af van je zonden en heb er een afkeer van, vraag vergiffenis aan Jezus Christus. Vertrouw op Zijn lijden en sterven aan het kruis, vertrouw op Zijn opstanding en vertrouw op Zijn vergevingsgezindheid en laat je daarom dopen in water. De Heer vergeeft je graag. Hij wil weer een nieuwe / vernieuwde, herstelde relatie met je aangaan. Neem je Zijn uitnodiging aan? De vrije keuze is aan jou! Ga hier alsjeblieft op in! Mocht je nog vragen hebben, mag je zeker contact met ons opnemen. Een alternatief is dat je gewoon een kerk die voor jou bereikbaar is, binnenloopt en de voorganger of priester hierover aanspreekt.

    Ter afsluiting zou ik nog een punt willen aanhalen: We mogen ook naar de "na-afbeeldingen" kijken en hen waarderen. We mogen in elk gezin een "na-afbeelding" van Jezus, Maria en Jozef zien. Elke vader is als Jozef en mag aangespoord worden om beschermend en godvrezend als Jozef te leven in die vaderrol. Elke moeder is als Maria en mag aangespoord worden om nederig en godvrezend als Maria te leven in die moeder- en dochterrol. Elk kind is als Jezus en mag worden beschouwd als waardevol. Elk kind is namelijk een geschenk van de Heer. We mogen het wonder van het leven van God in deze "na-afbeeldingen" zien. We mogen hen zien als zonen en dochters van God met het potentieel om ook door geloof en de waterdoop tot de adoptie van zonen en dochters van God, in relatie met Hem, te komen. Alsook met het potentieel om rechtvaardig te leven zoals Jozef, Maria of Jezus en we mogen hen daartoe dan ook aansporen.

    Wil je komen tot een waardering van de menswording van Jezus en bijgevolg meer gaan houden van God? En wil je komen tot een waardering van elk ander mens en meer van hen gaan houden? Jezus zei dat het voornaamste gebod is: van God boven al en onze naaste als onszelf te houden. Laten we dat vooral doen tijdens dit kerstseizoen. Voor volgende week, wens ik jullie alvast allemaal een zeer gezegende Kerst toe!


    Categorie:Preken
    07-11-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 4B: laat u niet weer manipuleren en tot slaven maken

    Op het einde van mijn vorige preek stelde ik eigenlijk de volgende twee vragen: Denken we dat we nog slaven zijn? Wat moet er dan gebeuren opdat we in ware vrijheid zouden wandelen?

    Hoewel we het voornamelijk gaan hebben over de Galatenbrief, legt Paulus dit ook uit in zijn Kolossenzenbrief [1]:

    “Laat dan niemand u oordelen inzake eten en drinken of op het punt van een feest of nieuwe maan of sabbatten, die een schaduw zijn van wat zou komen, maar het lichaam is van Christus. Laat niemand u de prijs ontzeggen, doordat hij behagen schept in nederigheid en engelenverering, ingewijd in wat hij gezien heeft [of indringend in wat hij niet gezien heeft], zonder reden opgeblazen door het denken van zijn vlees, terwijl hij niet vasthoudt aan het hoofd, uit Wie het hele lichaam, door zijn gewrichten en banden ondersteund en verbonden, opgroeit met de groei van God. Als u met Christus aan de elementen van de wereld bent afgestorven, waarom onderwerpt u zich, alsof u in de wereld leeft, aan de inzettingen: raak niet en smaak niet en roer niet aan? (dingen die alle door het gebruik tenietgaan), naar de geboden en leringen van de mensen, (dingen die wel een schijn [of een woord of bewering] van wijsheid hebben in eigenwillige verering en nederigheid door gestrengheid tegen het lichaam, daaraan geen enkele eer bewijzend) tot bevrediging van het vlees.” (Kolossenzen 2:16-23).

    In het kort samengevat betekent dit concreet: laat u geen slaven maken door angst van kwade machten, demonen, wereldgeesten, afgoden, wereldheersers met “absolute” macht en voor deze kerk: laat u ook geen Protestants juk opleggen.

    1) Laat u geen slaven maken door angst van kwade machten, demonen, wereldgeesten, afgoden en wereldheersers met absolute macht.

    Wereldheersers met “absolute” macht komen meerdere keren voor in de Bijbel, ook bijvoorbeeld in de Openbaring van Johannes:

    “En ik zag een ander beest opstijgen uit de aarde; en het had twee horens, aan die van een lam gelijk, en het sprak als de draak. En het oefent al het gezag van het eerste beest uit in diens tegenwoordigheid; en het maakt dat de aarde en zij die erop wonen, het eerste beest aanbidden, van wie de dodelijke wond genezen was. En het doet grote tekenen, zodat het zelfs vuur uit de hemel laat neerdalen op de aarde ten aanschouwen van de mensen. En het misleidt hen die op de aarde wonen, door de tekenen die hem gegeven zijn te doen in tegenwoordigheid van het beest, en het zegt tot hen die op de aarde wonen, dat zij voor het beest dat de wond van het zwaard had en weer leefde, een beeld moesten maken. En het werd hem gegeven aan het beeld van het beest adem te geven, opdat het beeld van het beest ook zou spreken en maken dat allen die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood zouden worden. En het maakt dat men aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken geeft op hun rechterhand of op hun voorhoofd [in het Grieks staat er: een stempel gedrukt op of in de hand en op of in het voorhoofd]; en dat niemand kan kopen of verkopen dan wie het merkteken heeft: de naam van het beest of het getal van zijn naam.” (Openbaring 13:11-17).

    Deze profetie kan misschien heel spoedig tot vervulling komen in de vorm van microchips, nanotattoos en artificiële intelligentie.[2] De computer, hier in Openbaring hoofdstuk 13 beschreven als “het beeld” weet wie niet gechipt of getatoeëerd is, en die mensen zullen ter dood gebracht worden. Zij zijn zogezegd rebels.

    Deze technologie bestaat trouwens al. Ze ligt niet meer in de toekomst, ze ligt in het heden. In grote Chinese, Koreaanse en Britse steden gebruikt men bijvoorbeeld al camera’s om via artificiële intelligentie mensen op te sporen die niet in het plaatje thuishoren. Ook kan men in Europa bijvoorbeeld al weten of je gevaccineerd bent of niet via het scannen van je coronapaspoort met een smartphone of scanner.

    Dit slechts als voorbeeld. Ik beweer niet dat de coronavaccinatie het teken van het beest is. Maar zo iets kan in de nabije toekomst gemakkelijk uitgroeien tot: je kan niet werken noch kopen als je de stempel of tattoo van het beest niet ontvangen hebt.

    Amazon experimenteert bijvoorbeeld al met “Amazon Go!”. Dat zijn winkels waar je enkel met een zendertje kan kopen door de dingen die je wilt kopen rechtstreeks in je broekzak te steken. Als je het zendertje niet hebt, of later de microchip of nanotattoo, kan je dus absoluut niets kopen, net zoals het in de Bijbel voorspeld staat.

    Zij die dan ware christenen zullen zijn, zullen zich niet laten manipuleren door de “almachtige” wereldheersers. Zij zullen geen microchip of nanotattoo in hun hoofd of hand laten steken. Zij hebben hun hoop op de Heer en de opstanding gesteld en weten dat zij eeuwig zullen leven. “En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen die om het getuigenis van Jezus en om het woord van God onthoofd waren, en die het beest of zijn beeld niet hadden aangebeden en niet het merkteken aan hun voorhoofd en aan hun hand ontvangen hadden; en zij werden levend en regeerden met Christus duizend jaren” (Openbaring 20:4-6). Zij lieten zich niet manipuleren door de “almachtige” wereldheersers om op deze aarde rijkdom en geluk te zoeken.

    Ik weet dat velen van jullie naar deze kerk komen om geëntertaind te worden; de preek, de muziek moet voor jullie aangenaam zijn. Dat is vleselijk. Zo worden jullie gemakkelijk manipuleerbare prooien ten tijde van vervolging. De Heer wil dit niet. Onderzoek jezelf. Zou je wel staande blijven?

    Ware christenen zoeken hun rijkdom en geluk écht in Christus en het eeuwige leven. Herinner u bijvoorbeeld die Joden die zich tijdens de onderdrukking door de Grieken, toch niet weg lieten manipuleren van de Wet van Jahweh, onze God, en door vreselijke foltering en dood het koninkrijk van God binnengingen.[3] Laten ook wij het voorbeeld van deze godsvruchtige Joden navolgen. Zij hadden hun hoop duidelijk op Gods herstellende rechtvaardigheid en de opstanding ten eeuwigen leven gezet. Wees dus aangemoedigd: “Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn” (Openbaring 21:7).

    2) Laat u geen Protestants juk opleggen en laat u niet overheersen.

    De kerkenraad noch ik heersen over u of uw levens: “Want u bent geroepen om vrij te zijn, broeders; gebruikt echter de vrijheid niet als een aanleiding voor het vlees, maar dient elkaar door de liefde. Want  de hele wet wordt in één woord vervuld, in dit: ‘U zult uw naaste liefhebben als uzelf’. Als u echter elkaar bijt en opeet, kijkt dan uit dat u niet door elkaar verslonden wordt” (Galaten 5:13-15).

    Paulus zegt hier dat we de vrijheid niet behoren te gebruiken als een aanleiding voor het vlees, dus als een excuus om wetteloosheid of zondigheid te bedrijven, maar dat we behoren ware liefde te beoefenen; we behoren elkaar te dienen in ware liefde. Theodorus van Mopsuestia zegt het als volgt: “Wanneer we door Jezus zullen worden geleid, zullen we in geen geval zondigen.”[4] In ware liefde is dus geen ruimte om tegen elkaar te zondigen.

    Paulus spreekt ook zo zwart-wit vóór de ware liefde en tégen de wetteloosheid en valse liefde: “Nu is het duidelijk wat de werken van het vlees zijn: hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschapen, twist, jaloersheid, toorn, partijzucht, tweedracht, sekten, afgunst, moorden, dronkenschappen, zwelgpartijen en dergelijke; waarvan ik u tevoren zeg, zoals ik ook tevoren heb gezegd, dat wie zulke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven. Maar de vrucht van de Geest is: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen is geen wet” (Galaten 5:19-23).

    Is het mogelijk om deze zonden niet te begaan? Ja, natuurlijk! Ik ben misschien jong maar ik ben zeker niet naïef. Ik heb diepe duisternis gekend in mijn leven maar ik ken ook het Licht dat overwint! Is het noodzakelijk om deze zonden niet te begaan? Ja! We hebben daarnet gelezen: “wie zulke dingen bedrijven, zullen Gods koninkrijk niet beërven”. X, de Bijbel leert dit wel, maar ik geloof niet dat dit mogelijk is. Hoe doe ik dit dan? Laat Paulus je een handje helpen:

    “Doodt dan uw leden die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die afgodendienst is, om welke dingen de toorn van God komt over de zonen van de ongehoorzaamheid. Ook u hebt vroeger daarin gewandeld, toen u daarin leefde. Maar nu, legt ook u dit alles af: toorn, kwaadheid, boosheid, laster, vuile taal uit uw mond. Liegt niet tegen elkaar, daar u de oude mens met zijn daden hebt uitgedaan en de nieuwe hebt aangedaan, die vernieuwd wordt tot kennis, naar het beeld van Hem die hem geschapen heeft. Daarin is niet Griek en Jood, besnijdenis en onbesnedenheid, barbaar, Scyth, slaaf, vrije; maar Christus is alles en in allen. Doet dan aan als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden: innige ontferming, goedertierenheid, nederigheid, zachtmoedigheid, lankmoedigheid, elkaar verdragend en elkaar vergevend, als de één tegen de ander een verwijt heeft; zoals ook Christus u vergeven heeft, zo ook u. En boven dit alles de liefde, dat is de band van de volmaaktheid.” (Kolossenzen 3:5-14). Ik kan je énkel bemoedigen om zo verder te doen als je dit alles beoefent. Anders zou ik je bemoedigen in zonde. Het is écht zo zwart-wit.

    Jezus Christus zei dit: “U weet, dat zij die beschouwd worden als oversten van de volken, over hen heersen en hun groten gezag over hen voeren. Zo is het echter niet onder u; maar wie onder u groot wil worden, zal uw dienstknecht zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, zal slaaf van allen zijn. Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen” (Markus 10:42b-45). Het gaat er hier dus niet om dat jij geëntertaind of gediend wordt op zondag. Nee! Vraag jezelf af: hoe kan ik God en mijn broeder of zuster dienen? Hoe kan ik er zijn voor mijn medemens?

    Ter conclusie kunnen we stellen dat je je geen slaaf mag laten maken door angst van kwade machten, demonen, wereldgeesten, afgoden en wereldheersers met absolute macht. Je mag je niet laten manipuleren door “almachtige” wereldheersers of door je eigen, zondige lusten, om op deze aarde rijkdom en geluk te zoeken. Je moet je rijkdom en je geluk zoeken in Jezus Christus en het eeuwige leven. Het gaat om bij Christus te horen en blijvend trouw aan Hem te zijn.

    Laat u dus geen Protestants juk opleggen en laat u niet overheersen door ons of door andere voorgangers of door schijnchristenen met charisma of welbespraaktheid.

    Wij voorgangers en oudsten mogen er slechts zijn om jullie te dienen en dagelijks tot heiligheid aan te sporen en te bemoedigen, niet om over jullie te heersen. Laten we zo allemaal met elkaar verdergaan. Amen.


    Oorspronkelijk gepreekt op 7 november 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 13 augustus 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte, kortere versie.

    [1] Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [2] Een interessante voorafschaduwing, waarop Johannes zich misschien baseerde, kun je vinden in het deuterocanonieke Bijbelboek 3 Makkabeeën 2:27-29.

    [3] Ik verwijs hier naar de deuterocanonieke Bijbelboeken “Makkabeeën”. Meer bepaald dacht ik aan 2 Makkabeeën 7, over de marteldood van een moeder en haar zeven zonen, waar ik het in een voorgaande preek over had.

    [4] Theodore of Mopsuestia, Theodore of Mopsuestia: The Commentaries on the Minor Epistles of Paul: Introduction and Translation, trans. Rowan A. Greer (Atlanta, GA: Society of Biblical Literature, 2010), 119. In het Engels staat er: “So, too, the aim and purpose of Christ’s dispensation was that death should be destroyed and that all people who had ever been, by rising again should live in an immortal nature, no longer admitting sinning in any way because of the grace of the Spirit within them at that time. A grace by which we shall be kept safe from all sin. For this justification is both true and perfect. Therefore, with good reason he called both dispensations alike testaments, because grace by its guidance was putting into effect those very teachings of the law, namely, the love of God and the neighbor. For the law kept on commanding the keeping of these same commandments, emphasizing them and teaching the duty of not sinning in any way. But grace brings this to fulfillment by the resurrection and that immortality that will then be ours through the Spirit, since when we shall then be guided by him, we shall by no means sin.”


    Categorie:Preken
    03-10-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 104

    In Psalm 104 staat dat God ons reeds het graan en de druiven als elementen van het brood en de wijn heeft gegeven. Dat is niet alles. Ook werd al profetisch voorspeld door koning David, de schrijver van de meesten Psalmen in de Bijbel, dat God ons zou voeden in het Avondmaal, via Brood en Wijn:

    “God voorziet de bergen van water. De aarde kan alleen maar vrucht dragen dank zij U. God laat het gras groeien als voedsel voor het vee. Ook andere gewassen voor de mensen, zodat zij brood kunnen eten. Ook de wijn komt zo uit de aarde voort. Die doet de mensen goed. Ja, door brood en wijn worden de mensen gezond en sterk. De ceders in de Libanon zijn van de HERE. Ook zij ontvangen ruim voldoende water” (Psalm 104:13-16, HET BOEK).

    In de Bijbel in Gewone Taal staat er: “Heer, uw bomen zijn altijd groen, de hoge bomen die u geplant hebt” (Psalm 104:16). Groenblijvende bomen, in het Engels evergreens, zoals sparren, dennen en lorken, stonden vroeger symbool voor het eeuwige leven, aangezien ze nooit verdorren. Vandaar ook de kerstboom waarvoor een spar gebruikt wordt. Wij zijn als “de ceders in de Libanon”, dragers van het eeuwige leven. Wij ontvangen ruim voldoende water. Dit Water staat symbool voor de Heilige Geest. Over Hem geldt: “Wie dorst heeft, mag voor niets het levenswater komen drinken, als hij dat wil” (Openbaring 22:17b, HET BOEK). De Heer komt met Zijn Heilige Geest en Hij geeft dit “Water” voor niets, aan diegenen die dit willen ontvangen.

    “Allen zien naar U uit, Om voedsel, elk op zijn tijd. Geeft Gij het: ze eten het op; Gij opent uw hand: ze worden van het goede verzadigd. Maar verbergt Gij uw aanschijn: ze verstarren van schrik. Gij ontneemt hun de adem: Ze sterven, en keren terug tot hun stof. Maar Gij zendt weer uw geest: en ze worden geschapen, En Gij vernieuwt het aanschijn der aarde!” (Psalm 104:27-30, Petrus Canisiusvertaling). Willen we weer vernieuwd worden door de Heilige Geest? Wilen we dat Hij ons volledig herschept? Geven we ons volledig over aan Hem opdat er niets van onze slechte levenswijzen overblijft? Laten we de Heer ons voeden door brood en wijn? Hij heeft dit zo ingesteld! Het is Zijn uitdrukkelijke wens!


    12-09-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Eerste Protestantse Splitsing: de Letterlijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in Brood en Wijn of een Representatie? Wat met Andersdenkenden? (Een Overdenking bij het Avondmaal)
    [Dit is het tweede deel. Je kan het hier bekijken. Het eerste deel zal later volgen. Voor de primaire bronnen, zie mijn MTh thesis.]

    Luther, die soms de vader van het Protestantisme wordt genoemd, nam de woorden van Christus: ´Dit is mijn Lichaam¡ en ´Dit is mijn Bloed¡ letterlijk. Hij was dus akkoord met de Rooms-Katholieke kerk alsook met de andere apostolische kerken wanneer het gaat over de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het heilig avondmaal.

    Zwingli was ook akkoord tot in 1523 of 1524, en noemde dit zelfs: ´de meest duidelijke, nauwkeurige uitspraak¡. Later, in 1524 of 1525, beweerde hij dat Jezus deze woorden figuurlijk had bedoeld, als in: ´Eet, dit representeert mijn lichaam¡. Onze viering werd dus, met andere woorden, een ritueel, een symbool zonder krachtdadigheid. Hierdoor kwam er een splitsing tussen Zwingli en Luther. In de woorden van Luther, geschreven aan zijn vrouw: ´We komen perfect overeen op elk vlak behalve dat onze tegenstanders met nadruk beweren dat er eenvoudig brood en wijn in de maaltijd des Heeren aanwezig is, en dat Christus er enkel in aanwezig is in een geestelijke [of symbolische] manier¡. Luther besloot: ´De woorden van Christus, ‘Dit is mijn lichaamÿ, staan nog steeds pal tegenover de fanatici¡. Dit bracht de eerste van de zo vele splitsingen teweeg binnen het Protestantisme. De heer Gottlieb Blokland, inspecteur van het Protestants-Evangelisch godsdienstonderwijs, besloot: ´Door dit theologisch verschil ontstonden er twee duidelijke stromingen binnen de hervormingsbeweging, de evangelisch-lutherse en de zwingliaans-gereformeerde¡.

    In tegenstelling tot Luther, zou ik hier niet voor splitsen met mijn broeders en zusters die hier een andere mening over hebben. Wat uw eigen mening hieromtrent ook moge zijn, laten we met een rein hart tot Jezus gaan, die ons beloofde: ´Als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. De levende Vader heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet, leven door mij.¡ (Johannes 6:53-57, NBV2004) en met een nederige en oprechte ingesteldheid deelnemen aan deze heilige maaltijd.


    29-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 23

    [Je kan deze overdenking hier bekijken.]

    Welke dingen wil God ons nu al geven? Laten we hierover het woord van God proeven, voor we deelnemen aan de Maaltijd des Heeren. In Psalm 23[1] lezen we:

    DE HEERE IS MIJN HERDER,

    Jezus is onze Herder geworden. Hij is geen manipulerende slavendrijver. Hij is de Herder die ons liefheeft.

    God de Vader had namelijk al beloofd door Zijn Heilige Geest:

    ´Ik zal over hen één Herder doen opstaan en Die zal ze weiden:
    Hij zal ze weiden en Hij zal een Herder voor ze zijn¡ (Ezechiël 34:23).

    ´Als een herder zal Hij Zijn kudde weiden:
    Hij zal de lammetjes in Zijn armen bijeenbrengen
    en in Zijn schoot dragen;
    de zogenden zal Hij zachtjes leiden.¡                      (Jesaja 40:11)

    MIJ ONTBREEKT NIETS.

    ´Werp al uw zorgen op Hem, want Hij zorgt voor u.¡    (1 Petrus 5:7)

    ´Wie heb ik behalve U in de hemel?
    Naast U vind ik nergens vreugde in op de aarde.
    Bezwijkt mijn lichaam en mijn hart,
    dan is God de rots van mijn hart
    en voor eeuwig mijn deel.¡                             (Psalm 73:25-26)

    ´Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt. En de Heilige Geest getuigt het ons ook. Want na eerst gezegd te hebben: Dit is het verbond, dat Ik met hen na die dagen zal sluiten, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun hart geven en Ik zal die in hun verstand schrijven, en aan hun zonden en hun wetteloze daden zal Ik beslist niet meer denken. Waar er nu vergeving voor is, is er geen offer voor de zonde meer nodig.¡ (Hebreeën 10:14-18)

    HIJ DOET MIJ NEERLIGGEN IN GRAZIGE WEIDEN,

    ´Maar laat verblijd zijn allen die tot U de toevlucht nemen,
    laat hen voor eeuwig juichen
    omdat U hen beschut;
    laat in U van vreugde opspringen
    wie Uw Naam liefhebben.
    U immers zegent de rechtvaardige, HEERE;
    U omringt hem met goedgunstigheid als met een schild.¡ (Psalm 5:12-13)

    HIJ LEIDT MIJ ZACHTJES NAAR STILLE WATEREN.

    ´Zij zullen geen honger of dorst meer hebben, en geen zonnesteek of enige hitte zal hen treffen. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en zal hen geleiden naar de levende waterbronnen. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen.¡ (Openbaring 7:16-17)

    HIJ VERKWIKT MIJN ZIEL,

    ´Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte,
    want de HEERE ondersteunde mij.¡ (Psalm 3:6)

    ´Welzalig is hij die de God van Jakob tot zijn hulp heeft,
    die zijn verwachting stelt op de HEERE, zijn God.¡ (Psalm 146:5)

    ´Door Zijn striemen bent u genezen.¡ (1 Petrus 2:24b)

    ´Voorwaar, onze ziekten heeft Hij op Zich genomen,
    ons leed heeft Hij gedragen.
    (…)
    De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem,
    en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.¡
    (Jesaja 53:4a,5b)

    HIJ LEIDT MIJ IN HET SPOOR VAN ZIJN GERECHTIGHEID,

    OMWILLE VAN ZIJN NAAM.

    ´Goed en waarachtig is de HEERE,
    daarom onderwijst Hij zondaars in de weg.
    Hij leidt zachtmoedigen in het recht,
    Hij leert zachtmoedigen Zijn weg.
    Alle paden van de HEERE zijn goedertierenheid en trouw
    voor wie Zijn verbond en Zijn getuigenissen in acht nemen.
    Omwille van Uw Naam, HEERE,
    vergeef mijn ongerechtigheid, want die is groot.¡ (Psalm 25:8-11)

    AL GING IK OOK DOOR EEN DAL VOL SCHADUW VAN DE DOOD,

    IK ZOU GEEN KWAAD VREZEN, WANT U BENT MET MIJ;

    ´HEERE, hoe talrijk zijn mijn tegenstanders;
    velen staan tegen mij op.
    Velen zeggen van mijn ziel:
    Hij heeft geen heil bij God.
    (…)
    Ik lag neer en sliep; ik ontwaakte,
    want de HEERE ondersteunde mij.
    Ik vrees niet voor tienduizenden van het volk,
    die zoch aan alle kanten tegen mij opstellen.¡       (Psalm 3:2-3,6-7)

    UW STOK EN UW STAF

    DIE VERTROOSTEN MIJ.

    Is het toevallig dat twee stokken of een stok en een staf een kruis kunnen vormen of was dit profetisch? Het Kruis vertroost inderdaad: ´Die Zelf onze zonden in Zijn lichaam gedragen heeft op het hout, opdat wij, voor de zonden dood, voor de gerechtigheid zouden leven. Door zijn striemen bent u genezen. Want u was als dwalende schapen; maar u bent nu bekeerd tot de Herder en Opziener van uw zielen¡ (1 Petrus 2:24-25).

    U MAAKT VOOR MIJ DE TAFEL GEREED

    Jezus is het kalf dat vrijwillig werd geslacht voor de verloren zoon (Lukas 15). Hij maakt de tafel gereed en Hij is Zelf de maaltijd (Hebreeën 7:27). We herdenken dat Hij Zijn lichaam (het brood) en Zijn bloed (de wijn) vrijwillig gaf aan het kruis om ons te redden van onze zonden en te bevrijden van de demonie. Ik herinner je aan de volgende tekst die ik ook tijdens mijn preek heb aangehaald: ´De schuldbrief die tegen ons getuigde door zijn inzettingen en die onze tegenstander was, heeft Hij uitgewist en die uit de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen. En hij heeft de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen getriomfeerd¡ (Kolossenzen 2:14-15, NBV).

    VOOR DE OGEN VAN MIJN TEGENSTANDERS;

    ´Uit de benauwdheid heb ik tot de HEERE geroepen,
    de HEERE heeft mij verhoord en in de ruimte gezet.
    De HEERE is bij mij, ik ben niet bevreesd.
    Wat kan een mens mij doen?
    De HEERE is bij mij, te midden van wie mij helpen,
    daarom zie ík neer op wie mij haten.¡                    (Psalm 118:5-7)

    U ZALFT MIJN HOOFD MET OLIE,

    Zoals olie een genezende en zuiverende werking heeft, geneest en zuivert de Heilige Geest het verstand.

    ´Is iemand onder u ziek? Laat hij dan de ouderlingen van de gemeente bij zich roepen en laten die voor hem bidden en hem met olie zalven in de Naam van de Heere. En het gelovig gebed zal de zieke behouden en de Heere zal hem weer oprichten. En als hij zonden gedaan heeft, zal hem dat vergeven worden.¡                                 (Jakobus 5:14-15)

    MIJN BEKER VLOEIT OVER.

    De Heer Jezus gaf Zijn bloed in overvloed om jou van jouw zonden te reinigen en te bevrijden. DIT gaan we sevens ook samen vieren tijdens het heilig avondmaal. ´In Hem hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de zonden.¡ (Kolossenzen 1:14)

    JA, GOEDHEID EN GOEDERTIERENHEID ZULLEN MIJ VOLGEN

    AL DE DAGEN VAN MIJN LEVEN.

    ´Want God, de HEERE,
    is een zon en een schild,
    de HEERE zal genade en eer geven,
    Hij zal het goede niet onthouden
    aan wie in oprechtheid zijn weg gaat.
    HEERE van de legermachten,
    welzalig de mens die op U vertrouwt.¡ (Psalm 84:12-13)

    ´U hebt mij meer blijdschap in het hart gegeven
    dan ten tijde dat zij hun koren en hun nieuwe wijn in overvloed hadden.¡                                                                         (Psalm 4:8)

    ´Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard,
    dat Hij de werken van de duivel verbreken zou.¡ (1 Johannes 3:8b)

    Je mag écht vrij zijn! Al de dagen van je leven als je bij Christus blijft! Zijn liefdevolle bescherming blijft je hele leven lang over jou!

    IK ZAL IN HET HUIS VAN DE HEERE BLIJVEN

    TOT IN LENGTE VAN DAGEN.

    ´Maar ik zal zijn als een bladerrijke olijfboom in het huis van God;
    ik vertrouw op Gods goedertierenheid, eeuwig en altijd.¡(Psalm 52:10)

    ´Hoe lieflijk zijn Uw woningen,
    HEERE van de legermachten.
    Mijn ziel verlangt, ja, bezwijkt zelfs van verlangen
    naar de voorhoven van de HEERE;
    mijn hart en mijn lichaam
    roepen het uit tot de levende God.
    (…)
    HEERE van de legermachten,
    mijn Koning en mijn God.
    Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen,
    zij loven U voortdurend.
    (…)
    O God, ons schild, zie en aanschouw het aangezicht van Uw gezalfde. Want één dag in Uw voorhoven is beter dan duizend elders;
    ik verkoos liever te staan op de drempel van het huis van mijn God
    dan lang te wonen in de tenten van de goddeloosheid.¡
    (Psalm 84:2-3,4b-5,10-11)

    Je mag Hem trouw blijven en bij Hem blijven wonen vanwege Zijn trouwe liefde. Dit mogen we elke week vieren tijdens het Heilig Avondmaal. Ook mogen we al vooruitblikken op het leven in de toekomst:

    ´Daarom zijn zij vóór de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel. En Hij Die op de troon zit, zal Zijn tent over hen uitspreiden.¡ (Openbaring 7:15)

    ´En geen enkele vervloeking zal er meer zijn. En de troon van God en van het Lam zal daar zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen,
    en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofd zijn.
    En daar zal geen nacht zijn, en zij hebben geen lamp en ook geen zonlicht nodig, want de Heere God verlicht hen. En zij zullen als koningen regeren in alle eeuwigheid.¡ (Openbaring 22:3-5)

    Laten we deze beloften voor zijn getrouwen samen vieren en er samen van genieten tijdens het Heilig Avondmaal!



    [1] De bijbelverzen uit deze overdenking zijn genomen uit de Herziene Statenvertaling (Heerenveen: Jongbloed, 2010). Tekst © 2010 Stichting HSV.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 4A: van Slavernij tot Vrijheid

    We gaan deze ochtend verder met onze reeks over Galaten. Vandaag ga ik een interpretatie geven van Galaten 4 en ik ga wat spelen met de volgorde om dit duidelijker te maken. Ik preek weer in twee delen. Vandaag gaan we dus slechts enkele verzen van dit hoofdstuk bespreken. Volgende keer bespreken we er meer.

    We beginnen met Galaten 4:1-3[1]: "Maar ik[, Paulus,] zeg: zolang de erfgenaam onmondig is, verschilt hij in niets van een slaaf, hoewel hij heer is van alles; maar hij staat onder voogden en rentmeesters tot op de tijd door de vader vooraf bepaald. Zo waren ook wij, toen wij onmondig waren, in slavernij onder de elementen van de wereld."

    Soms stel ik mezelf de volgende vraag: Wie zijn wij als mensen? Slaven van het lot? Slechts dieren of toch hogere wezens? Wat zegt de Bijbel over ons?

    Wij werden geschapen als "een beetje minder dan de Elohim; de hemelse wezens[2]" (Psalm 8:5).

    Wie zijn nu toch die Elohim? Elohim, het meervoud van El (God of een god), is in de Bijbel dikwijls een verzamelnaam voor hemelse wezens (de zogenaamde "goden"). Het was de bedoeling dat de elementen; de beginselen van deze wereld; de elohim; de hemelse wezens ons, die in tijdelijke bewaring onder hun leermeestershap waren, zouden leiden in de elementaire beginselen tot geestelijke volwassenheid. Maar zij deden dit niet en werden afgunstig. Zij wilden namelijk niet dat wij tot volwassen zoonschap zouden komen.

    Over de satan, die misschien wel geschapen werd met muziekinstrumenten (een mogelijke vertaling van Ezechiël 28:13) om ons te leren Jahweh te aanbidden, staat het zo geschreven:

    "Je was een [gezalfde] cherub [satan had dus een taak van God gekregen, namelijk:] je was een cherub, je vleugels beschermend uitgespreid, je was door mij[, Jahweh,] neergezet op de heilige berg van God / godenberg / de berg van de Elohim / de berg van de hemelse wezens, waar je wandelde tussen vurige stenen. Je was onberispelijk in alles wat je deed, vanaf de dag dat je was geschapen tot het moment dat het kwaad vat op je kreeg. Door al het handeldrijven raakte je verstrikt in onrecht en geweld, en je zondigde; daarom, beschermende cherub, verbande ik je van de berg van God / godenberg / de berg van de Elohim / de berg van de hemelse wezens en verdreef ik je van je plaats tussen de vurige stenen. Je schoonheid had je hoogmoedig gemaakt, je had je wijsheid en luister verkwanseld. Daarom heb ik je op de aarde neergeworpen, als een schouwspel voor andere koningen" (Ezechiël 28:14-17).

    '"Je pracht en praal, en de klank van je harpen, ze worden dit dodenrijk binnengebracht. Wormen zijn je bed, maden je deken." O morgenster, zoon van de dageraad, hoe diep ben je uit de hemel gevallen. Overwinnaar van alle volken, hoe smadelijk lig je daar geveld. Je zei bij jezelf: Ik stijg op naar de hemel, boven Gods sterren plaats ik mijn troon. Ik zetel op de toppen van de Safon, de berg waar de goden bijeenkomen. Ik stijg op tot boven de wolken, ik evenaar de Allerhoogste. Nee! Je daalt af in het dodenrijk, in de allerdiepste put. Ze zien je, ze kijken naar je en kijken nog eens goed naar je: "Is dit de man die de aarde deed beven en koninkrijken deed sidderen? Die het land tot verval bracht en steden verwoestte? Die zijn gevangenen nooit liet gaan?" Andere koningen worden eervol begraven, ieder in een eigen praalgraf. Maar jij bent, ver van je graf, weggegooid als een afgekeurde twijg; je ligt bedolven onder de lijken van hen die door het zwaard zijn gedood, die afgedaald zijn in de put en door stenen zijn bedekt; je bent verschopt als een kadaver. Jij wordt niet bij vorsten te ruste gelegd, want jij hebt je land verwoest en je volk vermoord. Het nageslacht van een schurk als jij zal voorgoed getekend zijn"' (Jesaja 14:11-20).

    In de toekomst zal satan in de diepste put en de diepste schande geworpen worden. Hij zal de schande van het universum zijn maar momenteel geldt dat hij zijn eigen mensen; zijn eigen dienaren kapotmaakt. Hij is dus geen goede heer om te dienen.

    In plaats van ons te onderwijzen in de verheerlijking van Jahweh, zoals een leerkracht zijn studenten liefdevol en met bekommernis onderwijst, werd hij afgunstig en maakte hij ons tot slaven: ´Zo waren ook wij, toen wij onmondig waren, in slavernij onder de elementen van de wereld" (Galaten 4:3). Satan zou zijn misleide gevangenen nooit laten gaan. Hij wilde verafgood worden; naam voor zichzelf maken.

    Wanneer Paulus deze befaamde brief aan de Galaten schrijft, is hij bang dat de Galaten weer misleid zullen worden door satan en zijn trawanten die willen verafgood worden en op een valse wijze naam voor zichzelf willen maken:

    "Maar destijds, toen u God niet kende, hebt u hen [als slaven] gediend die van nature geen goden zijn; en thans, nu u God kent, ja nog meer, nu u door God gekend bent, hoe wendt u zich weer tot de zwakke en arme elementen, die u weer opnieuw wilt dienen? U onderhoudt dagen en maanden, tijden en jaren. Ik ben bang voor u, dat ik misschien tevergeefs aan u heb gearbeid" (Galaten 4:8-11).

    Ook waarschuwde Paulus de Kolossenzen voor dit soort misleiding die van de satan komt en die werd overgeleverd door mensen:

    "Kijkt u uit, dat er niemand zal zijn die u tot prooi maakt door de wijsbegeerte [pas dus op voor de wijsheid van de wereld; niet de wijsheid volgens God] en door ijdel bedrog volgens de overlevering van de mensen, volgens de elementen [dit zijn die hemelse wezens die zich tegen God hebben verzet] van de wereld [het systeem dat ervoor kiest om tegen of zonder God te zijn], en niet volgens Christus" (Kolossenzen 2:8).

    Met andere woorden, Paulus zegt in dit vers dat zij eer willen voor zichzelf en daarom willen zij ons van Christus weg-wijzen omdat ze niet willen dat wij 'bene Elohim'; 'zonen van God' zouden worden. "IJdel bedrog (...) volgens de Elementen van de wereld" staat hier voor manipulatie die leidt tot slavernij; iets wat satan al van in het begin probeert te doen via politiek, religie, godsdiensten, occultisme, sterenbeelden met daaraan verbonden fatalisme,...

    Ziet u, satan had het plan om zijn gevangenen nooit meer te laten gaan maar, volgens wat Paulus verder schrijft aan de Galaten, ging Christus door met zijn plan:

    "Maar toen de volheid van de tijd gekomen was, [met andere woorden, de tijd waartegen de Elementen ons eigenlijk al tot volwassenheid zouden moeten hebben gebracht] zond God zijn Zoon, geboren uit een vrouw, [werkelijk, geworden uit een vrouw, in deze zin: niet slechts geboren uit een vrouw maar werkelijk mens geworden,] geboren onder de wet, opdat Hij hen die onder de wet waren, vrijkocht, opdat wij het zoonschap zouden ontvangen. En omdat u zonen bent, heeft God de Geest van zijn Zoon in onze harten uitgezonden, die roept: Abba, Vader! U bent dus niet meer slaaf, maar zoon; en bent u zoon, dan ook erfgenaam door God" (Galaten 4:4-7).

    Vrijkocht van wat? Van die slavernij! Van slavernij worden wij geadopteerd tot zoonschap! Halleluja!

    Door onze adoptie tot zonen geldt voor satan en zijn trawanten: "Het is gedaan met die slavendrijver, gedaan met zijn dwingelandij. Jahweh heeft de stok van de goddelozen gebroken, de scepter van de heersers, die de volken sloeg met woedende slagen, zonder eind, die hen belaagde met zijn toorn, zonder maat. Overal op aarde is rust en vrede, vrolijk gejubel weerklinkt" (Jesaja 14:4b-7).

    Inderdaad, voor ons christenen, zelfs voor de meest nieuw-gedoopte christenen geldt: "Met de stemmen van kinderen en zuigelingen bouwt u[, Jahweh,] een macht op tegen uw vijanden om hun wraak en verzet te breken" (Psalm 8:3).

    Hoe worden wij kinderen van God? Paulus schrijft dit duidelijk aan de Kolossenzen: "Want in Hem woont de hele volheid van de Godheid lichamelijk, en u bent voleindigd in Hem, die het hoofd is van alle overheid en gezag. In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis, niet met handen verricht, in het uittrekken van het lichaam van het vlees, in de besnijdenis van Christus, met Hem begraven in de doop. [Daarin [in de doop] en] in Hem [in Christus] bent u ook mee opgewekt door het geloof in de werking van God, die Hem uit de doden heeft opgewekt. En u, toen u dood was in de overtredingen en in de onbesnedenheid van uw vlees, u heeft Hij mee levend gemaakt met Hem [Dit beschrijft het opstaan vanuit de doop in water tot een nieuw leven. De waterdoop in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is dus essentieel.], terwijl Hij ons alle overtredingen vergeven heeft; de schuldbrief die tegen ons getuigde door zijn inzettingen en die onze tegenstander was, heeft Hij uitgewist en die uit de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen" (Kolossenzen 2:9-14).

    En wat die duivelse tegenstanders van God niet willen weten is het volgende vers: "En hij heeft de overheden en de machten ontwapend en openlijk tentoongesteld en door het kruis over hen getriomfeerd" (Kolossenzen 2:15). De Canisiusvertaling verwoordt dit ook zó mooi: "Hij heeft de Heerschappijen en Machten [dit zijn dus de rebelse hemelse wezens] ontmaskerd en openlijk ten toon gesteld, hen door het Kruis overwonnen". Hij heeft dus, met andere woorden, het slavenjuk van ons afgeworpen.

    Enkele vragen die ik je vandaag bij deze overdenking zou willen stellen, zijn:

    1.    In welk gebied ben jij nog een slaaf van de zonde?

    2.    Ben je nog een slaaf van je verleden, je schuld, je schaamte?

    3.    Hoe kan jij andere mensen uit slavernij van schaamte, zonde, schuld, lust, drank, drugs, hebzucht, angsten, enzovoort helpen? Ga jij naar de verlorenen om hen het goede nieuws te vertellen opdat ze vrij zouden zijn?

    4.    Ben je nog bang van demonen / afgoden / vreemde goden? Hecht je misschien waarde aan astrologie wat een vorm van fatalisme is waardoor de sterren zogezegd de toekomst al voor je bepaald hebben? Of gebruik je misschien magie of occultisme om je lot proberen te veranderen? Er is geen lot. Ook God heeft je toekomst niet in de sterren geschreven. Je bent afhankelijk van ster noch demon noch boze geest als je in Christus bent. Ik ga nog wat voorbeelden geven: Heb je een drang naar ruzie of onvrede? Twijfel je constant aan het christelijke geloof? Ben je altijd skeptisch en geraak je niet over je ongeloof? Heb je een onweerstaanbare drang om te ruziën, te roddelen of onvrede te stoken? Ben je trots of hoogmoedig? Dien jij nog maraboe, toverdokters,… Gebruik je nog voodoo, tarotkaarten, oujaborden, zwarte of valselijk-genaamde witte magie? Astrologie? Wicka? Heb je ontzag voor andere elementen zoals vuur, aarde, water, lucht, ether,…? Ben je bijgelovig? Draag of heb je "ongeluksbrengers"? Heb je bijvoorbeeld ontzag voor het boze oog? Doe je aan handpalmlezen of heb je je handpalmen laten lezen? Voel je je onder een juk van depressie, zelfdoding of constante vermoeidheid? Heb je last van een juk van bitterheid, jaloezie, geldzucht, egoïsme of verwarring? Heb je een ongezonde controledrang, onzekerheid, nervositeit? Heb je last van angsten, waanbeelden, hallucinaties, obsessies met perfectionisme? Heb je narcistische trekjes? Zoek je altijd naar bevestiging en ongezonde aandacht? Als dat zo is, als je iets hiervan erkent in je eigen leven, of je denkt nog aan iets anders, en je wilt bevrijding, dan wil ik gerust na de dienst voor je bidden.

    Paulus waarschuwde en bemoedigde ons: "Voor de vrijheid heeft Christus ons vrijgemaakt; staat dan vast en laat u niet weer onder een slavenjuk binden" (Galaten 5:1). Een slavenjuk zoals bijvoorbeeld fatalisme, "De sterren bepalen alles.", "God heeft al voorbestemd dat ik verloren zal gaan.",... Neen! In Christus ben je zowel vrij als zelf verantwoordelijk voor jouw toekomst! Daarom zou ik na de dienst willen bidden voor mensen die bevrijding nodig hebben. Jezus beloofde ons: "Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn" (Openbaring 21:7). Amen.



    Oorspronkelijk gepreekt op 29 augustus 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 6 augustus 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte versie.

    [1] Voor deze preek maken we, behalve indien anders aangegeven, gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018) voor het Nieuwe Testament en van de Nieuwe Bijbelvertaling (Haarlem: Nederlands Bijbelgenootschap, 2004) voor het Oude Testament.

    [2] 'Goddelijke wezens' zou ook een mogelijke vertaling zijn maar dit leidt in het Nederlands tot polytheïstische interpretaties. Jahweh is de God die de andere “goden” / goddelijke wezens geschapen heeft. Enkel Yahweh (de Vader, de Zoon en de Heilige Geest) mag aanbeden worden als de ware God. Ter verduidelijking wordt daarom de term "hemelse wezens" gehanteerd in deze preek. Voor meer informatie, kun je bijvoorbeeld de werken van Michael Heiser lezen ter introductie. Je kunt ook het YouTube-filmpje “Elohim” van BibleProject bekijken ter introductie.


    Categorie:Preken
    08-08-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze Vader en het Avondmaal
    [Deze overdenking kan u hier bekijken.]

    Laten we onze aandacht vandaag vestigen op het gebed[1] dat de Heere Jezus ons geleerd heeft:

    Onze Vader in de hemel, wij eren uw heilige naam: Wij komen samen om u te eren, Vader, niet uit religiositeit of godsdienstigheid maar uit ware dienst voor God. Wij komen samen om Uw Naam te eren. Ook dit Avondmaal vieren we samen om uw Naam te eren.

    Laat Uw koninkrijk spoedig komen. Laat Uw wil op aarde worden gedaan, net zoals in de hemel: door Zijn leven te geven aan het Kruis en zo er voor te kiezen om Uw wil te doen, Vader, liet Jezus het Koninkrijk komen. Op dezelfde manier, willen wij ook ons leven aan U toeweiden en, als het nodig is, zelfs geven voor U.

    Geef ons vandaag het eten dat wij nodig hebben: U voorziet het, o Heer, wij hoeven ons geen zorgen te maken over het voedsel dat we morgen zullen eten, noch moeten we snode plannen smeden om toch maar voor elkaar te krijgen dat we genoeg te eten zullen hebben. Neen! Als christenen ligt ons vertrouwen in de Heer! U geeft ons vandaag het eten dat wij nodig hebben. En het eten dat wij nodig hebben, is niet alleen ons dagelijks brood, maar ook het Brood des Levens.

    Vergeef ons onze zonden, zoals wij anderen hun zonden vergeven: in dat vertrouwen dat wij in U stellen, dat U het Brood bent dat eeuwig leven geeft, help ons om vergevingsgezind te zijn.

    Laat ons niet in verleiding komen, maar verlos ons van de kwade machten: help ons om ons vertrouwen in U te behouden, Heer, en om niet op onze eigen krachten te vertrouwen en verlos ons ook van satan, de misleider, en van wie dan ook die ons, ondanks onze vergevingsgezindheid, toch nog steeds kwaad wilt berokkenen.

    Want het Koninkrijk is van U en alle kracht en glorie tot in de eeuwigheid. Amen.: Op U stellen wij ons vertrouwen en wij willen een onderdeel uitmaken van Uw Koninkrijk, hier al op deze aarde wanneer wij Uw wil volbrengen door, onder andere, het avondmaal, ingesteld door onze Heer Jezus Christus, samen te vieren, maar ook later in de toekomst wanneer uw Koninkrijk zich ten volle zal manifesteren en openbaren op deze aarde.

    Naar dit Koninkrijk kijken wij reikhalzend uit en vanuit het feit dat we willen leven zoals het Onze Vader ons voorschrijft, gaan we vandaag, samen, al biddend naar het Avondmaal.



    [1] De tekst van het Onze Vader naar het evangelie volgens Mattheüs is genomen uit Het Boek, Copyright © 1988 International Bible Society.


    25-07-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap
    Het avondmaal:

    Op verzoek van onze seniorvoorganger, ga ik het vandaag hebben over het avondmaal. Hij vond dat het goed zou zijn als ik daar eens een preek aan zou wijden.

    In mijn vorige overdenking over het avondmaal had ik het over het tegengif waardoor we weer in gemeenschap met de Heer Jezus kunnen treden. Ik besloot dat hij dit onder andere deed door met  ons het Brood te breken, door ons Zijn Bloed te geven, door met ons maaltijd te houden. Vandaag zou ik verder willen spreken over wat dit verbond en deze gemeenschap juist inhoudt. Straks wil ik ook nog kort bespreken hoe de doop betrekking heeft tot het verbond en de geloofsgemeenschap, wat belangrijk is voor onze doopkandidaten. Maar eerst ga ik bespreken wat het verbond en de gemeenschap juist inhouden in verband met het heilig avondmaal, wat belangrijk is voor de gedoopte christenen.

    Verbond - Wat is een verbond?

    Een verbond is een overeenkomst tussen twee partijen waarbij er trouw aan elkaar wordt gezworen en er op elkaar wordt vertrouwd. Zo hebben mijn vrouw en ik elkaar trouw beloofd tot de dood ons scheidt. Dit is een huwelijksverbond. Een verbond bindt je voor het leven: "Aan de gehuwden beveel niet ik, maar de Heer, dat de vrouw zich niet mag scheiden van den man; en zo ze toch gescheiden is, dat ze dan ongehuwd moet blijven, of zich met den man moet verzoenen; ook dat de man de vrouw niet mag verstoten. (…) Een vrouw is gebonden, zolang haar man leeft. Maar wanneer de man is ontslapen, dan is ze vrij te trouwen met wien ze wil, mits in den Heer" (1 Korintiers 7:10-11,39). "Of weet gij niet broeders, - ik spreek immers tot mensen, die wetgeving verstaan, - dat de wet gezag heeft over den mens, zolang deze leeft? De gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang hij leeft; maar is de man gestorven, dan is ze vrij van de huwelijkswet [of: "de wet die haar aan de man bond"[1]]. Wanneer ze dus bij het leven van haar man zich geeft aan een anderen man, dan wordt ze echtbreekster [Grieks: overspeelster] genoemd; maar is haar man gestorven, dan is ze vrij van de wet, en is ze geen echtbreekster [Grieks: overspeelster], als ze zich met een anderen man verbindt" (Romeinen 7:1-3). Een verbond geldt dus voor het leven.* Je kan bijvoorbeeld ook trouw zweren voor het leven aan een koning, een familie, enzovoort. Zo had het Romeinse Rijk bijvoorbeeld de gewoonte om de koninkrijken die vriendschap met hen sloten, te beschermen van vijandelijke aanvallen en ook bescherming van hen te verwachten. Zo ontstaat er een gemeenschap van trouw aan en vertrouwen in elkaar.

    In Matteus 26:26-28 staat het volgende: "Terwijl zij nu aten, nam Jesus het brood, zegende het, brak het, gaf het zijn leerlingen en sprak: Neemt en eet, dit is mijn lichaam. Daarna nam Hij de kelk, sprak een dankgebed uit, gaf hun de kelk, en zeide: Drinkt allen hieruit; want dit is mijn bloed van het Nieuwe Verbond, dat wordt vergoten voor velen tot vergiffenis der zonden."

    Dit is verbondstaal. Jezus verwees toen naar de toekomst. Hij maakt een verbond met Zijn volgelingen. Hij voorspelt en belooft dat Hij zijn lichaam zal geven en dat Hij zijn bloed zal geven tot vergiffenis der zonden.

    Hij doet hier zelfs nog een schep bovenop. Hij koppelt er nog een belofte aan vast:

    "En Ik zeg u: Van nu af aan zal Ik deze vrucht van de wijnstok niet meer drinken, tot op de dag, waarop Ik ze hernieuwd met u zal drinken in het rijk van mijn Vader" (Matteus 26:29).

    Hij zegt: totdat ik jullie in het koninkrijk van God heb gekregen, zal Ik geen brood en wijn meer tot mij nemen.

    Ook in het Evangelie van Lukas komt dit duidelijk naar voren:

    "Op de vastgestelde tijd ging Hij aanliggen aan tafel, en de twaalf apostelen met Hem. En Hij sprak tot hen: Vurig heb Ik verlangd, eer Ik ga lijden, dit paasmaal met u te eten. Want Ik zeg u, dat Ik het niet meer zal eten, vóór het zijn vervulling bereikt in het koninkrijk Gods. Toen nam Hij een kelk, sprak het dankgebed uit, en zeide: Neemt en verdeelt onder elkander. Want Ik zeg u: Van nu af aan zal Ik de vrucht van de wijnstok niet meer drinken, totdat het koninkrijk Gods is gekomen. Toen nam Hij brood, sprak een dankgebed uit, brak het, gaf het hun, en sprak: Dit is mijn lichaam, dat voor u wordt overgeleverd; doet dit tot mijne gedachtenis. Zo ook de kelk, na het avondmaal; en Hij sprak: Deze kelk is het Nieuwe Verbond in mijn bloed, dat voor u wordt vergoten" (Lukas 22:14-20).

    Met andere woorden: Jezus stelt hier een verbond met een belofte in. Hij heeft de toegang tot het Koninkrijk verleend door zijn kruisdood en opstanding, door het geven van Zijn lichaam en bloed. Zo werdt hij "den groten Herder der schapen door [Lett. 'in', d.i. in de kracht van[2]] het bloed van een eeuwig verbond" (Hebreeën 13:20b). Dit geldt voor iedereen die deel uitmaakt van dit verbond.

    Een verbond gaat altijd om twee kanten. Jezus heeft Zijn lichaam en Zijn bloed al gegeven. Hij heeft Zijn trouw al betoond. Geven wij ook aan Hem ons lichaam en ons bloed, kortom ons leven, zelfs tot de dood toe? Betonen we Hem onze trouw?

    Voor diegenen die trouw in dit verbond blijven, tot op het einde, geldt:

    "Gij zijt Mij trouw gebleven bij mijn beproevingen. Daarom verleen Ik u het koninkrijk, zoals mijn Vader het Mij heeft verleend: dat gij in mijn koninkrijk aan tafel moogt eten en drinken, en op tronen moogt zetelen, om de twaalf stammen van Israël te oordelen" (Lukas 22:28-30).

    Maar wee diegene die uit dit verbond zal stappen door verraad:

    "Zie, de hand van hem, die Mij verraadt, is met Mij op de tafel. De Mensenzoon gaat wel heen, zoals het is vastgesteld; maar wee dien mens, door wien Hij wordt verraden" (Lukas 22:21-22).

    Sommigen braken dit verbond en gingen uit de gemeenschap, zoals bijvoorbeeld (tijdelijk) Petrus: "Ik zeg u, Petrus, de haan zal heden niet kraaien, voordat ge driemaal geloochend hebt, Mij te kennen." (Lukas 22:34) en Judas (permanent): "Zie, de hand van hem, die Mij verraadt, is met Mij op de tafel. De Mensenzoon gaat wel heen, zoals het is vastgesteld; maar wee dien mens, door wien Hij wordt verraden" (Lukas 22:21-22). Het gaat dus om voor Jezus uit te komen, Hem niet te verloochenen, en een heilig leven te leven overeenkomstig dit verbond, overeenkomstig de wil van de Vader, Zoon en Heilige Geest.

     

    Nog een woord over deze verbondsgemeenschap: we hebben daarnet besproken wat een verbond inhoudt. Laten we nu luisteren naar wat er wordt bedoeld met

    Gemeenschap:

    De vroege Kerk had gemeenschap rond dit verbond ingesteld door Jezus, rond dit herdenken van het feit dat Jezus Zijn lichaam en Zijn bloed al gegeven had om dit verbond in te stellen met de mensen die in Hem geloven. Ook had dit het uitkijken naar en leven in het Koninkrijk Gods als doel. De volgelingen van Jezus braken samen het brood en dronken samen de wijn. Door dit verbond ontstond er een diepere gemeenschap van trouw aan en vertrouwen in elkaar:

    "Is de kelk der zegening, die wij zegenen, geen deelgenootschap aan het Bloed van Christus; is het brood, dat wij breken, geen deelgenootschap aan het Lichaam van Christus? Omdat het één Brood is, daarom zijn wij, hoe talrijk ook, één lichaam; want allen hebben wij deel aan het éne Brood" (1 Korintiers 10:16-17).

    Het is een verbond waardoor de ware christenen één lichaam met elkaar vormen. Door het huwelijksverbond met mijn vrouw, vormde ik niet alleen een verbond met haar, hierbij werd ik ook automatisch een deel van haar familie. Dit is een familieverbond. Op dezelfde manier staan de ware christenen niet enkel in een verbond met Christus. Ze staan ook automatisch in een verbond met elkaar. Dit verbond behoren we dus samen in gemeenschap te vieren:

    "Verwaarloost het gemeenschapsleven niet, zoals sommigen plegen te doen; maar vermaant elkander, te meer, daar gij de Dag ziet naderen" (Hebreeën 10:25).

    Dit gemeenschaps-en-verbondsleven is wat de eerste christenen daadwerkelijk leefden:

    "En zij, die zijn woord aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drie duizend mensen toe. Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken des broods en in het gebed. Allen leefden in vrees [dit wil zeggen: ontzag voor God]. De apostelen verrichtten vele wonderen en tekenen. En al de gelovigen waren ten nauwste vereend, en bezaten alles in gemeenschap. Ze verkochten have en goed, en verdeelden het onder elkander, naar ieders behoefte. Iedere dag bezochten ze eendrachtig de tempel, en thuis braken ze het brood [weeral: ze kwamen samen én ze vierden dit verbond door het Brood; het Lichaam van Jezus]. Ze genoten hun voedsel in opgeruimdheid [= verheuging] en eenvoud van hart. Ze loofden God, en stonden in gunst bij heel het volk. En de Heer bracht iedere dag meer geredden bijeen" (Handelingen 2:41-47).

    De nadruk moet dus liggen op het verbond dat we met Christus én met elkaar hebben en altijd samen vieren alsook op dit vieren gedurende het heilig avondmaal in brood (symbool van het Lichaam van Jezus) en wijn (symbool van het Bloed van Christus) vergoten voor ons ter afwassing van onze zonden. Van daaruit leven in liefde en gemeenschap met elkaar is een essentieel onderdeel van het christelijke geloof. Blijf dit altijd toepassen!

    Hoe toetreden tot deze gemeenschap van heiligen / dit verbond met Jahweh?

    Door de doop:

    We treden toe tot dit verbond door de doop. In de vroege Kerk was er niet zo iets als een niet-gedoopte christen.[3] Doop en bekering waren – in de regel – intrinsiek met elkaar verbonden: "Bekeert u allen, en laat u dopen in de naam van Jesus Christus [= kom onder gezag van Christus (dit is verbondstaal)], tot vergiffenis uwer zonden; dan zult gij de gave ontvangen van den Heiligen Geest. Want voor u is de belofte; ook voor uw kinderen, en voor allen, die de Heer onze God zich zal roepen. Met nog veel andere woorden legde hij getuigenis af; ook vermaande hij hen en sprak: Redt u toch uit dit bedorven geslacht. En zij, die zijn woord aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drie duizend mensen toe [= verbondstaal; ze traden toe tot dit verbond en de gemeenschap]. Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap [= door de doop waren ze deelgeworden van de gemeenschap en hieraan bleven ze trouw], in het breken des broods [= hierna namen ze deel aan het avondmaal] en in het gebed" (Handelingen 2:38-42). In de vroege Kerk was er niet zo iets als een niet-gedoopte christen.[4] Je bekeerde je van je zondige leven, je stelde je vertrouwen in Christus als Heer en Verlosser en je maakte duidelijk dat Hij vanaf nu jouw Heer is. Dit deed je door je te laten dopen in Christus tot een nieuw leven in gemeenschap met Hem; dood voor de zonde, levend voor God door het verbond met Jezus Christus, dat je publiekelijk bekendmaakt: "Of weet gij niet, dat wij allen, die gedoopt zijn tot de gemeenschap met Christus Jesus, dat we gedoopt zijn tot de gemeenschap met zijn Dood? In die gemeenschap met zijn Dood zijn we dus begraven met Hem door het Doopsel, opdat ook wij een nieuwe leven zouden leiden, zoals Christus door de glorie van den Vader uit de doden is opgewekt. Want wanneer wij met Hem zijn saamgegroeid door het beeld van zijn Dood, dan zullen we het ook wezen door dat van zijn Verrijzenis. Dit weten we: onze oude mens is gekruisigd met Hem, opdat het zondige lichaam ten onder zou worden gebracht, en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie dood is, is vrijgemaakt van de zonde. – Welnu, zijn we met Christus gestorven, dan geloven we ook, dat we met Hem zullen leven. We weten, dat Christus, opgewekt uit de doden, niet meer sterft, en dat de dood geen macht meer over Hem heeft; want zijn sterven was een sterven voor de zonde ééns en voor al, maar zijn leven is een leven voor God. – Zo ook moet gij u beschouwen als dood voor de zonde, maar als levend voor God in Christus Jezus" (Romeinen 6:3-11). Zoals Petrus het al had samengevat: "Bekeert u allen, en laat u dopen in de naam van Jesus Christus, tot vergiffenis uwer zonden" (Handelingen 2:38). Of zoals hij het op nog een andere plaats stelde: "Immers ook Christus is éénmaal voor de zonden gestorven – een Rechtvaardige voor ongerechten – om u te brengen tot God. Maar ter dood gebracht naar het vlees, is Hij ten leven gewekt naar den Geest. (…) Als voorafgebeeld Doopsel redt thans dit water ook u; niet als een afwassing van de onreinheid naar het vlees, maar als een bede tot God om een goed geweten [= een nieuw begin in een nieuw verbond], door de opstanding van Jesus Christus. Hij is opgestegen ten hemel, en is gezeten aan de rechterhand Gods, terwijl engelen en machten en krachten aan Hem zijn onderworpen" (1 Petrus 3:18,21-22). Met andere woorden, het gaat niet om het water dat je lichaam wast (uiterlijk), het gaat om het willen sterven aan je zondig leven en je volledig te onderwerpen aan Christus. Door de waterdoop maken we een beslissing dat we werkelijk in onderwerping aan Jezus als Heer willen leven. We sterven dan aan onze egoïstische wil en laten Hem vanaf dan Heer zijn van ons leven. Sinds enkele maanden zijn er al enkele mensen naar mij toegekomen die zich hier willen laten dopen in onze gemeente. Zijn er misschien nog mensen die deze beslissing willen nemen? De keuze is aan iedereen. Als je dat wilt, spreek me na de dienst zeker aan!

    Het algemene patroon dat we zien vanuit de Bijbel is dat er eerst bekering is van alle zonden: "Bekeert u allen", dan het zich laten dopen: "en laat u dopen in de naam van Jesus Christus", dan het vergeven worden van je zonden: "tot vergiffenis uwer zonden" en dan het ontvangen van de Heilige Geest: "dan zult gij de gave ontvangen van den Heiligen Geest" (Handelingen 2:38). Zo wordt je lid van de gemeenschap der heiligen: "En zij, die zijn woord aanvaardden, ontvingen het doopsel; die dag traden er ongeveer drieduizend mensen toe" (Handelingen 2:41). Dan wordt het avondmaal pas binnen deze gemeenschap gedeeld: "Ze bleven volharden in de leer der apostelen en de onderlinge gemeenschap, in het breken des broods en in het gebed" (Handelingen 2:42).

    Samenvatting:

    Dus om kort samen te vatten wat we vandaag besproken hebben: we maken een verbond door bekering en door dan deze bekering uit te drukken in de waterdoop. Dan ontvangen we de Heilige Geest en treden we toe tot de gemeenschap van ware christenen. Deze gemeenschap onderhouden we door altijd weer samen te komen en door het verbond dat Jezus met ons gemaakt heeft, met Hem en met elkaar te vieren. Laten we mensen uitnodigen tot dit verbond, tot deze gemeenschap door bekering en de waterdoop en laten we dit verbond wekelijks samen vieren en direct hierna, na het slotlied en de zegen, overgaan tot de agapé; het liefdemaal. Amen!



    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 25 juli 2021. Ze werd op 29 oktober en op 5 november 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen, voorafgegaan door "Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 2" ter afsluiting van het vorige thema. Deel 2 begon vanaf "Hoe toetreden tot deze gemeenschap van heiligen / dit verbond met Jahweh?" maar werd op dezelfde dag voorafgegaan door "Bloedverbond", dit als respectievelijk tweede en derde onderdeel van een algemene catechesatie over doop en avondmaal voor de gehele geloofsgemeenschap ter voorbereiding op een doop. Deze catechesatie bestond dus in totaal uit vier onderdelen: 1. Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap 2. Bloedverbond 3. Hoe toetreden tot dit Verbond? De laatste catechesatie was de dooppreek: "De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus." Ik heb besloten de preek hier in haar oorspronkelijke totaliteit te laten staan.

    Behalve indien anders aangegeven zijn de bijbelteksten genomen uit de Petrus Canisius vertaling (Brussel: het Spectrum, 1948).

    [1] TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [2] TELOS-vertaling.

    [3] Frederick Fyvie Bruce, Commentary on the Book of the Acts (1954; repr. London: Marshall, Morgan & Scott, 1970), 77.

    [4] Bruce, Commentary on the Book of the Acts, 77.


    Categorie:Preken
    18-07-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Tegengif – Een Overdenking bij het Avondmaal
    [Deze overdenking bij het avondmaal kunt u hier bekijken.]

    Deze week was ik de Bijbel aan het lezen en viel me er een patroon op.

    In het simpel gezegd: wanneer we zondigen, krijgen we kennis van wat goed is, in vergelijking met onze zonde, en vooral van wat kwaad is, vanwege het ervaren van die zonde. Dit zei satan, de sluwe slang, in een halve leugen: ´‘Jullie zullen helemaal niet sterven,[ÿ zei de slang.] Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaadÿ (Genesis 3:4-5[1]).

    Onze ogen gaan dan inderdaad open voor de zonde maar dicht voor het ervaren van God: ´Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. (…) Toen de mens en zijn vrouw God, de HEER, in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen¡ (Genesis 3:7a,8). Geestelijk gezien waren ze aan het sterven, ze raakten de gemeenschap met God kwijt, zoals Hij had gezegd: ´Van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven¡ (Genesis 2:16b-17). ´Toen dacht God, de HEER: Nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken, waaruit hij was genomen. En nadat hij hem had weggejaagd, plaatste hij ten oosten van de tuin van Eden de cherubs en het heen en weer flitsende, vlammende zwaard. Zij moesten de weg naar de levensboom bewaken¡ (Genesis 3:22-24).

    Het tegengif is iets wat de katholieken meer inzien en waar wij Protestanten blind voor geworden zijn.

    De oplossing voor onze zonden is: ´En hij [Jezus] nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker met de woorden: ‘Drink allen hieruit, dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen wordt vergoten tot vergeving van zonden¡ (Matteüs 26:27-28). Onze ogen zullen, wanneer we van het Bloed van Jezus drinken, weer gesloten worden voor de kennis van kwaad.

    Ze zullen weer geopend worden om God te ervaren, om gemeenschap met God te hebben: ´Wie mijn [Jezusÿ] lichaam eet en mijn [Jezusÿ] bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem¡ (Johannes 6:54-56). En, misschien nog een duidelijkere passage: ´Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. (…) De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood. Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullieÿ¡ (Lucas 24:30-31,35-36).

    Laten we in die vrede met Hem, in die gemeenschap met Hem, in dat verbond met Hem stappen door ons van onze zonden te bekeren en ze laten afwassen door Zijn Bloed tot ons te nemen en door Jezus te ontmoeten in het Brood. Laten we de zonden afleggen en in Hem ons vertrouwen stellen door Zijn vergoten bloed: ´In hem zijn wij door zijn bloed verlost en zijn onze zonden vergeven¡ (Efeziërs 1:7a).

    [2] De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007.


    27-06-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 3: De Kar vóór het Paard – de Juiste Volgorde van het Evangelie

    Voordienst 1: Galaten 3:24-29.

    Galaten 3:1-9[1]: "O onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, u wie Jezus Christus als gekruisigd voor ogen werd geschilderd? Dit alleen wil ik van u vernemen: hebt u de Geest ontvangen op grond van werken van de wet of op grond van de prediking van het geloof? Bent u zó onverstandig? U bent in de Geest begonnen, wilt u nu in het vlees volmaakt worden? Hebt u tevergeefs zoveel geleden? Als het tenminste ook tevergeefs was! Hij dan die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat op grond van werken van de wet of op grond van de prediking van het geloof? Zoals Abraham God geloofde en het werd hem tot gerechtigheid gerekend. Erkent dan, dat zij die op grond van geloof zijn, zonen van Abraham zijn. De Schrift nu, die voorzag dat God de volken op grond van geloof zou rechtvaardigen, verkondigde tevoren aan Abraham de blijde boodschap: 'In u zullen alle volken gezegend worden'. Zij die op grond van geloof zijn, worden dus met de gelovige Abraham gezegend."

    Paulus zegt op de meest eenvoudige manier tegen de Galaten dat ze de kar niet voor het paard mogen spannen. Met andere woorden: eerst moeten ze hun vertrouwen in Christus en de genade van God stellen en dan pas mogen ze Hem welbevallige werken aanbieden.

    Hetzelfde zegt Paulus in zijn brief aan de Romeinen: "Wat zullen wij dan zeggen dat Abraham, onze voorvader naar het vlees gevonden heeft? Want als Abraham op grond van werken gerechtvaardigd is, dan heeft hij roem, maar niet bij God. Want wat zegt de Schrift? 'En Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend'. Hem nu die werkt, wordt het loon niet toegerekend uit genade, maar als verschuldigd. Maar hem die niet werkt, maar gelooft in Hem die de goddeloze rechtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot gerechtigheid; zoals ook David de mens gelukkig noemt wie God gerechtigheid toerekent, zonder werken: 'Gelukkig zij van wie de wetteloosheden vergeven en van wie de zonden bedekt zijn. Gelukkig de man van wie de Heer de zonde geenszins toerekent'." (Romeinen 4:1-8).

    Dus ja, we beginnen vanuit geloof (of vertrouwen) en genade alleen en dan komen pas onze werken aan bod. Paulus gebruikt hier in Galaten hoofdstuk drie ècht kleutertaal om dit duidelijk te maken: het vlees bewerkt niets, de Geest wel (vers 3), de Vader verleent de Geest op grond van het vertrouwen dat we in Hem stellen, niet op grond van onze werken (vers 5), vanuit hetzelfde verbondsvertrouwen als Abraham (vers 9). Hij probeert het dus voor de Galaten echt op de meest eenvoudige wijze duidelijk te maken, alsof hij tegen kleuters spreekt. Op onze eigen werken, zonder genade, kunnen we niet steunen. We behoren te beginnen vanuit de Geest van God; vanuit de genade van God. God maakte namelijk eerst een verbond met Abraham waar Abraham niets voor moest doen, alleen maar vertrouwen, alleen maar het verbond accepteren. Daarna werd hij pas gerechtvaardigd door de werken.

    Dat hij eerst alleen maar op God moest vertrouwen en op het feit dat God een relatie; een verbond met hem kon teweegbrengen, wordt duidelijk aan de hand van de volgende twee verhalen uit het Oude Testament die als voorbeeld voor ons gelden:

    1) het eerste verhaal loopt van Genesis hoofdstuk 15 verzen 1 tot 6: "Na deze gebeurtenissen klonk het woord van de HEER in een visioen tot Abram: 'Vrees niet, Abram, Ik zal uw schild zijn. Uw loon zal zeer groot zijn!' Toen zei Abram: 'Heer GOD, wat heb ik aan uw gaven? Want ik blijf maar kinderloos en de Damascener Eliёzer zal de bezitter van mijn huis worden.' Abram zei: 'U hebt mij geen nakomelingen geschonken, en een ondergeschikte zal mijn erfgenaam zijn.' Toen werd het woord van de HEER tot hem gericht: 'Niet hij wordt uw erfgenaam; uw erfgenaam zal iemand zijn die u zult verwekken.' Hij leidde hem naar buiten en zei: 'Kijk naar de hemel en tel de sterren, als u kunt.' En Hij verzekerde hem: 'Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.' Abram heeft de HEER geloofd en dat geloof is hem aangerekend als gerechtigheid". Abraham heeft de Heer dus vertrouwd en daardoor, niet door de werken, werd hij allereerst gerechtvaardigd door God.

    2) Het tweede verhaal bevindt zich direct hierachter in Genesis 15:7-21: "Toen zei Hij tegen hem: 'Ik ben de HEER, die u uit Ur in Kasdim, leidde om u dit land in bezit te geven.' Abram vroeg: 'Ach Heer GOD, hoe kan ik weten dat ik het inderdaad zal krijgen?' Hij zei tegen hem: 'Haal een driejarige koe, een driejarige bok, een driejarige ram, een tortel en een jonge duif.' Hij haalde dit alles, sneed de dieren doormidden en legde de stukken tegenover elkaar; alleen de vogels sneed hij niet door. Er kwamen roofvogels op de dode dieren af, maar Abram joeg ze weg. Bij zonsondergang viel Abram in een diepe slaap; hevige angst en duisternis overvielen hem. EN de HEER zei tegen Abram: 'U moet goed weten dat uw nakomelingen als vreemden zullen wonen in een land dat niet van hen is. Zij zullen hen als slaven dienen en men zal hen onderdrukken, vierhonderd jaar lang. Maar het volk dat zij moeten dienen zal Ik vonnissen, en daarna zullen zij wegtrekken met rijke bezittingen. U zult zelf in vrede tot uw vaderen gaan; pas in gezegende ouderdom zult u begraven worden. De vierde generatie zal hier terugkeren, want dan is de maat van de schuld van de Amorieten pas vol.' Toen de zon was ondergegaan en het helemaal donker was geworden, zag Abram een rokende oven en een vurige fakkel, die tussen de doormidden gesneden stukken door gingen. Op die dag sloot de HEER een verbond met Abram. Hij zei: 'Aan uw nakomelingen schenk Ik dit land, vanaf de beek van Egypte tot aan de Grote Rivier, de Eufraat, het gebied van de Kenieten, Kenizzieten, Kadmonieten, Hethieten, Perizzieten, Refaïeten, Amorieten, Kanaänieten, Girgasieten en Jebusieten'".

    God liet Abraham dus eerst een verbond met Hem aangaan en leerde hem op Hem te vertrouwen. Dat hij daarna pas werd gerechtvaardigd door de werken, die duidelijk óók noodzakelijk zijn iets waar vele Protestanten graag blind voor zijn wordt duidelijk uit de brief van Jakobus:

    "Maar wilt u weten, nietig mens, dat het geloof zonder de werken dood is? Is onze vader Abraham niet op grond van werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Izaäk op het altaar geofferd had? U ziet dat het geloof samenwerkte met zijn werken en het geloofuit de werkenvolmaakt werd. En de Schrift werd vervuld die zegt: 'En Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend', en hij werd een vriend van God genoemd. U ziet dat een mens op grond van werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen op grond van geloof. (…) Want zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood" (Jakobus 2:20-24,26). Met andere woorden, een vertrouwen waaruit geen goede werken voortvloeien is een dood vertrouwen. Het is met andere woorden een onbestaand vertrouwen. Het is helemaal geen vertrouwen. Als je niet doet wat Jezus zegt, vertrouw je Hem niet. Als je doet wat Jezus vraagt, vertrouw je Hem. Als je niet doet wat Jezus zegt, kan je nog met zovele woorden zeggen dat je Hem vertrouwt en liefhebt, maar in werkelijkheid is dit niet zo. Met andere woorden: het is lege, hypocriete praat en je hebt een dood, leeg, nutteloos en waardeloos geloof, je vertrouwt niet op Jezus, en Jezus is niet jouw vriend, wat je je ook inbeeldt. Als je doet wat Jezus zegt, toont dit aan en bewijst dit dat je Hem werkelijk vertrouwt en rechtvaardigt dit je. Natuurlijk moet je Hem eerst vertrouwen om daarna te doen wat Hij van je vraagt. Dát is de volgorde en ook het punt dat Paulus wil benadrukken in Galaten hoofdstuk 3.

    Vanaag hebben we geleerd wat geloof en werken met elkaar te maken hebben en wat hierin de juiste volgorde is. Volgende keer gaan we leren wat Verbond en Wet met elkaar te maken hebben. Laten we alvast toepassen wat we vandaag geleerd hebben.

     

    Voordienst 2: Galaten 3:1-9.

    Ik zie dat er veel bezoekers zijn. Bedankt voor uw opkomst. Laten we eerst de vorige preek even samenvattend herhalen en tevens een brug vormen naar deze preek: [de eerste samenvatting is hier weggelaten, het vervolg wat tevens de brug naar deze preek vormt, kan u hier lezen:]

    Galaten hoofdstuk 3 vers 10: "Want allen die op grond van werken van de wet zijn, zijn onder de vloek; want er staat geschreven: 'Vervloekt is ieder die niet volhardt in alles wat geschreven staat in het boek van de wet, om dat te doen'". Onder de Wet moesten we dus, met andere woorden, alles perfect doen om te leven. Anders stonden we buiten het leven dus onder de vloek.

    Een hedendaags voorbeeld: stel dat ik me altijd keurig aan de verkeersregels hou, maar één keer rijd ik te snel, dan zal ik toch een boete moeten betalen. De wet kijkt niet naar wat je goed hebt gedaan, het kijkt slechts naar wat je verkeerd hebt gedaan. Denk ook aan het voorbeeld van Mozes: Mozes werd boos en sloeg eenmaal op de rots. Daarom mocht hij het beloofde land niet binnengaan.

    Als je de kar voor het paard spant, kàn je niet gezegend worden door God. God gaat jou, zondaar, niet binnenlaten omdat je goed je best doet terwijl je eigenlijk niets met Hem wilt te maken hebben en al zeker niet op Hem wilt vertrouwen. Dat is toch logisch?

    Je moet dus nog steeds een verbond met Hem aangaan; vrede met Hem sluiten: "Want uit genade bent u behouden, door het geloof (door jouw geloof / door jouw vertrouwen); en dat (jouw behoudenis; dat je toegelaten wordt tot een verbond met God is) niet uit u, het is de gave van God; niet op grond van werken, opdat niemand roemt ["roeme" in de NBG51]" (Efeze 2:8-9) en hierna mag je werken: "Want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen" (Efeze 2:10).

    Galaten 3:11: "En dat door de wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk, want 'de rechtvaardige zal op grond van geloof leven'." Zelfs Paulus niet. Zelfs Paulus werd niet door de wet voor God gerechtvaardigd. In zijn brief aan de Filippenzen zei hij nochtans van zichzelf dat hij rechtvaardig was voor de wet; dat hij de gerechtigheid die in de wet is, bereikt had: "wat de gerechtigheid betreft die in de wet is, onberispelijk" (Filippenzen 3:6b). Maar zelfs deze man van dit kaliber beseft dat hij gerechtvaardigd moet worden door het geloof, door in het verbondsvertrouwen met Christus te stappen: "Maar wat winst voor mij was, heb ik om Christus' wil schade geacht. Jazeker, ik acht ook alles schade te zijn om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, mijn Heer, om Wie ik de schade van alles heb geleden en het als vuilnis acht, opdat ik Christus mag winnen en in Hem bevonden word, niet in het bezit van mijn gerechtigheid die uit de wet is, maar van die welke door het geloof in Christus is, de gerechtigheid die uit God is, gegrond op het geloof" (Filippenzen 3:7-9). Dus ik bouw verder op het verbond met Christus, niet op mijn werken onder de Wet.

    Hetzelfde herhaalt Paulus in Galaten: "Maar de wet is niet op grond van geloof, maar 'hij die deze dingen gedaan zal hebben, zal door [of: in (in de kracht van)] die dingen leven'. Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek van de wet door voor ons een vloek te worden (want er staat geschreven: 'Vervloekt is ieder die aan een hout hangt'), opdat de zegen van Abraham in Christus Jezus [dus hetzelfde verbond door het geloof] tot de volken zou komen, opdat wij de belofte van de Geest zouden ontvangen door geloof [dus niet door de wet maar door verbondsvertrouwen]" (Galaten 3:12-14).

    Ik heb u al verteld dat we onder de Wet alles perfect moesten doen om te leven. Anders stonden we buiten het leven dus onder de vloek. Bij iedereen is wel een duidelijke fout te vinden: "Want wie de hele wet houdt, maar in één gebod struikelt, is schuldig geworden aan alle. Want Hij die gezegd heeft: 'U zult geen overspel plegen', heeft ook gezegd: 'U zult niet doden'. Als u nu geen overspel pleegt, maar wel doodt, dan bent u een overtreder van de wet geworden" (Jakobus 2:10-11).

    Als we nog eens kijken naar Galaten 3:12: "Maar de wet is niet op grond van geloof, maar 'hij die deze dingen gedaan zal hebben, zal door [of: in (in de kracht van)] die dingen leven'." En we vergelijken dit met Leviticus 18:1-5: "De HEER sprak tot Mozes: 'Zeg tegen de Israëlieten: Ik ben de HEER uw God. Leef niet naar de gebruiken van Egypte, waar u gewoond hebt, noch naar die van Kanaän, waar Ik u heen breng. Richt uw leven niet in volgens hun gewoonten, maar houd u aan mijn wetten en richt uw leven naar mijn voorschriften. Ik ben de HEER, uw God. Onderhoud mijn voorschriften en wetten: de mens die ze volbrengt, vindt daardoor het leven. Ik ben de HEER.'" Dan valt ons ook op dat we deze regels pas behoren te volgen nadat Jahweh onze (verbonds)God, "de HEER onze God", is geworden. Daarom is het eerste gebod bij de Joden simpelweg: "Ik ben de HERE, uw God..." (Exodus 20:2a).

    Op deze volgorde hamert Paulus en hij herhaalt dit keer op keer. Bijvoorbeeld: EERST komt het geloof/verbond bij Abraham, DAN pas de wet 430 jaar later: "En dit zeg ik: een verbond dat vroeger door God bekrachtigd is, [- Dat verbond met Abraham op basis van vertrouwen, dat ook voor ons geldt. -] maakt de wet die vierhonderddertig jaar later is gekomen [- De wet van Mozes die erbovenop kwam -], niet krachteloos om de belofte teniet te doen" (Galaten 3:17). De Wet van Mozes doet het oudere Verbond van bij Abraham dus niet teniet. Het is dus niet de Wet die rechtvaardigt, maar het Verbond met Jahweh. Eens we, door vertrouwen, in dit Verbond zijn, behoren we Jahwehs instructies te volgen. Paulus zegt ook in ons hoofdstuk in Galaten:

    Galaten 3:19a: "Waartoe dan de wet? Ter wille van de overtredingen werd zij er bijgevoegd, totdat het zaad zou komen waaraan de belofte was gedaan" Zo sprak hij ook in Romeinen 5:20-21: "Maar de wet is daarbij [Of 'daarnaast', d.i. als een bijzaak naast de hoofdzaak.] gekomen, opdat de overtreding zou toenemen; maar waar de zonde toenam, is de genade veel overvloediger geworden; opdat, zoals de zonde heeft geregeerd door [of "in de kracht van"] de dood, zo ook de genade zou regeren door gerechtigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onze Heer [onze Heer is weer die verbondstaal]".

    De Wet maakt dus voor ons concreter of specifieker duidelijker wat zonde is. Er voor hadden we enkel een geweten, nu hebben we ook een Bijbel en de Wet van God om meer concreet te weten wat fout is. Niet alleen maakte de Wet ons overduidelijk wat nu juist zonde is, ze hield ook de belofte van de beloofde Verlosser in. "Is dan de wet in strijd met de beloften van God? Volstrekt niet! Want als er een wet gegeven was die levend kon maken, dan zou de gerechtigheid inderdaad op grond van de wet zijn" (Galaten 3:21). Maar dit is niet het geval! De Wet is dus niet in strijd met de beloften van God en de Wet van God is niet in strijd met de beloofde Messias. De beloften van God en de beloofde Messias staan in die Wet!

    Galaten 3:22: "Maar de Schrift heeft alles onder de zonde besloten, opdat de belofte op grond van geloof [verbondsvertrouwen] in Jezus Christus gegeven zou worden aan hen die geloven [aan hen die vertrouwen]". De Wet heeft zonde dus meer gepreciseerd en zo konden we bij iedereen wel een duidelijke fout vinden. Maar door ons vertrouwen op Christus te stellen, kunnen we nu TOCH gerechtvaardigd worden. "Maar voordat het geloof kwam, waren wij als gevangenen onder de wet, in verzekerde bewaring tot op het geloof dat [op het punt stond] geopenbaard [te] worden. De wet is dus onze tuchtmeester geweest tot op Christus, opdat wij op grond van geloof gerechtvaardigd zouden worden" (Galaten 3:23-24).

    Galaten 3:25-29: "Maar nu het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder een tuchtmeester; want u bent allen zonen van God door het geloof [vertrouwen] in Christus Jezus. Want u allen die tot Christus bent gedoopt, hebt Christus aangedaan. [Je komt dus in dat rechtvaardigende verbond door je vertrouwen te stellen in Christus en je in Christus te laten dopen in water. Dan ben je in Christus.] Daar is geen Jood of Griek, daar is geen slaaf of vrije, daar is geen man of vrouw; want u bent allen één in Christus Jezus. [Weet je nog dat ik onlangs hamerde op eenheid?] En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en volgens belofte erfgenamen."

    Hoe passen we dit nu praktisch toe? Hoe groeien we samen verder in eenheid? Laten we hiervoor kijken naar Jakobus 2:12-13: "Spreekt zó en doet zó als zij die door de wet van de vrijheid geoordeeld zullen worden. Want het oordeel zal onbarmhartig zijn over hem die geen barmhartigheid gedaan heeft; barmhartigheid roemt tegen [of triomfeert over] oordeel".

    Het Verbond met Yahweh door Christus leert ons dat we niet zo streng moeten zijn als de Wet, waarbij inderdaad "het loon van de zonde de dood is" (Romeinen 6:23a) maar nu geldt voor zij die zich bekeren: "maar de genadegave van God is het eeuwige leven in Christus Jezus onze Heer" (Romeinen 6:23b).

    Laten wij dus hetzelfde doen: "Spreekt zo en doet zo als zij die door de wet van de vrijheid geoordeeld zullen worden. [Niet zoals de Wet oordelen maar zoals het Verbond.] Want het oordeel zal onbarmhartig zijn over hem die geen barmhartigheid gedaan heeft; barmhartigheid triomfeert over oordeel" (Jakobus 2:12-13). Dus laten we vergevingsgezind en barmhartig zijn, in plaats van verhard, niet vergevingsgezind en onbarmhartig te zijn.

    Geef je broeder of zuster die al zeven maal zeventig maal gevallen is maar zich weer bekeerd heeft, toch weer een nieuwe kans. Kijk naar jezelf! Ben je zelf niet meer dan vierhonderdnegentig maal gevallen? Ik alleszins wel! Vergeef! En wandel in eenheid, heiligheid en barmhartigheid! Kortom, wandel weer in de royale Wet van de naastenliefde (naar Jakobus 2:8). Amen!



    Oorspronkelijk gepreekt op 27 juni 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt (in twee delen) op 16 en 23 juli 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte versie.

    [1] Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018) voor het Nieuwe Testament en van de Willibrordvertaling, Geheel herziene uitgave 1995 ('s-Hertogenbosch: Katholieke Bijbelstichting, 1999) voor het Oude Testament.


    Categorie:Preken
    16-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 2: Verdedig de Waarheid van het Evangelie

    [Deze preek kan u hier bekijken.]

    Voordienst 1: Handelingen 1:1-18.

    Galaten 2:1-10[1]: "Daarna ging ik na verloop van veertien jaar weer op naar Jeruzalem met Barnabas en nam ook Titus mee. En ik ging op grond van een openbaring op, en ik stelde hun het evangelie voor dat ik onder de volken predik, en afzonderlijk aan hen die in aanzien waren, opdat ik niet misschien tevergeefs loop of gelopen heb; (maar ook werd Titus, die bij mij was, hoewel hij een Griek was niet genoodzaakt zich te laten besnijden;) en dat vanwege de binnengeslopen valse broeders, die zich hadden binnengedrongen om onze vrijheid te bespieden die wij in Christus Jezus hebben, met het doel ons tot slavernij te brengen. Voor hen zijn wij ook geen uur geweken door ons te onderwerpen, opdat de waarheid van het evangelie bij u blijft. Maar van heb die geacht werden iets te zijn – wat zij ook ooit waren, doet er voor mij niets toe: God neemt de persoon van de mens niet aan, - want zij die in aanzien waren, hebben mij verder niets meegedeeld; integendeel echter, toen zij zagen dat aan mij het evangelie van de onbesnedenen was toevertrouwd, zoals aan Petrus dat van de besnedenen (want Hij die in Petrus werkte tot het apostelschap van de besnedenen, werkte ook in mij onder de volken), en toen zij de genade die mij gegeven is, erkenden, gaven Jakobus, Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, mij en Barnabas de rechterhand van gemeenschap, opdat wij naar de volken en zij naar de besnedenen gingen; alleen moesten wij de armen gedenken, wat ik mij daarom ook beijverd heb te doen." 

    Paulus legt hier nadruk op zijn eigen waardigheid onder het gezag van Christus. Pas na drie jaar bezocht hij Petrus en Jakobus, zoals we vorige keer al zagen in Galaten 1:18-19, en hier in hoofdstuk 2 zien we dat hij pas na 14 jaar terugging naar Jeruzalem met Barnabas en Titus (Galaten 2:1). "Dit was nadat hij al lang floreerde als een apostel zoals de feiten en zijn daden van hem getuigden" zei Theodorus van Mopsuestia[2] op wie ik deze preek baseer maar niet altijd met hem meega in elke interpretatie van elk vers.

    Paulus ging naar de apostelen om aan hen te rapporteren en de leer die hij aan de heidenen had verkondigd uit te leggen. Paulus ging niet uit twijfel naar de apostelen maar omdat hij hiervoor een openbaring had ontvangen. Dit alles opdat niet van hem gedacht zou worden dat hij zo maar zijn eigen weg volgt en niet in harmonie of overeenstemming is met de andere apostelen.[3] Het evangelie mag van geen kant worden verengd, want het is dezelfde God die een groep aan Petrus toevertrouwde en de andere aan Paulus.[4]

    Jakobus, die in vers 9 wordt vernoemd, was een van de mannen van aanzien, zoals we lazen in vers 2. Hij was het hoofd van de gemeente te Jerusalem. Samen met Petrus en Johannes besloot hij dat het evangelie van Paulus orthodox; dit wil zeggen: juist qua leer, en begenadigd was, en dat er niets aan veranderd moest worden. Dit zien we in verzen 6 tot 10. "Jakobus, Johannes en Kefas [= Petrus] waren de apostelen die het hoogst in aanzien stonden. Niet enkel veroordeelden ze de overtuigingen van Paulus niet, ze gaven zelfs hun goedkeuring aan zijn leer en ze kozen ervoor om van nu af aan in gemeenschap met Paulus en Barnabas te wandelen. Het was de bedoeling dat ze door één van mening- en door één gemeenschappelijk doel te hebben, alle mensen door [hun] geloof in Christus aan God zouden kunnen aanbieden, hoewel Paulus en Barnabas tot de heidenen zouden gaan preken maar Petrus, Jakobus en Johannes tot de besnedenen. Omdat ze niet mochten omgaan met heidenen zouden de Joden via de gezegende Petrus worden toegelaten in het geloof in Christus en de heidenen via de gezegende Paulus. Hierna zouden ze echter weer samengebracht worden door het gemeenschappelijk karakter van het geloof. Ja, ze werkten allen samen als zijnde één. Dit tonen de feiten duidelijk aan: Paulus riep zoveel mogelijk Jòden op tot het geloof, bijvoorbeeld in Korinthe in Handelingen 18 waar hij zelfs de leider van de synagoge overtuigde om in Christus te geloven. En het is duidelijk dat hij op vele plaatsen met de Joden in de synagogen discussieerde. Ook probeerde Paulus te zorgen voor de vervolgde Joodse christenen die arm waren vanwege de tirannieke vervolging der Joden. Ook Petrus ging zoveel mogelijk als hij kon naar de heidenen en minachtte dit niet. Dit gebeurde het eerste tussen Petrus en Cornelius (zie Handelingen 10). Eerst zei Petrus dat de heidenen buitengesloten zijn en toen leerde God hem dat dit fout is [zie Handelingen 10:9-19, (25-)28-29a, 34-36(-48)]."[5] Dit feit gaan we straks nog verder bespreken.

    Petrus erkende dat Paulus begenadigd was in het feit dat hij het evangelie aan de heidenen mocht brengen. Petrus en diegenen die met hem waren, verheerlijkten God met Paulus, want ook zij hadden ingezien dat de heidenen óók gedoopt mochten worden tot Christus, zonder besneden te hoeven worden. In Handelingen 10:44-48a staat namelijk: "Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die het woord hoorden. En de gelovigen uit de besnijdenis [dit zijn Messias-belijdende Joden], allen die met Petrus waren meegekomen, waren buiten zichzelf dat ook op de volken [dit zijn: de heidenen / de niet-Joden] de gave van de Heilige Geest werd uitgestort; want zij hoorden hen spreken in talen en God grootmaken. Toen antwoordde Petrus: Kan iemand soms het water weren, dat dezen niet zouden worden gedoopt, die de Heilige Geest hebben ontvangen evenals ook wij? En hij beval hen te dopen in de naam van Jezus Christus."

    Zoals ik al eerder zei, erkende Petrus dat Paulus begenadigd was in het feit dat hij het evangelie aan de heidenen mocht brengen, terwijl hij – Petrus –  dit aan de Joden mocht doen. Wel had Petrus, in tussentijd, niets meer tegen met heidenen eten, in tegenstelling tot de niet-tot-Christus-bekeerde Joden. Petrus had namelijk een visioen van God tegen zijn racistisch-nationalistische houding ontvangen: "De volgende dag nu, terwijl dezen onderweg waren en de stad naderden, klom Petrus omstreeks het zesde uur op het dak om te bidden. En hij werd hongerig en wenste te eten. En terwijl zij het gereedmaakten, raakte hij in geestvervoering. En hij zag de hemel geopend en een voorwerp neerdalen als een groot laken, dat aan de vier hoeken op de aarde werd neergelaten; daarin waren alle viervoetige en kruipende dieren van de aarde en vogels van de hemel. En er klonk een stem tot hem: Sta op, Petrus, slacht en eet! Petrus echter zei: In geen geval, Heer, want nooit heb ik iets onheiligs of onreins gegeten. En weer klonk een stem tot hem, voor de tweede keer: Wat God gereinigd heeft, moet jij niet als onheilig blijven beschouwen. En dit gebeurde tot driemaal, en terstond werd het voorwerp opgenomen in de hemel¡ (Handelingen 10:9-16).

    Petrus besloot uiteindelijk uit dit visioen van godswege dat heidenen niet onrein zijn maar dat ze ook gemaakt zijn door en voor Jahweh, de God van de Israëlieten die God over Zijn ganse schepping is: "Petrus nu opende zijn mond en zei: In waarheid merk ik dat er bij God geen aanzien des persoons is, maar dat in ieder volk degene die Hem vreest en gerechtigheid werkt, Hem aangenaam is. Het woord dat Hij aan de zonen van Israël heeft gezonden, toen Hij vrede verkondigde door Jezus Christus – Deze is aller Heer –" (Handelingen 10:34-36). Petrus mag dus ook bij hen binnengaan om het evangelie te verkondigen: "Terwijl Petrus nu over het gezicht nadacht, zei de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u; maar sta op, ga naar beneden en reis met hen mee zonder te twijfelen, want Ik heb hen gezonden" (Handelingen 10:19-20).

    De Joodse gelovigen die nog de Joodse gebruiken hielden kwamen van Jakobus. Spijtig genoeg lieten ze Petrus terugkomen op zijn nieuwe door-de-Heilige-Geest-geïnspireerde overtuiging dat hij met heidenen mag eten, en hij zonderde zich weer van hen af en ook Barnabas deed dit: "Maar toen Kefas in Antiochië kwam, weerstond ik hem in zijn gezicht, omdat hij te veroordelen was. Want voordat er enigen van Jakobus kwamen, at hij met die uit de volken [dit zijn de heidenen]; maar toen zij gekomen waren, onttrok hij zich en zonderde zich af uit vrees voor die uit de besnijdenis [dit zijn de Messias-belijdende Joden]; en met hem huichelden ook de overige Joden [ – Messias-belijdende Joden bedoelt hij hier – ], zodat zelfs Barnabas door hun huichelarij werd meegesleept" (Galaten 2:11-13).

    Zoals eerder gezegd, deed Petrus eerst moedig tegen deze Messias-belijdende Joden die de besnijdenis aan heidense bekeerlingen wilden opdringen: "De apostelen nu en de broeders die in Judéa waren, hoorden dat ook de volken het woord van God hadden aangenomen. Toen nu Petrus was opgegaan naar Jeruzalem, twistten die [Messias-belijdende Joden] uit de besnijdenis met hem en zeiden: U bent binnengegaan bij onbesneden [heidense] mannen en hebt met hen gegeten. Petrus echter begon en legde het hun ordelijk uit door te zeggen: Ik was in de stad Joppe in gebed en zag in geestvervoering een gezicht: een voorwerp als een groot laken, dat neerdaalde, aan de vier hoeken neergelaten uit de hemel, en het kwam tot bij mij; en terwijl ik er aandachtig naar keek, bemerkte en zag ik de viervoetige dieren van de aarde, de wilde en de kruipende dieren en de vogels van de hemel. En ik hoorde ook een stem, die tot mij zei: Sta op, Petrus, slacht en eet! Ik echter zei: In geen geval, Heer, want iets onheiligs of onreins is nooit in mijn mond gekomen. En een stem antwoordde voor de tweede keer uit de hemel: Wat God gereinigd heeft, zul jij niet voor onheilig houden. En dit gebeurde tot driemaal, en alles werd weer opgetrokken in de hemel. En zie, onmiddellijk kwamen er bij het huis waar wij waren, drie mannen staan, die uit Caesaréa naar mij toe waren gezonden. En de Geest zei mij met hen mee te gaan zonder te twijfelen. Met mij nu gingen ook deze zes broeders, en wij zijn het huis van die man binnengegaan. En hij berichtte ons, hoe hij in zijn huis de engel had gezien, die daar stond en zei: Zend naar Joppe en nodig Simon uit, die bijgenaamd is Petrus, die woorden tot u zal spreken waardoor u zult behouden worden, en u en uw hele huis. Toen ik nu begon te spreken, viel de Heilige Geest op hen, evenals ook op ons in het begin. En ik herinnerde mij het woord van de Heer, hoe Hij zei: Johannes doopte wel met water, maar u zult met [of in] de Heilige Geest worden gedoopt. Als dan God dezelfde gave aan hen heeft gegeven als ook aan ons, toen wij tot geloof in de Heer Jezus Christus kwamen, wie was ik dat ik God kon weren? Toen zij nu dit hoorden, hielden zij zich stil, en zij verheerlijkten God en zeiden: Dus ook aan de volken heeft God de bekering tot het leven gegeven" (Handelingen 11:1-18). Dit is trouwens een voorbeeld van goede, gewillige Messias-belijdende Joden die zich bekeerden van de ketterij die zegt dat heidenen ook besneden moeten worden.

    Voordienst 2: Romeinen 6:1-4, 15-22 en de preek begonnen met een korte herhaling vanuit Galaten 2:11-14.

    Waar zonde tegen het evangelie komt, moet er openbaar terechtgewezen worden. Dit gebeurt veel te weinig in kerken. Christus zei zo ook (toen de heidense Christenen de wet van Noach in verband met het eten van offervlees en het bedrijven van seksuele ontucht of hoererij verbraken – zie Openbaring 2:14-15 –): ´Bekeer u dan; maar zo niet, Ik kom spoedig naar u toe en Ik zal oorlog tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond¡ (Openbaring 2:16). "Oorlog tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond" is hen openbaar terechtwijzen door openbaar de waarheid te vertellen.

    Dit moest Paulus hier ook doen. Aanzien des persoons maakt voor God niet uit, zoals we al lazen in Galaten 2:6. Dit kwam trouwens ook al voor in hoofdstuk 1.

    Johannes Chrysostomos zei: 'Paulus was niet slechts een discipel van de apostelen, zoals diegenen die zijn reputatie wilden ondermijnen, beweerden. Paulus was een "apostel, niet vanwege mensen, ook niet door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader, die Hem uit de doden heeft opgewekt" (Galaten 1:1).'[6] '"Niet vanwege mensen" gaat over alle mensen omdat de wortel en oorsprong van het evangelie goddelijk is, maar "niet door een mens" gaat specifiek over de apostelen, want Christus riep hen niet door toedoen van mensen maar door zijn eigen toedoen."[7] Volgens Theodorus van Mopsuestia betekenen beide zaken hetzelfde.[8] Paulus was dus, met andere woorden, rechtstreeks geroepen door God, niet door mensen.

    Chrysostomos zegt verder: "Paulus' doel was niet zichzelf te verheffen maar het fundament van de dwaling van zijn tegenstanders omver te werpen."[9] Door te schrijven "en al de broeders die bij mij zijn" (Galaten 1:2), stelt Paulus (volgens Theodorus van Mopsuestia) dat het niet juist is dat ze hem niet als gelijkwaardig; met gelijke eer beschouwen.[10] Theodorus gaat verder door Galaten 1 te citeren en hier per onderdeeltje commentaar op te geven: "Maar zelfs als wij..." (Galaten 1:8). "Hij zegt dit om aan te tonen dat hij zichzelf niet eert maar de waarheid die boven hen staat; zonder de waarheid vond hij zichzelf van geen belang."[11] "Of een engel van de hemel" (Galaten 1:8) "zodat zelfs over de betrouwbare waardigheid van een positie niet gedacht moet worden dat die dezelfde waarde als de waarheid heeft".[12] Paulus kon bluffen over het feit dat een sterk licht aan hem was verschenen maar dit deed hij niet.[13] Dit trouwens in tegenstelling tot Gnostici [valse leraren die beweren geheime, reddende kennis te hebben], Boeddhisten, enzovoort...

    Ook al waren de anderen de oudere broers van Paulus, zij waren aan het dwalen en dus moest Paulus hen terechtwijzen. Paulus kon niet tegen hypocrisie. En hij had gelijk want hypocrisie doet de waarheid van het evangelie tekort. Ze waren niet meer Orthodox, ze gingen niet meer recht op de waarheid van het evangelie af. Daarom wees Paulus hen openlijk terecht, zoals hij zelf schreef: "Maar toen ik zag dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het evangelie, zei ik tot Kefas in het bijzijn van allen:…" (Galaten 2:14a).

    We zagen al dat hier het specifieke probleem was dat Petrus en anderen, vanwege de slechte invloed van bepaalde Messias-belijdende Joden, niet meer aten met Christus-belijdende heidenen (lees Galaten 2:12-13).

    Een interessant omgekeerd verschijnsel waar het volgens Paulus niet toegestaan is om met iemand te eten, is indien deze persoon een schijnbroeder is. Paulus schreef hierover: "Maar nu heb ik u geschreven, dat als iemand die broeder genoemd wordt, een hoereerder is, of een hebzuchtige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard of rover, u met hem geen omgang moet hebben, dat u met zo iemand zelfs niet moet eten" (1 Korinthiërs 5:11). Want tevens in dit geval doen ook deze mensen de waarheid van het evangelie geweld aan.

    We kunnen ons dus afvragen:

    zijn we niet tolerant genoeg naar Christenen die misschien buiten onze groep of buiten het patroon dat we verwachten, vallen of voor christenen van een andere afkomst (zoals de heidenen voor Petrus)?

    Of, langs de andere kant, zijn we misschien tè tolerant naar schijnchristenen die de waarheid van het evangelie geweld aandoen door daden die niet overeenkomen met een waar geloof?

    Ik denk dat dit laatstgenoemde véél méér gebeurt in onze tijd. Paulus stond dus op tègen de schijn en vóór de waarheid. Paulus wees Petrus openlijk terecht vanwege de hypocrisie waarin hij gevallen was: "Maar toen ik zag dat zij niet recht wandelden naar de waarheid van het evangelie, zei ik tot Kefas in het bijzijn van allen: Als u, die een Jood bent, leeft als de volken en niet als de Joden, waarom dwingt u de volken naar joodse wijze te leven?" (Galaten 2:14).

    Net als Theodorus van Mopsuestia, waarop ik delen van deze preek heb gebaseerd, lijkt de TELOS-vertaling te denken dat) de terechtwijzing van Paulus jegens Petrus stopt vóór vers 15[14]. Nu begint Paulus met zijn eigen leer onderzoekend uit te leggen[15]:

    "Wij, van nature Joden en geen zondaars uit de volken, die echter weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt op grond van werken van de wet, maar alleen door het geloof in Jezus Christus, ook wij hebben in Christus Jezus geloofd, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden op grond van geloof in Jezus Christus en niet op grond van werken van de wet, want op grond van werken van de wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden" (Galaten 2:15-16).

    Hierover schreef Theodorus in de persoon van Paulus: '"Inderdaad, we stemden niet in met de wet zoals een heiden dit zou doen. Maar, we stemden van nature af van het ras der Joden. Niettemin, omdat we tot het besef kwamen dat het onmogelijk is voor wie dan ook om gerechtvaardigd te worden door de werken der wet, stelden we ons vertrouwen in Christus, terzelvertijd verwachtende dat door dat vertrouwen in Christus ook wij gerechtvaardigd zouden worden, omdat we niet gerechtvaardigd konden worden door de werken der wet." Paulus schrijft diezelfde mening in de brief die hij schreef aan de Romeinen (bijvoorbeeld Romeinen 3:20: "Daarom zal op grond van werken van de wet geen enkel vlees voor Hem gerechtvaardigd worden; want door de wet komt de kennis van zonde."), namelijk, dat het onmogelijk is om door de werken der wet gerechtvaardigd te worden. Tegelijkertijd, gaf hij het contrast aan tussen de rechtvaardigheid die gebaseerd is op vertrouwen en de rechtvaardigheid die gebaseerd is op de wet en hij legde het belang van de rechtvaardigheid die gebaseerd is op vertrouwen publiekelijk uit op velerlei wijzen. Hij doet hetzelfde in deze passage [in Galaten], waar de grootste noodzaak hem voortdrijft."[16]  Theodorus gaat verder door te stellen dat hij het verschil wil aantonen tussen de rechtvaardigheid die gebaseerd is op de werken der wet – die onmogelijk is om te verkrijgen – en de rechtvaardigheid die gebaseerd is op vertrouwen.[17]

    "Maar als wij, terwijl wij trachten in Christus gerechtvaardigd te worden, ook zelf zijn gebleken zondaars te zijn, is dan Christus een dienaar van de zonde? Volstrekt niet!" (Galaten 2:17).

    Dit lijkt duidelijk te spreken over het feit dat als we eens we door bekering in Christus zijn gekomen en dus naar de rechtvaardigheid streven, toch weer hervallen in de zonde en dus weer zondaars worden, hieruit niet volgt dat Christus een dienaar is van zonde of wetteloosheid. Zoals Paulus ook zegt in Romeinen: "Wat zullen wij dan zeggen? Zouden wij in de zonde blijven opdat de genade toeneemt? Volstrekt niet! Hoe zouden wij, die ten opzichte van de zonde gestorven zijn, nog daarin leven? Of weet u niet, dat wij allen die tot Christus Jezus gedoopt zijn, tot zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop tot de dood, opdat, zoals Christus uit de doden is opgewekt door de heerlijkheid van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van leven zouden wandelen. (…) Wat dan? Zouden wij zondigen, omdat wij niet onder de wet maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! Weet u niet, dat voor wie u zich als slaven stelt om te gehoorzamen, u slaven bent van hem die u gehoorzaamt, óf van de zonde tot de dood, óf van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid? Maar God zij dank dat u slaven van de zonde was, maar van harte gehoorzaam bent geworden aan de inhoud van de leer waarin u onderwezen bent. En vrijgemaakt van de zonde bent u slaven van de gerechtigheid geworden. (Ik spreek menselijkerwijs, om de zwakheid van uw vlees.) Want zoals u uw leden hebt gesteld in slavernij van de onreinheid en de wetteloosheid tot de wetteloosheid, stelt nu zo uw leden in slavernij van de gerechtigheid tot heiliging. Want toen u slaven van de zonde was, was u vrij ten opzichte van de gerechtigheid. Welke vrucht had u dan toen van de dingen waarover u zich nu schaamt? Immers, het einde daarvan is de dood. Maar nu, van de zonde vrijgemaakt en slaven van God geworden, hebt u uw vrucht tot heiliging, en het einde het eeuwige leven." (Romeinen 6:1-4, 15-22).

    Dus, ik zeg weeral: als we ware christenen zijn geworden, dan zijn we in Christus, strevende naar gerechtigheid, maar, als we dit streven niet aanhoudend betrachten en ons niet hoeden voor de zonde, kunnen we weer in de zonde vallen. Dit betekent niet dat Christus ons een vrijgeleide geeft opdat we mogen zondigen, zodat hij ons steunt om weer zondaars te worden. Volstrekt niet! "Als nu de waarheid van God door mijn leugen overvloediger is geworden tot zijn heerlijkheid, waarom wordt ik dan nog als zondaar geoordeeld? En waarom niet, zoals van ons gelasterd wordt, en zoals sommigen beweren dat wij zeggen: Laten wij het kwade doen, opdat het goede eruit voortkomt? Het oordeel over hen is rechtvaardig" (Romeinen 3:7-8).

    Galaten 2:18-21: "Want als ik wat ik heb afgebroken, weer opbouw, dan betoon ik mijzelf een overtreder. [Dan ga ik, na in Christus gekomen te zijn, weer terug naar de lege, menselijke tradities van het Rabbijns Jodendom.] Want ik ben door de wet aan de wet gestorven om voor God te leven [; om rechtvaardig en heilig te leven voor God!]. Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef niet meer, maar Christus leeft in mij; en wat ik nu leef in het vlees, leef ik door [of: in de kracht van[18]] het geloof [of het vertrouwen] in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Ik stel de genade van God niet terzijde; want als de gerechtigheid door de wet is, dan is Christus zonder reden gestorven."

    Hier maakt Paulus een dichotomie; een tweesnijding: hij stelt langs één kant zijn leven onder de wet. Hij moest zich daar perfect aan de Wet houden om er door gerechtvaardigd te worden, maar die kans had hij al verkeken.

    Theodorus schrijft het als volgt: "Want Paulus weet dat zonde, wanneer het tot leven komt, rechtvaardigheid vernietigt, aangezien de wet diegenen veroordeelt die een overtreding begaan en geen rekening houdt met of ze slechts op een kleine wijze overtreden hebben, hoewel ze op velerlei wijzen recht gehandeld hebben. Zij weet slechts dat diegenen die haar op eender welke wijze overtreden hebben, straf worden toegewezen. Dit is de aard van de wet, dat het de zondaar, zonder uitzondering, onderwerpt aan straf."[19]

    Het zou dus dwaas zijn voor Paulus om weer op zijn eigen rechtvaardigheid voor de Wet te willen bouwen. Maar, beter is om die rechtvaardigheid als een al vernietigde, niet-meer-op-te-bouwen ruïne te beschouwen en te bouwen op Christus, die ons, ondanks onze vele zonden, een nieuw leven schonk en altijd weer wil schenken. Laten wij blijven in Christus, onze levens verderbouwen op Hem en laten we ook gevallen christenen weer oprichten. Laten wij de waarheid van het evangelie blijven zoeken en blijven verdedigen. Amen.



    Oorspronkelijk gepreekt op 16 mei 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt (in twee delen) op 2 en 9 juli 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte versie.

    [1] Voor deze preek maken we uitsluitend gebruik van de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [2] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten 2:1.

    [3] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten 2:2b.

    [4] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten 2:8.

    [5] Naar Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten 2:8.

    [6] John Chrysostom, Commentary on the Epistle of St. Paul to the Galatians, p.2.

    [7] Ibid.

    [8] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten, hoofdstuk 1.

    [9] John Chrysostom, Commentary on the Epistle of St. Paul to the Galatians, p.2.

    [10] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten, hoofdstuk 1.

    [11] Ibid.

    [12] Ibid.

    [13] Theodorus van Mopsuestia, Commentaar op Galaten, Galaten 1:15.

    [14] TELOS-vertaling, 367.

    [15] Theodore of Mopsuestia, The Commentaries on the Minor Epistles of Paul: Introduction and Translation, trans. Rowan A. Greer (Atlanta, GA: Society of Biblical Literature, 2010), 37.

    [16] Ibid., 39. ´Indeed, we did not assent to the law as a Gentile. Rather, we were descended from the race of the Jews to begin with. Nevertheless, because we came to know that it is impossible for anyone to be justified by the works of the law, we believed in Christ, at the same time expecting that by that faith in Christ we should also be justified ourselves, because we could not be justified by the works of the law.¡ He put this same opinion in the letter he wrote to the Romans (Rom 3:20), namely, that it is impossible to be justified by the works of the law. At the same time, he also contrasted the righteousness based on faith with the righteousness based on the law and also hastened to explain its worth publicly in many ways. He does the same thing also in this passage, where the greatest necessity urges him on. But in order to demonstrate his meaning clearly, I wish to expand more broadly my discussion of what he meant by that righteousness that is based on faith, as well as by that righteousness based on the works of the law, which is impossible for anyone to acquire.¡

    [17] Ibid. Zie het citaat in de vorige voetnoot.

    [18] TELOS-vertaling, 368.

    [19] Theodore of Mopsuestia, The Commentaries on the Minor Epistles of Paul: Introduction and Translation, trans. Rowan A. Greer (Atlanta, GA: Society of Biblical Literature, 2010), 49. ´For Paul knows that sin, when it springs to life, destroys righteousness, since the law condemns those who transgress and does not consider whether they have transgressed in small ways, though acting rightly in many ways. Rather, he knows that those who have transgressed in any way are consigned to punishment. This is the nature of law, that it subjects the sinner to punishment without any excuse.¡


    Categorie:Preken
    11-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galaten hoofdstuk 1: Trachten wij Schijnbroeders te behagen?

    [Deze preek kan u hier bekijken.]

    Voordienst: Galaten 1:6-10.

    Vandaag gaan we beginnen aan een reeks preken over de brief van Paulus aan de Galaten.[1] Het is allereerst goed om in ons achterhoofd te houden dat: "Wanneer we de brieven van Paulus lezen, dan lezen we geen dingen die bedoeld zijn als geleerde oefeningen en theologische verhandelingen, maar menselijke documenten geschreven door een vriend aan zijn vrienden".[2] Wanneer we spreken over zijn brief aan de Galaten, kunnen we zeggen dat het opvalt "dat de gebruikelijke dankzegging of zegen [aan het begin] ontbreekt. Paulus schijnt zo verontrust te zijn over de ontwikkelingen in Galatië, dat hij abrupt met zijn visie komt".[3] Paulus valt dus direct met de deur in huis, zoals ik deze ochtend doe, luister maar!

    Galaten hoofdstuk 1:

    1-5: "Paulus, apostel, niet vanwege mensen, ook niet door een mens, maar door Jezus Christus en God de Vader, die Hem uit de doden heeft opgewekt, en al de broeders die bij mij zijn, aan de gemeenten van Galatië: genade zij u en vrede van God de Vader en van onze Heer Jezus Christus, die Zichzelf heeft gegeven voor onze zonden, opdat Hij ons zou trekken uit de tegenwoordige boze eeuw, naar de wil van onze God en Vader, Wie de heerlijkheid zij tot in alle eeuwigheid! Amen."

    Jezus is opgestaan uit de dood. Over dit wonderbaar en historisch feit, dat we vieren tijdens Pasen, sprak ik onlangs enkele keren. Zonder de opstanding van Jezus en Zijn verschijning aan Paulus, zou er geen christelijke bekering en christelijke bediening van Paulus geweest zijn en dan zou Paulus niet naar de heidenen zijn gegaan (Romeinen 11:13; 1 Timotheüs 2:7; 2 Timotheüs 1:11) en dan zouden we ons misschien allemaal hebben moeten laten besnijden. Hierom werd Paulus vervolgd; hij zei dat heidenen zich niet hoeven te laten besnijden om bij Jezus te horen. Hierover zullen we het later nog hebben.

    Paulus schreef dat Jezus "zichzelf heeft gegeven voor onze zonden, opdat Hij ons zou trekken uit de tegenwoordige boze eeuw." Jezus gaf zichzelf en leed voor ons uit liefde voor ons. Deze liefde redde ons van onze zonden en ze redde ons van deze tegenwoordige boze wereld. Dit plan was goed aan het lukken. De christelijke Galaten werden steeds verder getrokken uit deze boze wereld... Maar toen gebeurde er iets verschrikkelijks...

    6-10: "Ik verwonder mij, dat u zo snel van Hem die u door de genade van Christus heeft geroepen, overgaat naar een ander evangelie, dat geen ander is; maar er zijn sommigen die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar zelfs als wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen naast dat wat wij u als evangelie verkondigd hebben, die zij vervloekt! [Met andere woorden, die zij buiten Gods vriendschap, zegen en ware gemeenschap!] Zoals wij vroeger hebben gezegd, zo zeg ik ook nu weer: als iemand u een evangelie verkondigt naast dat wat u ontvangen hebt, die zij vervloekt! [Met andere woorden, die zij buiten Gods vriendschap, zegen en ware Kerk!] Want probeer ik nu mensen tevreden te stellen of God? Of tracht ik mensen te behagen? Als ik nog mensen behaagde, zou ik geen slaaf van Christus zijn."

    Zoals ik al eerder vertelde valt het op "dat de gebruikelijke dankzegging of zegen [aan het begin] ontbreekt. Paulus schijnt zo verontrust te zijn over de ontwikkelingen in Galatië, dat hij abrupt met zijn visie komt. Daarbij benadrukt hij dat er maar één evangelie is. Elk ander evangelie is geen evangelie. Paulus wil geen betweter of hoogmoedig zijn. Jezus Christus zelf heeft hem het evangelie geopenbaard, dat hij aan de niet-joden moet verkondigen. Er blijkt dus ook een gezagscrisis te bestaan rond de persoon van Paulus. Als er over zijn gezag geen zekerheid kon bestaan, zou ook het conflict in Galatië niet opgelost kunnen worden".[4] A ja, dan is het namelijk woord tegen woord.

    Paulus had namelijk vele joodse vijanden die de besnijdenis predikten en hem zelfs naar het leven stonden omdat Paulus tegen de heidenbesnijdenis predikte (Handelingen 13:45-14:1-5,19, 17:1-9). In het volgende hoofdstuk noemt hij deze joodse vijanden die de besnijdenis predikten "de binnengeslopen valse broeders, die zich hadden binnengedrongen om onze vrijheid te bespieden die wij in Christus Jezus hebben, met het doel ons tot slavernij te brengen" (2:4). Voor Paulus was het het veiligst om hen te behagen. Toch weigerde Paulus dit en was hij bereid zijn leven voor hen; voor zijn vijanden, en zelfs voor hun redding (zie Romeinen 9:3-4), te geven. Paulus benadrukt keer op keer dat wie een ander evangelie verkondigt; een evangelie dat mensen behaagt, vervloekt is (1:8-10), en hij besluit dan ook: "Voor hen zijn wij ook geen uur geweken door ons te onderwerpen, opdat de waarheid van het evangelie bij u blijft" (2:5). Paulus streed voor de Waarheid van het Evangelie, hij streed niet voor mensen te behagen, zo behoor ook ik èn zo behoren ook jullie te doen! Johannes Chrysostomos zei in diezelfde trant: "Allereerst zeg ik dat we geen rekening moeten houden met het beledigen van mensen, wanneer als we hen eren we hierdoor God beledigen. En tegen hen die hierdoor misnoegd zijn, zeg ik dat het niet veilig is zich door deze dingen beledigt te voelen, maar dat het hen veel kwaad berokkend. Want ik denk dat diegenen die op God vertrouwen en slechts op Hem kijken, een godsdienstige neiging moeten hebben, om zo iets niet als een belediging te beschouwen, zelfs als ze hierdoor duizend maal op hun tenen getrapt waren".[5] Dit doet me denken aan iets heel lelijks dat ik tegenkom onder mijn generatie christenen. Ze zouden me misschien wel als valse christen veroordelen maar, wat veel erger is, is dat velen van hen wegkruipen als slangen onder een vals-religieus matje. Velen geloven namelijk in zulke vals-religieuze stereotypen als "oordeel niet", terwijl Jezus duidelijk zei: "Oordeelt niet naar het aanzien, maar velt een rechtvaardig oordeel." (Johannes 7:24), "U zult hen dus aan hun vruchten kennen" (Matteüs 7:20) en "En dan zal Ik openlijk tot hen zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, werkers van de wetteloosheid!" (Matteüs 7:23). Jezus oordeelt mensen naar hun werken / vruchten. Wij mogen ook mensen oordelen naar hun vruchten. Een ander vals-religieus stereotyp is: "niemand is perfect", terwijl Jezus zei: "Weest u dan volmaakt zoals uw hemelse Vader volmaakt is" (Matteüs 5:48). Of zoals de traditionele Engelse bijbels het verwoorden: "Wees perfect zoals je Vader in de hemel perfect is", "we zondigen omdat we als zondaars geboren zijn" of  "we kunnen niet anders dan zondigen, dat zit namelijk in onze natuur", terwijl Gods profeet Ezechiël zegt: 'Het woord van Jahweh werd tot mij gericht: Hoe komt gij er toe, bij u op Israëls grond dit puntdicht aan te halen: "De vaders eten zure druiven, maar de kinderen krijgen er stroeve tanden van?" Zowaar Ik leef: spreekt Jahweh, de Heer: laat niemand van u dit spotwoord nog ooit in Israël gebruiken! Zie, alle mensen zijn voor Mij gelijk; vader en zoon zijn voor Mij gelijk: alleen de mens die zondigt, zal sterven!' (Ezekiel 18:1-4, Canisiusvertaling), "God vergeeft toch alles" terwijl de profeet Jeremia schreef: "Dat wij ons gedrag onderzoeken en toetsen, En ons tot Jahweh bekeren; (…) Wij bleven zondigen, en waren opstandig: Gij kondt geen vergiffenis schenken!" (Klaagliederen 3:40,42, Canisiusvertaling). Is er iets dat God niet kan doen? Ja! Blijvend-opstandige mensen vergiffenis schenken! Ezechiël schreef: 'De Israëlieten zeggen: "De wegen van de Heer zijn onrechtvaardig!" Ben ik onrechtvaardig, Israëlieten? Zijn júllie het niet die onrechtvaardig zijn? Ik zal iedereen beoordelen naar de weg die hij gegaan is – spreekt God, de HEER. Kom tot inkeer, bega geen misdaden meer, anders brengt jullie schuld je ten val. Breek met het zondige leven dat jullie hebben geleid, en vernieuw je hart en je geest. Dan hoeven jullie niet te sterven, Israëlieten! Want de dood van een mens geeft me geen vreugde – spreekt God, de HEER. Kom tot inkeer en leef!' (Ezechiël 18:29-32, NBV 2004). "We zijn slechts mensen", hiertegen schreef een Koreaans-Amerikaanse christelijke dame: 'We horen Gods diepe, vaderlijke stem van liefde in het begin van Genesis en we zien daar dat we geschapen waren voor het goede in wie we zijn als mensen. Een wijze professor in de theologie zei ooit ongeduldig tegen me: "Ik haat het wanneer christenen zuchten en zeggen, <<Ach, we zijn slechts mensen.>> Mens zijn betekent geschapen zijn naar het beeld van God. Zonde is het ding dat ons on-menselijk maakt [vergelijk met Romeinen 1:26-27]; het maakt het beeld van God dat in ons DNA was geplaatst, ongedaan. Enkel Jezus kan ons weer brengen naar onze bedoelde menselijkheid." Als mens geschapen zijn, betekent mooi geschapen zijn, naar het beeld van God'.[6] Of zoals Irenaeus van Lyon dit zovele eeuwen geleden al zo prachtig verwoordde: "De glorie van God is de levende mens, en de levende mens is het beeld van God".[7] "Alleen, zie toch: ik heb ontdekt, dat God de mensen recht gemaakt heeft, maar zij zoeken vele bedenkselen" (Prediker 7:29, NBG 1951). Deze generatie van de jeugd maar ook de verstokte generatie van ouderlingen, heeft geen oor naar terechtwijzingen. Ze hebben vele eigen maaksels, eigen afgoden gemaakt en achternagelopen. "Alleen dit heb ik gevonden: God heeft de mensen rechtschapen gemaakt, Maar zelf zoeken zij allerlei slechtheid" (Prediker 7:29, Canisiusvertaling). Ze denken dat een schijn van religieuze vroomheid en een zondaarsgebedje, lang geleden gebeden, hen zal redden, terwijl hun harten momenteel niet bekeerd zijn. 'Zo ontkracht u het woord van God uit eerbied voor uw eigen traditie. Huichelaars, wat is Jesajaÿs profetie toch toepasselijk op u: "Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij; tevergeefs vereren ze mij, want ze onderwijzen hun eigen leer, voorschriften van mensen"' (Matteüs 15:6b-9, NBV 2004).

    We moeten dus zeer sterk oppassen dat we onze eigen tradities niet onderwijzen ten koste van de oorspronkelijke Traditie van het ware Evangelie of, misschien eenvoudiger gezegd, we mogen niet het ware Evangelie vervangen door onze eigen ideeën of ideeën of tradities van onze denominaties. – Dit gebeurt al te vaak en ik heb hier al ideeën van aangehaald, zoals de idee dat we God heel ons leven lang ongehoorzaam moeten blijven door te zondigen omdat we niet anders kunnen. Dit zijn duivelse ideeën van gemakzucht en wetteloosheid, die al voorkwamen bij de tegenstanders van de vroegste Kerk, zoals bijvoorbeeld bij de Gnostici (in de idee van het zondige vlees) of bij de Manicheeërs (in de idee van een demon van lust die in ieder van ons zou huizen). – Voor zijn bekering tot Jezus, onderwees Paulus de rabbijns-joodse traditie ten koste van de oorspronkelijke Traditie; de oorspronkelijke; zuivere Boodschap van God. Daarom schreef Paulus de rest van dit hoofdstuk:

    11-24: "Want ik maak u bekend, broeders, dat het evangelie dat door mij verkondigd is, niet is naar de mens. Want ik heb het ook niet van een mens ontvangen of geleerd, maar door openbaring van Jezus Christus. U hebt immers gehoord van mijn vroegere wandel in het jodendom: dat ik de gemeente van God uitermate vervolgde en haar verwoestte, en in het jodendom meer toenam dan vele leeftijdgenoten in mijn geslacht, daar ik een nog groter ijveraar was voor de overleveringen van mijn vaderen [die niet-oorspronkelijke rabbijns-joodse traditie]. Maar toen het God, die mij vanaf de schoot van mijn moeder afgezonderd en door zijn genade geroepen heeft, behaagde zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Hem onder de volken verkondigde, ging ik terstond niet te rade met vlees en bloed en ging ook niet op naar Jeruzalem, tot hen die vóór mij apostelen waren; maar ik ging weg naar Arabië en keerde weer terug naar Damaskus. Daarna, na drie jaren, ging ik op naar Jeruzalem om met Kefas [Petrus] kennis te maken, en ik bleef vijftien dagen bij hem; ik zag echter niemand anders van de apostelen dan Jakobus, de broer van de Heer. Wat ik u schrijf, zie, voor God, ik lieg niet. Daarna kwam ik in de streken van Syrië en Cilicië. En ik was van gezicht onbekend aan de gemeenten van Judéa die in Christus zijn, en zij hoorden alleen: hij die ons vroeger vervolgde, verkondigt [of "evangeliseert" –εὐαγγελίζεται–[8]] nu het geloof dat hij vroeger verwoestte. En zij verheerlijkten God in mij."

    Paulus ging direct vanuit Christus' verschijning en overtuiging evangeliseren omdat hij zeer enthousiast was (Handelingen 9:20-21) maar hiervóór was hij wel al gedoopt en was hij enkele dagen bij de discipelen in Damaskus (Handelingen 9:17-19) en drie jaar later verbleef hij vijftien dagen bij Petrus (Galaten 1:18) en ontmoette hij ook Jakobus (Galaten 1:19). Paulus was dus zeker geen loner of schismatiek man. Aan de vruchten kent men de boom (Matteüs 7:20). Zijn vruchten waren vruchten van eenheid met de leiders van de oorspronkelijke Kerk (wat we ook gaan zien in Galaten 2:7-9) en vruchten van liefde jegens Jezus in de harten van miljarden mensen, waaronder waarschijnlijk ook wij hier vandaag.

    We hoorden in het begin van deze preek al de vraag van Paulus: "Want probeer ik nu mensen tevreden te stellen of God? Of tracht ik mensen te behagen? Als ik nog mensen behaagde, zou ik geen slaaf van Christus zijn." Paulus wilde niet langer de religieuze joden behagen. Hoe zit het met ons? Proberen wij nog religieuze schijnchristenen te behagen? Lopen wij nog mee met zondige-mensen-behagende, leugenachtige leuzen als "je mag niet oordelen", "niemand is perfect want we zijn allemaal maar mensen", "we zijn allemaal zondaars totdat we sterven", "we kunnen niet anders dan heel ons leven lang te zondigen", "wat je ook doet, God vergeeft je toch, het is allemaal genade dus doe wat je wilt". Als ik dàt evangelie verkondigde en de mensen naar de mond praatte, dan zou ik door God vervloekt zijn en dus buiten Gods vriendschap, zegen en ware Kerk zijn. Met Paulus zeg ik: "Ik roep je dringend op, ten overstaan van God en van Christus Jezus, die zal oordelen over de levenden en de doden, ik bezweer je bij zijn komst en heerschappij: Verkondig de boodschap, blijf aandringen of het nu uitkomt of niet, wijs terecht, straf en vermaan met alle geduld dat het onderricht vereist. Want er komt een tijd, dat de mensen de gezonde [of heilzame, reddende] leer niet meer zullen verdragen, maar omdat hun gehoor verwend is, naar hun eigen begeerte zich tal van leraars zullen bijeenhalen [die aan hun verlangens tegemoetkomen en hen naar de mond praten], dat zij hun oor van de waarheid zullen afkeren en zich naar de verdichtsels [= verzinsels] keren. Blijf gij echter nuchter onder dit alles, aanvaard het lijden, doe het werk van een evangelist, verricht uw dienst ten volle" (2 Timoteüs 4:1-5, mengeling van NBG 1951 en NBV 2004). Laten we in deze slechte, verwarrende tijden, waarin de waarheid met de leugen wordt vermengd, vasthouden en "strijden voor het [oorspronkelijke, zuivere, ware en perfecte] geloof dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd" (Judas 1:3b). Amen!



    Oorspronkelijk gepreekt op 11 april 2021. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 25 juni 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de herwerkte versie.

    [1] Behalve indien anders aangegeven, gebruiken we voor deze reeks preken over de brief van Paulus aan de Galaten de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [2] William Barclay, The Letters to the Galatians and Ephesians, 3rd ed. (Louisville: Westminster John Knox Press, 2002), xxvi. "When we read Paul's letters, we are reading things which were meant to be not academic exercises and theological treatises, but human documents written by a friend to his friends."

    [3] Secretariaat voor Dagelijkse Bijbelstudie van het Kerkgenootschap der Zevende-dags Adventisten, Galaten (Brussel: Veritas, 1990), 19.

    [4] Ibid.

    [5] John Chrysostom, "Treatise Concerning the Christian Priesthood," in Saint Chrysostom: On the Priesthood, Ascetic Treatises, Select Homilies and Letters, Homilies on the Statues, ed. Philip Schaff, trans. W. R. W. Stephens, vol. 9, A Select Library of the Nicene and Post-Nicene Fathers of the Christian Church, First Series (New York: Christian Literature Company, 1889), 44. "Now in the first place I say that no account should be taken of the insult shown to men, seeing that by paying honor to them I should be compelled to offend God. And I should say to those who are displeased that it is not safe to take offence at these things, but does them much harm. For I think that those who stay themselves on God and look to Him alone, ought to be so religiously disposed as not to account such a thing an insult, even if they happened to be a thousand times dishonored."

    [6] Sarah Shin, Beyond Colorblind: Redeeming Our Ethnic Journey (Westmont, IL: IVP Books, 2017). 'We hear God's deep, fatherly voice of love in the beginning of Genesis and see that we were created for good in who we are as humans. A wise seminary professor once said to me with impatience, "I hate when Christians sigh and say, ‘Well, we're only human.' To be human is to be made in the image of God. Sin is the thing that makes us un-human; it undoes the image of God that was placed in our DNA. Only Jesus can restore us back to our intended humanity." To be made human is to be made beautiful, in the image of God.'

    [7] John Saward, vert., The Scandal of the Incarnation: Irenaeus Against the Heresies (San Francisco: Ignatius Press, 1990), 44.

    [8] Strong's G2097: "εὐαγγελίζω" (euaggelizo).


    Categorie:Preken
    04-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Overdenking bij het Avondmaal / Pasen
    [Deze overdenking bij het avondmaal kan je hier bekijken.]

    In het artikel van de maandelijkse nieuwsbrief voor onze christengemeente sprak ik over de almacht en soevereiniteit van Jezus vanuit het feit dat Hij is opgestaan. Op het feit dat Jezus is opgestaan, zou ik vandaag willen verdergaan tijdens deze korte overdenking.

    Jezus zei: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde” (Matteüs 28:18b[1]). Dit in contrast met koning Kores, die over zichzelf zei: “Zo spreekt Kores, de koning van Perzië: Jahwe, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde geschonken” (2 Kronieken 36:23a).[2]

    Dus niet alleen heeft Jezus alle macht over deze aarde gekregen, ook heeft Hij alle macht in de hemel gekregen, en dit voor eeuwig: “Want een kind wordt ons geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem: Wonder van beleid, Sterke God, Vader voor eeuwig, Vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en stutten door recht en gerechtigheid van nu af en voor altijd. De ijverzuchtige liefde van Jahwe der legerscharen zal dit bewerken” (Jesaja 9:5-6). Christus heeft dus werkelijk alle macht: “Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping. Want in Hem is alles geschapen in de hemelen en op de aarde, het zichtbare en het onzichtbare, tronen en hoogheden, heerschappijen en machten. Het heelal is geschapen door Hem en voor Hem. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in Hem. Hij is ook het hoofd van het lichaam dat de kerk is. Hij is de oorsprong, de eerste die van de dood is opgestaan, om in alles de eerste te zijn, Hij alleen. Want in Hem heeft God willen wonen in heel zijn volheid, om door Hem het heelal met zich te verzoenen en vrede te stichten door het bloed aan het kruis vergoten, om alles in de hemelen en op de aarde te verzoenen, door Hem alleen” (Kolossenzen 1:15-20). In het kort gezegd: “Want Hij heeft ons zijn geheim raadsbesluit doen kennen, de beslissing die Hij in Christus had genomen ter verwezenlijking van de volheid der tijden: het heelal in Christus onder één hoofd te brengen, alle wezens in de hemelen en alle wezens op aarde, in Hem” (Efeziërs 1:9-10). Dus: “De taal van goddelijk verwantschap (bijvoorbeeld: “vader”, “zoon”) komt tevoorschijn in het Nieuwe Testament, omdat Christus’ vervulling van het Oude Verbond familiebonden van goddelijke gemeenschap smeedt met de gehele mensheid.”[3] Dit is ook waarom Paulus zei: “Zelf heb ik immers van de Heer de overlevering ontvangen die ik u op mijn beurt heb doorgegeven, dat de Heer Jezus in de nacht waarin Hij werd overgeleverd, brood nam, en na gedankt te hebben, het brak en zeide: ‘Dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis.’ Zo ook na de maaltijd de beker, met de woorden: ‘Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dit, elke keer dat gij hem drinkt, tot mijn gedachtenis.’ Telkens als gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt” (1 Korintiërs 11:23-26). Totdat Hij komt en zijn heerschappij zichtbaar zal vestigen over deze aarde en het verbond dat wij nu al met Hem hebben door de liefde en door de Heilige Geest, zichtbaar zal maken over de ganse aarde. Dan zal in vervulling gaan: “Mijn uitverkorenen zullen zelf genieten van het werk van hun handen. Zij zullen zich niet moe maken voor niets, geen kinderen ter wereld brengen voor de verschrikking. Zij zijn een geslacht dat gezegend is door Jahwe, en hun nakomelingen met hen. Nog vóór zij roepen zal Ik hen antwoorden, terwijl ze nog spreken zal Ik hen verhoren. Dan grazen de wolf en het lam eensgezind, de leeuw eet dan hooi zoals het rund, terwijl de slang zich voeden zal met stof. Niemand zal nog kwaad doen of onheil stichten op geheel mijn heilige berg, zo spreekt Jahwe” (Jesaja 65:22b-25) en “Een twijg ontspruit aan de stronk van Isaï, een telg ontbloeit aan zijn wortel. De geest van Jahwe rust op hem, een geest van wijsheid en inzicht, een geest van beleid en sterkte, een geest van kennis en ontzag voor Jahwe, - hij ademt ontzag voor Jahwe. Niet naar uiterlijke schijn spreekt hij recht en hij doet geen uitspraak op grond van loze geruchten; hij geeft de geringen hun recht en de armen in het land krijgen een eerlijk vonnis. Hij kastijdt de verdrukkers met de roede van zijn mond en de bozen doodt hij met de adem van zijn lippen. Gerechtigheid draagt hij als een gordel om zijn lenden, en trouw als een gordel om zijn heupen. De wolf en het lam wonen samen, de panter vlijt zich neer naast het bokje, het kalf en de leeuw weiden samen: een kleine jongen kan ze hoeden. De koe en de berin sluiten vriendschap, hun jongen liggen bijeen. De leeuw eet haksel als het rund, de zuigeling speelt bij het hol van de adder, het kind strekt zijn hand uit naar het nest van de slang. Niemand doet nog kwaad of handelt nog verderfelijk op heel mijn heilige berg; want de kennis van Jahwe vervult het hele land, zoals het water heel de bodem van de zee bedekt” (Jesaja 11:1-9). De Heer zij geprezen voor al deze woorden die wij nu al mogen voorproeven tijdens de herdenking van het avondmaal! Halleluja! Amen!



    [1] Alle verzen zijn gekopieerd uit de Willibrordvertaling (‘s-Hertogenbosch: Katholieke Bijbelstichting, 1993).

    [2] Naar Hendrik J. Koorevaar, “Hoofdstuk 3: Een structureel canonieke benadering voor een theologie van het Oude Testament als geheel” in Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, ed., Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 115.

    [3] Scott Hahn, “Covenant,” ed. John D. Barry et al., The Lexham Bible Dictionary (Bellingham, WA: Lexham Press, 2016).


    28-02-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Volg het Woord, wees een woord

    [1]

    Adam was het geschapen beeld van God (Genesis 2:7). Zowel Adam en Eva waren geschapen beelden van God (Genesis 1:27). Zij werden gemaakt om de glorie van God te verspreiden en te verkondigen over de hele aarde, onder andere door zich voort te planten en zo meer beelden van God op deze aarde te plaatsen (Genesis 1:28). Het Woord, Die het Beeld van God is (2 Korintiërs 4:4b), wandelde in de Tuin van Eden (Genesis 3:8a) met hen die naar Zijn Beeld waren geschapen.[2]

    Niet alleen wandelde het Woord met het eerste mensenkoppel. Het wandelde ook met andere mensen die behoorden de glorie van God te verspreiden en te verkondigen. Zo wandelde het woord met Henoch (Genesis 5:22, 24) die waarschuwend profeteerde: ´Zie de Heer komt met zijn tienduizenden heiligen, om gericht te houden over allen, en om alle goddelozen te straffen voor al hun goddeloze werken, die ze verrichten, en voor al de vermetele woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem spreken¡ (Judas 1:14b-15).[3] Het wandelde met Noach (Genesis 6:9) die ook ´de heraut van de gerechtigheid¡ (2 Petrus 2:5) wordt genoemd. Over hem staat ook geschreven: ´Door geloof heeft Noë, toen hij een godsspraak ontvangen had over hetgeen nog niet was te zien, met eerbiedige zorg een ark gebouwd tot redding van zijn gezin; hierdoor heeft hij de wereld veroordeeld en de gerechtigheid  verworven die berust op geloof¡ (Hebreeën 11:7).[4] Het Woord kwam dus tot Noach en hij waarschuwde de mensen door zowel zijn strenge woorden als zijn consequente daden. Het kwam bijvoorbeeld ook tot Abraham: ´Na deze gebeurtenissen klonk het woord van de HEER in een visioen tot Abram: ‘Vrees niet, Abram, Ik zal uw schild zijn. Uw loon zal zeer groot zijn!ÿ Toen zei Abram: ‘Heer GOD, wat heb ik aan uw gaven? Want ik blijf maar kinderloos en de Damascener Eliëzer zal de bezitter van mijn huis worden.ÿ Abram zei: ‘U hebt mij geen nakomelingen geschonken, en een ondergeschikte zal mijn erfgenaam zijn.ÿ Toen werd het woord van de HEER tot hem gericht: ‘Niet hij wordt uw erfgenaam; uw erfgenaam zal iemand zijn die u zult verwekken.ÿ Hij leidde hem naar buiten en zei: ‘Kijk naar de hemel en tel de sterren, als u kunt.ÿ En Hij verzekerde hem: ‘Zo talrijk zal uw nageslacht zijn.ÿ Abram heeft de HEER geloofd en dat geloof is hem aangerekend als gerechtigheid¡ (Genesis 15:1-6). Als gevolg dat Abraham de woorden die het Woord tot hem sprak, geloofde, voegde hij de daad bij het Woord: ´Door het geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam uit naar de plaats, die hij tot erfdeel zou ontvangen; hij vertrok, zonder te weten, waarheen hij ging. Door geloof vestigde hij zich in het land der beloften als in den vreemde, en woonde daar in tenten tezamen met Isaäk en Jakob, de mede-erfgenamen derzelfde belofte; want hij wachtte op de stad met grondslagen, wier kunstenaar en bouwheer God is¡ (Hebreeën 11:8-10).[5] Het Woord kwam dus tot Abraham en door zijn daden getuigde hij dat hij vertrouwde in het Woord alsook in de belofte van het Woord. Voordat het Woord vlees werd, kwam het ook in glorie tot de profeten. Zo lezen we bijvoorbeeld over Jeremia: ´Tot hem kwam het woord van de HEER¡ (Jeremia 1:2a). Zelf zegt hij: ´Het woord van de HEER kwam tot mij¡ (Jeremia 1:4, 11a,…). Het gevolg hiervan was dat hij profeet werd: ´Voordat Ik u in de moederschoot vormde, koos Ik u uit; voordat u geboren werd, bestemde Ik u voor Mij; als profeet voor de volken heb Ik u aangewezen¡ (Jeremia 1:5). Hij werd dus een profeet; een boodschapper van God voor de volkeren. Het Woord, de Tweede Persoon van de Drie-Eenheid stak zijn hand uit, raakte zijn mond aan en sprak tot hem, zeggende: ´Ik leg hiermee mijn woorden in uw mond¡ (Jeremia 1:9b). We zien steeds weer hetzelfde patroon terugkomen: het Woord komt tot een persoon en geeft die persoon een opdracht, waarna die persoon niet meer dezelfde is maar ervoor kiest om het Woord te gehoorzamen.

    Datzelfde glorieuze woord is vlees geworden! Jezus zond namelijk zichzelf: ´Hij die bestond in goddelijke majesteit heeft zich niet willen vastklampen aan de gelijkheid met God. Hij heeft zichzelf ontledigd door het bestaan van een dienstknecht op zich te nemen en aan de mensen gelijk te worden. En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd door gehoorzaam te worden tot de dood, tot de dood op het kruis¡ (Filippenzen 2:6-8).[6] ´Ja, het woord is vlees geworden! Hij is onder ons zijn tent komen opslaan en we hebben zijn heerlijkheid gezien, de heerlijkheid die Hij als eniggeboren Zoon aan de Vader ontleende, vervuld als Hij was van genade en waarheid¡ (Johannes 1:14).

    Jezus werd door God de Vader gezonden: ´Want zo lief heeft God [de Vader] de wereld gehad, dat Hij zijn eengeboren Zoon heeft gegeven; opdat allen, die in Hem geloven, niet verloren zouden gaan, maar het eeuwige leven zouden hebben¡ (Johannes 3:16).[7]

    Jezus werd ook gezonden door de Heilige Geest en door de Vader: ´De engel antwoorde haar [Maria]: ÿHeilige Geest zal op u komen en kracht van de Allerhoogste zal u overdekken. Daarom zal het kind heilig genoemd worden, Zoon van Godÿ¡ (Lucas 1:35).

    Jezus werd ook gezonden door de Heilige Geest vanuit de Vader bij zijn doop toen de Heilige Geest op Hem neerdaalde: ´Het gehele volk liet zich dopen, en zo ook Jezus. Tijdens zijn gebed opende zich de hemel en daalde de heilige Geest in lijfelijke gedaante als een duif op hem neer; er klonk een stem uit de hemel: ‘Jij bent mijn geliefde Zoon, in wie Ik vreugde vindÿ¡ (Lucas 3:21-22). Dit was de ontsteking van zijn publieke bediening zoals we kunnen lezen in het volgende vers: ´Aan het begin van zijn optreden [was Jezus ongeveer dertig jaar]¡ (Lucas 3:23a). We kunnen dus stellen dat het Woord waarmee de gelovigen die ons voorgegaan zijn in aanraking kwamen en waardoor ze veranderden en hun bediening of roeping opnamen, nu, bij Zijn waterdoop, als Mens Zijnde, Zèlf een aanraking kreeg met de Heilige Geest, de Derde Persoon van de Drie-eenheid, waardoor Hij werd ´gemissied¡ (gezonden op Gods missie) om God bovenal lief te hebben en te leven voor Hem – dit deed hij onder andere vlak hierna door de beproevingen van de duivel te weerstaan – en om Gods glorie te verspreiden en te verkondigen over de hele aarde, en om te leven voor Zijn naasten en zelfs Zijn leven te geven voor Zijn naasten (zie onder andere Johannes 3:16).

    De Heilige Geest zond ook de apostelen toen Hij als met vuur op hen neerdaalde: ´Toen de dag van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel het huis waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen, die zich verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf¡ (Handelingen 2:1-4). Vuur is ook en typisch kenmerk in het Oude Testament bij de verschijning van het Woord van God bij de aanstelling van profeten. Zo lezen we bijvoorbeeld dat het Woord van God als volgt verscheen toen Moses door Hem aangesteld zou worden: ´Toen verscheen hem de engel van de HEER, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde¡ (Exodus 3:2). Moses onderzoekt dit verschijnsel en hoort de stem van de Heer. Hij antwoordt de Heer met ´Hier ben ik¡ (Exodus 3:3-4). Of zo lezen we bijvoorbeeld ook in de autobiografie van Jesaja: ´Maar één van de serafs vloog op mij af met een gloeiende kool, die hij met een tang van het altaar had genomen, hij raakte er mijn mond mee en sprak: ‘Zie, nu dit uw lippen heeft aangeraakt, is uw zonde verdwenen, en uw schuld bedekt.ÿ Daarop hoorde ik de stem van de Heer: ‘Wie zal Ik zenden, wie zal in onze naam gaan?ÿ Ik antwoordde: ‘Hier ben ik, zend mijÿ¡ (Jesaja 6:6-8).

     

    Ook aan Paulus verscheen het Woord in vlees. Zo werd Paulus ook een boodschapper van God: ´Saulus ging nog altijd fel te keer en bedreigde de leerlingen van de Heer met de dood. Hij wendde zich tot de hogepriester en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat hij aanhangers van de weg die hij daar zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem overbrengen. Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling een hemels licht omstraalde. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?ÿ Hij zei: ‘Wie bent U dan, Heer?ÿ Deze antwoordde: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt. Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet.ÿ Zijn reisgenoten stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. Saulus stond op van de grond, maar hoewel hij zijn ogen open had kon hij niets zien. Ze namen hem dus bij de hand en brachten hem zo Damascus binnen. En het duurde drie dagen dat hij niet kon zien en niet at of dronk. Nu was er in Damascus een leerling die Ananias heette. De Heer zei in een visioen tegen hem: ‘Ananias!ÿ en hij antwoordde: ‘Hier ben ik, Heer.ÿ [Merk op dat Ananias ook een visioen krijgt van het Woord en antwoordt zoals Mozes of Jesaja. Mozes zei: ´Hier ben ik¡ en Jesaja zei: ´Hier ben ik, zend mij¡. De ´hier ben ik, Heer¡ van Ananias is de korte versie. ´Zend mij¡ wordt verondersteld. Hierop wordt ook Ananias aangesteld als boodschapper of verkondiger van God.] Daarop zei de Heer tegen hem: ‘Sta op en ga naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is nu juist in gebed en heeft in een visioen gezien hoe iemand met de naam Ananias binnenkomt en hem de handen oplegt, zodat hij weer kan zien.ÿ Hierop zei Ananias: ‘Heer, ik heb al van veel kanten gehoord hoeveel kwaad deze man uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Ook hier beschikt hij over een machtiging van de hogepriesters om ieder die uw naam aanroept gevangen te nemen.ÿ Maar de heer zei tegen hem: ‘Ga, want deze man is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam hoog te houden onder de volken [Dus, net zoals Adam en de anderen die ik in deze preek al genoemd heb, wordt Paulus aangesteld om Gods glorie te verspreiden en te verkondigen over de hele aarde] en hun koningen en onder de Israëlieten. Ik zal hem namelijk laten zien hoeveel hij moet lijden omwille van mijn naam.ÿ Ananias vertrok, ging het huis binnen en legde hem de handen op. ‘Saul, broeder,ÿ zei hij, ‘de Heer heeft mij gestuurd – Jezus, die je onderweg hierheen is verschenen – opdat je weer kunt zien en vervuld wordt van heilige Geest.ÿ Meteen vielen hem als het ware de schellen van de ogen. Hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen. Hij at iets om weer op krachten te komen. Hij was enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en meteen al verkondigde hij in de synagogen dat Jezus de Zoon van God is¡ (Handelingen 9:1-20). Hij veranderde dus ook vanwege een ontmoeting met het Woord en als gevolg hiervan werd hij een apostel; een boodschapper van God voor de volkeren. Het Woord, Jezus, zei tegen hem: ´Ga want Ik stuur je ver weg, naar de heidenen¡ (Handelingen 22:21b). Jezus zond hem dus.

    Paulus zond ook zichzelf. Hij veranderde zich. Hij bekeerde zich. Hij vroeg namelijk aan Jezus: ´Wat moet ik doen, Heer?¡ (Handelingen 22:10a). Dit was zijn vrijewilsbesluit. En hij koos er hierna ook voor om verre reizen te maken ter wille van het Evangelie. Ieder christen is gezonden ter wille van het Evangelie. Wij zijn allen gezondenen. Wij worden allen gezonden door het Woord dat vlees is geworden: ´Jezus trad nader en sprak tot hen: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op aarde. Gaat dus en maakt alle volkeren tot mijn leerlingen en doopt hen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest en leert hen te onderhouden alles wat Ik u bevolen heb. Ziet, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereldÿ¡ (Matteüs 28:18-20).[8]

    Net als in de vorige voorbeelden kunnen wij en behoren wij christenen er ook voor kiezen om onszelf te zenden. Kiezen wij er vanaf vandaag voor om te gaan en Jezus Christus, het Woord van God, en Zijn evangelie te verkondigen? Kiezen wij ervoor om te leven als een ´gezonden woord van God¡ voor de mensen? Kiezen we er voor om het beeld van God uit te dragen in onze daden alsook in onze woorden? De opdracht van Jezus aan jou is nog steeds: ´Ga en verkondig het evangelie!¡



    [1] Deze preek is gebaseerd op Michael S. Heiser, ´Standing in the Council,¡ in ibid., I Dare You Not to Bore Me with the Bible (Washington, St. Bellingham: Lexham Press, 2014), 91-94. De bijbelvertaling die voor deze preek gebruikt wordt, behalve indien anders weergegeven, is de Willibrordvertaling geheel herziene uitgave 1995 ('s-Hertogenbosch: Katholieke Bijbelstichting, 1999).

    [2] Irenaeus van Lyons vermeldt dezelfde overtuiging in zijn Tegen de Ketterijen. Irenaeus was een discipel van Polycarpus die een discipel van Johannes de Evangelist, de schrijver van het Johannesevangelie was.

    [3] De versie van deze passage is genomen uit de Petrus Canisiusvertaling (Utrecht / Brussel: Uitgeverij het Spectrum, 1948).

    [4] De versie van deze  passage is genomen uit Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus editie 1961 (Boxtel: Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, 1963).

    [5] De versie van deze passage is genomen uit de Petrus Canisiusvertaling (Utrecht / Brussel: Uitgeverij het Spectrum, 1948).

    [6] De versie van deze  passage is genomen uit Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus editie 1961 (Boxtel: Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, 1963).

    [7] De versie van deze passage is genomen uit de Petrus Canisiusvertaling (Utrecht / Brussel: Uitgeverij het Spectrum, 1948).

    [8] De versie van deze  passage is genomen uit Het Nieuwe Testament van onze Heer Jesus Christus editie 1961 (Boxtel: Katholieke Bijbelstichting Sint Willibrord, 1963).


    Categorie:Preken
    14-02-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een preek over de liefde ter gelegenheid van het feest van St. Valentijn
    Deze preek kan u hier beluisteren:


    De geschreven versie zal misschien later volledig worden uitgewerkt voor u, beste lezer.

    Categorie:Preken
    31-01-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kleine maar grote verschillen: vergelijkingen tussen Judas Isakriot en Simon Petrus, Martha en Maria Magdalena en Maria Magdalena en Simon Petrus

    [1]

    In deze preek gaan we enkele mensen uit de Bijbel met elkaar vergelijken. Om het overzichtelijk te houden, kunnen we deze vergelijkingen als volgt kort samenvatten:

    Eerst gaan we Judas en Petrus vergelijken vanuit Mattheus 26 en 27 en Johannes 20 en 21.

    Dan gaan we Martha en Maria Magdalena vergelijken vanuit Johannes 11.

    Ten slotte gaan we Maria Magdalena en Petrus vergelijken vanuit Johannes 18, 19 en 20.

    =========================================================================================

    Om Petrus en Judas te vergelijken, kunnen we allereerst best naar een passage in Mattheus gaan, namelijk Mattheus 26:31-35: ´Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea. Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit! Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen. Zo spraken ook al de discipelen.¡ Hier zien we dus dat Petrus zichzelf echt had voorgenomen Jezus niet te verraden. Niet zo met Judas. Hij had Jezus al verraden. We lezen namelijk hiervoor al in Mattheus 26:14-16: ´Toen ging één van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters, en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren.¡ Dus, ik herhaal nogmaals: Petrus wou Jezus echt niet verraden en had dit zichzelf sterk voorgenomen, terwijl Judas dit slechts veinsde. Toch lezen we over Petrus dat hij Jezus zou verraden: ´Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.¡ Petrus ontkent dit ten stelligste: ´Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen.¡ Toch lezen we over Petrus in Mattheus 26:69-75: ´Petrus zat buiten in de hof en er kwam een slavin naar hem toe, die zeide: Ook gij waart bij Jezus, de Galileeër. Maar hij loochende het ten aanhoren van allen en zeide: Ik weet niet, wat gij zegt. Toen hij naar het portaal ging, zag een andere hem en zij zeide tot hen, die daar waren: Die man was bij Jezus, de Nazoreeër. En wederom loochende hij het met een eed: Ik ken de mens niet. Even later kwamen zij, die daar stonden, naar Petrus toe en zeiden: Waarlijk, ook gij behoort tot hen, want ook uw uitspraak verraadt u. Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de mens niet. En terstond kraaide een haan. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus gesproken had: Eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter¡. Petrus had zich echt voorgenomen Jezus niet te verloochenen, Judas niet. Dit verraad van Petrus was dus misschien psychologisch of mentaal nog zwaarder dan het verraad van Judas, getuige zijn bittere tranen. Toch wanhoopte Petrus uiteindelijk niet maar hij hoopte op een herstelde relatie met de Heer. Deze hoop op een herstelde relatie kwam uit liefde voor de Heer, zoals Petrus zei tot Zijn Heer toen Die hem had gevraagd of hij Hem liefheeft: ´Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb¡ (Johannes 21:17b).

    Niet zo met Judas. Na Jezus verraden te hebben, ging hij niet naar Jezus maar hij ging naar hypocriete voorgangers die Jezus haatten en Judas niet zouden helpen. We lezen namelijk in Mattheus 27:3-5: ´Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, berouw, daar hij zag, dat Hij veroordeeld was, en hij bracht de dertig zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug, en hij sprak: Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dit aan? Gij moet zelf maar zien wat ervan komt! En de zilverlingen in de tempel werpende, verwijderde hij zich; daarop ging hij heen en verhing zich¡. Hier was dus geen pastorale counseling te bespeuren: ´Wat gaat ons dit aan?¡ of: ´Het is niet onze zaak¡ – we moeten trouwens voor elkaar zorgen in deze coronatijden –. Had Judas naar Jezus gegaan, dan had hij beseft dat Jezus met ons kan meevoelen en dat we, wanneer we dit nodig hebben, altijd naar Zijn troon van genade mogen gaan, zoals staat in de Hebreeёnbrief (Hebreeën 4:14-16). Of zoals Petrus zelf getuigde toen hij schreef in 1 Petrus 5:7: ´Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u¡. De farizeeën hadden geen relatie met Jezus. Hoewel onze voorgangers en oudsten wel een relatie met Jezus hebben, kunnen zij je niet ten volle helpen als je niet in een relatie met Jezus stapt. Natuurlijk zijn we er voor jullie, maar het gaat allereerst om jouw persoonlijke relatie met de Here Jezus. Wanhoop dus niet, maar herneem je relatie met Jezus.

    Petrus was eerst een symbool van eigen trots, een nutteloos geloof in eigen werken zonder genade, het zelf willen regelen, louter logisch willen denken, ongeloof, wanhoop, geen juiste relatie met de Heer en vrees en wanhoop voor de toekomst. Maar dan wordt hij een symbool van onverdiende genade, en hoop voor de toekomst in Jezus door middel van een herstelde relatie met de Heer. Judas is een symbool van wanhoop vanwege het niet vinden van de oplossing voor de zonden van je verleden en jouw traumaÿs in Jezus Christus.

    Hebben we onze hoop in Jezus? Hebben we relatie en vertrouwen of zijn we wanhopig vanwege de coronasituatie of misschien vanwege onze zonden uit het verleden? Kiezen we er ieder persoonlijk voor om onze relatie met de Heer te herstellen?

    =========================================================================================

    Laten we voor de tweede vergelijking Johannes 11:1-44 lezen:[2]

    ´Er was iemand ziek, Lazarus van Betaniё, het dorp van Maria en haar zuster Marta. Maria was het, die de Here gezalfd had met mirre en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. En haar broeder Lazarus was ziek. De zusters dan zonden Hem bericht: Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek. Toen Jezus het hoorde, zei Hij: Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde. Jezus nu had Marta en haar zuster en Lazarus lief. Toen Hij dan hoorde, dat hij ziek was, bleef Hij daarop nog twee dagen ter plaatse, waar Hij was; daarna echter zeide Hij tot zijn discipelen: Laten wij weder naar Judea gaan. (…) Toen Jezus dan aankwam, bevond Hij, dat hij reeds vier dagen in het graf lag. Betaniё nu was dicht bij Jeruzalem gelegen, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. Vele uit de Joden waren tot Marta en Maria gekomen om haar te troosten over haar broeder. Toen nu Marta hoorde, dat Jezus kwam, ging zij Hem tegemoet [zij roept zichzelf], doch Maria bleef in huis zitten [zij kent haar plaats en roept zichzelf niet]. Marta dan zeide tot Jezus: Here, indien gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn [ze is wat onbeschoft]. Ook nu weet ik, dat God U geven zal al wat Gij van God begeert. Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan. Marta zeide tot Hem: Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage. Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat? Zij zeide tot Hem: Ja, Here, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komen zou [ze gelooft in de opstanding op de dag des oordeels maar ze gelooft nog niet dat jezus lazarus kan opwekken]. En na deze woorden ging zij heen en riep haar zuster Maria in stilte en zeide: Daar is de Meester en Hij roept u [de meester roept haar, zij roept niet zichzelf]. En toen zij dat hoorde, stond zij ijlings op en ging tot Hem [volledige verbondstrouw]; Jezus echter was nog niet in het dorp gekomen, maar bevond Zich nog op de plaats, waar Marta Hem ontmoet had. De Joden dan, die met haar in het huis waren en haar troostten, zagen Maria ijlings opstaan en naar buiten gaan [je zou kunnen zeggen dat ze dacht bij zichzelf: ´ik ga naar jezus en het kan me niet schelen wat de anderen van me denken¡] en zij volgden haar, vermoedende dat zij naar het graf ging om daar te wenen. Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here, indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn [nederigheid, volledige onderwerping, en volledig geloof].

    Toen Jezus haar dan zag wenen en ook de Joden, die met haar meegekomen waren, zag wenen, werd Hij verbolgen in de geest en diep ontroerd, en Hij zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Here, kom en zie. Jezus weende. De Joden dan zeiden: Zie, hoe lief Hij hem had! Maar sommigen van hen zeiden: Had Hij, die de ogen van de blinde heeft geopend, niet kunnen maken, dat ook deze niet stierf? Jezus dan, wederom bij Zichzelf verbolgen, ging naar het graf; dit nu was een spelonk en er lag een steen tegenaan. Jezus zeide: Neemt de steen weg! Marta, de zuster van de gestorvene, zeide tot Hem: Here er is reeds een lijklucht, want het is al de vierde dag. [ongeloof, ze gelooft nog niet dat jezus lazarus kan opwekken voor de dag des oordeels. jezus gaat hierop in:] Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft [indien gij verbondstrouw hebt jegens mij, zij had dus geen geloof / verbondstrouw], de heerlijkheid Gods zien zult? Zij namen dan de steen weg. En Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt. Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort, maar ter wille van de schare, die rondom Mij staat, heb Ik gesproken, opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. En na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten! De gestorvene kwam naar buiten, de voeten en de handen gebonden met grafdoeken, en er was een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen: Maakt hem los en laat hem heengaan.¡

    Marta roept zichzelf. Ze is onbeschoft. Maria wordt geroepen door Meester Jezus en haast zich dan naar haar Meester en valt onmiddellijk, nederig en in volle onderwerping aan Zijn voeten. Onthoud haar verbondstrouw jegens Jezus. Hier komen we later nog op terug. Maria Magdalena is dus hier een symbool van het besef van het nodig hebben van onverdiende genade, relatie met en vertrouwen in Jezus, terwijl Martha een symbool is van trots, een nutteloos geloof in eigen werken zonder genade, het zelf willen regelen, louter logisch willen denken, ongeloof, wanhoop, geen juiste relatie met de Heer en vrees en wanhoop voor de toekomst.

    Straks gaan we nog spreken over het zondige verleden van Maria Magdalena, maar ondanks haar zondige verleden stelde zij haar vertrouwen in Jezus, zoals we nog zullen zien. Net zoals ik u al vroeg bij Judas en Petrus, vraag ik u nu weer: Hebben we onze hoop in Jezus? Hebben we relatie en vertrouwen of zijn we wanhopig vanwege de coronasituatie of misschien vanwege onze zonden uit het verleden?

    =========================================================================================

    We kunnen namelijk nog een derde vergelijking maken; een vergelijking tussen Petrus en Maria Magdalena.

    Maria Magdalena dacht waarschijnlijk bij zichzelf: ´ik ga naar jezus en daarom kan het me nu niet schelen wat ik allemaal voor slechte dingen heb gedaan en wat anderen van me denken¡. Bij haar eerste ontmoeting met Jezus kon het haar niet schelen dat de mensen van haar wisten dat ze een zondares was, en dat ze nergens kon komen onder de mensen zonder veel publieke schande te dragen – ze stond namelijk in de stad als zondares bekend (Lukas 7:37a) – ze moest en zou bij Jezus zijn en haar trouw aan Hem betonen en maakte dit publiekelijk duidelijk; ´En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij ging wenende achter Hem staan [ze wou dicht bij Jezus zijn], bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre¡ (Lukas 7:37b-38). Jezus zei over haar: ´Voorwaar, Ik zeg u, overal waar dit evangelie verkondigd zal worden in de gehele wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van wat zij gedaan heeft¡ (Matteus 26:13). Jezus merkte ook haar verbondstrouw op en zei over haar: ´zij betoonde veel liefde¡ (Lukas 7:47b), en Hij zei tot haar: ´Uw verbondstrouw heeft u behouden¡ (Lukas 7:50b). Haar verbondstrouw jegens Christus werd ook duidelijk vóór de opwekking van Lazarus, want er staat: ´De Joden dan, die met haar in het huis waren en haar troostten, zagen Maria ijlings opstaan en naar buiten gaan en zij volgden haar, vermoedende dat zij naar het graf ging om daar te wenen. Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here (…)¡ (Johannes 11:31-32). Het kon haar dus niet schelen want anderen van haar dachten, ze wou dicht bij Jezus zijn. Ook bij de kruisiging van Jezus, toen Petrus Hem verloochend had, hield zij haar trouw aan Jezus stevig vast en wou dicht bij Hem zijn: ´En bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en de zuster zijner moeder, Maria van Klopas en Maria van Magdala¡ (Johannes 19:25). Zo ook bij het graf en bij de opstanding. Zij wou dicht bij Jezus zijn, zelfs toen Hij lichamelijk maar een lijk was, en ze haastte zich als eerste naar het graf: ´En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen. IJlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben de Here [ze is nog steeds trouw aan haar Here] weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd. Petrus dan ging [toen pas] op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf¡ (Johannes 20:1-3). Maria haastte zich uit trouw aan haar Heer als eerste naar Zijn graf.

    Het verhaal gaat verder: ´En Maria stond buiten dicht bij het graf, wenende¡ (Johannes 20:11). Ze staat dicht bij het graf; ze wil dicht bij het graf zijn waar Jezus was, maar ze is verward want het lichaam van haar Heer was gestolen.

    Engelen verschijnen aan haar en tegen deze hemelse wezens noemt ze Jezus nog steeds ´mijn Here¡ (Johannes 20:13b). Dit spreekt van de hoge positie en zelfs van de goddelijkheid van Christus.

    Na Zijn opstanding verschijnt de Heer eerst aan haar, nog voor Hij verscheen aan Petrus, maar zij herkent Hem eerst niet. Ze denkt dat Hij de hovenier is (Johannes 20:14-15). Wanneer zij Jezus uiteindelijk herkent en spreekt met Hem, is zij nog steeds trouw aan haar verbond met Hem en noemt Hem ´Rabbouni!¡ Wat ´Leraar¡ of ´Meester¡ betekent (Johannes 20:15-16). Zij houdt zoveel van Hem en zij is zo trouw aan Hem dat zij Hem wilt blijven vasthouden maar zij moet loslaten want, vanwege het feit dat Jezus eerst aan haar verscheen, krijgt zij de eer Proto-apostel te zijn; de eerste verkondiger van het goede nieuws van de opstanding van onze Heer, nog voor de apostelen dit konden doen (Johannes 20:16-17).

    Na Zijn opstanding verschijnt de Heer eerst aan haar, nog voor Hij verscheen aan Petrus.

    Petrus had woorden maar geen volhardend geloof. Maria Magdalena had geen woorden maar een volhardend geloof. Ondanks haar verleden, door schaamte en bespotting heen (Lukas 7) en door fysiek gevaar van vervolging door de Romeinen heen (Johannes 19vv) behield zij trouw haar geloofsvertrouwen. Dus: je traumaÿs of zonden uit het verleden of het heden bepalen niet hoe sterk jouw geloof of jouw verbondsvertrouwen zal zijn in de toekomst. Maria Magdalena, die een zondige hoer was geweest, werd de eerste apostel (boodschapper) van de opstanding en later werd ze, volgens de overlevering, een groot profetes en apostel (in de zin van evangelist) in de richting van Syrië en ze bereikte vele mensen met het Evangelie. Haar broer Lazarus die het dodenrijk al gezien had vluchtte, volgens de traditie, voor de Joden die hem dood wilden omdat hij een levend bewijs was voor de heerschappij en opstandingskracht van Jezus. Hij ging naar Cyprus en werd daar de eerste kerkleider. Petrus, die Jezus had verloochend nadat hij al een volgeling van Jezus was geworden, werd ook een belangrijk leidinggevend figuur in de vroege Kerk, getuige hiervan de woorden van Jezus in de evangeliën, het evangelie van Markus – wat eigenlijk het evangelie van Petrus zou moeten heten aangezien hij het dicteerde aan Markus – zijn verdere evangelisatie en leidinggevende positie onder de Joodse christenen zoals opgetekend in Handelingen en zijn brieven.

    In het kort gezegd: je traumaÿs of zonden uit het verleden of het heden bepalen niet hoe sterk jouw geloof of jouw verbondsvertrouwen zal zijn in de toekomst.  waar je ook doorgaat, wat je ook hebt gedaan of aan het doen bent, vandaag kan je je bekeren en rechtstreeks tot Jezus gaan in volledige bekering. God kan veel met jou bereiken. Misschien wordt jij wel de volgende Lazarus, Petrus, of Maria Magdalena. Maak niet dezelfde fout als Judas Iskariot door zonde, trauma en wanhoop het laatste woord te geven maar maak dezelfde beslissing als Petrus en Maria Magdalena, door Jezus het laatste woord te geven. Laat je redden uit je zonden en wees trouw en gehoorzaam aan Jezus Christus onze Heer.



    [1] Alle bijbelteksten zijn genomen uit de vertaling van 1951 van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG1951).

    [2] Deze vergelijking, alsook een deel van de ideeën die ik hier bespreek, zijn geïnspireerd door een bijbelstudie over Maria [Magdalena] en Martha, gegeven voor de jeugdvereniging van de Assyrische Kerk van het Oosten op 19 januari 2021 door Mar Awraham Youkhanis, de bisschop van het bisdom van West Europa van de Assyrische Kerk van het Oosten, via Zoom. Hij baseerde zich op zijn beurt op de kerkvaders Johannes Chrysostomos en vooral Origenes.


    Categorie:Preken
    06-12-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Focus niet op angst

    In[1] mijn vorige preek sprak ik over het feit dat we steeds moeten focussen op de Heilige Geest. Vandaag wil ik als vervolg zeggen: ´focus niet op angst¡.

    We lezen uit 1 Koningen 12. Het gaat hier eenvoudig gezegd over een periode toen Israël verdeeld was in twee koninkrijken. Het gebeurde namelijk als volgt: koning Rechabeam van het koningshuis van koning David was hardvochtig en wreed voor zijn volk. Dus splitsten de provincies van het noorden zich af en stelden zij hun eigen koning aan. Dit was koning Jerobeam. Dit alles kan u terugvinden in 1 Koningen 12:1-20.

    Laten we lezen uit 1 Koningen 12:20,25-30. We slaan dus even verzen 21 tot 24 over.

    ´De Israëlieten, die hadden gehoord dat Jerobeam was teruggekeerd, lieten hem vragen om voor de volksvergadering te verschijnen. Daar werd hij uitgeroepen tot koning van heel Israël. Er was niemand meer die het koningshuis van David steunde, behalve de stam Juda. (…) Jerobeam vestigde zich in Sichem, in het bergland van Efraïm, nadat hij de stad eerst had versterkt. Later trok hij daar weg en versterkte hij Penuel. Hij bedacht dat er alle kans was dat het koningschap weer zou terugvallen aan het huis van David en overlegde bij zichzelf: Wanneer het volk naar Jeruzalem blijft gaan om daar offers op te dragen in de tempel van JHWH, zullen ze mij vermoorden en zich weer bij Rechabeam aansluiten. Na rijp beraad besloot hij om twee gouden beelden te laten maken in de vorm van een stierkalf. Daarop zei hij tegen het volk: ‘U bent nu vaak genoeg ter bedevaart naar Jeruzalem gegaan! Israël, dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid.ÿ Het ene beeld liet hij in Betel plaatsen, en het andere in Dan, waar het door de Israëlieten in optocht naartoe werd gebracht. Zo verviel het volk tot zonde¡ (1 Koningen 12:20,25-30).

    Wat zien we in deze passage? De koning van het noorderrijk Israël werd zelf aangesteld door de Israëlieten. Het volk had hem graag en had hem duidelijk verkozen boven hun oorspronkelijke koning Rechabeam van het zuidderrijk Judea, die zij al verworpen hadden. Hij had dus geen objectieve reden om bij zichzelf te zeggen: ´Wanneer het volk naar Jeruzalem blijft gaan om daar offers op te dragen in de tempel van JHWH, zullen ze mij vermoorden en zich weer bij Rechabeam aansluiten.¡ Dit was een niet-reëele (niet-werkelijke) angst die slechts in zijn eigen hoofd zat. Hier gold: ´Het hart is het meest listig van alle, Vol boosheid: wie kan het kennen?¡ (Jeremia 17:9, Canisiusvertaling) of, in een andere vertaling: ´Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?¡ (Jeremia 17:9, Statenvertaling). Inderdaad, angst of andere onzuiverheden in het hart kunnen overslaan in zonde die kunnen leiden tot de dood. Zo liet David Uria de man van Batsheba vermoorden (2 Samuël 12:9). Jakobus vat het samen als volgt: ´Wie in verleiding komt, moet niet beweren: ‘Die verleiding komt van God.ÿ Want God stelt niemand aan verleiding bloot, zoals hij zelf ook niet door iets slechts in verleiding kan worden gebracht. Iedereen komt in verleiding door zijn eigen begeerte, die hem lokt en meesleept. Is de begeerte bevrucht, dan baart ze zonde; en is de zonde volgroeid, dan brengt ze de dood voort¡ (Jakobus 1:13-15). Angst of onzekerheid laat u rare dingen doen en anderen meeslepen in afgoderij en / of zonde. In ons verhaal zien we het gevolg van de angst van koning Jerobeam. Deze angst zei tegen hem dat ze hem zouden vermoorden en verraden (1 Koningen 12:27). Dus: ´Na rijp beraad besloot hij om twee gouden beelden te laten maken in de vorm van een stierkalf. Daarop zei hij tegen het volk: ‘U bent nu vaak genoeg ter bedevaart naar Jeruzalem gegaan! Israël, dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid.ÿ Het ene beeld liet hij in Betel plaatsen, en het andere in Dan, waar het door de Israëlieten in optocht naartoe werd gebracht. Zo verviel het volk tot zonde¡ (1 Koningen 12:28-30). Het gevolg van de angst van koning Jerobeam was dus dat hij het volk de eerste geboden van de tien geboden van God liet breken. Waar Jerobeam twee gouden stierkalven liet maken en over deze zei: ´dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid¡ (1 Koningen 12:28), had God namelijk al gezegd: ´Ik ben JHWH, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer naast mij geen andere goden. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, JHWH, uw God, duld geen andere goden naast mij¡ (Exodus 20:2-5a). Door zijn angst liet Jerobeam Israël dus 1. Godenbeelden maken 2. Andere goden vereren. 3. Jahweh, de ware God, verzaken. Door zijn angst had hij dus zijn eigen hart van Jahweh afgekeerd en leerde hij zijn volk hetzelfde te doen. We behoren dus goed op te passen dat we onze harten zuiver houden en ons niet laten meeslepen door onze angsten. Iemand zei dat moed niet de afwezigheid is van angst, maar het verstouten van het hart dat oog in oog is komen te staan met eigen angsten. ´Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven¡ (Spreuken 4:23).

    Maar angst was eigenlijk allang niet meer nodig. De God die later zou verraden worden door Jerobeam had namelijk zijn probleem al opgelost: <> (1 Koningen 12:21-24). Dit wordt nogmaals vermeld in 2 Kronieken: <> (2 Kronieken 11:1-4). Er wordt dus tweemaal in de Bijbel vermeld dat God hier dus al een werkelijk-mogelijke invasie onmogelijk had gemaakt. Er was dus helemaal geen externe dreiging vanuit het zuiderrijk Juda meer. We zagen reeds dat Jerobeam, de koning van het noorderrijk Israël, zelf werd aangesteld door de Israëlieten. Het volk had hem graag en had hem duidelijk verkozen boven hun oorspronkelijke koning van het zuidderrijk Judea die zij al verworpen hadden. Er was dus ook geen interne dreiging vanuit het Noorderrijk Israël zelf. Had Jerobeam een persoonlijke en levende relatie gehad met Jahweh, dan had hij geweten dat er helemaal geen interne of externe dreigingen waren. In feite, het was Jahweh zelf die zei over de splitsing van het noorderrijk van het zuiderrijk: ´dit alles is van mij uitgegaan¡ (1 Koningen 12:24b). Welke angsten zouden we kunnen laten varen indien we meer vertrouwen op Jahweh? Zoals X in haar vorige preek aanhaalde: ´Gezegend wie op de HEER vertrouwt, wiens toeverlaat de HEER is. Hij is als een boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de komst van de hitte niet op, zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van droogte deren hem niet, steeds weer draagt hij vrucht¡ (Jeremia 17:7-8). ´Hij merkt de komst van de hitte niet op¡ en ´tijden van droogte deren hem niet¡. Hij kijkt dus niet naar angst. Hij is niet bezorgd als het wat moeilijker gaat of als hij misschien even geen vruchten draagt. Hij weet dat hij weldra weer vruchten zal dragen. Waarom? Omdat hij weet, zoals X het zo mooi verwoorde, dat zijn leven in de beek van God is. Dit water is een symbool van de Heilige Geest. De Heilige Geest is ´de bron met water dat leven geeft¡ (Openbaring 21:6b). Als we focussen op Hem, als onze ´wortels reiken tot in de rivier¡, dan geldt voor ons: ´steeds weer draagt hij vrucht¡.

    In zijn vorige preek sprak Y ook over het feit dat de toekomst soms zo uitzichtloos kan lijken dat het lijkt alsof je als ratten in de val zit. Het verleden kan je achtervolgen en je tot slaaf maken. Dit is precies wat er aan het gebeuren was met koning Jerobeam toen hij verder en verder begon te prakkeseren. Hij was zijn eigen raadgever in zijn arglistige hart (Jeremia 17:9). In plaats van te vertrouwen op de Heer, Hem zijn toeverlaat te maken, en Hem zijn hart te laten doorgronden en zijn nieren te laten toetsen (Jeremia 17:7,10a), ging hij in overleg met zijn boze raadgevers (1 Koningen 12:28). Hij zat dus in de kring der bozen, stond in hun raad en wandelde er in (Psalm 1:1). Daarom bracht hij slechte vruchten voort. Het had beter geweest als hij een sterke en levende relatie met Jahweh gehad zou hebben. Dan zou hij goede vruchten voort hebben kunnen brengen. Welke angsten en welke angstvallige adviezen zouden we kunnen laten varen indien we meer vertrouwen op Jahweh?

    Zoals we leren uit het verhaal van Jerobeam: zijn er misschien situaties of personen waar wij nog bang voor zijn, terwijl de situatie al lang veranderd is? Rechabeam vormde al lang geen bedreiging meer maar toch had Jerobeam nog angst voor hem met alle gevolgen vandien. Heeft God al iets nieuw gedaan maar zitten we nog vast in het verleden? Hebben we een krachtige relatie met Jahweh of hangen we vast aan en worden we belemmerd door onze angsten? ´De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden¡ (1 Johannes 4:18). ‘God heeft ons geen Geest gegeven van vreesachtigheid (Statenvertaling, Leidse vertaling, vert. prof. Brouwer, Petrus Canisiusvertaling), geest der vrees (Lutherse vertaling), lafhartigheid (NBG/NBV), bangheid (TELOS). ´maar [een Geest] van kracht, van liefde en zelfbeheersing¡ÿ (2 Timotheüs 1:7, Canisiusvertaling). De Heilige Geest is dus geen Geest van angst maar een Geest van kracht; kracht in plaats van belemmerd te worden door angst.

    Zoals we zagen in het verhaal over koning Jerobeam kan onze angst ons parten spelen en ons leiden tot het bedrijven van zonde. We kunnen, door invloed van onze angsten, zelfs anderen tot zonde brengen. Van welke angst moeten wij ons bekeren? Welke angst heeft ons geleid? Laten we niet focussen op angst, laten we ons niet laten leiden door angst, maar laten we focussen op de Heilige Geest en laten we ons laten leiden door Hem.



    De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. Indien andere Bijbelvertalingen worden gebruikt, zal dit steeds worden aangeduid.


    Categorie:Preken
    08-11-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Focus steeds op de Heilige Geest

    Vanwege corona kunnen we ons soms moedeloos en hopeloos voelen. We kunnen zelfs angst voor de toekomst hebben. Zo las ik op LinkedIn een artikel waarin 2020 werd omschreven als “the year of anxiety” (het jaar van angst voor de toekomst). Er is werkonzekerheid. Mensen verliezen hun jobs, mensen sterven onverwachts, de dood en het einde van ons leven op deze aarde staat bij wijze van spreken vlak voor de deur.

    Door middel van deze preek wil ik je bemoedigen en een andere zienswijze vanwaaruit een andere strategie vloeit, aanreiken. Ik ga vooral werken vanuit enkele brieven van Paulus en ik ga ook rekening houden met de bewoordingen van andere theologen.

    Misschien ben je gefrustreerd dat je als christen niet zo veel goede werken meer kan doen. Maar de enige nuttige werken die je kan doen, beginnen toch enkel vanuit Christus. Heeft Christus ons niet duidelijk gezegd: “Ik ben de wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij [of gescheiden van Mij] kunt u helemaal niets doen” (Johannes 15:5)? En schreef Paulus ook niet “Want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeziërs 2:10)? Eerst zijn we dus door ons geloof[1] [verbondsvertrouwen] en door Zijn genade behouden. Deze redding is een geschenk van God. Het is niet op grond van onze werken (Efeziërs 2:8-9). Dus, vóórdat we gewerkt hadden, mochten we door Zijn genade een nieuw maaksel (Efeziërs 2:10); een nieuwe schepping gemaakt worden: “Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden” (2 Korinthiërs 5:17). Als we verder kijken in de brief van Paulus aan de Efeziërs, dan zien we het volgende: De theoloog E. K. Simpson verwoordt het zo: “Die bewoording in Christus slaat de grondtoon van de hele brief; van deze vruchtbare kiem vertakt de vertakkende eik van het bos.”[2] In het Nederlands klinkt dit misschien een beetje grappig, maar wat hij dus eigenlijk zegt is dat deze zin het fundament is vanwaaruit we deze brief behoren te lezen. Het “in Christus”-zijn is dus – weeral – essentieel. Zo lezen we bijvoorbeeld onder andere in Efeze hoofdstuk 1(:3-14): “Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus” (Efeziërs 1:3), “zoals Hij ons in Hem heeft uitverkoren vóór de teloorgang der wereld (καταβολῆς κόσμου[3])” (Efeziërs 1:4a), “zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde” (Efeziërs 1:6b), “in Wie wij de verlossing hebben” (Efeziërs 1:7a), “om alles wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd samen te brengen in Christus” (Efeziërs 1:10b) - het is dus de bedoeling dat we in Christus zouden zijn; onder zijn hoofd samengevat, opgesomd, bijeengebracht, verenigd (ἀνακεφαλαιόω)[4] –, “in Hem, in Wie wij ook erfgenamen zijn geworden” (Efeziërs 1:11a) en, tot slot, “in Wie u ook, toen u geloofd hebt, verzegeld bent met de Heilige Geest van de belofte, het Onderpand onzer erfenis; opdat gij als zijn eigendom moogt worden vrijgekocht, en zijn glorie moogt loven” (Efeziërs 1:13b-14[5]). We zijn verzegeld met de Heilige Geest van de belofte. Hierover schrijft Simpson: “De tussenkomst van de Heilige Geest verschaft een voorsmaak van gelukzaligheid; want het leven dat Hij implanteert in de geredde ziel heeft deel aan de kwaliteit van dat van de hemel. In uren waarin de vleugelen der geloof hem omhoog heffen, geniet de heilige van een voorsmaakje van de hemel.”[6] En: “Geloof heeft het voorrecht om te mogen stijgen boven het natuurlijke, alledaagse plateau. (…) Er zijn tijden van hemel op aarde die ons een voorproefje geven van glorie, wanneer we transfigurerende glimpen binnen de sluier verkrijgen en de lucht van onsterfelijkheid inademen.”[7] De Heilige Geest is tevens een onderpand, een ἀρραβών. Het Griekse woord αρραβων kan in het moderne Grieks verlovingsring betekenen.[8] Toen ik mijn verlovingsring aan X gaf voor het oog en met toestemming en zegen van haar ouders, wisten ze dat ik met haar ging trouwen. Ik was nog niet met haar getrouwd maar ze had goede moed dat ik met haar zou trouwen. Op dezelfde manier hebben wij goede moed omdat we Gods Verlovingsring, de Heilige Geest, in ons wonen hebben. Dit is al een voorteken van wat gaat komen; het huwelijk met Christus de Bruid. We hebben dus goede moed vanwege de Heilige Geest die in ons woont. Laten we onze blik focussen op de Heer en op Zijn Heilige Geest. Laten we hiervoor nog verder kijken naar enkele passages in 2 Korinthe 3, 4 en 5.

    “Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door de Heer, de Geest” (2 Korinthe 3:18). Net als Jezus van gedaante veranderde (μετεμορφώθη; Matteus 17:2; Markus 9:2 - μετεμορφώθη: μετά verandering van, μορφή ‘the abiding form.’[9]) behoren we ons leven te transformeren en door God te laten transformeren (μεταμορφούμεθα* | μεταμορφοῦσθε**) naar het beeld / de gelijkenis van Christus (*2 Korinthe 3:18; **Romeinen 12:2).[10] Basil de Grote zegt het in het eenvoudig als volgt: Als we onze blik richten op de Geest dan worden we door de glorie van de Geest op de één of andere manier veranderd in grotere heerlijkheid, onze harten worden dan als het ware door licht dat van de waarheid van de Geest komt, verlicht.[11] De Ambrosiastercommentaar bevat een mooie uitleg over 2 Korinthe 3:18: “We zullen worden verheven door de goedheid van de Heer van de heerlijkheid van Mozes, waar we niet naar konden kijken vanwege onze zondigheid, en we zullen getransformeerd worden tot een heerlijkheid waarvan we geloven dat die ons is gegeven door de Geest van de Heer. De grootsheid van de komende heerlijkheid zal proportioneel zijn naar wat passend is voor God om ons te geven door zijn Geest. De glorie van Mozes was noch zo geweldig en noch zo eeuwig. Hij ontving heerlijkheid in een vorm die overeenkomstig was met de wet. Zo zal ook heerlijkheid gegeven worden aan gelovigen op een manier die overeenkomt met de wet van geloof, in dewelke de Geest van God aanwezig is. Want God heeft zijn Geest geschonken aan zijn getrouwen als een geschenk en een onderpand van de heerlijkheid die hij hun beloofd heeft.” In het kort gezegd: we zullen dus worden getransformeerd in een heerlijkheid waarvan we geloven dat die ons al gegeven is door de Geest van de Heer. Want God heeft Zijn Geest gegeven aan Zijn getrouwen als een geschenk en onderpand van de glorie die Hij hen beloofd heeft.[12] ‘Degene die het eind is van onze transformatie (“de Heer”) is ook haar middel en voorziener (door “de Geest”). (…) Of het nu expres is of niet, in deze samenvattende opmerking over het nieuwe verbond, heeft Paulus zijn lezers gegeven wat één van zijn krachtigste verklaringen zal blijken te zijn. Het omvat verbonden, wat blindheid onder het oude verbond impliceert terwijl het de helderheid van zicht bevestigd van zij die in het nieuwe verbond zijn. Bovendien omvat het de schepping van de mens als imago dei [beeld van God] en de val met haar rebellie en dood, tot bekering-verlichting en van daar door gedaanteverandering tot verheerlijking. Het leert dat “wij allen” in wie het beeld van God is geschonden, door het evangelie het beeld in haar perfectie kunnen “zien”, in het aangezicht van Jezus Christus. En het wordt ons niet enkel mogelijk gemaakt dit beeld te zien maar we worden geleidelijk naar dat beeld veranderd door de soevereine Geest.’[13] “Dat is de hoop die voor ons geplaatst is in de opstanding; en dit is allemaal natuurlijk gebaseerd op het feit dat Jezus zelf, de Messias, dit nieuwe soort lichaam al bezit. Hij is ‘de man van de hemel’; en zoals we het beeld van de oude, vergankelijke mensheid gedragen hebben (zie Genesis 5:3), zo zullen we het beeld van Jezus zelf dragen (zie Romeinen 8:29).[14] Over dit onsterfelijke lichaam schrijft Ambrosiaster: “(…) wiens vorm al duidelijk is in het hemelse lichaam van onze Heer.”[15]

    ‘Maar nu is een alles overtreffende openbaring van die eeuwige kracht en goddelijkheid geschonken: “de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld (εἰκὼν) van God is,” heeft op ons geschenen; Hij wiens scheppingswoord in het begin licht uit duisternis opriep heeft nu in onze harten geschenen, “tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus” (2 Korinthiërs 4;4,6). En de schrijver van Hebreeën verwoordt dezelfde waarheid op een andere manier: voor hem is Christus de “uitstraling” van de heerlijkheid Gods en de ware afdruk van zijn wezen (Hebreeën 1:3).[16] Uitstraling is het Griekse woord ἀπαύγασμα net zoals de zon licht uitstraalt. “Dit woord wordt ook gebruikt voor wijsheid in Wijsheid 7:26 waar zij beschreven wordt als “een uitstraling van eeuwig licht, en een vlekkeloze spiegel van het werk van God, en een beeld (εἰκὼν) van zijn goedheid.”[17] Het beeld van God in de mens is een kopie of reflectie van het archetypische beeld – i.e. Gods geliefde zoon. De nieuwe mens wordt vernieuwd naar het Beeld van zijn Schepper (Kolossenzen 3:10). Volgens J. B. Lightfoot gebruikte de voorchristelijke Alexandrijnse Jood Philo het woord εἰκὼν herhaaldelijk as een omschrijving van de λόγος. Naast de logische betekenis van gelijkenis bevat het woord εἰκὼν nog twee andere ideeën: vertegenwoordiging en manifestatie.[18] Vertegenwoordigen wij Gods beeld? Zijn wij een manifestatie van Hem? Hoe zit dit in onze familie? Zijn wij daar een vertegenwoordiging van Hem? Is onze familie een vertegenwoordiging van Hem? Is onze kerk een vertegenwoordiging van Hem?

    Philo zei dat de eerste mens het beeld van het Beeld (εἰκὼν εἰκόνος) is.[19] ‘Door te zeggen dat het geestelijke niet eerst was, maar het natuurlijk, en dan het geestelijke, kon het zijn dat Paulus gewoon zei dat in de tijd Adam voor Christus kwam. Maar dit zou vanzelfsprekend zijn voor de Korinthiërs. Het lijkt er eerder op dat Paulus zinspeelt op een idee dat je kan vinden in Philo, een idee dat is geleend uit het Platonische gedachtegoed, dat God eerst de perfecte mens schiep, een “hemelse man” of geestelijke man naar Gods beeld, en dan van de aarde de aardse man genaamd Adam in Genesis 2:7. Neen, zegt Paulus, de aards man, Adam, kwam eerst, en de perfecte, hemelse man, het ware “beeld van God” (2 Korinthiërs 4:4), kwam als laatste: dit is Christus. De eerste man was genomen uit de aarde, aards, zoals in Genesis 2:7. De tweede man kwam uit de hemel.’[20] Ignatius van Antiochië beschrijft Jezus als “de nieuwe mens Jezus Christus” (novum hominem Jesum Christum[21]). Deze hebben we volgens Paulus aangetrokken (Galaten 3:27) en behoren we aan te trekken (Romeinen 13:14).[22] “De eerste mens was uit de aarde, aards; de tweede Mens is uit de hemel. Welnu, zoals de aarde was, zo zijn ook de aardsen; zoals de Hemelse was, zo zullen ook de hemelsen zijn; en zoals we de gestalte van den aardsen hebben gedragen, zo moeten we ook de gestalte van den Hemelsen dragen” (1 Korinthe 15:47-49, Petrus Canisiusvertaling). Ambrosiaster merkt op dat “net zoals diegenen die niet geloven al geoordeeld zijn [Johannes 3:18], zo worden diegenen die geloven al hemels genoemd”.[23]

    ‘Een resultaat van het aantrekken van de nieuwe mens is een nieuwe en ware kennis. De “kennis” die werd voorgehouden aan de Kolossenzen door hen pseudo-leraren was een verdraaid en imperfect ding in vergelijking met de volledige kennis beschikbaar voor hen die, door hun eenheid met Christus, getransformeerd waren door de vernieuwing van hun verstand. Deze volledige kennis was, in het kort, niets minder dan de kennis van God in Christus, de hoogste kennis die beschikbaar is voor de mens.’[24]

    Als Christus het [exacte] Beeld is die de onzichtbare God representeert (Kolossenzen 1:15a), gaan wij dan meer naar Hem kijken en gaan we Hem dan ook meer representeren?

    We kunnen Hem zeker meer gaan representeren door middel van ons meer bezig te houden met gebed in deze coronatijden. De christen die kijkt op het aangezicht van Jezus Christus, zoals Moses keek naar de glorie van God, zal de verlichting van de kennis van de glorie van God kunnen geven. Van hieruit mogen we dan de Heilige Geest schijnen uit onze harten zoals mijnwerkers schijnen uit de lamp op hun voorhoofden.[25] Ik zal een praktisch voorbeeld geven van hoe we verbonden kunnen zijn met de Heilige Geest en Hem uitschijnen. In Griekenland woonde een christelijke monnik genaamd Paisios. Hij is heel bekend onder de Grieken. Hij ging nog geen 30 jaar geleden het hoekje om. Menselijk gesproken was hij niets bijzonders. Hij was gewoon een oude, aftakelende man op een eiland die bad en ouder werd. Maar geestelijk gezien bad hij veel en wandelde en communiceerde hij met God. Hij richtte zijn oog dus niet op de dingen die men ziet maar op de dingen die men niet ziet (2 Korinthiërs 4:18a). Hij wandelde door geloof, niet door aanschouwen (2 Korinthiërs 5:7). Zoals ik al had gezegd, bad hij en communiceerde hij met God. Dikwijls als mensen hem kwamen bezoeken wist hij al van tevoren de achtergrond van die mensen, alsook hun namen. God had het hem al verteld. Zo kwam er ooit een pornograaf bij hem langs. Dit is dus een man die meisjes gebruikt om pornofilms te maken. Menselijk gesproken kon Paisios dit van hem niet weten aangezien niemand hem dit verteld had, maar toen Paisios alle gasten eten gebracht had, nam hij het bord dat bestemd was voor die pornograaf en wierp het op de grond. Toen zei hij “raap het op en eet smakelijk”. Die man was natuurlijk uiterst beledigd. Toen vertelde Paisios hem: “Waarom moeten mensen jouw vuiligheid dan eten? Bekeer je!” De man bekeerde zich van zijn zonden en werd een christen. Had Paisios geen tijd besteed met de Heilige Geest, dan was dit niet mogelijk geweest en dan had die man voortgedaan met zijn zondige leven. Paisios was gericht op de Heilige Geest. Hij had een aandachtig gehoor voor de Heilige Geest. Hij had zijn oren gespitst naar de Heilige Geest. Vanuit eigen kracht had hij niets kunnen bereiken maar vanuit de kracht van de Heilige Geest die in hem woonde is dit gelukt. Zoals Paulus ook schreef: “Want de God die gezegd heeft: ‘Uit duisternis zal licht schijnen’, Die heeft geschenen in onze harten tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid van de kracht van God is, en niet uit ons” (2 Korinthiërs 4:6-7). “Hij nu die ons hiertoe heeft bereid, is God, die ons het onderpand van de Geest gegeven heeft. Daarom hebben wij altijd goede moed, en weten dat wij, zolang wij in het lichaam wonen, niet bij de Heer wonen (want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen); maar wij hebben goede moed en willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer inwonen” (2 Korinthiërs 5:5-8). Wij hebben dus goede moed omdat God ons het onderpand; de verlovingsring van de Heilige Geest gegeven heeft. Zoals ik al eerder verteld heb is de Heilige Geest een onderpand, een ἀρραβῶνα. Het Griekse woord αρραβων kan in het moderne Grieks verlovingsring betekenen.[26] Toen ik mijn verlovingsring aan X gaf voor het oog en met toestemming en zegen van haar ouders, toen wisten ze dat ik met haar ging trouwen. Ik was nog niet met haar getrouwd maar ze had goede moed dat ik met haar zou trouwen. Op dezelfde manier hebben wij goede moet omdat we Gods Verlovingsring, de Heilige Geest in ons wonen hebben. Dit is al een voorteken van wat gaat komen; het huwelijk met Christus de Bruid. We hebben dus goede moed vanwege de Heilige Geest die in ons woont. Wij hebben goede moed indien wij wandelen door het geloof, niet door aanschouwen, en Hem zo behagen: “Door het geloof werd Henoch weggenomen opdat hij de dood niet zag, en hij werd niet gevonden, omdat God hem had weggenomen; want vóór zijn wegneming heeft hij getuigenis verkregen dat hij God behaagd had. Zonder geloof echter is het onmogelijk Hem te behagen; want wie tot God nadert; moet geloven dat Hij is en dat Hij een beloner is van hen die Hem zoeken” (Hebreeën 11:5-6). “Hij [Jezus] zeide hun nog een gelijkenis over de noodzakelijkheid, om altijd te bidden, en nooit de moed te verliezen [of “zonder zich door teleurstelling te laten afhouden”[27]]. (…) En zou God dan aan zijn uitverkorenen geen recht doen, die dag en nacht tot Hem roepen? Of zou Hij ze lang laten wachten? Ik zeg u: Hij zal hun recht doen met spoed. Maar zal de Mensenzoon bij zijn komst wel geloof op aarde vinden?” (Lukas 18:1,7-8). We kunnen God dus behagen door te bidden en hierin niet moedeloos te worden (Lukas 18:1) want God zal ons recht verschaffen (v. 7-8), ook al ziet de situatie er moedeloos en hopeloos uit. “Daarom worden wij niet moedeloos; maar al raakt ook onze uiterlijke mens in verval, toch wordt onze innerlijke van dag tot dag vernieuwd” (2 Korinthiërs 4:16). ‘Hier kunnen we spreken van een dualisme wat de mens betreft. De uiterlijke mens (ἔξω ἄνθρωπος), die behoort aan de tegenwoordige eeuw, is in verval aan het raken, terwijl de innerlijke mens (ἔσω ἄνθρωπος), die behoort aan de toekomstige eeuw, vernieuwd aan het worden is. (…) Het dualisme wat de mens betreft is gemaakt door de eschatologische Geest [i.e. de Geest aangaande de laatste dingen], die God nu geeft als een “onderpand, die garandeert wat er gaat komen” (5:5). Het is de Geest die ons het gevoel geeft dat de “uiterlijke mens” “aan het vervallen” is en de “innerlijke mens” aan het vernieuwd worden is.’[28] “Want de kortstondige lichtheid van onze verdrukking bewerkt voor ons een uitermate uitnemend, eeuwig gewicht van heerlijkheid.” (2 Korinthiërs 4:17): “De ijver waarmee de apostel spreekt, is voldoende om de meest bedeesde mensen moed te geven. Een leven vol van kruisen, moeiten, vervolgingen, verwondingen et cetera, noemt hij kortstondig en licht, in vergelijking met de eeuwige, immense en onbegrijpelijke glorie die voor ons is voorbereid.”[29]

    “Hij nu die ons hiertoe heeft bereid, is God, die ons het onderpand van de Geest gegeven heeft. Daarom hebben wij altijd goede moed, en weten dat wij, zolang wij in het lichaam wonen, niet bij de Heer wonen” (2 Korinthiërs 5:5-6).

    ‘“Daarom” verwijst naar het vorige vers, naar de gezegende toekomst naar dewelke de Heilige geest als “onderpand” wijst. De duidelijke aanwezigheid van de eschatologische Geest [i.e. de Geest aangaande de laatste dingen] is een bron van vrijmoedigheid tijdens de tegenwoordige eeuw.’[30]

    Richt je dus op de Heilige Geest.

    “Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven. (…) Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich” (Judas 20-21, 24). Hij is bij machte u van het struikelen te behoeden. Bid dus veel. Bid ook voor mij.

    We behoren onze blik te veranderen van het tijdelijke naar het eeuwige, van het zichtbare (aftakeling, ouderdom, corona, dood) naar het onzichtbare (gebed, de Heilige Geest; Gods liefde, geloof). Ambrosiaster zei het als volgt: “Nu Christus verrezen is uit de dood, verliest geboorte naar het vlees haar belang, lichamelijke zwakten tellen niet meer, en het lijden van de dood maakt ook niet meer uit. Dit is het geval, zeker niet om Christus’ wil, want het lot van menselijke zwakten had geen effect op hem, maar om onzentwil, aan wie dit voorbeeld is gegeven, zo dat als we in de voetstappen van degene die voor ons gestorven is, wandelen, we ook op de beloofde tijd zullen verrijzen, nadat we dit leven verlaten hebben, en dan zullen alle zwakten en verdorvenheden ophouden te bestaan. De reden waarom Paulus dit zegt is omdat, in de opstanding van Christus, een voorbeeld van onvergankelijkheid en heerlijkheid gegeven is, opdat het mag erkend worden als gunstig voor iedereen die Christus gehoorzaamt. Tot en met het kruis was er een vermoeden dat Christus zwak was, maar eens hij verrees uit de dood, verdween dit helemaal, en waar men eerder aan twijfelde, werd geloofd, zoals hij zelf gezegd had: Wanneer u de Zoon des mensen verhoogd zult hebben, dan zult u weten dat Ik het ben [Johannes 8:28].”[31]

    Het volgende is mijn samenvattende conclusie:

    Zoals ik reeds zei behoren we onze blik dus te veranderen van het tijdelijke naar het eeuwige, van het zichtbare (aftakeling, ouderdom, corona, dood) naar het onzichtbare (gebed, de Heilige Geest; Gods liefde, geloof). In het begin van mijn preek gaf ik aan dat we niet gefrustreerd moeten zijn dat we nu misschien minder veel goede werken kunnen verrichten, maar dat we mogen beseffen dat onze werken enkel nut hebben in Christus en dat we zonder Hem niets kunnen doen. We moeten het feit dat we in Christus zijn goed tot ons laten doordringen. Slechts van hieruit kunnen we goede werken verrichten. In Christus zijn we een nieuwe schepping en we hebben de Heilige Geest als Onderpand; als Verlovingsring gekregen. We moeten – zeker in deze periode – onze blik richten op Jezus onze Heer en op Zijn Heilige Geest. Hierdoor worden we veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid. Dan kunnen we dit ontvangen licht, die ontvangen energie uitschijnen naar anderen. Dit kan een waar verschil maken in het leven van anderen. Met deze bovennatuurlijke werken, door het geloof, in Christus, door de kracht van de Heilige Geest, is God behaagt. We wandelen dan in geloof. In plaats van onze ogen op de ellende die we zien te richten, richten we onze ogen dan op de Heilige Geest. Onze uiterlijke mens takelt dan nog steeds af, maar onze innerlijke mens wordt dag na dag vernieuwd. Als we focussen op de Heilige Geest, dan worden de dagdagelijkse moeiten en verwondingen maar licht in vergelijking met Zijn onbegrijpelijke en onvatbare glorie. De Heilige Geest is onze Verlovingsring, ons Onderpand, onze Voorsmaak van de heerlijkheid die gaat komen. Laten we in dit seizoen dus steeds weer focussen op Hem door te bidden en te vasten. Proef de Heerlijkheid van de Heer door middel van Zijn Heilige Geest. Hij is die heerlijke bron van vrijmoedigheid. Wees bemoedigd! “Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven. (…) Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich” (Judas 20-21, 24). Wees bemoedigd! Hij is bij machte u te bewaren en u te bemoedigen en u van het struikelen te behoeden. Bid dus veel. Bid ook voor mij. Laat u steeds weer door de Heilige Geest oprichten en persoonlijk bemoedigen en bemoedig ook elkaar!



    Behalve indien anders aangegeven zijn voor deze preek de bijbelteksten genomen uit de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [1] Ga naar https://crosstheology.wordpress.com/faith-is-a-choice/ voor een bewijs dat geloof hebben onze keuze is. Het is dus ons geloof.

    [2] E. K. Simpson, “Commentary on the Epistle to the Ephesians: the English text with introduction, exposition and notes,” in ibid. and F. F. Bruce, Commentary on the Epistles to the Ephesians and the Colossians (Grand Rapids, Michigan: Wm. B. Eerdmans Publishing, 1957), 24.

    [3] Contra Simpson. "This point, indeed, is not to be idly passed by, that the holy Scriptures have called the creation of the world by a new and peculiar name, terming it 'katabole,' which has been very improperly translated into Latin by 'constitution for in Greek 'katabole' signifies rather 'dejicere,' i.e.., to cast downwards,--a word which has been, as we have already remarked, improperly translated into Latin by the phrase 'constitutio mundi.'...From this it follows, that by the use of the word 'katabole,' a descent from a higher to a lower condition, shared by all in common, would seem to be pointed out."

    - Origen, De Principiis (Concerning The Principles), Book III, Chapter V

    [4] Zie ook Kolossenzen 1:15-20.

    [5] Vers 14 ter verduidelijking genomen uit de Petrus Canisiusvertaling.

    [6] E. K. Simpson, “Commentary on the Epistle to the Ephesians: the English text with introduction, exposition and notes,” 36.

    [7] Ibid., 25.

    [8] Murray J. Harris, “2 Corinthians,” in The Expositor’s Bible Commentary: Romans–Galatians (Revised Edition), ed. Tremper Longman III & Garland, David E., vol. 11 (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2008), 475.

    [9] James Hastings, John A. Selbie, and John C. Lambert, eds., A Dictionary of Christ and the Gospels: Aaron–Zion (Edinburgh; New York: T&T Clark; Charles Scribner’s Sons, 1906), 743.

    [10] Gordon D. Fee, The First Epistle to the Corinthians, revised ed., The New International Commentary On the New Testament (Grand Rapids, Michigan: William B. Eerdmans Publishing Company, 2014), 886, vtn. 381.

    [11] Basil de Grote, Over de Heilige Geest, 21.52.

    [12] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 219.

    [13] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 208-209.

    [14] Tom Wright, Paul for Everyone: 1 Corinthians (London: Society for Promoting Christian Knowledge, 2004), 224.

    [15] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 223. Commentaar op 2 Korinthe 5:1.

    [16] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 193.

    [17] Ibid., vtn. 59.

    [18] Ibid., 194. Zie bronnen aldaar.

    [19] Philo, On the Making of the World, 6. F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 273, vtn. 66.

    [20] George T. Montague, First Corinthians, Catholic Commentary on Sacred Scripture (Grand Rapids, MI: Baker Academic, 2011), 281.

    [21] Ignatius of Antioch, Corpus Ignatianum: Latin Version, Middle Recension, trans. William Cureton (Berlin: Asher and Co., 1849), 38.

    [22] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 273 en vtn. 68.

    [23] Ambrosiaster, Commentaries On Romans and 1-2 Corinthians, ed. and trans. Gerald Lewis Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, Ill.: InterVarsity Press, 2009), 200.

    [24] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 274.

    [25] Vrij naar A.T. Robertson, Word Pictures in the New Testament (Nashville, TN: Broadman Press, 1933), 2 Corinthians 4:6.

    [26] Murray J. Harris, “2 Corinthians,” in The Expositor’s Bible Commentary: Romans–Galatians (Revised Edition), ed. Tremper Longman III & Garland, David E., vol. 11 (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2008), 475.

    [27] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” in Bijbel in de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen (Baarn: Bosch & Keuning n.v., 1956?), 244.

    [28] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 246.

    [29] George Leo Haydock, Haydock’s Catholic Bible Commentary (New York: Edward Dunigan and Brother, 1859), 2 Co 4:17.

    [30] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 269.

    [31] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 226. Commentaar op 2 Korinthe 5:16.


    Categorie:Preken
    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs