Kies Keurig
Links
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
  • Mijn engelstalige website (uitgebreider)
  • Recensies
    Zoeken in blog

    Inhoud blog
  • 1 Johannes 4
  • 1 Johannes 3
  • 1 Johannes 2
  • 1 Johannes 1
  • Wereldgezindheid
  • Hier komt het op aan
  • Dankbaarheid
  • De Wedloop blijven lopen
  • Verkondiging en Vervolging
  • Hemelvaart als Voorbeeld en als Werkelijkheid
  • Beelden van God
  • Verder pionieren
  • Herinneringen voor de Toekomst
  • Herders zijn
  • De stille Stem van God
  • De Dwaasheid der Prediking
  • Geloofsopvoeding
  • God is Liefde
  • Vertrouwen en Moed
  • Christenen die Familiebanden herstellen
  • Geldbeheer of Afgoderij?
  • Kerstpreek
  • Een Preek over Evangelieverkondiging
  • De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus
  • Trouw aan Jezus Christus is Noodzakelijk
  • Liturgie van het Avondmaal voor een Evangelische Kerk
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 2
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 1
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 2
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 1
  • Avondmaalsviering bij "Wie bepaalt jouw agenda?"
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest
  • Over Hulp die we mogen verwachten van de Heilige Geest
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 2 – vervolg
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 1 – introductie
  • Als het even niet meer gaat… Een Paaspreek
  • Enkele "Verbannen" Delen van het Evangelie
  • Enkele Overdenkingen bij het Avondmaal
  • Preek voor de bevestigingsdienst
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 2 (vereenvoudigd)
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 1 (vereenvoudigd)
  • Een huwelijk
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (korte versie)
  • Bijdrage aan "Diversi-Date: 'Vredevol samenleven in diversiteit.'"
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (lange versie)
  • Een Preek over Twee Verschillende Bomen (versie 2a)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid (korte versie)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid
  • Bijbels Ouderlingschap
  • Avondmaal bij Bijbels Leiderschap
  • Bijbels Leiderschap
  • Waarom herdenken we de Dood van de levende Christus?: een korte Overdenking bij het Avondmaal
  • De Kroon van Volharding
  • De Tempel, het Paradijs en het Avondmaal
  • Over helden die ons een voorbeeld geven om na te volgen
  • Over de Doop en het Vasten van Jezus onze Heer
  • Galaten hoofdstuk 6: hoe behoren we onszelf te gedragen en hoe behoren we elkaar te behandelen?
  • Galaten hoofdstuk 5: bouw op je fundament!
  • Jezus Christus: de voorafgebeelde Vervuller van het Oude Testament en de gegeven Liefde van God: een overdenking bij de menswording van het Woord van God
  • Galaten hoofdstuk 4B: laat u niet weer manipuleren en tot slaven maken
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 104
  • De Eerste Protestantse Splitsing: de Letterlijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in Brood en Wijn of een Representatie? Wat met Andersdenkenden? (Een Overdenking bij het Avondmaal)
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 23
  • Galaten hoofdstuk 4A: van Slavernij tot Vrijheid
  • Onze Vader en het Avondmaal
  • Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap
  • Het Tegengif – Een Overdenking bij het Avondmaal
  • Galaten hoofdstuk 3: De Kar vóór het Paard – de Juiste Volgorde van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 2: Verdedig de Waarheid van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 1: Trachten wij Schijnbroeders te behagen?
  • Overdenking bij het Avondmaal / Pasen
  • Volg het Woord, wees een woord
  • Een preek over de liefde ter gelegenheid van het feest van St. Valentijn
  • Kleine maar grote verschillen: vergelijkingen tussen Judas Isakriot en Simon Petrus, Martha en Maria Magdalena en Maria Magdalena en Simon Petrus
  • Focus niet op angst
  • Focus steeds op de Heilige Geest
  • Geniet van het leven
  • De boze wijngaardeniers
  • Psalm 25:1-11
  • Hoe God de vrouw eer geeft - oude versie
  • Wie bepaalt jouw agenda?
  • Een Vreugdevol Nieuwjaar
  • De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie
  • Mensen Uitnodigen tot Jezus
  • Ruth
  • Een Hoofd vol Vrede in plaats van een Hoofd vol Zorgen
  • De Macht van Jezus: Vergeving, Verzoening, en Herstel
  • De Macht van Jezus over onze Levens
  • De Macht van Jezus
  • De Geest en de Eucharistie
  • Herder of Wolf?
  • Nieuwjaarswensen
  • Een Preek over de Dwaalleer der Nicolaïeten en der Gnostici
  • Een Preek over Twee Bomen (versie 1a)
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest - originele versie
  • Enkele Leerrijke Elementen uit Gordon Fee en Douglas Stuart, "How to Read the Bible for All Its Worth"
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [korte versie]
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [lange versie]
  • Nieuwtestamentische Aansluiting
  • Genesis versus Egyptologie
  • IJsjeschristendom en Erfzondeleer
  • De Mens en zijn Zoektocht naar Voldoening en naar God
  • De Verkiezing in het Oude Testament
  • Persoonlijke Relatie met God in het Oude Testament
  • De Antichrist
  • Jeremia 11:11 uitgelegd
  • Onvoorwaardelijke Gehoorzaamheid
  • Zuiver van Hart
  • Waarin Geloven Pinksterchristenen?
  • Het Geloof in de Godheid van Christus is Noodzakelijk
  • Kladversie van "Het Geweten en de Gouvernementele Visie op het Zoenoffer in Relatie tot Evangelisatie"
  • Het Einde vanaf Het Begin
  • Dr. W.F. Dankbaar over Dwaalleraar Marcion
  • Dr. W.F. Dankbaar over De Gnostiek
  • Niet buigen
  • Jezus huilde
  • De 'Grote Toorn' over Israël (2 Koningen 3:27)
  • God bezoekt 2 Prostituees - De Parabel van De 2 Prostituees
  • Advent - De Verwachting van De Wederkomst van Christus
  • Romeinen in Perspectief
  • Waarom Ik hou van Mijn Lokale Kerk
  • De Drie-Eenheid in Jesaja 48:12-13,16
  • Genesis 3:22 leert niet dat De Mens aan God Gelijk is geworden
  • Een Facebook Gesprek over De Gouvernementele Theorie van Het Zoenoffer
  • Volgens De Bijbel zou Jij Dood moeten zijn
  • William Booth over De Gaven van De Geest volgens Gordon Lindsay
  • Recensies
  • John Wesley over Het Calvinisme volgens Gordon Lindsay
  • Leiders zijn niet gebaat bij Huldeblijken
  • Wat We in De Kerk nodig hebben
  • De Grenzen van Het Land van Belofte
  • Bijbels Verschil tussen Vreemdeling en Onbekende
  • Het Zondvloedverslag uit Het Gilgameš-Epos en Oudere Teksten versus Het Bijbelse Zondvloedverslag
  • Het Babylonische Scheppingsverhaal versus Het Bijbelse Scheppingsverhaal
  • Genesis 10 is geen Interpolatie
  • Één Paar of Zeven Paar
  • Het Verschil tussen De Namen Jahwè en Elohim
  • Het Bewijs van Onze Liefde voor Jezus
  • Losprijs Model van Het Zoenoffer
  • Tõledõt
  • 5 Redenen om De Sabbat te houden
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
    02-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psalm 25:1-11

    Vandaag sta ik even met u stil bij de eerste helft van Psalm 25.[1] Hopelijk zitten hier voor uw persoonlijke leven  nuttige waarheden in waaraan u zich kan vastklampen en van waaruit u kan en zal leven.

    Vers 1: “Van David. Tot U, HERE, hef ik mijn ziel op;”

    “Tot U, HERE, hef ik mijn ziel op.” Drie andere psalmen leren ons dat onze ziel, ons hele wezen, zich stil kan keren tot God (Psalm 62:6) en kan dorsten naar God (Psalm 63:2) en door God kan worden verkwikt (Psalm 23:3). Maar, vanuit onze Psalm 25 vers 1 leren we dat we onze nefesh, onze ziel, ons hele wezen kunnen opheffen tot God. Zeker nu we vrijmoedig mogen naderen tot de troon van God waartoe Christus vrijmoedig “de hemelen is doorgegaan (…) opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd” (Hebreeën 4:14-16). Omdat we onze ziel mogen verheffen tot God, als dienaren van de Heer, kan en mag onze ziel zich ook verheugen (Psalm 86:4). We mogen niet alleen dorsten naar God, onze ziel verheffen tot God, maar we mogen zelfs met de Psalmist zeggen: mijn ziel is aan U verkleefd (Psalm 63:9a). Dit gaat om verbond met Jahweh onze Heer en God want de Psalm gaat verder: “uw rechterhand houdt mij vast” (Psalm 63:9b).

     Bemerk ook dat de Psalm begint met “Van David.” David is niet beschaamd om te bekennen dat hij zijn ziel opheft tot de HERE. Hoe zit het met ons? Zijn wij beschaamd dat wij onze ziel opheffen tot onze HERE, dat wij onze hoop in Hem stellen? Weten mensen dit van ons? Verkondigen wij dit?

    Vers 2: “mijn God, op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden, laten mijn vijanden niet over mij juichen.”

    “Mijn God, op U vertrouw ik.” Dit is een goede positie. Want, ik citeer vanuit een andere Psalm: “HERE der heerscharen, welzalig de mens die op U vertrouwt” (Psalm 84:13). Inderdaad, als je de HEER als jouw Herder hebt, dan ontbreekt je niets en dan zullen heil en goedertierenheid je volgen (Psalmen 23:1,6). Heil (Engels: Health) kan je als de Germaanse equivalent van het Hebreeuwse shaloom begrijpen. Dit is heelheid, redding, volledigheid, geen gebrek. Dit kan een innerlijke staat van zijn zijn maar het kan ook zo zijn dat we bijvoorbeeld door kanker of zelfs moord overmand worden. Dus “laat mij niet beschaamd worden, laat mijn vijanden niet over mij juichen”, in de lange termijn is dit het geval, want wanneer we sterven zullen we de paradijselijke heelheid bereiken als Jahweh hier op aarde onze Verbondsgod gebleven is door onze persoonlijke keuze en standvastigheid doorheen dit leven.

    Vers 3: “Ja, allen die U verwachten, worden niet beschaamd, beschaamd worden wie trouweloos handelen zonder oorzaak.”

    Er is hier dus een tegenstelling tussen diegenen die trouw zijn aan het verbond met de Heer, die hun voorbereiden voor het huwelijk (Openbaring 19:7-9), die hun olielampen vol hebben (Matteüs 25:7) en zij die trouweloos zijn, dus diegenen die niet trouw zijn aan hun verbond met God, en die dus niet wachten omdat ze spotten zo van “waar blijft de Heer nu?” (2 Petrus 3:3-6) en omdat ze er maar op los leven zonder te luisteren naar de knechten van de Baas (Matteüs 21:33-41). Ze trokken hun juiste kleren niet aan (Matteüs 22:11-13). Ze vullen hun olielampen niet (Matteüs 25: 8-13).

    Verzen 4-5: “HERE, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden, leid mij in uw waarheid en leer mij, want gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.”

    “HERE, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden,”

    Natuurlijk mogen we God voor leiding vragen voor specifieke situaties maar Zijn wegen zijn meestal niet een specifieke roeping of een letterlijke weg maar eerder een manier van leven, een morele karaktereigenschap zoals God en uw naasten beminnen (Matteüs 22:34-40), gerechtigheid (In de zin van een rechtvaardig oordeel van keuzes, rechtvaardig oordelen tussen goed en kwaad, tussen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid), genade, en trouw (Matteüs 23:23). Of zoals de profeet  Micha het zo mooi schreef onder leiding van de Heilige Geest: “Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig [nederig] te wandelen met uw God” (Micha 6:8).

    “leid mij in uw waarheid en leer mij, want gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.”

    “Leid mij in uw waarheid en leer mij”

    Dit is een goede ingesteldheid. “Leid mij in uw waarheid en leer mij”. Dit gaat dus om van de Heer te willen leren hoe we nu juist het bovenstaande behoren te volbrengen. Hoe precies rechtvaardige keuzes maken, rechtvaardig oordelen, nederig te zijn, trouw te zijn, God en onze naasten lief te hebben,… We behoren in de waarheid te wandelen (3 Johannes 1:3-4). Dit alles wordt samengevat in de woorden van de apostel Paulus: “Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de HERE; wandelt als kinderen des lichts, - want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid – en toetst wat de HERE welbehaaglijk is” (Efeziërs 5:8-10).

    Dus waarom behoren wij zo te wandelen in datgene wat de HERE welbehaaglijk is? Vanuit het volgende grote besef:

    “want gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.” Soms lijkt een situatie hopeloos en dan lijkt het alsof God niet antwoord. Dan kunnen de woorden van Maleachi énorm bemoedigen: “Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden. Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de HERE der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient. Dan zult gij tot inkeer komen en het onderscheid zien tussen de rechtvaardige en de goddeloze; tussen wie God dient, en wie Hem niet dient” (Maleachi 3:16-18). Ook al lijkt de situatie duister, onduidelijk of verwarrend, verlies de hoop niet. God zal een duidelijk onderscheid maken tussen diegenen die trouwe zonen en dochters zijn en diegenen die hypocrieten zijn. Hier komen we later nog op terug. Op een dag begon het te regenen (Genesis 6:5-24, 2 Petrus 2:5) en op een andere dag begon het zwavel en vuur te regenen (Genesis 19:24-29, Judas 1:7, 2 Petrus 2:6-9). [Ik verwijs hier dus naar de zondvloed en naar Sodom en Gomorra.] Maar God zal, net zoals toen, zijn getrouwen zeker niet vergeten. “maar de rechtvaardige Lot, die zwaar te lijden had onder de losbandige wandel dier zedelozen, heeft [God] behouden – want deze rechtvaardige heeft, onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken – dan weet de HERE de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen” (2 Petrus 2:7-9). “Uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en al uw vijanden zullen worden uitgeroeid” (Micha 5:8). “Maar plotseling treft God hen met een pijl; daar zijn nu hun wonden. Hun tong doet hen over zichzelf struikelen; al wie naar hen ziet, schudt het hoofd. Dan vrezen alle mensen en verkondigen Gods daad, en slaan acht op zijn werk. De rechtvaardige zal zich in de HERE verheugen en bij Hem schuilen, alle oprechten van hart zullen zich beroemen” (Psalm 64:8-11). De Psalmist zegt ook over hoe onze ingesteldheid als gemeente behoort te zijn: “Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting; waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen. Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God. Vertrouwt op Hem te allen tijde, o volk, story uw hart uit voor zijn aangezicht; God is ons een schuilplaats” (Psalm 62:6-9). Dit mogen we zeker geloven, belijden, en proclameren als kerk, als volk van God.

    Vers 6-7: “Gedenk uw barmhartigheid, HERE, en uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid; gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mijner naar uw goedertierenheid, om uwer goedheid wil, HERE.”

    Denk niet aan mijn zonden. “Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijentwil en Ik gedenk uw zonden niet” (Jesaja 43:25). “Want ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken” (Hebreeën 8:12). Hij zal dit ook doen volgens Psalm 103. “Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons; gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de HERE over wie Hem vrezen” (Psalm 103:10-13). Het is zoals een liefdevolle vader die altijd zijn kinderen zal vergeven wanneer zij tot hem komen met ware spijt en bekering. “Ik wil horen wat God, de HERE, spreekt; want Hij zal van vrede spreken tot zijn volk en tot zijn gunstgenoten; maar laten zij niet terugkeren tot dwaasheid” (Psalm 85:9). Net zoals een aardse vader is God de Vader niet iemand die naïef is en met zich laat rammelen als de zoon of dochter zich voordoet als spijt hebbend of zich bekerend. We hoorden daarnet al dat Jahweh zich ontfermt over wie Hem vrezen. Dit zijn dus diegenen die niet willen “terugkeren tot dwaasheid”, die niet willen terugkeren tot hun zonden. Voorts staat er geschreven in Psalm 103 dat diegenen die Hem vrezen diegenen zijn die Zijn verbond onderhouden, denken aan Zijn bevelen, en ze ook uitvoeren: “Maar de goedertierenheid des HEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen” (Psalm 103:17-18). Dus niet enkel verbond met de lippen maar ook met de daden, zoals we vorige keer zagen met Rachab die niet enkel zei dat ze een verbond met Jahweh aanging maar ook er naar handelde door van hoererij naar rechtvaardige daden over te schakelen. Of Ruth die alles achterliet om te wandelen naar en met Jahweh de Verbondsgod.

    Vers 8-9: “Goed en waarachtig is de HERE; daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg. Ootmoedigen [nederigen] doet Hij wandelen in het recht, en Hij leert ootmoedigen [nederigen] zijn weg.”

    John Piper citeerde verzen 8 tot 9 en zei dat deze Psalm “geweldige beloften van leiding” bevatten.[2]

    Vers 8 leert “… daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg.” Maar vers 12 leert: “Wie is de man die de HERE vreest? Hij onderwijst hem aangaande de weg die hij moet kiezen.” Is hier sprake van een tegenstelling? Ik denk van niet. Vers 8 spreekt over zondaars, vers 9 spreekt over nederigen en verzen 12 en 14 spreken over diegenen die de HEER vrezen. God houdt van zondaars en wil dat ze zich in alle nederigheid bekeren tot de vreze des HEEREN. Het feit dat er hier over zondaars wordt gesproken vormt dus geen tegenstelling. De zondaar kan God in alle nederigheid komen te vrezen en dan zal God antwoorden. Let wel, God zal niet antwoorden als er geen bekering van zonde is. “De weg die hij moet kiezen” is naar Gods wil leven. Dit is de weg van de rechtvaardigheid. Met God is er altijd een weg voorwaarts wanneer er iemand zich waarlijk bekeert.

    Want iedereen is welkom tot het Verbond met Jahweh: Vers 10: “Alle paden des HEREN zijn goedertierenheid en trouw voor wie zijn verbond en zijn getuigenissen bewaren.”

    Vers 11: “Om uws naams wil, HERE, vergeef mij mijn ongerechtigheid, want die is groot.”

    Misschien denk je dat je vele en grote zonden hebt begaan maar God kan er nog iets van maken voor zijn eer. Maar deins niet terug of denk niet dat de Heer je toch niet kan vergeven of toch niets van jou kan maken, want er staat geschreven: “Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend, rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen” (Psalm 86:5). De King James Version zegt niet “gaarne vergevend” maar “klaar om te vergeven”. God staat letterlijk klaar om diegenen te vergeven die Hem aanroepen met oprechte bekering en spijt en daar moet je niet aan twijfelen. God wil namelijk niet dat sommigen verloren gaan maar Hij wil dat allen tot bekering komen (2 Petrus 3:9b). “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden” (1 Johannes 5:14-15). “Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijn naams wil” (1 Johannes 2:12). “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1 Johannes 1:9). “Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld” (1 Johannes 2:1-2). Hij heeft al tweemaal “kinderkens” gezegd. Dit is voor nieuwe gelovigen, kinderen, opdat ze dit feit mogen vatten dat hun vergiffenis een feit is. God wordt omschreven als Diegene “die al uw ongerechtigheden vergeeft” (Psalm 103:3a) en als Diegene “die uw leven verlost van de groeve” (Psalm 103:4a) “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here” (Romeinen 6:23). “God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; en dát niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben” (Romeinen 5:8-12). “Opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. [Dit is zijn wil.] Wie in Hem gelooft; wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God” (Johannes 3:15-18). Er zijn er hier velen onder u, waaronder ikzelf, die de tel zijt kwijtgeraakt van het aantal zonden die zij vroeger bedreven hadden. Wij hadden er een zooitje van gemaakt maar de Heer maakte toch iets moois van ons en van onze levens vanwege zijn genade en goedheid (Psalm 25:7, KJV) en ter wille van Zijn Naam (Psalm 25:11), “Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijentwil en Ik gedenk uw zonden niet” (Jesaja 43:25) en “Hij leidt mij in de rechte sporen om zijns naams wil” (Psalm 23:3) dus tot zijn propaganda, promotie, reclame,... Hij kan ons getuigenis en onze vernieuwde interacties met onze medemensen vanuit ons nieuwe leven gebruiken. “Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende. Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland en God verscheen, heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad van wedergeboorte [een herschepping, het scheppen van een nieuw leven toegewijd aan God, het herstel naar zijn oorspronkelijke, ongerepte, zuivere staat] en der vernieuwing [of verandering voor het beste] door de heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens. Dit is een getrouw woord en ik wil, dat gij op dit punt een krachtig getuigenis geeft, opdat zij, die hun vertrouwen [, we kunnen zeggen: verbondsvertrouwen,] op God gebouwd hebben, ervoor zorgen vooraan te staan in goede werken. Die zijn schoon en voor de mensen nuttig” (Titus 3:3-8). “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” (1 Johannes 3:8b). Dus van slechte werken naar goede werken. “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis” (Openbaring 12:11a). Als we ons oprecht bekeren van het slechte pad en oprecht vergiffenis vragen, dan worden we vergeven en dan worden we op het goede pad geplaatst. Laten we dus alle zonden, alle slechte werken afleggen en ons toeleggen op goede werken waaronder ook de verkondiging van het goede nieuws van Jezus Christus waardoor wij vanuit onze zondige levens tot God zijn verzoend tot levens van goede werken.


    [1] Ik baseer me op de KJV en de NBG1951 omdat ze hier dicht bij elkaar aanleunen.

    [2] “If I Could Start All Over: Six Lessons for Your Twenties – John Piper (Audio)” https://www.youtube.com/watch?v=mLRDqUfXeng.


    Categorie:Preken
    26-01-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe God de vrouw eer geeft - oude versie

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2020-01-26-hoe-god-de-vrouw-eer-geeft-door-tom-torbeyns/. Dit is de oude versie van deze preek. De nieuwe 2-delige versie kan u op deze website lezen (23 april en 30 april 2023).]

    Het onderwerp van vandaag is “Hoe God de vrouw eer geeft”. We beginnen vanuit het begin van de Bijbel[1]. De Bijbel begint al direct met het huwelijk voor te stellen als het ideaalbeeld voor de mens. God zegent zowel de man als de vrouw. De tekst zegt het als volgt: “En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. God zegende hen, en God sprak tot hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt’” (Genesis 1:26-28). Merk op dat de man en de vrouw hier als getrouwd worden beschreven. Dit huwelijksbeeld is dus het ideaal voor de mens. Dit wordt beschreven als “heel goed” (Genesis 1:31). In hoofdstuk 2 wordt dit expliciet een huwelijk genoemd: “Daarom zal een mens [of een man] zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze waren beiden naakt, de mens [de man] en zijn vrouw, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar” (Genesis 2:24-25). Merk op dat eerst man en vrouw als getrouwd worden beschreven in hoofdstuk 1:26-28, dat dit als zeer goed wordt beschreven, dat dan pas de man als alleen wordt beschreven en dat dit niet goed is: “De HEER God sprak: ‘Het is niet goed dat de mens [de man] alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past’” (Genesis 2:18), en dat dan de reden voor het huwelijk wordt beschreven: “Daarom zal een mens [of een man] zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze waren beiden naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar” (Genesis 2:24-25). “En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (Genesis 1:27). “God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was” (Genesis 1:31a). Het huwelijk is dus Gods ideaal voor de mens. Zowel de man als de vrouw zijn geschapen naar het beeld van God en beiden zijn bedoeld om naar het beeld van God verbonden te zijn in het huwelijk (Genesis 1:27) voor het leven. Hier kunnen zij veilig naakt en onbeschaamd zijn, seksuele betrekkingen hebben, en vruchtbaar zijn (Genesis 1:27, Genesis 2:24-25). Met andere woorden, alles wat hiervan afdwaalt zoals bijvoorbeeld seks voor het huwelijk of overspel is zonde, is een duivelse leugen, en is niet Gods ideaal. Mensen die die wegen verkiezen boven Gods weg zullen niet Gods paradijselijk ideaal en paradijselijke rust bereiken: “Weet u niet dat zij die onrecht plegen, geen deel zullen hebben aan het koninkrijk van God? Maak uzelf niets wijs! Hoerenlopers, afgodendienaren, echtbrekers, schandknapen, knapenschenders, dieven, uitbuiters, dronkaards, lasteraars, oplichters, zij zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God” (1 Korintiërs 6:9-10). “(…) hun deel is in de poel die brandt van vuur en zwavel” (Openbaring 21:8b). Om dit verder concreet te maken gaan we later in deze preek enkele Bijbelse verhalen bekijken waarin mensen dit soort zonden hadden begaan maar zich bekeerd hadden tot Gods ideaal. Of zoals Paulus het zo mooi zei: “Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar nu bent u schoongewassen: u bent geheiligd, u bent gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God” (1 Korintiërs 6:11). Paulus gaf als advies tegen seks voor het huwelijk: “Vlucht weg van ontucht” (1 Korintiërs 6:18a). “Ja, maar met het oog op de gevallen van ontucht is het beter dat iedere man zijn eigen vrouw heeft en iedere vrouw haar eigen man” (1 Korintiërs 7:2). “Tegen de ongehuwden en weduwen zeg ik: het is goed voor hen als zij blijven zoals ik. Maar als zij zich niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Het is beter te trouwen dan te branden” (1 Korintiërs 7:8-9). “Als iemand meent dat hij zich onbetamelijk jegens zijn meisje gedraagt, omdat zijn verlangen te heftig wordt en de dingen hun loop moeten hebben, laat hem dan doen wat hij wil: laten zij trouwen, daar steekt geen kwaad in” (1 Korintiërs 7:36). Keer op keer wijst Paulus dus de mensen weg van ontucht naar het ideaal van het huwelijk, waarin geldt: “Een vrouw is aan haar man gebonden zolang hij leeft” (1 Korintiërs 7:39a). Het huwelijk is dus voor het leven.

     

    In Gods Wet zit een geniaal systeem om mensen naar dit ideaal van het huwelijk te leiden en om seksuele immoraliteit in te perken. We lezen namelijk in Exodus: “Wanneer iemand een nog niet verloofd meisje verleidt en omgang met haar heeft, dan moet hij haar huwen en de bruidsprijs betalen. Weigert de vader haar aan hem af te staan, dan moet hij toch een bedrag betalen gelijk aan de bruidsprijs voor maagden” (Exodus 22:15-16). Er zijn dus in Gods Wet geen “goedkope” meisjes. Ze zijn allemaal stuk voor stuk kostbaar, ook de meisjes die naïef zijn geweest. Waar Gods Wet gold, kon een man niet eens rap profiteren van een meisje laat staan meerdere meisjes. Hij moest haar trouwen, moest voor het leven met haar samenblijven; mocht haar dus niet verstoten (Deuteronomium 22:29), en moest de bruidsprijs betalen. Indien het huwelijk niet werd toegestaan door haar vader moest hij toch de bruidsprijs betalen. Deze wet gold ter bescherming van de waarde van een meisje. Als, in de ogen van haar vader, een slechte man het meisje verleidde, mocht die man niet met het meisje trouwen maar moest hij toch de bruidsprijs betalen. Een goede man die haar dan toch vergevingsgezind was en haar liefhad en met haar wilde trouwen, werd vergoed en bevoordeeld aangezien hij geen bruidsprijs meer zou moeten betalen. Met andere woorden: zijn goedheid werd in Gods Wet beloond. We zien hier dus dat Gods Wet leidt tot de eer van het huwelijk, ook voor het meisje dat een fout heeft begaan. Ofwel met die oorspronkelijke jongen ofwel met een andere jongen indien die eerste zijn plicht niet nakomt of indien haar vader hem niet goed genoeg voor zijn kostbare dochter vindt en niet wil dat hij met haar trouwt maar naar het huwelijk zou zij idealiter geleid worden. Het huwelijk was waar het meisje zich veilig en geborgen zou voelen.

     

    “Liefde en trouw mogen u nimmer verlaten, Hang ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart; Dan zult ge goed en verstandig zijn, in de ogen van God en de mensen. Vertrouw op Jahweh met heel uw hart, Verlaat u niet op eigen inzicht; Denk aan Hem op al uw wegen, Dan zal Hij uw paden effenen” (Spreuken 3:3-6, Canisiusvertaling). God wil niet dat de man zijn vrouw wegzend. Hij wil verbondstrouw. Hij wil huwelijkstrouw: “Vraagt u waarom? Omdat de HEER getuige is geweest tussen u en de vrouw van uw jeugd, de vrouw, aan wie u ontrouw bent geworden, terwijl ze uw gezellin is en de vrouw van uw verbond. Heeft Hij haar niet voor hem gemaakt als zijn vlees en leven? En wat wil Hij anders dan kinderen van God? Draag dus zorg voor uw leven en wees niet ontrouw aan de vrouw van uw jeugd. Want als een man zijn vrouw uit haat wegzendt – zegt de HEER, de God van Israël – bedekt hij geweld met zijn kleed, zegt de HEER van de machten. Draag dus zorg voor uw leven en wees niet ontrouw” (Maleachi 2:14-16).

     

    De Heere Jezus zei dit ook en hij verwees ook naar het begin van Genesis: “(‘…) Maar vanaf het begin van de schepping heeft Hij hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Daarom zal een mens [een man] zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze zijn dus niet meer twee, maar één. Dus: Wat God heeft verbonden, moet de mens niet scheiden.’ Thuisgekomen vroegen de leerlingen Hem opnieuw hierover. Hij zei hun: ‘Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt echtbreuk tegenover haar, en als zij haar man verstoot en met een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk” (Marcus 10:6-12). Jezus verwijst dus naar het oorspronkelijke “zeer goede” huwelijksbeeld waarin man en vrouw als getrouwd door het leven gaan. Beiden moeten zich houden aan het huwelijksverbond dat zij gesloten hebben voor God. Zowel man als vrouw kunnen zich veilig en geborgen voelen in het verbond van het huwelijk.

     

    Een tijdje geleden preekte ik over Ruth. Toen leerden we dat Boaz Ruth eer gaf door met haar te trouwen. God geeft eer aan de vrouw door de man vanwege haar te zegenen: “Wie een vrouw vindt, vindt het geluk en krijgt de gunst van de HEER” (Spreuken 18:22). Boaz werd dus door God gezegend omdat hij met Ruth trouwde. Ruth was een Moabietische vrouw. Moab stond bekend als een zeer goddeloos volk van afgodenoffers en seksuele ontucht. Wie weet wat Ruth allemaal al op haar kerfstok had. Toch wist Boaz dat Gods ideaal voor de vrouw niet seksuele losbandigheid was maar het huwelijk waarin de vrouw veilig en geborgen bij één man is voor het leven. Van wie zou hij dit geleerd hebben? Wie was de vader en moeder van Boaz? Weet iemand dit? “Salmon was de vader van Boaz en Rachab was zijn moeder. Boaz was de vader van Obed en Ruth was zijn moeder” (Matteüs 1:5, zie ook 1 Kronieken 2:11-12, Ruth 4:20-21, Lukas 3:32). De vader van Boaz was dus een zekere Salmon en zijn moeder was Rachab. Rachab was een hoer die zich bekeerde van haar hoererij tot verbondstrouw met Jahweh onze God. Zij vluchtte uit de stad Jericho en verbleef bij de Israëlieten in het land Israël (Jozua 6:16-25). Zij wordt beschreven als een vrouw in verbond met [of geloof in] Jahweh, in tegenstelling tot diegenen die geen verbond hadden met [of geloof hadden in] Jahweh (Hebreeën 11:31). Zij behoort dus tot de geloofshelden of de verbondshelden van Hebreeën hoofdstuk 11. Het verbond dat zij beleed was geen lege praat maar het werd omgezet in goede daden waardoor zij gerechtvaardigd werd (Jakobus 2:25). Of zoals Jakobus het zo duidelijk stelde: “Het is duidelijk dat een mens door daden wordt gerechtvaardigd en niet alleen door geloof [dit is: het verbond zonder daden]. Werd ook de hoer Rachab niet gerechtvaardigd vanwege haar daden, omdat zij de spionnen in haar huis opnam en langs een andere weg liet vertrekken?” (Jakobus 2:24-25). Rachab was onrechtvaardig maar zij werd gerechtvaardigd door haar verbond met Jahweh en door haar goede daden die overeenkwamen met haar bekering en haar verbond. Als mannen en vrouwen moeten onze daden overeenkomen met een ware bekering van onze zondige levensstijlen naar het houden van onze huwelijksgeloften.

     

    Natuurlijk vormde de maagdelijke zwangerschap van Maria de uitzondering maar ook in dit verhaal kunnen wij zeggen dat God het opneemt voor het zwangere tienermeisje en haar beschermt door aan Jozef in een droom een engel te laten verschijnen die hem waarschuwt om haar niet te verstoten en hem toestaat met haar te trouwen (Matteüs 1:20-21). Door de maagdelijke zwangerschap krijgt de vrouw eer. Door de geboorte van Jezus krijgen de vrouwen in de geslachtsregister die tot Hem leiden eer. We zien hier: Tamar die zich voordeed als een hoer en zo haar schoonvader verleidde (vers 2, Genesis 38), Rachab de hoer (vers 5), Ruth de Moabietische weduwe (vers 5) en Batsheba de vrouw van Uria (vers 6). Over deze laatste kunnen we zeggen dat zij een onkuise relatie had met koning David en haar echtgenoot werd door David ter dood gebracht waarna zij de vrouw van David werd. God herstelde haar in ere door haar de koningin-moeder te maken van koning Salomo (2 Samuel 11-13).

     

    Ook de overspelige vrouw werd door Jezus in eer hersteld nadat Hij de zelfrechtvaardige schriftgeleerden en farizeeërs ten schande had gemaakt: “Jezus keek op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze gebleven, vrouw? Heeft niemand u veroordeeld?’ ‘Nee Heer, niemand’, antwoordde ze. Waarop Jezus zei: ‘Ik veroordeel u ook niet. Ga nu maar, en zondig voortaan niet meer’” (Johannes 8:10-11). Wel werd zij dus streng terechtgewezen. Zij werd gewezen van haar zonde; of van haar overspel tot Gods huwelijksideaal.

     

    Lukas 7:36-50 beschrijft het verhaal van de zondige vrouw die Jezus kwam zalven. Zij was waarschijnlijk een hoer. De Heere Jezus gaf haar eer en maakte de zelfrechtvaardige farizeeër ten schande: “Daarop keerde Hij zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: ‘Ziet u deze vrouw? Ik kwam uw huis binnen. Water voor mijn voeten hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft sinds Ik hier binnenkwam onophoudelijk mijn voeten gekust. Mijn hoofd hebt u niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. Daarom zeg Ik u dat haar vele zonden vergeven zijn, getuige haar grote liefde. Maar wie weinig wordt vergeven, heeft weinig liefde. Tegen haar zei Hij: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ De andere gasten zeiden toen onder elkaar: ‘Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?’ Tegen de vrouw zei Hij: ‘Uw vertrouwen is uw redding. Ga in vrede’” (vers 44-50). Haar zonden werden haar vergeven vanwege haar verbondstrouw aan en liefde voor Jezus. Haar liefde en trouw jegens Jezus zijn een voorbeeld voor ons allen. Jezus voegde nog iets toe aan de eer die Hij haar gaf: “Ik verzeker jullie, waar ook ter wereld deze goede boodschap verkondigd wordt, daar zal ook ter herinnering aan haar verteld worden wat zij gedaan heeft” (Matteüs 26:13), zoals ik vandaag aan het doen ben. Jezus zei verder: “Voorwaar, Ik zeg u: de tollenaars en de hoeren gaan u voor in het koninkrijk van God. Want Johannes is tot u gekomen in de weg van de gerechtigheid en u hebt hem niet geloofd; de tollenaars en de hoeren echter hebben hem geloofd; hoewel u dit echter hebt gezien, hebt u later ook geen berouw gehad om hem te geloven” (Matteüs 21:31b-32, Telos-vertaling). Ook verscheen Jezus als eerste aan Maria van Magdala. Zij was misschien wel deze zondige vrouw of hoer met de balsem maar we weten wel zeker dat zij een voormalig bezetene vrouw was die Jezus financieel onderhield en met Hem en de twaalf meereisde (Lukas 8:1-3). We lezen uit het evangelie van Johannes hoofdstuk 20: “Op de eerste dag van de week ging Maria van Magdala, in alle vroegte, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen voor de opening van het graf was weggehaald. (…) [We slaan enkele verzen over en lezen verder vanaf vers 11:] Maria echter stond buiten bij het graf te huilen. En terwijl ze zo huilde, wierp ze een blik in het graf en zag daar twee in het wit geklede engelen zitten, de een aan het hoofdeinde, de ander aan het voeteneinde van de plaats waar Jezus had gelegen. Ze spraken haar aan: ‘Waarom huilt u zo?’ Ze antwoordde: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd!’ Na deze klacht keerde ze zich om en zag Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. Jezus vroeg: ‘Waarom huilt u zo? Zoekt u iemand?’ In de mening dat het de tuinman was zei ze: ‘Heer, als u het bent die Hem hebt weggenomen, zeg me dan waar u Hem hebt neergelegd; dan kan ik Hem laten halen.’ Jezus zei: ‘Maria!’ Ze keerde zich nu naar Hem toe en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat is het Hebreeuws voor: meester.) ‘Houd Me niet vast’, zei Jezus. ‘Ik moet nog opstijgen naar de Vader. Ga liever naar mijn broeders en zeg hun: “Ik stijg op naar mijn Vader die ook jullie Vader is, naar mijn God die ook jullie God is.”’ Daarop ging Maria van Magdala aan de leerlingen verkondigen: ‘Ik heb de Heer gezien’, en ze vertelde hun wat Hij tegen haar gezegd had” (Johannes 20:1, 11-18). Zij kreeg dus de grote eer om als eerste getuige te zijn van de opgestane Christus, hierdoor krijgt zij in de latere kerkgeschiedenis de titel “apostel van de apostelen”. Vrouwen kregen de eer om als eerste van Jezus’ opstanding te getuigen (Matteüs 28:1-10). In het kort: Jezus gaf een grote, onverdiende eer aan een voormalig zondige of bezetene vrouw en ook deed Hij het oude Joodse idee dat de getuigenis van een vrouw niets waard was teniet.

     

    De vrouw krijgt zelfs de eer een beeld van de universele Kerk te zijn in Efeziërs 5:32 en in Openbaringen 19:7-8. Hoewel de universele Kerk vele zonden op haar kerfstok heeft, trouwt Christus toch met haar. Zij gaat dus van een staat van zonden naar een staat van het huwelijk waarin zij als zuiver wordt beschouwd: “(‘…) Laat ons verheugd zijn en juichen en Hem eer bewijzen: de tijd is gekomen voor de bruiloft van het lam, zijn bruid heeft zich al klaargemaakt.’ Haar is het vergund zich te kleden in linnen, wit en smetteloos, want het linnen symboliseert de goede daden van de heiligen” (Openbaring 19:7-8). Zoals bij Rachab zien we hier dus weer: verbondstrouw, huwelijkstrouw, goede daden. De duivelse leugen van seks buiten het huwelijk wordt vervangen door het paradijselijke ideaal van huwelijkstrouw.

     

    Hoe zien wij naar onze vrouwen? Hoe zien wij naar andere vrouwen? Hoe behandelen wij onze vrouwen? Hoe behandelen wij andere vrouwen? Daten wij met als doel huwelijk of gebruiken wij eigenlijk meisjes maar voor ons eigen plezier? Behandelen wij vrouwen als geschapen naar het beeld van God (Genesis 1:27)? Hebben wij onze vrouwen lief (Efeziërs 5:25, 33a) of zijn wij bitter jegens hen (Kolossenzen 3:19) en schamen wij ons voor hen (Genesis 2:25)? Paulus beveelt ons: “Mannen, heb uw vrouw lief, zoals ook Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd om haar heilig en rein te maken, door het waterbad en het woord, om haar tot zich te voeren in haar luister, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar heilig en onbesmet. Zo moeten ook de mannen hun vrouwen liefhebben, als waren die hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Want niemand heeft ooit zijn eigen lichaam gehaat, integendeel: hij voedt en koestert het, zoals Christus de kerk, omdat wij ledematen zijn van zijn lichaam. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Dit geheim is groot. Ikzelf betrek het op Christus en de kerk. Hoe dit ook zij, ieder van u moet zijn vrouw liefhebben als zichzelf” (Efeziërs 5:25-33a). Laat ons allen tot inkeer komen indien dit nodig is en onze vrouwen liefhebben als onszelf, hun tranen wissen en al het oude voorbij laten zijn (Openbaring 21:4), en vrouwen met respect behandelen en hen eer geven zoals God wil dat wij hen eer geven. Zoals Johannes Chrysostomos het zo mooi zei: “Dus laten we niet vrezen en beven. Laten we tot inkeer komen nu we de kans nog hebben. Laat ons opstaan uit onze zonden. Dit is mogelijk dankzij Gods genade, indien we gewillig zijn” (Johannes Chrysostomos, Het Evangelie van Matteüs, Homilie 90.2.). Of zoals Paulus het ook zo mooi zei: “Ik ijver voor u met de ijver van God, want ik heb u met één man verloofd, met Christus, om u als een zuivere maagd naar Hem te voeren” (2 Korintiërs 11:2).


    [1] Behalve indien anders aangegeven zijn voor deze preek de bijbelteksten gekopieerd uit de Willibrordvertaling, editie 2012.


    Categorie:Preken
    29-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wie bepaalt jouw agenda?

    Voordienst: Lukas 4:23-27.

    Deze maand was ik het evangelie van Lukas aan het bestuderen en wat mij enorm opviel was het verschil tussen de tactiek van de duivel of andere mensen en de tactiek van God. De duivel of anderen willen je agenda bepalen door middel van valse logica. De duivel zegt dikwijls INDIEN je die of die bent, doe dan dit of dat om dit te bewijzen. Zo probeert hij je te manipuleren of je naar zijn hand te zetten om je weg te leiden van Gods plan. Ik zal dit aantonen met enkele voorbeelden uit het evangelie van Lukas[1]:

    ·       “Jezus nu, vol van de Heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest geleid in de woestijn, veertig dagen verzocht door de duivel. En Hij at helemaal niets in die dagen, en toen zij waren geëindigd had Hij honger. De duivel nu zei tot Hem: Als U Gods Zoon bent, zeg dan tot deze steen dat hij brood moet worden” (Lukas 4:1-3). De logica lijkt goed: Jezus had honger, als Hij de Zoon van God was, waarom zou Hij dan niet nu direct kunnen en mogen eten in plaats van op Gods hulp te wachten (Markus 1:13)? Zo probeerde de duivel Jezus naar zijn hand te zetten.

    ·       Van deze binnenweg probeerde de duivel ook Jezus te overtuigen met een groter resultaat of beloning in Lukas 4:5-7: “En hij voerde Hem omhoog en toonde Hem alle koninkrijken van het aardrijk in een ogenblik tijds. En de duivel zei tot Hem: U zal ik al deze macht en hun heerlijkheid geven, want zij is mij overgegeven en aan wie ik wil geef ik ze; als U dan voor mij geknield zult aanbidden, zal zij geheel van U zijn”. Maar we weten dat Jezus na zijn lijden en opstaan echt alle glorie kreeg nadat Hij God had gehoorzaamd doorheen het lijden (Hebreeën 12:2, Lukas 24:4).

    ·       “Hij nu voerde Hem naar Jeruzalem en liet Hem op de dakrand van de tempel staan en zei tot Hem: Als U Gods Zoon bent, werp Uzelf dan van hier naar beneden; want er staat geschreven: ‘Zijn engelen zal Hij bevel geven aangaande u om u te bewaren, en zij zullen u op de handen dragen, opdat u niet misschien uw voet aan een steen stoot’” (Lukas 4:9-11). De duivel gebruikt zelfs de Bijbel en de idee van Gods bescherming om Jezus naar zijn hand proberen te zetten.

    Ook werkt de duivel soms door de gedachten van mensen heen met dezelfde tactiek:

    ·       “Eén van de farizeeën nu vroeg Hem bij zich te eten; en Hij ging in het huis van de farizeeër en lag aan. En zie, een vrouw die in de stad een zondares was en die merkte dat Hij in het huis van de farizeeër aanlag, bracht een albasten fles met balsem, ging wenend achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon zijn voeten met haar tranen nat te maken en droogde ze af met de haren van haar hoofd, en zij kuste zijn voeten innig en zalfde ze met de balsem. Toen nu de farizeeër die Hem had genodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als Deze een profeet was, zou Hij wel weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt, want zij is een zondares” (Lukas 7:36-39). We zien hier dus dat de duivel de gedachten van mensen beïnvloed.

    Hij beïnvloedde misschien zelfs de innige familieleden van Jezus die Zijn waarlijke identiteit kenden:

    ·       “Kind, waarom heb Je ons dit aangedaan? Zie, je vader en ik hebben Je met smart gezocht” (Lukas 2:48b). Deze uitspraak van Maria bevat misschien wel onbewust emotionele manipulatie, een vals schuldgevoel, en het is een leugen. Jozef was niet de vader van Jezus. God is Zijn Vader. Dit is ook het antwoord dat Jezus hen geeft: “Waarom hebt u Mij gezocht? Wist u niet dat Ik in de dingen van mijn Vader moet zijn? En zij beseften het woord niet dat Hij tot hen sprak” (Lukas 2:49b-50). Jezus moest bezig zijn met de dingen van God Zijn Vader. Dezelfde leugen werd ook gebruikt in Lukas 8:20: “Uw moeder en uw broers staan buiten en willen U zien.” Maar Jezus reageert: “Mijn moeder en mijn broers zijn dezen die het woord van God horen en doen” (Lukas 8:21). Het gaat dus om Gods wil en niet de wil van zijn aardse ouders boven de wil van God. Een subtielere variant: “Het gebeurde nu, toen Hij dit zei, dat een vrouw uit de menigte haar stem verhief en tot Hem zei: Gelukkig de schoot die U heeft gedragen en de borsten die U hebt gezogen. Hij echter zei: “Jawel, maar veeleer gelukkig zij die het woord van God horen en bewaren” (Lukas 11:27-28). Het gaat dus om Gods wil doen.

    Vooral naar het kruis toe werden de geestelijke aanvallen zeer intens en volgden ze zeer kort opeen:

    ·       Als U de Christus bent, zeg het ons” (Lukas 22:67b).

    ·       Bent U de koning der Joden?” (Lukas 23:3b).

    ·       “Anderen heeft Hij verlost, laat Hij Zichzelf verlossen als Deze de Christus van God is, de Uitverkorene” (Lukas 23:35b).

    ·       Als U de koning der Joden bent, verlos Uzelf!” (Lukas 23:37b).

    ·       Bent U niet de Christus? Verlos Uzelf en ons” (Lukas 23:39b).

    Dit zijn allemaal voorbeelden van hoe mensen de Zoon van God naar hun hand willen zetten. Indien u de Zoon van God bent, toon dan dit of doe dan dat. Jezus had dit al voorspeld. Hij sprak namelijk de woorden die u al in de voordienst hebt gehoord: “Zeker zult u deze vergelijking tot Mij zeggen: Dokter, genees Uzelf; alles wat wij hebben gehoord dat in Kapernaüm is gebeurd, doe dat ook hier in uw vaderstad” (Lukas 4:23b).

    Achter al deze menselijke of duivelse logica, dit bewijzen wie je bent, steekt het duivelse plan van je ongehoorzaam te maken jegens God. Gods systeem, alleszins in dit evangelie, werkt anders. God begint vanuit “JE BENT, doe daarom dit of dat vanuit die identiteit.” Dit zal ik ook bewijzen aan de hand van enkele voorbeelden uit de Bijbel. Als we naar het vorige voorbeeld kijken: “Zeker zult u deze vergelijking tot Mij zeggen: Dokter, genees Uzelf; alles wat wij hebben gehoord dat in Kapernaüm is gebeurd, doe dat ook hier in uw vaderstad” (Lukas 4:23b), dan hoorden we al in de voordienst dat Jezus helemaal anders reageert: “Hij nu zei: Voorwaar, Ik zeg u, dat geen enkele profeet aangenaam is in zijn vaderstad. Ik zeg u echter naar waarheid: er waren vele weduwen in de dagen van Elia in Israël, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood was over het hele land, en tot niemand van hen werd Elia gezonden maar wel naar Sarepta bij Sidon, tot een vrouw, een weduwe, En er waren vele melaatsen in Israël ten tijde van de profeet Elisa, en niemand van hen werd gereinigd, maar wel Naäman de Syriër” (Lukas 4:24-27). Zijn voorbeelden tonen aan dat, net zoals de profeten, Jezus dus niet doet wat de mensen willen maar dat Hij Gods leiding volgt. Dan worden de mensen zo woedend dat ze Hem willen vermoorden (Lukas 4:28-29). Tja, dat heb je soms. Jezus trok er zich niets van aan. Hij was koppig. Hij volgde Gods plan; “Hij echter ging midden tussen hen door en vertrok” (Lukas 4:30). Ook toen Hij zeer populair werd, koos Hij toch om Gods wil te doen, in plaats van te rusten op populariteit: “Toen het nu dag werd, ging Hij naar buiten en ging weg naar een woeste plaats; en de menigten zochten Hem op en kwamen naar Hem toe, en zij hielden Hem tegen, opdat Hij niet van hen zou weggaan. Hij zei echter tot hen: Ook aan de andere steden moet Ik het evangelie van het koninkrijk van God verkondigen, want daartoe ben Ik uitgezonden” (Lukas 4:42-43). Een ander voorbeeld: “Het woord over Hem verbreidde zich echter des te meer; en vele menigten kwamen samen om Hem te horen en van hun ziekten genezen te worden. Hij trok Zich echter terug in de woestijnen en bad” (Lukas 5:15-16). Er zijn zo vele voorbeelden in het evangelie van Lukas van deze goddelijke koppigheid. Van waar kwam die koppigheid? Van een besef van Zijn identiteit en van Zijn taak. De Vader had namelijk gezegd: “U bent mijn geliefde Zoon, in U heb Ik welbehagen gevonden” (Lukas 3:22b). Dat dit echt zo was, had de Vader aangetoond door Christus' doop van gehoorzaamheid te beantwoorden met de Heilige Geest op Hem neer te doen dalen (Lukas 3:21-22). Van hieruit kon Jezus zeggen: “De Geest van de Heer is op Mij, doordat Hij Mij heeft gezalfd…” (Lukas 4:18a) en Hij kon zichzelf de geliefde Zoon (Lukas 20:13), de Zoon van God (22:70), de Mensenzoon (Lukas 21:27; 22:22,48,69; 24:7) die Heer is van de Sabbat (Lukas 6:5), de Zoon van de Vader (Lukas 10:22) enzovoort noemen. Zijn identiteit wordt nog verder bevestigd door God: 1) via omstandigheden waar Hij doorheen werkt: “Nu was er ook een opschrift boven Hem: Deze is de koning der Joden.” (Lukas 23:38) en 2) door mensen door wie God heen werkt: “Hij nu zei tot hen: U echter, Wie zegt u dat ik ben? Petrus nu antwoordde en zei: De Christus van God” (Lukas 9:20).

    Mijn vraag aan jou is dus: wie bepaalt jouw identiteit? En wie bepaalt jouw agenda? God of de mensen? Besef je dat jouw identiteit zoon of dochter van God de Vader is en dat je daarom uiteindelijk aan Hem verantwoordelijkheid hebt af te leggen, en niet aan mensen die willen dat je hun agenda of hun plan volgt in plaats van Gods plan met jou? Wie zal je in dit nieuwe school- of werkjaar volgen? Mensen? Of God? Laten we allemaal God volgen ongeacht de subtiele aanvallen van mensen of van de duivel door die mensen heen. Laten we allen Gods plan volgen. In Hem moeten we onze identiteit, onze wortel, onze eigenwaarde, onze eer hebben en Zijn plan behoren we te volgen. Zijn wil geschiede. Ik wens jullie allemaal een gezegend nieuwe school- of werkjaar toe! Amen!



    Oorspronkelijk gepreekt op 29 december 2019. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 10 september 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de nieuwe versie.

    [1] Ditmaal gebruiken we de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).


    Categorie:Preken
    28-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Vreugdevol Nieuwjaar

    “Maakt dan mijn vreugde volkomen door eensgezind te zijn, de onderlinge liefde te bewaren, en eenstemmig hetzelfde na te streven; door niets uit partijzucht of ijdele glorie te doen, maar ootmoedig een ander hoger te achten dan uzelf; door niet alleen op uw eigen belang te letten, maar ook op dat van anderen bedacht te zijn.” – Filippenzen 2:3-4 (Vertaling Petrus Canisius)

    De apostel Paulus rijkt ons hier een aantal principes aan voor onze gemeente. Willen we vreugde ervaren, dan behoren we het volgende te doen: 1. We moeten “eensgezind zijn”. Dit betekent dat we ons niet beter mogen voelen dan de ander, en dat we ook niet hoogdravend onze eigen mening mogen opleggen. Maar we moeten gefocust zijn op onderlinge eenheid. 2. We moeten “de onderlinge liefde bewaren”. Dit is de agapé-liefde. In de Latijnse Vulgaat verwijst dit naar het woord charitas vanwaar het Engelse woord charity komt. Dit is liefdadigheid, “liefde-dadigheid”, liefde geuit in daden, liefde in actie, liefde voor de ander, voor het welzijn van de ander, zonder aan jezelf te denken. Deze liefde is een vereiste naar elkaar toe. 3. “Eenstemmig hetzelfde na te streven”: we moeten hetzelfde doel hebben. Persoonlijke doelen of denkpatronen moeten zich niet boven de nederigheid verheffen, maar we moeten altijd onze gemeenschappelijke doelen voor ogen houden. 4.  We mogen “niets uit partijzucht doen”. Dit woord “partijzucht” heeft te maken met het proberen grijpen naar macht, het zichzelf naar voor schuiven zonder het gebruiken van lage praktijken zoals omkoping, corruptie, afpersing, manipulatie, bedreigingen, etc. te schuwen. Dit was in die tijd in de politiek het geval. De kerk is geen politiek systeem van “heersen over” en machtspelletjes, samenzweringen en intriges maar in het koninkrijk van God geldt een ander systeem: wie de ander dient is de grootste en wie zelfs zijn leven geeft voor de ander is de allergrootste  (Mattheus 20:25-28). Het Griekse woord dat voor partijzucht wordt gebruikt is eritheia. Hiervan krijgen wij het Nederlandse woord irritatie. Hoe snel vinden we wel dat er ons iets of iemand irriteert, en proberen we vervolgens onszelf boven datgene of diegene die ons (dikwijls zogezegd) irriteert te verheffen? Als we ons focussen op onze irritaties, dan zijn we egoïsten. We zijn dan niet bezig met de ander lief te hebben en dan zijn we zeker niet gefocust op onze gemeenschappelijke doelen. Dit heeft niets te maken met de geest van Christus, een geest van nederigheid, liefde en zelfverloochening. 5. We mogen ook niets doen uit “ijdele glorie”. Dit heeft te maken met een hoge eigendunk, pronkzucht, ijdelheid, blufferigheid, opgeblazenheid.  Het is het zoeken naar eigen glorie vanwege een verdraaid zelfbeeld dat meer op dat van lucifer – die zichzelf ook probeerde te verheffen boven iedereen – lijkt dan dat het op Christus – die Zichzelf vrijwillig vernederde onder de criminelen, de zondaars, het tuig of het uitschot om hen te redden – lijkt. 6. In tegenstelling tot het zoeken naar eigen glorie vanwege een verdraaid zelfbeeld, reikt Paulus ons twee goede ingesteldheden aan: het eerste is “ootmoed”. In het modern Nederlands is dit nederigheid. 7. Het tweede is “een ander hoger achten dan jezelf”. Vanuit de nederigheid kijken we op naar de ander zijn of haar goede kwaliteiten en eigenschappen in plaats van ons boven hem of haar te verheffen. 8. “Door niet alleen op uw eigen belang te letten.” We mogen wel soms op ons eigen belang letten. In de psychologie spreekt men van “zorgen voor jezelf”. Dit is een vereiste wil men onzelfzuchtige liefde (agapé-liefde) blijven geven aan de ander. Zorg dus goed voor jezelf en verwaarloos jezelf niet. Maar de focus is: 9. “Maar ook op dat van anderen bedacht te zijn.” Liefde voor de ander. Liefde is gericht naar de ander, het is niet gericht naar jezelf.

    We krijgen hier dus een aantal handvaten aangereikt van eensgezindheid en van onzelfzuchtige liefde voor de ander. Laat dit ons kenmerken in het nieuwe jaar. Laten wij focussen op onze gemeenschappelijke doelen. Laten wij elke vorm van eigenwilligheid, ongezeglijkheid, egoïsme, irritaties, en rebellie afleggen.

    Een vreugdevol nieuwjaar!


    10-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-11-10-de-kracht-van-het-spreken-in-tongen-voor-evangelisatie-door-tom-torbeyns/]

    Vorige maand sprak ik over Mensen uitnodigen tot Jezus of evangelisatie en vorige week waren voorgangers Chris en Liz Sarno hier en spraken ze over vervuld zijn met de Heilige Geest, spreken in tongen, enzovoort enzoverder. Liz Sarno had het over de gevolgen van het spreken in tongen, zoals bijvoorbeeld dat het jezelf sticht (of opbouwt), dat het je helpt om voor andere gelovigen te bidden, et cetera. Kortom, ze gaf een overzichtelijke lijst van de voordelen van het spreken in tongen. Tijdens de Bijbelstudie bij Harry overliep Corrie haar notities die ze toen schreef. Ik wil verdergaan op mijn thema van evangelisatie en hun thema van het spreken in tongen, vooral de voordelen van het spreken in tongen wat Liz aankaartte. Ik wil namelijk nog een voordeel noemen dat volgens mij nog niet vernoemd werd, en ik wil hierop verder ingaan, namelijk De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie. Dit is ook de titel van mijn preek.

    Laten we lezen in Lukas 24:46-49 waar Jezus aan het woord was: “Hij [Jezus] zei: ‘Er staat geschreven dat de Messias zou lijden en op de derde dag uit de doden zou opstaan, en dat in zijn naam de bekering zou worden verkondigd aan alle volken, tot vergeving van zonden. Jullie zullen hiervan getuigen, te beginnen in Jeruzalem. Ik zend jullie wat mijn Vader heeft beloofd. Jullie moeten in de stad blijven totdat je wordt toegerust met kracht van boven” (Lukas 24:46-49, WB). Deze lezing werd genomen uit de Willibrordvertaling. In de Bijbel in Gewone Taal wordt dit laatste wat eenvoudiger geparafraseerd en uitgelegd: “Blijf daar [dus in Jeruzalem] totdat de heilige Geest komt. Hij is de hemelse kracht die in jullie zal komen. Ik zal hem naar jullie toe sturen, zoals mijn Vader jullie beloofd heeft” (Lukas 24:49, BGT). De “kracht van boven” wordt hier in deze vertaling uitgelegd als “de heilige Geest”. We kunnen lezen in het boek Handelingen dat de “kracht van boven” eigenlijk de doop in de heilige Geest is. Zo lezen we in Handelingen 1:4-5: “Toen Hij bij hen was, drukte Hij hun op het hart: ‘Ga niet uit Jeruzalem weg, maar blijf wachten op de belofte van de Vader die jullie van Mij hebben gehoord; immers, Johannes doopte met water, maar jullie zullen gedoopt worden in heilige Geest, binnen enkele dagen’” (WB). Ook lezen we in Handelingen 1:8: “Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde” (WB).

    Hoe kwamen de leerlingen van Jezus aan het ontvangen van de doop in de Heilige Geest? “Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers” (Handelingen 1:14). Vurig gebed vanuit een vurig verlangen. De King James Version heeft namelijk “supplication”. Ze brachten hun verzoek bij God met passie en een vurig verlangen. Dit vurig gebed met passie vanuit het hart alsook de eenheid en de eensgezindheid leidde tot de pinksteropwekking te Jeruzalem: “En toen de dag van het pinksterfeest werd vervuld, waren zij allen gemeenschappelijk bijeen” (Handelingen 2:1, TELOS) of “eensgezind bijeen” (zoals in de King James Version: “They were all with one accord in one place).

    Wat is die kracht van de doop in de Heilige Geest nu concreet? Dit is het spreken in tongen, zoals we kunnen lezen in Handelingen 2:1-4: “Toen de dag van het pinksterfeest was aangebroken, waren ze allen op één plaats bijeen. Eensklaps kwam er een geruis uit de hemel als van een hevige windvlaag, en vulde het hele huis, waar ze waren vergaderd. Vurige tongen verschenen hun, spreidden zich rond, en zetten zich op ieder van hen neer. Allen werden vervuld van den Heiligen Geest, en begonnen verschillende talen te spreken, naar gelang de Geest hen liet spreken” (CV). “Allen werden vervuld van den Heiligen Geest” is vaag maar “en begonnen verschillende talen te spreken, naar gelang de Geest hen liet spreken” is concreet.

    Ik zei dus dat de concrete kracht van de doop in de Heilige Geest het spreken in tongen is. Bemerk hieromtrent ook de parallel: “jullie zullen kracht ontvangen en mijn getuigen zijn” (Handelingen 1:8) en in Handelingen 2:1-4 worden ze vervuld van de Heilige Geest en spreken ze in tongen wat er voor zorgt dat de massa bijeenkomt: “En allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken” (Handelingen 2:4-6, NBV). De massa kwam dus door het spreken in tongen bijeen en dit zorgde er voor dat de leerlingen hierna konden getuigen van Jezus door het spreken in gewone talen, zoals we verder kunnen lezen: “Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen?’” (Handelingen 2:7-8, NBV). Als je wat verder leest, lees je dat het spreken in tongen resulteert in dat Petrus de menigte krachtig en profetisch toespreekt. Vanuit het Oude Testament weten we dat profetie meestal weinig te maken heeft met de toekomst voorspellen maar het heeft alles te maken met een vrijmoedig “maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal net zo sterven als zij” (Lukas 13:5b, NBV). Het heeft dus te maken met een sterke waarschuwing die hopelijk leidt tot bekering en berouw. Het spreken in tongen leidde Petrus dus tot het profeteren; het waarschuwen van de menigte toehoorders. Hetzelfde patroon zullen we bij Paulus tegenkomen in 1 Korinthe. Net zoals Petrus en de anderen in tongen spraken en dit de menigte bijeenbracht, zien we dat Paulus ook leert dat: “De talen zijn dus tot een teken, niet voor de gelovigen, maar voor de ongelovigen” (1 Korinthiërs 14:22a, TELOS). Maar, Paulus leert ook dat de bedoeling is dat dit leidt tot de profetie of de uitleg van deze tongen zoals bij Petrus het geval was: “Jaagt naar de liefde en streeft naar de geestelijke uitingen, maar vooral, dat u mag profeteren. Want wie in een taal spreekt, spreekt niet voor mensen, maar voor God; want niemand verstaat het, maar in de Geest spreekt hij verborgenheden. Maar wie profeteert, spreekt voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting. Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op; maar wie profeteert, bouwt de gemeente op. En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente opbouwing ontvangt” (1 Korinthiërs 14:1-5, TELOS). Het spreken in tongen is dus op zich al een teken tot de ongelovigen maar de bedoeling is dat dit leidt tot de opbouw of stichting van de gemeente door middel van uitleg of profetie: “Als dan de hele gemeente op één plaats samenkomt en allen spreken in talen, en er komen onkundigen of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen dat u wartaal spreekt? Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of een onkundige binnen, dan wordt hij door allen overtuigd, door allen beoordeeld; het verborgene van zijn hart wordt openbaar, en dus zal hij op zijn aangezicht neervallen en God aanbidden en verkondigen dat God werkelijk onder u is” (1 Korinthiërs 14:23-25, TELOS). Zo zien we dat spreken in tongen bedoeld is om via uitleg of profetie te leiden tot de opbouw of stichting van de gemeente. De opbouw of stichting van de gemeente houdt ook in dat zielen worden toegevoegd. Immers, toen Petrus gedaan had met profeteren vanuit de Heilige Geest lezen we dat: “Zij dan die zijn woord aannamen, werden gedoopt, en er werden op die dag ongeveer drieduizend zielen toegevoegd” (Handelingen 2:41, TELOS).

    Dat het spreken in tongen niet het doel op zich is maar wel de opbouw of stichting van de gemeente, kunnen we leren uit de volgende feiten: 1 Korinthiërs is geschreven volgens een bepaalde Joodse stijlfiguur waarbij het centrale gedeelte van een brief het belangrijkste is. Het centrale gedeelte van de brief is 1 Korinthe 13, wat gaat over de liefde tot de naaste.[1] Paulus leidt dit in door te schrijven: “Gij hunkert naar de hoogste gaven? Ik wijs u een weg, die nog veel hoger ligt” (1 Korintiërs 12:31, CV). De weg van de liefde is dus belangrijker dan de gaven zelf. De gaven moeten ingezet worden uit liefde voor de naaste en uit liefde voor de gemeente. Zo ook met het spreken in tongen. De kern van het spreken in tongen is niet jezelf stichten of opbouwen (1 Korinthe 14:4a) maar wel: “maar wie profeteert, bouwt de gemeente op. En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente opbouwing ontvangt.” (1 Korinthe 14:4b-5, TELOS). Dus het gaat helemaal niet om jezelf en het gaat helemaal niet om de gaven: “Al heb ik de gave der profetie, al bezit ik alle geheimen en kennis, al heb ik het volle geloof, dat bergen verzet; zonder liefde ben ik niets. (…) De liefde: zij vergaat nimmer! Maar profetieën: zíj houden op, en talen: zíj zullen verstommen, en kennis: zíj zal vergaan (…) Thans blijven ze alle drie bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de grootste daarvan is de liefde” (1 Korinthe 13:2, 8-9, 13, CV). Ter conclusie van een gezonde balans: “jaagt de liefde na, en streeft dan naar de Geestesgaven, doch naar het profeteren het meest” (1 Korinthe 14:1, CV). Dus eerst moet je liefhebben en vanuit die liefde spreken in tongen, en vooral profeteren. De gezonde, bijbelse balans is: Spreek in tongen, maar vraag vooral om uitleg en profetie om te verkondigen, en boven dit alles: Heb lief.



    [1] Kenneth E. Bailey, Paul Through Mediterranean Eyes: Cultural Studies in 1 Corinthians (Downers Grove, Illinois: IVP Academic, 2011).


    Categorie:Preken
    13-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mensen Uitnodigen tot Jezus

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-10-13-mensen-uitnodigen-tot-jezus-door-tom-torbeyns/]

    Als we de volgende passages bekijken, zien we de kracht en de noodzaak van een uitnodiging tot Jezus. We beginnen bij Johannes 1:35-47, waarvan we enkele stukken gaan lezen:

     

    “De volgende dag stond Johannes daar weer, en twee van zijn discipelen. En toen hij op Jezus zag, die daar wandelde, zei hij: Zie, het Lam van God. En de twee discipelen hoorden hem spreken en volgden Jezus. (…) Andréas, de broer van Simon Petrus, was één van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren. Deze vond eerst zijn eigen broer Simon en zei tot hem: Wij hebben de Messias gevonden – wat vertaald is: Christus. Hij leidde hem tot Jezus. (…) De volgende dag wilde Hij [Jezus] naar Galiléa vertrekken en Hij vond Filippus; en Jezus zei tot hem: Volg Mij. Filippus nu was van Bethsaïda, uit de stad van Andréas en Petrus. Filippus vond Nathanaël en zei tot hem: Wij hebben Hem gevonden van Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten: Jezus, de Zoon van Jozef, van Nazareth. En Nathanaël zei tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zei tot hem: Kom en zie.”

    - Johannes 1:35-37, 41-43a, 44-47 (Telos)

     

    We zien dat er verschillende soorten mensen verschillende soorten mensen tot Jezus brengen. Johannes die preekt tot zijn discipelen, Andréas die zijn eigen broer Simon Petrus tot Jezus leidt, Jezus die Filippus zelf uitnodigt, Filippus die Nathanaël uitnodigt. Dit gaat slechts om enkele individuen, dit gaat slechts om enkele personen. Maar onderschat nooit de kracht van een uitnodiging aan een enkel individu of persoon.

     

    “Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.”

    - Handelingen 2:38-41 (NBV)

     

    Er kan dus een grote opwekking voortkomen uit het uitnodigen van één persoon. Deze persoon kan de volgende Billy Graham of de volgende Petrus zijn. Billy Graham was een boerenzoon en Petrus was maar een visser. Onderschat dus nooit de waarde van de persoon die je uitnodigt vanwege zijn maatschappelijke klasse.

     

    Het principe van mensen uitnodigen tot God is een principe uit het Oude Testament. Daar lezen we bijvoorbeeld:

     

    “Kom dan en luister naar mijn verhaal, iedereen die ontzag kent voor God, luister naar wat Hij gedaan heeft voor mij (…) mijn gebed heeft Hij niet afgewezen en zijn liefde heeft Hij mij niet ontzegd.”

    - Psalm 66:16, 20b (WB)

    “De vrucht van de rechtvaardige is een levensboom; en hij die zielen wint is wijs.”

    - Spreuken 11:30 (naar de Engelstalige KJV)

    In de Evangeliën nodigde Jezus ook mensen uit en Hij zag dit als zijn taak:

    “De mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was. Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde dier te zoeken? Als het hem lukt het te vinden, dan zal hij zich, dat verzeker ik jullie over dat ene meer verheugen dan over de negenennegentig andere die niet afgedwaald waren. Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een van deze geringen verloren gaat.”

    - Matteüs 18:11-14 (NBV)

    “Maar nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galilea de goede boodschap van God verkondigen en zei: ‘De tijd is rijp en het koninkrijk van God is ophanden. Bekeer u! Heb geloof in de goede boodschap.’”

    - Markus 1:14-15 (WB)

    “Ik [Jezus] ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen.”

    - Johannes 18:37b (NBV)

    In de Evangeliën gaf Jezus ons dit bevel:

    “Jezus sprak hen aan: ‘Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.’”

    - Markus 1:17 (WB)

    ‘(…) zei de heer tegen hem: “Ga naar de wegen en de akkers buiten de stad en nodig iedereen met klem uit [Lutherse vertaling: noodzaak hen], want mijn huis moet vol zijn. (…)”’

    - Lukas 14:23 (NBV)

    “Jezus kwam op hen toe en zei: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houdt dit voor ogen: ik ben met jullie alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.”

    - Matteüs 28:18-20 (NBV)

    U vraagt zich misschien af: “Wat is mijn roeping?” Wel nu, dit is uw roeping. Het staat hier zwart op wit. U zoekt een doel? Dit is uw doel. Ik zat in een meeting waar er werd gesproken over of we het nu zus of zo zouden moeten doen, of we zus of zo zouden moeten uitnodigen, verkondigen,… Jezus zei: “Ga! Ga en verkondig!” Dit is een daad van gehoorzaamheid. De rest volgt wel! Verkondigen is gewoon je mond opendoen en spreken over Jezus. Hierover zou ik graag een korte anekdote van T.L. Osborn delen vanuit een boek dat X me heeft gegeven en van waaruit ik inspiratie voor deze preek heb opgedaan: [pagina 10: “Hebt u niet tot haar gesproken?”] Jezus zei niet: “Blijf thuis en bid!” Hij zei: “Ga en verkondig!”

     

    Nogmaals:

    “Hij [Jezus] zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem.”

    - Lukas 24:46-48 (NBV)

    Leg hiervan getuigenis af! Nodig hen uit! Deze uitnodiging zien we Petrus aan een massa geven, zoals we al gezien hadden in Handelingen:

    “Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.”

    - handelingen 2:38-41 (NBV)

     

    Maar het houdt niet op bij deze ene keer tot de massa te prediken.

     

    “en zonder ophouden, iederen dag, leerden zij in den tempel en aan huis, en verkondigden het evangelie [het goede nieuws (NBV), de vreugdeboodschap (Brouwer)], dat de Christus Jezus is.”

    - Handelingen 5:42 (NBG)

    Zonder ophouden. Iedere dag. Ze brachten de boodschap van Jezus, zonder ophouden en iedere dag, naar de mensen en zo sloten de mensen zich aan bij de gemeente. Wat is onze boodschap? Dat Christus Jezus is. Dat Christus de Messias is. Hij is degene die de mensen kan verlossen van hun zonden (Mattheus 1:19).

    Zoals ik al zei, brachten deze eerste discipelen van Jezus de boodschap van Jezus, zonder ophouden en iedere dag, naar de mensen en zo sloten de mensen zich aan bij de gemeente. Wat was het resultaat van dit verkondigen? Over de verkondiging van Paulus staat op een bepaald moment geschreven: “Dit nu geschiedde twee jaren lang, zoodat al de bewoners van Asiё, Joden zoowel als Grieken, het woord des Heeren hoorden.” (Handelingen 19:10b, Brouwer) Dit is niet onrealistisch als we iedere dag en zonder ophouden zouden verkondigen. Op het einde van het boek Handelingen zit Paulus in Rome en hij doet nog steeds hetzelfde: hen trachten te overtuigen aangaande Jezus (Handelingen 28:23, TELOS), willen laten zien dat Jezus de messias is (BGT), mensen voor Jezus proberen te winnen (NBV). Hij verkondigde frank en verzekerd over Jezus (Handelingen 28:31). De kracht van Paulus was dat hij dit verlangen had en dat hij besefte waar het om ging. Voor hij daar in Rome was, schreef hij namelijk:

    “Vandaar bij mij het verlangen, om ook u, die in Rome zijt, het evangelie te brengen. Immers, ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoudenis [of “shalom”; heelheid, bevrijding, redding, behoud, bescherming, veiligheid, bewaring] voor een ieder die gelooft, éérst voor den Jood, maar ook voor den Griek. Want daarin openbaart zich de gerechtigheid Gods, uitgaande van geloof en leidende tot geloof, gelijk geschreven staat: de rechtvaardige zal leven uit geloof.”

    - Romeinen 1:15-17 (Brouwer)

    Vanwege zijn verkondiging en / of de verkondiging van andere christenen kwam het evangelie ook bij ons. Dankzij hen zijn wij christenen. Dankzij deze boodschap zijn wij gered uit onze zonden en zijn wij verzoend met God. Hij besefte dat deze verkondiging ook onze taak is:

    “Hij [God] heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de verkondiging daarover toevertrouwd. Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen. God heeft hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door hem rechtvaardig voor God konden worden.”

    - 2 Korintiërs 5:18b-21 (NBV)

    Zelfs tot in Openbaringen, het laatste boek van de Bijbel, zien we de kracht van dit soort uitnodiging. Daar zien we dat het de duivel overwint:

     

    “En zij hebben hem [de duivel] overwonnen, door het bloed des Lams en door het woord van hun getuigenis; en zij hebben de liefde tot het leven ten doode toe verloochend.”

    - Openbaring 12:11 (Brouwer)

    Waarom? Omdat Jezus mensen van hun zonden wil redden (Mattheus 1:19, 1 Johannes 1:9-2:2) door zijn bloed (Efeze 1:7, Hebreeën 9:22, 1 Johannes 1:7), Hij wil de werken van de duivel verbreken (1 Johannes 3:8), Hij wil de slavernij, de gebondenheid, voor de angst voor de dood doorbreken (Hebreeën 2:15).

    Een mooie belofte in de schrift is: “Immers het Schriftwoord zegt: Een ieder die op hem zijn geloof stelt, zal niet beschaamd worden. Want er is geen onderscheid tusschen Jood en Griek: een en dezelfde is Heer over allen, zijn rijkdom uitstortende over allen die hem aanroepen; want: een ieder, die den naam des HEEREN aanroept, zal behouden worden.” (Romeinen 10:11-13, Brouwer, de NBV stelt hier duidelijker: “Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.”).

    Maar, Paulus vervolgt: “Maar hoe kunnen ze hem aanroepen als ze niet in hem geloven? En hoe kunnen ze in hem geloven als ze niet over hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over hem horen als hij niet verkondigd wordt? En hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: ‘Welkom zijn zij die goed nieuws verkondigen.’” (Romeinen 10:14-15, NBV). Ziet u de noodzaak van mensen te vertellen over Jezus? Jezus wil tot Zijn verloren schapen spreken, Hij wil zijn stem laten horen door jou aan diegenen die nog niet in zijn Kerk binnengegaan zijn (Johannes 10:16) of, anders gezegd, die nog niet tot Hem gekomen zijn.

    Jij, jij het individu hier aanwezig, moet vertellen over Jezus! Jij bent verantwoordelijk voor de zielen van de wereld! Je zal niet kunnen zeggen: “Heer, mijn voorganger zal voor mij spreken, ik ben een trouw lid van de gemeente.” Hij woont in jou omdat hij door jou wil spreken.[1] Jij bent het licht in de duisternis, de hoop voor jouw omgeving. Jij kan de mensen in jouw dorp of stad bereiken.

    Als u straks naar de supermarkt gaat, spreek eens iemand aan over de Heer. Als u morgen naar uw werk gaat, spreek eens iemand aan over de Heer,…

    Ga en vertel de mensen over Jezus. Nodig hen uit zodat ze naar Jezus komen.



    [1] Naar T.L. Osborn, Zielen Winnen: daar waar de zondaars zijn.


    Categorie:Preken
    15-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ruth

    [Hier kan u naar deel één van de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-08-18-een-daad-van-geloof-door-tom-torbeyns/

    Hier kan u naar deel twee van de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/een-daad-van-geloof-boek-ruth-deel-2-door-tom-torbeyns/]

    Vandaag gaan we het Bijbelboek Ruth bespreken. De bedoeling is niet dat ik een eigen uitleg ga geven. Wel is de bedoeling dat we het boek voor zichzelf laten spreken en een beetje uitleg geven in verband met wat je gemist kan hebben. Op het einde zullen we dan enkele conclusies vormen. Ter introductie lezen we samen de eerste 13 verzen. We zien hier een familie die veel ellende heeft meegemaakt en dus onder veel ellende gebukt gaat. God geeft om onze persoonlijke levens en de levens van onze families ook wanneer het moeilijker gaat. Het Bijbelboek Ruth is geschreven vanuit het perspectief van vrouwen, weduwen, en een vrouw van vreemde origine. Vrouwen, weduwen, en buitenlandse vrouwen zijn dus voor God óók belangrijk. In tegenstelling tot wat je soms hoort van bepaalde personen dat de God van de Bijbel niet geeft om vrouwen, personen van vreemde origine,… is dit klaarblijkelijk niet het geval.

    Één van de hoofdrolspelers van het Boek Ruth is namelijk Ruth, waarnaar het boek vernoemd is. Ruth was niet van Joodse afkomst. Zij was een Moabietische vrouw, zoals we in vers 4 lazen. Maar er gebeurt iets bijzonders in de volgende verzen. Laten we lezen van verzen 14 tot  18.  Naomi weet dat het leven van vreemde weduwen in Israël zeer hard kan zijn, dus verplicht ze haar schoondochters die inmiddels weduwen zijn geworden om achter te blijven. Terwijl Orpa niet trouw aan Naomi’s zijde blijft, doet Ruth dit wel. Zowel Ruth als Orpa waren beiden Moabietische schoondochters van Naomi met dezelfde kansen om bij haar te blijven. De éné doet dit niet, de andere doet dit wel. Rut werd Joodse door dit verbond dat ze uitsprak maar Orpa deed dit niet. Orpa hield vast aan “haar volk en haar god” (zoals we lazen in vers 15). Ze wou haar afgod en haar volk niet achterlaten om bij het volk van God te horen. Om bij het volk van God te horen, moeten we niet ons eigen volk, land, staat,… op de eerste plaats stellen, maar we moeten onze afgoden en ons verleden achterlaten en niet leven voor de goedkeuring van ons volk. Orpa wou niet alles achterlaten, ze wou haar verleden en haar afgoden niet achterlaten [vers 14-15], terwijl Ruth dit wel deed. Ruth was, net zoals Orpa, niet van Joods afkomst maar – in tegenstelling tot Orpa – werd Ruth deel van de Joden door verbond [vers 16-18]. We zien dus dat buitenlandse vrouwen (of mannen) die onze God wilden vereren toen al welkom waren om toe te treden tot Gods volk, ongeacht hun achtergrond of hun verleden. Het verleden van een persoon die zich waarlijk wil bekeren van zijn of haar zonden en afgoden tot de ware God, maakt dan niet meer uit. Dit betreft natuurlijk enkel die personen die ware Joden wilden worden door hun afgoden achter te laten en zich te (be)keren tot Jahweh, de ware God. Anders was je niet welkom om deel te worden van Gods volk, zoals we lezen in de Wet van God in bijvoorbeeld Exodus 23:31-33: “Dan zal Ik [Jahweh] uw grenzen trekken van de Rode Zee tot aan de zee der Filistijnen; en van de woestijn tot aan de Rivier, en alle bewoners van het land aan u overleveren. Ge moet hen verjagen, en moogt geen verbond met hen sluiten, noch met hun goden; ze mogen zelfs niet in uw land blijven wonen. Want anders verleiden ze u tot zonde tegen Mij; zodat ge hun goden zoudt gaan dienen, en die een valstrik voor u zouden worden”. Verder kunnen we uit hetzelfde hoofdstuk van Gods Wet leren dat op buitenlandse vrouwen (of mannen) niet mag neergekeken worden vanwege hun afkomst: “Eveneens moogt ge den vreemdeling niet verdrukken; want gij weet, hoe een vreemdeling zich moet voelen, daar gij zelf vreemdeling zijt geweest in het land van Egypte” (Exodus 23:9).

    Welke elementen zien we nu in het verbond van Ruth? [15-17] We zien dat Ruth stapt in een verbondstrouw tot in de dood. (Denk terug aan wat we leerden over verbonden in mijn vorige bespreking over het avondmaal. Daar zagen we ook verbondstrouw tot in de dood.) Ruth zegt eigenlijk: indien ik deze belofte van trouw niet volbreng, moge Jahweh God me doen sterven. Dit is een zeer serieuze zaak. Dit verbond betreft een eed met serieuze gevolgen indien deze verbroken wordt. Naomi ziet ook dat Ruth bloedserieus is. [18] Door deze eed ziet Naomi dat Ruth vastbesloten is en bijgevolg is er geen discussie meer.

    [19-22]: Rouw, verdriet, ondankbaarheid, en bitterheid naar God toe maken je blind. Naomi had namelijk Ruth, haar schoondochter die altijd goed voor haar is geweest, aan haar zijde. Ruth had dit zelf gezegd: [8]. En we zien dat dit waar is. [2:1-3a]: Ruth gaat direct werken voor haar schoonmoeder en ze vraagt zelfs op voorhand uit nederigheid of ze dit mag doen. Het werk dat ze zal doen is een vernederend werk. Het toont dat je arm bent. Op die manier brengt het schande op je. Toch is Ruth niet te hoogmoedig om deze vernedering en schande te ondergaan.

    [2:3b-4:] Boaz zegent in de Naam van de Heer. Hij heeft ontzag voor de Heer.

    [5:] Hij toont interesse in haar maar begeert haar niet. Hij wil weten of ze al getrouwd is want Boaz weet dat de Wet van God hem leert dat “Ge zult de vrouw van uw naaste niet begeren” (Exodus 20:17). Was Boaz zelf een weduwnaar? Was hij zelf nog single gebleven? Vond hij geen goede, eerbare vrouw? Een Bijbelse spreuk zegt: “Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Haar waarde gaat die van koralen ver te boven!” (Spreuken 31:10, WB). In de Canisiusvertaling staat hier: “Een flinke vrouw! Men vindt haar niet licht 

    [6-7:] Weeral zien we dat Ruth hard werkt, ja zelfs zonder ophouden. Ze is werkelijk een zeer goede schoondochter voor Naomi.

    [8-9:] Bemerk dat Boaz niet op haar neerkijkt en haar niet verdrukt omdat ze een vreemde is. Hij gehoorzaamt de Wet van God die, zoals we al zagen, leert dat “Eveneens moogt ge den vreemdeling niet verdrukken; want gij weet, hoe een vreemdeling zich moet voelen, daar gij zelf vreemdeling zijt geweest in het land van Egypte” (Exodus 23:9). [8-9:] Verder leren we in deze verzen dat Boaz dubbel uitkijkt voor haar veiligheid. Hij plaatst haar bij zijn vrouwelijke knechten die voor haar moeten zorgen (dus plaatst hij haar bijgevolg weg van zijn mannelijke knechten) en hij beveelt zijn mannelijke knechten van haar af te blijven.

    [10:] Deze buiging ter aarde is een teken van respect voor de autoriteit, onverdiende gunst, en goedheid van Boaz. We zien ook dat Ruth zich maar een vreemdelinge voelt.

    [11:] Boaz weet dat ze weduwe is maar hij is niet bijgelovig en neemt haar dit niet kwalijk. Boaz is hierin rechtvaardig want Jakobus schreef: “Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven” (Jakobus 1:27, NBV). Boaz neemt haar ook niet kwalijk dat ze geen maagd meer is. Hij heeft een zeer groot hart. Terwijl Ruth haarzelf verweet van vreemde origine te zijn, zit hij haar mannelijke heldhaftigheid te benadrukken. Boaz zegt namelijk: [11]. Dit verwijst naar Genesis 2:24 waar over de man geschreven staat: “Daarom verlaat de man zijn vader en moeder; en hecht zich geheel aan zijn vrouw; en zij worden één vlees.” Ruth heeft mannelijke heldhaftigheid want zij doet wat bijbels gesproken van een man verwacht wordt. Dit is geen eenvoudige zaak voor een vrouw en verdient het grootste respect. “Om naar een volk te gaan; dat u vóór die tijd onbekend was.” Dit is een geloofsdaad zoals de geloofsdaad van Abraham zoals we in de preek van Len hoorden. Dit doet me denken aan onze Filipijnse zusters die zichzelf opofferen door naar België te komen, hard te werken, om voor hun familie in de Filipijnen te zorgen. Boaz benadrukt dus ook, samen met haar mannelijke heldhaftigheid, de moed en zelfopoffering van Ruth.

    [12]: Hij wenst haar hiervoor Gods zegen toe en hij erkent dat zij ook een ware Jodin [christin] is, aangezien zij in verbond staat met Jahweh [Christus]. Hij kijkt niet op haar neer als een minder goede Jodin [christin] maar als zijn gelijke in het geloof. Dezelfde toevlucht heeft  ook hij moeten zoeken in de Heer en hij heeft dezelfde genade ontvangen. Dit beseft hij maar al te goed.

    [13]: Zij heeft nog steeds een laag zelfbeeld, een minderwaardigheidscomplex, maar zijn woorden bemoedigen haar en spreken haar aan tot diep in haar hart.

    [14-17]: Hij is overvloedig goed voor haar. Hij is een uiterst eervol; edel, en vrijgevig persoon. Er is een gebod uit de Wet dat zegt: “Wanneer ge op uw akker aan het oogsten zet, en een schoof op de akker vergeet, moogt gij niet terugkeren, om die te gaan halen. Zij komt den vreemdeling, den wees en de weduwe toe, opdat Jahweh uw God, u zegene, bij al wat ge doet” (Deuteronomium 24:19). Maar Boaz is nog meer vrijgevig.

    [18-20]: Naomi wordt weer dankbaar en zegent. Ze beseft dat Boaz en/of Jahweh (dit hangt af van je vertaling) toch eer heeft betoond aan de levende en dode familieleden en hen dus niet is vergeten. Ze gelooft dat door de voorziening van God haar schande zal worden weggenomen, haar eer en de eer van haar familie zal worden hersteld, en ze ziet in dat ze in een leugen geloofde, namelijk [1:20-22]. Ze heeft door dat Ruth met opzet overvloedig en onverdiend gezegend geweest is door Boaz en ze hoopt dat Boaz met Ruth zal trouwen. Indien Boaz en Ruth trouwen, zou dit de familie en het nageslacht beschermen. Dit zal haar schande wegnemen en haar eer en de eer van haar familie herstellen.

    [21-23]: Naomi beseft maar al te goed wat een gevaarlijk werk Ruth ondernomen had. Naomi beseft namelijk maar al te goed dat Ruth had verkracht kunnen geweest zijn. Na het seizoen van werken op het veld houdt Naomi haar dan ook thuis uit veiligheid en Ruth blijft trouw zorgen voor haar schoonmoeder.

    [3:1-4]: Naomi vertrouwt Boaz. Ruth moet zich kleden op zo een manier dat ze duidelijk aangeeft dat ze niet meer een rouwende weduwe is maar beschikbaar is om te trouwen. Naomi wil dat Rut geen last voor hem zal zijn bij het eten en drinken, want anders zou hij wellicht zijn eten delen of helemaal weggeven aan Rut. Hij is zo’n goed man. Rut moet aan zijn voeten gaan liggen als teken van onderwerping. Denk maar aan hoe koningen zich vroeger onderwierpen als ze overwonnen werden. Ze werden de voetbank van de koning die overwon. Zo kunnen we stellen dat wij, de bruid van Christus die zich liet overwinnen door Hem, allereerst aan zijn voeten behoren te liggen in totale onderwerping. Dan zal Hij ons oprichten.

    [5-6]: Ruth zegt dat ze zal gehoorzamen en ze gehoorzaamt ook.

    [7-9]: Het is typisch Aziatisch om door kleine daden liefde te betonen. Merk op dat dit zeer deftig is. Enkel zijn voeten worden ontbloot. Zoals ik al gezegd had was dit een teken van onderwerping.

    Eigenlijk vroeg zij hem ten huwelijk. De mantel over haar spreiden zou betekenen dat hij met haar wil trouwen. ’s Nachts vraagt Ruth dus aan Boaz of hij haar familie wil verlossen van de schande door met haar te trouwen. Ze kon waarschijnlijk alleen ’s nachts gaan om Boaz niet ten schande te maken voor alle mensen en zodat hij dus in alle vrijheid en eerlijkheid zou kunnen kiezen en niet uit verplichting of schijn tegen zijn goesting zou moeten handelen. Merk op: ze zijn nog niet getrouwd en hebben geen seks voor het huwelijk. Hier was compleet vertrouwen op  dit gebied tussen één man en twee vrouwen. Deze strategie van zomaar naar een man te gaan is in onze cultuur zeker niet aan te raden en is veel te riskant. Wees een goede christen en doe dit niet.

    [10]: Wat Ruth hier doet is zoals Jezus: “Niet mijn wil geschiede, maar de uwe” (Lukas 22:42b). Ze heeft haar vrije keuze opgeofferd door te stappen in een huwelijk dat de eer van haar overleden man zal herstellen omdat de eerste zoon van Ruth en Boaz als de zoon van haar overleden man zal aanzien worden. Dan is het alsof de eerste man niet kinderloos was gestorven. Dit was zo in hun tijd en in hun cultuur. Kinderloos sterven was namelijk een schande en dit – het zogezegde niet kinderloos sterven – zou de eer van de overleden man herstellen. Ook zal dit huwelijk Naomi’s standing en eer herstellen, aangezien zij dan verder deel zal uitmaken van de familie van haar overleden man. Dit komt overeen met de Joodse Wet van God in verband met het zwagerhuwelijk: “Wanneer broers tezamen wonen en een van hen sterft, zonder een zoon na te laten, dan zal de vrouw van den overledene geen vreemden man buiten de familie huwen; haar zwager moet gemeenschap met haar houden, haar tot vrouw nemen, en zijn zwagerplicht aan haar vervullen. De eerste zoon, dien zij baart, zal de naam van zijn gestorven broer dragen, om diens naam in Israël niet te laten uitsterven” (Deuteronomium 25:5-6).

    [11:] deugdzame vrouw: haar roem was al voor haar uitgegaan. De Willibrordvertaling heeft hier: een bekwame vrouw. Dit kan dan aan haar hard werken liggen. De Canisiusvertaling en de NBG hebben hier: een deugdzame vrouw. Dit heeft dan te maken met haar moraliteit. Ze was altijd trouw geweest aan haar overleden echtgenoot. Hoe het ook zij, ze heeft zichzelf op beide vlakken bewezen als een bekwame, deugdzame Spreuken 31 vrouw om mee te trouwen. En iedereen weet dit. Wie eerlijk is kan haar niet betichten. Haar gedrag maakt haar niet verdacht van immoreel te zijn.

    [12-13]: Er is nog iemand die eventueel de losser van Ruth kan zijn en meer recht heeft om met haar te trouwen volgens het zwagerhuwelijk dat we daarnet al zagen in Deuteronomium 25:5-6. Toch zweert Boaz al dat hij met haar zal trouwen indien die andere man niet met haar trouwt.

    [14]: Hij waakt over haar maar om haar eer – en de eer van haar familie – te bewaren laat hij haar vertrekken voor iemand haar kan herkennen.

    [15-18]: In Azië is een geschenk een teken dat je de ander apprecieert, liefhebt, en respecteert. Boaz is wijs. Hij weet dat hij best zijn toekomstige schoonmoeder aan zijn kant krijgt. Dit is wereldwijd belangrijk. En, indien ge wilt trouwen met een meisje uit Azië, ziet dan dat ge geschenken meeneemt, vooral voor de toekomstige schoonmoeder. Naomi, de schoonmoeder, weet nu dat Boaz met Ruth wil trouwen. Ze weet dat Boaz dit zo sterk verlangt dat hij het vandaag nog zelf gaat regelen. Ruth is natuurlijk totaal energetisch over haar toeren dus maant haar schoonmoeder haar aan om even rustig te zitten.

    [4:1]: stadspoort: hier werden dit soort huwelijken geregeld.

    [2-6]: Deze eventuele losser die een zwagerhuwelijk met haar kan aangaan is een egoïst. Hij wil alleen met haar trouwen als het hem winst oplevert, niet als hij hierdoor verlies zal maken. Hij geeft niets om haar. Hij denkt enkel aan zichzelf. Dit is niet de manier van doen. Dit is geen liefde. Hij apprecieert niet hoeveel deze vrouw waard is. Hij liet zijn keus varen. Volgens Deuteronomium 25:7-10 respecteerde hij Gods wet niet en was hij geen goed man: ‘Zo de man niet genegen is, om zijn schoonzuster te huwen, moet zijn schoonzuster naar de poort tot de oudsten gaan en zeggen: Mijn zwager weigert, de naam van zijn broer in Israël in stand te houden; hij wil zijn zwagerplicht aan mij niet vervullen. Dan zullen de oudsten van zijn stad hem laten roepen, en een onderhoud met hem hebben. Wanneer hij volhoudt en zegt: “Ik ben niet van zins, haar te huwen”, dan moet zijn schoonzuster in tegenwoordigheid van de oudsten op hem toetreden, hem de schoen van zijn voet trekken, in het gezicht spuwen, en zegen: “Zo doet men den man, die het huis van zijn broeder niet opbouwt”. En voortaan zal men hem in Israël noemen: barrevoetersgespuis.’ In vers 7 van ons hoofdstuk in Ruth zien we dat hij zichzelf van zijn verdiende schande spaart door zelf zijn eigen schoen uit te trekken. Maar we kunnen wel stellen dat ook voor hem geldt dat egoïsme leidt tot het verderf en het worden vergeten in de hel zoals we kunnen lezen in Psalm 9:15-17: “De heidenen zinken weg in de kuil, die ze groeven, Hun voet is gevangen in het net, dat ze spanden; Jahweh heeft Zich doen kennen, en vonnis gewezen: de goddeloze ligt in zijn eigen daden verstrikt. Zó mogen ook de zondaars naar het dodenrijk varen; Alle heidenen, die God niet gedenken.” Er zijn genoeg mensen zoals hem die leven als heidenen, als goddeloze egoïsten; die niet een man of een vrouw naar waarde schatten en dus rechtvaardig gedoemd zin om eenzaam en alleen te leven en te sterven. Denk maar aan al die uiterlijk mooie feministische meisjes die denken dat ze elke jongen kunnen krijgen, die alle goede mensen afwijzen met hun narcistische eigenwaan die ervoor zorgt dat ze zich naïef verbeelden dat ze de perfecte zullen tegenkomen omdat ze dat individu zogezegd verdienen. Ze worden 30, 40, en al die tijd blijven ze dit verwachten. Het gevolg is dat ze dus rechtmatig eenzaam en alleen sterven. Ik hoop dat ze tot het besef komen dat dit hun eigen straf is die ze op hunzelf hebben gebracht en dat ze de volgende generatie meisjes zullen waarschuwen. Misschien onderging die man die Ruth niet loste ook de schande van kinderloos te sterven. Dit wordt in het Midden-Oosten nog steeds als een vloek en een schande beschouwd. Het volgende vers van Psalm 9, dus het 18de vers, leert: “Maar de arme worde niet eeuwig vergeten, De hoop der verdrukten niet altijd beschaamd.” Dit gebeurde inderdaad met Ruth en Naomi. God dacht aan Ruth en Boaz in Zijn liefde en Hij bracht de rechtvaardige Ruth en de rechtvaardige Boaz samen; Hij maakte hun huwelijk mogelijk.

    9-11a: Boaz schat Ruth en haar familie wel naar waarde. Net zoals Ruth trouw was aan Naomi is Boaz ook trouw aan Ruth en aan Naomi’s familie. Boaz huwt Ruth onder getuigen.

    11-12: Iedereen is tevreden met het huwelijk tussen Boaz en Ruth en zij worden gezegend. In die tijd, alsook in het begin van het christendom bestond een kerkelijk huwelijk nog niet. Het ging veeleer om een huwelijk met getuigen zoals oudsten en/of familie. Een heel duidelijk voorbeeld kan je lezen in het boek dat volgt op Ruth in de katholieke Bijbel, namelijk het boek Tobit, meer bepaald in Tobit 7:1-17. Of je nu gelooft of dit boek door God geïnspireerd is of niet, het kan je een mooi zicht op het oude huwelijksgebruik geven.

    13-17: God zegende Ruth en Boaz, en dus ook Naomi met een zoon. Hij is zogenaamd de zoon van Naomi en haar overleden man alsook de zoon van Rut en haar overleden man. Hij zal later hun erfenis alsook de erfenis van Boaz overerven. Zo krijgen deze twee vrouwen en ook Boaz de eer van nageslacht te hebben en niet kinderloos te zullen sterven. God begrijpt zulke en andere culturele waarden en Hij weet ook dat de eer voor Aziatische vrouwen belangrijker is dan hun eigen levens. De Amerikaans-Aziatische dramaturg en professor David Henry Hwang schreef bijvoorbeeld: “Dood met eer is beter dan het leven… het leven met schande” (Hwang, “Madama Butterfly” (1988), p. 17). Misschien is dit wat extreem maar inderdaad “een goede naam is meer waard dan een groot vermogen” (Spreuken 22:1a). Naomi, Ruth, en Boaz krijgen alle drie eer en een goede naam. Het verhaal begon vanuit een familietragedie van dood en eindigde in het herstel van de eer en blijdschap van de familie vanwege een huwelijk en de daaropvolgende geboorte van een kind. God dacht aan de trouw van Ruth alsook aan de trouw van Boaz. Daarom kunnen we vanuit hun verhaal besluiten dat geldt: “Liefde en trouw mogen u nimmer verlaten, Hang ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart; Dan zult ge goed en verstandig zijn, in de ogen van God en de mensen. Vertrouw op Jahweh met heel uw hart, Verlaat u niet op eigen inzicht; Denk aan Hem op al uw wegen, Dan zal Hij uw paden effenen” (Spreuken 3:3-6). Boaz krijgt eer vanwege Ruth. Van Ruth leren we dat het waar is dat “een lieve vrouw dwingt eerbied af” (Spreuken 11:16a) en “een flinke vrouw is de kroon van haar man” (Spreuken 12:4a). Laten de vrouwen hier deze eerbare vrouw als voorbeeld volgen. Dit zal ook eer op hun man brengen.

    17-22: We zien dat Boaz de overgrootvader van koning David is. De zoon van Rut en Boaz is dus de grootvader van koning David van wie onze Koning Jezus afstamt. God gebruikt dus dagdagelijkse voorvallen of gebeurtenissen. God komt weinig voor in dit verhaal maar achter de schermen brengt Hij de omstandigheden en de keuzes van al deze personen samen door zijn voorziening. Naomi denkt dat God haar strafte maar het hele verhaal verhaalt van Gods missie om haar en haar familie te herstellen. Hij doet dit door door de moed en trouw van Rut heen genezing in Naomi’s leven te brengen maar niet zonder Boaz die vrijgevig en trouw is… Zijn integriteit en de moed van Ruth redden Naomi en haar familie. Dit verhaal leert ons het tussenspel tussen Gods doel en wil en menselijke wilsbeslissingen. God verweeft de loyale trouw van Zijn mensen om Zijn reddende doelen in de wereld te verwezenlijken. Dit leidt tot het ware einde van het verhaal: een geslachtslijst. Deze geslachtslijst verhaalt dat Obed, de zoon van Boaz en Ruth, de opa van koning David was uit wien de Messias kwam. Wat alledaagse en ordinaire gebeurtenissen lijken zijn verweven in Gods grote verhaal van redding voor de hele wereld. Hoe zal jouw leven en de dingen die jij doet deel uitmaken van Gods reddingsplan?

    Categorie:Preken
    16-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Hoofd vol Vrede in plaats van een Hoofd vol Zorgen

    Voordienst: Matteüs 6:25-34 en Filippenzen 4:6-8.

    Ik zou graag willen beginnen door een stukje voor te lezen uit The Way of the Thorn, een fictieverhaal van Dr. David Trementozzi. Dr. Trementozzi is de decaan van de masterstudenten aan het Continental Theological Seminary waar ik gestudeerd heb:

    ‘jack bemerkte niet dat de hemel bewolkt en donker en duister was geworden omdat hij zo afgeleid werd door zijn gedachten. Terwijl de duisternis toenam, werd hij zo gefixeerd op zijn bezorgde gedachten die door zijn hoofd gingen dat hij geen aandacht meer besteedde aan waarheen hij naar aan het wandelen was. Onbewust week hij af van de Weg van het Geloof en begon hij te wandelen op een breder zijpad. Hij zag nooit de wegwijzer die aangaf dat hij op weg was naar het Moeras van Obsessieve Zelfreflectie. Hij liep gewoon door op dit pad terwijl hij dacht aan al de onopgeloste problemen van zijn leven en oplossingen probeerde te bedenken voor zijn thuissituatie. Jack bleef zijn emoties onderzoeken, en probeerde te weten te komen hoe hij echt voelde, alsof hij de antwoorden zou kunnen vinden in zijn gevoelens. Maar geen antwoorden kwamen hem tegemoet en dus voelde hij zich nog meer verward dan voordien. Zijn ogen waren nu nog enkel op hemzelf gericht en niet op waar hij naartoe wandelde.” [het verhaal gaat verder en spreekt over een diepe modder waarin hij verzakt en waar hij niet meer uit geraakt, net zoals zijn gedachtes hem vasthouden in dezelfde positie].  “Uiteindelijk besloot Jack niet meer verder te gaan totdat hij zou hebben uitgedokterd wat hij zou doen met zijn leven en dus zonk hij dieper in het moeras. (…) [De modder werd dieper en dieper en hij werd er zich nog steeds niet bewust van.] “De modder kwam tot aan de nek van Jack toen de regen eindelijk ophield. Nu kon Azarel [dit is een verzonnen engel die in dienst staat van God] een lied van redding over Jack zingen. Des te meer Jack luisterde, des te meer het hem omhulde. Het lied kwam krachtig doorheen de lucht tot hem en het doordrong alles. Zeven maal werd het gezongen, telkenmale luider dan de vorige maal met grote energiestoten.

    Kijk omhoog, staar naar boven;
    De Schepper wenkt je,
    Kijk omhoog naar de  hemel!
    Houding, ontspannen.
    Sta recht, sta rechtop,
    Wees geworteld in Hem!

    Strek je uit in Zijn naam
    en je zal redding zien.
    Beleid en proclameer,
    grijp de sleutel!

    De zevende maal, op het moment dat Jack één van de laatste woorden hoorde, “grijp!” stootte hij zijn hand met alle kracht uit de vuiligheid, strekte hij zijn lichaam zo goed als hij kon, en strekte hij zijn hand uit naar de hemel. Hij riep uit: “Vader! Schepper! Help me!”

    Onmiddellijk verscheen er een onzichtbaar touw, wat zo licht als de wind voelde, en het sloot zich rond de polsen van Jack waarna het hem omhoog trok uit het moeras en het hem op vaste grond plaatste. Onmiddellijk brak er luide donder los die een regenvloed op hem neer deed komen die Jack compleet nat maakte en elk deeltje modder van zijn lichaam en kleren afspoelde. Toen ontplofte het wind-touw dat rond zijn polsen was opeens en werd een kolkende massa die hem compleet droogde. Toen werd het als de vorm van een tornado die steeds hoger en hoger opsteeg. Deze tornado bestreed als het ware de donkere wolken en dreef hen uit elkaar totdat ze nergens meer te bespeuren waren. Uiteindelijk verdween deze tornado in de hemel en wat overbleef was de helderheid en het licht van de zon.

    Alles werd rustig en stil. Jack stond op, hij keek naar het moeras van waaruit hij was bevrijd. Het enige wat hij nog kon horen was zijn eigen adem. Een lach verspreidde zich over zijn gezicht.’

    Bron: David Trementozzi, The Way of the Thorn (Alabama: Evergreen Press, 2002), 35-39.

    Dit doet me denken aan een ietwat onbekende tekst uit het boek Jesaja:

    “Op die dag zal men dit lied In het land van Juda zingen: Wij hebben een sterke stad, Hij [God] bouwt de beschermende muren en wallen! Opent de poorten: een vroom volk gaat er binnen, Dat de trouw heeft bewaard, standvastig van hart. Gij schenkt het een heerlijke vrede, Omdat het op U heeft gehoopt. Ja, blijf altoos op Jahweh vertrouwen: Want Jahweh is de eeuwige Rots.”

    - Jesaja 26:1-4 (CV)

    We zien hier dat wie zijn vertrouwen in onze God stelt en trouw aan Hem is vanuit een standvastig hart innerlijke vrede krijgt. Bovennatuurlijke vrede van onze God. Verder stelt de profeet Jesaja:

    “Want zo heeft Jahweh gesproken, De Heer, Israëls Heilige: In bekering en berusting Ligt uw redding; In stilte en vertrouwen Ligt uw kracht.”
    - Jesaja 30:15a (CV)

    In een parabel verbiedt onze Heer Jezus ons om ons zorgen te maken over de toekomst en Hij leert ons hoe we moeten omgaan met deze zorgen:

    ‘Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.’

    - Matteüs 6:25-34 (NBV).

    Natuurlijk kan het zijn dat we zorgen of angsten hebben maar dit is slechts een illusie in het hoofd. Wat ik hiermee bedoel is het volgende: wat in ons hoofd zit is niet echt: “Wat als dit verkeerd loopt? Wat als dit…? Wat als?” Neen! Het kan zijn dat er angsten of zorgen op ons af zullen komen van dingen waar we ons werkelijk zorgen over moeten maken maar zorgen hebben voor dingen die in de toekomst zouden kunnen gebeuren heeft geen nut. Het is tijdverspilling.

    We behoren te luisteren naar het liefdevolle bevel van onze Heer: “Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last” (Matteüs 6:34, NBV). Wat me persoonlijk enorm heeft bemoedigd is dat ik een patroon begon te zien in deze Bijbelteksten en ook in de volgende Bijbelteksten. God lijkt sterk te willen benadrukken doorheen de Bijbel dat we ons geen zorgen hoeven te maken.

    We mogen écht onze zorgen aan de Heer geven want in de Bijbel staat er geschreven: “Leg al uw zorgen bij Hem neer, want Hij heeft hart voor u” (1 Petrus 5:7, WB). Verder staat er: “Maakt u over niets bezorgd, doch maakt aan God al uw wensen bekend door bidden en smeken en danken. En de vrede Gods, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en zinnen [gedachten] bewaren in Christus Jesus” (Filippenzen 4:6-7, CV).

    In de Willibrordvertaling 1995 herziene editie staat hier: “Wees niet bezorgt.” Het patroon dat we zien is dus: stap 1: maak je geen zorgen. Stap 2: maak al je wensen bekend door bidden en smeken en danken. Hieruit volgt: bovennatuurlijke vrede zal je hart en je gedachten bewaren. Bewaren van wat? Zorgen. Dit is hetzelfde dat Jesaja schreef, namelijk dat als onze gedachten op de Heer gefocust blijven en als we op Hem blijven vertrouwen, Hij ons dan die heerlijke vrede zal geven.

    Ik wou dat ik dit al vroeger toegepast had. Het zou me veel kopzorgen bespaard hebben. In plaats van ons hoofd met zorgen te vullen, waar moeten we ons hoofd dan wel mee vullen?

    “Ten slotte, broeders, houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar, op al wat edel, rechtvaardig, rein, liefelijk en welgevallig is, op al wat deugd heet en lof verdient.”

    - Filippenzen 4:8 (CV)

    Laten we dus een hoofd vol vrede hebben vanuit ons vertrouwen in onze God en vanuit een juiste mindset, gefocust op hemelse zaken, in plaats van een hoofd vol onnodige, wereldse zorgen omdat we misschien nog niet genoeg op Hem vertrouwen… Dit is een uitdaging maar ook een bemoediging. De Heer zegene je wanneer je stapje per stapje deze daad van geloof in de praktijk brengt! Amen!

     

    Oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2019. Een vernieuwde, uitgebreide versie werd gepreekt op 16 december 2023 in de Evangelische Kerk van Balen. Dit is de vernieuwde versie, zonder de extra introductie.


    Categorie:Preken
    19-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Macht van Jezus: Vergeving, Verzoening, en Herstel

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-05-19-deel-iii-de-macht-van-jezus-vergeving-verzoening-en-herstel-door-tom-torbeyns/]

    In mijn vorige preek heb ik streng tot jullie gesproken. Soms is strengheid nodig om mensen tot inzicht, berouw, en bekering van zonden te brengen maar met het doel om hen te verzoenen. Dus ik geloof zeker dat vergiffenis belangrijker is dan strengheid. Soms moeten we, net als God, zijn als strenge vaders die met pijn in het hart streng zijn. Het einddoel hiervan is natuurlijk niet die strengheid zelf maar het resultaat, namelijk, bekering en verzoening. Laten we kijken naar een voorbeeld in verband met strengheid in het leven van Paulus. Dit voorbeeld vinden we in Handelingen 9:1-6: “Intussen bedreigde Saulus de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem. Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’ Hij vroeg: ‘Wie bent u, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’” Ik weet niet of je nog strenger kan zijn dan iemand van zijn paard gooien en hem dan te zeggen: “Doe dit, doe dat, en dan zul je onrechtstreeks nog wat meer opdrachten krijgen.” Maar het gevolg in Paulus’ leven was dat hij een verzoener werd. In zijn eigen woorden: ‘Indertijd vond ik dat ik de verspreiding van de naam van Jezus van Nazaret met kracht moest tegengaan, en daarvoor heb ik me in Jeruzalem dan ook ingezet. Met toestemming van de hogepriesters heb ik een groot aantal heiligen in de gevangenis laten opsluiten, en als ze ter dood gebracht werden gebeurde dat met mijn instemming. In de synagogen probeerde ik keer op keer hen door strafmaatregelen te dwingen hun geloof af te zweren; ik bestreed hen zo vurig dat ik hen zelfs in de steden buiten onze grenzen vervolgde. Zo was ik eens, met een volmacht van de hogepriesters en in hun opdracht, op weg naar Damascus, toen ik midden op de dag zag hoe een licht uit de hemel, feller dan de zon, mij en mijn reisgenoten omstraalde. We vielen allen op de grond en ik hoorde een stem in het Hebreeuws tegen me zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij? Je kwelt jezelf door je zinloze halsstarrigheid!” Ik vroeg: ”Wie bent u, Heer?” De Heer antwoordde: “Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar kom nu overeind, sta op, want ik ben aan je verschenen om je aan te stellen als mijn dienaar opdat je bekend zult maken dat je mij hebt gezien en zult getuigen van alles wat ik je nog zal laten zien. Ik zal je daarbij beschermen tegen je eigen volk en tegen de heidenen, naar wie ik je uitzend om hun de ogen te openen, zodat ze zich van de duisternis naar het licht keren, en van de macht van Satan naar God. Door het geloof in mij zullen ze vergeving krijgen voor hun zonden, en samen met allen die mij toebehoren zullen ze deel krijgen aan mijn koninkrijk”’ (Handelingen 26:9-18). Paulus wordt dus veranderd van een religieuze betweter die andersdenkenden wil vernietigen tot iemand die hen wil verzoenen onder de vergiffenis van Christus. Deze vergiffenis brengt hen vanuit de duisternis (dus eenzaamheid, haat,…) tot verzoening in het licht (dus vergiffenis waaruit eenheid, liefde, verzoening, en herstel voortvloeien. Deze verzoening, eenheid, en herstel omschrijft hij als volgt: “Breng dus met vreugde dank aan de Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen wacht in het licht. Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden. [Hier wordt het Griekse woord aphesis gebruikt wat wij vertalen als “vergeving”. Het kan hier ook betekenen dat we worden verlost vanuit de [eenzame] gevangenis tot de liefdevolle eenheid in Christus zoals we verder lezen vanaf vers 15:] Beeld van God, de onzichtbare, is hij, eerstgeborene van heel de schepping: in hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem. Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk. Oorsprong is hij, eerstgeborene van de doden, om in alles de eerste te zijn: in hem heeft heel de volheid willen wonen en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.” (Kolossenzen 1:12-22). We zien dus dat we allen verzoend zijn met elkaar omdat we dankzij het kruis één lichaam vormen. Of zoals Paulus het zegt: “In hem zijn wij door zijn bloed verlost en zijn onze zonden vergeven, dankzij de rijke genade die God ons in overvloed heeft geschonken. Hij heeft ons in al zijn wijsheid en inzicht dit mysterie onthuld: zijn voornemen om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en zijn besluit om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen onder Christus” (Efeze 1:7-10). Vers 7 gebruikte weeral het Griekse woord aphesis voor het woord “vergiffenis”. Zoals eerder gezegd kan het ook betekenen dat we worden verlost of vrijgezet vanuit de [eenzame] gevangenis tot de liefdevolle eenheid in Christus. Het laatste vers gebruikt het Griekse woord anakephalaiomai wat samenvatten betekent. We worden dus werkelijk tot eenheid verzameld.

    Wat kunnen we uit dit alles leren? Wat moeten we nu zelf doen om de eenheid te bewerkstelligen? Hoe moeten wij vergeven of vrijuit laten gaan [aphesis]? Laten we naar het meest duidelijke verhaal luisteren in Matteus 18:21-35: <<Daarop kwam Petrus bij hem [Jezus] staan en vroeg: ‘heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven. Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren. Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was [dit is heel veel geld]. Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon worden ingelost. Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.” Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt. Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van de andere dienaren, die hem honderd denarie schuldig was [dit is heel weinig geld]. Hij nam hem in een wurggreep [in het Grieks staat er: verstikte hem] en beet hem toe: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!” Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal je betalen.” Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald. Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was, waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen. Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’>> Je moet beseffen dat de eerste som onbetaalbaar veel was en dat de tweede som slechts een kleine som geld betrof. Hierom heeft de Petrus Canisius vertaling een zeer interessante voetnoot ter conclusie: “Dus wat wij aan onzen evennaaste hebben te vergeven, is niets, vergeleken met wat God ons vergeeft.” God doet zoals in het eerste stukje van de parabel. Hij doet echte aphesis. Je vrij laten gaan alsof je geen zonde had begaan. Als zijn kinderen moeten wij dit ook doen. Laten we iedereen vergeven die we nog niet vergeven hebben.


    Categorie:Preken
    28-04-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Macht van Jezus over onze Levens

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-04-28-de-macht-van-jezus-over-onze-levens-door-tom-torbeyns/]

    In mijn vorige preek hadden we het over hoe Jezus de macht, ja, de absolute autoriteit heeft over het kwade, alle boze machten, de dood, enzovoort, en dat Hij zal oordelen over alle demonen en over alle mensen. Een van de vragen waarmee ik eindigde was: “In welk gebied van jouw leven zou Jezus nog meer koning moeten worden?”. Vandaag wil ik dus spreken over welke autoriteit Jezus heeft, of zou moeten hebben in onze levens. Ik sprak over het feit dat Jezus zei: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb” (Matteus 28:18b-20a, NBV). Ziet u, mensen moeten kiezen om gehoorzame leerlingen van Jezus te worden. Deze keuze wordt Bijbels gesproken uitgedrukt door middel van de waterdoop. Dan behoren ze tot Zijn leerlingen; tot Zijn volk en dan geldt er voor hen: “Maar aan allen, die Hem ontvingen, Gaf Hij de macht, Gods kinderen te worden: Aan allen, die in zijn Naam geloven” (Johannes 1:12, CV). De keuze om Hem te ontvangen, in zijn Naam te geloven, en zich te laten dopen ligt bij de mens maar de wedergeboorte zelf is het resultaat dat God heeft beslist om aan iedereen te geven die zich volledig aan Hem toewijdt. Zoals er geschreven staat: “Maar aan allen, die Hem ontvingen, Gaf Hij de macht, Gods kinderen te worden: Aan allen, die in zijn Naam geloven, Die niet uit bloed, Noch uit de wil van vlees of man, Maar die uit God zijn geboren.” (Johannes 1:12-13, CV) en “Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. Wees daarom niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden” (Johannes 3:5-7, NBV). Deze wedergeboorte zorgt er voor dat diegenen die zich toewijden aan Jezus Christus totaal nieuwe personen worden: “Zo is dus iemand die in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is er al” (2 Korintiërs 5:17, WB). Dit betekent dat ze helemaal opnieuw mogen beginnen, ze zijn opnieuw geboren en verlost van al hun zonden en dus geldt er ook voor hen: “Hij [Jezus] zal zijn volk verlossen van hun zonden” (Matteus 1:21b, CV). Laat je niet misleiden! Dit is niet zomaar een theoretisch aspect maar een werkelijke realiteit!: “Welnu, gij weet, dat Hij [Christus] is verschenen, om de zonden weg te nemen; en in Hem is geen zonde. Wie in Hem blijft, zondigt niet; wie zondigt, heeft Hem gezien, noch gekend. Kinderkens, laat u door niemand misleiden! Wie de gerechtigheid beoefent is een gerechtige, zoals Hij Gerechtig is. Maar wie zonde bedrijft, is uit den duivel, want de duivel zondigt van de aanvang af; en daartoe juist is Gods Zoon verschenen, om de werken van den duivel te vernietigen. – Wie uit God is geboren, bedrijft geen zonde, want zijn Zaad is in hem; hij kan zelfs niet zondigen, omdat hij uit God is geboren” (1 Johannes 3:5-9, CV). Leef je al in deze werkelijke realiteit van zondeloosheid? Christus heeft dit recht! In de week las ik een artikel waarin de schrijver argumenteert dat Gods geschenk van de Heere Jezus in onze levens, een gratis geschenk is maar dat het niet “zuiver” gratis is omdat het ons uitnodigt tot gemeenschap met God en omdat er ook verplichtingen aan vasthangen, waardoor we niet meer onverschillig mogen zijn.[1] Misschien een meer concreet voorbeeld van zulke onverschilligheid ten overstaande van de verplichtingen die wij als christenen hebben naar God toe is dat ik eens ergens mocht spreken tijdens een dienst. Ik knielde neer samen met de aanwezigen om met onze lichamen uit te beelden dat we ons onderwierpen aan God. Later zag ik over een langere tijd geen verandering in de levens van de aanwezigen. Dit is dus een duidelijk voorbeeld van onverschilligheid en een valse bekering vanuit hypocrisie. In het Oude Testament zien we al dat God “een valse tong” haat (Spreuken 6:17b) en Jezus zei ook: ‘Huichelaars, terecht heeft Isaias van u geprofeteerd: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij”’ (Matteus 15:7-8, CV). We zien dit ook in de parabel die Jezus gaf: ‘Iemand had twee zonen. Hij ging naar den eerste en sprak: Mijn zoon, ga vandaag in mijn wijngaard werken. Deze antwoordde: Ik ga, heer; maar hij ging niet. Hij kwam bij den ander, en zei hetzelfde. Deze antwoordde: Ik wil niet; maar later kwam hij tot inkeer en ging. Wie van de twee heeft de wil van zijn vader volbracht? Ze zeiden: De laatste.’ (Matteus 21:28a-31a, CV). Luister goed! Uit al het vorige kunnen we besluiten dat Christus dus het recht heeft om helemaal over jouw leven te heersen! Je bent helemaal van Hem en je moet Zijn wil doen! Laat je niet misleiden door de duivel die je wil wijsmaken dat je nog een stukje van hem bent, dat je Christus niet volledig kan gehoorzamen, dat je nog steeds moet zondigen, enzovoort. Hij is slechts een leugenaar. Een cruciaal moment in mijn leven was toen ik begon te beseffen dat God me een vrije wil heeft gegeven en dat ik niet moet zondigen en uit oude, zondige gewoontes mag lopen, zoals Paulus schreef: “U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan” (1 Korintiërs 10:13, NBV). Ik zou nog wat dieper willen ingaan op de heerschappij van Christus over jouw leven als christen, in tegenstelling tot de zogezegde heerschappij van de duivel over jouw leven vanuit de Brief van Paulus aan de Romeinen, hoofdstuk 6. Hier spreekt Paulus verschillende malen over het feit dat wij die in Christus zijn moeten dood zijn voor- en vrij zijn van alle zonden en een nieuw leven onder de heerschappij van Christus moeten leiden. Paulus stelt hier: “Hoe zouden wij nog in zonde leven, WIJ DIE DOOD ZIJN VOOR DE ZONDE? Weet u niet dat wij door de doop, die ons één heeft gemaakt met Christus Jezus, delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, EEN NIEUW LEVEN ZOUDEN GAAN LEIDEN. Want indien wij als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding. In de overtuiging dat onze oude mens met Hem gekruisigd is. Daardoor is aan het bestaan in de zonde EEN EINDE GEKOMEN, ZODAT WIJ NIET LANGER DIENSTBAAR ZIJN AAN DE ZONDE. Want wie gestorven is, is rechtens VRIJ VAN DE ZONDE. Indien wij met Christus gestorven zijn [in de doop], geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven [als gevolg van het opstaan uit de doop]. Want wij weten dat Christus, eenmaal uit de doden opgewekt, niet meer sterft: DE DOOD HEEFT GEEN MACHT MEER OVER HEM. Door de dood die Hij is gestorven, heeft Hij AFGEREKEND MET DE ZONDE, EENS EN VOORGOED; het leven dat Hij leeft, HEEFT ALLEEN MET GOD VAN DOEN. ZO MOET U OOK UZELF BESCHOUWEN: als DOOD VOOR DE ZONDE en LEVEND VOOR GOD in Christus Jezus. LAAT DUS DE ZONDE NIET HEERSEN IN UW STERFELIJK LICHAAM, gehoorzaam zijn begeerten niet, stel uw ledematen NIET als werktuigen van ongerechtigheid in dienst van de zonde. BIED UZELF AAN GOD AAN, ALS MENSEN DIE UIT DE DOOD TEN LEVEN ZIJN OPGESTAAN. OFFER HEM UW LEDEMATEN ALS WERKTUIGEN IN DIENST VAN DE GERECHTIGHEID. DE ZONDE MAG NIET OVER U HEERSEN, want u staat niet onder de wet, maar onder de genade. Betekent dit dat het ons vrij staat te zondigen, omdat wij niet meer onder de wet leven, maar onder de genade? Dat verhoede God! Het is immers duidelijk dat men dié meester ALS SLAAF MOET GEHOORZAMEN in wiens dienst men zich stelt: OFWEL u dient de zonde – en dit loopt uit op de dood – OFWEL de gehoorzaamheid – en die leidt tot gerechtigheid. Maar u bent, God zij dank, GEEN SLAVEN MEER VAN DE ZONDE: u hebt zich van harte onderworpen aan de beginselen van de leer die u is overgeleverd. U BENT BEVRIJD VAN DE ZONDE EN DIENAREN GEWORDEN VAN DE GERECHTIGHEID.” (Romeinen 6:2b-7-18, WB). In welk gebied van jouw leven zou Jezus nog meer koning moeten worden? Waar moet je vergiffenis aan iemand vragen? Welke zonde moet je nog achter je laten? Waar kan je Hem nog meer gaan gehoorzamen? Als je geen vrede hebt, als je geen goed geweten hebt, luister dan naar de stem van de Heilige Geest en bekeer je! Volg Zijn stem! Ik herinner je er aan dat de Israëlieten geen victorie hadden toen ze het verbond hadden geschonden dat God hen had opgelegd. Dit kan je zelf lezen in Jozua 7:11-23. Als de Heilige Geest je overtuigt, verhard je geweten dan niet maar bekeer je volledig van elke zonde en “wandel in het licht van God. Groter is Hij die in jou is dan die in de wereld is,” zoals het lied zegt.

    [1] D. F. Sebastian, “The economy is a spirit world: Spirit of scarcity, spirit of god,” Journal of the European Pentecostal Theological Association 39, no. 1 (April 2019): 74, https://doi.org/10.1080/18124461.2018.1543789.


    Categorie:Preken
    24-03-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Macht van Jezus

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-03-24-de-macht-van-jezus-door-tom-torbeyns/]

    Vandaag gaan we samen stilstaan bij de macht of autoriteit van Jezus.

    Laat ons beginnen met te praten over de macht of de autoriteit van Jezus over het kwade:

    * Mattheüs 8:23-27: “Hij [Jezus] stapte in de boot en zijn leerlingen volgden hem. Plotseling begon het meer enorm te kolken, zodat de boot bijna door de golven werd verzwolgen. Maar Jezus sliep. Ze maakten hem wakker en riepen: ‘Heer, red ons toch, we vergaan!' Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed, kleingelovigen?’ Toen stond hij op en sprak de wind en het water bestraffend toe, en het meer kwam geheel tot rust. De mensen zeiden vol verbazing: ‘Wat is dit toch voor iemand, dat zelfs de wind en het water hem gehoorzamen?’.” Het weer, of het nu natuurlijk, schrikwekkend, of zelfs demonisch is, gehoorzaamt Hem.

    * Hierop volgend lezen we van verzen 28 tot 34: “Toen hij [Jezus] aan de overkant in het gebied van de Gadarenen kwam, liepen hem vanuit de grafspelonken twee bezetenen tegemoet. Ze waren zo gevaarlijk dat niemand daar langs durfde te gaan. Ze begonnen te schreeuwen en te roepen: ‘Wat hebben wij met jou te maken, Zoon van God? Ben je hier gekomen om ons pijn te doen nog voordat de tijd daarvoor is aangebroken?’ een eind verderop liep een grote kudde varkens te grazen. De demonen smeekten hem: ‘Als je ons uitdrijft, stuur ons dan naar die kudde varkens.’ Hij antwoordde hun: ‘Vooruit!’ Ze verlieten de twee mannen en trokken in de varkens. Toen stormde de hele kudde van de steile helling af het meer in, en de dieren kwamen om in de golven. De varkenshoeders sloegen op de vlucht, en toen ze in de stad kwamen vertelden ze het overal rond, ook wat er met de bezetenen was gebeurd. Nu trok de hele stad uit, Jezus tegemoet. Toen ze hem gevonden hadden, verzochten ze hem dringend hun gebied te verlaten.” Jezus kan demonen gemakkelijk met de duizenden uitdrijven uit bezetenen.

    * Lukas 10:17-22: “De tweeënzeventig keerden vol vreugde terug en zeiden: ‘Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons bij het horen van uw naam. Hij [Jezus] zei tegen hen: ‘Ik heb Satan als een lichtflits uit de hemel zien vallen! Bedenk wel: ik heb jullie de macht gegeven om slangen en schorpioenen te vertrappen en om de kracht van de vijand te breken, zodat niets jullie kan schaden. Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is.’ Op dat moment begon hij vervuld van de heilige Geest te juichen en zei: ‘Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt u het gewild. Alles is mij toevertrouwd door mijn Vader, en niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is weet alleen de Zoon en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren.’” Jezus heeft de absolute macht over de demonen. Ook gaf Jezus aan zijn discipelen “macht en gezag over alle demonen” (Lukas 9:1). Via zijn volgelingen worden ze uitgedreven in Zijn Naam of autoriteit. Maar wat nog sterker is, zoals we daarnet al lazen, is dat de namen van al Zijn ware volgelingen opgeschreven staan in de hemel en dat Hij heerst over het dodenrijk en over de dood! “Toen brak er oorlog uit in de hemel. Michaël en zijn engelen bonden de strijd aan met de draak. De draak en zijn engelen boden tegenstand maar werden verslagen; sindsdien is er voor hen in de hemel geen plaats meer. De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde gegooid. Toen hoorde ik een luide stem in de hemel zeggen: ‘Nu zijn redding, de macht en het koningschap van onze God werkelijkheid geworden, en de heerschappij van zijn messias. Want de aanklager van onze broeders en zusters, die hen dag en nacht bij onze God aanklaagde, is ten val gebracht. Zij hebben hem dankzij het bloed van het lam en dankzij hun getuigenis overwonnen. Zij waren niet aan het leven gehecht en hebben hun dood aanvaard” (Openbaring 12:7-11). We kunnen weten dat Jezus heerst met absolute autoriteit over de dood en het dodenrijk, aangezien Hij de sleutels heeft van deze plaatsen. Zoals Hij het zelf zo mooi zei: “Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk” (Openbaring 1:17b-18). Inderdaad, Hij was dood maar Hij toonde Zijn macht door op te staan in drie dagen en te overwinnen over de dood, zoals Hij zelf voorspeld had. We lezen namelijk in Johannes 2:19-22: “Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ ‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam. Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had” (Johannes 2:19b). Jezus heeft dus de sleutels (dit is: de macht en de autoriteit) over de dood en het dodenrijk en Hij kan en zal de duivel straffen als de grootste loser van alle losers: “Wanneer de duizend jaar voorbij zijn, zal Satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. Dan gaat hij eropuit om de volken aan de vier hoeken van de aarde, Gog en Magog, te misleiden. Hij brengt hen voor de strijd bijeen, een menigte zo talrijk als zandkorrels aan de zee. Ze trekken op, over de hele breedte van de aarde, en omsingelen het kamp van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalt neer uit de hemel en verteert hen. En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid” (Openbaring 20:7-10). Jezus zal oordelen over alle mensen. Hoe komt het dat Jezus mag oordelen? We weten dat het oordeel aan God de Vader toekomt want over Hem werd er al geschreven in het Oude Testament: “Heer, God van onze voorouders, u bent God in de hemel en u heerst over de koninkrijken van alle volken. In uw hand liggen macht en kracht besloten, niemand kan zich tegen u verzetten” (2 Kronieken 20:6b). Maar we lezen in Johannes 5:27-30 dat Jezus dit recht tot oordelen gekregen heeft van de Vader. Over dit oordeel staat er geschreven: “Toen zag ik een grote witte troon en hem die daarop zat. De aarde en de hemel vluchtten van hem weg en verdwenen in het niets. Ik zag de doden, jong en oud, voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden. Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel. Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid” (Openbaring 20:11-15). Jezus is de Albeheerser. “‘Ik ben de alfa en de omega,’ zegt God, de Heer, ‘ik ben het die is, die was en die komt, de Almachtige’” (Openbaring 1:8). In het Grieks staat hier het woord: pantokrator: Jezus is de panto: alles – krator: heerser. In eenvoudig Nederlands betekent dit dat Hij heerst over alles en iedereen. De duivel en zijn volgelingen (een deel van de engelen en een deel van de mensen) zijn rebellen. Zoals ik al eerder zei, is Jezus de Albeheerser die heerst over alles en iedereen of ze er nu voor kiezen om te rebelleren of niet. Laat ons nog eventjes stilstaan bij het feit dat elk schepsel onder de autoriteit van Jezus valt. Zo lezen we dat Jezus “het begin van Gods schepping” is (Openbaring 3:14b) en dat “in hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem” (Kolossenzen 1:16-17).

    Zoals ik al eerder zei zal Jezus oordelen. Ja, laat ons echt beseffen dat we voor zijn rechterstoel zullen staan “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat ieder van ons krijgt wat hij verdient voor wat hij in zijn leven heeft gedaan, of het nu goed is of slecht” (2 Korintiërs 5:10). Daarom: “Alles wat je hebt gehoord komt hierop neer: heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens, want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte” (Prediker 12:13-14). Laat ons niet beschaamd zijn over Jezus want anders zal Hij zich schamen voor ons, zoals Hij zelf heeft gezegd: “Wie zich schaamt voor mij en mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich ook voor hem schaamt, wanneer hij komt in de stralende luister die hemzelf, de Vader en de heilige engelen omgeeft” (Lukas 9:26). Verder lezen we: “Jezus kwam op hen toe en zei: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld” (Matteüs 28:18-20). Waarom zouden we ons schamen voor de Koning die Heerst over alles en iedereen? Waarom zouden we zijn woorden uit de Bijbel ongehoorzaam zijn? Waarom zouden we Jezus, de bron van leven en liefde, toestoppen in onze eigen levens in plaats van haar uit te dragen naar anderen? Onze gehele levens en de levens van alle personen hier in de kerk en buiten de kerk zouden onder de heerschappij van de meest liefdevolle Koning Jezus moeten staan. Vlaanderen behoort aan koning Jezus, België behoort aan koning Jezus, Europa behoort aan koning Jezus, heel de wereld komt toe aan koning Jezus! Halleluja!

    Ik heb 3 overdenkingsvragen voor jullie:

    1. In welk gebied van jouw leven zou Jezus nog meer koning moeten worden?
    2. In welk gebied van onze kerk zou Jezus nog meer koning moeten worden?
    3. Hoe wordt Jezus meer koning in Haacht en omstreken?

    Categorie:Preken
    24-02-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Geest en de Eucharistie

    Het volgende is een overdenking van Amos Yong, uit zijn boek Who Is the Holy Spirit? A Walk with the Apostles (In het Nederlands: “Wie is de Heilige Geest? Een wandeltocht met de apostelen”). Ik heb het voor jullie vertaald en ik wil het graag met jullie delen ter overdenking voordat we deelnemen aan het avondmaal.

    ‘In de avond op de dag van hun schipbreuk, “nam Paulus een stuk brood, dankte God in de aanwezigheid van allen, brak het brood en begon te eten” (Handelingen 27:35). Dit is een redelijk traditionele vorm van gebed dat vóór maaltijden werd gebeden door vrome Joden. Ook roept dit ritueel herinneringen op aan wat Jezus deed rond de maaltijden in de evangeliën. Daar worden ons drie gebeurtenissen verhaald – namelijk het voeden van de 5000, het Laatste Avondmaal, en het verhaal van de Emmaüsgangers – waar ons wordt verteld dat Jezus ook brood nam, het zegende of er voor dankte, het brak, en het gaf aan anderen (Lukas 9:16; 22:19; 24:30). Het brood op het schip was een teken van hoop en redding, zoals het brood in de evangeliën een symbool is van hoop en leven dat beschikbaar is door Jezus. Om het belang van het brood als een leven-gevende realiteit op de weg naar Emmaüs te begrijpen, moeten we de ervaringen van de discipelen volgen op die reis. De twee discipelen op de weg naar Emmaüs waren duidelijk moedeloos vanwege de dood van Jezus (24:17-21). En terwijl Jezus hen onderwees vanuit de Schrift terwijl zij aan het wandelen waren, hadden zij niet door dat Hij bij hen aanwezig was totdat Hij neerzat om met hen te eten. Hoewel Hij een gast was in hun midden, deed Jezus zich voor als de gastheer want Hij ging hen voor in het gebed om de maaltijd te zegenen. Later vertelden zij aan de andere discipelen over hoe Jezus “zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood” (24:35). De levende aanwezigheid van Jezus had hen kracht gegeven en had hen aangemoedigd tot hoop. Aan de Pesachmaaltijd, had Jezus al gezegd dat Zijn Leven en Lichaam door wijn en brood zouden worden gerepresenteerd. Wijn en brood zijn namelijk de hoofdelementen van de maaltijd. Nadat Hij een stuk brood had genomen, dankte Hij, brak het en verdeelde het, en zei: “Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken” (22:19). Er zijn enkele aspecten in verband met hoe een christelijke viering van deze maaltijd een gedenken aan Jezus is. Ten eerste, het gebroken brood en de uitgegoten beker zijn symbolen van het verwonde Lichaam van Jezus en het vergoten Bloed en zij dienen als herinnering aan dat Hij Zijn Leven heeft gegeven als een zegel van het nieuwe verbond en een vooruitbetaling in verwachting van het koninkrijk van God (22:18, 20). Ten tweede, “her-inneren” (in het Engels: “re-member”) zou ook kunnen betekenen dat de viering van de maaltijd door de volgelingen van Jezus in feite de delen van Zijn gebroken Lichaam weer samenbrengt. Het resultaat zou dan zijn dat de Jezus die wordt herinnerd ook de Jezus zou zijn die aanwezig is te midden van diegenen die het uitgieten van Zijn Leven voor anderen vieren. Maar vanuit het voeden van de 5000 mannen, plus vrouwen en kinderen, wordt er verwacht dat het Zichzelf geven van Jezus aan anderen een voorbeeld is voor Zijn volgelingen. We mogen natuurlijk niet het miraculeuze van het voeden van de 5000 minder laten lijken dan wat het werkelijk is, maar de zegen van Jezus, het breken, en het geven van brood en vis is slechts een deel van een grotere volgorde van gebeurtenissen waarin de discipelen betrokken zijn bij het dienen van de menigte. In het begin hadden de discipelen gevraagd aan Jezus om de menigte weg te sturen, mogelijkerwijs terug naar de stad Betsaïda (9:10), om een slaapplaats en voedsel te vinden. Maar aangezien Jezus hen specifiek had gezegd om noch voedsel noch geld mee te nemen voor hun missie (9:3), bekrachtigde Hij nu de voorziening van God en betrok Hij de discipelen hierbij. Zij moesten de menigte indelen, waarna Jezus hen deze menigte liet dienen, en tenslotte moesten ze de overgebleven stukken brood ophalen (9:14-17). Het voeden van dit groot aantal mensen toont ons de allesomvattende tafel die Jezus voor de menigte plaatst. Hoewel de Joodse zuiverheidswetten zich druk maakten over eten met de niet-zuiveren (voor welke reden dan ook), lezen we niet in deze tekst dat Jezus of de discipelen zich druk maakten over eten met niet-zuiveren en met vrouwen (die dikwijls apart aten tijdens publieke maaltijden). Dit geeft ons een beeld van de eetgewoonten van Jezus zoals ze ons worden verteld in de rest van de evangeliën. Jezus at niet alleen met zijn discipelen en de farizeeën maar ook met tollenaars en zondaars. Wat meer is, de open tafel van Jezus is een verwachting van het uiteindelijke en grote feestmaal van het koninkrijk dat Hij verwachtte om zowel te vieren met zijn discipelen (22:15) alsook met de armen, de kreupelen, de blinden, en de lammen (14:13,21). Met andere woorden, toen Jezus het laatste Pascha at met slechts Zijn twaalf discipelen (waaronder ook Judas de verrader), gaf Hij ook een voorbeeld van verwelkomende eetgewoonten van waaruit diegenen die normaalgesproken niet zouden uitgenodigd worden voor een maaltijd ook omarmd worden. We zien vanuit Handelingen dat de vroegste volgelingen van Jezus dit gebruik van open gemeenschap voortzetten. Ze bleven het brood samen breken, en herinnerden zich Jezus terwijl ze dit deden (Handelingen 2:42, 46; 20:7). Dat de tafel van de Heer ook open moest zijn zelfs naar de heidenen toe was bevestigd in een visioen dat Petrus ontving, van waaruit hij geleid werd om bij Cornelius binnen te stappen en met hem te eten (10:48). En zo werd Paulus, een apostel naar de heidenen, op zijn gemak met het breken van het brood en het eten met heidenen op die noodlottige bootreis. Maar de verlossende kracht die gesymboliseerd wordt in het samen eten wordt nog versterkt als we er bij stil staan dat de beker en het brood een vieren is van het gebroken, leven-gevende Lichaam van Jezus dat uitgegoten is ter wille van de wereld. Zodoende is de open tafel niet alleen een gelegenheid om de dood van Jezus te herinneren maar ook om dat Leven geleefd voor anderen zelf weer na te leven. De maaltijd is mogelijk vanwege de dienst die het samen eten mogelijk maakt. Zoals de discipelen de menigte op het platteland dienden, zo ook dienden zij de Joden van de diaspora (of de verstrooiing van de Joden over de ganse wereld) die verzameld waren in Jeruzalem na de dag van Pinksteren. Dit hebben ook andere leiders gedaan zoals de Griekstalige Joodse diakenen (6:3-6) die het grote aantal weduwen en andere meest kwetsbaren dienden in de prille gemeenschap. Het samen breken van het brood was een hoogtepunt dat mogelijk werd gemaakt door daden van dienstbaarheid voor en na de maaltijd. Dit dienen werd uitgevoerd door diegenen die toegewijd waren aan het volgen in de voetsporen van Jezus, Die Zichzelf volledig gaf aan anderen in de kracht van de Heilige Geest. En Diezelfde Geest blijft aanwezig en actief in diegenen die in Jezus geloven. Deze Geest maakt dat Jezus nu aanwezig is en Deze Geest zorgt er voor dat we Hem kunnen herkennen in elke gelegenheid waarin we deze maaltijd vieren. Hij geeft kracht aan de leven-gevende bediening die de geloofsgemeenschap voedt en die de wereld vernieuwt en die de hoop van Jezus’ opstanding geeft aan allen die in wanhoop leven en redding nodig hebben. Dit gebeurde in en door Paulus, in een boot gevuld met heidenen, en het zal blijven gebeuren tot aan de einden der aarde als we ons openen voor de leiding van de Geest, die uitgestort is over alle vlees.’


    27-01-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herder of Wolf?

    (Deze preek is voornamelijk gebaseerd op Handelingen 20 en Kolossenzen 2.
    De bijbelteksten zijn genomen uit de NBV, behalve indien anders aangegeven.)

    Voordienst: Matteüs 7:13-29

    Vandaag gaan we het hebben over leiderschap en het volgen van leiders. Meer bepaald gaan we het hebben over de kenmerken van een goede leider en de kenmerken van een misleider; de kenmerken van gezond leiderschap en de kenmerken van misleiding en misbruik. We gaan dit alles bestuderen aan de hand van Handelingen hoofdstuk 20 en Kolossenzen hoofdstuk 2.

    [Handelingen 20:18-21:1a. Laten we dit stuk eerst samen lezen en dan bespreken: [Handelingen 20:18-21:1a hier lezen.] <> Tot zover onze lezing. We gaan beginnen met deze verzen te bespreken vanaf de eerste vers, namelijk vers 18.

    • 18: “U weet hoe ik te midden van u geleefd heb, vanaf de eerste dag dat ik in Asia was”: De oudsten van Efeze zijn allen getuige van hoe Paulus geleefd heeft van het eerste moment dat ze hem ontmoetten. Hij was niet de onfeilbare apostel die niemand iets kon maken. Zoals Jezus kon hij zeggen dat ze hem niet van zonden konden beschuldigen (Johannes 8:46). Paulus leefde te midden van hen, niet in een bevoorrechte positie.
    • 19: In vers 19 spreekt hij over nederigheid en dienen. Dit zijn kenmerken van een ware leider (onderdrukken vanuit macht of kracht of door middel van subtiele manipulatie, zoals de Nicolaïeten dit deden, is geen kenmerk van een ware leider maar de Heer dienen in alle nederigheid is dit wel). Verder kunnen tranen, beproevingen, en zelfs aanslagen door religieuze mensen je deel zijn.
    • 20: Paulus laat niets geniepig weg uit de verkondiging en hij verkondigde hetzelfde in de huizen (de toenmalige kerken of intieme kring) als in het openbaar (op de straat, voor de gehele gemeente). Hij had geen verborgen agenda die enkel toegankelijk was voor de ingewijdenen; voor zij die gnosis hadden.
    • 21: Het gaat om bekering en trouw aan Christus. Verbondstrouw vanuit de doop in de Drie-Eenheid. Dat is voor iedereen hetzelfde.
    • 22-24: Paulus geeft niet om zijn eigen leven maar is helemaal oké met vervolgd te worden en gevangen genomen te worden zolang hij de opdracht die Jezus hem gegeven heeft maar kan volbrengen.
    • 25-27: Als er later valse beschuldigingen zullen komen: ik heb jullie alles verkondigd en ik heb niets verdraaid, daarom zal ik niet verantwoordelijk worden gehouden als er onder jullie misleiders komen en jullie ervoor kiezen om misleid te worden. Paulus zegt hier ook: “om u vertrouwd te maken met Gods wil”: Het ging niet om de wil van Paulus. Het gaat om Gods wil, en ècht om Gods wil, niet om de wil van een of andere manipulator die “de naam van de HEER misbruikt” (Exodus 20:7) voor zijn eigen doeleinden.
    • 28-30: Een herder let op zijn kudde maar een wolf geeft niet om de kudde of om de schapen. Hij geeft enkel om zichzelf. Een wolf leeft op het verslinden van schapen. Hoe doet een wolf dit? Door de schapen weg te lokken van de goede herders door valse leer te verkondigen. Een wolf wil niet alleen verscheuren maar ook scheuring brengen. Hij wil de schapen achter zichzelf lokken, niet om hen te helpen, maar om het gemakkelijker te kunnen verslinden.
      • Hij doet dit op een subtiele, misschien wel religieuze manier. Over zulk een religieuze manier van mensen weg te lokken, te gebruiken of the manipuleren, zullen we het straks nog hebben, wanneer we Kolossenzen 2 bespreken.
      • Het lijkt alsof zo iemand het goed met je voorheeft maar het gaat eigenlijk enkel en alleen om hemzelf. Aan zijn vruchten zul je hem uiteindelijk kennen (Matteüs 7:15-16).
    • 31: “Wees daarom waakzaam”: Waak! Wees niet naïef! Voed de manipulerende wolven in "christelijk" Vlaanderen of "christelijk" Nederland niet, ook al geven ze je valse schuldgevoelens of proberen ze je te beliegen en te misleiden tot valse verplichtingen. Zo sprak Jezus in Matteüs 7:6: “Geef wat heilig is niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen; die zouden ze maar met hun poten vertrappen, zich omkeren en jullie verscheuren.” Varkens zijn alleseters. Ze vertrappen en verscheuren. Een wolf is familie van de hond. Ook zijn honden, inclusief wolven, en varkens onreine dieren die je willen besmetten met hun onreinheid. Waar je mee omgaat wordt je mee besmet. Volg niet in de voetsporen van de wolf, voor hij jou verscheurt. "Buiten is de plaats voor de honden" (Openbaring 22:15a). "Vang voor ons de vossen, vang die kleine vossen. Ze vernielen de wijngaard, onze wijngaard vol bloeiende ranken" (Hooglied 2:15). Parels voor de zwijnen werpen is dus ook je energie verspillen. Laat de manipulators achter en kijk niet om zodat je als rankje kan groeien, bijgevolg vrucht kan dragen en zo het koninkrijk waardig kan zijn. Jezus zei: “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God” (Lukas 9:62b). Laat de manipulators achter!
      “onder tranen”: Paulus is een trouwe herder geweest, door de schapen zó lief te hebben dat hij zelfs over hen weende, niet met krokodillentranen maar met ongeveinsde tranen van ware bewogenheid èn door hen terecht te wijzen met de héle bijbelse waarheid, niet door enkel te vertellen wat ze graag wilden horen.
    • 32: “Nu vertrouw ik u toe aan God”, zegt Paulus. Dit is gepaste nederigheid. Paulus weet dat het niet van hem afhangt maar van God. “Het evangelie van zijn genade, dat onze gemeenschap kan opbouwen”: Het is het evangelie – niet buiten-bijbelse regeltjes van leiders – dat deze gemeenschap zal opbouwen en gezond zal maken. Buiten-bijbelse regeltjes kunnen zeer ongezond en zelfs destructief voor de ziel zijn.
    • 33: “Geld of kleding heb ik van niemand verlangd”: Paulus kwam niet om te profiteren. Paulus was geen profiteur, bloedzuiger, noch parasiet.
    • 34: “u weet wel dat ik eigenhandig heb voorzien in mijn levensonderhoud en dat van mijn metgezellen”: Paulus gelooft dat het het beste is om niet afhankelijk te zijn van giften en geen last te zijn voor de gemeente maar om te voorzien in het eigen levensonderhoud door naast de bediening een job te kloppen. Hij zegt nogmaals dat hij de gemeente niets heeft gekost.
    • 35: ‘In alles heb ik u getoond dat u de zwakken zo, door hard te werken, moet steunen, indachtig de woorden van de Heer Jezus, die immers gezegd heeft: “Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.”’: Paulus was zelfs een voorbeeld in het geven, het tegengestelde van een profiteur die komt om te pakken, pakken, pakken, op de rug van anderen.
    • 36: “Toen hij uitgesproken was, knielde hij samen met de aanwezigen neer om te bidden.”: “Knielde”: Hij zat niet op zijn troon of hij torende niet boven hen. Hij kwam op het gelijke niveau van nederige dienaars. Hij deed dit “Samen”: Hij voelde zich niet te goed om als apostel ook samen met de oudsten te knielen. We kunnen ook stellen dat Paulus niet te mottig zou geweest zijn om samen met de schapen te knielen. Een herder knielt of heft een schaap op om het te verzorgen.
    • 37-38: “Niemand kon zijn tranen bedwingen. Allen vielen ze Paulus om de hals en kusten hem.”: De oudsten hadden Paulus zó lief omdat híj́ hen zó sterk liefhad en het viel hen zwaar dat ze hem nooit meer zouden terugzien aan deze kant van het eeuwige leven. Het waren ware tranen vanuit echte, wederzijdse liefde.
    • 21:1: “Nadat we ons met moeite van hen hadden losgemaakt”: De liefde van de oudsten tot Paulus en van Paulus tot de oudsten was zó immens dat ze hem niet wilden loslaten en dat hij niet wilde gaan. Uiteindelijk vertrok hij toch uit gehoorzaamheid aan de Heilige Geest.

    Kort samengevat lazen we hier dus een Bijbeltekst die het verschil tussen schapen en wolven duidelijk weergeeft. De herders zorgen voor hun schapen, de wolven veinzen bezorgdheid. De herders hebben hun schapen lief, de wolven doen zich voor als heel liefdevol. De herders zijn eerlijk en oprecht, de wolven zijn vals en dwingen je om hun eigen ideeën te volgen. De herders geven om hun schapen, de wolven geven enkel en alleen om zichzelf. Ik zei al dat je deze wolven aan hun vruchten zult herkennen. Inderdaad, want Jezus zei: “Pas op voor valse profeten, die in schaapskleren op jullie afkomen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zul je hen herkennen. Men plukt toch geen druiven van doornstruiken of vijgen van distels? Zo draagt elke goede boom goede vruchten, maar een slechte boom draagt slechte vruchten. Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, evenmin als een slechte boom goede vruchten dragen kan. Elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Zo kunnen jullie hen dus aan hun vruchten erkennen” (Matteüs 7:15-20). Jezus’ uitleg gaat in die context nog wat verder. Hij vertelt daar dat zij die de wil van Zijn Vader doen de ware schapen zijn en dat zij die de Wet – of, we kunnen zeggen, de hele Bijbel – verdraaien en misbruiken de wolven zijn.

    Een vorm van de Bijbel te verdraaien of te misbruiken voor eigen doeleinden is het opleggen van extra regels. In Kolossenzen 2:16-23 geeft Paulus ons tal van voorbeelden. Laat ons eerst de voorafgaande context bespreken: Als we deze context kort samenvatten vanaf het begin van het hoofdstuk, dan zien we dat Paulus beweert dat we ons niet mogen laten meeslepen of misleiden. Het oude geloof (volgens de oudste christelijke Traditie) en vertrouwen in en gehoorzaamheid aan Christus is alles wat we nodig hebben. Verbondenheid en totale onderworpenheid aan Christus het hoofd. Van dit hoofd komen de bevelen, bevelen vanuit liefde tot goedheid en opbouw, geen bevelen van angst en gebondenheid tot verrijking van de misleiders; van hen die scheuringen veroorzaken op de kap van jou. Paulus wil dit geprofiteer niet. Hier kunnen we Kolossenzen 2:16-23 bespreken waar hij nog enkele voorbeelden van misleiders geeft; ik begin vanaf vers 16: ‘Laat dus niemand u oordelen met betrekking tot spijs en drank, of feestdag, nieuwe maan en sabbat. Deze dingen zijn slechts een schaduwbeeld van de toekomstige dingen, maar de werkelijkheid is van Christus. Laat niemand u overbluffen met gewilde nederigheid en engelendienst. Zó iemand maakt zich druk over zijn visioenen [andere handschriften lezen: “in wat hij niet gezien heeft” (voetnoot NBV, TELOS,...)], en wordt verwaand door zijn vleselijke gezindheid zonder enige grond; maar hij houdt zich niet vast aan het Hoofd, waaruit het ganse lichaam door gewrichten en vezels gestut en saamgehouden wordt, en opgroeit tot goddelijke rijpheid. Indien gij met Christus zijt afgestorven aan de leerbeginselen der wereld, waarom laat gij u dan, als iemand, die in de wereld leeft, allerlei bepalingen voorschrijven, als: “raak niet aan; proef niet; roer niet aan!” Al dergelijke bepalingen slaan op dingen, die vergaan door het gebruik; het zijn slechts geboden en leringen van mensen! Ze hebben de schijn wel van wijsheid door godzaligheid van eigen vinding, door nederigheid en zelfkastijding, maar ze hebben geen waarde dan voor de bevrediging van het vlees’ (Canisiusvertaling).

    In vers 18 zien we “gewilde nederigheid”. Dit is typisch voor mensen die enkel van zichzelf houden. Ze gaan zich eerst voordoen als nederig, als mensen die alles voor je doen maar hierna zuigen ze je leeg door je valse schuldgevoelens te geven; "Ik doe alles voor je, nu moet je toch iets voor mij doen?!" Ze binden je langzaamaan aan hun vast door je schijnbaar te verwennen. Door je vet te mesten waarna ze je kunnen verslinden. Ze zullen je voor een tijd leiden vanuit geveinsde liefde, als wolven in herderskleren. Herinner je: ze geven niets om je en verslinden je met veel plezier. Je bent voor hen maar laag volk. Je bent voor hen maar laag volk. Je bent hen zogezegd niet waard. Je bent voor hen totaal vervangbaar. Je bent slechts een middel om hun doel te bereiken. Zoals het gezegde gaat: "Het doel heiligt de middelen." Daarom moet je jezelf afvragen: "Geeft deze persoon wel om mij of geeft hij enkel en alleen om mij omdat hij mij kan gebruiken?" Als je de narcistische ideeën van zulke egoïstische personen niet volgt, zul je al snel als rebel, labiel, gevaarlijk, enzovoort worden omschreven… Kortom, ze zullen je met veel plezier opofferen of aan de kant schuiven, zodat hun eer niet geschaad zal worden. Je bent inderdaad gevaarlijk voor hen maar op een goede manier.

    Verder zien we in dit vers “engelendienst”, “visioenen”,… Dit zijn typische manipulatietrucjes van valse profeten. Door middel van valse openbaringen, profetieën,... proberen ze je voor hun kar te spannen. Wees niet naïef! Je hebt geen verplichtingen naar hen toe als ze extra regeltjes toevoegen en een schijn van nederigheid en religiositeit aanhouden. Ze hebben niet het recht om je naar hun hand te zetten, te misbruiken, valse schuldgevoelens te geven,... Ze lijken geestelijk maar ze zijn vleselijk. Ze noemen zich misschien apostelen maar ze hebben volgens de apostelen geen enkele grond om op te staan. Ze bouwen op zand, niet op de Rots (Matteüs 7:24-27). Hun woorden zijn gebakken lucht! Het zijn geen profeten maar profiteurs. Hoe kan je een profeet van een profiteur onderscheiden? Je kijkt naar de wortel: zegt die persoon dit omdat hij om je geeft of omdat hij om zichzelf geeft? Is het uit egoïsme of is het totaal zonder egoïsme; werkelijk om je te helpen? Zoals we eerder al zeiden mag je oordelen al naargelang de vruchten (Matteüs 7). Bij zulke geniepige wolven is immers niets wat het op het eerste zicht lijkt. Ze lijken liefdevol maar ze praten met lege, liefkozende woordjes. “Een open graf is hun keel, ze plegen bedrog met hun tong; achter hun lippen is adderengif, vol vloek en bitterheid is hun mond. Vlug zijn hun voeten, om bloed te vergieten, vernieling en onheil zijn op hun wegen; maar de weg van de vrede kennen ze niet.” (Romeinen 3:13-17, CV). Kijk naar hun vruchten. Voor diegenen die notities nemen: in Galaten 5 en Jakobus 1 staan er nog handige lijsten om deze vruchten te herkennen.

    In vers 19 leren we dat zulk soort egoïsten zich niet houden aan Christus het Hoofd. Ze worden door hun eigen ijdele hoofden en hun dikke nekken geïnspireerd. Je moet niet bang voor hen zijn want ze vrezen God toch niet! “Geen vreze Gods staat hun voor ogen!” (Romeinen 3:18, CV). In het eenvoudig Nederlands is dit: ze hebben geen respect en ontzag voor God. Ze gebruiken de naam van God voor henzelf, terwijl er geschreven staat: “Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan” (Exodus 20:7). Ze wanen zichzelf hoger dan God (Jesaja 14:13-14) en hebben zichzelf als God op de troon geplaatst (2 Tessalonicenzen 2:2-4).

    Over de overige verzen kunnen we stellen dat, in tegenstelling tot de vorige categorie, jij dood moet zijn aan jezelf en Christus moet volgen als Zijn totaal-gehoorzame dienaar. Leg je kroon neer, neem je kruis op, en volg Hem (Matteüs 16:24). Maar, hier volgt niet uit dat je je extra regeltjes moet laten opleggen waar die manipulators plezier aan beleven en voldoening uit halen zoals we lazen in Kolossenzen (zie Kolossenzen 2:20-23). Ze zouden ook beter hun kroon van ijdelheid neerleggen en hun kruis van ware nederigheid opnemen! Voor hen zal ook gelden: ‘Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen verricht in uw naam?” En dan zal ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, wetsverkrachters!”’ (Matteüs 7:21-23). Zoals we dus al verschillende malen zagen, zal God diegenen die Zijn woord of zijn naam verkeerd gebruiken volstrekt niet voor onschuldig houden. In tegenstelling tot zulke manipulators zagen we al in Handelingen 20 dat Paulus bij het oude Evangelie en de oude Traditie bleef. Waar je leidt, ben je óf een herder óf een wolf. Waar je volgt, volg je óf een herder óf een wolf. Misschien hebben mensen wel extra-bijbelse regeltjes en valse schuldgevoelens op je gelegd en misschien ben je er door gekwetst of misschien voel je je onnodig schuldig. Misschien heb je zelf buiten-bijbelse regeltjes opgelegd aan anderen en hen gekwetst. Misschien heb je genezing of bekering nodig. Toets jezelf. Onderzoek jezelf de komende week:

    1. Hoe kan ik beter met anderen omgaan?
    2. Wie moet ik vergeving vragen?
    3. Waar is er herstel nodig?
    4. Hoe kan ik mijn steentje bijdragen aan dit herstel?

    Laat ons bidden.

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 27 januari 2019. Hij werd weer gepreekt op 14 januari 2024 in de Evangelische kerk van Balen.


    Categorie:Preken
    30-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwjaarswensen

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2018-12-30-nieuwjaarswensen-door-tom-torbeyns/]

     

    In de nieuwsbrief schreef ik dat we het gaan hebben over nalatenschap. De bedoeling van deze preek is om jullie aan te zetten om te dromen over wat jij als individu en wat wij als gemeente in de toekomst kunnen bereiken, en hoe we deze dromen ook kunnen omzetten in daden. Om een goed beeld te krijgen van Gods plan met de mensheid gaan we samen de bijbelse geschiedenis overlopen, vanaf het begin, namelijk vanaf de schepping. Dan gaan we kijken naar dit plan vanuit de woorden van Jezus en enkele verdere brieven in de Bijbel om te weten te komen of we iets kunnen bijdragen aan Gods plan.

    In het scheppingsverhaal lezen we dat God telkens een plan had in zijn grote scheppingsplan. Als voorbeeld nemen we de schepping van het licht. “God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht.” (Genesis 1:3) Zijn reactie was: “God zag dat het licht goed was.” (Genesis 1:4a) Dat iets goed is zegt Hij verschillende malen nadat Hij het geschapen had. Maar het hoogtepunt van Zijn scheppingsplan waren de mensen: “God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken;” (Genesis 1:26a) Hij had met hen ook een plan: “zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.” (Genesis 1:26b). Zij zouden, met andere woorden, heersen in het paradijs. Met de mens als de kers op de taart zag God dat zijn schepping niet gewoon goed was maar “zeer goed was” (Genesis 1:31). En zo werd Zijn plan voltooid (Genesis 2:1).

    Dit plan mislukte even later... Adam en Eva kozen ervoor om ongehoorzaam te worden aan God en daarom werden ze uit dit paradijs verbannen (Genesis 3:17,23-24). Ook hun zoon Kaïn was ongehoorzaam en werd uit Gods aanwezigheid verbannen (Genesis 4:8-16). Het ging van kwaad naar erger totdat “De HEER zag dat alle mensen op aarde slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht” (Genesis 6:5). De mensen maakten dus altijd maar weer slechte plannen en het gevolg was dat “Hij [God] kreeg er spijt van dat hij mensen had gemaakt en voelde zich diep gekwetst” (Genesis 6:6). Het kwetste God dat de mensen alsmaar duivelse plannen uitdachten en het tegenovergestelde van Zijn paradijselijke plan was bereikt. Het gevolg was dat God van plan was om Zijn oorspronkelijke plan teniet te doen: “Ik zal de mensen die ik geschapen heb van de aarde wegvagen, dacht hij [God], en met de mensen ook het vee, de kruipende dieren en de vogels, want ik heb er spijt van dat ik ze heb gemaakt.” (Genesis 6:7) Om een lang verhaal kort te maken, God schakelde over op plan B en begon weer opnieuw met Noach (Genesis 6-9).

    Iets later ging het weeral verkeerd toen de mens weer en masse tegen God rebelleerde, waarop God de toren van Babel vernietigde en met Abraham verderging (Genesis 11-12). We zouden nog verder kunnen spreken over Jozef, de Israëlieten in ballingschap, Moses, de resten van rechtschapene Israëlieten onder de slechte Joden over verschillende perioden, de koningen van Israël,... Om een lang verhaal kort te maken, meestal krijgt God niet Zijn goesting omdat de mensen plannen maken die tegengesteld zijn aan Zijn plannen. Dit is een spijtige zaak.

    Maar, onze God is creatief en Hij is nog steeds bezig aan Zijn plan. Zo scheen Hij Licht in de allesomvattende duisternis. “Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen” (Jesaja 9:1 / Matteüs 4:16). Ja, “een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid. Daarvoor zal hij zich beijveren, de HEER van de hemelse machten” (Jesaja 9:5-6). God de Vader heeft ons Zijn Zoon Jezus Christus namelijk gegeven omdat Hij zoveel hield van die paradijselijke sfeer, Gods orde, die voor ons passend en harmonieus is. (Dit is een mogelijke zienswijze van Johannes 3:16 aan de hand van het Griekse woord κόσμος dat daar gebruikt wordt.) God de Vader gaf niet op en wilde en wil ons nog steeds terugbrengen naar dit Paradijs. Hij wil dit Paradijs vestigen op deze aarde (Openbaring 22). Zijn Zoon Jezus had ook dit brandend verlangen. Hij verkondigde dat dit koninkrijk nabij is (Matteüs 4:17) en Hij leerde zijn leerlingen te verlangen naar dit koninkrijk want Hij leerde hen namelijk bidden: “Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel” (Matteüs 6:9b-10). Onze Jezus had dus duidelijk een koninkrijksplan. En, bijvoorbeeld na zijn opstanding, gaf Hij dit koninkrijksplan door aan Zijn leerlingen toen Hij zei: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houdt dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” (Matteüs 28:18-20). Jezus heeft alle macht in de hemel en op aarde en Hij heeft ons gemaakt tot ambassadeurs van dit koninkrijk: “U bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht” (1 Petrus 2:9). Petrus gaat verder en noemt ons een deel van Gods volk. Ook Paulus schrijft dat we het volk van Jezus zijn, “dat vol ijver is om het goede te doen” (Titus 2:14b). Wij mogen meedoen aan Jezus’ plan van verkondiging dat zich uitstrekt tot aan de geografische uiteinden van deze aarde en tot aan het einde van de geschiedenis van deze wereld. Het verlangen om goed te doen en een nalatenschap achter te laten is ons door God gegeven. God heeft namelijk “de eeuwigheid gelegd in het hart van den mens” (Prediker 3:11, Canisiusvertaling). Wij willen een verandering nalaten voor deze wereld en voor de eeuwige wereld.

    Bij nieuwjaar maken wij plannen voor het nieuwe jaar. We schrijven onze nieuwjaarswensen op. Maar hebben we er al eens over nagedacht dat God misschien ook een lijst met nieuwjaarswensen voor het nieuwe jaar heeft? Hoe kunnen we Gods nieuwjaarswensen uit doen komen? Hoe kunnen we onze plannen inpassen in Gods koninkrijksplan?

    Allereerst moeten we beseffen dat we vanuit onze relatie met Jezus Christus een deel van het geheel zijn. We zijn dus een schakel in Gods plan. “Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd [dit is Jezus] maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God dankzij Jezus Christus welgevallig zijn.” (1 Petrus 2:4-5)

    Zoals u kunt lezen in bijvoorbeeld Johannes 15 zijn we afhankelijk van Jezus Christus om een levend geloof te leven. Over wat een levend geloof is kan u lezen in Jakobus 2. Het is een geloof waaruit goede werken voortvloeien. Verder zegt Paulus: “Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u. U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is.” (Romeinen 12:1-2). We moeten onszelf dus volledig geven aan de Heer en proberen te vinden wat Hij van ons wil.

    Wij hebben hierin ook elkaar nodig want, zoals er staat in 1 Korintiërs hoofdstuk 12: “Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer. (…) Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil. (…) Welnu, u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.” (1 Korintiërs 12:4-5,11, 27). Hoe vervullen we een stukje van dit plan in het hier en nu? Welke plannen legde God op jouw hart? Merk op dat voor elke bezoeker en voor elk lid van onze gemeente die waarlijk christen is, geldt: “Want hij [God] heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid” (Efeziërs 2:10). Dit wil niet zeggen dat wij dan maar niet moeten plannen. “Een mens stippelt zijn weg uit, de HEER bepaalt de richting die hij gaat.” (Spreuken 16:9). Wij moeten plannen en overleggen met God en ons dan laten leiden in onze harten door de Heer. Het is een teamverband want God is relationeel.

    Ook het leiderschap van onze kerk heeft hierin een taak. Zij moeten God om visie vragen want “Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk” (Spreuken 29:18, Willibrordvertaling).

    Dit is misschien allemaal mooie theorie maar hoe ga je als individu en hoe gaan we als gemeente deze plannen uitvoeren in 2019? Hoe gaan we onze dromen nu omzetten in daden? Ik schreef al naar X en het oudstenteam dat ik graag de koppen bij elkaar zou steken met ieder lid van deze gemeente zodat we samen kunnen kijken voor welk toekomstig werk jij geschikt zou kunnen zijn. Let goed op! Na de dienst kan u bij X, de oudsten, of bij mij komen en jouw eventuele diensten of bijdrages aanbieden. We gaan dit dan met jou bespreken en noteren. Blijf vooral jouw diensten koppig aanbieden opdat we voor iedereen een plek kunnen vinden in “het werk in zijn dienst” (Efeziërs 4:12b).

    Als ik het nog even mag hebben over geld. Ik weet dat dit een moeilijk gespreksonderwerp is in de kerken in Vlaanderen, waarschijnlijk vanwege misbruik in vele kerken. De Didachè, een document uit de vroege Kerk, beweert: “Als een profeet geld vraagt, is hij een valse profeet” (hoofdstuk 11). Dan weet u het oordeel van de vroege Kerk over zulk soort charlatans. Geld vragen voor anderen in nood is wèl Bijbels. We zien Paulus dit doen voor de kerk van Jerusalem zoals je kan lezen in 1 Korintiërs 16:2-4: “Laat ieder van u elke eerste dag van de week naar vermogen iets opzijleggen. Dan hoeft er bij mijn komst geen geld meer te worden ingezameld. Wanneer ik eenmaal bij u ben, zal ik degenen die u hebt uitgekozen om de gaven te overhandigen, met aanbevelingsbrieven naar Jeruzalem laten gaan. Als ik zelf ook de mogelijkheid heb naar Jeruzalem te gaan, zullen ze mij vergezellen”. Dit komt overeen met wat De Didachè verder beweert: “Maar wie in de Geest zegt, geef me geld, of iets anders, je zal niet naar hem luisteren; maar als hij zegt om te geven voor anderen die nood hebben, laat niemand hem oordelen” (hoofdstuk 11).

    Persoonlijk zie ik geld gewoon als bevroren tijd. Het is een vergoeding die je krijgt voor de tijd die je investeert in het werken voor je baas. Misschien heb je niet veel tijd maar wel geld dat je kan investeren. Of misschien is het juist andersom. Misschien heb je veel tijd maar weinig geld. Misschien heb je geen van beiden maar gewoon weinig geld en weinig tijd. Hoe het ook zij, je kan je tijd en / of financiële bijdragen aanbieden aan deze kerk of het project van Y in Z, of totaal andere projecten. Misschien heeft de Heer wel een specifiek land op je hart geplaatst. Ik heb mijn connecties en andere kerkleden hebben ook hun connecties. Laten we samen overleggen en we vinden waarschijnlijk wel een weg.

    Laten we de volgende bemoediging van de voormalige paus Benedictus XVI tot ons nemen:

    "Als je verenigd blijft met Christus, dan zal elkeen van jullie grootse dingen kunnen doen. Daarom, beminde vrienden, moeten jullie niet bang zijn om met jullie ogen open te dromen over belangrijke projecten die met het goede te maken hebben en jullie moeten jullie niet laten ontmoedigen door moeilijkheden. Christus heeft vertrouwen in jullie en wil dat jullie jullie meest nobele en verhevene dromen van ware blijdschap realiseren. Niets is onmogelijk voor diegenen die vertrouwen in God en zich aan Hem toevertrouwen."

    — Paus Benedictus XVI, Gebedswake met Jonge Mensen (1 September 2007) [vertaald vanuit het Engels]

    Als je klaar bent om je diensten aan te bieden en zo deze preek in de praktijk te brengen, kom dan met ons spreken na de dienst. Als je nog tijd nodig hebt om hierover te bidden, kom dan een andere keer naar X of naar mij of naar de oudsten hier aanwezig. Ik wens jullie allemaal een gezegend 2019.

     

    De Bijbelvertalingen zijn genomen uit de Nieuwe Bijbelvertaling, behalve indien anders aangegeven.

     

    Deze preek werd ook, in licht gewijzigde vorm, gepreekt in de Evangelische kerk van Balen op 31 decenber 2023.


    Categorie:Preken
    25-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Preek over de Dwaalleer der Nicolaïeten en der Gnostici

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2018-11-25-de-dwaalleer-der-nicolaïeten-en-der-gnostici-door-tom-torbeyns/]

    Vandaag wil ik het met u hebben over dwaalleer; meer bepaald over de dwaalleer der Nicolaïeten en der gnostici. Wat ik vandaag ga vertellen, kan verkeerd begrepen worden. Daarom moet ik u eerst eventjes iets vertellen:
    Ik geloof steevast dat we, als we gezondigd hebben, alleen door Gods genade en door ons vertrouwen in Jezus Christus te stellen, gered kunnen worden. Deze redding is een geschenk dat God ons geeft, we danken het niet aan onze eigen prestaties. Bijgevolg hebben we niets om over te bluffen (Efeze 2:8-9). We kunnen alleen maar smeken dat God ons genadig is, ons schoonwast van schuld, ons reinigt van zonde en ons weer de vreugde van zijn verlossing geeft, opdat blijdschap weer volop ons deel wordt (naar Psalm 51). Dan geldt voor ons:

    "Gelukkig de mens van wie een misstap is vergeven en van wie de zonde is toegedekt. Gelukkig de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent, van wie het geweten tot rust is gekomen" (Psalm 32:1-2, Willibrordvertaling 2012).

    In de context van deze psalm gaat het om het zichzelf beschuldigen; "ik was fout" en dit aan de Heer te belijden (zie vers 5). Als je zegt dat je fout zat, houdt dit in dat je je van je fouten afkeert.

    Hier knelt nu net het schoentje.

    In de tijd van de apostelen waren er twee soorten dwaalleraren (de Nicolaïeten en de Gnostici) die vandaag de dag ook populair zijn hoewel ze zich verschuilen onder andere namen en in andere vormen bestaan. Vandaag de dag hoor je hen met uitspraken zoals: “Ik ben positioneel rechtvaardig hoewel ik nog volop zondig.” Of “Als de Vader naar me kijkt ziet Hij mijn zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van mijn zonden.” Ze spreken dus niet van bekering. Ze spreken van rechtvaardiging zonder bekering. Deze dwaalleer is ook populair in de Protestantse en Evangelische kerken in België en deze dwaalleraren misleiden niet alleen anderen maar ze hebben ook zichzelf misleid zodat ze zelf niet beseffen of niet willen beseffen dat ze misleid zijn. Ze willen dit niet beseffen omdat ze de leugen meer liefhebben dan de waarheid, en de zonde meer liefhebben dan de gehoorzaamheid. Ze tolereren leugengeesten maar de waarheid tolereren ze niet. Ze geloven dat ze liefhebben maar hun tolerante liefde heeft niets met ware liefde en waarheid te maken. Het zou kunnen dat je zelf door dit soort mensen of geesten misleid bent.

    Hoewel ik jullie streng toespreek zijn mijn bedoelingen zuiver en goed. Ik spreek zo omdat ik deze en de andere kerken liefheb en ik graag zou willen dat de kerken zichzelf samen met God zullen bevrijden van deze dwaalleren, dwaalleraren, en dwaalgeesten en omdat ik wil dat niemand van deze kerkgemeente misleid zal worden door charismatische dwaalleraars die jullie oren masseren met mooiklinkende sprookjes die haaks staan op Gods waarheid. Op maandag zei ik tegen de beheerraad en de kerkenraad dat ik geen oorkietelaar zal zijn. Ik zal deze leugenaars, leugengeesten, en dwaalleer openlijk ontmaskeren met behulp van enkele geschriften van Johannes, namelijk de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes en de Eerste Brief van Johannes. De waarheid kan je misschien kwetsen maar als je je er voor open stelt, zal ze je vrijmaken.

    We beginnen met het Boek der Openbaring. Ik verschaf jullie even wat achtergrondinformatie: Johannes ging volgens de overlevering naar Klein-Azië in Turkije. Hij was daar “overzichthouder” of opziener van de gemeenten in die streek waarvan hij er velen zelf had gesticht. Johannes werd naar het eiland Patmos verbannen waar hij een Openbaring van Jezus Christus ontving. Vanuit deze Openbaring moest hij enkele brieven schrijven naar lokale kerkgemeenten van die tijd. Deze brieven zijn opgenomen in de Bijbel opdat we er zelf van kunnen leren en er anderen vanuit kunnen onderwijzen. We gaan hier drie kerken kort bespreken, namelijk Efeze, Pérgamus, en Thyatira, in verband met de Nicolaïeten. We beginnen met Efeze, waar Jezus zegt:

    “Schrijf aan den engel der kerk te Efese. Dit zegt Hij, die de zeven sterren houdt in zijn rechterhand, die rondgaat te midden der zeven gouden luchters: Ik ken uw werken, uw zwoegen en uw geduld; en Ik weet, dat ge de bozen niet kunt verdragen. Ge hebt hen, die zich apostelen noemen – maar ze zijn het niet – op de proef gesteld, en ze leugenaars bevonden. (…) Dit echter hebt ge vóór, dat ge de werken der Nikolaieten haat, die Ik ook haat. Wie oren heeft, die hore wat de Geest zegt tot de kerken: Wie overwint zal ik doen eten van de boom des levens, die staat in het Paradijs van God.” (Openbaringen 2:1-2,6-7)

    Efeze is een kerk die bekend stond om haar orthodoxie; haar zuiverheid van leer, haar ontmaskering van leugenaars, en haar haat voor de werken der dwaalleraars. Bij hen kwam de leer der Nicolaïeten niet eens binnen.

    De volgende kerk is de kerk van Pérgamus:

    “Schrijf aan den engel der kerk te Pérgamus. Dit zegt Hij, die voert het scherpe tweesnijdende zwaard: (…) Maar ik heb enkele dingen tégen u. Want ge hebt er daar, die de leer van Bálaäm volgen, van hem, die Balák een struikelblok leerde leggen voor Israёls zonen, om afgodenoffers te eten en ontucht te plegen; zó hebt gij er ook, die de leer der Nikolaieten volgen, die hetzelfde beoogt. – Bekeer u dus! Zo niet, dan kom Ik schielijk op u af; en Ik zal strijd tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond. Wie oren heeft, die hore wat de Geest zegt tot de kerken: wie overwint, zal Ik van het verborgen manna geven.” (Openbaringen 2:12,14-17a)

    In de kerk van Pérgamus zien we dus al wel dat sommigen misleid zijn door de leer der Nicolaïeten; sommigen onder hen namen wel hun tolerantie voor zonden over en probeerden anderen te misleiden door hun tolerantie van zonde aan te praten; ze zeiden misschien enkele van de volgende dingen: “God begrijpt het wel als je een beetje zondigt… Je kan toch niet zondeloos zijn?! We zijn toch maar zwakke mensen… Iedereen is een zondaar… God ziet ons als rechtvaardig, hoewel we zondigen...” Gelukkig was het merendeel nog niet misleid in deze kerk maar ze tolereerden wel al deze dwaalleer der wetteloosheid die tot zonde leidt.

    De volgende kerk is die van Thyatira:

    “Schrijf aan den engel der kerk te Tyatira. Dit zegt de Zoon van God, die ogen heeft als een vuurvlam, wiens voeten zijn als glanzend koper: (…) Maar ik heb tégen u, dat ge de vrouw Izébel laat begaan, die zich profetes noemt, en door haar leer mijn dienaars verleidt, om ontucht te plegen en afgodenoffers te eten. Ik heb haar tijd gegeven, om tot inkeer te komen; maar ze wíl zich niet bekeren van haar ontucht. Zie, haar werp Ik op het bed; die overspel met haar plegen. Breng Ik in grote verdrukking, wanneer ze zich niet van haar werken bekeren; haar kinderen zal Ik doen omkomen door de dood. Dan zullen alle kerken weten, dat Ik het ben, die nieren en harten doorgrond, en dat Ik ieder van u naar uw werken vergeld. Aan de anderen van Tyatira, aan hen, die deze leer niet aanvaarden en de diepte van Satan niet kennen, zoals men dat noemt; aan u zeg Ik: Ik leg u geen andere last op; houdt slechts vast, wat gij hebt, totdat Ik kom. Wie overwint, en ten einde toe mijn werken volbrengt, hem zal Ik macht over de heidenen geven.” (Openbaringen 2:18,20-26)

    Izebel was waarschijnlijk een leidster van de Nicolaïeten. In de kerk van Thyatira is het zo ver gekomen dat van binnenuit de leer der Nicolaïeten werd gepromoot vanuit een totaal tolerante positie. Wat de eerste kerk buiten hield, wat door sommigen van de tweede kerk werd geloofd, werd openlijk gedaan en gepromoot door de derde kerk. Van kwaad naar erger. Uit liefde mogen we zo een negatieve evolutie niet tolereren. We moeten de val van christenen tegengaan. De Nicolaïeten zijn diegenen die de ware christenen kunnen overwinnen, onderwerpen en vernietigen door hen te verleiden tot liberalisme, valse tolerantie voor-, en slavernij van de zonde (Νικολαΐτης betekent namelijk “zegeviering over- of vernietiging van mensen”), maar Jezus draagt ons op om niet geestelijk vernietigd te worden door deze dwaalleer der Nicolaïeten, maar om haar te overwinnen (in de Griekse tekst is dit het woord νικῶν, dat we al verschillende malen tegenkwamen in deze teksten), en om deze dwaalleer te haten en te verafschuwen (μισῶ). Daarom moeten we gaan voor steeds meer zuiverheid en niet voor steeds meer zondigheid. De “diepte van Satan” is waarschijnlijk Johannes’ manier om te spotten met de diepe, geheime kennis der Nicolaïeten waar ware christenen niets mee te maken mogen hebben. Hier zullen we spoedig nog iets dieper op ingaan.

    Een ander geschrift van Johannes dat we zeer spoedig gaan bespreken is 1 Johannes. Ook hier beweert Johannes dat de christenen moeten vasthouden aan het eerste, het ware christendom, in plaats van af te dwalen door de invloed van dwaalleraren. Deze dwaalleraren beweerden dat ze geheime kennis bezitten. Ze stonden bekend als de gnostici [zij die weten]. Hun geheime kennis was de gnosis. Het is occulte, esoterische, verborgen kennis. Ze dachten diepere, geheime kennis te bezitten maar Johannes zegt dat deze schijnchristenen niet de diepe kennis van God bezitten maar wel “de diepte van satan”, die ware christenen niet hoeven te kennen, zoals we daarstraks al lazen (in Openbaring 2:24). Het volgende vers geeft aan dat de ware christenen geen extra, geheime kennis of nieuwe valse leer hoeven te hebben maar slechts hoeven vast te houden wat ze hebben; het ene oorspronkelijke geloof (Openbaringen 2:25; 2 Thessalonicenzen 2:15; Judas 1:3), zoals Johannes schrijft over de ware kennis die ware christenen hebben: ‘Maar gíj hebt de Zalving van den Heilige, en allen bezit gij kennis [sommige handschriften: “van God”; of, er kan ook gesteld worden: “en gij weet alles”]. (…) Wat u betreft: wat gij gehoord hebt van de aanvang af [dus het ene, oorspronkelijke geloof], het blijve in u. Waanneer in u blijft, wat gij van de aanvang af hebt gehoord, dan zult gij ook zelf blijven in den Zoon en in den Vader. (…) Dit alles schrijf ik u met het oog op hen, die u misleiden [πλανάω: van het rechte pad afleiden, van de waarheid naar de leugen, naar de zonde]. Wat toch uzelf betreft: in u blijft de Zalving, die gij van Hem ontvangen hebt; gij hebt dus niet nodig, dat iemand u leert. Maar juist zoals zijn Zalving het u leert, zó is dat alles ook waar en geen leugen [ψεῦδος: een leugen; misleiding; perverse, oneerbare, misleidende voorschriften]’ (1 Johannes 2:20,24,26-27).

     

    Hoe proberen deze dwaalleraars de ware christenen te misleiden? En hoe herkennen we deze misleiders dan? Om die vraag te beantwoorden, volgen hier enkele verzen van deze Brief van Johannes die we aan het bespreken zijn: “Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels te kennen: wie de gerechtigheid niet beoefent, is niet uit God. Evenmin hij, die zijn broeder niet liefheeft” (1 Johannes 3:10). “Zíj zijn uit de wereld; daarom spreken ze naar de wereld, en de wereld luistert naar hen. Wíj zijn uit God: wie God kent, luistert naar ons [dit is: is gezeggelijk]; wie niet uit God is, luistert niet naar ons [is niet gezeggelijk]. – Hieraan erkennen we de geest der waarheid en de geest der dwaling.” (1 Johannes 4:5-6) Net zoals de Nicolaïeten tot ontucht en afgoderij misleidden, stelt Johannes hier over de wetteloze misleiders: “Kinderen, laat niemand u misleiden. Wie de gerechtigheid doet, is rechtvaardig zoals Hij rechtvaardig is. Wie de zonde doet, is uit de duivel, want de duivel zondigt van het begin af.” (1 Johannes 3:7-8a, TELOS) “Wie zijn broeder haat, is een moordenaar; en gij weet, dat geen moordenaar het eeuwige leven behoudt.” (1 Johannes 3:15). Het zijn dus mensen die beweren dat hoewel we zondigen, we toch rechtvaardig zijn. Doet je dat niet denken aan uitspraken zoals: “Je bent positioneel rechtvaardig hoewel je nog volop zondigt.” Of: “Als de Vader naar je kijkt ziet Hij jouw zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van jouw zonden.” In tegenstelling tot deze uitspraken zei de rechtgelovige Justinus de Martelaar al in de tweede eeuw na Christus:

     

    'Als ze zich bekeren, kunnen allen die dit wensen genade ontvangen van God: en de Schrift zei al dat ze gezegend zullen zijn, zoals geschreven staat: "Gezegend de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent"; dit wil zeggen, wanneer hij zich bekeert heeft van zijn zonden, dan kan hij de kwijtschelding ontvangen van God; en niet zoals jullie julliezelf misleiden, en enkele anderen die hierin op jullie lijken, die zeggen dat hoewel ze zondaars zijn, ze God kennen en de Heer hen geen zonde zal aanrekenen.
    Als bewijs hiervoor [dat jullie julliezelf misleiden], hebben we de ene val van David, die kwam vanwege zijn opschepperij, die hem werd vergeven, wanneer hij zo treurde en weende, zoals geschreven staat.'
    - Justinus de Martelaar, Dialoog met Trypho, hoofdstuk 141.

     

    We moeten zulke dwaalleer dus niet geloven maar we moeten vasthouden aan het oorspronkelijke geloof. In tegenstelling tot deze dwaalleraren die de waarheid met de leugen vermengen stelt Johannes: “Ik schrijf u dan ook niet, omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat ge haar wèl kent, en weet, dat geen leugen deel uitmaakt van de waarheid.” (1 Johannes 2:21) Deze giftige slangen sluipen, net zoals hun vader de slang, binnen in het Paradijs (ik gebruik het hier vrij als een symbool voor de kerk) en zij stellen: “Gij zult volstrekt niet sterven. Maar God weet, dat uw ogen zullen opengaan (…).” (Genesis 3:4-5a) Dat zijn twee leugens in een zin en half. “Gij zult volstrekt niet sterven.” is gelijk aan “eens gered altijd gered” en “God weet, dat uw ogen zullen opengaan” is gelijk aan de occulte kennis, die niet van God komt. Dit is de diepte van satan, de ervaringskennis van goed en kwaad (Genesis 2:17; 3:22) waartoe ze de ware christenen proberen te misleiden. Ze leren namelijk dat je het slechte kan doen en toch de relatie met de Goede God kan behouden. Dat is niet waar. Je kan niet van de kennis van het kwaad en van het eeuwige leven eten. Het is òf een relatie met God òf een relatie met de zonde. God is licht zonder duisternis (Jakobus 1:17; 1 Johannes 1:5), laat ons licht zijn zonder duisternis zodat we niet verdwalen in de duisternis en van Hem vervreemd worden (1 Johannes 2:11). Jakobus leert ons dat we niet dubbelhartig mogen zijn en dat we ons van zulke dubbelhartigheid, indien die in ons aanwezig is, moeten bekeren (Jakobus 1:8; 4:8). Johannes leert zulke radicale stellingen ook aan de ware christenen en leert ons duidelijk wat we moeten doen. Als voorbeelden haal ik de volgende Bijbelverzen aan: “En de wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.” (1 Johannes 2:17, TELOS); “Als u weet dat Hij rechtvaardig is, erkent dan dat ieder die de gerechtigheid doet, uit Hem geboren is.” (1 Johannes 2:29, TELOS); “Want we onderhouden zijn geboden, en doen, wat Hem behaagt.” (1 Johannes 3:22b)

     

    Hij leert ons duidelijk dat we ons niet mogen laten beïnvloeden door zulk soort dwaalleraren, en dwaalgeesten maar dat we moeten blijven bij het oorspronkelijke evangelie en blijven bij de oorspronkelijke Jezus die ons het oorspronkelijke evangelie heeft gebracht. Als voorbeelden haal ik weer enkele bijbelteksten aan: “Wat u betreft: wat gij gehoord hebt van de aanvang af, het blijve in u. Wanneer in u blijft, wat gij van de aanvang af hebt gehoord, dan zult gij ook zelf blijven in den Zoon en in den Vader.” (1 Johannes 2:24) “En wat u betreft, de zalving die u van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en u hebt niet nodig dat iemand u leert; maar zoals zijn zalving u over alles leert, en waar is en geen leugen, en zoals zij u geleerd heeft, blijft in Hem.” (1 Johannes 2:27, TELOS) “Ieder die in Hem blijft, zondigt niet; ieder die zondigt, heeft Hem niet gezien en Hem niet gekend.” (1 Johannes 3:6, TELOS) “Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, omdat Diens zaad in hem blijft; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.” (1 Johannes 3:9, TELOS) “Wie zijn geboden onderhoudt, blijft in Hem en Hij in hem.” (1 Johannes 3:24a) “Wij weten dat ieder die uit God geboren is, niet zondigt, maar wie uit God geboren is, bewaart zichzelf en de boze heeft geen vat op hem.” (1 Johannes 5:18, TELOS) We moeten blijven in gehoorzaamheid in Hem opdat er van ons en van de misleidde kerken in België zal kunnen gezegd worden: “Maar dit hebt u, dat u de werken van de Nicolaïeten haat, die ook Ik haat. Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik te eten geven van de boom van het leven die in het paradijs van God is” (Openbaringen 2:6-7, TELOS). De Heilige Geest is de Geest der waarheid. Laten we ons dus ver houden van ieder soort dwaling of zelfmisleiding.

     

    Deze preek werd ook gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 11 november 2022. De aangepaste versie is de bovenstaande.


    Categorie:Preken
    21-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Preek over Twee Bomen (versie 1a)

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/annick-vanblaere/2018-10-21-een-preek-over-twee-bomen-door-tom-torbeyns/]

    Voor deze preek moet je twee bomen in je gedachten hebben; een goede, gezonde boom, en een slechte, zieke, verdorrende boom. Deze soorten bomen stellen twee soorten mensen voor. De ene boom is geplant in God de Vader en wordt gevoed door de Heilige Geest die wordt voorgesteld door het levende water, de andere is op zijn minst deels geplant in een andere bodem, en wordt deels gevoed met datgene wat niet van God komt. Het verschil tussen een boom en een mens is dat een boom geen vrije wil heeft. Een boom kan zich niet verplaatsen. Waar een boom is geplant, daar blijft hij. Wij hebben wel de keuze om onze wortels te verplaatsen. Het is de bedoeling dat je tijdens deze prediking biddend je eigen hart onderzoekt en jezelf afvraagt welk soort boom je bent. Indien je een slechte of gewoon een verziekte boom bent, kan je je wortels alsnog verplaatsen.

    Ter illustratie beginnen we met een trieste tekst uit Jeremia:

    “Is ooit een volk van goden veranderd? En dat zijn niet eens goden! Maar mijn volk heeft zijn machtige God vervangen door een god die niet helpt. Hemel, schrik hier heftig van, huiver en beef – godsspraak van de HEER – want mijn volk heeft dubbele misdaden begaan. Ze hebben Mij verlaten, de bron van levend water, en ze hebben regenbakken gemaakt, die gebarsten zijn en die geen water kunnen houden. Israël is toch geen knecht; hij is ook niet als slaaf geboren! Hoe is hij dan een prooi geworden waartegen de leeuwen brullen!”
    - Jeremia 2:11-15a (WB)

    Deze tekst gaat niet over bomen maar we kunnen ze verbinden met onze analogie over bomen. Wat een prachtige symbolisme komen we toch tegen in deze tekst. God is de bron van levend water, toch verwachten deze “bomen” het benodigde water van ergens anders. Ze kunnen het benodigde water zelfs niet meer opslaan in hun systeem, ja, ze kunnen het zelfs niet verkrijgen van die afgoden. Ze worden hun afstervende slaven, en worden toch nog steeds genadeloos door hen opgejaagd als prooien. Zulke verslavende afgoden kunnen verscheidene dingen zijn waaraan je verhangen bent: pornografie, roken, drinken,… een ander voorbeeld dat in me opkwam, vooral voor de dames onder ons, was Instagram, Facebook, en soortgelijke apps. Vele vrouwen zitten op deze apps. De gevolgen hiervan zijn dat ze hun uiterlijk gaan vergelijken met gefotoshopte vrouwen die er beter uitzien dan henzelf. Hierdoor gaan ze van zichzelf een negatief zelfbeeld krijgen en zullen ze hun wortel niet langer geplant hebben in het feit dat ze door God wonderbaarlijk gemaakt zijn. (Psalm 139:14) Wat nog erger is is dat sommige “christelijke” vrouwen zichzelf schaarser kleden, omdat dat zogezegd “the new normal” is. Zulk gedrag mogen jullie als christelijke vrouwen niet aanvaarden. Het strookt niet met de wet van de liefde (Markus 12:30-31), en het kan jullie broeders ten val brengen, waarvoor jullie zelf zwaar zullen aansprakelijke worden gesteld tijdens Gods dag van het oordeel (Mattheus 18:6-7).

    In schril contrast met de boom die zijn water probeert te halen uit de wereld, uit dat wat niet van God is, staat de goede boom:

    “Maar gezegend de man, die op Jahweh vertrouwt, En zijn hoop stelt op Jahweh. Hij is als een boom, aan het water geplant, Die zijn wortels schiet in de beek: Die dreigende hitte niet vreest, En wiens blad niet verwelkt; Die in droge jaren niet kwijnt, Maar altijd vruchten blijft dragen.”

      - Jeremia 17:7-8 (CV)

    Dit is een boom die geplant is in de HEER (Jahweh), en zich voedt met de Heilige Geest. Verder kan men lezen over deze boom:

    “Gelukkig is iemand die niet luistert naar slechte mensen, die nee zegt tegen hun verkeerde plannen. Als slechte mensen spotten met God, doet hij niet mee. Maar hij is blij met de wet van de Heer. Daar is hij dag en nacht mee bezig. Het gaat altijd goed met hem. Hij lijkt op een boom aan het water. De boom geeft vruchten, ieder jaar opnieuw, en zijn bladeren blijven altijd groen.”

    - Psalm 1:1-3 (BGT)

    Deze boom heeft zijn wortels niet geplaatst in het advies van slechte mensen, maar in het advies van God, ja, in God zelf. Daarom is hij gezond en weet hij waarom hij best nee kan zeggen tegen het advies van slechte mensen; hij weet dat zulk advies zijn gezonde leven en zijn gezonde groei belemmert.

    Het concept van deze twee soorten bomen gaat helemaal terug tot het begin der mensheid, toen Adam in de tuin van Eden aanwezig was; “Midden in de tuin stonden twee bijzondere bomen. Als je van de ene boom gegeten had, bleef je altijd leven. En als je van de andere boom gegeten had, wist je wat goed was en wat kwaad was.”
    - Genesis 2:9b (BGT)

    Dus, de ene boom brengt enkel leven voort, terwijl de andere boom je ook de andere kant; de dood laat zien. Over deze laatste boom stond geschreven: “En Jahweh God gaf den mens het volgend gebod: Van alle bomen uit de tuin moogt ge eten: maar van de boom der kennis van goed en kwaad moogt ge niet eten: want wanneer ge daarvan eet, zult ge sterven.”

    - Genesis 2:16-17 (CV)

    Het was nooit de bedoeling dat de mens zichzelf zou voeden vanuit een andere bron met datgene wat niet van God komt. Maar de duivel misleidde de mens en de mens luisterde naar zijn advies. Dit kan u zelf lezen in Genesis hoofdstuk 3. Het gevolg was dat: “De HEER God zei: ‘Nu de mens in de kennis van goed en kwaad als een van Ons is geworden, wil Ik voorkomen dat hij zijn hand uitstrekt en ook van de boom van het leven plukt. Door daarvan te eten, zou hij eeuwig blijven leven!’ Daarom verwees de HEER God hem uit de tuin van Eden, en moest hij de grond gaan bebouwen waaruit hij was genomen. Hij verjoeg dus de mens uit de tuin, en aan de oostkant van de tuin van Eden plaatste Hij de kerubs en de vlam van het wentelend zwaard, om de weg naar de boom van het leven te bewaken.”
    - Genesis 3:22-24 (WB)

    Merk op dat je dus niet zowel van de boom van het kwaad kan eten als van de boom van het leven. Kies welke boom jij zal zijn! Kies in welke grond jij je wortels zal planten! Kies welke vruchten jij zal eten! Als je voor het laatste, verslavingen, zonde,… kiest, begin je te verdorren, en wordt je automatisch uitgesloten van het eeuwige leven; “Weet gij dan niet, dat zij die onrecht doen, geen deel zullen hebben aan het koninkrijk Gods?” – 1 kor 6:9 (CV) en “Pas op, je kunt God niet bedriegen. Uiteindelijk geeft hij je wat je verdient. Als je je laat leiden door slechte verlangens, blijft er niets van je over. Maar als je je laat leiden door de heilige Geest, krijg je het eeuwige leven.”
    - Galaten 6:7-8 (BGT)

    Je vraagt je misschien af: “Staan mijn wortels in de dood of in het eeuwige leven? Hoe kom ik dan te weten welk soort boom ik ben?”
    Welnu, je kijkt naar de vruchten die je voortbrengt. Voor een slechte boom geldt: “De uitingen van een zondig leven zijn bekend, zoals ontucht, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschap, twist, afgunst, woede, intriges, ruzies, partijdigheid, jaloersheden, drinkgelagen, orgieën en dergelijke meer. [Dan zegt Paulus weer:] Ik waarschuw u zoals ik u al eerder gewaarschuwd heb: wie zich zo misdragen, zullen het koninkrijk van God niet erven.”

    - Galaten 5:19-21 (WB)

    Ook onze Heer Jezus Christus leert ons:

    “Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een zieke boom geen goede. [Net zoals Paulus geeft Hij ons een sterke waarschuwing:] Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid. Aan hun vruchten zul je ze dus kennen.”

    - Mattheus 7:17-20 (WB)

    Voor een goede boom geldt:

    “Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.”
    - Galaten 5:23 (WB)

    Of je een goede of een slechte boom bent, wordt praktisch door je geuit, bijvoorbeeld door de woorden die je spreekt:

    “Als een mens iets goeds zegt, heeft hij een gevoel van welbehagen, hij voedt zich met de vruchten van zijn mond. Woorden hebben macht over leven en dood, wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten.”

    - Spreuken 18:20-21 (NBV)

    Als je bemerkt dat je een slechte boom bent geweest, dat je je hebt laten leiden door al het wereldse afval dat je in je wortels opgeslorpt hebt, wat is daar dan het tegengif voor? Om het tegengif te nemen moet je tot het besef komen dat je vergiftigd bent:

    [Jezus waarschuwde namelijk:] “Ge zegt: Ik ben rijk, ik heb overvloed en heb behoefte aan niets; daarom beseft ge ook niet, dat ge ellendig zijt en erbarmelijk, arm, blind en naakt. Ik raad u aan, om goud van Mij te kopen, door vuur gelouterd, opdat ge rijk moogt worden; en witte klederen, om ze aan te trekken, opdat de schande uwer naaktheid niet aan de dag zal komen; en zalf, om uw ogen te zalven, opdat ge moogt zien. Ik bestraf en tuchtig al, die Ik liefheb. Doe dus uw best en bekeer u.”

    - Openbaringen 3:17-19 (CV)

    Deze tekst was oorspronkelijk geschreven aan de kerk van Laodicea, maar zou ze ook niet toepasbaar zijn op andere kerken in België, ja, zelfs op onze kerk? “ik heb overvloed en heb behoefte aan niets.” Is dit niet de ingesteldheid van vele christenen? We hebben het hier materieel zo goed dat we niet beseffen hoe geestelijk “ellendig en erbarmelijk, arm” we zijn. Zo arm zelfs dat we soms verblind zijn voor het geestelijke leven vanwege de dingen die we dagelijks zien en waaraan we o zo gewend zijn geraakt. Mijn vraag aan u is: zijn er zulk soort dingen die je beter niet bekijkt? Je kan ook doof geworden zijn. Zijn er dingen die je beter niet beluistert? Welk vuil moet je uit je ogen en oren doen? Moet je meer tijd spenderen met God om Hem beter te kunnen zien en horen? Heb je jezelf misschien te veel gevoed met wereldse dingen zodat de “buis” tussen jou en God misschien verstopt is geraakt?

    Er is goed nieuws. Al dit kan hersteld worden; Jezus heeft voor ons oogzalf om onze ogen te herstellen, en oorstokjes om onze oren uit te kuisen, indien we bereid zijn om ons af te keren van onze zonden. Zeg nooit: “Voor mij is het te laat, ik ben te ver afgedwaald, ik heb me te veel laten beïnvloeden door de wereld.” Er is goed nieuws voor u: “Zegt tot de harten in angst: Houdt moed, hebt geen vrees! Ziet, hier is uw God; Hij komt, om de wraak te voltrekken! God zal vergelden; Zelf zal Hij komen, om u te verlossen! Dan worden de ogen der blinden ontsloten, En de oren der doven gaan open; De lamme springt op als een hert, De tong van den stomme zal juichen! Zelfs in de steppe borrelen de wateren omhoog, En de beken in de woestijn; De gloeiende bodem wordt een plas, het dorre land een fontein.” - Jesaja 35:4-7a (CV) Jezus wil uw ogen, uw oren, en uw mond herstellen zodat je reine dingen ziet, hoort, en spreekt. Er zal “een bron ontspringen tegen zonde en onreinheid.” – Zacharia 13:1b (CV) En waarom zouden we nog langer verder drinken van de zonde en van de onreinheid? Zulk werelds water laat ons met als maar meer dorst achter maar het water dat Christus ons wil geven, zorgt er voor dat we geen dorst meer hebben (Johannes 4:13), zodat we geen behoefte meer hebben om onze wortels in ander water, water dat niet goed voor ons is, te plaatsen. Het goede, genezende water, dat voor ons allen beschikbaar is, stroomt van de Vader en van de Zoon tot ons: “ook toonde hij mij een stroom van het water des Levens, helder als kristal, opbruisend uit de Troon van God en het Lam.” – Openbaringen 22:1 (CV) en “Het water dat hen drenkt, stroomt uit het heiligdom.” – Ezechiël 47:12b (CV)

    Ik zeg nogmaals dat het verschil tussen een boom en een mens is dat een boom geen vrije wil heeft. Een boom kan zich niet verplaatsen. Waar een boom is geplant, daar blijft hij. Wij hebben wel de keuze om onze wortels te verplaatsen. De grootste zondaar, zieke, gebrokene,… is welkom om zijn of haar wortels te verplaatsen en te komen drinken van het goede water! Jezus nodigt je uit om gratis en voor niets te drinken van dit water van God en enkel van dit water: “Iedereen die dorst heeft, mag komen. Iedereen die wil, mag zomaar komen drinken van het water dat eeuwig leven geeft.” (Openbaringen 22:17b, BGT) En: “Als je dorst hebt, kom dan bij mij om te drinken!” (Johannes 7:37b, BGT)

    Wat is nu dit water dat stroomt vanuit het heiligdom, vanuit de troon van de Vader en van de Zoon? Zoals je verder kan lezen in het zevende hoofdstuk van het evangelie van Johannes, staat ook hier dit water symbool voor de Heilige Geest. (Johannes 7:39) Daarom, geef je zondige, onbevredigende levensstijlen op en kies om te leven vanuit de heilige Geest die je ware vervulling zal geven.


    Categorie:Preken
    23-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maria, de Apostelen en de Heilige Geest - originele versie

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/annick-vanblaere/2018-09-23-maria-de-apostelen-en-de-h-geest-door-tom-torbeyns/]

    De titel van deze preek is: “Maria, de Apostelen en de Heilige Geest”. Vandaag gaan we lezen uit het evangelie van Lukas en uit het boek Handelingen. Beide boeken zijn geschreven door dezelfde auteur, namelijk Lukas. Laten we even lezen uit Lukas hoofdstuk 1 en Handelingen hoofdstuk 1 en 2 om een feel te krijgen voor deze verhalen.

    Voor diegenen die het willen opschrijven, de Bijbelteksten die we vandaag zullen bespreken zijn: Lukas 1:26-38; Handelingen 1:8-14 en Handelingen 2:1-4,12-13,41,47.

    We beginnen met Lukas 1:26-38 (NBV):

    26 In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea,  27 naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria.  28 Gabriël ging haar huis binnen en zei: 'Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.'  29 Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had.  30 Maar de engel zij tegen haar: 'Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken.  31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen.  32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven.  33 Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jacob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.'  34 Maria vroeg aan de engel: 'Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.'  35 De engel antwoordde: 'De Heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.  36 Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap,  37 want voor God is niets onmogelijk.'  38 Maria zei: 'De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.' Daarna liet de engel haar weer alleen.

    Dan lezen we Handelingen 1:8-14 (NBV):

    8 'Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.'  9 Toen hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen.  10 Terwijl hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen.  11 Ze zeiden: 'Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.'  12 Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand.  13 Toen gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jacobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jacobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jacobus.  14 Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.

    En, als laatste, lezen we Handelingen 2:1-4,12-13,41,47 (NBV):

    1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar.  2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde.  3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten,  4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. 12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: 'Wat heeft dit toch te betekenen?'  13 Maar sommigen zeiden spottend: 'Ze zullen wel dronken zijn.' 41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.

    De passage uit Lukas gaat over de aankondiging van Jezus’ geboorte. De passage uit Handelingen gaat over Jezus’ hemelvaart, de discipelen die samen met Maria in eenheid bij elkaar in gebed zijn, en de uitstorting van de Heilige Geest, alsook de groei van de gemeente te Jerusalem. In al deze passages zijn Maria en de Heilige Geest aanwezig.

    Als we deze teksten vergelijken, dan zien we dat er niet-toevallige overeenkomsten zijn tussen beide teksten. Deze parallellen zullen een outline (een structuur) vormen voor onze preek maar we zullen ook andere passages bespreken:

    • 2 maal wordt er een profetie uitgesproken dat de Heilige Geest over Maria en over de apostelen zal komen en dat ze kracht zullen ontvangen:
      • In Lukas 1:35 wordt dit omschreven als: “De Heilige Geest zal op u neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen.” (CV)
      • In Handelingen 1:8 staat: “Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.” (NBV)
    • 2 maal zien we als reactie complete gehoorzaamheid, het zich volledig overgeven aan de Heer:
      • In Lukas 1:38 staat: “Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (NBV)
      • In Handelingen 1:12-14 staat: “Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand. Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.” (NBV)
    • 2 maal komt de Heilige Geest als een reactie op deze toewijding, deze gehoorzaamheid:
      • We lazen al in Lukas 1:38 dat “Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (NBV)
      • In Handelingen 2:1-4 staat: “Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.” (NBV)
    • 2 maal komt er een negatieve reactie van buitenaf: bespotting (of erger): Maria was zogezegd "onwettelijk" zwanger voor het huwelijk en de apostelen waren zogezegd "dronken vanwege wijn"
      • In Mattheus staat dit duidelijker vermeld dan in Lukas. We lezen in Mattheus 1:18-19a: “De afkomst van Jezus was als volgt. Toen zijn moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn van de heilige Geest. Haar man Jozef, die een rechtschapen man was, wilde haar niet in opspraak brengen.” (NBV)
      • In Handelingen 2:13b staat: “Sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’” (NBV)

    Vanwege haar zogezegde “onwettelijke” zwangerschap had Maria het risico om van overspel beticht te worden en als onreine, ontrouwe hoer uitgescholden te worden en gestenigd te worden. Jozef, haar verloofde, had volgens de Joodse Wet het recht om haar te laten stenigen vanwege haar zogezegde “onwettelijke” zwangerschap (Deuteronomium 22:20-21). Maar, staat er in Mattheus, “Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen [m.a.w. hij wilde niet dat ze gestenigd zou worden] en dacht erover haar in het geheim te verstoten.” (Mattheus 1:29, NBV) Dit toont ons wat een goed man Jozef was, aangezien hij haar genade wou betonen. Maar, buiten steniging, was de kans dus ook heel reëel dat Maria haar verloofde zou verliezen.

    Zij wist dat al deze dingen mogelijk waren maar de genade van God, door de Heilige Geest gaf haar de kracht om met moed deze taak van zwangerschap, bespotting, doodsbedreigingen, eenzaamheid en bevalling aan te vatten. Dit alles gebeurde niet door menselijke kracht, noch door menselijk geweld maar door Zijn Geest (Zacharia 4:6). De Heilige Geest gaf aan haar de kracht.

    Zijn wij, net als Maria, ook zo vervuld door de Heilige Geest dat we geloven dat het onmogelijke zich zal manifesteren in ons leven? Zullen we vasthouden, in moeilijke tijden, aan Gods woord; aan Gods beloftes? Zullen we vasthouden door bespotting heen? Zullen we vasthouden als mensen ons dronken, krankzinnig, raar,... vinden? Wij hoeven het niet voor onszelf op te nemen maar God zal dit wel doen. God nam het immers op voor Maria. Jozef dacht dat ze overspel gepleegd had maar een engel kwam naar hem toe en maakte Jozef duidelijk dat het zo niet zat. De engel zei: “Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest.” (Mattheus 1:20, NBV)

    • 2 maal komt er op bovennatuurlijke wijze nageslacht uit voort, namelijk Jezus en geestelijke kinderen:
      • Jezus: “De Heilige Geest zal op u neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat uit u wordt geboren, heilig zijn, en de Zoon van God worden genoemd.” (Lukas 1:35, CV) en verder staat er geschreven in Lukas 2:6-7a: “Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene.” (NBV)
      • Geestelijke kinderen: “Degenen die zijn [Petrus’] woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.” (Handelingen 2:41, NBV) en “De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.” (Handelingen 2:47, NBV)

    De verwekking van Jezus gebeurde niet door eigen kracht, zoals er geschreven staat in Jesaja 7:14: ‘Daarom geeft de Heer zelf u een teken: Zie, de maagd zal ontvangen, en een zoon baren; zij zal hem noemen: “God-met-ons”’ (CV). Ook werden de geestelijke zonen niet toegevoegd aan de gemeente van Jeruzalem door de kracht van de gemeenteleden, zoals geschreven staat: “De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.” (Handelingen 2:47, NBV) en “Wie hem [Jezus] wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.” (Joh 1:12-13, NBV)

    Mag de Heilige Geest ook zo op een vruchtbare wijze in ons wonen? De bekende Rooms-Katholieke aartsbisschop Fulton Sheen zei het als volgt (ik parafraseer): ‘De Engel Gabriël zei tot Maria: "Zal jij God een Man schenken?" Hetzelfde wordt ook van ons gevraagd bij de doop: "Zal jij God een man schenken?". De man die wij God mogen schenken kan beschouwd worden als onszelf.’ Ik zou nog willen toevoegen bij broeder Sheen dat dit ook kan geïnterpreteerd worden als verwijzend naar onze geestelijke kinderen. Zullen wij God vele kinderen schenken? Zijn wij, net zoals Maria, in verwachting? Zijn wij in verwachting van vele geestelijke zonen en dochters?

    Kan de Heilige Geest ons zo gebruiken? Zullen we leven vanuit Zijn kracht? Als wij, zoals Maria, zeggen: “Mij geschiedde naar uw woord.”, dan zal God het voor ons opnemen. Hij zal ons beschermen als wij ons volledig overgeven aan Zijn wil. Dat moeten wij dan niet doen, God zal het voor ons doen. Laten wij ons focussen op het doen van Gods wil.

    Nog een laatste overdenking: we kunnen het leven van Maria beschrijven door 3 M’en; 3 maal de letter M: Maria als Maagd: zuiver leven (dit staat voor geen seks voor het huwelijk en zuiverheid in alle andere gebieden): “Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’” (Lukas 1:34, NBV), Maria als DienstMeid des Heeren: gehoorzaam leven (open voor alles wat God met ons wil doen): “ ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (Lukas 1:38b, NBV), Maria als Moeder: volhardend en verdragend leven: “Zelf zult u [Maria] als door een zwaard doorstoken worden.” (Lukas 2:35a, NBV). Uit deze 3 M’en, Maagd, DienstMeid, en Moeder, kunnen we dus leren dat we rein, gehoorzaam, en volhardend en verdragend moeten zijn.

    Tot zover enkele van mijn overdenkingen omtrent het leven van Maria en de apostelen en hoe de Heiligen Geest in haar alsook in hen werkte. Nu is het aan jullie. [powerpoint:]

    Bespreek in groepjes van 4 (2 minuten per vraag + 1 minuut per antwoord)

    1. Wat hebt u geleerd van het leven van Maria?
    2. Waarin wilt u haar navolgen? Wat gaat u doen?
    3. Wat waren haar laatst gesproken woorden die opgeschreven zijn in de Bijbel? Wat kunnen we hier allen uit leren? [Antwoord: Joh. 2:5: "Wat Hij [Jezus] u ook zegt, doe dat."]

    Categorie:Preken
    09-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele Leerrijke Elementen uit Gordon Fee en Douglas Stuart, "How to Read the Bible for All Its Worth"

    Deze week was ik, om te groeien in de kennis van de Bijbel en in de kennis van het preken, verschillende boeken aan het lezen. Één van deze boeken was Gordon Fee en Douglas Stuart’s How to Read the Bible for All Its Worth (Grand Rapids, Michigan: Zondervan, 1982). Het leek me nuttig om een klein stukje van wat me is opgevallen te delen ter stichting van de leden van de gemeenten en haar leden. Meer specifiek: dit kleine tekstje kan de lezer enkele handige tools geven om de Bijbel beter te leren lezen.

    In het onderdeel over exegese gaf Gordon Fee advies over de correcte volgorde van het lezen van de Bijbel. Eerst moet de lezer kijken naar de historische context (de auteur, het doelpubliek, de achtergrond,…), dan naar de literaire context (vergeet vooral niet in paragrafen te denken), en pas uiteindelijk naar de hermeneutiek.

    De studie van de hermeneutiek betekent dat we gaan kijken naar wat de tekst nu voor ons betekent. Hiervoor moeten we ons gezond verstand gebruiken. De tekst kan niet betekenen wat het niet betekende voor de oorspronkelijke ontvangers. Indien de tekst spreekt over levenssituaties die we momenteel doormaken, dan is dit Gods woord voor ons in deze specifieke situatie. We mogen enkel de toepassing van deze tekst doortrekken indien we daarvoor toestemming krijgen vanuit een andere plaats in de Bijbel.

    We krijgen niet altijd alle informatie maar we moeten tevreden zijn met al de informatie die we krijgen. We mogen niet verder gaan dan de Bijbel door middel van eigen toevoegingen, wilde speculaties, enzovoort.

    Volgens Douglas Stuart leren de verhalen (narratives) van het Oude Testament ons meestal niet direct doctrines maar ze kunnen wel doctrines die ons ergens anders vanuit de Bijbel worden geleerd verhelderen. Ze leren ons wat er gebeurd is maar ze zijn niet altijd goede voorbeelden voor ons. Dit is ook het geval voor vele oudtestamentische personen. Deze narratives en personages moeten we beoordelen aan de hand van wat God ons duidelijk heeft geleerd in de Bijbel. Deze verhalen bevatten niet alles wat er is gebeurd, maar ze bevatten wel alles wat we moeten weten, en we moeten er tevreden mee zijn. Ze kunnen ons iets bijleren op zowel expliciete als impliciete wijze. De oudtestamentische verhalen draaien altijd om God, die de Held van deze verhalen is.

    Op dezelfde manier, verwijdert Fee zichzelf van de typische Evangelische restorationist visie die leert dat Handelingen de norm of het ideaal is. Fee ziet Handelingen als een narrative. Dit heeft als gevolg dat volgens Fee het niet Lukas’ bedoeling was om een patroon uiteen te zetten voor al de lokale kerken. Ook was het niet Lukas’ bedoeling om alle zaken te standaardiseren, en zelfs niet om een boek over kerkgeschiedenis te schrijven. Het was Lukas’ bedoeling om de bovennatuurlijke rol van de Heilige Geest in de westwaartse uitbreiding van het evangelie naar Rome te beschrijven. Zoals in de oudtestamentische narratives, stelt de narrative van Handelingen God voor als de ware Held van het verhaal en net zoals met de narratives van het Oude Testament kan hier dezelfde regel worden toegepast: wat slechts wordt verhaald of weergegeven mag nooit als normatief worden begrepen.

    Tevens leert Fee net hetzelfde als hij het heeft over de oudtestamentische Wet; enkel die geboden die expliciet worden herhaald in het Nieuwe Testament zijn nog slechts van toepassing, niet de rituele en civiele wetten van het oude Israël.

    Zoals we over de Brieven moeten denken per paragraaf, zo moeten we over de Profetische geschriften denken per orakel. Waar een orakel begint en eindigt is niet altijd even gemakkelijk te bepalen. Wel weten we dat de profeten meestal niet de verre toekomst voorspelden maar soms loopt een stukje van een profetie wel over in de verre toekomst. De meeste profetieën zijn dus, voor ons, reeds uitgekomen in het verleden. We mogen geen diepere betekenissen in de profetieën zoeken, behalve degenen die ons gegeven zijn in het Nieuwe Testament. De profeten van het Oude Testament leren ons dat we zowel zuiver in leer als zuiver in daden moeten zijn.

    Psalmen zijn niet bedoeld om ons doctrines of moraliteit bij te brengen maar om ons te helpen onszelf (met onze emoties, zorgen, hoop,...) uit te drukken naar God en om Zijn wegen te overwegen.

    Spreuken zijn bedoeld om visuele voorstellingen van adviezen te geven. Deze adviezen zijn niet theologisch, niet historisch, en niet geldend in elke specifieke situatie. Tevens kunnen we uit het boek Spreuken leren om niet alles te vergeestelijken maar om te beseffen dat God zei over de materiele wereld: "Het is goed" toen Hij die schiep, aangezien de spreuken gaan over praktische, aardse zaken. Natuurlijk wordt dit weer gebalanceerd door andere bijbelpassages die ons waarschuwen voor materialisme.

    Prediker leert ons het leven te bekijken vanuit een atheïstisch / deïstisch perspectief: de logische, koude gevolgen als God er niet zou zijn. Er zou dan geen beloning zijn voor goede daden en er zou dan geen straf zijn voor slechte daden. Maar God is er wel, daarom moeten we Hem vrezen en Zijn geboden onderhouden. Hij zal alle goede en slechte daden oordelen.

    Net zoals Prediker begint Job vanuit negatief advies. Het boek leert ons dat, in tegenstelling tot het negatieve advies van Jobs vrienden, niet alles wat gebeurt in dit leven Gods wil is of eerlijk is. In tegenstelling tot Prediker waar God, volgens het verkeerde advies, voorgesteld wordt als niet betrokken zijnde bij dit leven, is God, in het boek Job, “te betrokken” aangezien Hij zogezegd elk klein detail zit uit te meten om perfecte gerechtigheid te verschaffen in dit leven. Daarom zou dan al het goede en slechte dat je overkomt zogezegd te herleiden zijn tot of je God al dan niet behaagt. Voor alle duidelijkheid: dit is het verkeerde advies van Jobs vrienden. Dit verkeerde advies werd weersproken door Job – die het bij het rechte eind had – en ook door Jezus (Johannes 9:1-3).

    Het boek Openbaringen vormt een geheel opgebouwd uit paragrafen, waarin de details van de visioenen niet altijd een specifieke betekenis hebben. Van het begin tot het einde, presenteert dit boek een drama. Dit begint met de introductie van het verhaal, alsook de introductie van de personages. De latere visioenen bouwen verder op de eerdere visioenen en hebben hen nodig. Weeral moeten we eerst kijken naar wat dit boek betekende voor haar oorspronkelijke ontvangers (= de zeven kerken in Klein-Azië), en hoe [een deel van] deze profetieën al snel vervuld waren in hun leven. Slechts hierna kunnen we logischerwijze een hermeneutische toepassing vinden in het boek Openbaringen, zoals Gods troost en bemoediging voor hedendaagse kerken en individuele christenen die in onderdrukking leven. Een verdere suggestie voor het lezen en het bestuderen van dit boek is dat haar beelden over de toekomst slechts beelden zijn. Ze drukken een realiteit uit maar ze zijn zelf niet deze realiteit. Ook moeten niet alle details van deze beelden noodzakelijk vervuld worden. We zouden er goed aan doen om niet te speculeren over zogezegde vervullingen uit onze tijd. Er zullen weliswaar delen zijn die nog vervuld moeten worden maar we hebben geen sleutels gekregen om dezen te ontrafelen. Openbaringen 13-14 leert niet noodzakelijk dat er een specifieke, wereldwijde antichrist-leider zal komen, hoewel dit niet onmogelijk is. Wat er ook van zij, als het gaat om vage teksten mogen we niet met dogmatische zekerheid te spreken. Sommige beelden uit openbaringen zijn totaal eschatologisch en deze moeten we ze zo interpreteren. Ze zullen pas vervuld worden op het einde. We zijn niet zeker over de specifieke details maar we mogen wel zeker zijn dat Christus dit alles tot vervulling zal brengen. Laat deze zekerheid een waarschuwing maar ook een bemoediging zijn. Laten we luisteren naar het Woord en het gehoorzamen. Op het einde zullen we alles weten en begrijpen.



    17-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [korte versie]

    “13. In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd. 14. Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn naar een vaderland. 15. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, 16. maar hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd” (Hebreeën 11:13-16).

    Onze hoofdtekst, die we net gelezen hebben, komt uit het elfde hoofdstuk van de Hebreeënbrief. Het is een hoofdstuk over geloofshelden. Deze geloofshelden hadden hun vertrouwen vast gesteld op Jahweh, met een vaste hoop op de eeuwige stad Gods die onderbouwd is met eeuwige, blijvende fundamenten en totale rechtvaardigheid. Dit hele hoofdstuk van de Hebreeënbrief geeft ons voorbeelden van zulke vertrouwende en volhardende gelovigen, beginnende met Abel. We raken in deze preek slechts enkele voorbeelden aan. In feite, het woord Hebreeër zou afgeleid kunnen worden van het woord heber wat betekent “iemand van de overkant” of “iemand die oversteekt”. Dit betekent dus dat deze personen zijn overgestoken.[1] De Hebreeënbrief was ook geschreven aan Joodse christenen, die zijn overgestoken tot een nieuw leven in Christus en als buitenstaanders, emigranten, die “van de overkant” worden bekeken door hun vroegere Joodse broeders.

    In onze tekst staat: “Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd.” – Abraham noemde zich zo in Genesis 23:4. Daar zei hij: “Ik ben een vreemdeling en iemand die tijdelijk verblijft bij u” (vertaling van KJV). Ook zijn nakomeling Jakob zei tegen het einde van zijn leven dat hij zwierf (Genesis 47:9). Deze voorbeelden maken duidelijk dat ze hun vaderland nog niet hadden gevonden en dat ze verlangden, ja, zelfs gelovend uitkeken naar een toekomend vaderland.[2]

    Ons eerste voorbeeld dat we dus bespreken is de persoon Abraham. Hij is uiterst belangrijk omdat hij de vader van ons geloof is. Volgens een Joodse traditie was zijn vader Terach, de hogepriester in de afgodendienst van Nimrod, de God-hatende dictator die de toren van Babel liet bouwen als rebellie tegen Jahweh, de ware God. Abraham kwam dus uit een zeer occulte familie. In feite was iedereen in het occultisme terecht geraakt, met uitzondering van Abrahams voorouders Noach en Shem. Maar later stelde Abraham ook zijn vertrouwen op Jahweh, de ware God die hem riep, en verzette zich tegen de afgodendienst van Nimrod.[3] Nimrod zou 360 afgoden hebben gehad, dus eentje voor elke dag indien je met de maankalender telt. Maar de hoofdafgod van die regio was Inlel. Hij werd soms afgebeeld met bokkenpoten in een vakje, alsof hij van een andere dimensie komt en de duivel zelf is. Het kan de duivel niet schelen of je één afgod vereert, of meerdere goden, of zelfs miljoenen goden – zoals de Hindoes doen – en of je hem erkent of niet. Hij wil niet liever dan dat je je eigen toren van Babel bouwt, je eigen afgod, wat je eigen rebellie tegen God is. Hij is tevreden zolang je de ware God maar niet vereert en op Hem bouwt en Hem vertrouwt. Of je deze buiten-Bijbelse traditie gelooft of niet, de Bijbel leert ons dat “De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen(…)’” (Genesis 12:1).[4] We weten dat dit voor Abraham puur een zaak was van geloof omdat in de tijd van Abraham, de familie van een persoon uiterst belangrijk was. Het gaf je veiligheid en geborgenheid. Abraham wist niet waar hij heen zou gaan. Dit was dus puur een zaak van vertrouwen op God. De Hebreeënbrief stelt het zo voor: “8. Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. 9. Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; 10. want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is.” (Hebreeën 11:8-10) Het is ironisch dat Nimrod een reusachtige toren bouwde met een zeer sterk aards fundament en dat zijn toren door God zelf werd vernietigd, terwijl Abraham in een tent leefde zonder sterk aards fundament. Hoe kan dit toch? Abraham had een relatie met de ware God. Abrahams vertrouwen was gebouwd op Jahweh de Rots, nadat hij de afgoden achter zich liet. In die zin is Abraham de vader van ons geloof. Door zijn geloof – of vertrouwen, of gehoorzame relatie – heeft God hem gezegend met ontelbare nakomelingen en God beloofde hem dat in zijn nageslacht alle volkeren van de aarde gezegend zouden worden (zie ook Genesis 17:1-4). We mogen beseffen dat Abrahams roeping van godswege een significant keerpunt was. Het opende de weg voor alle natiën, die net getroffen waren door Gods oordeel, om de zegen van God te ontvangen.[5] Abraham zelf leefde als een vreemdeling en hij zag deze belofte nog niet in vervulling geraken. Hij kon enkel vertrouwen op Gods belofte.[6]

    Een tweede voorbeeld van een geloofsheld dat ik wil geven uit het boek Genesis is het voorbeeld van Mozes, een fysieke en geestelijke afstammeling van Abraham.[7] Net zoals Abraham werd Mozes geroepen door God (Exodus 3-4). Mozes is een belangrijk voorbeeld voor de Joden; aangezien hij de Israëlieten leidde uit Egypte, tot een tweede bestaan in vrijheid.[8] Het wordt naverteld door de schrijver van Hebreeën in verzen 24 tot 27 van hetzelfde hoofdstuk, dat is hoofdstuk 11. “24. Door het geloof heeft Mozes zelf, toen hij groot geworden was, geweigerd om door te gaan voor een zoon van de dochter van de farao. 25. Hij wilde liever mishandeld worden met het volk van God dan voor korte tijd profiteren van de zonde. 26. Voor hem was de smaad van de Messias kostbaarder dan al de schatten van Egypte, want hij hield het oog gericht op de komende beloning. 27. Door het geloof verliet hij Egypte zonder de woede van de koning te vrezen, want hij zette door, als ziende de Onzienlijke.” (Hebreeën 11:24-27).

    Egypte is voor de Joden het slavenhuis. Tevens stond Egypte bekend om haar afgoderij. Ze waren er slaven; letterlijke slaven en slaven van hun zonden. Toen ze uit Egypte, het land der zonden, trokken, kwam hun oude slavenmeester hen achterna. Echter “Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land; toen de Egyptenaren het probeerden, verdronken ze.” (Hebreeën 11:29). Vanaf ze door deze zee trokken, en hun oude slavenmeester verdronken was, kwamen ze als het ware terecht in een nieuw leven, onder een nieuwe Heer.[9] Natuurlijk moest dit ook een geestelijke realiteit worden in hun hart. Zoals Jozua zei: “Vrees dus de HEER en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. (…) Doe dan de vreemde goden bij u weg en buig uw harten naar de HEER, de God van Israël” (Jozua 24:14,23). Op dezelfde manier gaan de dopelingen door het water, en kiezen ze ervoor om geestelijk te verrijzen in een nieuw leven, bevrijd van de ketenen van de zonde.[10] Ze moeten hun oude levens achterlaten, en door het water binnengaan in een nieuw leven, dat gericht is op het komende koninkrijk van God. – Maar nog steeds is dit niet het koninkrijk. – Dit is een werkelijk transformerende kracht. Diegenen die zich gaan laten dopen moeten bereid zijn al het oude, zondige achter te laten voor hun doop. Ze mogen echt verwachten dat hun leven vernieuwd en gezuiverd zal worden wanneer ze zich door de doop onderwerpen aan Christus (Mattheüs 28:18-20).[11] Een doop is een volledige onderdompeling, een sterven aan onze oude, zondige zelf. Zo geven we alles, ja ons hele leven en onze hele wil over aan Christus. Ook laten we ons onderdompelen in zijn liefde. Ik herhaal nogmaals dat, zoals we kunnen opmaken uit onze Romeinen tekst, volgens Paulus het oude leven sterft in de doop en dat diegenen die dus al gestorven zijn aan deze zondige natuur hunzelf moeten beschouwen als dood voor de zonden en opgestaan in een nieuw leven met de opgestane Heer, in een vereniging met Christus, door het geloof.[12] Want, in Hebreeën 11:16b staat geschreven:

    ‘16b. hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd”’

    Door het verbond met Christus is God nu al onze God. Maar, net zoals de geloofshelden uit Hebreeën 11, de vroege christenen, en de christenen erna, kijken wij uit naar de komst van Jezus Christus en de komst van de stad van onze God, zoals Johannes schreef:

    “2. Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. 3. Toen hoorde ik een luide stem, die vanaf de troon riep: ‘Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. 4. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’” (Openbaringen 21:2-4)

    “want al het oude is voorbij.” In zekere zin gebeurt dit nu al. Alle gedoopte christenen moeten beseffen dat ze al binnengetreden zijn in een nieuw en heilig leven, verwachtende de stad Gods. Ze zijn al ingeschreven als burgers in die stad (Hebreeën 4:16; 12:22-23). We mogen allen beseffen dat we al als individuen en als kerk in zo een relatie staan met de Godmens Jezus, de Koning van de stad die zal neerdalen uit de hemel. Dit was de hoop van de geloofshelden van de Hebreeënbrief, wiens geloof gefocust was op deze eeuwige stad, hun vaderland (Hebreeën 11:10, 16).[13] Deze stad, in tegenstelling tot Nimrods stad, of de stad van één of de andere farao of dictator, zal eeuwig blijven bestaan.[14] Dan zal volledig vervuld worden wat in Jesaja 9:4-7 staat geschreven en wat al ten dele vervuld is:

    “Want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand, en verteerd door het vuur. Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem wonder van beleid, goddelijke held, vader voor eeuwig, vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en onderhouden door recht en gerechtigheid vanaf nu en voor altijd. De geestdriftige liefde van de HEER van de machten zal dit teweegbrengen.”

    Deze belofte was ook al gegeven aan een afstammeling van Abraham, zoals u kan lezen in Genesis 49:10: “Van Juda zal de scepter niet wijken, de staf zal niet verdwijnen tussen zijn voeten, totdat hij [Christus] verschijnt die hem [Juda] leiden mag; hem [Christus] zijn de volken gehoorzaam.”[15]

    Deze belofte is volledig nedergedaald op de Leeuw van Juda.[16] Laat ons ons dus nu al volledig onderwerpen aan de liefde van Christus en aan Christus zelf door gehoorzaamheid aan Hem door het geloof, door de doop, en door blijvend vertrouwen. Dan zullen we zijn licht, vreugde, en bovenal zijn liefde ervaren. Er is ruimte voor nieuwe hoop als we onze hoop volledig vestigen op Christus. Er is ruimte voor nieuw, bruisend leven, indien ons leven gebouwd is op het fundament Gods, het eeuwige fundament. Ik geloof dat de geestelijke verduistering van Europa kan worden teruggekeerd, zodat de heilige Kerk in Europa weer het eeuwige licht van het evangelie kan schijnen, beginnende in ons dorp, Vlaanderen, België, de Benelux, Europa, en ja, de hele wereld.[17] Het gaat niet om onze koninkrijken maar het gaat om het Eeuwige koninkrijk van God de Vader. Franciscus zei het als volgt: “De Heer van genade gaat beslag leggen op ons hart. Hij wil ons helemaal benutten: onze ogen, onze mond, onze handen en voeten, onze gedachten en gevoelens.”[18] “Heer, U bent het licht in onze duisternis. U hebt over ons mensen gezegd: ‘Uit het hart komen voort boze gedachten; moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering’ (Mt.15,19). Maar u bent tot ons gekomen om onze duisternis te veranderen in uw helderheid. Kom dan, Jezus, met uw licht en laat ons de waarheid zien waaruit wij leven. Eén enkel ogenblik is voor u voldoende.”[19]

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2018. Ze werd op 24 september en op 1 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is de oorspronkelijke korte versie.

    Voetnoten:

    [1] In tegenstelling tot apiru, zie Robin Routledge, Old Testament Introduction: Text, Interpretation, Structure, Themes (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2016), 81-82.

    [2] Gebaseerd op Bruce, Commentary on the Epistle to the Hebrews, 304-305. Zie ook A. van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament (Kampen: Kok Voorhoeve, 1993), 17-18.

    [3] Boek van Jasher.

    [4] Lees Routledge, Old Testament Introduction, 238-239 voor de roeping van Abraham als een nieuw begin.

    [5] Idem, Old Testament Theology: a Thematic Approach (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2008), 158(, 165, voetnoot 22), 166-167, 172. Zie ook Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse bijbel, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 188, 230-231, 260-261.

    [6] Zie ook van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 16-18.

    [7] Voor een interessante uitbreiding over Abraham en Mozes, lees Paul Copan, Is God a Moral Monster? Making Sense of the Old Testament God (Grand Rapids, Michigan: Baker Books, 2011), 43-46.

    [8] van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 23. Zie ook Claus Westermann, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament (Kampen: J. H. Kok, 1981), 41-42, 77.

    [9] Deze zin is gebaseerd op Routledge, Old Testament Theology, 162. (Zie ook de verwijzingen naar John Bright, Covenant and Promise (London: SCM, 1977), 35, 43. Stephen L. Cook, The Social Roots of Biblical Yahwism, Studies in Biblical Literature 8 (Leiden: Brill, 2004). Walther Eichrodt, Theology of the Old Testament, Volume 1 (London: SCM, 1961), 37.)

    [10] Dit idee komt overeen met F.F. Bruce, The Epistle of Paul to the Romans: An Introduction and Commentary (London: Tyndale Press, 1963), 137.

    [11] Voor de doop om een bekeerling te zijn en de vernieuwende werking, al bij de Joden, zie Alfred Edersheim, The Life and Times of Jesus the Messiah , Volume 2 (Grand Rapids, Michigan: Eerdmans, 1947), 745-747. In ons voorbeeld worden ze bekeerlingen van Jezus de Messias.

    [12] Bruce, Romans, 136-137.

    [13] Merrill C. Tenney, Interpreting Revelation (Grand Rapids: Eerdmans, 1957), 92-94, 133. A. J. Visser, De Openbaring van Johannes (Nijkerk: G. F. Callenbach, 1972), 249-250. Grant R. Osborne, Revelation Verse by Verse (Bellingham, Washington: Lexham, 2016), 337-341.

    [14] Francis A. Schaeffer, Basic Bible Studies (Wheaton, Illinois: Tyndale House Publishers), 84.

    [15] Dit stuk is gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5031-5038). Kindle Edition.

    [16] Naar ibid., Kindle Locations 40036-40038.

    [17] Zie ook Routledge, Old Testament Theology, 173-174.

    [18] A. van Corstanje, Franciscus, Bijbel der Armen (Haarlem: J. H. Gottmer, 1976), 115.

    [19] Ibid., 155.


    Categorie:Preken
    16-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [lange versie]

    “13. In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd. 14. Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn naar een vaderland. 15. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, 16. maar hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd” (Hebreeën 11:13-16).

    Onze hoofdtekst, die we net gelezen hebben, komt uit het elfde hoofdstuk van de Hebreeënbrief. Het is een hoofdstuk over geloofshelden. Deze geloofshelden hadden hun vertrouwen vast gesteld op Jahweh, met een vaste hoop op de eeuwige stad Gods die onderbouwd is met eeuwige, blijvende fundamenten en totale rechtvaardigheid. Dit hele hoofdstuk van de Hebreeënbrief geeft ons voorbeelden van zulke vertrouwende en volhardende gelovigen, beginnende met Abel. We raken in deze preek slechts enkele voorbeelden aan. In feite, het woord Hebreeër zou afgeleid kunnen worden van het woord heber wat betekent “iemand van de overkant” of “iemand die oversteekt”. Dit betekent dus dat deze personen zijn overgestoken.[1] De Hebreeënbrief was ook geschreven aan Joodse christenen, die zijn overgestoken tot een nieuw leven in Christus en als buitenstaanders, emigranten, die “van de overkant” worden bekeken door hun vroegere Joodse broeders.

    In onze tekst staat: “Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd.” – Abraham noemde zich zo in Genesis 23:4. Daar zei hij: “Ik ben een vreemdeling en iemand die tijdelijk verblijft bij u” (vertaling van KJV). Ook zijn nakomeling Jakob zei tegen het einde van zijn leven dat hij zwierf (Genesis 47:9). Deze voorbeelden maken duidelijk dat ze hun vaderland nog niet hadden gevonden en dat ze verlangden, ja, zelfs gelovend uitkeken naar een toekomend vaderland.[2]

    Ons eerste voorbeeld dat we dus bespreken is de persoon Abraham. Hij is uiterst belangrijk omdat hij de vader van ons geloof is. Volgens een Joodse traditie was zijn vader Terach, de hogepriester in de afgodendienst van Nimrod, de God-hatende dictator die de toren van Babel liet bouwen als rebellie tegen Jahweh, de ware God. Abraham kwam dus uit een zeer occulte familie. In feite was iedereen in het occultisme terecht geraakt, met uitzondering van Abrahams voorouders Noach en Shem. Maar later stelde Abraham ook zijn vertrouwen op Jahweh, de ware God die hem riep, en verzette zich tegen de afgodendienst van Nimrod.[3] Nimrod zou 360 afgoden hebben gehad, dus eentje voor elke dag indien je met de maankalender telt. Maar de hoofdafgod van die regio was Inlel. Hij werd soms afgebeeld met bokkenpoten in een vakje, alsof hij van een andere dimensie komt en de duivel zelf is. Het kan de duivel niet schelen of je één afgod vereert, of meerdere goden, of zelfs miljoenen goden – zoals de Hindoes doen – en of je hem erkent of niet. Hij wil niet liever dan dat je je eigen toren van Babel bouwt, je eigen afgod, wat je eigen rebellie tegen God is. Hij is tevreden zolang je de ware God maar niet vereert en op Hem bouwt en Hem vertrouwt. Of je deze buiten-Bijbelse traditie gelooft of niet, de Bijbel leert ons dat “De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen(…)’” (Genesis 12:1).[4] We weten dat dit voor Abraham puur een zaak was van geloof omdat in de tijd van Abraham, de familie van een persoon uiterst belangrijk was. Het gaf je veiligheid en geborgenheid. Abraham wist niet waar hij heen zou gaan. Dit was dus puur een zaak van vertrouwen op God. De Hebreeënbrief stelt het zo voor: “8. Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. 9. Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; 10. want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is.” (Hebreeën 11:8-10) Het is ironisch dat Nimrod een reusachtige toren bouwde met een zeer sterk aards fundament en dat zijn toren door God zelf werd vernietigd, terwijl Abraham in een tent leefde zonder sterk aards fundament. Hoe kan dit toch? Abraham had een relatie met de ware God. Abrahams vertrouwen was gebouwd op Jahweh de Rots, nadat hij de afgoden achter zich liet. In die zin is Abraham de vader van ons geloof. Door zijn geloof – of vertrouwen, of gehoorzame relatie – heeft God hem gezegend met ontelbare nakomelingen en God beloofde hem dat in zijn nageslacht alle volkeren van de aarde gezegend zouden worden (zie ook Genesis 17:1-4). We mogen beseffen dat Abrahams roeping van godswege een significant keerpunt was. Het opende de weg voor alle natiën, die net getroffen waren door Gods oordeel, om de zegen van God te ontvangen.[5] Abraham zelf leefde als een vreemdeling en hij zag deze belofte nog niet in vervulling geraken. Hij kon enkel vertrouwen op Gods belofte.[6] [Zoals we in vers 9 van de Hebreeëntekst zagen, werd deze belofte overgedragen op zijn zonen van generatie op generatie[7] en de belofte werd een duidelijke werkelijkheid toen Jezus Christus naar deze aarde kwam. Wij ontvangen deze werkelijkheid indien wij ons vertrouwen stellen in Jezus Christus de Messias, zoals de geloofshelden dit deden (Handelingen 3:25-26; Galaten 3:6-9).[8] Deze belofte was natuurlijk niet alleen voor ons maar ook voor Abraham zelf. Aangezien hij bleef vertrouwen in deze belofte, en God geen leugenaar is, vormt dit een duidelijk bewijs voor het leven na de dood en het uitkijken naar “de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is”.]

    Een tweede voorbeeld van een geloofsheld dat ik wil geven uit het boek Genesis is het voorbeeld van Mozes, een fysieke en geestelijke afstammeling van Abraham.[9] Net zoals Abraham werd Mozes geroepen door God (Exodus 3-4). Mozes is een belangrijk voorbeeld voor de Joden; aangezien hij de Israëlieten leidde uit Egypte, tot een tweede bestaan in vrijheid.[10] Het wordt naverteld door de schrijver van Hebreeën in verzen 24 tot 27 van hetzelfde hoofdstuk, dat is hoofdstuk 11. “24. Door het geloof heeft Mozes zelf, toen hij groot geworden was, geweigerd om door te gaan voor een zoon van de dochter van de farao. 25. Hij wilde liever mishandeld worden met het volk van God dan voor korte tijd profiteren van de zonde. 26. Voor hem was de smaad van de Messias kostbaarder dan al de schatten van Egypte, want hij hield het oog gericht op de komende beloning. 27. Door het geloof verliet hij Egypte zonder de woede van de koning te vrezen, want hij zette door, als ziende de Onzienlijke.” (Hebreeën 11:24-27).

    Egypte is voor de Joden het slavenhuis. Tevens stond Egypte bekend om haar afgoderij. Ze waren er slaven; letterlijke slaven en slaven van hun zonden. Toen ze uit Egypte, het land der zonden, trokken, kwam hun oude slavenmeester hen achterna. Echter “Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land; toen de Egyptenaren het probeerden, verdronken ze.” (Hebreeën 11:29). Vanaf ze door deze zee trokken, en hun oude slavenmeester verdronken was, kwamen ze als het ware terecht in een nieuw leven, onder een nieuwe Heer.[11] Natuurlijk moest dit ook een geestelijke realiteit worden in hun hart. Zoals Jozua zei: “Vrees dus de HEER en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. (…) Doe dan de vreemde goden bij u weg en buig uw harten naar de HEER, de God van Israël” (Jozua 24:14,23). Op dezelfde manier gaan de dopelingen door het water, en kiezen ze ervoor om geestelijk te verrijzen in een nieuw leven, bevrijd van de ketenen van de zonde.[12]

    In dezelfde trant gebruikt Petrus het voorbeeld van buitenstaander Noach en zijn familie en aangetrouwde familie als de enige overlevenden van de zondvloed (1 Petrus 3:20). Dan schrijft hij: “Dit was een voorafbeelding van het doopwater, waardoor u nu gered wordt. De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid, maar is een verzoek aan God om een zuiver geweten, krachtens de opstanding van Jezus Christus.” (1 Petrus 3:21) We zien hier duidelijk dat Petrus de doop vergelijkt met een graf en met een opstanding tot een nieuw leven waarnaar uitgekeken werd. En er na beschrijft hij de absolute gehoorzaamheid die vereist is in het nieuwe leven van de gedoopten zoals u kan lezen in 1 Petrus 4:1-2.

    Paulus doet ongeveer hetzelfde. Hij omschrijft het als volgt: “3. Weet u niet dat wij door de doop, die ons één heeft gemaakt met Christus Jezus, delen in zijn dood? 4. Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden gaan leiden. 5. Want indien wij als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding.” (Romeinen 6:3-5)

    Om dit concept van dood aan het oude leven en opstanding vanuit de doop in het nieuwe leven te verduidelijken schreef de in zijn tijd populaire leraar-monnik Morgan van Wales: “Hij [Paulus] toont dat we gedoopt waren op deze manier zo dat we door het mysterie begraven zijn met Christus, stervende aan onze overtredingen, afstand gedaan hebben van onze voormalige levens, zodat net zoals de vader is verheerlijkt in de opstanding van de Zoon, zo ook vanwege de nieuwheid van onze manier van leven is hij verheerlijkt door allen, onder voorbehoud dat zelfs de tekenen van onze oude zelf niet meer te herkennen zijn in ons. Want we zouden niet mogen iets te willen of verlangen dat diegenen die nog niet gedoopt zijn, en al diegenen die nog verstrikt zijn in de fouten van het oude leven, willen of verlangen.”[13] U kent Morgan van Wales misschien als de “ketter” Pelagius, uit de geschriften van Augustinus van Hippo. Pelagius was valselijk veroordeeld als ketter in 2 Noord-Afrikaanse synodes waarover bisschop Augustinus de baas was, zonder dat hij de mogelijkheid had zich te verdedigen. Dat hij een ketter was is nog steeds de algemeen aanvaarde orthodoxie maar zijn herontdekte commentaar op Romeinen, waaruit we zo net een stukje hebben voorgelezen, toont aan dat hij een bijbelgetrouwe leraar was, in lijn met de voorgaande traditie.

    Het oudere Ambrosiaster document, van de generatie van voor Augustinus en Pelagius, bevat een soortgelijk idee: “Gelukkig zegt Paulus ons dat we zullen verrijzen indien we verenigd zijn met Christus en de gelijkenis van zijn dood, met andere woorden, indien we al onze slechtheid aan de kant hebben gelegd in de doop en, overgebracht zijnde in een nieuw leven, niet meer zondigen. Op deze manier zullen we zoals Hem [Christus] zijn in zijn opstanding, omdat de gelijkenis van zijn dood een soortgelijke opstanding veronderstelt.”[14]

    Op dezelfde manier moeten wij ons oude leven achterlaten, en door het water binnengaan in een nieuw leven, dat gericht is op het komende koninkrijk van God. – Maar nog steeds is dit niet het koninkrijk. – Dit is een werkelijk transformerende kracht. Diegenen die zich gaan laten dopen moeten bereid zijn al het oude, zondige achter te laten voor hun doop. Ze mogen echt verwachten dat hun leven vernieuwd en gezuiverd zal worden wanneer ze zich door de doop onderwerpen aan Christus (Mattheüs 28:18-20).[15] Een doop is een volledige onderdompeling, een sterven aan onze oude, zondige zelf. Zo geven we alles, ja ons hele leven en onze hele wil over aan Christus. Ook laten we ons onderdompelen in zijn liefde. Ik herhaal nogmaals dat, zoals we kunnen opmaken uit onze Romeinen tekst, volgens Paulus het oude leven sterft in de doop en dat diegenen die dus al gestorven zijn aan deze zondige natuur hunzelf moeten beschouwen als dood voor de zonden en opgestaan in een nieuw leven met de opgestane Heer, in een vereniging met Christus, door het geloof.[16] Want, in Hebreeën 11:16b staat geschreven:

    ‘16b. hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd”’

    Door het verbond met Christus is God nu al onze God. Maar, net zoals de geloofshelden uit Hebreeën 11, de vroege christenen, en de christenen erna, kijken wij uit naar de komst van Jezus Christus en de komst van de stad van onze God, zoals Johannes schreef:

    “2. Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. 3. Toen hoorde ik een luide stem, die vanaf de troon riep: ‘Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. 4. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’” (Openbaringen 21:2-4)

    “want al het oude is voorbij.” In zekere zin gebeurt dit nu al. Alle gedoopte christenen moeten beseffen dat ze al binnengetreden zijn in een nieuw en heilig leven, verwachtende de stad Gods. Ze zijn al ingeschreven als burgers in die stad (Hebreeën 4:16; 12:22-23). We mogen allen beseffen dat we al als individuen en als kerk in zo een relatie staan met de Godmens Jezus, de Koning van de stad die zal neerdalen uit de hemel. Dit was de hoop van de geloofshelden van de Hebreeënbrief, wiens geloof gefocust was op deze eeuwige stad, hun vaderland (Hebreeën 11:10, 16).[17] Deze stad, in tegenstelling tot Nimrods stad, of de stad van één of de andere farao of dictator, zal eeuwig blijven bestaan.[18] Dan zal volledig vervuld worden wat in Jesaja 9:1-7 staat geschreven en wat al ten dele vervuld is:

    “Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet een helder licht. Over hen die wonen in een land vol duisternis gaat een stralend licht op. Uitbundig laat U hen juichen en U overstelpt hen met vreugde; zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit. Want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijver, U breekt ze stuk als op de dag van Midjan. Want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand, en verteerd door het vuur. Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem wonder van beleid, goddelijke held, vader voor eeuwig, vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en onderhouden door recht en gerechtigheid vanaf nu en voor altijd. De geestdriftige liefde van de HEER van de machten zal dit teweegbrengen.”

    Deze belofte was ook al gegeven aan een afstammeling van Abraham, zoals u kan lezen in Genesis 49:10: “Van Juda zal de scepter niet wijken, de staf zal niet verdwijnen tussen zijn voeten, totdat hij verschijnt die hem [Juda] leiden mag; hem [Christus] zijn de volken gehoorzaam.”[19]

    Deze belofte is volledig nedergedaald op de Leeuw van Juda.[20] Laat ons ons dus nu al volledig onderwerpen aan de liefde van Christus en aan Christus zelf door gehoorzaamheid aan Hem door het geloof, door de doop, en door blijvend vertrouwen. Dan zullen we zijn licht, vreugde, en bovenal zijn liefde ervaren. Er is ruimte voor nieuwe hoop als we onze hoop volledig vestigen op Christus. Er is ruimte voor nieuw, bruisend leven, indien ons leven gebouwd is op het fundament Gods, het eeuwige fundament. Ik geloof dat de geestelijke verduistering van Europa kan worden teruggekeerd, zodat de heilige Kerk in Europa weer het eeuwige licht van het evangelie kan schijnen, beginnende in ons dorp, Vlaanderen, België, de Benelux, Europa, en ja, de hele wereld.[21] Het gaat niet om onze koninkrijken maar het gaat om het Eeuwige koninkrijk van God de Vader. Franciscus zei het als volgt: “De Heer van genade gaat beslag leggen op ons hart. Hij wil ons helemaal benutten: onze ogen, onze mond, onze handen en voeten, onze gedachten en gevoelens.”[22] “Heer, U bent het licht in onze duisternis. U hebt over ons mensen gezegd: ‘Uit het hart komen voort boze gedachten; moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering’ (Mt.15,19). Maar u bent tot ons gekomen om onze duisternis te veranderen in uw helderheid. Kom dan, Jezus, met uw licht en laat ons de waarheid zien waaruit wij leven. Eén enkel ogenblik is voor u voldoende.”[23]

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2018. Ze werd op 24 september en op 1 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is de oorspronkelijke lange versie.

    Voetnoten:

    [1] In tegenstelling tot apiru, zie Robin Routledge, Old Testament Introduction: Text, Interpretation, Structure, Themes (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2016), 81-82.

    [2] Gebaseerd op Bruce, Commentary on the Epistle to the Hebrews, 304-305. Zie ook A. van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament (Kampen: Kok Voorhoeve, 1993), 17-18.

    [3] Boek van Jasher.

    [4] Lees Routledge, Old Testament Introduction, 238-239 voor de roeping van Abraham als een nieuw begin.

    [5] Idem, Old Testament Theology: a Thematic Approach (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2008), 158(, 165, voetnoot 22), 166-167, 172. Zie ook Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse bijbel, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 188, 230-231, 260-261.

    [6] Zie ook van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 16-18.

    [7] Deels gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5025-5031). Kindle Edition.

    [8] Het voorgaande is gebaseerd op Herbert Wolf, An Introduction to the Old Testament Pentateuch (Chicago: Moody Publishers, 1991), 129-130. Deze connectie wordt ook gemaakt in Theologie van het Oude Testament, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, 406-408.

    [9] Voor een interessante uitbreiding over Abraham en Mozes, lees Paul Copan, Is God a Moral Monster? Making Sense of the Old Testament God (Grand Rapids, Michigan: Baker Books, 2011), 43-46.

    [10] van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 23. Zie ook Claus Westermann, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament (Kampen: J. H. Kok, 1981), 41-42, 77.

    [11] Deze zin is gebaseerd op Routledge, Old Testament Theology, 162. (Zie ook de verwijzingen naar John Bright, Covenant and Promise (London: SCM, 1977), 35, 43. Stephen L. Cook, The Social Roots of Biblical Yahwism, Studies in Biblical Literature 8 (Leiden: Brill, 2004). Walther Eichrodt, Theology of the Old Testament, Volume 1 (London: SCM, 1961), 37.)

    [12] Dit idee komt overeen met F.F. Bruce, The Epistle of Paul to the Romans: An Introduction and Commentary (London: Tyndale Press, 1963), 137.

    [13] Pelagius, Pelagius’ Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:4, genomen uit Theodore de Bruyn, Pelagius's Commentary on St. Paul's Epistle to the Romans: Translated with Introduction and Notes (Oxford: Clarendon Press, 1993), 96-97.

    [14] Ambrosiaster, Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:5, genomen uit Gerald L. Bray, Commentaries On Romans and 1-2 Corinthians - Ambrosiaster (Downers Grove, Illinois: InterVarsity Press, 2009), 48.

    [15] Voor de doop om een bekeerling te zijn en de vernieuwende werking, al bij de Joden, zie Alfred Edersheim, The Life and Times of Jesus the Messiah , Volume 2 (Grand Rapids, Michigan: Eerdmans, 1947), 745-747. In ons voorbeeld worden ze bekeerlingen van Jezus de Messias.

    [16] Bruce, Romans, 136-137.

    [17] Merrill C. Tenney, Interpreting Revelation (Grand Rapids: Eerdmans, 1957), 92-94, 133. A. J. Visser, De Openbaring van Johannes (Nijkerk: G. F. Callenbach, 1972), 249-250. Grant R. Osborne, Revelation Verse by Verse (Bellingham, Washington: Lexham, 2016), 337-341.

    [18] Francis A. Schaeffer, Basic Bible Studies (Wheaton, Illinois: Tyndale House Publishers), 84.

    [19] Dit stuk is gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5031-5038). Kindle Edition.

    [20] Naar ibid., Kindle Locations 40036-40038.

    [21] Zie ook Routledge, Old Testament Theology, 173-174.

    [22] A. van Corstanje, Franciscus, Bijbel der Armen (Haarlem: J. H. Gottmer, 1976), 115.

    [23] Ibid., 155.


    Categorie:Preken
    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs