Kies Keurig
Links
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
  • Mijn engelstalige website (uitgebreider)
  • Recensies
    Zoeken in blog

    Inhoud blog
  • Herders zijn
  • De stille Stem van God
  • De Dwaasheid der Prediking
  • Geloofsopvoeding
  • God is Liefde
  • Vertrouwen en Moed
  • Christenen die Familiebanden herstellen
  • Geldbeheer of Afgoderij?
  • Kerstpreek
  • Een Preek over Evangelieverkondiging
  • De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus
  • Trouw aan Jezus Christus is Noodzakelijk
  • Liturgie van het Avondmaal voor een Evangelische Kerk
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 2
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 1
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 2
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 1
  • Avondmaalsviering bij "Wie bepaalt jouw agenda?"
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest
  • Over Hulp die we mogen verwachten van de Heilige Geest
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 2 – vervolg
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 1 – introductie
  • Als het even niet meer gaat… Een Paaspreek
  • Enkele "Verbannen" Delen van het Evangelie
  • Enkele Overdenkingen bij het Avondmaal
  • Preek voor de bevestigingsdienst
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 2 (vereenvoudigd)
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 1 (vereenvoudigd)
  • Een huwelijk
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (korte versie)
  • Bijdrage aan "Diversi-Date: 'Vredevol samenleven in diversiteit.'"
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (lange versie)
  • Een Preek over Twee Verschillende Bomen (versie 2a)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid (korte versie)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid
  • Bijbels Ouderlingschap
  • Avondmaal bij Bijbels Leiderschap
  • Bijbels Leiderschap
  • Waarom herdenken we de Dood van de levende Christus?: een korte Overdenking bij het Avondmaal
  • De Kroon van Volharding
  • De Tempel, het Paradijs en het Avondmaal
  • Over helden die ons een voorbeeld geven om na te volgen
  • Over de Doop en het Vasten van Jezus onze Heer
  • Galaten hoofdstuk 6: hoe behoren we onszelf te gedragen en hoe behoren we elkaar te behandelen?
  • Galaten hoofdstuk 5: bouw op je fundament!
  • Jezus Christus: de voorafgebeelde Vervuller van het Oude Testament en de gegeven Liefde van God: een overdenking bij de menswording van het Woord van God
  • Galaten hoofdstuk 4B: laat u niet weer manipuleren en tot slaven maken
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 104
  • De Eerste Protestantse Splitsing: de Letterlijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in Brood en Wijn of een Representatie? Wat met Andersdenkenden? (Een Overdenking bij het Avondmaal)
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 23
  • Galaten hoofdstuk 4A: van Slavernij tot Vrijheid
  • Onze Vader en het Avondmaal
  • Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap
  • Het Tegengif – Een Overdenking bij het Avondmaal
  • Galaten hoofdstuk 3: De Kar vóór het Paard – de Juiste Volgorde van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 2: Verdedig de Waarheid van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 1: Trachten wij Schijnbroeders te behagen?
  • Overdenking bij het Avondmaal / Pasen
  • Volg het Woord, wees een woord
  • Een preek over de liefde ter gelegenheid van het feest van St. Valentijn
  • Kleine maar grote verschillen: vergelijkingen tussen Judas Isakriot en Simon Petrus, Martha en Maria Magdalena en Maria Magdalena en Simon Petrus
  • Focus niet op angst
  • Focus steeds op de Heilige Geest
  • Geniet van het leven
  • De boze wijngaardeniers
  • Psalm 25:1-11
  • Hoe God de vrouw eer geeft - oude versie
  • Wie bepaalt jouw agenda?
  • Een Vreugdevol Nieuwjaar
  • De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie
  • Mensen Uitnodigen tot Jezus
  • Ruth
  • Een Hoofd vol Vrede in plaats van een Hoofd vol Zorgen
  • De Macht van Jezus: Vergeving, Verzoening, en Herstel
  • De Macht van Jezus over onze Levens
  • De Macht van Jezus
  • De Geest en de Eucharistie
  • Herder of Wolf?
  • Nieuwjaarswensen
  • Een Preek over de Dwaalleer der Nicolaïeten en der Gnostici
  • Een Preek over Twee Bomen (versie 1a)
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest - originele versie
  • Enkele Leerrijke Elementen uit Gordon Fee en Douglas Stuart, "How to Read the Bible for All Its Worth"
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [korte versie]
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [lange versie]
  • Nieuwtestamentische Aansluiting
  • Genesis versus Egyptologie
  • IJsjeschristendom en Erfzondeleer
  • De Mens en zijn Zoektocht naar Voldoening en naar God
  • De Verkiezing in het Oude Testament
  • Persoonlijke Relatie met God in het Oude Testament
  • De Antichrist
  • Jeremia 11:11 uitgelegd
  • Onvoorwaardelijke Gehoorzaamheid
  • Zuiver van Hart
  • Waarin Geloven Pinksterchristenen?
  • Het Geloof in de Godheid van Christus is Noodzakelijk
  • Kladversie van "Het Geweten en de Gouvernementele Visie op het Zoenoffer in Relatie tot Evangelisatie"
  • Het Einde vanaf Het Begin
  • Dr. W.F. Dankbaar over Dwaalleraar Marcion
  • Dr. W.F. Dankbaar over De Gnostiek
  • Niet buigen
  • Jezus huilde
  • De 'Grote Toorn' over Israël (2 Koningen 3:27)
  • God bezoekt 2 Prostituees - De Parabel van De 2 Prostituees
  • Advent - De Verwachting van De Wederkomst van Christus
  • Romeinen in Perspectief
  • Waarom Ik hou van Mijn Lokale Kerk
  • De Drie-Eenheid in Jesaja 48:12-13,16
  • Genesis 3:22 leert niet dat De Mens aan God Gelijk is geworden
  • Een Facebook Gesprek over De Gouvernementele Theorie van Het Zoenoffer
  • Volgens De Bijbel zou Jij Dood moeten zijn
  • William Booth over De Gaven van De Geest volgens Gordon Lindsay
  • Recensies
  • John Wesley over Het Calvinisme volgens Gordon Lindsay
  • Leiders zijn niet gebaat bij Huldeblijken
  • Wat We in De Kerk nodig hebben
  • De Grenzen van Het Land van Belofte
  • Bijbels Verschil tussen Vreemdeling en Onbekende
  • Het Zondvloedverslag uit Het Gilgameš-Epos en Oudere Teksten versus Het Bijbelse Zondvloedverslag
  • Het Babylonische Scheppingsverhaal versus Het Bijbelse Scheppingsverhaal
  • Genesis 10 is geen Interpolatie
  • Één Paar of Zeven Paar
  • Het Verschil tussen De Namen Jahwè en Elohim
  • Het Bewijs van Onze Liefde voor Jezus
  • Losprijs Model van Het Zoenoffer
  • Tõledõt
  • 5 Redenen om De Sabbat te houden
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
    25-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Preek over de Dwaalleer der Nicolaïeten en der Gnostici

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2018-11-25-de-dwaalleer-der-nicolaïeten-en-der-gnostici-door-tom-torbeyns/]

    Vandaag wil ik het met u hebben over dwaalleer; meer bepaald over de dwaalleer der Nicolaïeten en der gnostici. Wat ik vandaag ga vertellen, kan verkeerd begrepen worden. Daarom moet ik u eerst eventjes iets vertellen:
    Ik geloof steevast dat we, als we gezondigd hebben, alleen door Gods genade en door ons vertrouwen in Jezus Christus te stellen, gered kunnen worden. Deze redding is een geschenk dat God ons geeft, we danken het niet aan onze eigen prestaties. Bijgevolg hebben we niets om over te bluffen (Efeze 2:8-9). We kunnen alleen maar smeken dat God ons genadig is, ons schoonwast van schuld, ons reinigt van zonde en ons weer de vreugde van zijn verlossing geeft, opdat blijdschap weer volop ons deel wordt (naar Psalm 51). Dan geldt voor ons:

    "Gelukkig de mens van wie een misstap is vergeven en van wie de zonde is toegedekt. Gelukkig de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent, van wie het geweten tot rust is gekomen" (Psalm 32:1-2, Willibrordvertaling 2012).

    In de context van deze psalm gaat het om het zichzelf beschuldigen; "ik was fout" en dit aan de Heer te belijden (zie vers 5). Als je zegt dat je fout zat, houdt dit in dat je je van je fouten afkeert.

    Hier knelt nu net het schoentje.

    In de tijd van de apostelen waren er twee soorten dwaalleraren (de Nicolaïeten en de Gnostici) die vandaag de dag ook populair zijn hoewel ze zich verschuilen onder andere namen en in andere vormen bestaan. Vandaag de dag hoor je hen met uitspraken zoals: “Ik ben positioneel rechtvaardig hoewel ik nog volop zondig.” Of “Als de Vader naar me kijkt ziet Hij mijn zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van mijn zonden.” Ze spreken dus niet van bekering. Ze spreken van rechtvaardiging zonder bekering. Deze dwaalleer is ook populair in de Protestantse en Evangelische kerken in België en deze dwaalleraren misleiden niet alleen anderen maar ze hebben ook zichzelf misleid zodat ze zelf niet beseffen of niet willen beseffen dat ze misleid zijn. Ze willen dit niet beseffen omdat ze de leugen meer liefhebben dan de waarheid, en de zonde meer liefhebben dan de gehoorzaamheid. Ze tolereren leugengeesten maar de waarheid tolereren ze niet. Ze geloven dat ze liefhebben maar hun tolerante liefde heeft niets met ware liefde en waarheid te maken. Het zou kunnen dat je zelf door dit soort mensen of geesten misleid bent.

    Hoewel ik jullie streng toespreek zijn mijn bedoelingen zuiver en goed. Ik spreek zo omdat ik deze en de andere kerken liefheb en ik graag zou willen dat de kerken zichzelf samen met God zullen bevrijden van deze dwaalleren, dwaalleraren, en dwaalgeesten en omdat ik wil dat niemand van deze kerkgemeente misleid zal worden door charismatische dwaalleraars die jullie oren masseren met mooiklinkende sprookjes die haaks staan op Gods waarheid. Op maandag zei ik tegen de beheerraad en de kerkenraad dat ik geen oorkietelaar zal zijn. Ik zal deze leugenaars, leugengeesten, en dwaalleer openlijk ontmaskeren met behulp van enkele geschriften van Johannes, namelijk de Openbaring van Jezus Christus aan Johannes en de Eerste Brief van Johannes. De waarheid kan je misschien kwetsen maar als je je er voor open stelt, zal ze je vrijmaken.

    We beginnen met het Boek der Openbaring. Ik verschaf jullie even wat achtergrondinformatie: Johannes ging volgens de overlevering naar Klein-Azië in Turkije. Hij was daar “overzichthouder” of opziener van de gemeenten in die streek waarvan hij er velen zelf had gesticht. Johannes werd naar het eiland Patmos verbannen waar hij een Openbaring van Jezus Christus ontving. Vanuit deze Openbaring moest hij enkele brieven schrijven naar lokale kerkgemeenten van die tijd. Deze brieven zijn opgenomen in de Bijbel opdat we er zelf van kunnen leren en er anderen vanuit kunnen onderwijzen. We gaan hier drie kerken kort bespreken, namelijk Efeze, Pérgamus, en Thyatira, in verband met de Nicolaïeten. We beginnen met Efeze, waar Jezus zegt:

    “Schrijf aan den engel der kerk te Efese. Dit zegt Hij, die de zeven sterren houdt in zijn rechterhand, die rondgaat te midden der zeven gouden luchters: Ik ken uw werken, uw zwoegen en uw geduld; en Ik weet, dat ge de bozen niet kunt verdragen. Ge hebt hen, die zich apostelen noemen – maar ze zijn het niet – op de proef gesteld, en ze leugenaars bevonden. (…) Dit echter hebt ge vóór, dat ge de werken der Nikolaieten haat, die Ik ook haat. Wie oren heeft, die hore wat de Geest zegt tot de kerken: Wie overwint zal ik doen eten van de boom des levens, die staat in het Paradijs van God.” (Openbaringen 2:1-2,6-7)

    Efeze is een kerk die bekend stond om haar orthodoxie; haar zuiverheid van leer, haar ontmaskering van leugenaars, en haar haat voor de werken der dwaalleraars. Bij hen kwam de leer der Nicolaïeten niet eens binnen.

    De volgende kerk is de kerk van Pérgamus:

    “Schrijf aan den engel der kerk te Pérgamus. Dit zegt Hij, die voert het scherpe tweesnijdende zwaard: (…) Maar ik heb enkele dingen tégen u. Want ge hebt er daar, die de leer van Bálaäm volgen, van hem, die Balák een struikelblok leerde leggen voor Israёls zonen, om afgodenoffers te eten en ontucht te plegen; zó hebt gij er ook, die de leer der Nikolaieten volgen, die hetzelfde beoogt. – Bekeer u dus! Zo niet, dan kom Ik schielijk op u af; en Ik zal strijd tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond. Wie oren heeft, die hore wat de Geest zegt tot de kerken: wie overwint, zal Ik van het verborgen manna geven.” (Openbaringen 2:12,14-17a)

    In de kerk van Pérgamus zien we dus al wel dat sommigen misleid zijn door de leer der Nicolaïeten; sommigen onder hen namen wel hun tolerantie voor zonden over en probeerden anderen te misleiden door hun tolerantie van zonde aan te praten; ze zeiden misschien enkele van de volgende dingen: “God begrijpt het wel als je een beetje zondigt… Je kan toch niet zondeloos zijn?! We zijn toch maar zwakke mensen… Iedereen is een zondaar… God ziet ons als rechtvaardig, hoewel we zondigen...” Gelukkig was het merendeel nog niet misleid in deze kerk maar ze tolereerden wel al deze dwaalleer der wetteloosheid die tot zonde leidt.

    De volgende kerk is die van Thyatira:

    “Schrijf aan den engel der kerk te Tyatira. Dit zegt de Zoon van God, die ogen heeft als een vuurvlam, wiens voeten zijn als glanzend koper: (…) Maar ik heb tégen u, dat ge de vrouw Izébel laat begaan, die zich profetes noemt, en door haar leer mijn dienaars verleidt, om ontucht te plegen en afgodenoffers te eten. Ik heb haar tijd gegeven, om tot inkeer te komen; maar ze wíl zich niet bekeren van haar ontucht. Zie, haar werp Ik op het bed; die overspel met haar plegen. Breng Ik in grote verdrukking, wanneer ze zich niet van haar werken bekeren; haar kinderen zal Ik doen omkomen door de dood. Dan zullen alle kerken weten, dat Ik het ben, die nieren en harten doorgrond, en dat Ik ieder van u naar uw werken vergeld. Aan de anderen van Tyatira, aan hen, die deze leer niet aanvaarden en de diepte van Satan niet kennen, zoals men dat noemt; aan u zeg Ik: Ik leg u geen andere last op; houdt slechts vast, wat gij hebt, totdat Ik kom. Wie overwint, en ten einde toe mijn werken volbrengt, hem zal Ik macht over de heidenen geven.” (Openbaringen 2:18,20-26)

    Izebel was waarschijnlijk een leidster van de Nicolaïeten. In de kerk van Thyatira is het zo ver gekomen dat van binnenuit de leer der Nicolaïeten werd gepromoot vanuit een totaal tolerante positie. Wat de eerste kerk buiten hield, wat door sommigen van de tweede kerk werd geloofd, werd openlijk gedaan en gepromoot door de derde kerk. Van kwaad naar erger. Uit liefde mogen we zo een negatieve evolutie niet tolereren. We moeten de val van christenen tegengaan. De Nicolaïeten zijn diegenen die de ware christenen kunnen overwinnen, onderwerpen en vernietigen door hen te verleiden tot liberalisme, valse tolerantie voor-, en slavernij van de zonde (Νικολαΐτης betekent namelijk “zegeviering over- of vernietiging van mensen”), maar Jezus draagt ons op om niet geestelijk vernietigd te worden door deze dwaalleer der Nicolaïeten, maar om haar te overwinnen (in de Griekse tekst is dit het woord νικῶν, dat we al verschillende malen tegenkwamen in deze teksten), en om deze dwaalleer te haten en te verafschuwen (μισῶ). Daarom moeten we gaan voor steeds meer zuiverheid en niet voor steeds meer zondigheid. De “diepte van Satan” is waarschijnlijk Johannes’ manier om te spotten met de diepe, geheime kennis der Nicolaïeten waar ware christenen niets mee te maken mogen hebben. Hier zullen we spoedig nog iets dieper op ingaan.

    Een ander geschrift van Johannes dat we zeer spoedig gaan bespreken is 1 Johannes. Ook hier beweert Johannes dat de christenen moeten vasthouden aan het eerste, het ware christendom, in plaats van af te dwalen door de invloed van dwaalleraren. Deze dwaalleraren beweerden dat ze geheime kennis bezitten. Ze stonden bekend als de gnostici [zij die weten]. Hun geheime kennis was de gnosis. Het is occulte, esoterische, verborgen kennis. Ze dachten diepere, geheime kennis te bezitten maar Johannes zegt dat deze schijnchristenen niet de diepe kennis van God bezitten maar wel “de diepte van satan”, die ware christenen niet hoeven te kennen, zoals we daarstraks al lazen (in Openbaring 2:24). Het volgende vers geeft aan dat de ware christenen geen extra, geheime kennis of nieuwe valse leer hoeven te hebben maar slechts hoeven vast te houden wat ze hebben; het ene oorspronkelijke geloof (Openbaringen 2:25; 2 Thessalonicenzen 2:15; Judas 1:3), zoals Johannes schrijft over de ware kennis die ware christenen hebben: ‘Maar gíj hebt de Zalving van den Heilige, en allen bezit gij kennis [sommige handschriften: “van God”; of, er kan ook gesteld worden: “en gij weet alles”]. (…) Wat u betreft: wat gij gehoord hebt van de aanvang af [dus het ene, oorspronkelijke geloof], het blijve in u. Waanneer in u blijft, wat gij van de aanvang af hebt gehoord, dan zult gij ook zelf blijven in den Zoon en in den Vader. (…) Dit alles schrijf ik u met het oog op hen, die u misleiden [πλανάω: van het rechte pad afleiden, van de waarheid naar de leugen, naar de zonde]. Wat toch uzelf betreft: in u blijft de Zalving, die gij van Hem ontvangen hebt; gij hebt dus niet nodig, dat iemand u leert. Maar juist zoals zijn Zalving het u leert, zó is dat alles ook waar en geen leugen [ψεῦδος: een leugen; misleiding; perverse, oneerbare, misleidende voorschriften]’ (1 Johannes 2:20,24,26-27).

     

    Hoe proberen deze dwaalleraars de ware christenen te misleiden? En hoe herkennen we deze misleiders dan? Om die vraag te beantwoorden, volgen hier enkele verzen van deze Brief van Johannes die we aan het bespreken zijn: “Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels te kennen: wie de gerechtigheid niet beoefent, is niet uit God. Evenmin hij, die zijn broeder niet liefheeft” (1 Johannes 3:10). “Zíj zijn uit de wereld; daarom spreken ze naar de wereld, en de wereld luistert naar hen. Wíj zijn uit God: wie God kent, luistert naar ons [dit is: is gezeggelijk]; wie niet uit God is, luistert niet naar ons [is niet gezeggelijk]. – Hieraan erkennen we de geest der waarheid en de geest der dwaling.” (1 Johannes 4:5-6) Net zoals de Nicolaïeten tot ontucht en afgoderij misleidden, stelt Johannes hier over de wetteloze misleiders: “Kinderen, laat niemand u misleiden. Wie de gerechtigheid doet, is rechtvaardig zoals Hij rechtvaardig is. Wie de zonde doet, is uit de duivel, want de duivel zondigt van het begin af.” (1 Johannes 3:7-8a, TELOS) “Wie zijn broeder haat, is een moordenaar; en gij weet, dat geen moordenaar het eeuwige leven behoudt.” (1 Johannes 3:15). Het zijn dus mensen die beweren dat hoewel we zondigen, we toch rechtvaardig zijn. Doet je dat niet denken aan uitspraken zoals: “Je bent positioneel rechtvaardig hoewel je nog volop zondigt.” Of: “Als de Vader naar je kijkt ziet Hij jouw zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van jouw zonden.” In tegenstelling tot deze uitspraken zei de rechtgelovige Justinus de Martelaar al in de tweede eeuw na Christus:

     

    'Als ze zich bekeren, kunnen allen die dit wensen genade ontvangen van God: en de Schrift zei al dat ze gezegend zullen zijn, zoals geschreven staat: "Gezegend de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent"; dit wil zeggen, wanneer hij zich bekeert heeft van zijn zonden, dan kan hij de kwijtschelding ontvangen van God; en niet zoals jullie julliezelf misleiden, en enkele anderen die hierin op jullie lijken, die zeggen dat hoewel ze zondaars zijn, ze God kennen en de Heer hen geen zonde zal aanrekenen.
    Als bewijs hiervoor [dat jullie julliezelf misleiden], hebben we de ene val van David, die kwam vanwege zijn opschepperij, die hem werd vergeven, wanneer hij zo treurde en weende, zoals geschreven staat.'
    - Justinus de Martelaar, Dialoog met Trypho, hoofdstuk 141.

     

    We moeten zulke dwaalleer dus niet geloven maar we moeten vasthouden aan het oorspronkelijke geloof. In tegenstelling tot deze dwaalleraren die de waarheid met de leugen vermengen stelt Johannes: “Ik schrijf u dan ook niet, omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat ge haar wèl kent, en weet, dat geen leugen deel uitmaakt van de waarheid.” (1 Johannes 2:21) Deze giftige slangen sluipen, net zoals hun vader de slang, binnen in het Paradijs (ik gebruik het hier vrij als een symbool voor de kerk) en zij stellen: “Gij zult volstrekt niet sterven. Maar God weet, dat uw ogen zullen opengaan (…).” (Genesis 3:4-5a) Dat zijn twee leugens in een zin en half. “Gij zult volstrekt niet sterven.” is gelijk aan “eens gered altijd gered” en “God weet, dat uw ogen zullen opengaan” is gelijk aan de occulte kennis, die niet van God komt. Dit is de diepte van satan, de ervaringskennis van goed en kwaad (Genesis 2:17; 3:22) waartoe ze de ware christenen proberen te misleiden. Ze leren namelijk dat je het slechte kan doen en toch de relatie met de Goede God kan behouden. Dat is niet waar. Je kan niet van de kennis van het kwaad en van het eeuwige leven eten. Het is òf een relatie met God òf een relatie met de zonde. God is licht zonder duisternis (Jakobus 1:17; 1 Johannes 1:5), laat ons licht zijn zonder duisternis zodat we niet verdwalen in de duisternis en van Hem vervreemd worden (1 Johannes 2:11). Jakobus leert ons dat we niet dubbelhartig mogen zijn en dat we ons van zulke dubbelhartigheid, indien die in ons aanwezig is, moeten bekeren (Jakobus 1:8; 4:8). Johannes leert zulke radicale stellingen ook aan de ware christenen en leert ons duidelijk wat we moeten doen. Als voorbeelden haal ik de volgende Bijbelverzen aan: “En de wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.” (1 Johannes 2:17, TELOS); “Als u weet dat Hij rechtvaardig is, erkent dan dat ieder die de gerechtigheid doet, uit Hem geboren is.” (1 Johannes 2:29, TELOS); “Want we onderhouden zijn geboden, en doen, wat Hem behaagt.” (1 Johannes 3:22b)

     

    Hij leert ons duidelijk dat we ons niet mogen laten beïnvloeden door zulk soort dwaalleraren, en dwaalgeesten maar dat we moeten blijven bij het oorspronkelijke evangelie en blijven bij de oorspronkelijke Jezus die ons het oorspronkelijke evangelie heeft gebracht. Als voorbeelden haal ik weer enkele bijbelteksten aan: “Wat u betreft: wat gij gehoord hebt van de aanvang af, het blijve in u. Wanneer in u blijft, wat gij van de aanvang af hebt gehoord, dan zult gij ook zelf blijven in den Zoon en in den Vader.” (1 Johannes 2:24) “En wat u betreft, de zalving die u van Hem ontvangen hebt, blijft in u, en u hebt niet nodig dat iemand u leert; maar zoals zijn zalving u over alles leert, en waar is en geen leugen, en zoals zij u geleerd heeft, blijft in Hem.” (1 Johannes 2:27, TELOS) “Ieder die in Hem blijft, zondigt niet; ieder die zondigt, heeft Hem niet gezien en Hem niet gekend.” (1 Johannes 3:6, TELOS) “Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, omdat Diens zaad in hem blijft; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.” (1 Johannes 3:9, TELOS) “Wie zijn geboden onderhoudt, blijft in Hem en Hij in hem.” (1 Johannes 3:24a) “Wij weten dat ieder die uit God geboren is, niet zondigt, maar wie uit God geboren is, bewaart zichzelf en de boze heeft geen vat op hem.” (1 Johannes 5:18, TELOS) We moeten blijven in gehoorzaamheid in Hem opdat er van ons en van de misleidde kerken in België zal kunnen gezegd worden: “Maar dit hebt u, dat u de werken van de Nicolaïeten haat, die ook Ik haat. Wie een oor heeft, laat hij horen wat de Geest tot de gemeenten zegt. Wie overwint, die zal Ik te eten geven van de boom van het leven die in het paradijs van God is” (Openbaringen 2:6-7, TELOS). De Heilige Geest is de Geest der waarheid. Laten we ons dus ver houden van ieder soort dwaling of zelfmisleiding.

     

    Deze preek werd ook gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 11 november 2022. De aangepaste versie is de bovenstaande.


    Categorie:Preken
    21-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Preek over Twee Bomen (versie 1a)

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/annick-vanblaere/2018-10-21-een-preek-over-twee-bomen-door-tom-torbeyns/]

    Voor deze preek moet je twee bomen in je gedachten hebben; een goede, gezonde boom, en een slechte, zieke, verdorrende boom. Deze soorten bomen stellen twee soorten mensen voor. De ene boom is geplant in God de Vader en wordt gevoed door de Heilige Geest die wordt voorgesteld door het levende water, de andere is op zijn minst deels geplant in een andere bodem, en wordt deels gevoed met datgene wat niet van God komt. Het verschil tussen een boom en een mens is dat een boom geen vrije wil heeft. Een boom kan zich niet verplaatsen. Waar een boom is geplant, daar blijft hij. Wij hebben wel de keuze om onze wortels te verplaatsen. Het is de bedoeling dat je tijdens deze prediking biddend je eigen hart onderzoekt en jezelf afvraagt welk soort boom je bent. Indien je een slechte of gewoon een verziekte boom bent, kan je je wortels alsnog verplaatsen.

    Ter illustratie beginnen we met een trieste tekst uit Jeremia:

    “Is ooit een volk van goden veranderd? En dat zijn niet eens goden! Maar mijn volk heeft zijn machtige God vervangen door een god die niet helpt. Hemel, schrik hier heftig van, huiver en beef – godsspraak van de HEER – want mijn volk heeft dubbele misdaden begaan. Ze hebben Mij verlaten, de bron van levend water, en ze hebben regenbakken gemaakt, die gebarsten zijn en die geen water kunnen houden. Israël is toch geen knecht; hij is ook niet als slaaf geboren! Hoe is hij dan een prooi geworden waartegen de leeuwen brullen!”
    - Jeremia 2:11-15a (WB)

    Deze tekst gaat niet over bomen maar we kunnen ze verbinden met onze analogie over bomen. Wat een prachtige symbolisme komen we toch tegen in deze tekst. God is de bron van levend water, toch verwachten deze “bomen” het benodigde water van ergens anders. Ze kunnen het benodigde water zelfs niet meer opslaan in hun systeem, ja, ze kunnen het zelfs niet verkrijgen van die afgoden. Ze worden hun afstervende slaven, en worden toch nog steeds genadeloos door hen opgejaagd als prooien. Zulke verslavende afgoden kunnen verscheidene dingen zijn waaraan je verhangen bent: pornografie, roken, drinken,… een ander voorbeeld dat in me opkwam, vooral voor de dames onder ons, was Instagram, Facebook, en soortgelijke apps. Vele vrouwen zitten op deze apps. De gevolgen hiervan zijn dat ze hun uiterlijk gaan vergelijken met gefotoshopte vrouwen die er beter uitzien dan henzelf. Hierdoor gaan ze van zichzelf een negatief zelfbeeld krijgen en zullen ze hun wortel niet langer geplant hebben in het feit dat ze door God wonderbaarlijk gemaakt zijn. (Psalm 139:14) Wat nog erger is is dat sommige “christelijke” vrouwen zichzelf schaarser kleden, omdat dat zogezegd “the new normal” is. Zulk gedrag mogen jullie als christelijke vrouwen niet aanvaarden. Het strookt niet met de wet van de liefde (Markus 12:30-31), en het kan jullie broeders ten val brengen, waarvoor jullie zelf zwaar zullen aansprakelijke worden gesteld tijdens Gods dag van het oordeel (Mattheus 18:6-7).

    In schril contrast met de boom die zijn water probeert te halen uit de wereld, uit dat wat niet van God is, staat de goede boom:

    “Maar gezegend de man, die op Jahweh vertrouwt, En zijn hoop stelt op Jahweh. Hij is als een boom, aan het water geplant, Die zijn wortels schiet in de beek: Die dreigende hitte niet vreest, En wiens blad niet verwelkt; Die in droge jaren niet kwijnt, Maar altijd vruchten blijft dragen.”

      - Jeremia 17:7-8 (CV)

    Dit is een boom die geplant is in de HEER (Jahweh), en zich voedt met de Heilige Geest. Verder kan men lezen over deze boom:

    “Gelukkig is iemand die niet luistert naar slechte mensen, die nee zegt tegen hun verkeerde plannen. Als slechte mensen spotten met God, doet hij niet mee. Maar hij is blij met de wet van de Heer. Daar is hij dag en nacht mee bezig. Het gaat altijd goed met hem. Hij lijkt op een boom aan het water. De boom geeft vruchten, ieder jaar opnieuw, en zijn bladeren blijven altijd groen.”

    - Psalm 1:1-3 (BGT)

    Deze boom heeft zijn wortels niet geplaatst in het advies van slechte mensen, maar in het advies van God, ja, in God zelf. Daarom is hij gezond en weet hij waarom hij best nee kan zeggen tegen het advies van slechte mensen; hij weet dat zulk advies zijn gezonde leven en zijn gezonde groei belemmert.

    Het concept van deze twee soorten bomen gaat helemaal terug tot het begin der mensheid, toen Adam in de tuin van Eden aanwezig was; “Midden in de tuin stonden twee bijzondere bomen. Als je van de ene boom gegeten had, bleef je altijd leven. En als je van de andere boom gegeten had, wist je wat goed was en wat kwaad was.”
    - Genesis 2:9b (BGT)

    Dus, de ene boom brengt enkel leven voort, terwijl de andere boom je ook de andere kant; de dood laat zien. Over deze laatste boom stond geschreven: “En Jahweh God gaf den mens het volgend gebod: Van alle bomen uit de tuin moogt ge eten: maar van de boom der kennis van goed en kwaad moogt ge niet eten: want wanneer ge daarvan eet, zult ge sterven.”

    - Genesis 2:16-17 (CV)

    Het was nooit de bedoeling dat de mens zichzelf zou voeden vanuit een andere bron met datgene wat niet van God komt. Maar de duivel misleidde de mens en de mens luisterde naar zijn advies. Dit kan u zelf lezen in Genesis hoofdstuk 3. Het gevolg was dat: “De HEER God zei: ‘Nu de mens in de kennis van goed en kwaad als een van Ons is geworden, wil Ik voorkomen dat hij zijn hand uitstrekt en ook van de boom van het leven plukt. Door daarvan te eten, zou hij eeuwig blijven leven!’ Daarom verwees de HEER God hem uit de tuin van Eden, en moest hij de grond gaan bebouwen waaruit hij was genomen. Hij verjoeg dus de mens uit de tuin, en aan de oostkant van de tuin van Eden plaatste Hij de kerubs en de vlam van het wentelend zwaard, om de weg naar de boom van het leven te bewaken.”
    - Genesis 3:22-24 (WB)

    Merk op dat je dus niet zowel van de boom van het kwaad kan eten als van de boom van het leven. Kies welke boom jij zal zijn! Kies in welke grond jij je wortels zal planten! Kies welke vruchten jij zal eten! Als je voor het laatste, verslavingen, zonde,… kiest, begin je te verdorren, en wordt je automatisch uitgesloten van het eeuwige leven; “Weet gij dan niet, dat zij die onrecht doen, geen deel zullen hebben aan het koninkrijk Gods?” – 1 kor 6:9 (CV) en “Pas op, je kunt God niet bedriegen. Uiteindelijk geeft hij je wat je verdient. Als je je laat leiden door slechte verlangens, blijft er niets van je over. Maar als je je laat leiden door de heilige Geest, krijg je het eeuwige leven.”
    - Galaten 6:7-8 (BGT)

    Je vraagt je misschien af: “Staan mijn wortels in de dood of in het eeuwige leven? Hoe kom ik dan te weten welk soort boom ik ben?”
    Welnu, je kijkt naar de vruchten die je voortbrengt. Voor een slechte boom geldt: “De uitingen van een zondig leven zijn bekend, zoals ontucht, onreinheid, losbandigheid, afgodendienst, toverij, vijandschap, twist, afgunst, woede, intriges, ruzies, partijdigheid, jaloersheden, drinkgelagen, orgieën en dergelijke meer. [Dan zegt Paulus weer:] Ik waarschuw u zoals ik u al eerder gewaarschuwd heb: wie zich zo misdragen, zullen het koninkrijk van God niet erven.”

    - Galaten 5:19-21 (WB)

    Ook onze Heer Jezus Christus leert ons:

    “Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort. Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een zieke boom geen goede. [Net zoals Paulus geeft Hij ons een sterke waarschuwing:] Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur gegooid. Aan hun vruchten zul je ze dus kennen.”

    - Mattheus 7:17-20 (WB)

    Voor een goede boom geldt:

    “Maar de vrucht van de Geest is liefde, vreugde, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, vertrouwen, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.”
    - Galaten 5:23 (WB)

    Of je een goede of een slechte boom bent, wordt praktisch door je geuit, bijvoorbeeld door de woorden die je spreekt:

    “Als een mens iets goeds zegt, heeft hij een gevoel van welbehagen, hij voedt zich met de vruchten van zijn mond. Woorden hebben macht over leven en dood, wie zijn tong koestert, plukt daarvan de vruchten.”

    - Spreuken 18:20-21 (NBV)

    Als je bemerkt dat je een slechte boom bent geweest, dat je je hebt laten leiden door al het wereldse afval dat je in je wortels opgeslorpt hebt, wat is daar dan het tegengif voor? Om het tegengif te nemen moet je tot het besef komen dat je vergiftigd bent:

    [Jezus waarschuwde namelijk:] “Ge zegt: Ik ben rijk, ik heb overvloed en heb behoefte aan niets; daarom beseft ge ook niet, dat ge ellendig zijt en erbarmelijk, arm, blind en naakt. Ik raad u aan, om goud van Mij te kopen, door vuur gelouterd, opdat ge rijk moogt worden; en witte klederen, om ze aan te trekken, opdat de schande uwer naaktheid niet aan de dag zal komen; en zalf, om uw ogen te zalven, opdat ge moogt zien. Ik bestraf en tuchtig al, die Ik liefheb. Doe dus uw best en bekeer u.”

    - Openbaringen 3:17-19 (CV)

    Deze tekst was oorspronkelijk geschreven aan de kerk van Laodicea, maar zou ze ook niet toepasbaar zijn op andere kerken in België, ja, zelfs op onze kerk? “ik heb overvloed en heb behoefte aan niets.” Is dit niet de ingesteldheid van vele christenen? We hebben het hier materieel zo goed dat we niet beseffen hoe geestelijk “ellendig en erbarmelijk, arm” we zijn. Zo arm zelfs dat we soms verblind zijn voor het geestelijke leven vanwege de dingen die we dagelijks zien en waaraan we o zo gewend zijn geraakt. Mijn vraag aan u is: zijn er zulk soort dingen die je beter niet bekijkt? Je kan ook doof geworden zijn. Zijn er dingen die je beter niet beluistert? Welk vuil moet je uit je ogen en oren doen? Moet je meer tijd spenderen met God om Hem beter te kunnen zien en horen? Heb je jezelf misschien te veel gevoed met wereldse dingen zodat de “buis” tussen jou en God misschien verstopt is geraakt?

    Er is goed nieuws. Al dit kan hersteld worden; Jezus heeft voor ons oogzalf om onze ogen te herstellen, en oorstokjes om onze oren uit te kuisen, indien we bereid zijn om ons af te keren van onze zonden. Zeg nooit: “Voor mij is het te laat, ik ben te ver afgedwaald, ik heb me te veel laten beïnvloeden door de wereld.” Er is goed nieuws voor u: “Zegt tot de harten in angst: Houdt moed, hebt geen vrees! Ziet, hier is uw God; Hij komt, om de wraak te voltrekken! God zal vergelden; Zelf zal Hij komen, om u te verlossen! Dan worden de ogen der blinden ontsloten, En de oren der doven gaan open; De lamme springt op als een hert, De tong van den stomme zal juichen! Zelfs in de steppe borrelen de wateren omhoog, En de beken in de woestijn; De gloeiende bodem wordt een plas, het dorre land een fontein.” - Jesaja 35:4-7a (CV) Jezus wil uw ogen, uw oren, en uw mond herstellen zodat je reine dingen ziet, hoort, en spreekt. Er zal “een bron ontspringen tegen zonde en onreinheid.” – Zacharia 13:1b (CV) En waarom zouden we nog langer verder drinken van de zonde en van de onreinheid? Zulk werelds water laat ons met als maar meer dorst achter maar het water dat Christus ons wil geven, zorgt er voor dat we geen dorst meer hebben (Johannes 4:13), zodat we geen behoefte meer hebben om onze wortels in ander water, water dat niet goed voor ons is, te plaatsen. Het goede, genezende water, dat voor ons allen beschikbaar is, stroomt van de Vader en van de Zoon tot ons: “ook toonde hij mij een stroom van het water des Levens, helder als kristal, opbruisend uit de Troon van God en het Lam.” – Openbaringen 22:1 (CV) en “Het water dat hen drenkt, stroomt uit het heiligdom.” – Ezechiël 47:12b (CV)

    Ik zeg nogmaals dat het verschil tussen een boom en een mens is dat een boom geen vrije wil heeft. Een boom kan zich niet verplaatsen. Waar een boom is geplant, daar blijft hij. Wij hebben wel de keuze om onze wortels te verplaatsen. De grootste zondaar, zieke, gebrokene,… is welkom om zijn of haar wortels te verplaatsen en te komen drinken van het goede water! Jezus nodigt je uit om gratis en voor niets te drinken van dit water van God en enkel van dit water: “Iedereen die dorst heeft, mag komen. Iedereen die wil, mag zomaar komen drinken van het water dat eeuwig leven geeft.” (Openbaringen 22:17b, BGT) En: “Als je dorst hebt, kom dan bij mij om te drinken!” (Johannes 7:37b, BGT)

    Wat is nu dit water dat stroomt vanuit het heiligdom, vanuit de troon van de Vader en van de Zoon? Zoals je verder kan lezen in het zevende hoofdstuk van het evangelie van Johannes, staat ook hier dit water symbool voor de Heilige Geest. (Johannes 7:39) Daarom, geef je zondige, onbevredigende levensstijlen op en kies om te leven vanuit de heilige Geest die je ware vervulling zal geven.


    Categorie:Preken
    23-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maria, de Apostelen en de Heilige Geest - originele versie

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/annick-vanblaere/2018-09-23-maria-de-apostelen-en-de-h-geest-door-tom-torbeyns/]

    De titel van deze preek is: “Maria, de Apostelen en de Heilige Geest”. Vandaag gaan we lezen uit het evangelie van Lukas en uit het boek Handelingen. Beide boeken zijn geschreven door dezelfde auteur, namelijk Lukas. Laten we even lezen uit Lukas hoofdstuk 1 en Handelingen hoofdstuk 1 en 2 om een feel te krijgen voor deze verhalen.

    Voor diegenen die het willen opschrijven, de Bijbelteksten die we vandaag zullen bespreken zijn: Lukas 1:26-38; Handelingen 1:8-14 en Handelingen 2:1-4,12-13,41,47.

    We beginnen met Lukas 1:26-38 (NBV):

    26 In de zesde maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazaret in Galilea,  27 naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria.  28 Gabriël ging haar huis binnen en zei: 'Gegroet Maria, je bent begenadigd, de Heer is met je.'  29 Ze schrok hevig bij het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting te betekenen had.  30 Maar de engel zij tegen haar: 'Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken.  31 Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen.  32 Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn vader David geven.  33 Tot in eeuwigheid zal hij koning zijn over het volk van Jacob, en aan zijn koningschap zal geen einde komen.'  34 Maria vroeg aan de engel: 'Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.'  35 De engel antwoordde: 'De Heilige Geest zal over je komen en de kracht van de Allerhoogste zal je als een schaduw bedekken. Daarom zal het kind dat geboren wordt, heilig worden genoemd en Zoon van God.  36 Luister, ook je familielid Elisabet is zwanger van een zoon, ondanks haar hoge leeftijd. Ze is nu, ook al hield men haar voor onvruchtbaar, in de zesde maand van haar zwangerschap,  37 want voor God is niets onmogelijk.'  38 Maria zei: 'De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.' Daarna liet de engel haar weer alleen.

    Dan lezen we Handelingen 1:8-14 (NBV):

    8 'Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.'  9 Toen hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen.  10 Terwijl hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen.  11 Ze zeiden: 'Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.'  12 Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand.  13 Toen gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jacobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jacobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jacobus.  14 Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.

    En, als laatste, lezen we Handelingen 2:1-4,12-13,41,47 (NBV):

    1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar.  2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde.  3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten,  4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. 12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: 'Wat heeft dit toch te betekenen?'  13 Maar sommigen zeiden spottend: 'Ze zullen wel dronken zijn.' 41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.

    De passage uit Lukas gaat over de aankondiging van Jezus’ geboorte. De passage uit Handelingen gaat over Jezus’ hemelvaart, de discipelen die samen met Maria in eenheid bij elkaar in gebed zijn, en de uitstorting van de Heilige Geest, alsook de groei van de gemeente te Jerusalem. In al deze passages zijn Maria en de Heilige Geest aanwezig.

    Als we deze teksten vergelijken, dan zien we dat er niet-toevallige overeenkomsten zijn tussen beide teksten. Deze parallellen zullen een outline (een structuur) vormen voor onze preek maar we zullen ook andere passages bespreken:

    • 2 maal wordt er een profetie uitgesproken dat de Heilige Geest over Maria en over de apostelen zal komen en dat ze kracht zullen ontvangen:
      • In Lukas 1:35 wordt dit omschreven als: “De Heilige Geest zal op u neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen.” (CV)
      • In Handelingen 1:8 staat: “Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.” (NBV)
    • 2 maal zien we als reactie complete gehoorzaamheid, het zich volledig overgeven aan de Heer:
      • In Lukas 1:38 staat: “Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (NBV)
      • In Handelingen 1:12-14 staat: “Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand. Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers.” (NBV)
    • 2 maal komt de Heilige Geest als een reactie op deze toewijding, deze gehoorzaamheid:
      • We lazen al in Lukas 1:38 dat “Maria zei: ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (NBV)
      • In Handelingen 2:1-4 staat: “Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.” (NBV)
    • 2 maal komt er een negatieve reactie van buitenaf: bespotting (of erger): Maria was zogezegd "onwettelijk" zwanger voor het huwelijk en de apostelen waren zogezegd "dronken vanwege wijn"
      • In Mattheus staat dit duidelijker vermeld dan in Lukas. We lezen in Mattheus 1:18-19a: “De afkomst van Jezus was als volgt. Toen zijn moeder Maria al was uitgehuwelijkt aan Jozef maar nog niet bij hem woonde, bleek ze zwanger te zijn van de heilige Geest. Haar man Jozef, die een rechtschapen man was, wilde haar niet in opspraak brengen.” (NBV)
      • In Handelingen 2:13b staat: “Sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’” (NBV)

    Vanwege haar zogezegde “onwettelijke” zwangerschap had Maria het risico om van overspel beticht te worden en als onreine, ontrouwe hoer uitgescholden te worden en gestenigd te worden. Jozef, haar verloofde, had volgens de Joodse Wet het recht om haar te laten stenigen vanwege haar zogezegde “onwettelijke” zwangerschap (Deuteronomium 22:20-21). Maar, staat er in Mattheus, “Haar man Jozef, die een rechtschapen mens was, wilde haar niet in opspraak brengen [m.a.w. hij wilde niet dat ze gestenigd zou worden] en dacht erover haar in het geheim te verstoten.” (Mattheus 1:29, NBV) Dit toont ons wat een goed man Jozef was, aangezien hij haar genade wou betonen. Maar, buiten steniging, was de kans dus ook heel reëel dat Maria haar verloofde zou verliezen.

    Zij wist dat al deze dingen mogelijk waren maar de genade van God, door de Heilige Geest gaf haar de kracht om met moed deze taak van zwangerschap, bespotting, doodsbedreigingen, eenzaamheid en bevalling aan te vatten. Dit alles gebeurde niet door menselijke kracht, noch door menselijk geweld maar door Zijn Geest (Zacharia 4:6). De Heilige Geest gaf aan haar de kracht.

    Zijn wij, net als Maria, ook zo vervuld door de Heilige Geest dat we geloven dat het onmogelijke zich zal manifesteren in ons leven? Zullen we vasthouden, in moeilijke tijden, aan Gods woord; aan Gods beloftes? Zullen we vasthouden door bespotting heen? Zullen we vasthouden als mensen ons dronken, krankzinnig, raar,... vinden? Wij hoeven het niet voor onszelf op te nemen maar God zal dit wel doen. God nam het immers op voor Maria. Jozef dacht dat ze overspel gepleegd had maar een engel kwam naar hem toe en maakte Jozef duidelijk dat het zo niet zat. De engel zei: “Jozef, zoon van David, wees niet bang je vrouw Maria bij je te nemen, want het kind dat ze draagt is verwekt door de heilige Geest.” (Mattheus 1:20, NBV)

    • 2 maal komt er op bovennatuurlijke wijze nageslacht uit voort, namelijk Jezus en geestelijke kinderen:
      • Jezus: “De Heilige Geest zal op u neerdalen, en de kracht van den Allerhoogste zal u overschaduwen; daarom ook zal wat uit u wordt geboren, heilig zijn, en de Zoon van God worden genoemd.” (Lukas 1:35, CV) en verder staat er geschreven in Lukas 2:6-7a: “Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene.” (NBV)
      • Geestelijke kinderen: “Degenen die zijn [Petrus’] woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.” (Handelingen 2:41, NBV) en “De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.” (Handelingen 2:47, NBV)

    De verwekking van Jezus gebeurde niet door eigen kracht, zoals er geschreven staat in Jesaja 7:14: ‘Daarom geeft de Heer zelf u een teken: Zie, de maagd zal ontvangen, en een zoon baren; zij zal hem noemen: “God-met-ons”’ (CV). Ook werden de geestelijke zonen niet toegevoegd aan de gemeente van Jeruzalem door de kracht van de gemeenteleden, zoals geschreven staat: “De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden.” (Handelingen 2:47, NBV) en “Wie hem [Jezus] wel ontvingen en in zijn naam geloven, heeft hij het voorrecht gegeven om kinderen van God te worden. Zij zijn niet op natuurlijke wijze geboren, niet uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God.” (Joh 1:12-13, NBV)

    Mag de Heilige Geest ook zo op een vruchtbare wijze in ons wonen? De bekende Rooms-Katholieke aartsbisschop Fulton Sheen zei het als volgt (ik parafraseer): ‘De Engel Gabriël zei tot Maria: "Zal jij God een Man schenken?" Hetzelfde wordt ook van ons gevraagd bij de doop: "Zal jij God een man schenken?". De man die wij God mogen schenken kan beschouwd worden als onszelf.’ Ik zou nog willen toevoegen bij broeder Sheen dat dit ook kan geïnterpreteerd worden als verwijzend naar onze geestelijke kinderen. Zullen wij God vele kinderen schenken? Zijn wij, net zoals Maria, in verwachting? Zijn wij in verwachting van vele geestelijke zonen en dochters?

    Kan de Heilige Geest ons zo gebruiken? Zullen we leven vanuit Zijn kracht? Als wij, zoals Maria, zeggen: “Mij geschiedde naar uw woord.”, dan zal God het voor ons opnemen. Hij zal ons beschermen als wij ons volledig overgeven aan Zijn wil. Dat moeten wij dan niet doen, God zal het voor ons doen. Laten wij ons focussen op het doen van Gods wil.

    Nog een laatste overdenking: we kunnen het leven van Maria beschrijven door 3 M’en; 3 maal de letter M: Maria als Maagd: zuiver leven (dit staat voor geen seks voor het huwelijk en zuiverheid in alle andere gebieden): “Maria vroeg aan de engel: ‘Hoe zal dat gebeuren? Ik heb immers nog nooit gemeenschap met een man gehad.’” (Lukas 1:34, NBV), Maria als DienstMeid des Heeren: gehoorzaam leven (open voor alles wat God met ons wil doen): “ ‘De Heer wil ik dienen: laat er met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’” (Lukas 1:38b, NBV), Maria als Moeder: volhardend en verdragend leven: “Zelf zult u [Maria] als door een zwaard doorstoken worden.” (Lukas 2:35a, NBV). Uit deze 3 M’en, Maagd, DienstMeid, en Moeder, kunnen we dus leren dat we rein, gehoorzaam, en volhardend en verdragend moeten zijn.

    Tot zover enkele van mijn overdenkingen omtrent het leven van Maria en de apostelen en hoe de Heiligen Geest in haar alsook in hen werkte. Nu is het aan jullie. [powerpoint:]

    Bespreek in groepjes van 4 (2 minuten per vraag + 1 minuut per antwoord)

    1. Wat hebt u geleerd van het leven van Maria?
    2. Waarin wilt u haar navolgen? Wat gaat u doen?
    3. Wat waren haar laatst gesproken woorden die opgeschreven zijn in de Bijbel? Wat kunnen we hier allen uit leren? [Antwoord: Joh. 2:5: "Wat Hij [Jezus] u ook zegt, doe dat."]

    Categorie:Preken
    09-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enkele Leerrijke Elementen uit Gordon Fee en Douglas Stuart, "How to Read the Bible for All Its Worth"

    Deze week was ik, om te groeien in de kennis van de Bijbel en in de kennis van het preken, verschillende boeken aan het lezen. Één van deze boeken was Gordon Fee en Douglas Stuart’s How to Read the Bible for All Its Worth (Grand Rapids, Michigan: Zondervan, 1982). Het leek me nuttig om een klein stukje van wat me is opgevallen te delen ter stichting van de leden van de gemeenten en haar leden. Meer specifiek: dit kleine tekstje kan de lezer enkele handige tools geven om de Bijbel beter te leren lezen.

    In het onderdeel over exegese gaf Gordon Fee advies over de correcte volgorde van het lezen van de Bijbel. Eerst moet de lezer kijken naar de historische context (de auteur, het doelpubliek, de achtergrond,…), dan naar de literaire context (vergeet vooral niet in paragrafen te denken), en pas uiteindelijk naar de hermeneutiek.

    De studie van de hermeneutiek betekent dat we gaan kijken naar wat de tekst nu voor ons betekent. Hiervoor moeten we ons gezond verstand gebruiken. De tekst kan niet betekenen wat het niet betekende voor de oorspronkelijke ontvangers. Indien de tekst spreekt over levenssituaties die we momenteel doormaken, dan is dit Gods woord voor ons in deze specifieke situatie. We mogen enkel de toepassing van deze tekst doortrekken indien we daarvoor toestemming krijgen vanuit een andere plaats in de Bijbel.

    We krijgen niet altijd alle informatie maar we moeten tevreden zijn met al de informatie die we krijgen. We mogen niet verder gaan dan de Bijbel door middel van eigen toevoegingen, wilde speculaties, enzovoort.

    Volgens Douglas Stuart leren de verhalen (narratives) van het Oude Testament ons meestal niet direct doctrines maar ze kunnen wel doctrines die ons ergens anders vanuit de Bijbel worden geleerd verhelderen. Ze leren ons wat er gebeurd is maar ze zijn niet altijd goede voorbeelden voor ons. Dit is ook het geval voor vele oudtestamentische personen. Deze narratives en personages moeten we beoordelen aan de hand van wat God ons duidelijk heeft geleerd in de Bijbel. Deze verhalen bevatten niet alles wat er is gebeurd, maar ze bevatten wel alles wat we moeten weten, en we moeten er tevreden mee zijn. Ze kunnen ons iets bijleren op zowel expliciete als impliciete wijze. De oudtestamentische verhalen draaien altijd om God, die de Held van deze verhalen is.

    Op dezelfde manier, verwijdert Fee zichzelf van de typische Evangelische restorationist visie die leert dat Handelingen de norm of het ideaal is. Fee ziet Handelingen als een narrative. Dit heeft als gevolg dat volgens Fee het niet Lukas’ bedoeling was om een patroon uiteen te zetten voor al de lokale kerken. Ook was het niet Lukas’ bedoeling om alle zaken te standaardiseren, en zelfs niet om een boek over kerkgeschiedenis te schrijven. Het was Lukas’ bedoeling om de bovennatuurlijke rol van de Heilige Geest in de westwaartse uitbreiding van het evangelie naar Rome te beschrijven. Zoals in de oudtestamentische narratives, stelt de narrative van Handelingen God voor als de ware Held van het verhaal en net zoals met de narratives van het Oude Testament kan hier dezelfde regel worden toegepast: wat slechts wordt verhaald of weergegeven mag nooit als normatief worden begrepen.

    Tevens leert Fee net hetzelfde als hij het heeft over de oudtestamentische Wet; enkel die geboden die expliciet worden herhaald in het Nieuwe Testament zijn nog slechts van toepassing, niet de rituele en civiele wetten van het oude Israël.

    Zoals we over de Brieven moeten denken per paragraaf, zo moeten we over de Profetische geschriften denken per orakel. Waar een orakel begint en eindigt is niet altijd even gemakkelijk te bepalen. Wel weten we dat de profeten meestal niet de verre toekomst voorspelden maar soms loopt een stukje van een profetie wel over in de verre toekomst. De meeste profetieën zijn dus, voor ons, reeds uitgekomen in het verleden. We mogen geen diepere betekenissen in de profetieën zoeken, behalve degenen die ons gegeven zijn in het Nieuwe Testament. De profeten van het Oude Testament leren ons dat we zowel zuiver in leer als zuiver in daden moeten zijn.

    Psalmen zijn niet bedoeld om ons doctrines of moraliteit bij te brengen maar om ons te helpen onszelf (met onze emoties, zorgen, hoop,...) uit te drukken naar God en om Zijn wegen te overwegen.

    Spreuken zijn bedoeld om visuele voorstellingen van adviezen te geven. Deze adviezen zijn niet theologisch, niet historisch, en niet geldend in elke specifieke situatie. Tevens kunnen we uit het boek Spreuken leren om niet alles te vergeestelijken maar om te beseffen dat God zei over de materiele wereld: "Het is goed" toen Hij die schiep, aangezien de spreuken gaan over praktische, aardse zaken. Natuurlijk wordt dit weer gebalanceerd door andere bijbelpassages die ons waarschuwen voor materialisme.

    Prediker leert ons het leven te bekijken vanuit een atheïstisch / deïstisch perspectief: de logische, koude gevolgen als God er niet zou zijn. Er zou dan geen beloning zijn voor goede daden en er zou dan geen straf zijn voor slechte daden. Maar God is er wel, daarom moeten we Hem vrezen en Zijn geboden onderhouden. Hij zal alle goede en slechte daden oordelen.

    Net zoals Prediker begint Job vanuit negatief advies. Het boek leert ons dat, in tegenstelling tot het negatieve advies van Jobs vrienden, niet alles wat gebeurt in dit leven Gods wil is of eerlijk is. In tegenstelling tot Prediker waar God, volgens het verkeerde advies, voorgesteld wordt als niet betrokken zijnde bij dit leven, is God, in het boek Job, “te betrokken” aangezien Hij zogezegd elk klein detail zit uit te meten om perfecte gerechtigheid te verschaffen in dit leven. Daarom zou dan al het goede en slechte dat je overkomt zogezegd te herleiden zijn tot of je God al dan niet behaagt. Voor alle duidelijkheid: dit is het verkeerde advies van Jobs vrienden. Dit verkeerde advies werd weersproken door Job – die het bij het rechte eind had – en ook door Jezus (Johannes 9:1-3).

    Het boek Openbaringen vormt een geheel opgebouwd uit paragrafen, waarin de details van de visioenen niet altijd een specifieke betekenis hebben. Van het begin tot het einde, presenteert dit boek een drama. Dit begint met de introductie van het verhaal, alsook de introductie van de personages. De latere visioenen bouwen verder op de eerdere visioenen en hebben hen nodig. Weeral moeten we eerst kijken naar wat dit boek betekende voor haar oorspronkelijke ontvangers (= de zeven kerken in Klein-Azië), en hoe [een deel van] deze profetieën al snel vervuld waren in hun leven. Slechts hierna kunnen we logischerwijze een hermeneutische toepassing vinden in het boek Openbaringen, zoals Gods troost en bemoediging voor hedendaagse kerken en individuele christenen die in onderdrukking leven. Een verdere suggestie voor het lezen en het bestuderen van dit boek is dat haar beelden over de toekomst slechts beelden zijn. Ze drukken een realiteit uit maar ze zijn zelf niet deze realiteit. Ook moeten niet alle details van deze beelden noodzakelijk vervuld worden. We zouden er goed aan doen om niet te speculeren over zogezegde vervullingen uit onze tijd. Er zullen weliswaar delen zijn die nog vervuld moeten worden maar we hebben geen sleutels gekregen om dezen te ontrafelen. Openbaringen 13-14 leert niet noodzakelijk dat er een specifieke, wereldwijde antichrist-leider zal komen, hoewel dit niet onmogelijk is. Wat er ook van zij, als het gaat om vage teksten mogen we niet met dogmatische zekerheid te spreken. Sommige beelden uit openbaringen zijn totaal eschatologisch en deze moeten we ze zo interpreteren. Ze zullen pas vervuld worden op het einde. We zijn niet zeker over de specifieke details maar we mogen wel zeker zijn dat Christus dit alles tot vervulling zal brengen. Laat deze zekerheid een waarschuwing maar ook een bemoediging zijn. Laten we luisteren naar het Woord en het gehoorzamen. Op het einde zullen we alles weten en begrijpen.



    17-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [korte versie]

    “13. In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd. 14. Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn naar een vaderland. 15. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, 16. maar hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd” (Hebreeën 11:13-16).

    Onze hoofdtekst, die we net gelezen hebben, komt uit het elfde hoofdstuk van de Hebreeënbrief. Het is een hoofdstuk over geloofshelden. Deze geloofshelden hadden hun vertrouwen vast gesteld op Jahweh, met een vaste hoop op de eeuwige stad Gods die onderbouwd is met eeuwige, blijvende fundamenten en totale rechtvaardigheid. Dit hele hoofdstuk van de Hebreeënbrief geeft ons voorbeelden van zulke vertrouwende en volhardende gelovigen, beginnende met Abel. We raken in deze preek slechts enkele voorbeelden aan. In feite, het woord Hebreeër zou afgeleid kunnen worden van het woord heber wat betekent “iemand van de overkant” of “iemand die oversteekt”. Dit betekent dus dat deze personen zijn overgestoken.[1] De Hebreeënbrief was ook geschreven aan Joodse christenen, die zijn overgestoken tot een nieuw leven in Christus en als buitenstaanders, emigranten, die “van de overkant” worden bekeken door hun vroegere Joodse broeders.

    In onze tekst staat: “Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd.” – Abraham noemde zich zo in Genesis 23:4. Daar zei hij: “Ik ben een vreemdeling en iemand die tijdelijk verblijft bij u” (vertaling van KJV). Ook zijn nakomeling Jakob zei tegen het einde van zijn leven dat hij zwierf (Genesis 47:9). Deze voorbeelden maken duidelijk dat ze hun vaderland nog niet hadden gevonden en dat ze verlangden, ja, zelfs gelovend uitkeken naar een toekomend vaderland.[2]

    Ons eerste voorbeeld dat we dus bespreken is de persoon Abraham. Hij is uiterst belangrijk omdat hij de vader van ons geloof is. Volgens een Joodse traditie was zijn vader Terach, de hogepriester in de afgodendienst van Nimrod, de God-hatende dictator die de toren van Babel liet bouwen als rebellie tegen Jahweh, de ware God. Abraham kwam dus uit een zeer occulte familie. In feite was iedereen in het occultisme terecht geraakt, met uitzondering van Abrahams voorouders Noach en Shem. Maar later stelde Abraham ook zijn vertrouwen op Jahweh, de ware God die hem riep, en verzette zich tegen de afgodendienst van Nimrod.[3] Nimrod zou 360 afgoden hebben gehad, dus eentje voor elke dag indien je met de maankalender telt. Maar de hoofdafgod van die regio was Inlel. Hij werd soms afgebeeld met bokkenpoten in een vakje, alsof hij van een andere dimensie komt en de duivel zelf is. Het kan de duivel niet schelen of je één afgod vereert, of meerdere goden, of zelfs miljoenen goden – zoals de Hindoes doen – en of je hem erkent of niet. Hij wil niet liever dan dat je je eigen toren van Babel bouwt, je eigen afgod, wat je eigen rebellie tegen God is. Hij is tevreden zolang je de ware God maar niet vereert en op Hem bouwt en Hem vertrouwt. Of je deze buiten-Bijbelse traditie gelooft of niet, de Bijbel leert ons dat “De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen(…)’” (Genesis 12:1).[4] We weten dat dit voor Abraham puur een zaak was van geloof omdat in de tijd van Abraham, de familie van een persoon uiterst belangrijk was. Het gaf je veiligheid en geborgenheid. Abraham wist niet waar hij heen zou gaan. Dit was dus puur een zaak van vertrouwen op God. De Hebreeënbrief stelt het zo voor: “8. Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. 9. Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; 10. want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is.” (Hebreeën 11:8-10) Het is ironisch dat Nimrod een reusachtige toren bouwde met een zeer sterk aards fundament en dat zijn toren door God zelf werd vernietigd, terwijl Abraham in een tent leefde zonder sterk aards fundament. Hoe kan dit toch? Abraham had een relatie met de ware God. Abrahams vertrouwen was gebouwd op Jahweh de Rots, nadat hij de afgoden achter zich liet. In die zin is Abraham de vader van ons geloof. Door zijn geloof – of vertrouwen, of gehoorzame relatie – heeft God hem gezegend met ontelbare nakomelingen en God beloofde hem dat in zijn nageslacht alle volkeren van de aarde gezegend zouden worden (zie ook Genesis 17:1-4). We mogen beseffen dat Abrahams roeping van godswege een significant keerpunt was. Het opende de weg voor alle natiën, die net getroffen waren door Gods oordeel, om de zegen van God te ontvangen.[5] Abraham zelf leefde als een vreemdeling en hij zag deze belofte nog niet in vervulling geraken. Hij kon enkel vertrouwen op Gods belofte.[6]

    Een tweede voorbeeld van een geloofsheld dat ik wil geven uit het boek Genesis is het voorbeeld van Mozes, een fysieke en geestelijke afstammeling van Abraham.[7] Net zoals Abraham werd Mozes geroepen door God (Exodus 3-4). Mozes is een belangrijk voorbeeld voor de Joden; aangezien hij de Israëlieten leidde uit Egypte, tot een tweede bestaan in vrijheid.[8] Het wordt naverteld door de schrijver van Hebreeën in verzen 24 tot 27 van hetzelfde hoofdstuk, dat is hoofdstuk 11. “24. Door het geloof heeft Mozes zelf, toen hij groot geworden was, geweigerd om door te gaan voor een zoon van de dochter van de farao. 25. Hij wilde liever mishandeld worden met het volk van God dan voor korte tijd profiteren van de zonde. 26. Voor hem was de smaad van de Messias kostbaarder dan al de schatten van Egypte, want hij hield het oog gericht op de komende beloning. 27. Door het geloof verliet hij Egypte zonder de woede van de koning te vrezen, want hij zette door, als ziende de Onzienlijke.” (Hebreeën 11:24-27).

    Egypte is voor de Joden het slavenhuis. Tevens stond Egypte bekend om haar afgoderij. Ze waren er slaven; letterlijke slaven en slaven van hun zonden. Toen ze uit Egypte, het land der zonden, trokken, kwam hun oude slavenmeester hen achterna. Echter “Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land; toen de Egyptenaren het probeerden, verdronken ze.” (Hebreeën 11:29). Vanaf ze door deze zee trokken, en hun oude slavenmeester verdronken was, kwamen ze als het ware terecht in een nieuw leven, onder een nieuwe Heer.[9] Natuurlijk moest dit ook een geestelijke realiteit worden in hun hart. Zoals Jozua zei: “Vrees dus de HEER en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. (…) Doe dan de vreemde goden bij u weg en buig uw harten naar de HEER, de God van Israël” (Jozua 24:14,23). Op dezelfde manier gaan de dopelingen door het water, en kiezen ze ervoor om geestelijk te verrijzen in een nieuw leven, bevrijd van de ketenen van de zonde.[10] Ze moeten hun oude levens achterlaten, en door het water binnengaan in een nieuw leven, dat gericht is op het komende koninkrijk van God. – Maar nog steeds is dit niet het koninkrijk. – Dit is een werkelijk transformerende kracht. Diegenen die zich gaan laten dopen moeten bereid zijn al het oude, zondige achter te laten voor hun doop. Ze mogen echt verwachten dat hun leven vernieuwd en gezuiverd zal worden wanneer ze zich door de doop onderwerpen aan Christus (Mattheüs 28:18-20).[11] Een doop is een volledige onderdompeling, een sterven aan onze oude, zondige zelf. Zo geven we alles, ja ons hele leven en onze hele wil over aan Christus. Ook laten we ons onderdompelen in zijn liefde. Ik herhaal nogmaals dat, zoals we kunnen opmaken uit onze Romeinen tekst, volgens Paulus het oude leven sterft in de doop en dat diegenen die dus al gestorven zijn aan deze zondige natuur hunzelf moeten beschouwen als dood voor de zonden en opgestaan in een nieuw leven met de opgestane Heer, in een vereniging met Christus, door het geloof.[12] Want, in Hebreeën 11:16b staat geschreven:

    ‘16b. hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd”’

    Door het verbond met Christus is God nu al onze God. Maar, net zoals de geloofshelden uit Hebreeën 11, de vroege christenen, en de christenen erna, kijken wij uit naar de komst van Jezus Christus en de komst van de stad van onze God, zoals Johannes schreef:

    “2. Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. 3. Toen hoorde ik een luide stem, die vanaf de troon riep: ‘Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. 4. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’” (Openbaringen 21:2-4)

    “want al het oude is voorbij.” In zekere zin gebeurt dit nu al. Alle gedoopte christenen moeten beseffen dat ze al binnengetreden zijn in een nieuw en heilig leven, verwachtende de stad Gods. Ze zijn al ingeschreven als burgers in die stad (Hebreeën 4:16; 12:22-23). We mogen allen beseffen dat we al als individuen en als kerk in zo een relatie staan met de Godmens Jezus, de Koning van de stad die zal neerdalen uit de hemel. Dit was de hoop van de geloofshelden van de Hebreeënbrief, wiens geloof gefocust was op deze eeuwige stad, hun vaderland (Hebreeën 11:10, 16).[13] Deze stad, in tegenstelling tot Nimrods stad, of de stad van één of de andere farao of dictator, zal eeuwig blijven bestaan.[14] Dan zal volledig vervuld worden wat in Jesaja 9:4-7 staat geschreven en wat al ten dele vervuld is:

    “Want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand, en verteerd door het vuur. Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem wonder van beleid, goddelijke held, vader voor eeuwig, vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en onderhouden door recht en gerechtigheid vanaf nu en voor altijd. De geestdriftige liefde van de HEER van de machten zal dit teweegbrengen.”

    Deze belofte was ook al gegeven aan een afstammeling van Abraham, zoals u kan lezen in Genesis 49:10: “Van Juda zal de scepter niet wijken, de staf zal niet verdwijnen tussen zijn voeten, totdat hij [Christus] verschijnt die hem [Juda] leiden mag; hem [Christus] zijn de volken gehoorzaam.”[15]

    Deze belofte is volledig nedergedaald op de Leeuw van Juda.[16] Laat ons ons dus nu al volledig onderwerpen aan de liefde van Christus en aan Christus zelf door gehoorzaamheid aan Hem door het geloof, door de doop, en door blijvend vertrouwen. Dan zullen we zijn licht, vreugde, en bovenal zijn liefde ervaren. Er is ruimte voor nieuwe hoop als we onze hoop volledig vestigen op Christus. Er is ruimte voor nieuw, bruisend leven, indien ons leven gebouwd is op het fundament Gods, het eeuwige fundament. Ik geloof dat de geestelijke verduistering van Europa kan worden teruggekeerd, zodat de heilige Kerk in Europa weer het eeuwige licht van het evangelie kan schijnen, beginnende in ons dorp, Vlaanderen, België, de Benelux, Europa, en ja, de hele wereld.[17] Het gaat niet om onze koninkrijken maar het gaat om het Eeuwige koninkrijk van God de Vader. Franciscus zei het als volgt: “De Heer van genade gaat beslag leggen op ons hart. Hij wil ons helemaal benutten: onze ogen, onze mond, onze handen en voeten, onze gedachten en gevoelens.”[18] “Heer, U bent het licht in onze duisternis. U hebt over ons mensen gezegd: ‘Uit het hart komen voort boze gedachten; moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering’ (Mt.15,19). Maar u bent tot ons gekomen om onze duisternis te veranderen in uw helderheid. Kom dan, Jezus, met uw licht en laat ons de waarheid zien waaruit wij leven. Eén enkel ogenblik is voor u voldoende.”[19]

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2018. Ze werd op 24 september en op 1 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is de oorspronkelijke korte versie.

    Voetnoten:

    [1] In tegenstelling tot apiru, zie Robin Routledge, Old Testament Introduction: Text, Interpretation, Structure, Themes (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2016), 81-82.

    [2] Gebaseerd op Bruce, Commentary on the Epistle to the Hebrews, 304-305. Zie ook A. van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament (Kampen: Kok Voorhoeve, 1993), 17-18.

    [3] Boek van Jasher.

    [4] Lees Routledge, Old Testament Introduction, 238-239 voor de roeping van Abraham als een nieuw begin.

    [5] Idem, Old Testament Theology: a Thematic Approach (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2008), 158(, 165, voetnoot 22), 166-167, 172. Zie ook Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse bijbel, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 188, 230-231, 260-261.

    [6] Zie ook van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 16-18.

    [7] Voor een interessante uitbreiding over Abraham en Mozes, lees Paul Copan, Is God a Moral Monster? Making Sense of the Old Testament God (Grand Rapids, Michigan: Baker Books, 2011), 43-46.

    [8] van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 23. Zie ook Claus Westermann, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament (Kampen: J. H. Kok, 1981), 41-42, 77.

    [9] Deze zin is gebaseerd op Routledge, Old Testament Theology, 162. (Zie ook de verwijzingen naar John Bright, Covenant and Promise (London: SCM, 1977), 35, 43. Stephen L. Cook, The Social Roots of Biblical Yahwism, Studies in Biblical Literature 8 (Leiden: Brill, 2004). Walther Eichrodt, Theology of the Old Testament, Volume 1 (London: SCM, 1961), 37.)

    [10] Dit idee komt overeen met F.F. Bruce, The Epistle of Paul to the Romans: An Introduction and Commentary (London: Tyndale Press, 1963), 137.

    [11] Voor de doop om een bekeerling te zijn en de vernieuwende werking, al bij de Joden, zie Alfred Edersheim, The Life and Times of Jesus the Messiah , Volume 2 (Grand Rapids, Michigan: Eerdmans, 1947), 745-747. In ons voorbeeld worden ze bekeerlingen van Jezus de Messias.

    [12] Bruce, Romans, 136-137.

    [13] Merrill C. Tenney, Interpreting Revelation (Grand Rapids: Eerdmans, 1957), 92-94, 133. A. J. Visser, De Openbaring van Johannes (Nijkerk: G. F. Callenbach, 1972), 249-250. Grant R. Osborne, Revelation Verse by Verse (Bellingham, Washington: Lexham, 2016), 337-341.

    [14] Francis A. Schaeffer, Basic Bible Studies (Wheaton, Illinois: Tyndale House Publishers), 84.

    [15] Dit stuk is gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5031-5038). Kindle Edition.

    [16] Naar ibid., Kindle Locations 40036-40038.

    [17] Zie ook Routledge, Old Testament Theology, 173-174.

    [18] A. van Corstanje, Franciscus, Bijbel der Armen (Haarlem: J. H. Gottmer, 1976), 115.

    [19] Ibid., 155.


    Categorie:Preken
    16-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [lange versie]

    “13. In geloof zijn zij allen gestorven, zonder te hebben ontvangen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en begroet. Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd. 14. Wie zo spreken, geven duidelijk te kennen dat zij op zoek zijn naar een vaderland. 15. Hadden zij heimwee gehad naar het land van hun herkomst, dan hadden zij gemakkelijk kunnen terugkeren, 16. maar hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd” (Hebreeën 11:13-16).

    Onze hoofdtekst, die we net gelezen hebben, komt uit het elfde hoofdstuk van de Hebreeënbrief. Het is een hoofdstuk over geloofshelden. Deze geloofshelden hadden hun vertrouwen vast gesteld op Jahweh, met een vaste hoop op de eeuwige stad Gods die onderbouwd is met eeuwige, blijvende fundamenten en totale rechtvaardigheid. Dit hele hoofdstuk van de Hebreeënbrief geeft ons voorbeelden van zulke vertrouwende en volhardende gelovigen, beginnende met Abel. We raken in deze preek slechts enkele voorbeelden aan. In feite, het woord Hebreeër zou afgeleid kunnen worden van het woord heber wat betekent “iemand van de overkant” of “iemand die oversteekt”. Dit betekent dus dat deze personen zijn overgestoken.[1] De Hebreeënbrief was ook geschreven aan Joodse christenen, die zijn overgestoken tot een nieuw leven in Christus en als buitenstaanders, emigranten, die “van de overkant” worden bekeken door hun vroegere Joodse broeders.

    In onze tekst staat: “Zij hebben zichzelf vreemdelingen en voorbijgangers op aarde genoemd.” – Abraham noemde zich zo in Genesis 23:4. Daar zei hij: “Ik ben een vreemdeling en iemand die tijdelijk verblijft bij u” (vertaling van KJV). Ook zijn nakomeling Jakob zei tegen het einde van zijn leven dat hij zwierf (Genesis 47:9). Deze voorbeelden maken duidelijk dat ze hun vaderland nog niet hadden gevonden en dat ze verlangden, ja, zelfs gelovend uitkeken naar een toekomend vaderland.[2]

    Ons eerste voorbeeld dat we dus bespreken is de persoon Abraham. Hij is uiterst belangrijk omdat hij de vader van ons geloof is. Volgens een Joodse traditie was zijn vader Terach, de hogepriester in de afgodendienst van Nimrod, de God-hatende dictator die de toren van Babel liet bouwen als rebellie tegen Jahweh, de ware God. Abraham kwam dus uit een zeer occulte familie. In feite was iedereen in het occultisme terecht geraakt, met uitzondering van Abrahams voorouders Noach en Shem. Maar later stelde Abraham ook zijn vertrouwen op Jahweh, de ware God die hem riep, en verzette zich tegen de afgodendienst van Nimrod.[3] Nimrod zou 360 afgoden hebben gehad, dus eentje voor elke dag indien je met de maankalender telt. Maar de hoofdafgod van die regio was Inlel. Hij werd soms afgebeeld met bokkenpoten in een vakje, alsof hij van een andere dimensie komt en de duivel zelf is. Het kan de duivel niet schelen of je één afgod vereert, of meerdere goden, of zelfs miljoenen goden – zoals de Hindoes doen – en of je hem erkent of niet. Hij wil niet liever dan dat je je eigen toren van Babel bouwt, je eigen afgod, wat je eigen rebellie tegen God is. Hij is tevreden zolang je de ware God maar niet vereert en op Hem bouwt en Hem vertrouwt. Of je deze buiten-Bijbelse traditie gelooft of niet, de Bijbel leert ons dat “De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen(…)’” (Genesis 12:1).[4] We weten dat dit voor Abraham puur een zaak was van geloof omdat in de tijd van Abraham, de familie van een persoon uiterst belangrijk was. Het gaf je veiligheid en geborgenheid. Abraham wist niet waar hij heen zou gaan. Dit was dus puur een zaak van vertrouwen op God. De Hebreeënbrief stelt het zo voor: “8. Door het geloof heeft Abraham gehoor gegeven aan de roepstem van God en ging hij op weg naar een land dat bestemd was voor hem en zijn erfgenamen; hij vertrok zonder te weten waarheen. 9. Door het geloof verbleef hij als vreemdeling in het land dat hem beloofd was; hij woonde er in tenten, evenals Isaak en Jakob, die dezelfde belofte erfden; 10. want hij zag uit naar de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is.” (Hebreeën 11:8-10) Het is ironisch dat Nimrod een reusachtige toren bouwde met een zeer sterk aards fundament en dat zijn toren door God zelf werd vernietigd, terwijl Abraham in een tent leefde zonder sterk aards fundament. Hoe kan dit toch? Abraham had een relatie met de ware God. Abrahams vertrouwen was gebouwd op Jahweh de Rots, nadat hij de afgoden achter zich liet. In die zin is Abraham de vader van ons geloof. Door zijn geloof – of vertrouwen, of gehoorzame relatie – heeft God hem gezegend met ontelbare nakomelingen en God beloofde hem dat in zijn nageslacht alle volkeren van de aarde gezegend zouden worden (zie ook Genesis 17:1-4). We mogen beseffen dat Abrahams roeping van godswege een significant keerpunt was. Het opende de weg voor alle natiën, die net getroffen waren door Gods oordeel, om de zegen van God te ontvangen.[5] Abraham zelf leefde als een vreemdeling en hij zag deze belofte nog niet in vervulling geraken. Hij kon enkel vertrouwen op Gods belofte.[6] [Zoals we in vers 9 van de Hebreeëntekst zagen, werd deze belofte overgedragen op zijn zonen van generatie op generatie[7] en de belofte werd een duidelijke werkelijkheid toen Jezus Christus naar deze aarde kwam. Wij ontvangen deze werkelijkheid indien wij ons vertrouwen stellen in Jezus Christus de Messias, zoals de geloofshelden dit deden (Handelingen 3:25-26; Galaten 3:6-9).[8] Deze belofte was natuurlijk niet alleen voor ons maar ook voor Abraham zelf. Aangezien hij bleef vertrouwen in deze belofte, en God geen leugenaar is, vormt dit een duidelijk bewijs voor het leven na de dood en het uitkijken naar “de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwer is”.]

    Een tweede voorbeeld van een geloofsheld dat ik wil geven uit het boek Genesis is het voorbeeld van Mozes, een fysieke en geestelijke afstammeling van Abraham.[9] Net zoals Abraham werd Mozes geroepen door God (Exodus 3-4). Mozes is een belangrijk voorbeeld voor de Joden; aangezien hij de Israëlieten leidde uit Egypte, tot een tweede bestaan in vrijheid.[10] Het wordt naverteld door de schrijver van Hebreeën in verzen 24 tot 27 van hetzelfde hoofdstuk, dat is hoofdstuk 11. “24. Door het geloof heeft Mozes zelf, toen hij groot geworden was, geweigerd om door te gaan voor een zoon van de dochter van de farao. 25. Hij wilde liever mishandeld worden met het volk van God dan voor korte tijd profiteren van de zonde. 26. Voor hem was de smaad van de Messias kostbaarder dan al de schatten van Egypte, want hij hield het oog gericht op de komende beloning. 27. Door het geloof verliet hij Egypte zonder de woede van de koning te vrezen, want hij zette door, als ziende de Onzienlijke.” (Hebreeën 11:24-27).

    Egypte is voor de Joden het slavenhuis. Tevens stond Egypte bekend om haar afgoderij. Ze waren er slaven; letterlijke slaven en slaven van hun zonden. Toen ze uit Egypte, het land der zonden, trokken, kwam hun oude slavenmeester hen achterna. Echter “Door het geloof trokken zij door de Rode Zee als over droog land; toen de Egyptenaren het probeerden, verdronken ze.” (Hebreeën 11:29). Vanaf ze door deze zee trokken, en hun oude slavenmeester verdronken was, kwamen ze als het ware terecht in een nieuw leven, onder een nieuwe Heer.[11] Natuurlijk moest dit ook een geestelijke realiteit worden in hun hart. Zoals Jozua zei: “Vrees dus de HEER en dien Hem oprecht en trouw. Doe de goden weg die uw voorouders aan de overkant van de Rivier en in Egypte hebben vereerd, en wees dienaren van de Heer. (…) Doe dan de vreemde goden bij u weg en buig uw harten naar de HEER, de God van Israël” (Jozua 24:14,23). Op dezelfde manier gaan de dopelingen door het water, en kiezen ze ervoor om geestelijk te verrijzen in een nieuw leven, bevrijd van de ketenen van de zonde.[12]

    In dezelfde trant gebruikt Petrus het voorbeeld van buitenstaander Noach en zijn familie en aangetrouwde familie als de enige overlevenden van de zondvloed (1 Petrus 3:20). Dan schrijft hij: “Dit was een voorafbeelding van het doopwater, waardoor u nu gered wordt. De doop beoogt niet de verwijdering van lichamelijke onreinheid, maar is een verzoek aan God om een zuiver geweten, krachtens de opstanding van Jezus Christus.” (1 Petrus 3:21) We zien hier duidelijk dat Petrus de doop vergelijkt met een graf en met een opstanding tot een nieuw leven waarnaar uitgekeken werd. En er na beschrijft hij de absolute gehoorzaamheid die vereist is in het nieuwe leven van de gedoopten zoals u kan lezen in 1 Petrus 4:1-2.

    Paulus doet ongeveer hetzelfde. Hij omschrijft het als volgt: “3. Weet u niet dat wij door de doop, die ons één heeft gemaakt met Christus Jezus, delen in zijn dood? 4. Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, een nieuw leven zouden gaan leiden. 5. Want indien wij als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding.” (Romeinen 6:3-5)

    Om dit concept van dood aan het oude leven en opstanding vanuit de doop in het nieuwe leven te verduidelijken schreef de in zijn tijd populaire leraar-monnik Morgan van Wales: “Hij [Paulus] toont dat we gedoopt waren op deze manier zo dat we door het mysterie begraven zijn met Christus, stervende aan onze overtredingen, afstand gedaan hebben van onze voormalige levens, zodat net zoals de vader is verheerlijkt in de opstanding van de Zoon, zo ook vanwege de nieuwheid van onze manier van leven is hij verheerlijkt door allen, onder voorbehoud dat zelfs de tekenen van onze oude zelf niet meer te herkennen zijn in ons. Want we zouden niet mogen iets te willen of verlangen dat diegenen die nog niet gedoopt zijn, en al diegenen die nog verstrikt zijn in de fouten van het oude leven, willen of verlangen.”[13] U kent Morgan van Wales misschien als de “ketter” Pelagius, uit de geschriften van Augustinus van Hippo. Pelagius was valselijk veroordeeld als ketter in 2 Noord-Afrikaanse synodes waarover bisschop Augustinus de baas was, zonder dat hij de mogelijkheid had zich te verdedigen. Dat hij een ketter was is nog steeds de algemeen aanvaarde orthodoxie maar zijn herontdekte commentaar op Romeinen, waaruit we zo net een stukje hebben voorgelezen, toont aan dat hij een bijbelgetrouwe leraar was, in lijn met de voorgaande traditie.

    Het oudere Ambrosiaster document, van de generatie van voor Augustinus en Pelagius, bevat een soortgelijk idee: “Gelukkig zegt Paulus ons dat we zullen verrijzen indien we verenigd zijn met Christus en de gelijkenis van zijn dood, met andere woorden, indien we al onze slechtheid aan de kant hebben gelegd in de doop en, overgebracht zijnde in een nieuw leven, niet meer zondigen. Op deze manier zullen we zoals Hem [Christus] zijn in zijn opstanding, omdat de gelijkenis van zijn dood een soortgelijke opstanding veronderstelt.”[14]

    Op dezelfde manier moeten wij ons oude leven achterlaten, en door het water binnengaan in een nieuw leven, dat gericht is op het komende koninkrijk van God. – Maar nog steeds is dit niet het koninkrijk. – Dit is een werkelijk transformerende kracht. Diegenen die zich gaan laten dopen moeten bereid zijn al het oude, zondige achter te laten voor hun doop. Ze mogen echt verwachten dat hun leven vernieuwd en gezuiverd zal worden wanneer ze zich door de doop onderwerpen aan Christus (Mattheüs 28:18-20).[15] Een doop is een volledige onderdompeling, een sterven aan onze oude, zondige zelf. Zo geven we alles, ja ons hele leven en onze hele wil over aan Christus. Ook laten we ons onderdompelen in zijn liefde. Ik herhaal nogmaals dat, zoals we kunnen opmaken uit onze Romeinen tekst, volgens Paulus het oude leven sterft in de doop en dat diegenen die dus al gestorven zijn aan deze zondige natuur hunzelf moeten beschouwen als dood voor de zonden en opgestaan in een nieuw leven met de opgestane Heer, in een vereniging met Christus, door het geloof.[16] Want, in Hebreeën 11:16b staat geschreven:

    ‘16b. hun verlangen ging uit naar een beter Vaderland, het hemelse. Daarom schaamt God zich niet om hun God genoemd te worden, want Hij heeft voor hen een stad gebouwd”’

    Door het verbond met Christus is God nu al onze God. Maar, net zoals de geloofshelden uit Hebreeën 11, de vroege christenen, en de christenen erna, kijken wij uit naar de komst van Jezus Christus en de komst van de stad van onze God, zoals Johannes schreef:

    “2. Ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, vanuit God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid. 3. Toen hoorde ik een luide stem, die vanaf de troon riep: ‘Dit is de tent van God bij de mensen! Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volk zijn, en Hij, God-met-hen, zal hun God zijn. 4. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen, en de dood zal niet meer bestaan; geen rouw, geen geween, geen smart zal er zijn, want al het oude is voorbij.’” (Openbaringen 21:2-4)

    “want al het oude is voorbij.” In zekere zin gebeurt dit nu al. Alle gedoopte christenen moeten beseffen dat ze al binnengetreden zijn in een nieuw en heilig leven, verwachtende de stad Gods. Ze zijn al ingeschreven als burgers in die stad (Hebreeën 4:16; 12:22-23). We mogen allen beseffen dat we al als individuen en als kerk in zo een relatie staan met de Godmens Jezus, de Koning van de stad die zal neerdalen uit de hemel. Dit was de hoop van de geloofshelden van de Hebreeënbrief, wiens geloof gefocust was op deze eeuwige stad, hun vaderland (Hebreeën 11:10, 16).[17] Deze stad, in tegenstelling tot Nimrods stad, of de stad van één of de andere farao of dictator, zal eeuwig blijven bestaan.[18] Dan zal volledig vervuld worden wat in Jesaja 9:1-7 staat geschreven en wat al ten dele vervuld is:

    “Het volk dat ronddwaalt in het donker, ziet een helder licht. Over hen die wonen in een land vol duisternis gaat een stralend licht op. Uitbundig laat U hen juichen en U overstelpt hen met vreugde; zij verheugen zich voor uw aanschijn zoals er vreugde is bij de oogst en gejuich bij het verdelen van de buit. Want het drukkende juk, de stang op hun schouders, de stok van de drijver, U breekt ze stuk als op de dag van Midjan. Want alle dreunend stampende laarzen en met bloed doordrenkte mantels worden verbrand, en verteerd door het vuur. Want een kind wordt geboren, een zoon wordt ons gegeven. De heerschappij rust op zijn schouders; men noemt hem wonder van beleid, goddelijke held, vader voor eeuwig, vredevorst. Groot is de macht en eindeloos de vrede voor de troon van David, voor zijn koninkrijk; hij zal het stichten en onderhouden door recht en gerechtigheid vanaf nu en voor altijd. De geestdriftige liefde van de HEER van de machten zal dit teweegbrengen.”

    Deze belofte was ook al gegeven aan een afstammeling van Abraham, zoals u kan lezen in Genesis 49:10: “Van Juda zal de scepter niet wijken, de staf zal niet verdwijnen tussen zijn voeten, totdat hij verschijnt die hem [Juda] leiden mag; hem [Christus] zijn de volken gehoorzaam.”[19]

    Deze belofte is volledig nedergedaald op de Leeuw van Juda.[20] Laat ons ons dus nu al volledig onderwerpen aan de liefde van Christus en aan Christus zelf door gehoorzaamheid aan Hem door het geloof, door de doop, en door blijvend vertrouwen. Dan zullen we zijn licht, vreugde, en bovenal zijn liefde ervaren. Er is ruimte voor nieuwe hoop als we onze hoop volledig vestigen op Christus. Er is ruimte voor nieuw, bruisend leven, indien ons leven gebouwd is op het fundament Gods, het eeuwige fundament. Ik geloof dat de geestelijke verduistering van Europa kan worden teruggekeerd, zodat de heilige Kerk in Europa weer het eeuwige licht van het evangelie kan schijnen, beginnende in ons dorp, Vlaanderen, België, de Benelux, Europa, en ja, de hele wereld.[21] Het gaat niet om onze koninkrijken maar het gaat om het Eeuwige koninkrijk van God de Vader. Franciscus zei het als volgt: “De Heer van genade gaat beslag leggen op ons hart. Hij wil ons helemaal benutten: onze ogen, onze mond, onze handen en voeten, onze gedachten en gevoelens.”[22] “Heer, U bent het licht in onze duisternis. U hebt over ons mensen gezegd: ‘Uit het hart komen voort boze gedachten; moord, echtbreuk, ontucht, diefstal, valse getuigenis en godslastering’ (Mt.15,19). Maar u bent tot ons gekomen om onze duisternis te veranderen in uw helderheid. Kom dan, Jezus, met uw licht en laat ons de waarheid zien waaruit wij leven. Eén enkel ogenblik is voor u voldoende.”[23]

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2018. Ze werd op 24 september en op 1 oktober 2023 in twee delen gepreekt in de Evangelische kerk van Balen. Dit is de oorspronkelijke lange versie.

    Voetnoten:

    [1] In tegenstelling tot apiru, zie Robin Routledge, Old Testament Introduction: Text, Interpretation, Structure, Themes (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2016), 81-82.

    [2] Gebaseerd op Bruce, Commentary on the Epistle to the Hebrews, 304-305. Zie ook A. van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament (Kampen: Kok Voorhoeve, 1993), 17-18.

    [3] Boek van Jasher.

    [4] Lees Routledge, Old Testament Introduction, 238-239 voor de roeping van Abraham als een nieuw begin.

    [5] Idem, Old Testament Theology: a Thematic Approach (Nottingham: Inter-Varsity Press, 2008), 158(, 165, voetnoot 22), 166-167, 172. Zie ook Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse bijbel, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 188, 230-231, 260-261.

    [6] Zie ook van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 16-18.

    [7] Deels gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5025-5031). Kindle Edition.

    [8] Het voorgaande is gebaseerd op Herbert Wolf, An Introduction to the Old Testament Pentateuch (Chicago: Moody Publishers, 1991), 129-130. Deze connectie wordt ook gemaakt in Theologie van het Oude Testament, ed. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul, 406-408.

    [9] Voor een interessante uitbreiding over Abraham en Mozes, lees Paul Copan, Is God a Moral Monster? Making Sense of the Old Testament God (Grand Rapids, Michigan: Baker Books, 2011), 43-46.

    [10] van de Beek, Geschiedenis van Israël in het Oude Testament, 23. Zie ook Claus Westermann, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament (Kampen: J. H. Kok, 1981), 41-42, 77.

    [11] Deze zin is gebaseerd op Routledge, Old Testament Theology, 162. (Zie ook de verwijzingen naar John Bright, Covenant and Promise (London: SCM, 1977), 35, 43. Stephen L. Cook, The Social Roots of Biblical Yahwism, Studies in Biblical Literature 8 (Leiden: Brill, 2004). Walther Eichrodt, Theology of the Old Testament, Volume 1 (London: SCM, 1961), 37.)

    [12] Dit idee komt overeen met F.F. Bruce, The Epistle of Paul to the Romans: An Introduction and Commentary (London: Tyndale Press, 1963), 137.

    [13] Pelagius, Pelagius’ Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:4, genomen uit Theodore de Bruyn, Pelagius's Commentary on St. Paul's Epistle to the Romans: Translated with Introduction and Notes (Oxford: Clarendon Press, 1993), 96-97.

    [14] Ambrosiaster, Commentaar op Romeinen, Romeinen 6:5, genomen uit Gerald L. Bray, Commentaries On Romans and 1-2 Corinthians - Ambrosiaster (Downers Grove, Illinois: InterVarsity Press, 2009), 48.

    [15] Voor de doop om een bekeerling te zijn en de vernieuwende werking, al bij de Joden, zie Alfred Edersheim, The Life and Times of Jesus the Messiah , Volume 2 (Grand Rapids, Michigan: Eerdmans, 1947), 745-747. In ons voorbeeld worden ze bekeerlingen van Jezus de Messias.

    [16] Bruce, Romans, 136-137.

    [17] Merrill C. Tenney, Interpreting Revelation (Grand Rapids: Eerdmans, 1957), 92-94, 133. A. J. Visser, De Openbaring van Johannes (Nijkerk: G. F. Callenbach, 1972), 249-250. Grant R. Osborne, Revelation Verse by Verse (Bellingham, Washington: Lexham, 2016), 337-341.

    [18] Francis A. Schaeffer, Basic Bible Studies (Wheaton, Illinois: Tyndale House Publishers), 84.

    [19] Dit stuk is gebaseerd op John Henry Newman, Works of John Henry Newman (Kindle Locations 5031-5038). Kindle Edition.

    [20] Naar ibid., Kindle Locations 40036-40038.

    [21] Zie ook Routledge, Old Testament Theology, 173-174.

    [22] A. van Corstanje, Franciscus, Bijbel der Armen (Haarlem: J. H. Gottmer, 1976), 115.

    [23] Ibid., 155.


    Categorie:Preken
    24-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwtestamentische Aansluiting

    [Om dit artikel te begrijpen moet de lezer weten dat - als men de traditie der Babylonische Talmud volgt - de Joodse Bijbel eindigt met het boek Kronieken.]

    "Als we nu vanuit een literair standpunt kijken naar het begin van het NT, het Evangelie van Mattheüs, dan begint het boek met de stamboom van Jezus Christus, de zoon van David, de zoon van Abraham (Mat. 1:1). Mattheüs neemt de stamboom aan het begin van Kronieken op (1 Kron. 1:1-27) en zet die voort tot de nieuwe doelpersoon, Jezus Christus. Daarmee wordt het literaire zegel op het OT door middel van het boek Kronieken door Mattheüs verbroken. Het boek eindigt met de zendingsopdracht van Jezus in Jeruzalem aan zijn leerlingen (Mat. 28:18-20). Die begint met de woorden: 'Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen' (Mat. 28:18b-20). Het einde van Mattheüs staat parallel met het einde van Kronieken, waar de Perzische koning Cyrus zegt: 'Alle koninkrijken van de aarde heeft JHWH, de God van de hemel, mij gegeven. Hij heeft mij opgedragen voor Hem een tempel te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Laten al diegenen onder u die tot zijn volk behoren, zich verzekerd weten van de hulp van JHWH hun God en daarheen gaan' (2 Kron. 36:23). Door Jezus krijgt de afsluiting van Kronieken en het hele OT zijn hoogtepunt en voltooiing. Jezus heeft niet alleen alle macht op aarde, maar ook in de hemel. Het woord hemel komt bij Cyrus ook voor, maar is daar verbonden met JHWH. Cyrus wenst dat JHWH met zijn volk zal zijn, dat naar Jeruzalem gaat om de tempel te bouwen. In Mattheüs belooft Jezus dat Hijzelf bij zijn gezanten zal zijn die heengaan in de wereld om zijn opdracht uit te voeren. Daardoor gaan koning Cyrus en JHWH in het OT gezamenlijk over in één persoon, Jezus Christus in het NT."

    bron: Hendrik J. Koorevaar, "Een structureel canonieke benadering voor een theologie van het Oude Testament als geheel," in Theologie van het Oude Testament: De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel, reds. Ibid., en Mart-Jan Paul (Zoetermeer: Boekencentrum, 2013), 114-115.


    08-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Genesis versus Egyptologie

    Het boek Genesis versus Egyptologie van Robert de Telder is hier gratis beschikbaar (met toestemming van de auteur):

    https://www.yumpu.com/nl/document/view/59972036/genesis-versus-egytologie-door-robert-de-telder


    12-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.IJsjeschristendom en Erfzondeleer

    Als bijbelgelovige christenen hebben we de taak om alles te onderzoeken en enkel het goede te behouden. Het slechte moeten we dus verwerpen (1 Thessalonicenzen 5:21). Dit geldt ook voor bepaalde leerstellingen. Iemands manier om de Bijbel te interpreteren zou niet zoals het kiezen van een ijsje mogen zijn. In het protestantisme denken mensen soms dat ze het recht hebben om de Bijbel te interpreteren naar hun eigen goesting. Dit heeft als gevolg dat vele mensen met nieuwe leringen komen die haaks staan op datgene wat de eerste christenen geloofden.

    In tegenstelling tot het vorige worden we vanuit de Bijbel aangemoedigd om te strijden voor het geloof dat eens en voorgoed de heiligen werd overgeleverd (Judas 1:3). Er is één waar geloof, één ware geloofstraditie, één waar christendom, zoals altijd al verkondigd door de ware christenen maar er zijn vele valse leraren die valse leringen verkondigen. Paulus zei het als volgt: “Beste Timoteüs, verdedig de juiste uitleg van het goede nieuws, die ik je geleerd heb. Pas op voor de valse leraren en voor alle praatjes waarmee ze God beledigen. Zij noemen het kennis, maar het is onzin” (1 Timoteüs 6:20, BGT). Er kan nog veel meer verteld worden over deze valse leraren (zie ook 2 Petrus 3:14-17) maar om het eenvoudig te houden kunnen we stellen dat het mensen zijn die denken dat ze over geheime kennis beschikken en daarom het recht hebben om de Bijbel uit te leggen zoals zij het willen. Omdat de christelijke Kerk al bijna twee millennia bestaat, moeten we ons afvragen of we onderweg niet beïnvloed geweest zijn door dwaalleren die ingaan tegen de vroegchristelijke traditie en de Bijbel. Daarom is het goed als we alles toetsen (1 Thessalonicenzen 5:21) en dagelijks de schriften onderzoeken om te toetsen of datgene wat wordt verkondigd al dan niet de waarheid is (Handelingen 17:11). Dit geldt ook voor leerstellingen zoals de erfzondeleer, die ik al jarenlang heb onderzocht, omdat ik geloof dat het belangrijk is om dit te onderzoeken. Het volgende is slechts een korte samenvatting. Meer zou kunnen gezegd worden, maar het is een kwestie van het kort te houden.

    Opwekkingsleider Charles Finney zei al in de 19de eeuw over de erfzondeleer: “Deze doctrine is een struikelblok zowel voor de kerk als voor de wereld, oneindig schandevol ten overstaan van God en walgelijk ten overstaan van God en het menselijk verstand. Ze zou verbannen moeten worden van elke preekstoel, van elke leerstelling en van deze wereld. Ze is een overblijfsel van heidense filosofie, en werd door Augustinus tussen de leerstellingen van het christendom geplaatst. Iedereen die de moeite doet om dit te onderzoeken kan dit te weten komen” (Lezingen over Systematische Theologie, p. 340). Charles Finney kon spreken vanuit ervaring, aangezien zijn evangelisatie ervoor zorgde dat honderdduizenden zich werkelijk bekeerden. In plaats van de erfzondeleer te promoten plaatste Charles Finney, zoals de bijbel dat doet, de verantwoordelijkheid voor de zonde bij elk zondigend individu.

    In de vorige eeuw is het duidelijk aangetoond door Ernesto Bonaiuti (Het Ontstaan van Augustinus’ Idee van de Erfzonde, p. 161-175) dat de erfzondeleer hoogst waarschijnlijk door Augustinus rond het einde van de vierde eeuw is overgenomen vanuit een specifieke bron (“het Ambrosiaster document”). Het auteurschap van deze specifieke bron blijft een mysterie. Wel weten we met absolute zekerheid dat Augustinus (geboren in het jaar 354, gestorven in het jaar 430), door de verkondiging van de erfzondeleer, inging tegen de traditie van de eerste christenen.

    Hier zijn enkele geschriften die de vroegere traditie representeren. Merk op dat deze geschriften niet compatibel zijn met de erfzondeleer en dat ze dikwijls tegen de leerstellingen van de dwaalleraren schreven:

    * Ignatius, die gestorven is in het jaar 108, zei:  “Ik bedoel niet dat er twee verschillende menselijke naturen zijn, maar er is één mensheid , soms behoort iemand aan God, soms aan de duivel. Als iemand een ware gelovige is, dan is hij een man van God maar als hij ongelovig is, dan is hij een man van de duivel, zo geworden, niet van nature, maar door zijn eigen keuze” (Aan de Magneziërs 5, lange versie; dit kan een latere toevoeging zijn maar dit bewijst des te meer dat Augustinus' dwaalleer nog niet overal was doorgedrongen).

    * Justinus de Martelaar, de eerste christelijke apologeet, gestorven in 165 na Christus, schreef: “Als een mens slecht [in de zin van zondig] gemaakt zou zijn, dan zou hij geen straf verdienen, omdat hij niet slecht uit zichzelf zou zijn (…)” (Eerste Apologie 43). En: “God heeft de mens niet geschapen zoals bomen en beesten zonder de macht om te kiezen; want hij die geen hand heeft in zichzelf goed of slecht maken, maar die zo al geboren is, kan geen eerlijk oordeel krijgen, want zowel het goede als het slechte zijn zo vanuit hunzelf maar enkel zoals ze gevormd zijn door de hand des oordeels [hij bedoelt over een tijdsperiode]” (uit hetzelfde document).

    * Johannes Chrysostomos, een tijdgenoot van Augustinus, schreef: “Dat een mens zou gestraft moeten worden voor wat een ander heeft gedaan lijkt niet in overeenstemming met de rede. (…) Voor het feit dat toen hij [Adam] zondigde en sterfelijk werd, en zij die uit hem voortkomen dit ook zouden moeten zijn, is niets bijzonders [lichamelijke dood]. Maar hoe zou daaruit volgen dat door zijn [Adams] ongehoorzaamheid iemand anders een zondaar wordt? (Preken op Romeinen 10)

    Zoals u kan zien: de vroege christenen geloven dat de zonde van Adam enkel lichamelijke dood als gevolg heeft [Genesis 3:19,22-24]. De geestelijke dood is ieders eigen verantwoordelijkheid en de officiële leerstelling van de erfzonde bestond niet voor Augustinus (Gustav Friedrich Wiggers, Een Historische Presentatie van Augustinisme en Pelagianisme uit de Originele Bronnen, 299-326).

    Merk ook op dat als de Bijbel in zijn geheel wordt bekeken, al snel blijkt dat deze niet compatibel is met de erfzondeleer:

    * Genesis 3 rept met geen woord over erfzonde als een gevolg van Adams zonde. Wel is er sprake van de lichamelijke dood (tot stof terugkeren en geen toegang tot de boom van het leven hebben).

    * Psalm 51:7 leest in een goede vertaling: “Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen” (NBG). Het onderwerp is de moeder, niet koning David. Om een voorbeeld te geven: “Zie, ik ben in een onrechtvaardige omgeving geboren, en met vuistslagen heeft mijn vader mij grootgebracht.” De zondaar is hier de vader en niet het kind. Psalm 51 gaat over Davids overspel met Bathseba. David erkent dat hij zondig is. Onverwachts de zonde op Adam verschuiven zou niet passen in de context. En indien het wel over David zou gaan, dan volgt nog niet dat deze psalmtekst op iedereen van toepassing is.

    * Ezechiël 18 gaat lijnrecht in tegen de erfzonde: “De ziel, die zondigt, die zal sterven; de zoon zal niet dragen de ongerechtigheid van de vader (…); de gerechtigheid van de rechtvaardige zal op hem zijn, en de goddeloosheid van de goddeloze zal op hem zijn” (vers 20).

    * De Bijbel leert dat de bozen God kenden, maar dwazen werden (Romeinen 1:21-22, dus niet zondig/dwaas waren geboren), dat ze de goddelijke waarheid verruilden voor de leugen (Romeinen 1:25, ze kenden de waarheid), dat ze allen zijn afgedwaald als schapen (Jesaja 53:6/Romeinen 3:12, (een schaap wordt niet afgedwaald geboren), dat hun hart is verhard (Handelingen 28:27/Hebreeën 3:8, dus onverhard geboren), enzovoort en zo verder, …

    Waar was de verloren zoon in de gelijknamige gelijkenis (Lukas 15:10-32) vooraleer hij koos om de wereld in te trekken? Bij de Vader. Was de zoon al verloren voor hij koos om de Vader te verlaten? Het antwoord is: “Neen!” “Wij zijn het die Gods paden verlieten, wij keerden ons ieder naar zijn eigen weg.” (HTB, Jesaja 59:12) “Maar uw ongerechtigheden zijn het, die scheiding brengen tussen u en uw God, en uw zonden doen zijn aangezicht voor u verborgen zijn, zodat Hij niet hoort.” (NBG,  Jesaja 59:2) Niet de ongerechtigheid of zonde van Adam.

    * De erfzondeleer wordt in Romeinen 5 (en 3) ingelezen. Dit is niet de oorspronkelijke betekenis van de tekst. Als we de Romeinenbrief per hoofdstuk zouden samenvatten, dan bekomen we een soort van opbouw: Romeinen 1: de heidenen zijn zondig. Romeinen 2: ook de Joden zijn zondig. Romeinen 3: dus zijn we allen zondig (Paulus is een oosterling: hij bedoelt niet noodzakelijk ieder individu – Westers denken - maar beide groepen). Romeinen 4: door vertrouwen in God zoals Abraham (impliceert verbond en gehoorzaamheid) worden we allen gerechtvaardigd. Romeinen 5: Adam bracht de geestelijke dood in de wereld. Deze geestelijke dood is op Adams nakomelingen (heidenen en Joden) gekomen omdat ze allen hebben gezondigd (niet: in Adam, dit is een verkeerde vertaling van vers 12, zie ook vers 14 over mensen die niet zo gezondigd hebben). Mensen die Romeinen 5:12 graag uit de context nemen, moeten rekening houden met verzen 18 en 19. We weten dat Christus voor alle mensen gestorven is en dat hieruit niet volgt dat alle mensen automatisch gered zullen zijn. Hetzelfde moet dus gelden voor de kant van Adam. Adam zondigde, hieruit kan niet volgen dat alle mensen automatisch zondaars worden (anders valt Paulus’ vergelijking uit elkaar). Zoals alle mensen Adam hebben gevolgd tot veroordeling en dood, zo kunnen alle mensen Christus volgen tot rechtvaardiging en leven, zoals Paulus al uitlegde in Romeinen 4. Dit is een keuze zoals duidelijk wordt in Romeinen hoofdstuk 3 tot 5.

    * “van nature” in Efeze 2:3 kan geïnterpreteerd worden als een aangeboren natuur of een aangekweekte natuur door gewoonte (zoals Thayers’ Grieks of Adam Clarke’s commentaarstuk op Efeze 2:3, een duidelijk voorbeeld van een aangekweekte natuur is Jeremia 13:23). De kleine context van Efeze 2:3 geeft een aangekweekte natuur van persoonlijke zonden weer (vers 1-3). Zoals ik daarstraks kort besprak, geloofden de vroegste christenen niet dat de mens met een zondige natuur geboren is. Dit geloofden juist de dwaalleraren. De context van de Efezebrief gaat over het vernieuwen van het denken; het loskomen uit zondige gewoontes.

    Enkele positieve stellingen over kinderen uit het Nieuwe Testament:

    * “In die tijd kwamen de leerlingen bij Jezus en zeiden: ‘Wie is eigenlijk de grootste in het koninkrijk der hemelen?’ Hij riep een kind, zette het in hun midden en zei: ‘Ik verzeker jullie, als je niet verandert en wordt als kinderen, kom je het koninkrijk der hemelen niet eens binnen. Wie zich dus klein maakt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk der hemelen. En wie één zo’n kind bij zich ontvangt in mijn naam, ontvangt Mij. Maar wie één van deze kleinen die op Mij vertrouwen ten val brengt, kan beter met een molensteen om zijn nek in volle zee gegooid worden” (Matteüs 18:1-5, WB).

    * “Toen bracht men kinderen bij Hem, met de bedoeling dat Hij hun de handen zou opleggen en voor hen zou bidden. Maar de leerlingen wezen hen terecht. Jezus zei: ‘Laat die kinderen en verhinder niet dat ze bij Me komen, want van zulke kinderen is het koninkrijk der hemelen’” (Matteüs 19:13-14, WB).

    * “(…) wees kinderen in het kwaad” (1 Korintiërs 14:20, NBV; indien kinderen zondig zijn, valt Paulus’ vergelijking uit elkaar).

    * “Wees als pasgeboren kinderen” (1 Petrus 2:2, WB).

    De vraag is: “Wiens standpunt volg je? Dat van de eerste christenen of dat van Augustinus, die op het einde van de vierde eeuw na Christus een nieuwe leer begon te verkondigen? Wat willen wij blijven verkondigen? Het ware christendom of een latere herinterpretatie?”

    In het begin van dit document werd aangetoond dat we niet zomaar kunnen kiezen wat we geloven en verkondigen (ijsjeschristendom).  Jezus zei hieromtrent zelfs: “Ik zeg u: over ieder zinloos woord dat de mensen spreken, zullen ze verantwoording moeten afleggen op de dag van het oordeel. Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig bevonden worden en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden” (Matteüs 12:36-37, WB). Ook Jakobus zei dat leraren strenger geoordeeld zullen worden (Jakobus 3:1). Het zou goed zijn als de protestantse kerk en individuele protestanten minder aan ijsjeschristendom zouden doen en meer tijd zouden investeren om de vroege kerkgeschiedenis te bestuderen en te toetsen of ze al dan niet in het ware geloof zijn (2 Korintiërs 13:5).


    26-05-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Mens en zijn Zoektocht naar Voldoening en naar God
    “De Heer ziet neer vanuit de hemel, Hij speurt de mensen af of er ergens een wijze is, iemand die zoekt naar God” (Psalm 14:2, Willibrordvertaling).

    Een baby wordt geboren zonder kennis, is afhankelijk van zijn ouders, en heeft een natuurlijke drang tot zelfbevrediging. Dit is een natuurlijk instinct waar niets verkeerd mee is. Een kind heeft ook een godsbesef (Romeinen 1:21). Het is de bedoeling dat het kind later reageert op zijn onwetendheid/afhankelijkheid en zijn godsbesef en juist dáárom God zoekt (Handelingen 17, Psalm 14:2). Zo zal hij leren om God boven al en zijn naaste als hemzelf te beminnen (Mattheus 22:37-39).


    De duivel en maatschappijen onder leiding van de duivel (2 Korinthe 4:4) spelen in op de natuurlijke drang tot zelfbevrediging en willen dat de mens een “kortere” weg zoekt (Mattheus 4). Dit egoïsme leidt niet tot een uiteindelijke bevrediging maar het leidt tot de dood (Romeinen 6:23, Jakobus 1:14-15).


    De mens moet zich niet lam laten maken door zijn eigen zonden of het bedrog van anderen (1 Timotheüs 4:2) maar tot inkeer komen en tot God terugkeren (Handelingen 17:30) - terugkeren tot Christus, de Goede Herder die leven in overvloed, en zelfs Zijn eigen leven geeft (Johannes 10:10-11)! - Atheïsme wordt in de Bijbel als een pure dwaze mening omschreven (Psalm 14:1). Het is het negeren van het natuurlijke godsbesef (Romeinen 1:21). De gevolgen zijn overduidelijk. Om er maar een paar te noemen: vervuld zijn van ongerechtigheid, boosheid, hebzucht, slechtheid, nijd, bloeddorst, ruzie, bedrog, kwaadaardigheid, roddel, laster, haat tegenoverstaande van God, vermetelheid, verwaandheid, protserigheid, vindingrijkheid in het kwaad, ongehoorzaamheid aan ouders, onverstandigheid, onbestendigheid, zonder liefde en zonder mededogen zijn (zie Romeinen 1:29-31). Daarom geeft de Bijbel ons het volgende, nuttige advies: “Vrees God en onderhoud zijn geboden; daar komt voor een mens alles op aan” (Prediker 12:13b, Willibrordvertaling). Een mens die God vreest, zoekt naar Hem vanuit onwetendheid en vindt Hem als zijn meest waardevolle Leraar en Vriend voor dit leven en voor het hiernamaals.


    28-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Verkiezing in het Oude Testament

    'Redding en verkiezing. Lange tijd speelde het begrip verkiezing een belangrijke rol in de theologie van het Oude testament. Het was een begrip, waarmee men Gods werk met betrekking tot Israël in zijn totaliteit typeren wilde. Er werd veelomvattend gesproken van de "verkiezingstradities" van Israël" (zo bijvoorbeeld K. Galling), waarmee men het oog had op de geschiedenis van de aarsvaders, het exodusbericht en nog andere teksten. (Zie THAT I, 1971, S. 275-300; aldaar wordt de overige literatuur).

    Er moet echter op gewezen worden, dat in de aldus getypeerde teksten het werkwoord bhr (verkiezen) niet voorkomt. Wanneer het Oude Testament vertelt, wat er gebeurt is, gebruikt het dat woord nooit. Wordt het woord gebruikt, dan heeft het de funktie van een interpretatie achteraf. Uit de verte van een veel later tijd kijkt het terug naar wat er gebeurd is om er een duiding aan te geven. Niet door Gods verkiezing is Israël tot zijn volk geworden, maar door een daad van redding in den beginne. Daarover naderhand reflekterend, verklaarde men Gods werk door te zeggen, dat Hij Israël uitverkozen had. Men kan dat duidelijk merken aan de manier, waarop het woord in het Oude Testament gebruikt wordt (ik verwijs naar het artikel van H. Wildberger in THAT I, S. 275-300: "In het oudtestamentische onderzoek bestaat er bijna consensus over, dat er niet vóór Deuteronomium expliciet over Israëls verkiezing gesproken is", S. 284). Men is het er ten volle over eens, dat het begrip verkiezing eerst in Deuteronomium deugdelijk gemunt werd. De locus classicus is Deuteronomium 7, 6-8:

    "U heeft Jahwe, uw God, uit alle volken
    op den aardbodem uitverkoren
    om zijn eigen volk te zijn.
    Niet omdat gij talrijker waart dan enig ander volk.
    Maar. omdat Jahwe u liefhad
    en den eed hield, dien Hij uw vaderen gezworen had,
    heeft Jahwe u met een sterke hand uitgeleid
    en u verlost uit het diesthuis..."

    Uit deze tekst blijkt duidelijk dat het begrip verkiezing een interpretatie is. De redding uit Egypte wordt achteraf zo uitgelegd, dat ze plaatsvond, omdat Jahwe Israël "uit alle volken op den aardbodem" verkozen had om aan dit volk deze daad van redding te voltrekken. Deze verklaring is in Deuteronomium 7 in verband gebracht met het gebod tot rigoreuze afzondering van de Kanaänieten en hun religie. Inderdaad is de passus Deuteronomium 7, 6-8 de motivering van het gebod tot afzondering dat in Deuteronomium 7, 1-5, en vervolgens in vers 9-11 opnieuw - nu parenetische kontekst: in Deuteronomium is het van levensbelang, dat het eerste gebod ingeprent wordt met het oog op het gevaar van syncretisme. Dat impliceert echter ook, dat verkiezing verkeerd begrepen is, als men er pretenties uit afleidt. En wat er in Deuteronomium 7, 6-8 nog slechts impliciet gezegd wordt, staat er in Amos 3, 2 in alle scherpte ("U alleen heb ik gekend uit alle geslachten van het aardrijk; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden aan u bezoeken"). Alleen in verband met de paranese krijgt verkiezing zin: vanwege het gevaar van afval wordt Israël het eerste gebod voorgehouden. Op grond daarvan lijkt het niet raadzaam om het begrip verkiezing te generaliseren en dan abstract te spreken over het uitverkoren volk. Zulke abstracte generalisaties kunnen gemakkelijk aanleiding geven tot pretenties, die ten onrechte uit het begrip verkiezing afgeleid worden.

    Tegen een algemeen gebruik van het begrip verkiezing pleit ook het feit, dat het woord verkiezing niet voorkomt in de formering va  tradities aangaande Gods reddende daad in den beginne, maar ook niet in de lange ketting van overgeleverde woorden, die daaraan herinneren (zie boven). Het is dan ook geen toeval, dat de profeten vóór de ballingschap het begrip verkiezing Gods bijna geheel vermijden.* Daarom kan men niet zeggen, dat het begrip verkiezing de sleutel is, waarmee het hele Oude Testament ontsloten kan worden; gebruikt men het dan moet men in het oog houden, dat zijn betekenis begrensd is.'

    bron: Claus Westermann, Hoofdlijnen van een Theologie van het Oude Testament (1981), 45-46.

    voetnoot:

    * Amos 3, 2: "U alleen heb Ik gekend (jada'ti) uit alle geslachten van het aardrijk; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden aan u bezoeken". Jada'ti moet niet vertaald worden met 'verkozen' (L. Köhler had zich al daartegen gekeerd); dit 'gekend' immers moet men verstaan in de zin van kennis-making in de ontmoeting.


    15-03-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Persoonlijke Relatie met God in het Oude Testament

    "In de geschiedenis van het heilswoord stuiten wij op het feit, dat de enkeling ongeveer even vaak aangesproken wordt als het volk. Hieruit blijkt, dat Gods werk zich per se niet beperkt tot het Godsvolk, tot Israël, maar integendeel met dezelfde intensiteit op de enkele mens gericht is. En dan niet slechts op de enkeling in zoverre hij deel uitmaakt van het volk Gods, maar ook op de enkeling eenvoudigweg als mens. Dat wordt duidelijk uit het verhaal van de schepping van de mens, in het boek Job, in de wijsheid; in het bijzonder geven de psalmen er uitdrukking aan, waarin niet alleen leed en vreugde van het Godsvolk, maar ook van de enkele mens onder woorden gebracht worden. De persoonlijke relatie met God heeft in het Oude Testament naast Israëls verhouding met God een belangrijke plaats. Beide zijn niet gladweg identiek met elkaar en het zou een ontoelaatbare verkorting zijn van wat het Oude Testament over God zegt, wanneer men daar geen acht op slaat. Een kort overzicht kan dat duidelijk maken: De oergeschiedenis (Genesis 1-11) gaat over de mens, voordat de mensheid uiteengevallen was in volken en godsdiensten; met zijn mogelijkheden en grenzen is de mens een schepsel, dat voor zijn Schepper staat. In de geschiedenis van de aartsvaders (Genesis 12-50) wordt aan de enkele mens in de kring van zijn familie fundamentele betekenis toegemeten, ook met het oog op de latere geschiedenis van het Godsvolk. In de volksgeschiedenis blijkt steeds weer, dat de persoonlijke Godsrelatie van de enkeling in de kring van zijn familie een noodzakelijk element van die historie is. Men hoeft slechts te denken aan Davids familiegeschiedenis of aan de klaagliederen van Jeremia. De Godsrelatie van de enkeling in zijn persoonlijk leven maakt evenzeer deel uit van Israëls eredienst als die van het volk in zijn geschiedenis. Dat blijkt vooral uit de grote betekenis van de individuele psalmen in het Psalter. Tijdens de ballingschap worden familie en enkeling opnieuw de dragende factoren van Israëls religie en in de diaspora blijft dat zo. Het boek Job legt er getuigenis van af, dat het lot van een enkeling, van iemand die lijdt voor Gods aangezicht, het Godsvolk iets te zeggen heeft van beslissende betekenis, ook wanneer het geen Israëliet is, die lijdt. Ten slotte moet men denken aan de sterke humane trek, die door het hele Oude Testament in de universalistische tendens, die veel van de profetieën over de volkeren eigen is. Wezenlijk voor dat wat het Oude Testament over God zegt, is, dat naast de geschiedenis van God en zijn volk ook de enkele mens in zijn persoonlijk leven, in de kring van zijn familie, gewaardeerd wordt als Gods tegenspeler, juist in zijn simpele mens-zijn."

    bron: Claus Westermann, Hoofdlijnen van een theologie van het Oude Testament (1981), 70. Westermann verwijst naar R. Albertz, Persönliche Frömmigkeit und offizielle Religion (1978).


    14-12-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Antichrist
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De apostel Johannes vertelde ons dat in de dagen waarin hij leefde, er al vele antichristenen waren in de wereld en hij spreekt over de geest van de antichrist (1 Johannes 4:3). Een antichrist en een misleider is iemand die ontkent dat Christus in het vlees gekomen is (2 Johannes 1:7). Dit was typisch voor het gnosticisme ten dage van Johannes. Gnostici geloofden dat het vlees slecht is en de geest goed is. Daarom was de gnostische versie van Christus een soort van spookgestalte, die niet geboren was uit de maagd Maria (tegen Mattheüs 1:20, 23). De vroege kerk schreef hevig tegen deze ideeën en vele christenen denken dat de schrijvers van de vroege kerk wonnen tegen deze groepen maar, mijn mening is dat, spijtig genoeg, deze ideeën gewoon, stap voor stap, de kerk zijn binnengeslopen onder Ambrosiaster, Origenes, Ambrosius, Hieronymus, Augustinus,… Je merkt het vandaag de dag nog in spreekwoorden zoals: “We zijn allen geboren in een zondige natuur/zondig vlees, we kunnen niet zonder elke dag te zondigen omdat we zonde overerven van Adam maar Jezus zondigde niet omdat Hij een ander soort vlees heeft.” Dit is een geest van wetteloosheid die zonde herdefinieerd en er een onvermijdelijk ding van maakt, in plaats van een daad die komt vanuit de wil (zie 1 Johannes 3:4 en volgende). Door her herdefiniëren van kernleringen (tegen Judas 1:3), creëert dit een “excuus” voor religieuze zondaars (tegen Mattheüs 7:17-23). Ik geloof dat deze dingen u duidelijk zullen worden indien u 1 & 2 Johannes en de geschriften van de vroege christenen bestudeerd.

    Ik denk dat goedbedoelende katholieken en orthodoxen geloven dat de antichrist was vernietigd, toen Gnosticisme zogezegd verslagen was en protestanten denken dat het gaat om een soort van toekomstige leider, terwijl de duivel de kerk probeert te corrumperen van binnenuit.

    “Hieraan moet gij den Geest Gods kennen: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is van God; en iedere geest, die niet belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, die is niet van God; en dit is de geest van den antichrist, van welken gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu alreeds in de wereld.”  – 1 Johannes 4:2-3 (Luther vertaling)


    14-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jeremia 11:11 uitgelegd

    "Daarom’, zo spreekt de heer, ‘breng Ik rampen over hen, waaraan ze niet kunnen ontkomen. Hoe ze Mij ook aanroepen om hulp, Ik zal niet naar hen luisteren."
    - Jeremia 11:11 (Willibrordvertaling)

    Waarom aanhoort God hen niet?

    Reden: omdat hun harten ver van Hem zijn. Ze zijn niet waarlijk gefocust op Hem.

    Bewijs: ze aanroepen direct hierna andere Goden:

    "Dan zullen de steden van Juda en de inwoners van Jeruzalem henengaan, en roepen tot de goden, dien zij gerookt hebben; maar zij zullen hen gans niet kunnen verlossen ten tijde huns kwaads."
    - Jeremia 11:12 (Statenvertaling)


    11-07-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onvoorwaardelijke Gehoorzaamheid

    'Nu weten we dat onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan wat God beveelt voor iedere gelovige een eerste eis is. Wij hoeven niet eerst antwoord te hebben op al onze “waaroms” om dan pas te doen wat de Heer zegt. En zeker mogen we niet tegenstribbelend of zelfs opstandig opmerken: “Ik zie het nut er eigenlijk niet van, dus om mij hoeft het niet”. Dat laatste wordt ons tenminste nergens in de bijbel voorgehouden.

    Integendeel, in de Schrift vinden we voorbeelden te over van mensen die tot bekering kwamen en zich direct daarop zonder verder commentaar lieten dopen. Kijk eens naar de “kamerling” die op de terugreis is van Jeruzalem naar Ethiopië. IJverig zit hij op zijn wagen een stuk uit de bijbel te lezen. Hij begrijpt niet alles, maar één ding is hem duidelijk: het gedeelte dat hij leest spreekt over een man, die in de plaats van anderen en terwille van anderen vreselijk geleden heeft. Niet alleen geleden door wat mensen hem aandeden, maar geleden omdat hij de straf van God voor anderen droeg. Maar wie is die man? Terwijl hij zich dat afvraagt, hoort hij een stem naast zich, die vraagt of hij wel begrijpt wat bij leest. Nee, dat doet hij niet, Even later zit de vraagsteller naast hem op de wagen en begint hem Jezus te verkondigen.

    Kennelijk spreekt de evangelist Filippus want die is het daarbij ook over de doop. Ze passeren een watertje en prompt zegt de hofbeambte van koningin Candacé:

    “Ziedaar water; wat verhindert mij gedoopt te worden?” (Hand. 8:36).

    Wel, er verhinderde hem niets, dus werd hij direct gedoopt. Mooi is dat, als iemand zo direct voldoet aan wat God van hem vraagt. Daarin wordt God verheerlijkt. Gehoorzaamheid is het grote kenmerk van bekering. Vóór onze bekering waren we “kinderen van de ongehoorzaamheid”. maar met onze bekering is dat totaal uit, Tenminste, zo hoort het in de praktijk te zijn. Als je bekeerd bent, mag je je nog zo inspannen voor christelijk werk, geld geven voor de zending, je naaste de helpende hand bieden enz.. maar als je weigert gehoorzaam te zijn aan het voorschrift om je te laten dopen, dan heeft het voor God toch niet “die” waarde. De Schrift zegt en laten we dat maar goed tot ons doordringen “gehoorzaamheid is beter dan slachtoffers” (1 Sam. 15:22).'

    bron: J. G. Fijnvandraat, Dopen... waarom eigenlijk?, p. 2.


    15-05-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zuiver van Hart

    Het gaat om het hart. Als dat zuiver is, dan zal wat je doet ook zuiver zijn:

     

    "Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn. De lamp van het lichaam is het oog. Dus als je oog helder is, zal heel je lichaam verlicht zijn. Maar als je oog slecht is, zal heel je lichaam duister zijn. Als nu binnenin je het licht duisternis is, hoe erg zal dan de duisternis zijn! "
    - Mattheus 6:21-23

     

    "Jullie hebben gehoord dat er gezegd is: U zult geen echtbreuk plegen. Maar Ik zeg jullie: ieder die begerig naar een vrouw kijkt, heeft in zijn hart al echtbreuk met haar gepleegd."
    - Mattheus 5:27-28

     

    Hierna zegt Jezus figuurlijk dat ze hun ogen moeten uitrukken en hun handen moeten afhakken:

     

    "Maar als je rechteroog je doet struikelen, ruk het dan uit en gooi het weg. Want het is beter voor je dat een van je ledematen verloren gaat, dan dat heel je lichaam in de hel wordt gegooid. En als je rechterhand je doet struikelen, hak haar dan af en gooi haar weg. Want het is beter voor je dat een van je ledematen verloren gaat, dan dat heel je lichaam naar de hel gaat."

    - Mattheus 5:29-30

     

    Maar het gaat om de staat van het hart:

     

    "Hij zei hun: ‘Omdat u verstokt van hart bent, heeft Mozes u toegestaan uw vrouw te verstoten, maar dat was niet zo vanaf het begin."

    - Mattheus 19:8

     

    CONCLUSIE:

     

    "Zo brengt iedere goede boom goede vruchten voort, maar de zieke boom brengt slechte vruchten voort."

    - Mattheus 7:17

     

    Het gaat om de staat van het hart. Vanuit een zuiver, rechtvaardig hart, komen rechtvaardige daden (goede werken). Doe je onrechtvaardige daden (zonde), dan heb je geen zuiver hart en dan zal je God niet zien!

     

    “Gelukkig die zuiver van hart zijn, want zij zullen God zien.”
    - Mattheus 5:8


    22-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarin Geloven Pinksterchristenen?

    Pinksterchristenen geloven in de Drie-Eenheid (God): Vader, Zoon en Heilige Geest. Ze geloven dat Jezus Christus op deze aarde kwam door de heilige Geest die door Maria werkte, zodat Hij een menselijke natuur en een goddelijke natuur had. Maria was maagd en beviel van Jezus Christus (die 1 Persoon is, die 100% Mens en 100% God is). Pinksterchristenen geloven dat Jezus voor iedereen op het kruis is gestorven, zodat iedereen die Hem aanroept en zijn/haar vertrouwen op Hem stelt, en zich afkeert van zijn/haar zonden, gered wordt van zijn/haar zonden en op weg naar de hemel is. Dit is niet door werken maar door geloof en God's genade. Bij de bekering (het afkeren van de zonden en het keren tot Christus), krijgt de gelovige de Heilige Geest in zich. Dit is de basis van het christelijke geloof.

    Wat het pinkster geloof bijzonder maakt is dat Pinksterchristenen geloven dat er nog een doop in de Heilige Geest klaar ligt voor de gelovige. Op dat moment spreekt de gelovige in tongen (glossolalia, onverstaanbare klanken, de Heilige Geest spreekt door de gelovige heen, dat dit in tongen spreken altijd gebeurt, wordt niet dogmatisch gelooft in alle charismatische of pinkster kerken. Ik geloof zelf dat de gave van spreken in tongen voor elke christen beschikbaar is maar ik geloof niet dat dit een direct bewijs hoeft te zijn van het ontvangen van de Heilige Geest) en kan hij dit geschenk van God gebruiken om zichzelf op te bouwen in zijn geloof, om krachtige getuigen te zijn. Ook geloven pinksterchristenen dat de gaven van de Geest niet gestopt zijn (cessassionisme, bijvoorbeeld John MacArthur, evangelische / calvinistische christenen) maar ze geloven dat dit gewoon verder gaat vanuit het Boek Handelingen (Bijbelboek) en dat deze gaven ook beschikbaar zijn voor de gelovige, in het heden (continualisme, pinksterchristenen, charismatische christenen).


    16-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Geloof in de Godheid van Christus is Noodzakelijk

    'Uit dat wat in dit hoofdstuk is gezegd, blijkt dat Christus niet slechts mens is. Het is niet voldoende te geloven dat Hij een profeet of apostel of een groot leraar, of een bijzondere wonderdoener was. Hij is God, geopenbaard in het vlees. Dit is het struikelblok voor ongelovigen. Het was ook het struikelblok voor de Joden, die Zijn dood eisten. Ze wilden Hem doden, "omdat Hij niet alleen de sabbat brak, maar ook zei dat God Zijn eigen Vader was en zich dus God gelijk maakte" (Johannes 5:18). Ze eisten van Pontius Pilatus, de Romeinse machthebber, dat hij Hem zou kruisigen. Ze zeiden: "Wij hebben een wet en naar onze wet moet Hij sterven, want Hij heeft Zichzelf Gods Zoon gemaakt" (Johannes 19:7). Toch heeft Christus duidelijk gezegd: "Als u niet gelooft dat Ik het ben, zult u in uw zonden sterven" (Johannes 8:24). De keuze is dus overduidelijk: iemand kan óf de zijde van de ongelovige Joden kiezen, die in hun zonden zijn gestorven omdat ze weigerden te geloven in de godheid van Christus, óf hij kan het duidelijke onderwijs van het Woord van God geloven.'

    bron: Anise M. Behnam, Aan Mijn Moslimvrienden [To My Muslim Friends], p. 55.


    11-04-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kladversie van "Het Geweten en de Gouvernementele Visie op het Zoenoffer in Relatie tot Evangelisatie"

    Dit is de originele kladversie van een preek die ik gegeven heb in een huiskerk in Wallonië op 5 April 2016. Klik hier om de volledige preek te lezen in het Engels.

    Moreel besef -> Morele Wet -> Morele Wetgever

    Kerkvaders voor Augustinus: (mens is onschuldig geboren), heeft de capaciteit om God te gehoorzamen => de morele wetgever kan ons schuldig of onschuldig verklaren op de dag des oordeels: hemel of hel.

    Rom 1:x-x -> Paulus besefte het idee schuldig / onschuldig

    Rom 3, 5: De mensen kiezen er op een bepaald moment voor om te zondigen door verlokkingen van de duivel, invloeden | imitatie van Adam.

    => De wet in hun hoofd, hun geweten verklaart hen schuldig => God's wet verklaart hen schuldig => God verklaart hen schuldig => Ze gaan naar de 2de dood.

    God kan niet zomaar vergiffenis schenken en de straf als de zondaar spijt heeft want dan zou niemand nog respect hebben voor God's Wet en het karakter van God. God wil wel vergeven maar liefde vraagt ook dat Hij zijn Wet omhoog houdt zodat Hij niet zijn hele koninkrijk in verval laat komen.

    God zat dus met een dilemma: of ik laat zondaars de tweede dood in gaan zoals mijn Wet voorschrijft of ik vergeef hen maar dan is er chaos in mijn koninkrijk want dan gaat iedereen zomaar slecht doen.

    God had dus nood aan een oplossing: Hij wilde zijn wet staande houden en Hij wilde criminelen / zondaars vergeven.

    Hij moest een atonement maken waardoor Hij zondaars kon vergeven maar toch zijn wet staande houden.

    God heeft een oplossing bedacht: een mogelijkheid waardoor de straf kan vervangen worden en de wet toch kan rechtgehouden worden. vb. Koning Zaleucus.

    Het offer van Jezus aan het kruis toont net zoals koning Zaleucus dat God zijn wet serieus neemt en dat, indien mensen zich niet van hun zonden afkeren door zich te laten verzoenen met God door dit atonement, en stoppen met zondigen, hun straf onvermijdelijk op hun zal vallen.

    "De ziel die zondigt zal sterven"

    "Het loon van de zonden is de dood"

    "Just & the justifier"

    Zuivering van zonden

    (Verzoening is vergiffenis en zuivering van zonde -> religieuze zondaars)

    In het kort dus:

    Mensen hebben een besef van goed en kwaad -> mensen hadden de mogelijkheid om hun verplichtingen na te komen door altijd het goede te doen -> mensen hebben gezondigd tegen de wet in hun hoofd, God's Wet en daarom dus tegen God zelf -> mensen zijn schuldig -> mensen zijn op weg naar de hel.

    Oplossing: het lijden van Jezus kan als plaatsvervanging van de straf worden aangenomen [= geloof] waarna de mensen niet meer mogen zondigen want anders trappelen ze het kruis offer in het slijk. Indien dit gebeurt moeten ze weer hun vertrouwen op het plaatsvervangend offer stellen of ze zijn nog slechter af dan er voor omdat ze de zonde van geloofsafval er nog bij hebben]

    Klik hier om de volledige preek te lezen in het Engels.


    03-03-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Einde vanaf Het Begin

    “Zij die goud uit hun beurzen schudden
    en zilver in de weegschaal leggen,
    huren een smid, die er een god van maakt,
    en daarvoor knielen en buigen zij.

    Zij dragen hem op hun schouders, en dragen hem rond.
    Zij zetten hem neer waar hij thuishoort:
    daar staat hij
    en hij loopt nooit meer weg van zijn plaats!
    Als iemand hem aanroept, antwoordt hij niet,
    en hij redt hem niet uit zijn nood.

    Herinner u dat alles en luister,
    neem het ter harte, rebellen!

    Herinner u wat vroeger gebeurd is
    in de oude tijd,
    want Ik ben God, niemand anders is God,
    niemand is aan Mij gelijk.

    Ik verkondig u het einde vanaf het begin,
    en vooraf wat nog niet is gebeurd.
    Ik zeg: Mijn besluit wordt uitgevoerd,
    en al wat Mij behaagt breng Ik tot stand“
    – Jesaja 46:6-10 (willibrordvertaling, nadruk toegevoegd)

    Vers 10 wordt dikwijls gebruikt om “aan te tonen” dat God buiten de tijd staat en daarom  perfecte kennis van de toekomst heeft. Nochtans geeft de tekst enkel aan dat God “vanaf het begin” (tijdsaanduiding) verklaart wat er gaat plaatsvinden in “het einde” (de toekomst, een andere tijdsaanduiding). Je kan dit lezen als dat God, die buiten de tijd staat, op een bepaald moment (vanuit een menselijk perspectief gesproken) zegt wat Hij in de toekomst (weeral menselijk gesproken) gaat doen. De meest natuurlijke lezing lijkt mij echter dat God gewoon in sequentie leeft zoals mensen dit doen. Het platonistische concept dat God buiten de tijd staat is niet noodzakelijk, is niet een natuurlijke lezing van de tekst en moet in de tekst ingelezen worden (eisegese) om dit te bekomen. Indien we rekening houden met de context (dit is altijd noodzakelijk), is de betekenis van vers 10 gewoon dat God kan zeggen dat Hij iets gaat doen en Hij kan dit zelfs volbrengen. De afgoden kunnen niet spreken, laat staan op voorhand zeggen wat ze gaan uitvoeren.


    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs