'([Deze Brief is] geschreven door Paulus aan de gemeente in Rome)
HOOFDSTUK 1
Gegroet, gemeente van Rome, apostel Paulus kijkt er naar uit om u eindelijk eens te ontmoeten om elkaar te steunen en te bemoedigen. In de naam van het Evangelie, het Goede Nieuws, zoals het beloofd was in de profeten van het Oude Testament. Het is redding voor iedereen, voor de Joden eerst, daarna de rest. Maar wel voor iedereen. Kern van Evangelie is dat God, de mensen als rechtvaardige neemt door geloof alleen. Van de andere kant is Gods woede aanwezig op mensen die niets van de waarheid willen horen, die zo ver gaan in hun verdorvenheid dat ze zelfs aan homoseksuele en lesbische daden doen. Het zijn mensen die tegen hun verstand ingaan en omdat Gods aanwezigheid in de fysieke dingen te bewonderen is, zullen ze geen reden hebben tot verontschuldiging in aangezicht van God.
HOOFDSTUK 2
Maar pas op, u veroordeelt dit alles wel, maar u bent ook niet altijd onschuldig. U doet wat u veroordeelt, en zo veroordeelt u uzelf. En als u doet wat u veroordeelt, zult u ook niet de straf van God ontlopen. Of je nou zoals de Joden met wet leeft of zoals anderen zonder de wet; God beloont ieder naar hun daden. Ook mensen zonder de wet handelen uit nature volgens de wet: ze weten het goede en het kwade en weten dus van binnen dat ze het kwade doen als hun daden kwaad zijn. De Joden hebben geen voordeel als ze de wet hebben maar tegelijkertijd de wet overtreden, zo ook met besnijdenis: wie besneden is, maar niet de wet volgt verder, heeft geen voordeel ermee. Maar het voordeel voor mensen die niet besneden zijn en geen Joden zijn, is wel aanwezig als ze van nature de geboden van de wet volgen. Daarom zijn ware Joden in geest degenen die praktiseren en moet het niet blijven bij uiterlijke vertoning enkel.
HOOFDSTUK 3
Maar Joden hebben ook een voordeel, zo is, bijvoorbeeld, het woord van God aan de Joden toevertrouwd. En wat betreft ontrouw zijn jegens God: ieder mens is onbetrouwbaar, maar God is wel betrouwbaar. Door toename van ons onbetrouwbaarheid, is de trouw van God toegenomen. Niemand is rechtvaardig, dus we zijn allemaal in de macht van de zonde, zowel Joden als niet-Joden. Iedereen is schuldig jegens God, of je nou wel of niet de wet hebt. Daarom kan de wet geen rechtvaardiging geven, want de wet leert ons zonde kennen. Maar God heeft ons door Jezus Christus verlost, Hij gaat onze zonden voorbij, die in het verleden zijn begaan. Dat is de rechtvaardiging.
[Notitie door "Kieskeurig": hoofdstuk 3 mag niet veralgemeend worden tot baby'tjes, Jezus,... Voor meer informatie, lees dit Engelstalige artikel.]
HOOFDSTUK 4
Eveneens Abraham, zijn vertrouwen en geloof was zijn rechtvaardiging, leert de Schrift. Als het op grond van zijn daden was, dan zou hij daarmee zichzelf kunnen prijzen. Als daden ons meerekenen met beloftes van God, dan zou geloof diens betekenis verliezen. Verder is er met wet bestraffing, indien het overtreden wordt, maar zonder wet kan het ook niet gelden als een overtreding. Het geloof is de daad die tot rechtvaardiging leidt.
HOOFDSTUK 5
Door de dood van Christus zijn we verzoend met God. Dankzij Jezus zullen we niet veroordeeld worden. Door één mens is de zonde de wereld gekomen en door de zonde de dood, voor allen. Dus er was al zonde voordat de wet kwam, maar zonder de wet gold de zonde ook niet. Alhoewel de dood wel gewoon aanwezig was, van Adam tot Mozes, tot alle tijden. De wet kwam pas later opdat de overtredingen toenamen. Maar op dezelfde manier, door één man, Jezus Christus, zijn wij gered. Dat is de vrijspraak van God.
HOOFDSTUK 6
Dat betekent echter niet dat we moeten blijven zondigen. Wij zijn dood voor de zonde, dus we kunnen niet in zonde leven. U leeft onder de genade, niet de wet, dus leef in geest. Als u de zonde dient, dan zal dat tot de dood leiden.
HOOFDSTUK 7
Terug naar de wet: we zijn dood voor de wet dankzij Christus, dus de wet heeft geen beheersing over ons. Ook ben ik dankzij de wet bewust van de zonde. Ik zou niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: Zet uw zinnen niet op wat van een ander is. En zo maakt de zonde gebruik van de wet door in mij begeerten op te wekken, en daardoor word ik schuldig, omdat ik de wet overtreed. Door de wet komt de zonde tot leven, want zonder de wet is de zonde krachteloos. En daarom ging alles verkeerd, het werkte niet, ondanks dat de wet zelf heilig, rechtvaardig en goed is. In feite is het als volg: ik heb een wil, die God wilt volgen, maar ook een natuur, die zondigt en zorgt dat ik God niet meer kan volgen. Mijn wil, oftewel verstand, en mijn natuur gaan niet samen. Ik wil het goede doen, maar ik doe het kwade, een dilemma is het. Wie kan zo een arme mens toch redden? En daar komt Jezus Christus in beeld ; Hij redt ons!
[Notitie door "Kieskeurig": ik zie die zondige "natuur" persoonlijk als het zondige karakter dat we hebben opgebouwd vanaf onze eerste individuele zonde, tot vlak voor onze bekering. Dan sterft dit zondige karakter (Romeinen 6) en dan krijgen we een nieuw karakter in de plaats (2 Korintiërs 5:17, Romeinen 6-8). Vele moderne leraren leren dat we een soort zondige natuur overerven van Adam en dat we daarom ook na onze bekering heel ons leven lang, elke dag door, moeten zondigen. Romeinen hoofdstuk 7 wordt door hen uit de glorieuze context (Romeinen 6-8) van het christenleven van overwinning over elke zonde getrokken. Voor meer informatie over dit bedriegelijk excuus voor zonden kan u deze Engelstalige artikelen raadplegen.]
HOOFDSTUK 8
Dit noem ik: de wet van de Geest, los van de andere wet: de wet van dood en zode. Jezus Christus heeft afgerekend met de wet van de dood en zonde. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest. De wil van onze eigen natuur brengt de dood, maar de wil van de Geest brengt leven en vrede. Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want die wil onderwerpt zich niet aan de wet van God en is daar ook niet toe in staat. En zo iemand kan God niet dienen, maar u leeft niet zo, u laat u leiden door de Geest. Maar beste mensen, vergeet niet, wie diens eigen wil volgt, zal zeker sterven.
HOOFDSTUK 9
Maar konden de Israëlieten, de volksgenoten van Paulus, dit alles ook maar doorzien. Maar God heeft verder Zijn belofte niet gebroken, want vergeet niet: niet elke Israëliet is dan ook een echte gelovige, dus niet iedereen hoort bij Israël, in een zekere zien. Net zoals het belofte met Isaac was en niet met alle kinderen van Abraham, wat ons toont dat iemand een nakomeling is van Abraham, vanwege een belofte en niet natuurlijke kinderen enkel. Gods openbaring is voor iedereen, dus ook volkeren die voorheen geen volk van God was, is dat nu wel, allemaal dankzij geloof en belofte van God, die voor iedereen een uitnodiging is.
HOOFDSTUK 10
Maar toch hoop ik dat de Israëlieten ook gered zullen worden. Ze dienen God vol toewijding, maar ze missen nog inzicht. Daarom baseren ze hun rechtvaardiging op eigen kracht en willen ze niets weten van een vrijspraak van God. Maar veel meer begrip en geloof kwam van andere volkeren, die hebben God gevonden, meer dan Israël, overduidelijk.
HOOFDSTUK 11
Maar zoals ik eerder zei: Gods heeft Zijn volk niet verstoten, sommigen van het volk hebben dat gedaan, maar wie dat niet gedaan heeft, hoort gewoonweg bij God, nu nog steeds. Wie wel voor de genade koos, zijn dan ook uitgekozen omdat God genadig is, en niet omdat zij de wet naleefden. Maar pas op: als u niet trouw blijft aan de goedheid van God, dan zult u ook afgekapt worden. Mijn laatste woorden omtrent Israël: ooit zal heel Israël gered worden, ooit.
HOOFDSTUK 12
Leef als een gave voor God, dien God eerbiedig. Laat iedereen volharden in het goede, zegen uw vervolgers en vervloek hen niet. Doe voor iedereen het goede en ga niet af op uw eigen inzicht.
HOOFDSTUK 13
Iedereen moet de autoriteit van de overheid erkennen, want dit alles is door God ingesteld, zij zijn aangewezen door God. Wie het goede doet, hoeft de overheid niet te vrezen. De overheid heeft het zwaard in bezit en gereed om te gebruiken en ieders verdiende straf te geven. De overheid staat in dienst van God. Dus ook de belasting moeten we betalen. Laten we allen eerzaam leven.
HOOFDSTUK 14
Accepteer ook de mensen met een zwak geloof. Een zwak gelovige eet, bijvoorbeeld, niet alles, maar dat is zijn of haar overtuiging, accepteer het. Laat niemand op elkaar neerkijken. Laat gewoon iedereen zijn eigen overtuiging volgen. Zolang het allemaal in de naam van God gebeurt en in Zijn eer. En nog één ding hierover: als iets eten of drinken de ander aanstoot geeft in diens aanwezigheid, laat het beter staan, een ander tevreden stellen is belangrijker dan je eigen wil tot iets eten of drinken.
HOOFDSTUK 15
Allen moeten elkaar helpen, de sterken de zwakken, dat is ons plicht. Wees in samenhorigheid en bid voor elkaar om gered te worden van de kwade invloeden in deze wereld.
HOOFDSTUK 16
Apostel Paulus zal bij u zuster Febe aanstellen, aanvaard haar in de naam van de Heer. Help haar met alles indien ze wat nodig heeft. Want ook zij heeft apostel Paulus geholpen en een steun geweest. Groeten aan allen. Alle eer aan God, door Jezus Christus, tot in eeuwigheid. Amen.'
bron: Sezgin Can (cansezgin)
26-12-2015
Waarom Ik hou van Mijn Lokale Kerk
Om dit artikel in het Engels te lezen, klik hier. To read this article in English, click here.
Ik ga naar onafhankelijke pinkstergemeente "De Ark" in Diest. Ik voel me meer aangetrokken tot deze lokale kerk, dan tot een bepaalde denominatie.
Hier zijn 3 redenen waarom dit zo is:
Liefde: vanaf het begin dat ik naar deze kerk ging, hing er altijd een sfeer van liefde en gezelligheid. De voorganger en de leden hebben me altijd met open armen ontvangen. Ik was en ben God nog steeds zeer dankbaar voor de familie die Hij mij gegeven heeft.
Goed pastoraal onderwijs: de theologie van de voorganger bestaat niet uit antinomianisme ("aanvaard Jezus, geloof gewoon" - en doe maar wat je wil -) maar bestaat onder andere uit, na je bekering, de wil van God doen.
Nadruk op heiligheid: de voorganger en de geloofsgemeenschap proberen te leven in heiligheid, naar de wil van God.
Om dit artikel in het Engels te lezen, klik hier. To read this article in English, click here.
03-11-2015
De Drie-Eenheid in Jesaja 48:12-13,16
Een van de beste aanwijzingen voor het concept van de Drie-Eenheid (dat er meerdere personen in de Godheid zijn) is te vinden in de volgende verzen [de Vader wordt weergegeven in blauw, de Zoon in rood en de Heilige Geest in groen]:
"Luister naar Mij, Jakob, Israël, Mijn geroepene: Ik ben Dezelfde, Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste. Ook heeft Mijn hand de aarde gegrondvest, en Mijn rechterhand heeft de hemel uitgespannen. Roep Ik ze, dan staan ze er tezamen.
( ... het onderwerp is nog steeds: Jezus Christus ... )
Kom nader tot mij, hoor dit: Ik heb vanaf het begin niet in het verborgene gesproken; vanaf de tijd dat het geschied is, ben ik daar. En nu, de Heere HEERE heeft mij gezonden, en Zijn Geest." - Jesaja 48:12-13,16 (HSV)
In de vorige passage wordt Jezus Christus (de Eerste en de Laatste) voorgesteld als de Schepper (die de aarde heeft gegrondvest), gezonden door de Vader (de Heere HEERE ofwel Adonai Jahwe), zoals de Heilige Geest (Zijn Geest) ook gezonden is door de Vader (de Heere HEERE ofwel Adonai Jahwe).
Voor meer informatie over hoe de Drie-Eenheid op een logische manier kan worden uitgelegd, bekijk de volgende links (Engelstalig):
Genesis 3:22 leert niet dat De Mens aan God Gelijk is geworden
Genesis 3:22 leert niet dat De Mens aan God Gelijk is geworden. Het leert slechts dat de mens gelijk geworden is aan God in de kennis van goed en kwaad.
Dit wordt duidelijk weergegeven in de Willibrordvertaling (editie 1993):
"En Jahwe God zei: 'Nu de mens in de kennis van goed en kwaad als een van Ons is geworden (...)" - Genesis 3:22 (Willibrordvertaling editie 1993)
Een Facebook Gesprek over De Gouvernementele Theorie van Het Zoenoffer
Twee dagen geleden had ik een gesprek met een meisje, op facebook, waarin ik probeerde duidelijk te maken waarom het offer van Jezus Christus aan het kruis noodzakelijk was om verzoend te worden met God. Dit deed ik door middel van de "Gouvernementele Theorie van Het Zoenoffer". De term "Regerings-Theorie van Het Zoenoffer" is een letterlijke vertaling van het Engelse "Governmental theory of The Atonement". Deze theorie is uitgevonden door de Nederlandse Remonstrantse / Arminiaanse theoloog Hugo Grotius. Het gesprek is licht aangepast om de duidelijkheid van het gesprek te bevorderen. De smiley-emoticons zijn gekopieerd van facebook. De pijlen in het gesprek hebben geen betekenis. Ze zijn louter het gevolg van de overzetting van het facebook gesprek naar deze website.
[ik was aan het spreken over of God haar binnen zou laten in de hemel.]
Ik:: Geef me 1 reden waarom God je zou moeten binnen laten smile-emoticon
Zij: weet ik niet
waarom zou die
Ik: heb je Hem altijd gehoorzaamd?
Zij: absoluut niet
Ik: okay
smile-emoticon
als je bij mij woonde en je bestal me en je loog tegen me,... zou ik je dan nog binnen laten in mijn huis?
Zij: nee tuurlijk niet
Ik: wel
dan
je bent al al die jaren in God zijn huis
de aarde
zou Hij je thuis moeten laten in zijn villa? (de hemel)
Zij: nee
denkik
waarom zou die dat doen
oke die vraag is moeilijk..
Ik: is best makkelijk toch?
als wij ruzie hebben
en je wil toch binnen
wat doe je dan?
Zij: licht eraan hoe goed we bevriend zijn
maar ik zou het proberen om goed te maken
Ik: okay
smile-emoticon
maar stel ik ben God
en ik heb je gemaakt
en de aarde en alles daarin
wat kan je me nog meer geven?
iets wat ik echt nodig heb?
Zij: ik weet het niet..
Ik: niets toch?
Zij: uhm nee klopt
Ik: wel
wat kan je nog doen?
en ik verwacht perfecte gehoorzaamheid want ik heb je gemaakt met die capaciteit
Zij: dat kan niemand
perfecte gehoorzaamheid
Ik: waarom niet?
Zij: ik zelfs niet denken aan het verkeerde
Ik: ik heb je de capaciteiten gegeven
smile-emoticon
Zij: kan jij het?
Ik: het gaat
oh en "gedachten" kunnen ook van de duivel komen zodat je denkt dat je het denkt [Wat ik hier probeerde uit te drukken is dat sommige, dikwijls plotselinge "gedachten" geen echte gedachten zijn maar dat het eerder influisteringen zijn van de duivel.]
maar het punt is
als je dat niet hebt gedaan
dan kan je maar 1 ding doen
Zij: wat dan?
Ik: vergeving vragen en je afkeren van wat je er voor deed tegen mij
smile-emoticon
en ik wil je vergeven maar ik heb 1 probleem
smile-emoticon
Zij: en dat is?
wat is het probleem?
Ik: mijn probleem is dat als ik iedereen zo maar zou vergeven, dan wordt mijn wet niet meer gerespecteerd
daarom moet ik tonen hoeveel mijn wet waard is
mijn morele wet
dus daarom laat ik Jezus voor jou aan het kruis gaan
zodat je zal beseffen hoeveel je zonden me hebben gekwetst en hoeveel straf je verdiende
Zij: zo heb ik het nooit bekeken
Ik: en dan zal je je afkeren van je zonden
en van mij houden met heel je ziel hart en verstand
omdat ik zo iets voor je deed smile-emoticon
dat is een manier om het te bekijken smile-emoticon
27-09-2015
Volgens De Bijbel zou Jij Dood moeten zijn
'HET SCHOPPEN VAN DODEN
Op zichzelf gerichte mensen zijn snel gekwetst. Ze vinden allerlei manieren om van streek te raken over de meest onbetekenende en onnozele dingen! Dan dalen zij af naar dat platgereden pad van depressie, ontmoediging en verslagenheid. Weet je waarom? Omdat ze helemaal wegkwijnen in zichzelf! Als je een stap terug zou nemen en objectief naar jezelf kijkt wanneer je in één of andere noodsituatie terecht komt, dan zou je jezelf een heleboel verdriet besparen.
Stel jezelf hardop de vraag: 'Hoe is mijn houding in deze kwestie? Waarom ben ik zo terneergeslagen? Is er op mijn 'ziel' getrapt?' Als je jezelf op deze manier zou aanpakken wanneer je tegen de haren wordt ingestreken, zouden veel van je 'noodsituaties' geen noodsituaties meer zijn. Dode mensen voelen helemaal niets! Je kunt allerlei gemene dingen doen me een lijk, maar je zult geen enkele reactie ontvangen. Schop het, spuug er op en sla het, doe wat je maar wilt, het zal niets terugdoen. Hoe komt dat? Omdat het dood is! Volgens de Bijbel zou jij dood moeten zijn:
Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven. Romeinen 6: 8 (NBG-1951 vertaling)
Het woord is betrouwbaar: immers, indien wij met Hem gestorven zijn, zullen wij ook met Hem leven. 2 Timotheüs 2: 11 (NBG-1951 vertaling)
Waarom ben jij dan zo snel bezeerd als iemand iets zegt of doet? Waarom heb je zoveel problemen in je relaties? Ik zeg het je recht voor zijn raap: jouw op jezelf gerichte trots is nog springlevend!
HET IS JOUW KEUS
De dwaas veroorzaakt door zijn hoogmoed ruzie. Spreuken 13: 10 (Willibrordvertaling)
Ervaar jij bitterheid gekwetstheid of angst? Gods Woord laat je geen ruimte om jouw verantwoordelijkheid te ontwijken. Je zou het liever vroeger dan later het hoofd moeten bieden omdat er geen andere mogelijkheid is. Je bent niet zo geboren, het is ook niet jouw persoonlijkheid én je kunt de omstandigheden er niet de schuld van geven.'
bron: Andrew Wommack, Ik-Gerichtheid: de wortel van alle ellende, hoofdstuk 1: De Wortel van Het Probleem, p. 9-10, vertaald door Babs Sip-Schroevers (2007).
'Zovaak een mens iets op onbeheerste wijze begeert, wordt hij onrustig van binnen. (...) Een mens die nog niet helemaal gestorven is in zichzelf, komt zo gauw in verzoeking en geeft er al aan toe in de kleinste en onbelangrijkste dingen. Wie zwak van geest is en nog vleselijk en geneigd tot het zinnelijke, kan zich moeilijk helemaal losmaken van aards begeerten. En daarom is hij vaak bedroefd als hij zich iets ontzeggen moet en maar al te licht wordt hij ook kwaad als iemand tegen hem ingaat. Maar als hij eenmaal heeft toegegeven aan wat hij zo begeerde, dan bezwaart hem meteen zijn schuldige geweten, omdat hij zijn hartstocht is gevolgd, die hem toch de vrede niet kan geven die hij zocht.
Alleen dus door te weerstaan aan je hartstochten vind je de ware vrede des harten, maar niet door ze na te volgen. Er is dus geen vrede in het hart van een vleselijk mens, geen vrede in de mens die aan uiterlijkheden hangt, maar vrede alleen in hem die opgaat in het geestelijke.'
bron: Thomas A Kempis, De Navolging van Christus, Boek 1: Vermaningen voor Het Geestelijk Leven, V: Het Lezen der Heilige Schriften, p 15, vertaald door Dr J.W. Schulte Nordholt (1954).
20-09-2015
William Booth over De Gaven van De Geest volgens Gordon Lindsay
"Hoe was de houding van Generaal Booth ten opzichte van de bediening van het bovennatuurlijke en de gaven van de Geest die openbaar werden in de Gemeente kort voor zijn dood? In het officiële orgaan van het Leger des Heils, 'De Strijdkreet', van 12 november 1914 vinden wij een interessant antwoord op deze vraag:
'Veel aandacht wordt gegeven aan wat bekend staat als de buitengewone 'gaven' van de Heest; dat wil zeggen iets te kunnen doen wat uitgaat boven het kunnen van de mens zònder directe werking van God. Zulke gaven bezaten zonder twijfel de apostelen, zowel voor als na de dood van onze Heer. Zij bezaten de gave van genezing, dat wil zeggen zij genazen de zieken, openden de ogen der blinden en de oren der doven; zij maakte doden weer levend zonder gewone middelen toe te passen.
Zij verichtten wonderen; zij konden daden verrichten die in tegenspraak waren tot het natuurlijk verloop der dingen.
Dit waren zeer opmerkelijke gaven, die bewezen dat God met hen was omdat niemand deze dingen kon doen als niet God rechtstreeks door hem werkte.
Ook waren ze nuttig omdat zij de aandacht vestigden op degenen die ze bezaten en een bewijs waren dat God zelf deze mensen gezonden had.
Om deze redenen waren zij belangrijk voor de wereld en wanneer mensen die gaven heden bezitten, is dit een grote zegen voor de gehele mensheid. En er is geen woord in de Bijbel dat bewijst dat wij ze vandaag niet zouden bezitten en er is niets dat zegt dat zij heden niet even nuttig zouden zijn als in enige voorafgaande periode van de kerkgeschiedenis.
Daarom kan men niemand veroordelen die er zich naar uitstrekt en de bijzondere tekenen en wonderen die de laatste tijd onder ons openbaar zijn geworden, eisen dat wij er diep en open over zullen nadenken.
Wij moeten nooit vergeten dat alle werkelijke genezing, of het nu lichaam of ziel betreft, of deze onmiddelijk of na verloop van tijd plaats vindt, of het ogenschijnlijk zonder of door bepaalde middelen gebeurt, altijd tot stand wordt gebracht door de direkte werking van de kracht Gods. Het is God die redt.
En we moeten nooit vergeten dat alle gaven - de gewone of buitengewone - alleen van God komen"
bron: (Leven en Werk van) Mannen door Wie De Wereld Veranderde: Deel 2, 4. Generaal William Booth De Laatste der Hervormers, p 100-101, vertaald door L. Reimeringer-Baudert (Engelse en Nederlandse uitgave: 1987).
Recensies
Aangeraden boeken:
Te gekke liefde: Overweldigd door een niet-aflatende God (5/5)
Uitstekend boek door Francis Chan!
Ik zou persoonlijk meer nadruk leggen op evangelieverkondiging (door openlucht prediking!) en een beetje minder nadruk op de liefde (hoewel dat zeer belangrijk is!)
Een zeer goed boek om in de praktijk om te zetten! Je leert heel veel door dit boek te lezen! (oorspronkelijk uitgegeven in 2008| Nederlandstalige editie: 2010 | review: September 2014)
De Bijbelse Rustdag - Zaterdag of Zondag? (4/5) GRATIS!
Behalve dat een paar zaken, die niet met het onderwerp te maken hebben, naar mijn mening uit de context werden gehaald, is dit boekje zeer bijbels. Het legt alle teksten in de Bijbel in verband met de Sabbat rustig uit door middel van goede exegese. Dit boek heeft me overtuigd dat de Sabbat werd gehouden door de eerste christenen en dat dit nog steeds voor alle christenen een bijbels gebruik is.
Om over na te denken: God heeft op de Sabbat een speciale zegening gelegd (Genesis 2:3). Waarom te laat komen? (uitgegeven in 2001)
(Ik ben niet akkoord met het feit dat de United Church of God - uitgever van bovenstaand boekje - niet gelooft in de Drie-Eenheid. Daarom steun ik dus niet al hun andere publicaties.)
William Booth (4/5)
Dit boek, geschreven door Minnie Lindsay Carpenter is de beste autobiografie over William Booth, die ik tot nu toe gelezen heb!
Het boek bevat een grondig overzicht van zijn leven, maar de details mochten beter uitgewerkt worden (zoals bijvoorbeeld dat het boek dat hij wegwierp een calvinistisch boek was. William Booth was sterk gekant tegen het Calvinisme).
Over details gesproken... Enkele details lijken me zeer sterk te betwijfelen, zoals dat William Booth verplichtte zijn "Leger" in erfzonde doen te geloven (aangezien zijn vrouw fan was van de werken can Charles G. Finney en deze tegen de erfzonde inging.)
Zonder te veel te verklappen... dit boek is een must read. Het is goed voor de christen om over zulk een geloofsheld te lezen!
Verkenningen in Genesis (3/5)
Dit boek vernietigt theorieën zoals de bronnensplitsing (J,E,P), ideeën dat Genesis 1 en 2 gebaseerd zou zijn op een babylonische scheppingsverhaal (dat het oermonster Tiamat bevat), of dat Het Zondvloedverslag uit Het Gilgameš-Epos ouder zou zijn dan het zondvloedverslag uit het Boek Genesis.
Dit boek toont aan dat geloven in de onfeilbaarheid van het woord, zeker niet een dwaas standpunt is, wanneer alle bewijsstukken naast elkaar worden gelegd, indien er echte wetenschap wordt bedreven (in vakgebieden zoals de archeologie, linguistiek,...).
Na enkele hoofdstukken begint het "bijbelgehalte" flink te dalen en beginnen auteurs langdradiger te schrijven. Ook herhalen de verschillende auteurs wat andere auteurs al hadden gezegd. Soms wordt er te veel vertrouwen gesteld in bepaalde dateringen door één persoon. Wat ook wel een houding is die me niet zo professioneel lijkt, maar wel eerlijk is, is dat ze dikwijls, in het begin van hun opstellen, beginnen te vertellen welke conclusie ze willen bereiken. Dit kan door lezers worden opgevat als vooringenomenheid. Maar de manier waarop ze dit "doel" hierna bereiken, is hooguit professioneel (in verband met de schriftelijke uitwerking van hetgene ze onderzocht hebben). (oorspronkelijk uitgegeven in 1986, tweede druk 1988)
John Wesley over Het Calvinisme volgens Gordon Lindsay
"Een van de grootste diensten die Wesley de kerk heeft bewezen, was haar te redden van de uitersten van het fatalisme. Calvijn, die briljante1 en methodische schrijver, had een sterke invloed op de kerk in de periode waarin zij het meest voor indrukken vatbaar was. Hoewel verschillende punten van zijn leer bevredigend zijn1, was zijn inzet aangaande de predestinatie zodanig dat, wanneer die ten volle zou worden doorgevoerd, de vrije wil van de mens en zijn verantwoordelijkheid als zondaar volkomen zou worden uitgeschakeld. Dit is natuurlijk volkomen tegenovergesteld aan de geest van de evangelistatie die de mens overal oproept tot bekering.
Wesley verdiepte zich zeer in de gevolgen van deze leer en hij geloofde dat deze ervoor verantwoordelijk was dat de grote evangelische opwekking die God wilde geven, werd verhinderd. Hij zei: 'Maar wat doet zulk een leer? Wel, het meest in het oog lopende is dat er tevergeefs gepredikt wordt. Prediken heeft geen waarde voor de uitverkorenen, want zonder deze zullen zij toch onomstotelijk zeker behouden woren. En zij die niet uitverkoren zijn kunnen op generlei wijze worden bekeerd. De Calvinistische leer van de predestinatie sluit de deur voor heiligheid. Wat gebeuren moet, zal gebeuren en geen mens kan dit veranderen. Sommigen vervult het met hoogmoed en het geeft hun een gevoel van superioriteit boven de arme zondaar. En dit is iets wat God van eeuwigheid af heeft gehaat.' Volgens Wesley leidde deze leer ertoe de troost van het geloof te vernietigen, want in tijden van grote verzoeking of beproeving kan altijd de twijfel ontstaan of zij die zondanig worden beproefd, wel tot de uitverkorenen behoren.
Wesley toonde verder aan dat de verdedigers van de Calvinistische predestinatie zich aansloten bij de agnostici en de deïsten, want deze laatsten geloven dat de openbaring van het christendom niet nodig was tot behoud. Calvijn geloofde dat men alleen maar moest behoren tot de uitverkorenen. Wesley ging nog verder met zijn beschuldiging. Hij noemde deze leer godslasterlijk, want daardoor werd Jezus Christus tot een misleider der mensen, een schijnheilige gemaalt - iemand die van zichzelf zei dat hij wilde dat alle mensen behouden zouden worden, maar die in feite de meesten voor de eeuwige verdoemenis had bestemd zodat zij in wezen onmogelijk tot bekering zoudenn kunnen komen en zodoende worden behouden."
bron: (Leven en Werk van) Mannen door Wie De Wereld Veranderde: Deel 2, 1. John Wesley De Boodschapper van Het Grote Ontwaken, p 37-39, vertaald door L. Reimeringer-Baudert (Engelse en Nederlandse uitgave: 1987).
1 De schrijver van deze blog is niet akkoord met de punten waar voetnoot nr. 1 bij staat.
12-09-2015
Leiders zijn niet gebaat bij Huldeblijken
"Na een machtige campagne, waarin meer dan 600 mensen vergeving en verlossing van zonden hadden gezocjt, wilden predikanten, kerkeraadsleden en gehoor hun waardering voor de diensten van William Booth vertolken door hem een groot portret van hemzelf aan te bieden. Een dergelijke betoging was geheel in stijl met de kerkelijke gewoonten, en een stampvolle geestdriftige bijeenkomst maakte gewag van de zegeningen die het gevolg waren van de arbeid van de evangelist. William Booth aanvaardde met genoegen dit bewijs van genegenheid en vertrouwen, maar toch was zijn gevoelige geest niet volkomen zeker van de zaak . . . In de samenkomsten had hij toch alleen maar zijn plicht gedaan . . . Hij had een prachtige kans gehad, die hij slechts had aangegrepen . . . Het resultaat was het werk van God . . . Waarom moest hij dan worden beloond?
Spoedig daarop bemerkte hij, dat de aanbieding naijver had opgewekt en dat zijn ambtsvervulling er waarschijnlijk door werd geschaad. Toen William Booth later aan dit incident terugdacht, was hij ervan overtuigd, dat leiders in het werk van God niet gebaat zijn bij huldeblijken. Ze wekken jaloezie en leveren nog andere gevaren op. Een aantrekkelijke leider kan zijn onafhankelijkheid inboeten jegens mensen, die hem kunnen begunstigen, terwijl andere hoogstaande leiders, die voor zichzelf niets begeren, onbeloond blijven . . . Daarom keurde William Booth later huldeblijken van iedere soort voor heilsofficieren af."
Minnie Lindsay Carpenter, William Booth, hoofdstuk 8: Naderend Gevaar, p 36-37, vertaald door J. N. Voorhoeve (1986, Nederlandse uitgave: s.d.).
Wat We in De Kerk nodig hebben
"Wat We in De Kerk nodig hebben is hervorming. Het is verspilde tijd en moeite voor stromen van zegen over een afvallige en ongehoorzame kerk te bidden. Een nieuwe golf aan godsdienstige belangstelling zal niet meer teweegbrengen dan het vergroten van het aantal leden in kerken die zich niet willen onderwerpen aan de heerschappij van Jezus, noch zijn geboden willen gehoorzamen. God is niet geïnteresseerd in een toename van het kerkbezoek, als dat niet tegelijkertijd gepaard gaat met een waarachtige bekering en heiliging."
bron: A.W. Tozer, Het Diepere Leven, 1. Geen Opwekking Zonder Hervorming, p 10, vertaald door Mark Benninga (1957, Nederlandse uitgave: 1993).
02-09-2015
De Grenzen van Het Land van Belofte
"De Thora eindigt voor de grenzen van het land van belofte. De belofte is er, het begin van de vervulling ook, maar het eigenlijke moet nog komen.
Heel het O.T. draagt dit beloftekarakter. Het wachten op het eigenlijke blijft: de zending van Gods eigen Zoon, de beloofde Messias, en met Hem het messiaanse rijk van vrede en gerechtigheid. In het N.T. is dat nog sterker. De komst van Christus en de uitstorting van de Heilige Geest brengen ons in het geloof tot aan de grens van het land van belofte. Daar staan we dan. Maar het eigenlijke moet ook voor ons nog komen: wat geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en in geen mensenhart is opgeklommen, heeft God bereid voor degenen die Hem liefhebben, 1 Kor. 2 : 9."
Bron: Drs. H. J. de Bie, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 20. Von Rad's Commentaar op Genesis: 3. BEZWAREN TEGEN VON RAD'S VISIE IN HET ALGEMEEN (p 139-140).
01-09-2015
Bijbels Verschil tussen Vreemdeling en Onbekende
Foto van een "onbekende":
bron: ANP Marco De Swart (gevonden op "powned").
Foto van een "vreemdeling":
bron: ANP Erik van 't Woud (gevonden op "refdag").
Aanvaarding van het vreemdelingschap
(...) 'In het Hebreeuwse woord voor vreemdeling: ger, in transcriptie aangeduid met de medeklinkers GR, klinkt de angst en het lijden als oorzaak van het vreemdeling zijn mee. Volgens het Hebreeuwse woordenboek is een vreemdeling iemand die zijn of haar land heeft moeten verlaten, als gevolg van oorlog of oproer, bloedschande, hongersnood of ongeluk, en hij of zij is daarmee in de eerste plaats een kwetsbare. Precies zo herkent Israël in de vreemdeling die in haar midden verblijft, een bepalend element van haar eigen geschiedenis: Behandel vreemdelingen die bij jullie wonen als geboren Israëlieten. Heb hen lief als jezelf, want jullie zijn zelf vreemdelingen geweest in Egypte. (Leviticus 19: 34), en: Ook u moet vreemdelingen met liefde behandelen, want u bent zelf vreemdelingen geweest in Egypte. (Deuteronomium 10: 19). (...)
Verschil tussen vreemdeling en onbekende
Behalve het woord voor vreemdeling, aangeduid met de medeklinkers GR, is er in het taalveld van het Hebreeuws nog een woord te vinden dat hier van belang is: namelijk nekar. Dat woord wordt in transcriptie aangeduid met de medeklinkers NKR. De betekenis van dit woord doet denken aan het Griekse xenos, behalve dat de lading uitsluitend negatief is: deze vreemdeling is een onbekende in de zin van vijandig en bedreigend. Het is iemand waarvoor je op je hoede bent. Er wordt wel gesuggereerd dat deze onbekende een soort handelsreiziger of een marskramer moet zijn geweest. Iemand in elk geval, die niet de bescherming behoeft, die een vreemdeling wel toekomt.
In de Nieuwe Bijbel Vertaling wordt dit woord meestal vertaald met de vrij onhandige term buitenlander. Maar dat gebeurt niet consequent, zodat het onderscheid tussen beide woorden verwatert en de verwarring toeneemt. Zo vinden we in die vertaling: Voor het pesachmaal gelden deze voorschriften: Er mag geen enkele vreemdeling aan deelnemen. (Exodus 12: 43) Vreemdeling staat er, maar het Hebreeuws geeft NKR. Binnen de eigen systematiek van de NBV zou hier dus buitenlander hebben moeten staan. Terwijl naar de klankkleur van het woord onbekende meer op zijn plaats was geweest. De verwarring neemt toe wanneer in vers 48 en 49 van het zelfde hoofdstuk in vertaling staat: Wil een vreemdeling die bij jullie woont het pesachmaal ter ere van de Heer bereiden, dan mag dat pas nadat hij en al zijn mannelijke familieleden besneden zijn, want alleen dan kan hij op één lijn worden gesteld met een geboren Israëliet. Maar een onbesnedene mag er niet aan deelnemen. Voor geboren Israëlieten en voor vreemdelingen geldt een en dezelfde regel. In de verzen 48 en 49 worden in het Hebreeuws de medeklinkers GR gebruikt, zodat het hier wèl over een vreemdeling gaat.
De portee van dit hoofdstuk in Exodus is dat het criterium voor de toegang tot het Pascha ligt in de besnijdenis. En dat geldt voor de geboren Israëliet net zo goed als voor de vreemdeling, terwijl de onbekende (de buitenlander) van vers 43 daar buiten blijft staan. Een vreemdeling is in die zin ook niet heilig, maar hoort wezenlijk bij het verhaal van Israël op grond van zijn potentieel kwetsbare positie. Dat geldt voor de onbekende (de buitenlander van de Nieuwe Bijbel Vertaling) uitdrukkelijk niet.
Het is op dezelfde manier ook niet de bedoeling dat een toevallige passant of handelsreiziger profiteert van bijvoorbeeld de kwijtschelding tijdens het Jubeljaar: Van een buitenlander mag u wel betaling vorderen, maar wat u van een volksgenoot te goed hebt, moet u kwijtschelden (Deuteronomium 15: 3). Zie ook: Van een buitenlander mag u wel rente heffen, maar niet van iemand uit uw eigen volk. Als u zich hieraan houdt zal de Heer, uw God, u zegenen in alles wat u onderneemt in het land dat u in bezit zult nemen. (Deuteronomium 23: 21).'
Bron: Anne Kooi, "Vreemdeling te zijn op Aarde; een Bijbelse Verkenning" (protestantsestemmeninbelgie).
Het Zondvloedverslag uit Het Gilgameš-Epos en Oudere Teksten versus Het Bijbelse Zondvloedverslag
foto: Gilgame die een leeuw vasthoudt (bron: thomasrotthier).
In het verleden is men geneigd geweest on het eerste deel van het boek Genesis prijs te geven aan de wildste speculaties. De meeste volkeren rondom Kanaän beschikten over een beschrijving van de oergeschiedenis van de aarde. Toen in de vorige eeuw1 en aan het begin van deze eeuw2 vele van deze teksten gevonden en gepubliceerd werden, meende men dikwijls te kunnen spreken van een zeer directe relatie tussen de Bijbel en deze documenten. Aan deze gelijkstelling kleven echter twee bezwaren.
In de eerste plaats berust deze relatie slechts op details, en in de tweede plaats zijn de teksten vaak van mythologische aard."
We hebben toen redenen aangegeven waarom het Bijbelse scheppingsverhaal net jónger is dan het Babylonische scheppingsverhaal.
Momenteel gaan we bespreken of het Bijbelse zondvloedverhaal al dan niet gebaseerd is op het Gilgame-epos of niet:
"In de eerste plaats wordt in verschillende teksten steeds gesproken over een grote vloed. In de vorige eeuw werd het Gilgame-epos gevonden.3 Dit is een Assyrisch document uit de 7e eeuw voor Christus, waarin de lotgevallen van Gilgame en zijn vriend Enkidu worden beschreven. In het 5e hoofdstuk van dit werk vinden we een beschrijving van de zondvloed. Er zijn een aantal oppervlakkige overeenkomsten met Genesis 6-8, zoals het laten uitvliegen van een duif. Daarom geloofden velen een eeuw geleden1 dat Genesis 6-8 ging om zuiver folklorische verzinsels. Een consequentie hiervan zou zijn dat de zondvloed zuiver onhistorisch wordt. Na het Gilgame-epos werd echter nog meer opgegraven. Men vond inscripties die ouder zijn dan het Gilgame-epos.4
De oudste tekst die spreekt over de zondvloed is de Soemerische koningslijst.5 De eerste regel van de oorspronkelijke editie, die gedateerd wordt rond 2000 voor Christus, begint met de zin: 'Nadat de vloed had geraasd'. Daarna volgt een lijst met koningen. In de tweede editie van rond 1700 voor Christus is er een lijst met koningen van voor de vloed aan toegevoegd.
Rond de 17e eeuw voor Christus werd tevens het Oudbabylonische Atrahasis-epos geschreven.6 Dit document bevat het meest volledige verslag van de zondvloed. Rond het jaar 1600 voor Christus wordt het zeer fragmentarische Soemerische zondvloedverslag gedateerd7 Daarnaast werd ook in het oude Ugarit een Babylonische tablet over de zondvloed aangetroffen.8 In dit uit 1400 voor Christus stammende document wordt tevens Atrahasis vermeldt. Pas daarna komt het uit de 7e eeuw voor Christus stammende zondvloedverslag van het Gilgame-epos.9
Primaire Bron:
Drs. C. C. Stavleu, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 11. De verhouding tussen Genesis 1-11 en de archeologie (p 84,85-86).
Secondaire bronnen en toegevoegde voetnoten:
(toegevoegde voetnoot:) 1 Dat is: de 19de eeuw (dit boek is geschreven in de 20ste eeuw)
(toegevoegde voetnoot:) 2 Dat is: de 20ste eeuw (dit boek is geschreven in de 20ste eeuw)
3 N. R. Sanders, The Epic of Gilgames, 1977, blz. 9-12.
4 K. A. Kitchen, The Bible in its World, blz 28 e.v..
5 De tekst hiervan is van Jacobsen, The Sumerian King List, 1939.
6 W. G. Lambert en A. R. Millard, Atrahasis, The Babylonian Story of The Flood, 1969.
7 W. G. Lambert en A. R. Millard, blz. 130 e.v..
8 W. G. Lambert en A. R. Millard, blz. 131-133.
9 K. A. Kitchen, blz. 27.
Het Babylonische Scheppingsverhaal versus Het Bijbelse Scheppingsverhaal
Bron: Foto van Georgelazenby/Wikipedia Commons: zwart-wit knipsel van een scan van een plaat uit 'Monuments of Nineveh, Second Series' (Monumenten van Ninevé, tweede delen) plate 19/83 van Austen Henry Layard's , Londen, J. Murray, 1853 (gevonden op krmg). Of hier links werkelijk de zeegodin Tiamat wordt afgebeeld, wordt de laatste jaren in twijfel getrokken.
"In het verleden is men geneigd geweest on het eerste deel van het boek Genesis prijs te geven aan de wildste speculaties. De meeste volkeren rondom Kanaän beschikten over een beschrijving van de oergeschiedenis van de aarde. Toen in de vorige eeuw1 en aan het begin van deze eeuw2 vele van deze teksten gevonden en gepubliceerd werden, meende men dikwijls te kunnen spreken van een zeer directe relatie tussen de Bijbel en deze documenten. Aan deze gelijkstelling kleven echter twee bezwaren.
In de eerste plaats berust deze relatie slechts op details, en in de tweede plaats zijn de teksten vaak van mythologische aard. Zo heeft men bijvoorbeeld in het verleden getracht om het eerste deel van het bijbelse scheppingsverhaal afhankelijk te maken van het Babylonische scheppingsverhaal. Dit gebeurde op grond van een vergelijking tussen het Hebreeuwse woord tehom, dat vloed betekent, en de naam van het Babylonische oermonster Tiamat.3 In het Babylonische verhaal komt de schepping tot stand doordat de hoofdgod Marduk Tiamat verslaat en uit haar lichaam de wereld schept. Aan het scheppingsverhaal in Genesis zou dan dit Babylonische godengevecht ten grondslag liggen. Het Babylonische verhaal is rond 1200 v. Chr. te dateren.4 De archeologie heeft echter de gelijkstelling van Tiamat en tehom onmogelijk gemaakt. Dit gebeurde toen later de resten van de dichter bij Israël liggende stad Ugarit werden opgegraven. In de daar gevonden teksten trof men het woord tuhum aan. Dit woord lijkt veel meer op het Hebreeuwse woord tehom, en het staat daar niet voor een of ander oerwezen. Veeleer is dit woord gewoon te vertalen met 'de diepte, de vloed'.5 Hierbij komt nog dat de Ugaritische teksten niet van latere datum kunnen zijn dan 1400 v. Chr., omdat de stad toen verwoest werd.6 Dit betekent dat de oudste versie van het Babylonische scheppingsverhaal zeker 200 jaar jonger is dan de Ugaritische teksten, waarin het woord tuhum in een niet-Babylonische context wordt gebruikt."7
Primaire Bron:
Drs. C. C. Stavleu, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 11. De verhouding tussen Genesis 1-11 en de archeologie (p 84).
Secondaire bronnen en toegevoegde voetnoten:
(toegevoegde voetnoot:) 1 Dat is: de 19de eeuw (dit boek is geschreven in de 20ste eeuw)
(toegevoegde voetnoot:) 2 Dat is: de 20ste eeuw (dit boek is geschreven in de 20ste eeuw)
3 Deze gedachte vinden we o.a; in het Genesis-commentaar van Dr. J. de Fraine S. J. in de serie Boeken van het Oude Testament, blz. 16. Heel duidelijk zien we deze gedachte weergegeven in het Genesiscommentaar van H. Gunkel in de serie Göttinger Handkommentarzum Alten Testament blz. 103. Tevens zien we het in H. Gunkel, Schöpfung und Chaos in Urzeit und Endzeit, 1895. C. Westermann springt in zijn Biblischer Kommentar blz. 44-46 voorzichtiger om met deze theorie. De tekst van enuma elis is te vinden in Pritchard, Ancient Near Eastern Texts, vertaald door E. A. Speiser, pag. 60-99 en door A. K. Grayson pag. 501-507.
4 Voor de datering zie K. A. Kitchen, The Bible in its world, Exeter 1977, blz. 26-27 en Pritchard, blz. 60. Speiser stelt hierin dat de tekst van het Babylonische scheppingsverhaal niet voor het eerste millenium vóór Christus te dateren is.
5 C.H. Gordon, Ugaritic Textbook, Rome 1965, Glossary 19-2537. Pettinato stelt in The Biblical Archeologist 39 (1976), pag. 50 ook dat in Eblaïtische tejsten een soortgelijke betekenis aan het woord tiamatum toe te kennen is.
6 Dit wordt in twijfel getrokken door geschiedkundige Robert De Telder. Hij schreef: "de vernietiging van Oegarit in de veertiende eeuw v. Chr. plaatsen is een gevolg van het voor waarheid houden door theologen, van de gefabriceerde datering van de egyptische koningslijsten door de egyptologie. De vernietiging van Oegarit hoort in de achtste eeuw v. Chr. thuis." Voor meer informatie, lees Het Einde van Oegarit in zijn boek Tijd en Tijden (blz. 323).
7 K. A. Kitchen, blz. 26-27. Ook Dr. A. van Selms, Genesis deel 1 in de serie Prediking van het Oude Testament, blz. 23, en E. J. Young, Studies in Genesis One, Nutley N.J. 1975, blz. 17-20. Tevens zien we het in Prof. dr. W. H. Gispen, Genesis 1, in de serie Commentaar op Het Oude Testament, Kampen 1974, blz. 45-47.
Genesis 10 is geen Interpolatie
'Wanneer wij Genesis 10 in zijn context bezien, dan blijkt dat Genesis 9 vanaf vers 18 tot het einde van dit hoofdstuk de inleiding vormt op Genesis 10. Deze inleiding begint met de woorden: 'en de zonen van Noach die uit de ark gingen waren Sem, Cham en Jafeth . . .'
Noachs zonen worden vanaf hun geboorte in deze volgorde genoemd: Sem, Cham, Jafeth.
In deze volgorde worden zij ook in het beginvers van Genesis 10 genoemd. Wanneer echter de nakomelingen van Noachs zonen in detail behandeld worden, wordt deze volgorde gewijzigd. Eerst worden Jafeths nakomelingen genoemd, vervolgens die van Cham en tenslotte die van Sem. Sems nakomelingen vormen het einde, omdat vanaf hier met hen de draad weer wordt opgepakt in Genesis 11 vanaf vers 10 tot het einde van het hoofdstuk. Tenslotte komen wij uit bij Abraham.
Genesis 10 vormt een eenheid met Genesis 9 en 11.
Het versmag begint bij het verbond van God met Noah en eindigt bij Abraham. In deze contekst moeten wij Genesis 10 zien.
Dat Sem pas aan het einde van Genesis 10 behandeld wordt is niet vreemd en heeft, zoals wij reeds zagen, duidelijk een tweevoudige reden en bedoeling:
Met Sem bereikt het document van Genesis 10 haar hoogtepunt en
Sem vormt zo de verbinding tussen Genesis 10 en 11.
Deze wijze van het éérst afhandelen van de zijlijnen om daarna een hoofdlijn te volgen vinden wij ook elders in het boek Genesis. Bijvoorbeeld ná de vermelding van Ismaëls nakomelingen in Genesis 25 (verzen 12 t/m 18) lezen we verder over Izaäk; nadat in Genesis 36 Ezau's nakomelingen genoemd zijn, wordt in het volgende hoofdstuk de geschiedenis van Jakob en zijn zonen beahandeld.
Maar het is niet alleen de persoon van Sem die Genesis 10 en Genesis 11 met elkaar verbindt.
Een zeer belangrijk en opvallend gegeven vinden wij in Genesis 10 ná elke uiteenzetting van het nakomelingschap van Noachs zonen. De behandeling van het nakomelingschap van elke zoon wordt afgesloten met de mededeling, dat de volkeren zich naarhun taal verdeelden. Dit is uiteraard zeer opvallend, daar pas in het begin van het volgende hoofdstuk 11 vermeld wordt, dat de volkeren verstrooid werden naar hun taal, in de geschiedenis van de torenbouw van Babel.
Wanneer wij deze gegevens reeds in Genesis 10 vinden, dan blijkt dat hier al de gevolgen worden genoemd van een oorzaak, die pas in het volgende hoodstuk vermeld wordt.
Deze wijze van vertellen is niet vreemd in het O.T. Wij noemen dit hysterologie: van twee dingen wordt de laatste het eerst genoemd, m.a.w. een verwisseling van de volgorde. In ons geval van Genesis 10 en 11 worden i.p.v. de volgorde oorzaak/gevolg éérst de gevolgen, nl. de verschillende talen en daarna pas de oorzaak - de torenbouw van Babel - genoemd.
Een ander geval van hysterologie in Genesis vinden wij bijv. in hoofdstuk 30 (vs. 22-24), waar de geboorte van Jozef wordt beschreven na die van Dina, terwijl Jozef pas na Naftali werd geboren. Zo zouden wij meer voorbeelden kunnen noemen.1
Uit hetgeen wij hier naar voren hebben gebracht, blijkt dat Genesis 10 in een onmiskenbaar verband staat met Genesis 9 en vooral Genesis 11. Daarom al kan Genesis 10 geen latere interpolatie zijn.
Wij zien hier een literair geheel en hierachter één schrijver, die de feiten die hij optekent kent en controleert aan de hand van gegevens die tot zijn beschikking staan.
Hij tekent deze feiten en gegevens op volgens een weloverwogen literair schema. Hij volgt heel gericht een literair patroon met een duidelijk gedefiniëerd doel: nl. het op schrift s tellen van de geschiedenis van het volk Israël.
Genesis 10 maakt deel uit van het geïnspireerde Woord van God en laat ons zien, dat Zijn handelen de gehele geschiedenis van de mensheid omvat.2'
Primaire Bron:
Mevr. Drs. A. E. M. A. van Veen-Vrolijk, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 7. De volkerenlijst van Genesis 10 (p 56-58).
Voetnoot en secondaire bron:
1 Hysterologie komt o.m. voor in 2 Sam. 23 en 24, waar het verslag over Davids zonde van de volkstelling volgt ná zijn laatste woorden en in 2 Kon. 20:9-11, waar in de beschrijving van Hizkia's ziekte en genezing het teken wordt beschreven dat Hizkia van God zou ontvangen als bevestiging van zijn genezing, terwijl deze genezing reeds in het voorafgaande 7e v s. genoemd wordt, vgl. Jes. 38:21,22.
2 Dit is ook het uitgangspunt van J. Pilkey, The Origin of The Nations (San Diego, 1984). Vgl. Bibliotheca Sacra 143 (1986) p. 375-376.
Moest Noah nou één paar of zeven paar reine dieren meenemen in de ark?
'De Heer zei tegen Noach: "Ga nu met je hele gezin aan boord. Want van alle mensen ben jij de enige die leeft zoals Ik het wil. Neem van alle reine dieren zeven paartjes mee, dus zeven mannetjes en zeven vrouwtjes. Maar neem van de dieren die niet rein zijn één paartje mee, dus één mannetje en één vrouwtje. Neem ook van alle soorten vogels zeven paartjes mee, dus zeven mannetjes en zeven vrouwtjes, om hun soort te redden. Want over zeven dagen zal Ik het 40 dagen en 40 nachten laten regenen op de aarde. Dan zal Ik alles vernietigen wat Ik heb gemaakt."
Noach deed alles wat de Heer hem had bevolen. Noach was 600 jaar toen de grote overstroming de aarde bedekte. Hij ging met zijn zonen, zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen de boot in, vanwege de overstroming. Van de reine dieren en van de onreine dieren, van de vogels en van alle kruipende dieren, kwamen mannetjes en vrouwtjes twee aan twee naar Noach in de boot, zoals God tegen Noach had gezegd.'
- Genesis 7:1-9 (BasicBijbel)
Hierop reageert H. J. Koorevaar:
"Ook hier toont Cassuto zich als een meester van de taal: hij wijst erop dat, waar in Genesis slechts slechts een paar genoemd wordt, het Hebreeuwse werkwoord bõ, komen/gaan (hif'il: brengen) gebruikt wordt. Maar waar er over zeven paar wordt gesproken, wordt het Hebreeuwse wekwoord lãqah, nemen, gebruikt. Bij de dieren, die zelf naar de ark komen, gaat het om een paar, rein en onrein. Dit is taalkundig gezien logisch, maar het is catastrofaal voor de bronnensplitsing. Bovendien wordt er gesproken over zeven paar, reine dieren, waar het werkwoord 'nemen' wordt gebruikt. Het gaat hierbij niet om dieren die innerlijk naar de ark gedreven worden, maar om een verantwoordelijkheid van de zijde van Noah.1
De relatie van één paar tot zeven paar is dus niet tegengesteld, maar spreekt over een aanvullend gebeuren en over een andere verantwoordelijkheid."
Dit is een bondige en goede verklaring.
Primaire Bron:
Drs. H. J. Koorevaar, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 1. De vijf argumenten voor de bronnensplitsing: 5. SAMENGESTELDE GEDEELTEN (p. 41).
Secondaire bronnen:
1 Cassuto, U., From Noah to Abraham, Jerusalem: The Magnus Press, 1974/2, blz. 33.
Het Verschil tussen De Namen Jahwè en Elohim
(De Hebreeuwse schrijfwijze voor "Jahwè")
(De Hebreeuwse schrijfwijze voor "Elohim")
'Elohim is een algemene aanduiding, een aanduiding die de volken rondom Israël ook gebruikten. Al die volken hadden hun eigen Elohim, hun eigen goden. Jahwè daarentegen is een eigennaam. Alleen de God van Israël draagt die naam. Elohim en Jahwè zijn dus geen twee eigennamen. De eerste is meer een aanduiding van een categorie (God in plaats van een mens of engel) en alleen Jahwè is een eigennaam.1
(...)
In het kontakt met andere volken wordt meestal Elohim gebruikt. Ook als de macht van God benadrukt wordt, als de klemtoon ligt op zijn majesteit, zijn scheppingsdaden en zijn verheven-zijn boven de mensen, wordt vaak Elohim gebruikt. Als het echter gaat over zijn relatie tot de mens, over zijn verbond en genade, wordt meestal gesproken over Jahwè. Dan komt het onderscheid met de goden van de andere volken meer naar voren.2
Dit bewuste gebruik treffen wij ook in het begin van Genesis aan. In het eerste hoofdstuk staat de schepping centraal, met de macht van God. Daarom wordt Elohim gebruikt. Maar in hoofdstuk 4 gaat het om het persoonlijke spreken van God tot de mens. Daarom komen wij hier de naam van Jahwè tegen. Nu is opmerkelijk dat in Genesis 2 en 3 beide aanduidingen naast elkaar staan: Jahwè Elohim. Omdat dit verder in de eerste vijf bijbelboeken bijna niet meer voorkomt3, is dit zeer opvallend. Op grond van het bovengenoemde is een goede verklaring mogelijk: In hoofdstuk 2 wordt de schepping van de mens beschreven en in het volgende hoofdstuk de zondeval. De almachtige Schepper van hemel en aarde wil in een persoonlijke relatie treden tot de mens. Vandaar de naam Jahwè. Maar dan zou zich het vreemde verschijnsel hebben voorgedaan dat dezelfde God in het eerste hoofdstuk anders genoemd wordt dan in het tweede. En dan zouden lezers of hoorders zich kunnen afvragen of werkelijk dezelfde God bedoeld is. Daarom gebruikt de schrijver de dubbele aanduiding. Hij zegt als het ware: De machtige Schepper van hemel en aarde is dezelfde God die zich als Jahwè geopenbaard heeft aan zijn volk Israël. Wanneer deze dubbele aanduiding zo opgevat wordt, is ook duidelijk waarom hij in de Pentateuch verder bijna niet voorkomt. Dan is dat niet meer nodig.
(...)
Het verschil tussen J en E is niet zo moeilijk te verklaren. In hoofdstuk 1 hebben wij gezien dat de namen van God soms zeer bewust gekozen worden. Jahwè wordt gebruikt wanneer het gaat om de openbaring aan de mensen, terwijl Elohim vaak gekozen wordt als de macht van God centraal staat en zijn verheven-zijn boven de mensen.'
Primaire Bron:
Drs. M. J. Paul, Verkenningen in Genesis (1986, tweede druk 1988), 1. De vijf argumenten voor de bronnensplitsing: 1. DE NAMEN VAN GOD (p 10,11) en 3. INHOUDELIJKE VERSCHILLEN (p 22-23). (De auteur van deze website heeft de oorspronkelijke, verouderde spelling van dit boek behouden.)
Secondaire bronnen:
1 W. H. Green, The Higher Criticism of the Pentateuch (1878; repr. Grand Rapids, 1978) p. 102-106; G. L. Archer, A Survey of Old Testament Introduction (2e druk; Chicago, 1974) p. 121-122 wijst op Rabbi Jehuda Hallevi die in de twaalfde eeuw dit onderscheid al zag.
2 U. Cassuto, a.w., p. 18; K. A. Kitchen, Pentateuchal Criticism and Interpretation (Rushden, 1965) p. 10; I. Engnell geciteerd in H. H. Roweley (ed.), The Old Testament and Modern Study (Oxford, 1951) p. 66-67. Vergelijk ook A. Kuenen, Historisch-Kritisch Onderzoek, deel 1 (Leiden, 1861) p. 61-62 en S. R. Driver, Introduction to the Literature of the Old Testament (9e druk; Edinburgh, 1913) p. 13 noot.
3 Een uitzondering vormt Ex. 9 : 30 volgens de meeste handschriften. Cassuto, a.w., p. 33; Segal, a.w., p. 121.
Het Bewijs van Onze Liefde voor Jezus
De Geboden van Jezus onderhouden is Het Bewijs van Onze Liefde voor Hem!
'
Al sinds de geboorte van Jezus tot het huidige jaar, hebben velen Hem lief. Jammer genoeg hebben velen Hem enkel lief met de lippen. De moslim zegt dat die van Jezus houdt, Jehovas getuige zegt dat ook, een protestant zegt dat ook, en zelfs een ongelovige heeft dat wel eens beweert. Dus wie houdt van Jezus? Welk liefde zoekt Jezus? De Bijbel geeft daar rechtstreeks antwoord op:
[Jezus:] Volg Mijn geboden, indien je van Mij houdt. (Johannes 14:15)
[Jezus:] Wie mijn geboden heeft en zich eraan houdt, is degene die van Mij houdt. (Johannes 14:21)
We weten dat we Jezus kennen, als we ons aan Zijn geboden houden. (1 Johannes 2:3)
Wie zegt dat die Jezus kent, maar niet aan zijn geboden houdt, is een leugenaar en er is geen waarheid in zo een persoon. (1 Johannes 2:4)
De woorden van Jezus en de heilige Schrift zijn duidelijk. Veel is er gedaan en gebeurd onder de naam van Jezus, maar God laat niet met Zich spotten en trekt een duidelijke lijn waardoor we te weten kunnen komen wie daadwerkelijk Jezus lief heeft. De Bijbel zegt:
De naam van God wordt vanwege jullie gelasterd door de heidenen. (Romeinen 2:24)
Dit moeten we goed doorgronden met z'n allen. Want, elders, zegt de Heer dat wij het licht van de wereld zijn. Het is ons plicht om Jezus toe te eigenen door Hem te volgen en Zijn licht te schijnen op de aarde. En Hij weet dat degenen die Hem lief hebben, dat ook daadwerkelijk zullen doen. De heilige 12 apostelen zijn daar het levende bewijs van. Christenen zijn geen slavenhandelaars die iemand vanwege diens ras slaaf maken, noch zijn christenen nazis die Joden vervolgen, en christenen zijn al helemaal geen mensen die al het onrecht toestaan, en zelfs als hoofdman deze praktijken leiden. Neen, christenen volgen Jezus en laten Gods naam niet lasteren door dit soort duistere praktijken.'
Typfouten gecorrigeerd, licht herschreven. Bron: Sezgin Can (cansezgin). Originele titel: De Geboden van Jezus is Het Bewijs van Onze Liefde.
Bron: Agnus Dei (Het Lam van God) geschilderd door Francisco de Zurbaran
Definitie van zonde: "Zonde is de overtreding van Gods wet" (parafrase 1 Johannes 3:4b)
In het begin waarschuwde God hoogstwaarschijnlijk de duivel met de woorden "Het loon van de zonde (rebellie) is de dood!" (Romeinen 6:23a). Ik denk dit omdat: 1) De duivel was in de raadsvergadering van God aanwezig. 2) Later in de geschiedenis, waarschuwde God, als Morele Rechter, alle mensen voor de gevolgen van zonde (zie weer Romeinen 6:23a en Romeinen 2:14-15,...).
De duivel viel door rebellie en het zelf-verdiende loon van dood zal hij zeker nog krijgen (Openbaringen 20:10).
In zijn val sleurde hij Adam en Eva mee door hen te misleiden (Genesis 3), Cain (Genesis 4) en uiteindelijk ieder mens die gezondigd heeft en ieder mens die nog niet gezondigd heeft maar die, in de toekomst, zal zondigen (Romeinen 5:12, 1 Johannes 3:8a).
De rest van dit stuk kan samengevat worden door het laatst aangehaalde vers: "wie de zonde doet, is een kind van de duivel, want de duivel zondigt vanaf het begin, en de Zoon van God is juist verschenen om het werk van de duivel ongedaan te maken." - 1 Johannes 3:8a (Willibrordvertaling 1995)
Ook kan het uitgelegd worden op de volgende manier:
"Omdat die kinderen mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood. Het moge duidelijk zijn: hij is niet begaan met het lot van engelen, hij is begaan met het lot van de nakomelingen van Abraham. Daarom moest hij in alles gelijk worden aan zijn broeders en zusters; alleen dan zou hij in aangelegenheden tussen God en zijn volk een barmhartige en betrouwbare hogepriester zijn, die verzoening bewerkt voor hun zonden." - Hebreeën 2:14-17 (Nieuwe Bijbel Vertaling)
Jezus was onschuldig. Hij moest daarom niet sterven. Maar door juist te sterven als een onschuldige, kan Jezus al diegenen die op Hem hun vertrouwen stellen vrijkopen van de duivel; de aanklager (Openbaringen 12:10). Ik geloof niet dat de loskoopprijs betaald werd aan de duivel, maar juist aan de Vader. God stelde de wet op, de duivel klaagde de overtreders aan, Jezus betaalde de loskoopprijs aan de Vader. (Ik weet dat dit klinkt als een tegenstelling, omdat het niet betaald was aan degene die ons gevangen hield maar het kocht ons vrij van hem.)
Als we op Jezus Christus vertrouwen, dan zullen we Hem liefhebben, goede daden doen,...
De kans bestaat natuurlijk wel dat we, door Hem niet meer lief te hebben, niet meer op Hem vertrouwen, of met andere woorden: de kans bestaat dat we niet meer op de losprijs vertrouwen en zo, na een tijd, deze kwijtgeraken.
Lees het volgende Engelstalige artikel voor meer informatie: Conditional Security (door Tom Torbeyns)