Kies Keurig
Links
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
  • Mijn engelstalige website (uitgebreider)
  • Recensies
    Zoeken in blog

    Inhoud blog
  • Herders zijn
  • De stille Stem van God
  • De Dwaasheid der Prediking
  • Geloofsopvoeding
  • God is Liefde
  • Vertrouwen en Moed
  • Christenen die Familiebanden herstellen
  • Geldbeheer of Afgoderij?
  • Kerstpreek
  • Een Preek over Evangelieverkondiging
  • De Doop: van Dood in een slechte Wereld onder Demonen of valse Goden naar Levend in Christus
  • Trouw aan Jezus Christus is Noodzakelijk
  • Liturgie van het Avondmaal voor een Evangelische Kerk
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 2
  • Gods Gezette Tijden en hun Vervullingen in Christus - deel 1
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 2
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen - deel 1
  • Avondmaalsviering bij "Wie bepaalt jouw agenda?"
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest
  • Over Hulp die we mogen verwachten van de Heilige Geest
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 2 – vervolg
  • Hoe God de Vrouw Eer geeft: deel 1 – introductie
  • Als het even niet meer gaat… Een Paaspreek
  • Enkele "Verbannen" Delen van het Evangelie
  • Enkele Overdenkingen bij het Avondmaal
  • Preek voor de bevestigingsdienst
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 2 (vereenvoudigd)
  • Focus steeds op de Heilige Geest - deel 1 (vereenvoudigd)
  • Een huwelijk
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (korte versie)
  • Bijdrage aan "Diversi-Date: 'Vredevol samenleven in diversiteit.'"
  • Hoe kom ik te weten welk soort boom ik ben en hoe heb ik hoop voor de toekomst? (2b) (lange versie)
  • Een Preek over Twee Verschillende Bomen (versie 2a)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid (korte versie)
  • Mattheüs 6: uiterlijke Schijn of innerlijke Vroomheid
  • Bijbels Ouderlingschap
  • Avondmaal bij Bijbels Leiderschap
  • Bijbels Leiderschap
  • Waarom herdenken we de Dood van de levende Christus?: een korte Overdenking bij het Avondmaal
  • De Kroon van Volharding
  • De Tempel, het Paradijs en het Avondmaal
  • Over helden die ons een voorbeeld geven om na te volgen
  • Over de Doop en het Vasten van Jezus onze Heer
  • Galaten hoofdstuk 6: hoe behoren we onszelf te gedragen en hoe behoren we elkaar te behandelen?
  • Galaten hoofdstuk 5: bouw op je fundament!
  • Jezus Christus: de voorafgebeelde Vervuller van het Oude Testament en de gegeven Liefde van God: een overdenking bij de menswording van het Woord van God
  • Galaten hoofdstuk 4B: laat u niet weer manipuleren en tot slaven maken
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 104
  • De Eerste Protestantse Splitsing: de Letterlijke Tegenwoordigheid van Jezus Christus in Brood en Wijn of een Representatie? Wat met Andersdenkenden? (Een Overdenking bij het Avondmaal)
  • Een Overdenking over het Avondmaal aan de hand van Psalm 23
  • Galaten hoofdstuk 4A: van Slavernij tot Vrijheid
  • Onze Vader en het Avondmaal
  • Het Avondmaal: Verbond in Gemeenschap
  • Het Tegengif – Een Overdenking bij het Avondmaal
  • Galaten hoofdstuk 3: De Kar vóór het Paard – de Juiste Volgorde van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 2: Verdedig de Waarheid van het Evangelie
  • Galaten hoofdstuk 1: Trachten wij Schijnbroeders te behagen?
  • Overdenking bij het Avondmaal / Pasen
  • Volg het Woord, wees een woord
  • Een preek over de liefde ter gelegenheid van het feest van St. Valentijn
  • Kleine maar grote verschillen: vergelijkingen tussen Judas Isakriot en Simon Petrus, Martha en Maria Magdalena en Maria Magdalena en Simon Petrus
  • Focus niet op angst
  • Focus steeds op de Heilige Geest
  • Geniet van het leven
  • De boze wijngaardeniers
  • Psalm 25:1-11
  • Hoe God de vrouw eer geeft - oude versie
  • Wie bepaalt jouw agenda?
  • Een Vreugdevol Nieuwjaar
  • De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie
  • Mensen Uitnodigen tot Jezus
  • Ruth
  • Een Hoofd vol Vrede in plaats van een Hoofd vol Zorgen
  • De Macht van Jezus: Vergeving, Verzoening, en Herstel
  • De Macht van Jezus over onze Levens
  • De Macht van Jezus
  • De Geest en de Eucharistie
  • Herder of Wolf?
  • Nieuwjaarswensen
  • Een Preek over de Dwaalleer der Nicolaïeten en der Gnostici
  • Een Preek over Twee Bomen (versie 1a)
  • Maria, de Apostelen en de Heilige Geest - originele versie
  • Enkele Leerrijke Elementen uit Gordon Fee en Douglas Stuart, "How to Read the Bible for All Its Worth"
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [korte versie]
  • De Stad Gods, Vaderland der Gelovigen [lange versie]
  • Nieuwtestamentische Aansluiting
  • Genesis versus Egyptologie
  • IJsjeschristendom en Erfzondeleer
  • De Mens en zijn Zoektocht naar Voldoening en naar God
  • De Verkiezing in het Oude Testament
  • Persoonlijke Relatie met God in het Oude Testament
  • De Antichrist
  • Jeremia 11:11 uitgelegd
  • Onvoorwaardelijke Gehoorzaamheid
  • Zuiver van Hart
  • Waarin Geloven Pinksterchristenen?
  • Het Geloof in de Godheid van Christus is Noodzakelijk
  • Kladversie van "Het Geweten en de Gouvernementele Visie op het Zoenoffer in Relatie tot Evangelisatie"
  • Het Einde vanaf Het Begin
  • Dr. W.F. Dankbaar over Dwaalleraar Marcion
  • Dr. W.F. Dankbaar over De Gnostiek
  • Niet buigen
  • Jezus huilde
  • De 'Grote Toorn' over Israël (2 Koningen 3:27)
  • God bezoekt 2 Prostituees - De Parabel van De 2 Prostituees
  • Advent - De Verwachting van De Wederkomst van Christus
  • Romeinen in Perspectief
  • Waarom Ik hou van Mijn Lokale Kerk
  • De Drie-Eenheid in Jesaja 48:12-13,16
  • Genesis 3:22 leert niet dat De Mens aan God Gelijk is geworden
  • Een Facebook Gesprek over De Gouvernementele Theorie van Het Zoenoffer
  • Volgens De Bijbel zou Jij Dood moeten zijn
  • William Booth over De Gaven van De Geest volgens Gordon Lindsay
  • Recensies
  • John Wesley over Het Calvinisme volgens Gordon Lindsay
  • Leiders zijn niet gebaat bij Huldeblijken
  • Wat We in De Kerk nodig hebben
  • De Grenzen van Het Land van Belofte
  • Bijbels Verschil tussen Vreemdeling en Onbekende
  • Het Zondvloedverslag uit Het Gilgameš-Epos en Oudere Teksten versus Het Bijbelse Zondvloedverslag
  • Het Babylonische Scheppingsverhaal versus Het Bijbelse Scheppingsverhaal
  • Genesis 10 is geen Interpolatie
  • Één Paar of Zeven Paar
  • Het Verschil tussen De Namen Jahwè en Elohim
  • Het Bewijs van Onze Liefde voor Jezus
  • Losprijs Model van Het Zoenoffer
  • Tõledõt
  • 5 Redenen om De Sabbat te houden
  • Uitleg bij mijn engelstalige website
    14-02-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een preek over de liefde ter gelegenheid van het feest van St. Valentijn
    Deze preek kan u hier beluisteren:


    De geschreven versie zal misschien later volledig worden uitgewerkt voor u, beste lezer.

    Categorie:Preken
    31-01-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kleine maar grote verschillen: vergelijkingen tussen Judas Isakriot en Simon Petrus, Martha en Maria Magdalena en Maria Magdalena en Simon Petrus

    [1]

    In deze preek gaan we enkele mensen uit de Bijbel met elkaar vergelijken. Om het overzichtelijk te houden, kunnen we deze vergelijkingen als volgt kort samenvatten:

    Eerst gaan we Judas en Petrus vergelijken vanuit Mattheus 26 en 27 en Johannes 20 en 21.

    Dan gaan we Martha en Maria Magdalena vergelijken vanuit Johannes 11.

    Ten slotte gaan we Maria Magdalena en Petrus vergelijken vanuit Johannes 18, 19 en 20.

    =========================================================================================

    Om Petrus en Judas te vergelijken, kunnen we allereerst best naar een passage in Mattheus gaan, namelijk Mattheus 26:31-35: ´Toen zeide Jezus tot hen: Gij zult allen aan Mij aanstoot nemen in deze nacht. Want er staat geschreven: Ik zal de herder slaan en de schapen der kudde zullen verstrooid worden. Doch nadat Ik zal zijn opgewekt, zal Ik u voorgaan naar Galilea. Petrus antwoordde en zeide tot Hem: Al zouden allen aanstoot aan U nemen, ik nooit! Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen. Zo spraken ook al de discipelen.¡ Hier zien we dus dat Petrus zichzelf echt had voorgenomen Jezus niet te verraden. Niet zo met Judas. Hij had Jezus al verraden. We lezen namelijk hiervoor al in Mattheus 26:14-16: ´Toen ging één van de twaalven, genaamd Judas Iskariot, naar de overpriesters, en hij zeide: Wat wilt gij mij geven? Dan zal ik Hem u overleveren. En zij stelden hem dertig zilverlingen ter hand. En van toen af zocht hij een goede gelegenheid om Hem over te leveren.¡ Dus, ik herhaal nogmaals: Petrus wou Jezus echt niet verraden en had dit zichzelf sterk voorgenomen, terwijl Judas dit slechts veinsde. Toch lezen we over Petrus dat hij Jezus zou verraden: ´Jezus zeide tot hem: Voorwaar, Ik zeg u, in deze nacht, eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen.¡ Petrus ontkent dit ten stelligste: ´Petrus zeide tot Hem: Zelfs al moest ik met U sterven, ik zal U voorzeker niet verloochenen.¡ Toch lezen we over Petrus in Mattheus 26:69-75: ´Petrus zat buiten in de hof en er kwam een slavin naar hem toe, die zeide: Ook gij waart bij Jezus, de Galileeër. Maar hij loochende het ten aanhoren van allen en zeide: Ik weet niet, wat gij zegt. Toen hij naar het portaal ging, zag een andere hem en zij zeide tot hen, die daar waren: Die man was bij Jezus, de Nazoreeër. En wederom loochende hij het met een eed: Ik ken de mens niet. Even later kwamen zij, die daar stonden, naar Petrus toe en zeiden: Waarlijk, ook gij behoort tot hen, want ook uw uitspraak verraadt u. Toen begon hij zich te vervloeken en te zweren: Ik ken de mens niet. En terstond kraaide een haan. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus gesproken had: Eer de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter¡. Petrus had zich echt voorgenomen Jezus niet te verloochenen, Judas niet. Dit verraad van Petrus was dus misschien psychologisch of mentaal nog zwaarder dan het verraad van Judas, getuige zijn bittere tranen. Toch wanhoopte Petrus uiteindelijk niet maar hij hoopte op een herstelde relatie met de Heer. Deze hoop op een herstelde relatie kwam uit liefde voor de Heer, zoals Petrus zei tot Zijn Heer toen Die hem had gevraagd of hij Hem liefheeft: ´Here, Gij weet alles, Gij weet, dat ik U liefheb¡ (Johannes 21:17b).

    Niet zo met Judas. Na Jezus verraden te hebben, ging hij niet naar Jezus maar hij ging naar hypocriete voorgangers die Jezus haatten en Judas niet zouden helpen. We lezen namelijk in Mattheus 27:3-5: ´Toen kreeg Judas, die Hem verraden had, berouw, daar hij zag, dat Hij veroordeeld was, en hij bracht de dertig zilverlingen aan de overpriesters en oudsten terug, en hij sprak: Ik heb gezondigd, onschuldig bloed verraden! Maar zij zeiden: Wat gaat ons dit aan? Gij moet zelf maar zien wat ervan komt! En de zilverlingen in de tempel werpende, verwijderde hij zich; daarop ging hij heen en verhing zich¡. Hier was dus geen pastorale counseling te bespeuren: ´Wat gaat ons dit aan?¡ of: ´Het is niet onze zaak¡ – we moeten trouwens voor elkaar zorgen in deze coronatijden –. Had Judas naar Jezus gegaan, dan had hij beseft dat Jezus met ons kan meevoelen en dat we, wanneer we dit nodig hebben, altijd naar Zijn troon van genade mogen gaan, zoals staat in de Hebreeёnbrief (Hebreeën 4:14-16). Of zoals Petrus zelf getuigde toen hij schreef in 1 Petrus 5:7: ´Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u¡. De farizeeën hadden geen relatie met Jezus. Hoewel onze voorgangers en oudsten wel een relatie met Jezus hebben, kunnen zij je niet ten volle helpen als je niet in een relatie met Jezus stapt. Natuurlijk zijn we er voor jullie, maar het gaat allereerst om jouw persoonlijke relatie met de Here Jezus. Wanhoop dus niet, maar herneem je relatie met Jezus.

    Petrus was eerst een symbool van eigen trots, een nutteloos geloof in eigen werken zonder genade, het zelf willen regelen, louter logisch willen denken, ongeloof, wanhoop, geen juiste relatie met de Heer en vrees en wanhoop voor de toekomst. Maar dan wordt hij een symbool van onverdiende genade, en hoop voor de toekomst in Jezus door middel van een herstelde relatie met de Heer. Judas is een symbool van wanhoop vanwege het niet vinden van de oplossing voor de zonden van je verleden en jouw traumaÿs in Jezus Christus.

    Hebben we onze hoop in Jezus? Hebben we relatie en vertrouwen of zijn we wanhopig vanwege de coronasituatie of misschien vanwege onze zonden uit het verleden? Kiezen we er ieder persoonlijk voor om onze relatie met de Heer te herstellen?

    =========================================================================================

    Laten we voor de tweede vergelijking Johannes 11:1-44 lezen:[2]

    ´Er was iemand ziek, Lazarus van Betaniё, het dorp van Maria en haar zuster Marta. Maria was het, die de Here gezalfd had met mirre en zijn voeten met haar haren had afgedroogd. En haar broeder Lazarus was ziek. De zusters dan zonden Hem bericht: Here, zie, die Gij liefhebt, is ziek. Toen Jezus het hoorde, zei Hij: Deze ziekte is niet ten dode, maar ter ere Gods, opdat de Zoon van God erdoor verheerlijkt worde. Jezus nu had Marta en haar zuster en Lazarus lief. Toen Hij dan hoorde, dat hij ziek was, bleef Hij daarop nog twee dagen ter plaatse, waar Hij was; daarna echter zeide Hij tot zijn discipelen: Laten wij weder naar Judea gaan. (…) Toen Jezus dan aankwam, bevond Hij, dat hij reeds vier dagen in het graf lag. Betaniё nu was dicht bij Jeruzalem gelegen, op een afstand van ongeveer vijftien stadiën. Vele uit de Joden waren tot Marta en Maria gekomen om haar te troosten over haar broeder. Toen nu Marta hoorde, dat Jezus kwam, ging zij Hem tegemoet [zij roept zichzelf], doch Maria bleef in huis zitten [zij kent haar plaats en roept zichzelf niet]. Marta dan zeide tot Jezus: Here, indien gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn [ze is wat onbeschoft]. Ook nu weet ik, dat God U geven zal al wat Gij van God begeert. Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal opstaan. Marta zeide tot Hem: Ik weet, dat hij zal opstaan bij de opstanding ten jongsten dage. Jezus zeide tot haar: Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; gelooft gij dat? Zij zeide tot Hem: Ja, Here, ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van God, die in de wereld komen zou [ze gelooft in de opstanding op de dag des oordeels maar ze gelooft nog niet dat jezus lazarus kan opwekken]. En na deze woorden ging zij heen en riep haar zuster Maria in stilte en zeide: Daar is de Meester en Hij roept u [de meester roept haar, zij roept niet zichzelf]. En toen zij dat hoorde, stond zij ijlings op en ging tot Hem [volledige verbondstrouw]; Jezus echter was nog niet in het dorp gekomen, maar bevond Zich nog op de plaats, waar Marta Hem ontmoet had. De Joden dan, die met haar in het huis waren en haar troostten, zagen Maria ijlings opstaan en naar buiten gaan [je zou kunnen zeggen dat ze dacht bij zichzelf: ´ik ga naar jezus en het kan me niet schelen wat de anderen van me denken¡] en zij volgden haar, vermoedende dat zij naar het graf ging om daar te wenen. Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here, indien Gij hier geweest waart, zou mijn broeder niet gestorven zijn [nederigheid, volledige onderwerping, en volledig geloof].

    Toen Jezus haar dan zag wenen en ook de Joden, die met haar meegekomen waren, zag wenen, werd Hij verbolgen in de geest en diep ontroerd, en Hij zeide: Waar hebt gij hem gelegd? Zij zeiden tot Hem: Here, kom en zie. Jezus weende. De Joden dan zeiden: Zie, hoe lief Hij hem had! Maar sommigen van hen zeiden: Had Hij, die de ogen van de blinde heeft geopend, niet kunnen maken, dat ook deze niet stierf? Jezus dan, wederom bij Zichzelf verbolgen, ging naar het graf; dit nu was een spelonk en er lag een steen tegenaan. Jezus zeide: Neemt de steen weg! Marta, de zuster van de gestorvene, zeide tot Hem: Here er is reeds een lijklucht, want het is al de vierde dag. [ongeloof, ze gelooft nog niet dat jezus lazarus kan opwekken voor de dag des oordeels. jezus gaat hierop in:] Jezus zeide tot haar: Heb Ik u niet gezegd, dat gij, indien gij gelooft [indien gij verbondstrouw hebt jegens mij, zij had dus geen geloof / verbondstrouw], de heerlijkheid Gods zien zult? Zij namen dan de steen weg. En Jezus sloeg de ogen opwaarts en zeide: Vader, Ik dank U, dat Gij Mij verhoord hebt. Zelf wist Ik, dat Gij Mij altijd verhoort, maar ter wille van de schare, die rondom Mij staat, heb Ik gesproken, opdat zij geloven, dat Gij Mij gezonden hebt. En na dit gezegd te hebben, riep Hij met luider stem: Lazarus, kom naar buiten! De gestorvene kwam naar buiten, de voeten en de handen gebonden met grafdoeken, en er was een zweetdoek om zijn gelaat gebonden. Jezus zeide tot hen: Maakt hem los en laat hem heengaan.¡

    Marta roept zichzelf. Ze is onbeschoft. Maria wordt geroepen door Meester Jezus en haast zich dan naar haar Meester en valt onmiddellijk, nederig en in volle onderwerping aan Zijn voeten. Onthoud haar verbondstrouw jegens Jezus. Hier komen we later nog op terug. Maria Magdalena is dus hier een symbool van het besef van het nodig hebben van onverdiende genade, relatie met en vertrouwen in Jezus, terwijl Martha een symbool is van trots, een nutteloos geloof in eigen werken zonder genade, het zelf willen regelen, louter logisch willen denken, ongeloof, wanhoop, geen juiste relatie met de Heer en vrees en wanhoop voor de toekomst.

    Straks gaan we nog spreken over het zondige verleden van Maria Magdalena, maar ondanks haar zondige verleden stelde zij haar vertrouwen in Jezus, zoals we nog zullen zien. Net zoals ik u al vroeg bij Judas en Petrus, vraag ik u nu weer: Hebben we onze hoop in Jezus? Hebben we relatie en vertrouwen of zijn we wanhopig vanwege de coronasituatie of misschien vanwege onze zonden uit het verleden?

    =========================================================================================

    We kunnen namelijk nog een derde vergelijking maken; een vergelijking tussen Petrus en Maria Magdalena.

    Maria Magdalena dacht waarschijnlijk bij zichzelf: ´ik ga naar jezus en daarom kan het me nu niet schelen wat ik allemaal voor slechte dingen heb gedaan en wat anderen van me denken¡. Bij haar eerste ontmoeting met Jezus kon het haar niet schelen dat de mensen van haar wisten dat ze een zondares was, en dat ze nergens kon komen onder de mensen zonder veel publieke schande te dragen – ze stond namelijk in de stad als zondares bekend (Lukas 7:37a) – ze moest en zou bij Jezus zijn en haar trouw aan Hem betonen en maakte dit publiekelijk duidelijk; ´En zij bracht een albasten kruik met mirre, en zij ging wenende achter Hem staan [ze wou dicht bij Jezus zijn], bij zijn voeten, en begon met haar tranen zijn voeten nat te maken en droogde ze af met haar hoofdhaar, en kuste zijn voeten en zalfde ze met de mirre¡ (Lukas 7:37b-38). Jezus zei over haar: ´Voorwaar, Ik zeg u, overal waar dit evangelie verkondigd zal worden in de gehele wereld, zal ook tot haar gedachtenis gesproken worden van wat zij gedaan heeft¡ (Matteus 26:13). Jezus merkte ook haar verbondstrouw op en zei over haar: ´zij betoonde veel liefde¡ (Lukas 7:47b), en Hij zei tot haar: ´Uw verbondstrouw heeft u behouden¡ (Lukas 7:50b). Haar verbondstrouw jegens Christus werd ook duidelijk vóór de opwekking van Lazarus, want er staat: ´De Joden dan, die met haar in het huis waren en haar troostten, zagen Maria ijlings opstaan en naar buiten gaan en zij volgden haar, vermoedende dat zij naar het graf ging om daar te wenen. Toen Maria dan kwam, waar Jezus was en Hem zag, viel zij Hem te voet en zeide tot Hem: Here (…)¡ (Johannes 11:31-32). Het kon haar dus niet schelen want anderen van haar dachten, ze wou dicht bij Jezus zijn. Ook bij de kruisiging van Jezus, toen Petrus Hem verloochend had, hield zij haar trouw aan Jezus stevig vast en wou dicht bij Hem zijn: ´En bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder en de zuster zijner moeder, Maria van Klopas en Maria van Magdala¡ (Johannes 19:25). Zo ook bij het graf en bij de opstanding. Zij wou dicht bij Jezus zijn, zelfs toen Hij lichamelijk maar een lijk was, en ze haastte zich als eerste naar het graf: ´En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen. IJlings kwam zij dan bij Simon Petrus en bij de andere discipel, dien Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben de Here [ze is nog steeds trouw aan haar Here] weggenomen uit het graf en wij weten niet, waar zij Hem hebben neergelegd. Petrus dan ging [toen pas] op weg en ook de andere discipel en zij begaven zich naar het graf¡ (Johannes 20:1-3). Maria haastte zich uit trouw aan haar Heer als eerste naar Zijn graf.

    Het verhaal gaat verder: ´En Maria stond buiten dicht bij het graf, wenende¡ (Johannes 20:11). Ze staat dicht bij het graf; ze wil dicht bij het graf zijn waar Jezus was, maar ze is verward want het lichaam van haar Heer was gestolen.

    Engelen verschijnen aan haar en tegen deze hemelse wezens noemt ze Jezus nog steeds ´mijn Here¡ (Johannes 20:13b). Dit spreekt van de hoge positie en zelfs van de goddelijkheid van Christus.

    Na Zijn opstanding verschijnt de Heer eerst aan haar, nog voor Hij verscheen aan Petrus, maar zij herkent Hem eerst niet. Ze denkt dat Hij de hovenier is (Johannes 20:14-15). Wanneer zij Jezus uiteindelijk herkent en spreekt met Hem, is zij nog steeds trouw aan haar verbond met Hem en noemt Hem ´Rabbouni!¡ Wat ´Leraar¡ of ´Meester¡ betekent (Johannes 20:15-16). Zij houdt zoveel van Hem en zij is zo trouw aan Hem dat zij Hem wilt blijven vasthouden maar zij moet loslaten want, vanwege het feit dat Jezus eerst aan haar verscheen, krijgt zij de eer Proto-apostel te zijn; de eerste verkondiger van het goede nieuws van de opstanding van onze Heer, nog voor de apostelen dit konden doen (Johannes 20:16-17).

    Na Zijn opstanding verschijnt de Heer eerst aan haar, nog voor Hij verscheen aan Petrus.

    Petrus had woorden maar geen volhardend geloof. Maria Magdalena had geen woorden maar een volhardend geloof. Ondanks haar verleden, door schaamte en bespotting heen (Lukas 7) en door fysiek gevaar van vervolging door de Romeinen heen (Johannes 19vv) behield zij trouw haar geloofsvertrouwen. Dus: je traumaÿs of zonden uit het verleden of het heden bepalen niet hoe sterk jouw geloof of jouw verbondsvertrouwen zal zijn in de toekomst. Maria Magdalena, die een zondige hoer was geweest, werd de eerste apostel (boodschapper) van de opstanding en later werd ze, volgens de overlevering, een groot profetes en apostel (in de zin van evangelist) in de richting van Syrië en ze bereikte vele mensen met het Evangelie. Haar broer Lazarus die het dodenrijk al gezien had vluchtte, volgens de traditie, voor de Joden die hem dood wilden omdat hij een levend bewijs was voor de heerschappij en opstandingskracht van Jezus. Hij ging naar Cyprus en werd daar de eerste kerkleider. Petrus, die Jezus had verloochend nadat hij al een volgeling van Jezus was geworden, werd ook een belangrijk leidinggevend figuur in de vroege Kerk, getuige hiervan de woorden van Jezus in de evangeliën, het evangelie van Markus – wat eigenlijk het evangelie van Petrus zou moeten heten aangezien hij het dicteerde aan Markus – zijn verdere evangelisatie en leidinggevende positie onder de Joodse christenen zoals opgetekend in Handelingen en zijn brieven.

    In het kort gezegd: je traumaÿs of zonden uit het verleden of het heden bepalen niet hoe sterk jouw geloof of jouw verbondsvertrouwen zal zijn in de toekomst.  waar je ook doorgaat, wat je ook hebt gedaan of aan het doen bent, vandaag kan je je bekeren en rechtstreeks tot Jezus gaan in volledige bekering. God kan veel met jou bereiken. Misschien wordt jij wel de volgende Lazarus, Petrus, of Maria Magdalena. Maak niet dezelfde fout als Judas Iskariot door zonde, trauma en wanhoop het laatste woord te geven maar maak dezelfde beslissing als Petrus en Maria Magdalena, door Jezus het laatste woord te geven. Laat je redden uit je zonden en wees trouw en gehoorzaam aan Jezus Christus onze Heer.



    [1] Alle bijbelteksten zijn genomen uit de vertaling van 1951 van het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG1951).

    [2] Deze vergelijking, alsook een deel van de ideeën die ik hier bespreek, zijn geïnspireerd door een bijbelstudie over Maria [Magdalena] en Martha, gegeven voor de jeugdvereniging van de Assyrische Kerk van het Oosten op 19 januari 2021 door Mar Awraham Youkhanis, de bisschop van het bisdom van West Europa van de Assyrische Kerk van het Oosten, via Zoom. Hij baseerde zich op zijn beurt op de kerkvaders Johannes Chrysostomos en vooral Origenes.


    Categorie:Preken
    06-12-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Focus niet op angst

    In[1] mijn vorige preek sprak ik over het feit dat we steeds moeten focussen op de Heilige Geest. Vandaag wil ik als vervolg zeggen: ´focus niet op angst¡.

    We lezen uit 1 Koningen 12. Het gaat hier eenvoudig gezegd over een periode toen Israël verdeeld was in twee koninkrijken. Het gebeurde namelijk als volgt: koning Rechabeam van het koningshuis van koning David was hardvochtig en wreed voor zijn volk. Dus splitsten de provincies van het noorden zich af en stelden zij hun eigen koning aan. Dit was koning Jerobeam. Dit alles kan u terugvinden in 1 Koningen 12:1-20.

    Laten we lezen uit 1 Koningen 12:20,25-30. We slaan dus even verzen 21 tot 24 over.

    ´De Israëlieten, die hadden gehoord dat Jerobeam was teruggekeerd, lieten hem vragen om voor de volksvergadering te verschijnen. Daar werd hij uitgeroepen tot koning van heel Israël. Er was niemand meer die het koningshuis van David steunde, behalve de stam Juda. (…) Jerobeam vestigde zich in Sichem, in het bergland van Efraïm, nadat hij de stad eerst had versterkt. Later trok hij daar weg en versterkte hij Penuel. Hij bedacht dat er alle kans was dat het koningschap weer zou terugvallen aan het huis van David en overlegde bij zichzelf: Wanneer het volk naar Jeruzalem blijft gaan om daar offers op te dragen in de tempel van JHWH, zullen ze mij vermoorden en zich weer bij Rechabeam aansluiten. Na rijp beraad besloot hij om twee gouden beelden te laten maken in de vorm van een stierkalf. Daarop zei hij tegen het volk: ‘U bent nu vaak genoeg ter bedevaart naar Jeruzalem gegaan! Israël, dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid.ÿ Het ene beeld liet hij in Betel plaatsen, en het andere in Dan, waar het door de Israëlieten in optocht naartoe werd gebracht. Zo verviel het volk tot zonde¡ (1 Koningen 12:20,25-30).

    Wat zien we in deze passage? De koning van het noorderrijk Israël werd zelf aangesteld door de Israëlieten. Het volk had hem graag en had hem duidelijk verkozen boven hun oorspronkelijke koning Rechabeam van het zuidderrijk Judea, die zij al verworpen hadden. Hij had dus geen objectieve reden om bij zichzelf te zeggen: ´Wanneer het volk naar Jeruzalem blijft gaan om daar offers op te dragen in de tempel van JHWH, zullen ze mij vermoorden en zich weer bij Rechabeam aansluiten.¡ Dit was een niet-reëele (niet-werkelijke) angst die slechts in zijn eigen hoofd zat. Hier gold: ´Het hart is het meest listig van alle, Vol boosheid: wie kan het kennen?¡ (Jeremia 17:9, Canisiusvertaling) of, in een andere vertaling: ´Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?¡ (Jeremia 17:9, Statenvertaling). Inderdaad, angst of andere onzuiverheden in het hart kunnen overslaan in zonde die kunnen leiden tot de dood. Zo liet David Uria de man van Batsheba vermoorden (2 Samuël 12:9). Jakobus vat het samen als volgt: ´Wie in verleiding komt, moet niet beweren: ‘Die verleiding komt van God.ÿ Want God stelt niemand aan verleiding bloot, zoals hij zelf ook niet door iets slechts in verleiding kan worden gebracht. Iedereen komt in verleiding door zijn eigen begeerte, die hem lokt en meesleept. Is de begeerte bevrucht, dan baart ze zonde; en is de zonde volgroeid, dan brengt ze de dood voort¡ (Jakobus 1:13-15). Angst of onzekerheid laat u rare dingen doen en anderen meeslepen in afgoderij en / of zonde. In ons verhaal zien we het gevolg van de angst van koning Jerobeam. Deze angst zei tegen hem dat ze hem zouden vermoorden en verraden (1 Koningen 12:27). Dus: ´Na rijp beraad besloot hij om twee gouden beelden te laten maken in de vorm van een stierkalf. Daarop zei hij tegen het volk: ‘U bent nu vaak genoeg ter bedevaart naar Jeruzalem gegaan! Israël, dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid.ÿ Het ene beeld liet hij in Betel plaatsen, en het andere in Dan, waar het door de Israëlieten in optocht naartoe werd gebracht. Zo verviel het volk tot zonde¡ (1 Koningen 12:28-30). Het gevolg van de angst van koning Jerobeam was dus dat hij het volk de eerste geboden van de tien geboden van God liet breken. Waar Jerobeam twee gouden stierkalven liet maken en over deze zei: ´dit is uw god die u uit Egypte heeft geleid¡ (1 Koningen 12:28), had God namelijk al gezegd: ´Ik ben JHWH, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer naast mij geen andere goden. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, JHWH, uw God, duld geen andere goden naast mij¡ (Exodus 20:2-5a). Door zijn angst liet Jerobeam Israël dus 1. Godenbeelden maken 2. Andere goden vereren. 3. Jahweh, de ware God, verzaken. Door zijn angst had hij dus zijn eigen hart van Jahweh afgekeerd en leerde hij zijn volk hetzelfde te doen. We behoren dus goed op te passen dat we onze harten zuiver houden en ons niet laten meeslepen door onze angsten. Iemand zei dat moed niet de afwezigheid is van angst, maar het verstouten van het hart dat oog in oog is komen te staan met eigen angsten. ´Van alles waarover je waakt, waak vooral over je hart, het is de bron van je leven¡ (Spreuken 4:23).

    Maar angst was eigenlijk allang niet meer nodig. De God die later zou verraden worden door Jerobeam had namelijk zijn probleem al opgelost: <> (1 Koningen 12:21-24). Dit wordt nogmaals vermeld in 2 Kronieken: <> (2 Kronieken 11:1-4). Er wordt dus tweemaal in de Bijbel vermeld dat God hier dus al een werkelijk-mogelijke invasie onmogelijk had gemaakt. Er was dus helemaal geen externe dreiging vanuit het zuiderrijk Juda meer. We zagen reeds dat Jerobeam, de koning van het noorderrijk Israël, zelf werd aangesteld door de Israëlieten. Het volk had hem graag en had hem duidelijk verkozen boven hun oorspronkelijke koning van het zuidderrijk Judea die zij al verworpen hadden. Er was dus ook geen interne dreiging vanuit het Noorderrijk Israël zelf. Had Jerobeam een persoonlijke en levende relatie gehad met Jahweh, dan had hij geweten dat er helemaal geen interne of externe dreigingen waren. In feite, het was Jahweh zelf die zei over de splitsing van het noorderrijk van het zuiderrijk: ´dit alles is van mij uitgegaan¡ (1 Koningen 12:24b). Welke angsten zouden we kunnen laten varen indien we meer vertrouwen op Jahweh? Zoals X in haar vorige preek aanhaalde: ´Gezegend wie op de HEER vertrouwt, wiens toeverlaat de HEER is. Hij is als een boom geplant aan water, zijn wortels reiken tot in de rivier. Hij merkt de komst van de hitte niet op, zijn bladeren blijven altijd groen. Tijden van droogte deren hem niet, steeds weer draagt hij vrucht¡ (Jeremia 17:7-8). ´Hij merkt de komst van de hitte niet op¡ en ´tijden van droogte deren hem niet¡. Hij kijkt dus niet naar angst. Hij is niet bezorgd als het wat moeilijker gaat of als hij misschien even geen vruchten draagt. Hij weet dat hij weldra weer vruchten zal dragen. Waarom? Omdat hij weet, zoals X het zo mooi verwoorde, dat zijn leven in de beek van God is. Dit water is een symbool van de Heilige Geest. De Heilige Geest is ´de bron met water dat leven geeft¡ (Openbaring 21:6b). Als we focussen op Hem, als onze ´wortels reiken tot in de rivier¡, dan geldt voor ons: ´steeds weer draagt hij vrucht¡.

    In zijn vorige preek sprak Y ook over het feit dat de toekomst soms zo uitzichtloos kan lijken dat het lijkt alsof je als ratten in de val zit. Het verleden kan je achtervolgen en je tot slaaf maken. Dit is precies wat er aan het gebeuren was met koning Jerobeam toen hij verder en verder begon te prakkeseren. Hij was zijn eigen raadgever in zijn arglistige hart (Jeremia 17:9). In plaats van te vertrouwen op de Heer, Hem zijn toeverlaat te maken, en Hem zijn hart te laten doorgronden en zijn nieren te laten toetsen (Jeremia 17:7,10a), ging hij in overleg met zijn boze raadgevers (1 Koningen 12:28). Hij zat dus in de kring der bozen, stond in hun raad en wandelde er in (Psalm 1:1). Daarom bracht hij slechte vruchten voort. Het had beter geweest als hij een sterke en levende relatie met Jahweh gehad zou hebben. Dan zou hij goede vruchten voort hebben kunnen brengen. Welke angsten en welke angstvallige adviezen zouden we kunnen laten varen indien we meer vertrouwen op Jahweh?

    Zoals we leren uit het verhaal van Jerobeam: zijn er misschien situaties of personen waar wij nog bang voor zijn, terwijl de situatie al lang veranderd is? Rechabeam vormde al lang geen bedreiging meer maar toch had Jerobeam nog angst voor hem met alle gevolgen vandien. Heeft God al iets nieuw gedaan maar zitten we nog vast in het verleden? Hebben we een krachtige relatie met Jahweh of hangen we vast aan en worden we belemmerd door onze angsten? ´De liefde laat geen ruimte voor angst; volmaakte liefde sluit angst uit, want angst veronderstelt straf. In iemand die angst kent, is de liefde geen werkelijkheid geworden¡ (1 Johannes 4:18). ‘God heeft ons geen Geest gegeven van vreesachtigheid (Statenvertaling, Leidse vertaling, vert. prof. Brouwer, Petrus Canisiusvertaling), geest der vrees (Lutherse vertaling), lafhartigheid (NBG/NBV), bangheid (TELOS). ´maar [een Geest] van kracht, van liefde en zelfbeheersing¡ÿ (2 Timotheüs 1:7, Canisiusvertaling). De Heilige Geest is dus geen Geest van angst maar een Geest van kracht; kracht in plaats van belemmerd te worden door angst.

    Zoals we zagen in het verhaal over koning Jerobeam kan onze angst ons parten spelen en ons leiden tot het bedrijven van zonde. We kunnen, door invloed van onze angsten, zelfs anderen tot zonde brengen. Van welke angst moeten wij ons bekeren? Welke angst heeft ons geleid? Laten we niet focussen op angst, laten we ons niet laten leiden door angst, maar laten we focussen op de Heilige Geest en laten we ons laten leiden door Hem.



    De bijbeltekst in deze uitgave is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 2004/2007. Indien andere Bijbelvertalingen worden gebruikt, zal dit steeds worden aangeduid.


    Categorie:Preken
    08-11-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Focus steeds op de Heilige Geest

    Vanwege corona kunnen we ons soms moedeloos en hopeloos voelen. We kunnen zelfs angst voor de toekomst hebben. Zo las ik op LinkedIn een artikel waarin 2020 werd omschreven als “the year of anxiety” (het jaar van angst voor de toekomst). Er is werkonzekerheid. Mensen verliezen hun jobs, mensen sterven onverwachts, de dood en het einde van ons leven op deze aarde staat bij wijze van spreken vlak voor de deur.

    Door middel van deze preek wil ik je bemoedigen en een andere zienswijze vanwaaruit een andere strategie vloeit, aanreiken. Ik ga vooral werken vanuit enkele brieven van Paulus en ik ga ook rekening houden met de bewoordingen van andere theologen.

    Misschien ben je gefrustreerd dat je als christen niet zo veel goede werken meer kan doen. Maar de enige nuttige werken die je kan doen, beginnen toch enkel vanuit Christus. Heeft Christus ons niet duidelijk gezegd: “Ik ben de wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij [of gescheiden van Mij] kunt u helemaal niets doen” (Johannes 15:5)? En schreef Paulus ook niet “Want wij zijn zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, die God tevoren heeft bereid, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeziërs 2:10)? Eerst zijn we dus door ons geloof[1] [verbondsvertrouwen] en door Zijn genade behouden. Deze redding is een geschenk van God. Het is niet op grond van onze werken (Efeziërs 2:8-9). Dus, vóórdat we gewerkt hadden, mochten we door Zijn genade een nieuw maaksel (Efeziërs 2:10); een nieuwe schepping gemaakt worden: “Daarom, als iemand in Christus is, is hij een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden” (2 Korinthiërs 5:17). Als we verder kijken in de brief van Paulus aan de Efeziërs, dan zien we het volgende: De theoloog E. K. Simpson verwoordt het zo: “Die bewoording in Christus slaat de grondtoon van de hele brief; van deze vruchtbare kiem vertakt de vertakkende eik van het bos.”[2] In het Nederlands klinkt dit misschien een beetje grappig, maar wat hij dus eigenlijk zegt is dat deze zin het fundament is vanwaaruit we deze brief behoren te lezen. Het “in Christus”-zijn is dus – weeral – essentieel. Zo lezen we bijvoorbeeld onder andere in Efeze hoofdstuk 1(:3-14): “Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus” (Efeziërs 1:3), “zoals Hij ons in Hem heeft uitverkoren vóór de teloorgang der wereld (καταβολῆς κόσμου[3])” (Efeziërs 1:4a), “zijn genade, waarmee Hij ons begenadigd heeft in de Geliefde” (Efeziërs 1:6b), “in Wie wij de verlossing hebben” (Efeziërs 1:7a), “om alles wat in de hemelen en op de aarde is onder één hoofd samen te brengen in Christus” (Efeziërs 1:10b) - het is dus de bedoeling dat we in Christus zouden zijn; onder zijn hoofd samengevat, opgesomd, bijeengebracht, verenigd (ἀνακεφαλαιόω)[4] –, “in Hem, in Wie wij ook erfgenamen zijn geworden” (Efeziërs 1:11a) en, tot slot, “in Wie u ook, toen u geloofd hebt, verzegeld bent met de Heilige Geest van de belofte, het Onderpand onzer erfenis; opdat gij als zijn eigendom moogt worden vrijgekocht, en zijn glorie moogt loven” (Efeziërs 1:13b-14[5]). We zijn verzegeld met de Heilige Geest van de belofte. Hierover schrijft Simpson: “De tussenkomst van de Heilige Geest verschaft een voorsmaak van gelukzaligheid; want het leven dat Hij implanteert in de geredde ziel heeft deel aan de kwaliteit van dat van de hemel. In uren waarin de vleugelen der geloof hem omhoog heffen, geniet de heilige van een voorsmaakje van de hemel.”[6] En: “Geloof heeft het voorrecht om te mogen stijgen boven het natuurlijke, alledaagse plateau. (…) Er zijn tijden van hemel op aarde die ons een voorproefje geven van glorie, wanneer we transfigurerende glimpen binnen de sluier verkrijgen en de lucht van onsterfelijkheid inademen.”[7] De Heilige Geest is tevens een onderpand, een ἀρραβών. Het Griekse woord αρραβων kan in het moderne Grieks verlovingsring betekenen.[8] Toen ik mijn verlovingsring aan X gaf voor het oog en met toestemming en zegen van haar ouders, wisten ze dat ik met haar ging trouwen. Ik was nog niet met haar getrouwd maar ze had goede moed dat ik met haar zou trouwen. Op dezelfde manier hebben wij goede moed omdat we Gods Verlovingsring, de Heilige Geest, in ons wonen hebben. Dit is al een voorteken van wat gaat komen; het huwelijk met Christus de Bruid. We hebben dus goede moed vanwege de Heilige Geest die in ons woont. Laten we onze blik focussen op de Heer en op Zijn Heilige Geest. Laten we hiervoor nog verder kijken naar enkele passages in 2 Korinthe 3, 4 en 5.

    “Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heer aanschouwen, worden naar hetzelfde beeld veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid, als door de Heer, de Geest” (2 Korinthe 3:18). Net als Jezus van gedaante veranderde (μετεμορφώθη; Matteus 17:2; Markus 9:2 - μετεμορφώθη: μετά verandering van, μορφή ‘the abiding form.’[9]) behoren we ons leven te transformeren en door God te laten transformeren (μεταμορφούμεθα* | μεταμορφοῦσθε**) naar het beeld / de gelijkenis van Christus (*2 Korinthe 3:18; **Romeinen 12:2).[10] Basil de Grote zegt het in het eenvoudig als volgt: Als we onze blik richten op de Geest dan worden we door de glorie van de Geest op de één of andere manier veranderd in grotere heerlijkheid, onze harten worden dan als het ware door licht dat van de waarheid van de Geest komt, verlicht.[11] De Ambrosiastercommentaar bevat een mooie uitleg over 2 Korinthe 3:18: “We zullen worden verheven door de goedheid van de Heer van de heerlijkheid van Mozes, waar we niet naar konden kijken vanwege onze zondigheid, en we zullen getransformeerd worden tot een heerlijkheid waarvan we geloven dat die ons is gegeven door de Geest van de Heer. De grootsheid van de komende heerlijkheid zal proportioneel zijn naar wat passend is voor God om ons te geven door zijn Geest. De glorie van Mozes was noch zo geweldig en noch zo eeuwig. Hij ontving heerlijkheid in een vorm die overeenkomstig was met de wet. Zo zal ook heerlijkheid gegeven worden aan gelovigen op een manier die overeenkomt met de wet van geloof, in dewelke de Geest van God aanwezig is. Want God heeft zijn Geest geschonken aan zijn getrouwen als een geschenk en een onderpand van de heerlijkheid die hij hun beloofd heeft.” In het kort gezegd: we zullen dus worden getransformeerd in een heerlijkheid waarvan we geloven dat die ons al gegeven is door de Geest van de Heer. Want God heeft Zijn Geest gegeven aan Zijn getrouwen als een geschenk en onderpand van de glorie die Hij hen beloofd heeft.[12] ‘Degene die het eind is van onze transformatie (“de Heer”) is ook haar middel en voorziener (door “de Geest”). (…) Of het nu expres is of niet, in deze samenvattende opmerking over het nieuwe verbond, heeft Paulus zijn lezers gegeven wat één van zijn krachtigste verklaringen zal blijken te zijn. Het omvat verbonden, wat blindheid onder het oude verbond impliceert terwijl het de helderheid van zicht bevestigd van zij die in het nieuwe verbond zijn. Bovendien omvat het de schepping van de mens als imago dei [beeld van God] en de val met haar rebellie en dood, tot bekering-verlichting en van daar door gedaanteverandering tot verheerlijking. Het leert dat “wij allen” in wie het beeld van God is geschonden, door het evangelie het beeld in haar perfectie kunnen “zien”, in het aangezicht van Jezus Christus. En het wordt ons niet enkel mogelijk gemaakt dit beeld te zien maar we worden geleidelijk naar dat beeld veranderd door de soevereine Geest.’[13] “Dat is de hoop die voor ons geplaatst is in de opstanding; en dit is allemaal natuurlijk gebaseerd op het feit dat Jezus zelf, de Messias, dit nieuwe soort lichaam al bezit. Hij is ‘de man van de hemel’; en zoals we het beeld van de oude, vergankelijke mensheid gedragen hebben (zie Genesis 5:3), zo zullen we het beeld van Jezus zelf dragen (zie Romeinen 8:29).[14] Over dit onsterfelijke lichaam schrijft Ambrosiaster: “(…) wiens vorm al duidelijk is in het hemelse lichaam van onze Heer.”[15]

    ‘Maar nu is een alles overtreffende openbaring van die eeuwige kracht en goddelijkheid geschonken: “de lichtglans van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, die het beeld (εἰκὼν) van God is,” heeft op ons geschenen; Hij wiens scheppingswoord in het begin licht uit duisternis opriep heeft nu in onze harten geschenen, “tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus” (2 Korinthiërs 4;4,6). En de schrijver van Hebreeën verwoordt dezelfde waarheid op een andere manier: voor hem is Christus de “uitstraling” van de heerlijkheid Gods en de ware afdruk van zijn wezen (Hebreeën 1:3).[16] Uitstraling is het Griekse woord ἀπαύγασμα net zoals de zon licht uitstraalt. “Dit woord wordt ook gebruikt voor wijsheid in Wijsheid 7:26 waar zij beschreven wordt als “een uitstraling van eeuwig licht, en een vlekkeloze spiegel van het werk van God, en een beeld (εἰκὼν) van zijn goedheid.”[17] Het beeld van God in de mens is een kopie of reflectie van het archetypische beeld – i.e. Gods geliefde zoon. De nieuwe mens wordt vernieuwd naar het Beeld van zijn Schepper (Kolossenzen 3:10). Volgens J. B. Lightfoot gebruikte de voorchristelijke Alexandrijnse Jood Philo het woord εἰκὼν herhaaldelijk as een omschrijving van de λόγος. Naast de logische betekenis van gelijkenis bevat het woord εἰκὼν nog twee andere ideeën: vertegenwoordiging en manifestatie.[18] Vertegenwoordigen wij Gods beeld? Zijn wij een manifestatie van Hem? Hoe zit dit in onze familie? Zijn wij daar een vertegenwoordiging van Hem? Is onze familie een vertegenwoordiging van Hem? Is onze kerk een vertegenwoordiging van Hem?

    Philo zei dat de eerste mens het beeld van het Beeld (εἰκὼν εἰκόνος) is.[19] ‘Door te zeggen dat het geestelijke niet eerst was, maar het natuurlijk, en dan het geestelijke, kon het zijn dat Paulus gewoon zei dat in de tijd Adam voor Christus kwam. Maar dit zou vanzelfsprekend zijn voor de Korinthiërs. Het lijkt er eerder op dat Paulus zinspeelt op een idee dat je kan vinden in Philo, een idee dat is geleend uit het Platonische gedachtegoed, dat God eerst de perfecte mens schiep, een “hemelse man” of geestelijke man naar Gods beeld, en dan van de aarde de aardse man genaamd Adam in Genesis 2:7. Neen, zegt Paulus, de aards man, Adam, kwam eerst, en de perfecte, hemelse man, het ware “beeld van God” (2 Korinthiërs 4:4), kwam als laatste: dit is Christus. De eerste man was genomen uit de aarde, aards, zoals in Genesis 2:7. De tweede man kwam uit de hemel.’[20] Ignatius van Antiochië beschrijft Jezus als “de nieuwe mens Jezus Christus” (novum hominem Jesum Christum[21]). Deze hebben we volgens Paulus aangetrokken (Galaten 3:27) en behoren we aan te trekken (Romeinen 13:14).[22] “De eerste mens was uit de aarde, aards; de tweede Mens is uit de hemel. Welnu, zoals de aarde was, zo zijn ook de aardsen; zoals de Hemelse was, zo zullen ook de hemelsen zijn; en zoals we de gestalte van den aardsen hebben gedragen, zo moeten we ook de gestalte van den Hemelsen dragen” (1 Korinthe 15:47-49, Petrus Canisiusvertaling). Ambrosiaster merkt op dat “net zoals diegenen die niet geloven al geoordeeld zijn [Johannes 3:18], zo worden diegenen die geloven al hemels genoemd”.[23]

    ‘Een resultaat van het aantrekken van de nieuwe mens is een nieuwe en ware kennis. De “kennis” die werd voorgehouden aan de Kolossenzen door hen pseudo-leraren was een verdraaid en imperfect ding in vergelijking met de volledige kennis beschikbaar voor hen die, door hun eenheid met Christus, getransformeerd waren door de vernieuwing van hun verstand. Deze volledige kennis was, in het kort, niets minder dan de kennis van God in Christus, de hoogste kennis die beschikbaar is voor de mens.’[24]

    Als Christus het [exacte] Beeld is die de onzichtbare God representeert (Kolossenzen 1:15a), gaan wij dan meer naar Hem kijken en gaan we Hem dan ook meer representeren?

    We kunnen Hem zeker meer gaan representeren door middel van ons meer bezig te houden met gebed in deze coronatijden. De christen die kijkt op het aangezicht van Jezus Christus, zoals Moses keek naar de glorie van God, zal de verlichting van de kennis van de glorie van God kunnen geven. Van hieruit mogen we dan de Heilige Geest schijnen uit onze harten zoals mijnwerkers schijnen uit de lamp op hun voorhoofden.[25] Ik zal een praktisch voorbeeld geven van hoe we verbonden kunnen zijn met de Heilige Geest en Hem uitschijnen. In Griekenland woonde een christelijke monnik genaamd Paisios. Hij is heel bekend onder de Grieken. Hij ging nog geen 30 jaar geleden het hoekje om. Menselijk gesproken was hij niets bijzonders. Hij was gewoon een oude, aftakelende man op een eiland die bad en ouder werd. Maar geestelijk gezien bad hij veel en wandelde en communiceerde hij met God. Hij richtte zijn oog dus niet op de dingen die men ziet maar op de dingen die men niet ziet (2 Korinthiërs 4:18a). Hij wandelde door geloof, niet door aanschouwen (2 Korinthiërs 5:7). Zoals ik al had gezegd, bad hij en communiceerde hij met God. Dikwijls als mensen hem kwamen bezoeken wist hij al van tevoren de achtergrond van die mensen, alsook hun namen. God had het hem al verteld. Zo kwam er ooit een pornograaf bij hem langs. Dit is dus een man die meisjes gebruikt om pornofilms te maken. Menselijk gesproken kon Paisios dit van hem niet weten aangezien niemand hem dit verteld had, maar toen Paisios alle gasten eten gebracht had, nam hij het bord dat bestemd was voor die pornograaf en wierp het op de grond. Toen zei hij “raap het op en eet smakelijk”. Die man was natuurlijk uiterst beledigd. Toen vertelde Paisios hem: “Waarom moeten mensen jouw vuiligheid dan eten? Bekeer je!” De man bekeerde zich van zijn zonden en werd een christen. Had Paisios geen tijd besteed met de Heilige Geest, dan was dit niet mogelijk geweest en dan had die man voortgedaan met zijn zondige leven. Paisios was gericht op de Heilige Geest. Hij had een aandachtig gehoor voor de Heilige Geest. Hij had zijn oren gespitst naar de Heilige Geest. Vanuit eigen kracht had hij niets kunnen bereiken maar vanuit de kracht van de Heilige Geest die in hem woonde is dit gelukt. Zoals Paulus ook schreef: “Want de God die gezegd heeft: ‘Uit duisternis zal licht schijnen’, Die heeft geschenen in onze harten tot de lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in het aangezicht van Jezus Christus. Maar wij hebben deze schat in aarden vaten, opdat de uitnemendheid van de kracht van God is, en niet uit ons” (2 Korinthiërs 4:6-7). “Hij nu die ons hiertoe heeft bereid, is God, die ons het onderpand van de Geest gegeven heeft. Daarom hebben wij altijd goede moed, en weten dat wij, zolang wij in het lichaam wonen, niet bij de Heer wonen (want wij wandelen door geloof, niet door aanschouwen); maar wij hebben goede moed en willen liever ons verblijf in het lichaam verlaten en bij de Heer inwonen” (2 Korinthiërs 5:5-8). Wij hebben dus goede moed omdat God ons het onderpand; de verlovingsring van de Heilige Geest gegeven heeft. Zoals ik al eerder verteld heb is de Heilige Geest een onderpand, een ἀρραβῶνα. Het Griekse woord αρραβων kan in het moderne Grieks verlovingsring betekenen.[26] Toen ik mijn verlovingsring aan X gaf voor het oog en met toestemming en zegen van haar ouders, toen wisten ze dat ik met haar ging trouwen. Ik was nog niet met haar getrouwd maar ze had goede moed dat ik met haar zou trouwen. Op dezelfde manier hebben wij goede moet omdat we Gods Verlovingsring, de Heilige Geest in ons wonen hebben. Dit is al een voorteken van wat gaat komen; het huwelijk met Christus de Bruid. We hebben dus goede moed vanwege de Heilige Geest die in ons woont. Wij hebben goede moed indien wij wandelen door het geloof, niet door aanschouwen, en Hem zo behagen: “Door het geloof werd Henoch weggenomen opdat hij de dood niet zag, en hij werd niet gevonden, omdat God hem had weggenomen; want vóór zijn wegneming heeft hij getuigenis verkregen dat hij God behaagd had. Zonder geloof echter is het onmogelijk Hem te behagen; want wie tot God nadert; moet geloven dat Hij is en dat Hij een beloner is van hen die Hem zoeken” (Hebreeën 11:5-6). “Hij [Jezus] zeide hun nog een gelijkenis over de noodzakelijkheid, om altijd te bidden, en nooit de moed te verliezen [of “zonder zich door teleurstelling te laten afhouden”[27]]. (…) En zou God dan aan zijn uitverkorenen geen recht doen, die dag en nacht tot Hem roepen? Of zou Hij ze lang laten wachten? Ik zeg u: Hij zal hun recht doen met spoed. Maar zal de Mensenzoon bij zijn komst wel geloof op aarde vinden?” (Lukas 18:1,7-8). We kunnen God dus behagen door te bidden en hierin niet moedeloos te worden (Lukas 18:1) want God zal ons recht verschaffen (v. 7-8), ook al ziet de situatie er moedeloos en hopeloos uit. “Daarom worden wij niet moedeloos; maar al raakt ook onze uiterlijke mens in verval, toch wordt onze innerlijke van dag tot dag vernieuwd” (2 Korinthiërs 4:16). ‘Hier kunnen we spreken van een dualisme wat de mens betreft. De uiterlijke mens (ἔξω ἄνθρωπος), die behoort aan de tegenwoordige eeuw, is in verval aan het raken, terwijl de innerlijke mens (ἔσω ἄνθρωπος), die behoort aan de toekomstige eeuw, vernieuwd aan het worden is. (…) Het dualisme wat de mens betreft is gemaakt door de eschatologische Geest [i.e. de Geest aangaande de laatste dingen], die God nu geeft als een “onderpand, die garandeert wat er gaat komen” (5:5). Het is de Geest die ons het gevoel geeft dat de “uiterlijke mens” “aan het vervallen” is en de “innerlijke mens” aan het vernieuwd worden is.’[28] “Want de kortstondige lichtheid van onze verdrukking bewerkt voor ons een uitermate uitnemend, eeuwig gewicht van heerlijkheid.” (2 Korinthiërs 4:17): “De ijver waarmee de apostel spreekt, is voldoende om de meest bedeesde mensen moed te geven. Een leven vol van kruisen, moeiten, vervolgingen, verwondingen et cetera, noemt hij kortstondig en licht, in vergelijking met de eeuwige, immense en onbegrijpelijke glorie die voor ons is voorbereid.”[29]

    “Hij nu die ons hiertoe heeft bereid, is God, die ons het onderpand van de Geest gegeven heeft. Daarom hebben wij altijd goede moed, en weten dat wij, zolang wij in het lichaam wonen, niet bij de Heer wonen” (2 Korinthiërs 5:5-6).

    ‘“Daarom” verwijst naar het vorige vers, naar de gezegende toekomst naar dewelke de Heilige geest als “onderpand” wijst. De duidelijke aanwezigheid van de eschatologische Geest [i.e. de Geest aangaande de laatste dingen] is een bron van vrijmoedigheid tijdens de tegenwoordige eeuw.’[30]

    Richt je dus op de Heilige Geest.

    “Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven. (…) Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich” (Judas 20-21, 24). Hij is bij machte u van het struikelen te behoeden. Bid dus veel. Bid ook voor mij.

    We behoren onze blik te veranderen van het tijdelijke naar het eeuwige, van het zichtbare (aftakeling, ouderdom, corona, dood) naar het onzichtbare (gebed, de Heilige Geest; Gods liefde, geloof). Ambrosiaster zei het als volgt: “Nu Christus verrezen is uit de dood, verliest geboorte naar het vlees haar belang, lichamelijke zwakten tellen niet meer, en het lijden van de dood maakt ook niet meer uit. Dit is het geval, zeker niet om Christus’ wil, want het lot van menselijke zwakten had geen effect op hem, maar om onzentwil, aan wie dit voorbeeld is gegeven, zo dat als we in de voetstappen van degene die voor ons gestorven is, wandelen, we ook op de beloofde tijd zullen verrijzen, nadat we dit leven verlaten hebben, en dan zullen alle zwakten en verdorvenheden ophouden te bestaan. De reden waarom Paulus dit zegt is omdat, in de opstanding van Christus, een voorbeeld van onvergankelijkheid en heerlijkheid gegeven is, opdat het mag erkend worden als gunstig voor iedereen die Christus gehoorzaamt. Tot en met het kruis was er een vermoeden dat Christus zwak was, maar eens hij verrees uit de dood, verdween dit helemaal, en waar men eerder aan twijfelde, werd geloofd, zoals hij zelf gezegd had: Wanneer u de Zoon des mensen verhoogd zult hebben, dan zult u weten dat Ik het ben [Johannes 8:28].”[31]

    Het volgende is mijn samenvattende conclusie:

    Zoals ik reeds zei behoren we onze blik dus te veranderen van het tijdelijke naar het eeuwige, van het zichtbare (aftakeling, ouderdom, corona, dood) naar het onzichtbare (gebed, de Heilige Geest; Gods liefde, geloof). In het begin van mijn preek gaf ik aan dat we niet gefrustreerd moeten zijn dat we nu misschien minder veel goede werken kunnen verrichten, maar dat we mogen beseffen dat onze werken enkel nut hebben in Christus en dat we zonder Hem niets kunnen doen. We moeten het feit dat we in Christus zijn goed tot ons laten doordringen. Slechts van hieruit kunnen we goede werken verrichten. In Christus zijn we een nieuwe schepping en we hebben de Heilige Geest als Onderpand; als Verlovingsring gekregen. We moeten – zeker in deze periode – onze blik richten op Jezus onze Heer en op Zijn Heilige Geest. Hierdoor worden we veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid. Dan kunnen we dit ontvangen licht, die ontvangen energie uitschijnen naar anderen. Dit kan een waar verschil maken in het leven van anderen. Met deze bovennatuurlijke werken, door het geloof, in Christus, door de kracht van de Heilige Geest, is God behaagt. We wandelen dan in geloof. In plaats van onze ogen op de ellende die we zien te richten, richten we onze ogen dan op de Heilige Geest. Onze uiterlijke mens takelt dan nog steeds af, maar onze innerlijke mens wordt dag na dag vernieuwd. Als we focussen op de Heilige Geest, dan worden de dagdagelijkse moeiten en verwondingen maar licht in vergelijking met Zijn onbegrijpelijke en onvatbare glorie. De Heilige Geest is onze Verlovingsring, ons Onderpand, onze Voorsmaak van de heerlijkheid die gaat komen. Laten we in dit seizoen dus steeds weer focussen op Hem door te bidden en te vasten. Proef de Heerlijkheid van de Heer door middel van Zijn Heilige Geest. Hij is die heerlijke bron van vrijmoedigheid. Wees bemoedigd! “Maar u, geliefden, terwijl u zichzelf opbouwt op uw allerheiligst geloof en bidt in de Heilige Geest, bewaart uzelf in de liefde van God en verwacht de barmhartigheid van onze Heer Jezus Christus tot het eeuwige leven. (…) Hem nu die machtig is u te bewaren zonder dat u struikelt en u onberispelijk voor zijn heerlijkheid te stellen met vreugdegejuich” (Judas 20-21, 24). Wees bemoedigd! Hij is bij machte u te bewaren en u te bemoedigen en u van het struikelen te behoeden. Bid dus veel. Bid ook voor mij. Laat u steeds weer door de Heilige Geest oprichten en persoonlijk bemoedigen en bemoedig ook elkaar!



    Behalve indien anders aangegeven zijn voor deze preek de bijbelteksten genomen uit de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).

    [1] Ga naar https://crosstheology.wordpress.com/faith-is-a-choice/ voor een bewijs dat geloof hebben onze keuze is. Het is dus ons geloof.

    [2] E. K. Simpson, “Commentary on the Epistle to the Ephesians: the English text with introduction, exposition and notes,” in ibid. and F. F. Bruce, Commentary on the Epistles to the Ephesians and the Colossians (Grand Rapids, Michigan: Wm. B. Eerdmans Publishing, 1957), 24.

    [3] Contra Simpson. "This point, indeed, is not to be idly passed by, that the holy Scriptures have called the creation of the world by a new and peculiar name, terming it 'katabole,' which has been very improperly translated into Latin by 'constitution for in Greek 'katabole' signifies rather 'dejicere,' i.e.., to cast downwards,--a word which has been, as we have already remarked, improperly translated into Latin by the phrase 'constitutio mundi.'...From this it follows, that by the use of the word 'katabole,' a descent from a higher to a lower condition, shared by all in common, would seem to be pointed out."

    - Origen, De Principiis (Concerning The Principles), Book III, Chapter V

    [4] Zie ook Kolossenzen 1:15-20.

    [5] Vers 14 ter verduidelijking genomen uit de Petrus Canisiusvertaling.

    [6] E. K. Simpson, “Commentary on the Epistle to the Ephesians: the English text with introduction, exposition and notes,” 36.

    [7] Ibid., 25.

    [8] Murray J. Harris, “2 Corinthians,” in The Expositor’s Bible Commentary: Romans–Galatians (Revised Edition), ed. Tremper Longman III & Garland, David E., vol. 11 (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2008), 475.

    [9] James Hastings, John A. Selbie, and John C. Lambert, eds., A Dictionary of Christ and the Gospels: Aaron–Zion (Edinburgh; New York: T&T Clark; Charles Scribner’s Sons, 1906), 743.

    [10] Gordon D. Fee, The First Epistle to the Corinthians, revised ed., The New International Commentary On the New Testament (Grand Rapids, Michigan: William B. Eerdmans Publishing Company, 2014), 886, vtn. 381.

    [11] Basil de Grote, Over de Heilige Geest, 21.52.

    [12] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 219.

    [13] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 208-209.

    [14] Tom Wright, Paul for Everyone: 1 Corinthians (London: Society for Promoting Christian Knowledge, 2004), 224.

    [15] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 223. Commentaar op 2 Korinthe 5:1.

    [16] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 193.

    [17] Ibid., vtn. 59.

    [18] Ibid., 194. Zie bronnen aldaar.

    [19] Philo, On the Making of the World, 6. F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 273, vtn. 66.

    [20] George T. Montague, First Corinthians, Catholic Commentary on Sacred Scripture (Grand Rapids, MI: Baker Academic, 2011), 281.

    [21] Ignatius of Antioch, Corpus Ignatianum: Latin Version, Middle Recension, trans. William Cureton (Berlin: Asher and Co., 1849), 38.

    [22] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 273 en vtn. 68.

    [23] Ambrosiaster, Commentaries On Romans and 1-2 Corinthians, ed. and trans. Gerald Lewis Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, Ill.: InterVarsity Press, 2009), 200.

    [24] F. F. Bruce, “Commentary on the Epistle to the Colossians: the English text with introduction, exposition and notes,” 274.

    [25] Vrij naar A.T. Robertson, Word Pictures in the New Testament (Nashville, TN: Broadman Press, 1933), 2 Corinthians 4:6.

    [26] Murray J. Harris, “2 Corinthians,” in The Expositor’s Bible Commentary: Romans–Galatians (Revised Edition), ed. Tremper Longman III & Garland, David E., vol. 11 (Grand Rapids, MI: Zondervan, 2008), 475.

    [27] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” in Bijbel in de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen (Baarn: Bosch & Keuning n.v., 1956?), 244.

    [28] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 246.

    [29] George Leo Haydock, Haydock’s Catholic Bible Commentary (New York: Edward Dunigan and Brother, 1859), 2 Co 4:17.

    [30] Paul Barnett, The Second Epistle to the Corinthians (Grand Rapids, Mich.: W.B. Eerdmans Pub., 1997), 269.

    [31] Ambrosiaster, Commentaries on Romans and 1-2 Corinthians, ed. Thomas C. Oden and Gerald L. Bray, trans. Gerald L. Bray, Ancient Christian Texts (Downers Grove, IL: IVP Academic: An Imprint of InterVarsity Press, 2009), 226. Commentaar op 2 Korinthe 5:16.


    Categorie:Preken
    18-10-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geniet van het leven

    X gaf vorige week een steengoede en boeiende preek die me echt heeft geraakt. Op de preek van X wil ik nog verder gaan en ik wil dit nog preciezer uitleggen en uitdiepen vanuit het boek Prediker. Ze sprak vorige week onder andere over het feit dat we het verleden achter mogen laten. En inderdaad, het verleden komt niet meer terug. Alles van ons aardse leven zal worden vergeten dus kunnen we het verleden relativeren en kunnen we in het heden genieten en leven voor de eeuwigheid.

    De prediker zegt het als volgt in Prediker 1:11:

    "Er is geen herinnering aan vroegere dingen; noch zal er enige herinnering zijn aan dingen die zullen komen door degenen die daarna zullen komen."

    - Prediker 1:11 (KJV naar het Nederlands gezet)

    Dus niets zal toch blijven van wat we gedaan hebben. KJV zegt dingen. Vele Nederlandstalige vertalingen zeggen personen maar dingen is het algemeen gebruik in het Hebreeuws. Binnen 200 jaar weet niemand meer wie je bent of of je gisteren ruzie met je vrouw of kinderen had. De prediker zegt het als volgt:

    "De levenden weten tenminste nog, dat zij eens zullen sterven, Maar de doden weten helemaal niets. Voor hen bestaat er geen loon, Want hun aandenken wordt vergeten; Ook hun liefde, haat en afgunst zijn reeds lang voorbij. Zij hebben voor eeuwig geen deel meer, Aan al wat er onder de zon geschiedt.”

    - Prediker 9:5-6 (Canisius)

    Maak het dus vandaag weer goed met bijvoorbeeld je vrouw en “geniet van het leven met de vrouw, die ge liefhebt” (Prediker 9:9a). Maar over 200 jaar of, laat ons stellen, 1000 jaar zijn we toch door die latere generaties vergeten, zelfs wie we waren, en of we goed of slecht waren, wordt vergeten door de mensen. Zo staat er in Prediker 2:16:

    "Want de wijze blijft evenmin in herinnering als de dwaas; Op de duur raakt in de toekomst alles vergeten. Moet immers de wijze niet sterven juist als de dwaas?"

    - Prediker 2:16 (Canisius)

    Dit aardse leven is zo voorbij en dan laten we leegte, ons niet-bestaan op deze aardbodem, achter:

    “Wanneer een mens lang leeft, laat hij dan van elke dag genieten en bedenken dat de dagen van de duisternis ontelbaar zullen zijn. De toekomst is niets dan leegte.”

    - Prediker 11:8 (NBV)

    In dit leven kunnen we enkel in het heden genieten van het leven en van het werk dat we verrichten.

    "Nooit heb ik mijn ogen geweigerd, wat zij verlangden; Ik ontzegde mijn hart geen enkele vreugd. Mijn hart kon genieten van al mijn zwoegen; Maar dat was ook àl, wat ik had van mijn werken."

    - Prediker 2:10 (Canisius)

    Dit wil zeggen dat er enkel plezier is in het werk zelf, en zelfs niet in de beloning ervan. Alleszins lijkt het me zo dat we snel beu worden wat we hebben bereikt. We kunnen zelfs niet genieten van wat er na ons leven komt:

    "Zo heb ik ingezien, dat er niets beters is dan dat de mens zich verheugt in zijn werken, want dat is zijn deel: wie zal hem ertoe brengen zich te verlustigen in wat na hem zijn zal?"

    - Prediker 3:22 (NBG51)

    Zelfs onze werken zelf zullen worden vergeten, zo schrijft een zekere Jezus de kleinzoon van Sirach in de tweede eeuw voor Christus in dezelfde trant:

    “Mijn zoon, zo ge wat hebt, doe uzelf dan te goed, En geniet ervan naar vermogen; Denk er aan, dat de dood niet draalt, Dat de tijd, die u rest, u niet wordt gemeld. Voordat ge sterft, doe wel aan uw naaste, Geef hem, zoveel ge maar kunt; Maar ontzeg ook uzelf geen gelukkige dag, Laat uw deel van het genot u niet ontsnappen [/ zorg, dat uw deel van het geluk u niet voorbijgaat (WB78)]. Moet ge niet uw bezit aan anderen achterlaten; Zullen zij uw vermogen niet verdelen door het lot? Geef dus uw naaste, en vertroetel uzelf, Want in het dodenrijk is geen vreugde meer te vinden; Alle vlees wordt oud als een kleed, Want van ouds luidt de wet: Het moet sterven! Zoals de bloesem ontspruit aan de groene boom, En het ene verwelkt, als het andere ontluikt, Zo ook het geslacht van vlees en bloed: Het ene sterft uit, het andere komt op; Al zijn werken zullen vergaan, Want het werk van zijn handen komt achter hem aan.”
    - Ecclesiasticus / Wijsheid van Jezus Sirach 14:11-19 (Canisius).

    Met andere woorden, niet alleen zullen de mensen vergaan, maar zelfs hun werken zullen na hun levens vergaan en worden vergeten.

    In prediker las ik daarnet al:

    "De levenden weten tenminste nog, dat zij eens zullen sterven, Maar de doden weten helemaal niets. Voor hen bestaat er geen loon, Want hun aandenken wordt vergeten; Ook hun liefde, haat en afgunst zijn reeds lang voorbij. Zij hebben voor eeuwig geen deel meer, Aan al wat er onder de zon geschiedt.”

    - Prediker 9:5-6 (Canisius)

     

    Wat behoren we dan te doen nu we weten dat wij en onze werken ten einde gaan komen en vergeten zullen worden? De prediker vertelt het ons:

    “Eet daarom je brood met vreugde en drink je wijn met een opgewekt hart. Dat heeft bij voorbaat Gods zegen.”

    - Prediker 9:7 (WB93)

    De prediker leert ons dus dat we mogen genieten van en ècht leven in het heden. Daar is niets mis mee. Dit zijn gaven van God. We mogen dus leven vanuit dit diepe besef dat God ons liefheeft en we mogen beseffen dat we in dit kortstondige aardse leven mogen genieten.

    Zo schrijft hij weer op een andere plaats:

    "Het is daarom, zo heb ik ingezien, goed en weldadig voor een mens wanneer hij zich aan eten en drinken te goed doet, en geniet van alles wat hij heeft verworven. Daar zwoegt hij voor onder de zon gedurende het luttel aantal levensdagen dat hij van God gekregen heeft; dat is wat hem is toebedeeld. Wanneer een mens geniet van rijkdom en bezit, wanneer hem dat door God wordt toegestaan als zijn rechtmatig deel en hij zich verheugt in alles wat hij moeizaam heeft verworven, is dat een geschenk van God. Dan piekert hij tenminste niet zo veel over het luttel aantal dagen van zijn leven, maar gaat hij van ganser harte op in de vreugde die God hem toebedeelt."

    - Prediker 5:17-19 (NBV)

    En nogmaals:

    "Daarom prijs ik de vreugde, want er is onder de zon niets beters voor de mens dan dat hij zich aan eten en drinken te goed doet en geniet. De vreugde is zijn metgezel wanneer hij zwoegt op elke levensdag onder de zon die God hem heeft gegeven."

    - Prediker 8:15 (NBV)

    En nogmaals:

    "Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat een mens het werk, dat God gemaakt heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde toe. Ik heb gemerkt, dat er niets beters voor henlieden is, dan zich te verblijden, en goed te doen in zijn leven. Ja ook, dat ieder mens ete en drinke, en het goede geniete van al zijn arbeid, Dit is een gave Gods. Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn, en er is niet toe te doen, noch is er af te doen; en God doet dat, opdat men vreze voor Zijn aangezicht. Hetgeen geweest is, dat is nu, en wat wezen zal, dat is alrede geweest; en God zoekt het weggedrevene;"

    - Prediker 3:11-15 (SV)

    En hoe zoekt God het weggedrevene? Als volgt:

    “Toen zag ik een grote witte troon en hem die daarop zat. De aarde en de hemel vluchtten van hem weg en verdwenen in het niets. Ik zag de doden, jong en oud, voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden.”

    - Openbaring 20:11-13 (NBV)

    God roept dus de mensen tot het oordeel. Zo zal Hij het weggedrevene zoeken en de weggedrevenen zullen worden geoordeeld door God al naargelang hun daden in dit leven onder de zon zoals dezen opgetekend staan in de hemelse boeken.

    Dit zei ook de prediker al als we verder lezen:

    "Nog iets anders zag ik onder de zon: op de plaats van het recht heerst onrecht, op de stoel van de rechter zit de schuldige. Ik zei tegen mezelf: God oordeelt over goeden en slechten, want elk ding, elk werk heeft zijn tijd."

    - Prediker 3:16-17 (WB95 herz. ed.)

    De prediker zag dus in dat we niet constant hoeven te piekeren over het leven na de dood, maar Hij zag ook in dat in dit leven zich soms kromme, onrechtvaardige situaties voordoen. Daarom zal God rechtvaardig oordelen in het hiernamaals. De prediker kijkt dus verder dan dit leven, naar het leven na de dood. Hij leert ons hetzelfde te doen:

    "Een goede naam is beter dan goed parfum, een sterfdag is beter dan een geboortedag. Je kunt beter gaan naar een huis waar gerouwd wordt dan naar een feest. Want de begrafenis is het einde van ieder mens en de levenden doen er goed aan dat te bedenken."

    - Prediker 7:1-2 (WB95 herz. ed.)

    We behoren het goede nu te doen. Het verleden kunnen we niet veranderen maar hiervoor zal er wel rekenschap van ons gevraagd worden, alsook van onze toekomstige slechte daden. Zoals ik al zei, kunnen we het verleden niet veranderen maar behoren we nu het goede te doen. Daarom behoren we niet alleen te focussen op het heden maar ook behoren we te focussen op de toekomstige eeuwigheid en God voor ogen te houden. Dan kunnen we ècht genieten van het leven en heeft ons werk eeuwigheidswaarde. | Laten we – ter onderbouwing van deze feiten – eerst enkele andere Bijbelse personen aan het woord komen, te beginnen met de apostel Paulus:

    “Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem [God] welgevallig te zijn. Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.”

    - 2 Korintiërs 5:9-11 (NBG51)

    Nog een citaat van de apostel Paulus:

    “Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onzen Here Jezus Christus. Daarom, mijn geliefde broeders, weest standvastig, onwankelbaar, te allen tijde overvloedig in het werk des Heren, wetende, dat uw arbeid niet vergeefs is in den Here.”
    - 1 Korintiërs 15:57-58 (NBG51)

    Onze Heere Jezus:

    <<Iemand uit de menigte zei tegen hem: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen!’ Maar Jezus antwoordde: ‘Wie heeft mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?’ Hij zei tegen hen: ‘Pas op, hoed je voor iedere vorm van hebzucht, want iemands leven hangt niet af van zijn bezittingen, zelfs niet wanneer hij die in overvloed heeft.’ En hij vertelde hun de volgende gelijkenis: ‘Het landgoed van een rijke man had veel opgebracht, en daarom vroeg hij zich af: Wat moet ik doen? Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan. Toen zei hij bij zichzelf: Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je. Maar God zei tegen hem: “Dwaas, nog deze nacht zal je leven van je worden teruggevorderd. Voor wie zijn dan de schatten die je hebt opgeslagen?” Zo vergaat het iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God.’>>
    - Lucas 12:13-21 (NBV) |

    Volgens Prediker zijn uw levensdagen en de vreugde die u krijgt in uw werken en in het samen zijn met uw vrouw die u liefhebt gaven van God. Prediker leert ons dus dat we mogen genieten van het heden. Daar is niets mis mee. Dit zijn gaven van God. We mogen dus leven vanuit dit diepe besef dat God ons liefheeft en we mogen beseffen dat we in dit kortstondige aardse leven mogen genieten.

    “Wanneer een mens lang leeft, laat hij dan van elke dag genieten en bedenken dat de dagen van de duisternis ontelbaar zullen zijn. De toekomst is niets dan leegte.”

    - Prediker 11:8 (NBV)

    Wel leert Hij ons ook dat, hoewel we alle morele of zelfs immorele keuzes in onze jeugd mogen maken, aangezien de vrije wil ook een gave van God is, we de gevolgen van onze daden en het oordeel van God hierover zullen dragen en dat we dit voor ogen behoren te houden:

    “Geniet dus, beste vriend, van je jonge jaren, haal je hart op aan de dagen van je jeugd. Volg de wegen die je hart wil gaan, gun je ogen wat ze wensen. En [of maar] onthoud bij alles wat je doet dat God je aan zijn oordeel onderwerpt.”

    - Prediker 11:10-11 (NBV)

    Zoals Paulus ook al zei:

    “Indien er geen doden worden opgewekt, laten wij eten en drinken, want morgen sterven wij. Misleidt uzelf niet; slechte omgang bederft goede zeden. Komt tot de rechte nuchterheid en zondigt niet langer, want sommigen hebben geen besef van God. Tot uw beschaming moet ik dit zeggen.”

    - 1 Korintiërs 15:32b-34 (NBG51)

    “Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den vreemde, Hem [God] welgevallig te zijn. Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.”

    - 2 Korintiërs 5:9-11 (NBG51)

    De prediker besluit zijn boek en ook zijn boodschap door te stellen:

    "Alles wat je hebt gehoord komt hierop neer: heb ontzag voor God [ook in alles wat je doet] en leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens [dus niet alleen voor de jeugd], want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte."

    - Prediker 12:13-14 (NBV)


    Categorie:Preken
    20-09-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De boze wijngaardeniers

    Mattheüs 21:33-46 [Marcus 12:1-12; Lucas 20:9-19]

    ’33 Luistert naar een andere gelijkenis: Er was een huisvader, die een wijngaard plantte; hij omringde hem met een muur, groef er een wijnpers in, en bouwde er een toren op. Daarna verpachtte hij hem aan landbouwers, en vertrok naar het buitenland. 34 Toen nu de tijd van de oogst was gekomen, zond hij zijn dienaars naar de landbouwers, om de hem verschuldigde vruchten in ontvangst te nemen. 35 Maar de landbouwers grepen zijn dienaars vast; den een sloegen ze, een ander doodden, een derde stenigden ze. 36 Weer zond hij andere dienaars, talrijker nog dan de vorige; en ze behandelden hen op dezelfde wijze. 37 Ten laatste zond hij zijn zoon tot hen; want hij sprak: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. 38 Maar toen de landbouwers den zoon zagen komen; zeiden ze onder elkaar: Dat is de erfgenaam; komt, laat ons hem doden; dan zullen wij zijn erfenis krijgen. 39 Ze grepen hem vast, wierpen hem buiten de wijngaard, en doodden hem. 40 Wanneer nu de heer van de wijngaard terugkomt, wat zal hij dan met die landbouwers doen? 41 Ze zeiden: Hij zal de booswichten een schrikkelijke dood doen sterven, en zijn wijngaard aan andere landbouwers verpachten, die hem te rechter tijd de vruchten brengen. 42 Jesus sprak tot hen: Hebt gij niet in de Schriften gelezen: “De steen, die de bouwlieden hebben verworpen, Is de hoeksteen geworden; De Heer heeft het gedaan: Een wonder is het in onze ogen.” 43 Daarom zeg Ik u: Het rijk Gods zal u ontnomen worden, en aan een volk worden gegeven, dat er de vruchten van opbrengt. 44 En wie valt op deze steen, zal worden verbrijzeld; en op wien hij valt, dien zal hij verpletteren. 45 Toen de opperpriesters en de farizeën zijn gelijkenissen hoorden, begrepen ze, dat Hij hèn had bedoeld. 46 Ze zochten zich van Hem meester te maken, maar waren bang voor het volk; want men hield Hem voor een profeet.’

    Deze parabel kan samengevat worden met de woorden van de gereformeerde predikant Dr. Smilde: “Jezus tekent hier Israëls houding in verleden en heden tegenover de eis Gods om in het verbond zijn eer te ontvangen. Israël verwierp die eis en vervolgde de profeten. Straks zullen de leiders des volks tot de hoogste openbaring der zonde komen door Hem te doden, die Zoon Gods en Heer aller dingen is. Als straf zal het verbond van Israel op de heidenen overgaan. Jezus zelf zal naar Ps. 118 in de opstanding eerherstel ontvangen van God en die Hem verwierpen zullen Gods oordeel ondergaan. Ook deze laatste waarschuwing van Jezus werd door de leiders in de wind geslagen. Zij wilden Hem doden.”[1]

    We gaan deze parabel verder ontleden, vooral aan de hand van wat andere theologen hebben gevonden. Dan kunnen jullie hun stemmen ook horen. Dat vind ik belangrijk. Om tijd te winnen, ga ik hen niet altijd vernoemen, maar als je een digitale versie van deze preek wilt met bronnen, dan kom je na de dienst maar naar mij.

    vers 33: “Bij de aanleg van deze wijngaard was aan alles gedacht.”[2] De wijngaardeniers staan symbool voor “de Joodse leiders aan wie de zorg voor het volk was toevertrouwd”.[3] ‘“En vertrok naar een ver land.” God was geduldig met hen. Hij hield niet steeds een nauwkeurig verslag van al hun zonden. De betekenis van “naar een ver land trekken” is Gods groot geduld,’[4] leert Johannes Chrysostomos ons.

    vers 34: “De dienaars die gezonden waren om de hem verschuldigde vruchten in ontvangst te nemen representeren de verscheidene profeten en andere boodschappers van God in de tijd van het Oude Testament die van tijd tot tijd naar het Joodse volk werden gestuurd en die maar al te vaak slecht behandeld en afgewezen werden door de Joodse leiders.”[5] De oogsttijd is een Bijbels symbool voor de dag des oordeels waarop er rekenschap zal gevraagd worden van onze vruchten. “De gedachte is hier dat God recht heeft op onze dienst.”[6]

    vers 35: “den een sloegen ze, een ander doodden, een derde stenigden ze” In het kort gezegd: hun geweten was door hen getriggerd in de wetenschap dat ze God goede vruchten schuldig waren en ze wilden koste wat het kost dat stemmetje doen zwijgen. Zo was ik eens met Tim die jullie enkele weken geleden hebben horen preken, op een bepaalde “christelijke” plaats waar hij zei dat iedereen de kans kreeg om zich te bekeren van hun zonden. Later hebben ze vooral hem onrechtvaardig behandeld. Op een ander moment zei ik tegen iemand die nog niet zo lang christen was geworden dat hij ècht vrij kan zijn van zonden. Hij werd zo boos dat hij een bord tegen de muur wierp. Hij was getriggerd.

    Vers 36: God werd ontgoocheld. Hij bouwde hen als het ware een kasteel met een muur en een uitkijktoren. Dit wil dus zeggen dat ze toevertrouwd werden met deze wijngaard maar dat ze hun Baas verraden en hun positie totaal misbruikten. God gaf aan de Joden, die geen stad hadden, een stad en Hij was als de muur voor hen. Hij beschermde deze stad. Toch doodden ze Zijn boodschappers; de profeten.

    Vers 37: Nochtans was Hij zo genadig en geduldig met hen dat Hij zijn eigen, unieke, geliefde Zoon stuurde. Hij verwachtte dat ze uiteindelijk respect zouden hebben voor Zijn Zoon maar ook dit was zelfs niet het geval! Ze doodden Zijn Zoon buiten de stad om de stad voor henzelf te claimen (eisen). “De gelijkenis maakt duidelijk dat God vandaag, van dag tot dag, geloof en gehoorzaamheid vraagt.”[7] God heeft ons ook waarschuwende profeten gegeven. Luisteren we naar hen of zijn ze als dood voor ons? God heeft ons Zijn Zoon gegeven. Doen we alsof Hij dood is of gehoorzamen we Hem? Denken we dat we op de aarde, de stad van ons allen, kunnen leven alsof Gods Zoon niet bestaat of gehoorzamen wij Hem? Met welke relaties zijn wij toevertrouwd? Gebruiken we deze relaties ten goede of ten slechte? Doen we in onze relaties alsof God niet bestaat of hebben we en leven we vanuit ontzag voor God in onze relaties? God heeft mij bijvoorbeeld onlangs toevertrouwd met een vrouw. Hoe behandel ik haar? Wat heb ik gedaan met mijn wijngaard; met mijn relaties? Hoe heb ik gewerkt voor God?

    Het is niet dat de wijngaardeniers enkel niets doen. Ze doen ook slecht. Het kan maar één zijn. Of doornen of goede vruchten. Of we brengen doornen voort of we brengen goede vruchten voort. We moeten nadenken over hoe we in onze relaties met andere mensen omgaan. Theophanus de kluizenaar, een Russisch Orthodoxe christen die leefde in de 19de eeuw, zei: “God zorgt er voor dat we bepaalde andere mensen ontmoeten zo dat we het goede dat God ons heeft gegeven aan hen kunnen doorgeven en elkanders zielen verrijken. De duivel wil er alles aan doen opdat deze ontmoetingen nutteloos en zelfs schadelijk worden. Hou dit voor ogen!” Er zit veel wijsheid in deze bekende uitspraak van hem. Denk goed na over je relaties in het licht van deze wijsheid!

    vers 38: “dit is de erfgenaam”: “De huurders waren zich dus wel terdege bewust dat zij thans de zoon voor zich hadden.”[8] “dan krijgen wij de erfenis”: ‘Het is de bedoeling van Jezus om aandacht te trekken naar de dwaasheid van het gedrag van de Joodse leiders jegens Hem door als voorbeeld de dwaze redeneringen van de wijngaardeniers te gebruiken. “Ze beelden zich in dat ze maar moeten afrekenen met Jezus, en dat dan hun geestelijke tirannie over het volk permanent zal gevestigd zijn” (Van Leeuwen, over Markus xii. 7). Ze letten enkel op de gezondene maar ze letten niet op Hem die Hem gezonden heeft.’[9] “Gods Koninkrijk is niet het onze. Dat vergaten de leiders.”[10]

    vers 41: Efrem de Syriër zegt dat Jezus zijn aanhoorders er toe bracht zichzelf te oordelen door te vragen: “Wat verdienen die landbouwers?” Zij oordeelden zichzelf door te zeggen “Laat hem de booswichten verdelgen door het kwaad tegen hen te gebruiken.”[11] Of zoals de NBV Studiebijbelhet verwoordt: “In hun reactie op de gelijkenis aan het einde ontmaskeren de religieuze verantwoordelijken zichzelf als de moordenaars.”[12] De NBV volgt hier de Griekse woordspeling: “De onmensen! Laat hij ze op een mensonwaardige manier ombrengen…”.[13] Ook de NBG doet dit: “Een kwaden dood zal hij die kwaden doen sterven…”. Lukas herinnert zich dit verhaal ietsjes anders. In de versie van Lukas zegt Jezus zelf – en niet de farizeeën en de schriftgeleerden – ‘“Hij zal die landbouwers komen verdelgen, en de wijngaard aan anderen geven.” Toen de schriftgeleerden en farizeeën dit hoorden, zeiden ze: Dat nooit!’ De Joodse leiders willen de altijd uitverkorenen zijn maar “God blijft niet werkeloos tegenover de zonde. Het Koninkrijk wordt gegeven aan de heidenen, die in Israëls plaats delen in de weldaden van Gods heilverbond”.[14] Hoe dit ook zij, voor ons geldt dat als wij niet luisteren naar de Bijbel, de voorgangers en profeten van God die ons waarschuwen en als we de talenten en relaties die wij hebben ten slechte gebruiken, zal God ook niet meer naar ons luisteren en zal Hij deze relaties niet zegenen en zal Hij ons ook straffen in het hiernamaals.

    vers 42: De Zoon is die steen. Zoals een voetnoot in de Canisius vertaling zo mooi zegt: “Die zich tegen Christus, de hoeksteen der Kerk, verzet, zal ten laatste ondergaan. Zijn schuld zal op zijn eigen hoofd terugvallen.”[15] Of zoals de NBV Studiebijbel dit zegt: “De psalmverzen moeten illustreren dat God zelf zich mengt in de strijd en dat de tegenstanders van Jezus zullen verliezen. Dit komt ook naar voren in 21:44. Waar het beeld van de steen opnieuw wordt gebruikt.”[16]

    vers 43: Hierover zegt Robert Mounce: “Jezus citeert de passage over de steen die verworpen is door de bouwlieden en de hoeksteen is geworden uit Psalm 118 en concludeert dat het koninkrijk van God van hen weg zal worden genomen en zal gegeven worden aan mensen die haar vruchten zullen voortbrengen. Dit is het hoofdpunt van de parabel. Door de boodschap van de profeten en uiteindelijk de Zoon te verwerpen, heeft Israël getoond dat het niet capabel is om het soort gedrag en leven dat geschikt is in Gods koninkrijk voort te brengen. Het koninkrijk is afgenomen van Israël en gegeven aan de heidenen.”[17] Herinner je de versie van Lukas: ‘“Hij zal die landbouwers komen verdelgen, en de wijngaard aan anderen geven.” Toen ze dit hoorden, zeiden ze: Dat nooit!’ De Joodse leiders wilden de altijd uitverkorenen zijn maar het koninkrijk is van hen afgenomen en gegeven aan de heidenen. Dus we moeten goed oppassen dat met ons niet hetzelfde zal gebeuren. Jezus werd vermoord maar dat Jezus de hoeksteen is betekent dat Hij nu Hoofd en Heer is geworden over het ware Israël, het eeuwige rijk, aangezien Hij de dood overwonnen heeft en door de vader is verheven.[18] “Zo zou de opstanding een wending brengen in Jezus’ lot, wegens de eer Hem door God gegeven.”[19] Of wij een deel zullen blijven van dit koninkrijk, hangt van ons af. De wijngaard, het koninkrijk van God is ontnomen van het Joodse volk en gegeven aan de heidenen in die zin dat het zeker ontnomen is van de Joodse religieuze leiders die Jezus niet gehoorzaam werden en gegeven aan het deel van het volk en zelfs aan de heidenen die Jezus wel gehoorzaam werden. Zo zegt bijvoorbeeld de Egyptenaar Cyrillus van Alexandrië: ‘De wijngaard was dus geschonken aan andere wijngaardeniers. Wie zijn deze wijngaardeniers? Ik antwoord dat het de heilige apostelen, de predikers van de geboden van het goede nieuws, de dienstknechten van het nieuwe verbond zijn. Het waren de leraars van een geestelijke dienst, en ze wisten hoe de mensen juist en onberispelijk te onderrichten en hen uitstekend te leiden naar alles dat God behaagt. (…) De God van allen openbaart duidelijk dat de wijngaard gegeven is (…) niet alleen aan de heilige apostelen maar ook aan diegenen die na hen komen, hoewel ze niet van Joodse afkomst zijn. Door de stem van Jesaja zegt God tegen de kerk van de heidenen en tegen het overblijfsel van Israël: “Vreemden zullen uw kudden weiden, Buitenlanders uw akker en wijngaard bewerken” (Jesaja 61:5). Velen van de heidenen werden geroepen, en uit hen werden heilige mensen leraren en onderwijzers. Zelfs tot op heden ten dage, bekleden mensen van heidense komaf hoge posities in de kerken. Ze zaaien zaden van vroomheid tot Christus in de harten van gelovigen en ze maken van landen die hun toevertrouwd zijn mooie wijngaarden in het oog van God.’[20] De Zuid-Afrikaanse Nederlands Hervormde predikant, voorganger en theoloog Norval Geldenhuys zegt in diezelfde trend: “De Joodse leiders (en met hen het ongelovige deel van het volk) zullen bezocht worden door de oordelen van God en zullen niet langer het voorrecht hebben om als de geestelijke leiders van Gods volk te handelen. Gelovigen in Jezus (van eender welk land) zullen het nieuwe, ware Israël; Gods wijngaard zijn, en andere leiders zullen de arbeiders in zijn wijngaard zijn – namelijk, de apostelen, en na hen allen die geroepen zijn om geestelijk Zijn kerk op deze aarde de dienen (dit strekt zich uiteindelijk uit tot elke gewone gelovige).”[21] Voorgangers, oudsten, en gelovigen, laten we de wijngaard, het koninkrijk dat we in bruikleen hebben gekregen dus goed gebruiken. Dat we een volk zullen zijn “dat er de vruchten van opbrengt” en niet een volk waar het rijk Gods zal ontnomen van worden.[22] Voor alle duidelijkheid, God is niet klaar met het Joodse volk en door Zijn koninkrijk aan de heidenen te geven wil Hij hen jaloers maken, zoals Paulus schrijft: “De volgende vraag is: hebben zij zich dan zo gestoten, dat zij ten val zijn gekomen? Volstrekt niet, maar als gevolg van hun misstap werden de heidenen gered, om hen jaloers te maken. Als hun misstap de wereld verrijkt heeft en hun falen voor de heidenen rijkdom betekent, wat mogen wij dan niet verwachten, als zij hun tekort zullen aanvullen!” (Romeinen 11:11-12, Willibrordvertaling 1995, Herziene Editie). Ook is het zo dat “het rijk Gods zal u ontnomen worden, en aan een volk worden gegeven, dat er de vruchten van opbrengt” ook “slaat op de kerk als volk Gods, waarvoor het oordeel over Israël een waarschuwend teken is”.[23]

    Vers 44: “En wie valt op deze steen zal worden verbrijzeld” Eén uitleg is: “Want zij die vallen op deze steen (Jezus), zullen in hun vernedering misschien hun zonden en nood voor vergiffenis zien. Ze zullen zich dan bekeren.”[24] Een andere uitleg is: “Zoals een blinde die struikelt en valt over een steen en zichzelf hieraan kwetst, zo zullen diegenen die door hun ongeloof en valsheid van hart geestelijk blind zijn Jezus, als het ware, ervaren als een struikelblok op hun pad en dus in geestelijke zin zullen ze vallen en in moeilijkheden geraken. Zelfs in de normale levensloop zal dit gebeuren met diegenen die niet geloven in Jezus. Maar zij die zullen blijven volharden in deze staat van ongeloof totdat de tijd van genade voorbij is zullen compleet vermorzeld worden door het oordeel van God, uitgevoerd door de Zoon – en zij zullen verpulverd worden als iemand waarop een reusachtige rots valt.

    Toen de vreselijke oordelen van God de Joodse leiders en het ongelovige deel van de mensen in Palestina tijdens de Romeins-Joodse oorlog bezochten, kwamen de woorden van Jezus in Lukas 20:17-18 uit. Maar slechts aan Zijn tweede komst zal hun uiteindelijke vervulling plaatsvinden – en dat voor iedereen (van welke ras of stand hij ook moge zijn) die hem geen geloof en gehoorzaamheid als Zoon van God geschonken heeft.”[25]

    Vers 46: De opperpriesters en de farizeeën wisten dat het volk ook wist dat Jezus over hen een waarschuwende profetie aan het uitspreken was. Waarschuwend in de zin dat een profetie meestal niet gaat over een vaste toekomst maar over de te vermijden toekomst. Toch bleven de Joodse religieuze leiders koppig. Spijtig genoeg vreesden ze het volk en niet God. Anders hadden zij hun ondergang kunnen vermijden. Of, in de woorden van Hiëronymus: ‘Hoewel de opperpriesters en de farizeeën verharde harten hadden en vanwege hun ongeloof en slechtheid afgestompt waren in hun begrip ten overstaande van de Zoon van God, nochtans konden ze de rechtdoorzee statements van Jezus niet ontkennen en begrepen ze dat al de oordelen van de Heer op hen gericht waren. Dus hadden ze het henzelf voorgenomen om Jezus te vermoorden maar ze vreesden “het volk; want men hield Hem voor een profeet”.’[26] Ze sloegen de waarschuwing van Jezus dus gewoon puur in de wind.[27] Nochtans beantwoordt deze parabel volgens Geldenhuys duidelijk de vraag van de farizeeën “Zeg ons, met wat recht doet Gij dit alles; of wie heeft U dit recht gegeven?” (Lukas 20:2). Het antwoord is dat Jezus alles doet vanuit de autoriteit van de Vader die Hem gezonden heeft.[28] Ze zouden zijn waarschuwing dus beter niet in de wind slaan. Op dezelfde manier behoren wij God en Zijn Woord te vrezen in al onze relaties en zo te handelen.


    Behalve indien anders aangegeven zijn de bijbelteksten genomen uit de Petrus Canisius vertaling (Brussel: het Spectrum, 1948).

    [1] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” in Bijbel in de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen(Baarn: Bosch & Keuning n.v., 1956?), 252.

    [2] W. Lodder en J. H. Semmelink, “Het Evangelie naar Marcus,” in ibid., 148, vtn. 3.

    [3] Norval Geldenhuys, Commentary on the Gospel of Luke (Grand Rapids, Michigan: Wm. B. Eerdmans Publishing Company, 1951; repr. 1960), 498.

    [4] Johannes Chrysostomos, Het Evangelie van Mattheus, Homilie 68.1.

    [5] Geldenhuys, Luke, 498.

    [6] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 4.

    [7] W. S. van Leeuwen, “Het Evangelie naar Mattheüs,” in ibid., 71.

    [8] W. Lodder en J. H. Semmelink, “Het Evangelie naar Marcus,” 148, vtn. 12.

    [9] Geldenhuys, Luke, 500, ftn. 5.

    [10] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 9.

    [11] Efrem de Syriër, Commentaar op de Diatessaron van Tatian, 16.20.

    [12] NBV Studiebijbel, Het evangelie volgens Marcus, 1837, vtn. bij vers 1.

    [13] NBV Studiebijbel, Het evangelie volgens Matteüs, 1799, vtn. bij vers 41.

    [14] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 12.

    [15] Vertaling Petrus Canisius, Het evangelie van Jesus Christus volgens Matteus, 32, vtn. 10.

    [16] NBV Studiebijbel, Het evangelie volgens Matteüs, 1799, vtn. bij vers 42.

    [17] Robert H. Mounce, Matthew (Peabody, Massachusetts: Hendrickson Publishers, 1991), 201.

    [18] Naar Geldenhuys, Luke, 498-499.

    [19] E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 16.

    [20] Cyrillus van Alexandrië, Commentaar op Lukas, Homilie 134.

    [21] Geldenhuys, Luke, 498.

    [22] Dit is volgens Hiëronymus ook de betekenis van de voorgaande parabel over de twee zoons. Hiëronymus, Commentaar op Mattheus 3.21.27.

    [23] W. S. van Leeuwen, “Het Evangelie naar Mattheüs,” in Bijbel in de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen, 72, vtn. 12.

    [24] The Complete Jewish Study Bible, The Good News of Yeshua the Messiah, as reported by Luke, 1507.

    [25] Geldenhuys, Luke, 499.

    [26] Hiëronymus, Commentaar op Mattheus, 3.21.46.

    [27] Naar E. Smilde, “Het Evangelie naar Lucas,” 252, vtn. 19.

    [28] Geldenhuys, Luke, 497.


    Categorie:Preken
    02-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psalm 25:1-11

    Vandaag sta ik even met u stil bij de eerste helft van Psalm 25.[1] Hopelijk zitten hier voor uw persoonlijke leven  nuttige waarheden in waaraan u zich kan vastklampen en van waaruit u kan en zal leven.

    Vers 1: “Van David. Tot U, HERE, hef ik mijn ziel op;”

    “Tot U, HERE, hef ik mijn ziel op.” Drie andere psalmen leren ons dat onze ziel, ons hele wezen, zich stil kan keren tot God (Psalm 62:6) en kan dorsten naar God (Psalm 63:2) en door God kan worden verkwikt (Psalm 23:3). Maar, vanuit onze Psalm 25 vers 1 leren we dat we onze nefesh, onze ziel, ons hele wezen kunnen opheffen tot God. Zeker nu we vrijmoedig mogen naderen tot de troon van God waartoe Christus vrijmoedig “de hemelen is doorgegaan (…) opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd” (Hebreeën 4:14-16). Omdat we onze ziel mogen verheffen tot God, als dienaren van de Heer, kan en mag onze ziel zich ook verheugen (Psalm 86:4). We mogen niet alleen dorsten naar God, onze ziel verheffen tot God, maar we mogen zelfs met de Psalmist zeggen: mijn ziel is aan U verkleefd (Psalm 63:9a). Dit gaat om verbond met Jahweh onze Heer en God want de Psalm gaat verder: “uw rechterhand houdt mij vast” (Psalm 63:9b).

     Bemerk ook dat de Psalm begint met “Van David.” David is niet beschaamd om te bekennen dat hij zijn ziel opheft tot de HERE. Hoe zit het met ons? Zijn wij beschaamd dat wij onze ziel opheffen tot onze HERE, dat wij onze hoop in Hem stellen? Weten mensen dit van ons? Verkondigen wij dit?

    Vers 2: “mijn God, op U vertrouw ik; laat mij niet beschaamd worden, laten mijn vijanden niet over mij juichen.”

    “Mijn God, op U vertrouw ik.” Dit is een goede positie. Want, ik citeer vanuit een andere Psalm: “HERE der heerscharen, welzalig de mens die op U vertrouwt” (Psalm 84:13). Inderdaad, als je de HEER als jouw Herder hebt, dan ontbreekt je niets en dan zullen heil en goedertierenheid je volgen (Psalmen 23:1,6). Heil (Engels: Health) kan je als de Germaanse equivalent van het Hebreeuwse shaloom begrijpen. Dit is heelheid, redding, volledigheid, geen gebrek. Dit kan een innerlijke staat van zijn zijn maar het kan ook zo zijn dat we bijvoorbeeld door kanker of zelfs moord overmand worden. Dus “laat mij niet beschaamd worden, laat mijn vijanden niet over mij juichen”, in de lange termijn is dit het geval, want wanneer we sterven zullen we de paradijselijke heelheid bereiken als Jahweh hier op aarde onze Verbondsgod gebleven is door onze persoonlijke keuze en standvastigheid doorheen dit leven.

    Vers 3: “Ja, allen die U verwachten, worden niet beschaamd, beschaamd worden wie trouweloos handelen zonder oorzaak.”

    Er is hier dus een tegenstelling tussen diegenen die trouw zijn aan het verbond met de Heer, die hun voorbereiden voor het huwelijk (Openbaring 19:7-9), die hun olielampen vol hebben (Matteüs 25:7) en zij die trouweloos zijn, dus diegenen die niet trouw zijn aan hun verbond met God, en die dus niet wachten omdat ze spotten zo van “waar blijft de Heer nu?” (2 Petrus 3:3-6) en omdat ze er maar op los leven zonder te luisteren naar de knechten van de Baas (Matteüs 21:33-41). Ze trokken hun juiste kleren niet aan (Matteüs 22:11-13). Ze vullen hun olielampen niet (Matteüs 25: 8-13).

    Verzen 4-5: “HERE, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden, leid mij in uw waarheid en leer mij, want gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.”

    “HERE, maak mij uw wegen bekend, leer mij uw paden,”

    Natuurlijk mogen we God voor leiding vragen voor specifieke situaties maar Zijn wegen zijn meestal niet een specifieke roeping of een letterlijke weg maar eerder een manier van leven, een morele karaktereigenschap zoals God en uw naasten beminnen (Matteüs 22:34-40), gerechtigheid (In de zin van een rechtvaardig oordeel van keuzes, rechtvaardig oordelen tussen goed en kwaad, tussen rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid), genade, en trouw (Matteüs 23:23). Of zoals de profeet  Micha het zo mooi schreef onder leiding van de Heilige Geest: “Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de HERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig [nederig] te wandelen met uw God” (Micha 6:8).

    “leid mij in uw waarheid en leer mij, want gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.”

    “Leid mij in uw waarheid en leer mij”

    Dit is een goede ingesteldheid. “Leid mij in uw waarheid en leer mij”. Dit gaat dus om van de Heer te willen leren hoe we nu juist het bovenstaande behoren te volbrengen. Hoe precies rechtvaardige keuzes maken, rechtvaardig oordelen, nederig te zijn, trouw te zijn, God en onze naasten lief te hebben,… We behoren in de waarheid te wandelen (3 Johannes 1:3-4). Dit alles wordt samengevat in de woorden van de apostel Paulus: “Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de HERE; wandelt als kinderen des lichts, - want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid – en toetst wat de HERE welbehaaglijk is” (Efeziërs 5:8-10).

    Dus waarom behoren wij zo te wandelen in datgene wat de HERE welbehaaglijk is? Vanuit het volgende grote besef:

    “want gij zijt de God mijns heils, U verwacht ik de ganse dag.” Soms lijkt een situatie hopeloos en dan lijkt het alsof God niet antwoord. Dan kunnen de woorden van Maleachi énorm bemoedigen: “Dan spreken zij die de HERE vrezen, onder elkander, ieder tot zijn naaste: De HERE bemerkte het toch en hoorde het en er werd een gedenkboek voor zijn aangezicht geschreven, ten goede van hen die de HERE vrezen en zijn naam in ere houden. Zij zullen Mij ten eigendom zijn, zegt de HERE der heerscharen, op de dag die Ik bereiden zal. En ik zal hen sparen, zoals iemand zijn zoon spaart, die hem dient. Dan zult gij tot inkeer komen en het onderscheid zien tussen de rechtvaardige en de goddeloze; tussen wie God dient, en wie Hem niet dient” (Maleachi 3:16-18). Ook al lijkt de situatie duister, onduidelijk of verwarrend, verlies de hoop niet. God zal een duidelijk onderscheid maken tussen diegenen die trouwe zonen en dochters zijn en diegenen die hypocrieten zijn. Hier komen we later nog op terug. Op een dag begon het te regenen (Genesis 6:5-24, 2 Petrus 2:5) en op een andere dag begon het zwavel en vuur te regenen (Genesis 19:24-29, Judas 1:7, 2 Petrus 2:6-9). [Ik verwijs hier dus naar de zondvloed en naar Sodom en Gomorra.] Maar God zal, net zoals toen, zijn getrouwen zeker niet vergeten. “maar de rechtvaardige Lot, die zwaar te lijden had onder de losbandige wandel dier zedelozen, heeft [God] behouden – want deze rechtvaardige heeft, onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken – dan weet de HERE de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen” (2 Petrus 2:7-9). “Uw hand zal verheven zijn boven uw tegenstanders, en al uw vijanden zullen worden uitgeroeid” (Micha 5:8). “Maar plotseling treft God hen met een pijl; daar zijn nu hun wonden. Hun tong doet hen over zichzelf struikelen; al wie naar hen ziet, schudt het hoofd. Dan vrezen alle mensen en verkondigen Gods daad, en slaan acht op zijn werk. De rechtvaardige zal zich in de HERE verheugen en bij Hem schuilen, alle oprechten van hart zullen zich beroemen” (Psalm 64:8-11). De Psalmist zegt ook over hoe onze ingesteldheid als gemeente behoort te zijn: “Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting; waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen. Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God. Vertrouwt op Hem te allen tijde, o volk, story uw hart uit voor zijn aangezicht; God is ons een schuilplaats” (Psalm 62:6-9). Dit mogen we zeker geloven, belijden, en proclameren als kerk, als volk van God.

    Vers 6-7: “Gedenk uw barmhartigheid, HERE, en uw gunstbewijzen, want die zijn van eeuwigheid; gedenk niet de zonden van mijn jeugd, noch mijn overtredingen, gedenk mijner naar uw goedertierenheid, om uwer goedheid wil, HERE.”

    Denk niet aan mijn zonden. “Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijentwil en Ik gedenk uw zonden niet” (Jesaja 43:25). “Want ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken” (Hebreeën 8:12). Hij zal dit ook doen volgens Psalm 103. “Hij doet ons niet naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; maar zo hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie Hem vrezen. Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze overtredingen van ons; gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen, ontfermt Zich de HERE over wie Hem vrezen” (Psalm 103:10-13). Het is zoals een liefdevolle vader die altijd zijn kinderen zal vergeven wanneer zij tot hem komen met ware spijt en bekering. “Ik wil horen wat God, de HERE, spreekt; want Hij zal van vrede spreken tot zijn volk en tot zijn gunstgenoten; maar laten zij niet terugkeren tot dwaasheid” (Psalm 85:9). Net zoals een aardse vader is God de Vader niet iemand die naïef is en met zich laat rammelen als de zoon of dochter zich voordoet als spijt hebbend of zich bekerend. We hoorden daarnet al dat Jahweh zich ontfermt over wie Hem vrezen. Dit zijn dus diegenen die niet willen “terugkeren tot dwaasheid”, die niet willen terugkeren tot hun zonden. Voorts staat er geschreven in Psalm 103 dat diegenen die Hem vrezen diegenen zijn die Zijn verbond onderhouden, denken aan Zijn bevelen, en ze ook uitvoeren: “Maar de goedertierenheid des HEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen” (Psalm 103:17-18). Dus niet enkel verbond met de lippen maar ook met de daden, zoals we vorige keer zagen met Rachab die niet enkel zei dat ze een verbond met Jahweh aanging maar ook er naar handelde door van hoererij naar rechtvaardige daden over te schakelen. Of Ruth die alles achterliet om te wandelen naar en met Jahweh de Verbondsgod.

    Vers 8-9: “Goed en waarachtig is de HERE; daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg. Ootmoedigen [nederigen] doet Hij wandelen in het recht, en Hij leert ootmoedigen [nederigen] zijn weg.”

    John Piper citeerde verzen 8 tot 9 en zei dat deze Psalm “geweldige beloften van leiding” bevatten.[2]

    Vers 8 leert “… daarom onderwijst Hij de zondaars aangaande de weg.” Maar vers 12 leert: “Wie is de man die de HERE vreest? Hij onderwijst hem aangaande de weg die hij moet kiezen.” Is hier sprake van een tegenstelling? Ik denk van niet. Vers 8 spreekt over zondaars, vers 9 spreekt over nederigen en verzen 12 en 14 spreken over diegenen die de HEER vrezen. God houdt van zondaars en wil dat ze zich in alle nederigheid bekeren tot de vreze des HEEREN. Het feit dat er hier over zondaars wordt gesproken vormt dus geen tegenstelling. De zondaar kan God in alle nederigheid komen te vrezen en dan zal God antwoorden. Let wel, God zal niet antwoorden als er geen bekering van zonde is. “De weg die hij moet kiezen” is naar Gods wil leven. Dit is de weg van de rechtvaardigheid. Met God is er altijd een weg voorwaarts wanneer er iemand zich waarlijk bekeert.

    Want iedereen is welkom tot het Verbond met Jahweh: Vers 10: “Alle paden des HEREN zijn goedertierenheid en trouw voor wie zijn verbond en zijn getuigenissen bewaren.”

    Vers 11: “Om uws naams wil, HERE, vergeef mij mijn ongerechtigheid, want die is groot.”

    Misschien denk je dat je vele en grote zonden hebt begaan maar God kan er nog iets van maken voor zijn eer. Maar deins niet terug of denk niet dat de Heer je toch niet kan vergeven of toch niets van jou kan maken, want er staat geschreven: “Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend, rijk in goedertierenheid voor allen die U aanroepen” (Psalm 86:5). De King James Version zegt niet “gaarne vergevend” maar “klaar om te vergeven”. God staat letterlijk klaar om diegenen te vergeven die Hem aanroepen met oprechte bekering en spijt en daar moet je niet aan twijfelen. God wil namelijk niet dat sommigen verloren gaan maar Hij wil dat allen tot bekering komen (2 Petrus 3:9b). “En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden” (1 Johannes 5:14-15). “Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijn naams wil” (1 Johannes 2:12). “Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid” (1 Johannes 1:9). “Mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt. En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld” (1 Johannes 2:1-2). Hij heeft al tweemaal “kinderkens” gezegd. Dit is voor nieuwe gelovigen, kinderen, opdat ze dit feit mogen vatten dat hun vergiffenis een feit is. God wordt omschreven als Diegene “die al uw ongerechtigheden vergeeft” (Psalm 103:3a) en als Diegene “die uw leven verlost van de groeve” (Psalm 103:4a) “Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here” (Romeinen 6:23). “God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is. Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, doordat Hij leeft; en dát niet alleen, maar wij roemen zelfs in God door onze Here Jezus Christus, door wie wij nu de verzoening ontvangen hebben” (Romeinen 5:8-12). “Opdat een ieder, die gelooft, in Hem eeuwig leven hebbe. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. [Dit is zijn wil.] Wie in Hem gelooft; wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God” (Johannes 3:15-18). Er zijn er hier velen onder u, waaronder ikzelf, die de tel zijt kwijtgeraakt van het aantal zonden die zij vroeger bedreven hadden. Wij hadden er een zooitje van gemaakt maar de Heer maakte toch iets moois van ons en van onze levens vanwege zijn genade en goedheid (Psalm 25:7, KJV) en ter wille van Zijn Naam (Psalm 25:11), “Ik, Ik ben het, die uw overtredingen uitdelg om Mijentwil en Ik gedenk uw zonden niet” (Jesaja 43:25) en “Hij leidt mij in de rechte sporen om zijns naams wil” (Psalm 23:3) dus tot zijn propaganda, promotie, reclame,... Hij kan ons getuigenis en onze vernieuwde interacties met onze medemensen vanuit ons nieuwe leven gebruiken. “Want vroeger waren ook wij verdwaasd, ongehoorzaam, dwalende, verslaafd aan velerlei begeerten en zingenot, levende in boosheid en nijd, hatelijk en elkander hatende. Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland en God verscheen, heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad van wedergeboorte [een herschepping, het scheppen van een nieuw leven toegewijd aan God, het herstel naar zijn oorspronkelijke, ongerepte, zuivere staat] en der vernieuwing [of verandering voor het beste] door de heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hope des eeuwigen levens. Dit is een getrouw woord en ik wil, dat gij op dit punt een krachtig getuigenis geeft, opdat zij, die hun vertrouwen [, we kunnen zeggen: verbondsvertrouwen,] op God gebouwd hebben, ervoor zorgen vooraan te staan in goede werken. Die zijn schoon en voor de mensen nuttig” (Titus 3:3-8). “Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” (1 Johannes 3:8b). Dus van slechte werken naar goede werken. “En zij hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis” (Openbaring 12:11a). Als we ons oprecht bekeren van het slechte pad en oprecht vergiffenis vragen, dan worden we vergeven en dan worden we op het goede pad geplaatst. Laten we dus alle zonden, alle slechte werken afleggen en ons toeleggen op goede werken waaronder ook de verkondiging van het goede nieuws van Jezus Christus waardoor wij vanuit onze zondige levens tot God zijn verzoend tot levens van goede werken.


    [1] Ik baseer me op de KJV en de NBG1951 omdat ze hier dicht bij elkaar aanleunen.

    [2] “If I Could Start All Over: Six Lessons for Your Twenties – John Piper (Audio)” https://www.youtube.com/watch?v=mLRDqUfXeng.


    Categorie:Preken
    26-01-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe God de vrouw eer geeft - oude versie

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2020-01-26-hoe-god-de-vrouw-eer-geeft-door-tom-torbeyns/. Dit is de oude versie van deze preek. De nieuwe 2-delige versie kan u op deze website lezen (23 april en 30 april 2023).]

    Het onderwerp van vandaag is “Hoe God de vrouw eer geeft”. We beginnen vanuit het begin van de Bijbel[1]. De Bijbel begint al direct met het huwelijk voor te stellen als het ideaalbeeld voor de mens. God zegent zowel de man als de vrouw. De tekst zegt het als volgt: “En God zei: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen. God zegende hen, en God sprak tot hen: ‘Wees vruchtbaar en word talrijk; bevolk de aarde en onderwerp haar; heers over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, en over al het gedierte dat over de grond kruipt’” (Genesis 1:26-28). Merk op dat de man en de vrouw hier als getrouwd worden beschreven. Dit huwelijksbeeld is dus het ideaal voor de mens. Dit wordt beschreven als “heel goed” (Genesis 1:31). In hoofdstuk 2 wordt dit expliciet een huwelijk genoemd: “Daarom zal een mens [of een man] zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze waren beiden naakt, de mens [de man] en zijn vrouw, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar” (Genesis 2:24-25). Merk op dat eerst man en vrouw als getrouwd worden beschreven in hoofdstuk 1:26-28, dat dit als zeer goed wordt beschreven, dat dan pas de man als alleen wordt beschreven en dat dit niet goed is: “De HEER God sprak: ‘Het is niet goed dat de mens [de man] alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past’” (Genesis 2:18), en dat dan de reden voor het huwelijk wordt beschreven: “Daarom zal een mens [of een man] zijn vader en zijn moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze waren beiden naakt, de mens en zijn vrouw, maar ze voelden geen schaamte voor elkaar” (Genesis 2:24-25). “En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; mannelijk en vrouwelijk schiep Hij hen” (Genesis 1:27). “God bekeek alles wat Hij gemaakt had, en Hij zag dat het heel goed was” (Genesis 1:31a). Het huwelijk is dus Gods ideaal voor de mens. Zowel de man als de vrouw zijn geschapen naar het beeld van God en beiden zijn bedoeld om naar het beeld van God verbonden te zijn in het huwelijk (Genesis 1:27) voor het leven. Hier kunnen zij veilig naakt en onbeschaamd zijn, seksuele betrekkingen hebben, en vruchtbaar zijn (Genesis 1:27, Genesis 2:24-25). Met andere woorden, alles wat hiervan afdwaalt zoals bijvoorbeeld seks voor het huwelijk of overspel is zonde, is een duivelse leugen, en is niet Gods ideaal. Mensen die die wegen verkiezen boven Gods weg zullen niet Gods paradijselijk ideaal en paradijselijke rust bereiken: “Weet u niet dat zij die onrecht plegen, geen deel zullen hebben aan het koninkrijk van God? Maak uzelf niets wijs! Hoerenlopers, afgodendienaren, echtbrekers, schandknapen, knapenschenders, dieven, uitbuiters, dronkaards, lasteraars, oplichters, zij zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God” (1 Korintiërs 6:9-10). “(…) hun deel is in de poel die brandt van vuur en zwavel” (Openbaring 21:8b). Om dit verder concreet te maken gaan we later in deze preek enkele Bijbelse verhalen bekijken waarin mensen dit soort zonden hadden begaan maar zich bekeerd hadden tot Gods ideaal. Of zoals Paulus het zo mooi zei: “Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar nu bent u schoongewassen: u bent geheiligd, u bent gerechtvaardigd in de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God” (1 Korintiërs 6:11). Paulus gaf als advies tegen seks voor het huwelijk: “Vlucht weg van ontucht” (1 Korintiërs 6:18a). “Ja, maar met het oog op de gevallen van ontucht is het beter dat iedere man zijn eigen vrouw heeft en iedere vrouw haar eigen man” (1 Korintiërs 7:2). “Tegen de ongehuwden en weduwen zeg ik: het is goed voor hen als zij blijven zoals ik. Maar als zij zich niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Het is beter te trouwen dan te branden” (1 Korintiërs 7:8-9). “Als iemand meent dat hij zich onbetamelijk jegens zijn meisje gedraagt, omdat zijn verlangen te heftig wordt en de dingen hun loop moeten hebben, laat hem dan doen wat hij wil: laten zij trouwen, daar steekt geen kwaad in” (1 Korintiërs 7:36). Keer op keer wijst Paulus dus de mensen weg van ontucht naar het ideaal van het huwelijk, waarin geldt: “Een vrouw is aan haar man gebonden zolang hij leeft” (1 Korintiërs 7:39a). Het huwelijk is dus voor het leven.

     

    In Gods Wet zit een geniaal systeem om mensen naar dit ideaal van het huwelijk te leiden en om seksuele immoraliteit in te perken. We lezen namelijk in Exodus: “Wanneer iemand een nog niet verloofd meisje verleidt en omgang met haar heeft, dan moet hij haar huwen en de bruidsprijs betalen. Weigert de vader haar aan hem af te staan, dan moet hij toch een bedrag betalen gelijk aan de bruidsprijs voor maagden” (Exodus 22:15-16). Er zijn dus in Gods Wet geen “goedkope” meisjes. Ze zijn allemaal stuk voor stuk kostbaar, ook de meisjes die naïef zijn geweest. Waar Gods Wet gold, kon een man niet eens rap profiteren van een meisje laat staan meerdere meisjes. Hij moest haar trouwen, moest voor het leven met haar samenblijven; mocht haar dus niet verstoten (Deuteronomium 22:29), en moest de bruidsprijs betalen. Indien het huwelijk niet werd toegestaan door haar vader moest hij toch de bruidsprijs betalen. Deze wet gold ter bescherming van de waarde van een meisje. Als, in de ogen van haar vader, een slechte man het meisje verleidde, mocht die man niet met het meisje trouwen maar moest hij toch de bruidsprijs betalen. Een goede man die haar dan toch vergevingsgezind was en haar liefhad en met haar wilde trouwen, werd vergoed en bevoordeeld aangezien hij geen bruidsprijs meer zou moeten betalen. Met andere woorden: zijn goedheid werd in Gods Wet beloond. We zien hier dus dat Gods Wet leidt tot de eer van het huwelijk, ook voor het meisje dat een fout heeft begaan. Ofwel met die oorspronkelijke jongen ofwel met een andere jongen indien die eerste zijn plicht niet nakomt of indien haar vader hem niet goed genoeg voor zijn kostbare dochter vindt en niet wil dat hij met haar trouwt maar naar het huwelijk zou zij idealiter geleid worden. Het huwelijk was waar het meisje zich veilig en geborgen zou voelen.

     

    “Liefde en trouw mogen u nimmer verlaten, Hang ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart; Dan zult ge goed en verstandig zijn, in de ogen van God en de mensen. Vertrouw op Jahweh met heel uw hart, Verlaat u niet op eigen inzicht; Denk aan Hem op al uw wegen, Dan zal Hij uw paden effenen” (Spreuken 3:3-6, Canisiusvertaling). God wil niet dat de man zijn vrouw wegzend. Hij wil verbondstrouw. Hij wil huwelijkstrouw: “Vraagt u waarom? Omdat de HEER getuige is geweest tussen u en de vrouw van uw jeugd, de vrouw, aan wie u ontrouw bent geworden, terwijl ze uw gezellin is en de vrouw van uw verbond. Heeft Hij haar niet voor hem gemaakt als zijn vlees en leven? En wat wil Hij anders dan kinderen van God? Draag dus zorg voor uw leven en wees niet ontrouw aan de vrouw van uw jeugd. Want als een man zijn vrouw uit haat wegzendt – zegt de HEER, de God van Israël – bedekt hij geweld met zijn kleed, zegt de HEER van de machten. Draag dus zorg voor uw leven en wees niet ontrouw” (Maleachi 2:14-16).

     

    De Heere Jezus zei dit ook en hij verwees ook naar het begin van Genesis: “(‘…) Maar vanaf het begin van de schepping heeft Hij hen mannelijk en vrouwelijk gemaakt. Daarom zal een mens [een man] zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Ze zijn dus niet meer twee, maar één. Dus: Wat God heeft verbonden, moet de mens niet scheiden.’ Thuisgekomen vroegen de leerlingen Hem opnieuw hierover. Hij zei hun: ‘Wie zijn vrouw verstoot en met een ander trouwt, pleegt echtbreuk tegenover haar, en als zij haar man verstoot en met een ander trouwt, pleegt zij echtbreuk” (Marcus 10:6-12). Jezus verwijst dus naar het oorspronkelijke “zeer goede” huwelijksbeeld waarin man en vrouw als getrouwd door het leven gaan. Beiden moeten zich houden aan het huwelijksverbond dat zij gesloten hebben voor God. Zowel man als vrouw kunnen zich veilig en geborgen voelen in het verbond van het huwelijk.

     

    Een tijdje geleden preekte ik over Ruth. Toen leerden we dat Boaz Ruth eer gaf door met haar te trouwen. God geeft eer aan de vrouw door de man vanwege haar te zegenen: “Wie een vrouw vindt, vindt het geluk en krijgt de gunst van de HEER” (Spreuken 18:22). Boaz werd dus door God gezegend omdat hij met Ruth trouwde. Ruth was een Moabietische vrouw. Moab stond bekend als een zeer goddeloos volk van afgodenoffers en seksuele ontucht. Wie weet wat Ruth allemaal al op haar kerfstok had. Toch wist Boaz dat Gods ideaal voor de vrouw niet seksuele losbandigheid was maar het huwelijk waarin de vrouw veilig en geborgen bij één man is voor het leven. Van wie zou hij dit geleerd hebben? Wie was de vader en moeder van Boaz? Weet iemand dit? “Salmon was de vader van Boaz en Rachab was zijn moeder. Boaz was de vader van Obed en Ruth was zijn moeder” (Matteüs 1:5, zie ook 1 Kronieken 2:11-12, Ruth 4:20-21, Lukas 3:32). De vader van Boaz was dus een zekere Salmon en zijn moeder was Rachab. Rachab was een hoer die zich bekeerde van haar hoererij tot verbondstrouw met Jahweh onze God. Zij vluchtte uit de stad Jericho en verbleef bij de Israëlieten in het land Israël (Jozua 6:16-25). Zij wordt beschreven als een vrouw in verbond met [of geloof in] Jahweh, in tegenstelling tot diegenen die geen verbond hadden met [of geloof hadden in] Jahweh (Hebreeën 11:31). Zij behoort dus tot de geloofshelden of de verbondshelden van Hebreeën hoofdstuk 11. Het verbond dat zij beleed was geen lege praat maar het werd omgezet in goede daden waardoor zij gerechtvaardigd werd (Jakobus 2:25). Of zoals Jakobus het zo duidelijk stelde: “Het is duidelijk dat een mens door daden wordt gerechtvaardigd en niet alleen door geloof [dit is: het verbond zonder daden]. Werd ook de hoer Rachab niet gerechtvaardigd vanwege haar daden, omdat zij de spionnen in haar huis opnam en langs een andere weg liet vertrekken?” (Jakobus 2:24-25). Rachab was onrechtvaardig maar zij werd gerechtvaardigd door haar verbond met Jahweh en door haar goede daden die overeenkwamen met haar bekering en haar verbond. Als mannen en vrouwen moeten onze daden overeenkomen met een ware bekering van onze zondige levensstijlen naar het houden van onze huwelijksgeloften.

     

    Natuurlijk vormde de maagdelijke zwangerschap van Maria de uitzondering maar ook in dit verhaal kunnen wij zeggen dat God het opneemt voor het zwangere tienermeisje en haar beschermt door aan Jozef in een droom een engel te laten verschijnen die hem waarschuwt om haar niet te verstoten en hem toestaat met haar te trouwen (Matteüs 1:20-21). Door de maagdelijke zwangerschap krijgt de vrouw eer. Door de geboorte van Jezus krijgen de vrouwen in de geslachtsregister die tot Hem leiden eer. We zien hier: Tamar die zich voordeed als een hoer en zo haar schoonvader verleidde (vers 2, Genesis 38), Rachab de hoer (vers 5), Ruth de Moabietische weduwe (vers 5) en Batsheba de vrouw van Uria (vers 6). Over deze laatste kunnen we zeggen dat zij een onkuise relatie had met koning David en haar echtgenoot werd door David ter dood gebracht waarna zij de vrouw van David werd. God herstelde haar in ere door haar de koningin-moeder te maken van koning Salomo (2 Samuel 11-13).

     

    Ook de overspelige vrouw werd door Jezus in eer hersteld nadat Hij de zelfrechtvaardige schriftgeleerden en farizeeërs ten schande had gemaakt: “Jezus keek op en vroeg haar: ‘Waar zijn ze gebleven, vrouw? Heeft niemand u veroordeeld?’ ‘Nee Heer, niemand’, antwoordde ze. Waarop Jezus zei: ‘Ik veroordeel u ook niet. Ga nu maar, en zondig voortaan niet meer’” (Johannes 8:10-11). Wel werd zij dus streng terechtgewezen. Zij werd gewezen van haar zonde; of van haar overspel tot Gods huwelijksideaal.

     

    Lukas 7:36-50 beschrijft het verhaal van de zondige vrouw die Jezus kwam zalven. Zij was waarschijnlijk een hoer. De Heere Jezus gaf haar eer en maakte de zelfrechtvaardige farizeeër ten schande: “Daarop keerde Hij zich om naar de vrouw en zei tegen Simon: ‘Ziet u deze vrouw? Ik kwam uw huis binnen. Water voor mijn voeten hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd. Een kus hebt u Me niet gegeven, maar zij heeft sinds Ik hier binnenkwam onophoudelijk mijn voeten gekust. Mijn hoofd hebt u niet met olie gezalfd, maar zij heeft mijn voeten gezalfd met balsem. Daarom zeg Ik u dat haar vele zonden vergeven zijn, getuige haar grote liefde. Maar wie weinig wordt vergeven, heeft weinig liefde. Tegen haar zei Hij: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’ De andere gasten zeiden toen onder elkaar: ‘Wie is deze man, die zelfs zonden vergeeft?’ Tegen de vrouw zei Hij: ‘Uw vertrouwen is uw redding. Ga in vrede’” (vers 44-50). Haar zonden werden haar vergeven vanwege haar verbondstrouw aan en liefde voor Jezus. Haar liefde en trouw jegens Jezus zijn een voorbeeld voor ons allen. Jezus voegde nog iets toe aan de eer die Hij haar gaf: “Ik verzeker jullie, waar ook ter wereld deze goede boodschap verkondigd wordt, daar zal ook ter herinnering aan haar verteld worden wat zij gedaan heeft” (Matteüs 26:13), zoals ik vandaag aan het doen ben. Jezus zei verder: “Voorwaar, Ik zeg u: de tollenaars en de hoeren gaan u voor in het koninkrijk van God. Want Johannes is tot u gekomen in de weg van de gerechtigheid en u hebt hem niet geloofd; de tollenaars en de hoeren echter hebben hem geloofd; hoewel u dit echter hebt gezien, hebt u later ook geen berouw gehad om hem te geloven” (Matteüs 21:31b-32, Telos-vertaling). Ook verscheen Jezus als eerste aan Maria van Magdala. Zij was misschien wel deze zondige vrouw of hoer met de balsem maar we weten wel zeker dat zij een voormalig bezetene vrouw was die Jezus financieel onderhield en met Hem en de twaalf meereisde (Lukas 8:1-3). We lezen uit het evangelie van Johannes hoofdstuk 20: “Op de eerste dag van de week ging Maria van Magdala, in alle vroegte, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen voor de opening van het graf was weggehaald. (…) [We slaan enkele verzen over en lezen verder vanaf vers 11:] Maria echter stond buiten bij het graf te huilen. En terwijl ze zo huilde, wierp ze een blik in het graf en zag daar twee in het wit geklede engelen zitten, de een aan het hoofdeinde, de ander aan het voeteneinde van de plaats waar Jezus had gelegen. Ze spraken haar aan: ‘Waarom huilt u zo?’ Ze antwoordde: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd!’ Na deze klacht keerde ze zich om en zag Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. Jezus vroeg: ‘Waarom huilt u zo? Zoekt u iemand?’ In de mening dat het de tuinman was zei ze: ‘Heer, als u het bent die Hem hebt weggenomen, zeg me dan waar u Hem hebt neergelegd; dan kan ik Hem laten halen.’ Jezus zei: ‘Maria!’ Ze keerde zich nu naar Hem toe en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat is het Hebreeuws voor: meester.) ‘Houd Me niet vast’, zei Jezus. ‘Ik moet nog opstijgen naar de Vader. Ga liever naar mijn broeders en zeg hun: “Ik stijg op naar mijn Vader die ook jullie Vader is, naar mijn God die ook jullie God is.”’ Daarop ging Maria van Magdala aan de leerlingen verkondigen: ‘Ik heb de Heer gezien’, en ze vertelde hun wat Hij tegen haar gezegd had” (Johannes 20:1, 11-18). Zij kreeg dus de grote eer om als eerste getuige te zijn van de opgestane Christus, hierdoor krijgt zij in de latere kerkgeschiedenis de titel “apostel van de apostelen”. Vrouwen kregen de eer om als eerste van Jezus’ opstanding te getuigen (Matteüs 28:1-10). In het kort: Jezus gaf een grote, onverdiende eer aan een voormalig zondige of bezetene vrouw en ook deed Hij het oude Joodse idee dat de getuigenis van een vrouw niets waard was teniet.

     

    De vrouw krijgt zelfs de eer een beeld van de universele Kerk te zijn in Efeziërs 5:32 en in Openbaringen 19:7-8. Hoewel de universele Kerk vele zonden op haar kerfstok heeft, trouwt Christus toch met haar. Zij gaat dus van een staat van zonden naar een staat van het huwelijk waarin zij als zuiver wordt beschouwd: “(‘…) Laat ons verheugd zijn en juichen en Hem eer bewijzen: de tijd is gekomen voor de bruiloft van het lam, zijn bruid heeft zich al klaargemaakt.’ Haar is het vergund zich te kleden in linnen, wit en smetteloos, want het linnen symboliseert de goede daden van de heiligen” (Openbaring 19:7-8). Zoals bij Rachab zien we hier dus weer: verbondstrouw, huwelijkstrouw, goede daden. De duivelse leugen van seks buiten het huwelijk wordt vervangen door het paradijselijke ideaal van huwelijkstrouw.

     

    Hoe zien wij naar onze vrouwen? Hoe zien wij naar andere vrouwen? Hoe behandelen wij onze vrouwen? Hoe behandelen wij andere vrouwen? Daten wij met als doel huwelijk of gebruiken wij eigenlijk meisjes maar voor ons eigen plezier? Behandelen wij vrouwen als geschapen naar het beeld van God (Genesis 1:27)? Hebben wij onze vrouwen lief (Efeziërs 5:25, 33a) of zijn wij bitter jegens hen (Kolossenzen 3:19) en schamen wij ons voor hen (Genesis 2:25)? Paulus beveelt ons: “Mannen, heb uw vrouw lief, zoals ook Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft overgeleverd om haar heilig en rein te maken, door het waterbad en het woord, om haar tot zich te voeren in haar luister, zonder vlek of rimpel of iets dergelijks, maar heilig en onbesmet. Zo moeten ook de mannen hun vrouwen liefhebben, als waren die hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Want niemand heeft ooit zijn eigen lichaam gehaat, integendeel: hij voedt en koestert het, zoals Christus de kerk, omdat wij ledematen zijn van zijn lichaam. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één zijn. Dit geheim is groot. Ikzelf betrek het op Christus en de kerk. Hoe dit ook zij, ieder van u moet zijn vrouw liefhebben als zichzelf” (Efeziërs 5:25-33a). Laat ons allen tot inkeer komen indien dit nodig is en onze vrouwen liefhebben als onszelf, hun tranen wissen en al het oude voorbij laten zijn (Openbaring 21:4), en vrouwen met respect behandelen en hen eer geven zoals God wil dat wij hen eer geven. Zoals Johannes Chrysostomos het zo mooi zei: “Dus laten we niet vrezen en beven. Laten we tot inkeer komen nu we de kans nog hebben. Laat ons opstaan uit onze zonden. Dit is mogelijk dankzij Gods genade, indien we gewillig zijn” (Johannes Chrysostomos, Het Evangelie van Matteüs, Homilie 90.2.). Of zoals Paulus het ook zo mooi zei: “Ik ijver voor u met de ijver van God, want ik heb u met één man verloofd, met Christus, om u als een zuivere maagd naar Hem te voeren” (2 Korintiërs 11:2).


    [1] Behalve indien anders aangegeven zijn voor deze preek de bijbelteksten gekopieerd uit de Willibrordvertaling, editie 2012.


    Categorie:Preken
    29-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wie bepaalt jouw agenda?

    Voordienst: Lukas 4:23-27.

    Deze maand was ik het evangelie van Lukas aan het bestuderen en wat mij enorm opviel was het verschil tussen de tactiek van de duivel of andere mensen en de tactiek van God. De duivel of anderen willen je agenda bepalen door middel van valse logica. De duivel zegt dikwijls INDIEN je die of die bent, doe dan dit of dat om dit te bewijzen. Zo probeert hij je te manipuleren of je naar zijn hand te zetten om je weg te leiden van Gods plan. Ik zal dit aantonen met enkele voorbeelden uit het evangelie van Lukas[1]:

    ·       “Jezus nu, vol van de Heilige Geest, keerde terug van de Jordaan en werd door de Geest geleid in de woestijn, veertig dagen verzocht door de duivel. En Hij at helemaal niets in die dagen, en toen zij waren geëindigd had Hij honger. De duivel nu zei tot Hem: Als U Gods Zoon bent, zeg dan tot deze steen dat hij brood moet worden” (Lukas 4:1-3). De logica lijkt goed: Jezus had honger, als Hij de Zoon van God was, waarom zou Hij dan niet nu direct kunnen en mogen eten in plaats van op Gods hulp te wachten (Markus 1:13)? Zo probeerde de duivel Jezus naar zijn hand te zetten.

    ·       Van deze binnenweg probeerde de duivel ook Jezus te overtuigen met een groter resultaat of beloning in Lukas 4:5-7: “En hij voerde Hem omhoog en toonde Hem alle koninkrijken van het aardrijk in een ogenblik tijds. En de duivel zei tot Hem: U zal ik al deze macht en hun heerlijkheid geven, want zij is mij overgegeven en aan wie ik wil geef ik ze; als U dan voor mij geknield zult aanbidden, zal zij geheel van U zijn”. Maar we weten dat Jezus na zijn lijden en opstaan echt alle glorie kreeg nadat Hij God had gehoorzaamd doorheen het lijden (Hebreeën 12:2, Lukas 24:4).

    ·       “Hij nu voerde Hem naar Jeruzalem en liet Hem op de dakrand van de tempel staan en zei tot Hem: Als U Gods Zoon bent, werp Uzelf dan van hier naar beneden; want er staat geschreven: ‘Zijn engelen zal Hij bevel geven aangaande u om u te bewaren, en zij zullen u op de handen dragen, opdat u niet misschien uw voet aan een steen stoot’” (Lukas 4:9-11). De duivel gebruikt zelfs de Bijbel en de idee van Gods bescherming om Jezus naar zijn hand proberen te zetten.

    Ook werkt de duivel soms door de gedachten van mensen heen met dezelfde tactiek:

    ·       “Eén van de farizeeën nu vroeg Hem bij zich te eten; en Hij ging in het huis van de farizeeër en lag aan. En zie, een vrouw die in de stad een zondares was en die merkte dat Hij in het huis van de farizeeër aanlag, bracht een albasten fles met balsem, ging wenend achter Hem staan, bij zijn voeten, en begon zijn voeten met haar tranen nat te maken en droogde ze af met de haren van haar hoofd, en zij kuste zijn voeten innig en zalfde ze met de balsem. Toen nu de farizeeër die Hem had genodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: Als Deze een profeet was, zou Hij wel weten wie en wat voor een vrouw het is die Hem aanraakt, want zij is een zondares” (Lukas 7:36-39). We zien hier dus dat de duivel de gedachten van mensen beïnvloed.

    Hij beïnvloedde misschien zelfs de innige familieleden van Jezus die Zijn waarlijke identiteit kenden:

    ·       “Kind, waarom heb Je ons dit aangedaan? Zie, je vader en ik hebben Je met smart gezocht” (Lukas 2:48b). Deze uitspraak van Maria bevat misschien wel onbewust emotionele manipulatie, een vals schuldgevoel, en het is een leugen. Jozef was niet de vader van Jezus. God is Zijn Vader. Dit is ook het antwoord dat Jezus hen geeft: “Waarom hebt u Mij gezocht? Wist u niet dat Ik in de dingen van mijn Vader moet zijn? En zij beseften het woord niet dat Hij tot hen sprak” (Lukas 2:49b-50). Jezus moest bezig zijn met de dingen van God Zijn Vader. Dezelfde leugen werd ook gebruikt in Lukas 8:20: “Uw moeder en uw broers staan buiten en willen U zien.” Maar Jezus reageert: “Mijn moeder en mijn broers zijn dezen die het woord van God horen en doen” (Lukas 8:21). Het gaat dus om Gods wil en niet de wil van zijn aardse ouders boven de wil van God. Een subtielere variant: “Het gebeurde nu, toen Hij dit zei, dat een vrouw uit de menigte haar stem verhief en tot Hem zei: Gelukkig de schoot die U heeft gedragen en de borsten die U hebt gezogen. Hij echter zei: “Jawel, maar veeleer gelukkig zij die het woord van God horen en bewaren” (Lukas 11:27-28). Het gaat dus om Gods wil doen.

    Vooral naar het kruis toe werden de geestelijke aanvallen zeer intens en volgden ze zeer kort opeen:

    ·       Als U de Christus bent, zeg het ons” (Lukas 22:67b).

    ·       Bent U de koning der Joden?” (Lukas 23:3b).

    ·       “Anderen heeft Hij verlost, laat Hij Zichzelf verlossen als Deze de Christus van God is, de Uitverkorene” (Lukas 23:35b).

    ·       Als U de koning der Joden bent, verlos Uzelf!” (Lukas 23:37b).

    ·       Bent U niet de Christus? Verlos Uzelf en ons” (Lukas 23:39b).

    Dit zijn allemaal voorbeelden van hoe mensen de Zoon van God naar hun hand willen zetten. Indien u de Zoon van God bent, toon dan dit of doe dan dat. Jezus had dit al voorspeld. Hij sprak namelijk de woorden die u al in de voordienst hebt gehoord: “Zeker zult u deze vergelijking tot Mij zeggen: Dokter, genees Uzelf; alles wat wij hebben gehoord dat in Kapernaüm is gebeurd, doe dat ook hier in uw vaderstad” (Lukas 4:23b).

    Achter al deze menselijke of duivelse logica, dit bewijzen wie je bent, steekt het duivelse plan van je ongehoorzaam te maken jegens God. Gods systeem, alleszins in dit evangelie, werkt anders. God begint vanuit “JE BENT, doe daarom dit of dat vanuit die identiteit.” Dit zal ik ook bewijzen aan de hand van enkele voorbeelden uit de Bijbel. Als we naar het vorige voorbeeld kijken: “Zeker zult u deze vergelijking tot Mij zeggen: Dokter, genees Uzelf; alles wat wij hebben gehoord dat in Kapernaüm is gebeurd, doe dat ook hier in uw vaderstad” (Lukas 4:23b), dan hoorden we al in de voordienst dat Jezus helemaal anders reageert: “Hij nu zei: Voorwaar, Ik zeg u, dat geen enkele profeet aangenaam is in zijn vaderstad. Ik zeg u echter naar waarheid: er waren vele weduwen in de dagen van Elia in Israël, toen de hemel drie jaar en zes maanden gesloten was, zodat er grote hongersnood was over het hele land, en tot niemand van hen werd Elia gezonden maar wel naar Sarepta bij Sidon, tot een vrouw, een weduwe, En er waren vele melaatsen in Israël ten tijde van de profeet Elisa, en niemand van hen werd gereinigd, maar wel Naäman de Syriër” (Lukas 4:24-27). Zijn voorbeelden tonen aan dat, net zoals de profeten, Jezus dus niet doet wat de mensen willen maar dat Hij Gods leiding volgt. Dan worden de mensen zo woedend dat ze Hem willen vermoorden (Lukas 4:28-29). Tja, dat heb je soms. Jezus trok er zich niets van aan. Hij was koppig. Hij volgde Gods plan; “Hij echter ging midden tussen hen door en vertrok” (Lukas 4:30). Ook toen Hij zeer populair werd, koos Hij toch om Gods wil te doen, in plaats van te rusten op populariteit: “Toen het nu dag werd, ging Hij naar buiten en ging weg naar een woeste plaats; en de menigten zochten Hem op en kwamen naar Hem toe, en zij hielden Hem tegen, opdat Hij niet van hen zou weggaan. Hij zei echter tot hen: Ook aan de andere steden moet Ik het evangelie van het koninkrijk van God verkondigen, want daartoe ben Ik uitgezonden” (Lukas 4:42-43). Een ander voorbeeld: “Het woord over Hem verbreidde zich echter des te meer; en vele menigten kwamen samen om Hem te horen en van hun ziekten genezen te worden. Hij trok Zich echter terug in de woestijnen en bad” (Lukas 5:15-16). Er zijn zo vele voorbeelden in het evangelie van Lukas van deze goddelijke koppigheid. Van waar kwam die koppigheid? Van een besef van Zijn identiteit en van Zijn taak. De Vader had namelijk gezegd: “U bent mijn geliefde Zoon, in U heb Ik welbehagen gevonden” (Lukas 3:22b). Dat dit echt zo was, had de Vader aangetoond door Christus' doop van gehoorzaamheid te beantwoorden met de Heilige Geest op Hem neer te doen dalen (Lukas 3:21-22). Van hieruit kon Jezus zeggen: “De Geest van de Heer is op Mij, doordat Hij Mij heeft gezalfd…” (Lukas 4:18a) en Hij kon zichzelf de geliefde Zoon (Lukas 20:13), de Zoon van God (22:70), de Mensenzoon (Lukas 21:27; 22:22,48,69; 24:7) die Heer is van de Sabbat (Lukas 6:5), de Zoon van de Vader (Lukas 10:22) enzovoort noemen. Zijn identiteit wordt nog verder bevestigd door God: 1) via omstandigheden waar Hij doorheen werkt: “Nu was er ook een opschrift boven Hem: Deze is de koning der Joden.” (Lukas 23:38) en 2) door mensen door wie God heen werkt: “Hij nu zei tot hen: U echter, Wie zegt u dat ik ben? Petrus nu antwoordde en zei: De Christus van God” (Lukas 9:20).

    Mijn vraag aan jou is dus: wie bepaalt jouw identiteit? En wie bepaalt jouw agenda? God of de mensen? Besef je dat jouw identiteit zoon of dochter van God de Vader is en dat je daarom uiteindelijk aan Hem verantwoordelijkheid hebt af te leggen, en niet aan mensen die willen dat je hun agenda of hun plan volgt in plaats van Gods plan met jou? Wie zal je in dit nieuwe school- of werkjaar volgen? Mensen? Of God? Laten we allemaal God volgen ongeacht de subtiele aanvallen van mensen of van de duivel door die mensen heen. Laten we allen Gods plan volgen. In Hem moeten we onze identiteit, onze wortel, onze eigenwaarde, onze eer hebben en Zijn plan behoren we te volgen. Zijn wil geschiede. Ik wens jullie allemaal een gezegend nieuwe school- of werkjaar toe! Amen!



    Oorspronkelijk gepreekt op 29 december 2019. Herwerkt en opnieuw gepreekt op 10 september 2023 in Evangelische gemeente Pniël (Balen). De bovenstaande uitgeschreven tekst is de nieuwe versie.

    [1] Ditmaal gebruiken we de TELOS-vertaling (Rhenen: Grace Publishing House, 2018).


    Categorie:Preken
    28-12-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Vreugdevol Nieuwjaar

    “Maakt dan mijn vreugde volkomen door eensgezind te zijn, de onderlinge liefde te bewaren, en eenstemmig hetzelfde na te streven; door niets uit partijzucht of ijdele glorie te doen, maar ootmoedig een ander hoger te achten dan uzelf; door niet alleen op uw eigen belang te letten, maar ook op dat van anderen bedacht te zijn.” – Filippenzen 2:3-4 (Vertaling Petrus Canisius)

    De apostel Paulus rijkt ons hier een aantal principes aan voor onze gemeente. Willen we vreugde ervaren, dan behoren we het volgende te doen: 1. We moeten “eensgezind zijn”. Dit betekent dat we ons niet beter mogen voelen dan de ander, en dat we ook niet hoogdravend onze eigen mening mogen opleggen. Maar we moeten gefocust zijn op onderlinge eenheid. 2. We moeten “de onderlinge liefde bewaren”. Dit is de agapé-liefde. In de Latijnse Vulgaat verwijst dit naar het woord charitas vanwaar het Engelse woord charity komt. Dit is liefdadigheid, “liefde-dadigheid”, liefde geuit in daden, liefde in actie, liefde voor de ander, voor het welzijn van de ander, zonder aan jezelf te denken. Deze liefde is een vereiste naar elkaar toe. 3. “Eenstemmig hetzelfde na te streven”: we moeten hetzelfde doel hebben. Persoonlijke doelen of denkpatronen moeten zich niet boven de nederigheid verheffen, maar we moeten altijd onze gemeenschappelijke doelen voor ogen houden. 4.  We mogen “niets uit partijzucht doen”. Dit woord “partijzucht” heeft te maken met het proberen grijpen naar macht, het zichzelf naar voor schuiven zonder het gebruiken van lage praktijken zoals omkoping, corruptie, afpersing, manipulatie, bedreigingen, etc. te schuwen. Dit was in die tijd in de politiek het geval. De kerk is geen politiek systeem van “heersen over” en machtspelletjes, samenzweringen en intriges maar in het koninkrijk van God geldt een ander systeem: wie de ander dient is de grootste en wie zelfs zijn leven geeft voor de ander is de allergrootste  (Mattheus 20:25-28). Het Griekse woord dat voor partijzucht wordt gebruikt is eritheia. Hiervan krijgen wij het Nederlandse woord irritatie. Hoe snel vinden we wel dat er ons iets of iemand irriteert, en proberen we vervolgens onszelf boven datgene of diegene die ons (dikwijls zogezegd) irriteert te verheffen? Als we ons focussen op onze irritaties, dan zijn we egoïsten. We zijn dan niet bezig met de ander lief te hebben en dan zijn we zeker niet gefocust op onze gemeenschappelijke doelen. Dit heeft niets te maken met de geest van Christus, een geest van nederigheid, liefde en zelfverloochening. 5. We mogen ook niets doen uit “ijdele glorie”. Dit heeft te maken met een hoge eigendunk, pronkzucht, ijdelheid, blufferigheid, opgeblazenheid.  Het is het zoeken naar eigen glorie vanwege een verdraaid zelfbeeld dat meer op dat van lucifer – die zichzelf ook probeerde te verheffen boven iedereen – lijkt dan dat het op Christus – die Zichzelf vrijwillig vernederde onder de criminelen, de zondaars, het tuig of het uitschot om hen te redden – lijkt. 6. In tegenstelling tot het zoeken naar eigen glorie vanwege een verdraaid zelfbeeld, reikt Paulus ons twee goede ingesteldheden aan: het eerste is “ootmoed”. In het modern Nederlands is dit nederigheid. 7. Het tweede is “een ander hoger achten dan jezelf”. Vanuit de nederigheid kijken we op naar de ander zijn of haar goede kwaliteiten en eigenschappen in plaats van ons boven hem of haar te verheffen. 8. “Door niet alleen op uw eigen belang te letten.” We mogen wel soms op ons eigen belang letten. In de psychologie spreekt men van “zorgen voor jezelf”. Dit is een vereiste wil men onzelfzuchtige liefde (agapé-liefde) blijven geven aan de ander. Zorg dus goed voor jezelf en verwaarloos jezelf niet. Maar de focus is: 9. “Maar ook op dat van anderen bedacht te zijn.” Liefde voor de ander. Liefde is gericht naar de ander, het is niet gericht naar jezelf.

    We krijgen hier dus een aantal handvaten aangereikt van eensgezindheid en van onzelfzuchtige liefde voor de ander. Laat dit ons kenmerken in het nieuwe jaar. Laten wij focussen op onze gemeenschappelijke doelen. Laten wij elke vorm van eigenwilligheid, ongezeglijkheid, egoïsme, irritaties, en rebellie afleggen.

    Een vreugdevol nieuwjaar!


    10-11-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-11-10-de-kracht-van-het-spreken-in-tongen-voor-evangelisatie-door-tom-torbeyns/]

    Vorige maand sprak ik over Mensen uitnodigen tot Jezus of evangelisatie en vorige week waren voorgangers Chris en Liz Sarno hier en spraken ze over vervuld zijn met de Heilige Geest, spreken in tongen, enzovoort enzoverder. Liz Sarno had het over de gevolgen van het spreken in tongen, zoals bijvoorbeeld dat het jezelf sticht (of opbouwt), dat het je helpt om voor andere gelovigen te bidden, et cetera. Kortom, ze gaf een overzichtelijke lijst van de voordelen van het spreken in tongen. Tijdens de Bijbelstudie bij Harry overliep Corrie haar notities die ze toen schreef. Ik wil verdergaan op mijn thema van evangelisatie en hun thema van het spreken in tongen, vooral de voordelen van het spreken in tongen wat Liz aankaartte. Ik wil namelijk nog een voordeel noemen dat volgens mij nog niet vernoemd werd, en ik wil hierop verder ingaan, namelijk De Kracht van het spreken in Tongen voor Evangelisatie. Dit is ook de titel van mijn preek.

    Laten we lezen in Lukas 24:46-49 waar Jezus aan het woord was: “Hij [Jezus] zei: ‘Er staat geschreven dat de Messias zou lijden en op de derde dag uit de doden zou opstaan, en dat in zijn naam de bekering zou worden verkondigd aan alle volken, tot vergeving van zonden. Jullie zullen hiervan getuigen, te beginnen in Jeruzalem. Ik zend jullie wat mijn Vader heeft beloofd. Jullie moeten in de stad blijven totdat je wordt toegerust met kracht van boven” (Lukas 24:46-49, WB). Deze lezing werd genomen uit de Willibrordvertaling. In de Bijbel in Gewone Taal wordt dit laatste wat eenvoudiger geparafraseerd en uitgelegd: “Blijf daar [dus in Jeruzalem] totdat de heilige Geest komt. Hij is de hemelse kracht die in jullie zal komen. Ik zal hem naar jullie toe sturen, zoals mijn Vader jullie beloofd heeft” (Lukas 24:49, BGT). De “kracht van boven” wordt hier in deze vertaling uitgelegd als “de heilige Geest”. We kunnen lezen in het boek Handelingen dat de “kracht van boven” eigenlijk de doop in de heilige Geest is. Zo lezen we in Handelingen 1:4-5: “Toen Hij bij hen was, drukte Hij hun op het hart: ‘Ga niet uit Jeruzalem weg, maar blijf wachten op de belofte van de Vader die jullie van Mij hebben gehoord; immers, Johannes doopte met water, maar jullie zullen gedoopt worden in heilige Geest, binnen enkele dagen’” (WB). Ook lezen we in Handelingen 1:8: “Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot het uiteinde van de aarde” (WB).

    Hoe kwamen de leerlingen van Jezus aan het ontvangen van de doop in de Heilige Geest? “Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers” (Handelingen 1:14). Vurig gebed vanuit een vurig verlangen. De King James Version heeft namelijk “supplication”. Ze brachten hun verzoek bij God met passie en een vurig verlangen. Dit vurig gebed met passie vanuit het hart alsook de eenheid en de eensgezindheid leidde tot de pinksteropwekking te Jeruzalem: “En toen de dag van het pinksterfeest werd vervuld, waren zij allen gemeenschappelijk bijeen” (Handelingen 2:1, TELOS) of “eensgezind bijeen” (zoals in de King James Version: “They were all with one accord in one place).

    Wat is die kracht van de doop in de Heilige Geest nu concreet? Dit is het spreken in tongen, zoals we kunnen lezen in Handelingen 2:1-4: “Toen de dag van het pinksterfeest was aangebroken, waren ze allen op één plaats bijeen. Eensklaps kwam er een geruis uit de hemel als van een hevige windvlaag, en vulde het hele huis, waar ze waren vergaderd. Vurige tongen verschenen hun, spreidden zich rond, en zetten zich op ieder van hen neer. Allen werden vervuld van den Heiligen Geest, en begonnen verschillende talen te spreken, naar gelang de Geest hen liet spreken” (CV). “Allen werden vervuld van den Heiligen Geest” is vaag maar “en begonnen verschillende talen te spreken, naar gelang de Geest hen liet spreken” is concreet.

    Ik zei dus dat de concrete kracht van de doop in de Heilige Geest het spreken in tongen is. Bemerk hieromtrent ook de parallel: “jullie zullen kracht ontvangen en mijn getuigen zijn” (Handelingen 1:8) en in Handelingen 2:1-4 worden ze vervuld van de Heilige Geest en spreken ze in tongen wat er voor zorgt dat de massa bijeenkomt: “En allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken” (Handelingen 2:4-6, NBV). De massa kwam dus door het spreken in tongen bijeen en dit zorgde er voor dat de leerlingen hierna konden getuigen van Jezus door het spreken in gewone talen, zoals we verder kunnen lezen: “Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen?’” (Handelingen 2:7-8, NBV). Als je wat verder leest, lees je dat het spreken in tongen resulteert in dat Petrus de menigte krachtig en profetisch toespreekt. Vanuit het Oude Testament weten we dat profetie meestal weinig te maken heeft met de toekomst voorspellen maar het heeft alles te maken met een vrijmoedig “maar als jullie niet tot inkeer komen, zul je allemaal net zo sterven als zij” (Lukas 13:5b, NBV). Het heeft dus te maken met een sterke waarschuwing die hopelijk leidt tot bekering en berouw. Het spreken in tongen leidde Petrus dus tot het profeteren; het waarschuwen van de menigte toehoorders. Hetzelfde patroon zullen we bij Paulus tegenkomen in 1 Korinthe. Net zoals Petrus en de anderen in tongen spraken en dit de menigte bijeenbracht, zien we dat Paulus ook leert dat: “De talen zijn dus tot een teken, niet voor de gelovigen, maar voor de ongelovigen” (1 Korinthiërs 14:22a, TELOS). Maar, Paulus leert ook dat de bedoeling is dat dit leidt tot de profetie of de uitleg van deze tongen zoals bij Petrus het geval was: “Jaagt naar de liefde en streeft naar de geestelijke uitingen, maar vooral, dat u mag profeteren. Want wie in een taal spreekt, spreekt niet voor mensen, maar voor God; want niemand verstaat het, maar in de Geest spreekt hij verborgenheden. Maar wie profeteert, spreekt voor mensen tot opbouwing, vermaning en vertroosting. Wie in een taal spreekt, bouwt zichzelf op; maar wie profeteert, bouwt de gemeente op. En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente opbouwing ontvangt” (1 Korinthiërs 14:1-5, TELOS). Het spreken in tongen is dus op zich al een teken tot de ongelovigen maar de bedoeling is dat dit leidt tot de opbouw of stichting van de gemeente door middel van uitleg of profetie: “Als dan de hele gemeente op één plaats samenkomt en allen spreken in talen, en er komen onkundigen of ongelovigen binnen, zullen zij niet zeggen dat u wartaal spreekt? Maar als allen profeteren en er komt een ongelovige of een onkundige binnen, dan wordt hij door allen overtuigd, door allen beoordeeld; het verborgene van zijn hart wordt openbaar, en dus zal hij op zijn aangezicht neervallen en God aanbidden en verkondigen dat God werkelijk onder u is” (1 Korinthiërs 14:23-25, TELOS). Zo zien we dat spreken in tongen bedoeld is om via uitleg of profetie te leiden tot de opbouw of stichting van de gemeente. De opbouw of stichting van de gemeente houdt ook in dat zielen worden toegevoegd. Immers, toen Petrus gedaan had met profeteren vanuit de Heilige Geest lezen we dat: “Zij dan die zijn woord aannamen, werden gedoopt, en er werden op die dag ongeveer drieduizend zielen toegevoegd” (Handelingen 2:41, TELOS).

    Dat het spreken in tongen niet het doel op zich is maar wel de opbouw of stichting van de gemeente, kunnen we leren uit de volgende feiten: 1 Korinthiërs is geschreven volgens een bepaalde Joodse stijlfiguur waarbij het centrale gedeelte van een brief het belangrijkste is. Het centrale gedeelte van de brief is 1 Korinthe 13, wat gaat over de liefde tot de naaste.[1] Paulus leidt dit in door te schrijven: “Gij hunkert naar de hoogste gaven? Ik wijs u een weg, die nog veel hoger ligt” (1 Korintiërs 12:31, CV). De weg van de liefde is dus belangrijker dan de gaven zelf. De gaven moeten ingezet worden uit liefde voor de naaste en uit liefde voor de gemeente. Zo ook met het spreken in tongen. De kern van het spreken in tongen is niet jezelf stichten of opbouwen (1 Korinthe 14:4a) maar wel: “maar wie profeteert, bouwt de gemeente op. En ik wilde wel dat u allen in talen sprak, maar nog meer dat u profeteerde. En wie profeteert, is meer dan wie in talen spreekt, tenzij hij het uitlegt, opdat de gemeente opbouwing ontvangt.” (1 Korinthe 14:4b-5, TELOS). Dus het gaat helemaal niet om jezelf en het gaat helemaal niet om de gaven: “Al heb ik de gave der profetie, al bezit ik alle geheimen en kennis, al heb ik het volle geloof, dat bergen verzet; zonder liefde ben ik niets. (…) De liefde: zij vergaat nimmer! Maar profetieën: zíj houden op, en talen: zíj zullen verstommen, en kennis: zíj zal vergaan (…) Thans blijven ze alle drie bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de grootste daarvan is de liefde” (1 Korinthe 13:2, 8-9, 13, CV). Ter conclusie van een gezonde balans: “jaagt de liefde na, en streeft dan naar de Geestesgaven, doch naar het profeteren het meest” (1 Korinthe 14:1, CV). Dus eerst moet je liefhebben en vanuit die liefde spreken in tongen, en vooral profeteren. De gezonde, bijbelse balans is: Spreek in tongen, maar vraag vooral om uitleg en profetie om te verkondigen, en boven dit alles: Heb lief.



    [1] Kenneth E. Bailey, Paul Through Mediterranean Eyes: Cultural Studies in 1 Corinthians (Downers Grove, Illinois: IVP Academic, 2011).


    Categorie:Preken
    13-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mensen Uitnodigen tot Jezus

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-10-13-mensen-uitnodigen-tot-jezus-door-tom-torbeyns/]

    Als we de volgende passages bekijken, zien we de kracht en de noodzaak van een uitnodiging tot Jezus. We beginnen bij Johannes 1:35-47, waarvan we enkele stukken gaan lezen:

     

    “De volgende dag stond Johannes daar weer, en twee van zijn discipelen. En toen hij op Jezus zag, die daar wandelde, zei hij: Zie, het Lam van God. En de twee discipelen hoorden hem spreken en volgden Jezus. (…) Andréas, de broer van Simon Petrus, was één van de twee die het van Johannes gehoord hadden en Hem gevolgd waren. Deze vond eerst zijn eigen broer Simon en zei tot hem: Wij hebben de Messias gevonden – wat vertaald is: Christus. Hij leidde hem tot Jezus. (…) De volgende dag wilde Hij [Jezus] naar Galiléa vertrekken en Hij vond Filippus; en Jezus zei tot hem: Volg Mij. Filippus nu was van Bethsaïda, uit de stad van Andréas en Petrus. Filippus vond Nathanaël en zei tot hem: Wij hebben Hem gevonden van Wie Mozes in de wet geschreven heeft, en de profeten: Jezus, de Zoon van Jozef, van Nazareth. En Nathanaël zei tot hem: Kan uit Nazareth iets goeds zijn? Filippus zei tot hem: Kom en zie.”

    - Johannes 1:35-37, 41-43a, 44-47 (Telos)

     

    We zien dat er verschillende soorten mensen verschillende soorten mensen tot Jezus brengen. Johannes die preekt tot zijn discipelen, Andréas die zijn eigen broer Simon Petrus tot Jezus leidt, Jezus die Filippus zelf uitnodigt, Filippus die Nathanaël uitnodigt. Dit gaat slechts om enkele individuen, dit gaat slechts om enkele personen. Maar onderschat nooit de kracht van een uitnodiging aan een enkel individu of persoon.

     

    “Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.”

    - Handelingen 2:38-41 (NBV)

     

    Er kan dus een grote opwekking voortkomen uit het uitnodigen van één persoon. Deze persoon kan de volgende Billy Graham of de volgende Petrus zijn. Billy Graham was een boerenzoon en Petrus was maar een visser. Onderschat dus nooit de waarde van de persoon die je uitnodigt vanwege zijn maatschappelijke klasse.

     

    Het principe van mensen uitnodigen tot God is een principe uit het Oude Testament. Daar lezen we bijvoorbeeld:

     

    “Kom dan en luister naar mijn verhaal, iedereen die ontzag kent voor God, luister naar wat Hij gedaan heeft voor mij (…) mijn gebed heeft Hij niet afgewezen en zijn liefde heeft Hij mij niet ontzegd.”

    - Psalm 66:16, 20b (WB)

    “De vrucht van de rechtvaardige is een levensboom; en hij die zielen wint is wijs.”

    - Spreuken 11:30 (naar de Engelstalige KJV)

    In de Evangeliën nodigde Jezus ook mensen uit en Hij zag dit als zijn taak:

    “De mensenzoon is gekomen om te zoeken en te redden wat verloren was. Wat denken jullie? Als iemand honderd schapen bezit en een daarvan dwaalt af, zal hij er dan niet negenennegentig in de bergen achterlaten en op weg gaan om het afgedwaalde dier te zoeken? Als het hem lukt het te vinden, dan zal hij zich, dat verzeker ik jullie over dat ene meer verheugen dan over de negenennegentig andere die niet afgedwaald waren. Zo is het ook bij jullie Vader in de hemel: hij wil niet dat een van deze geringen verloren gaat.”

    - Matteüs 18:11-14 (NBV)

    “Maar nadat Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galilea de goede boodschap van God verkondigen en zei: ‘De tijd is rijp en het koninkrijk van God is ophanden. Bekeer u! Heb geloof in de goede boodschap.’”

    - Markus 1:14-15 (WB)

    “Ik [Jezus] ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen.”

    - Johannes 18:37b (NBV)

    In de Evangeliën gaf Jezus ons dit bevel:

    “Jezus sprak hen aan: ‘Kom achter Mij aan, en Ik zal jullie tot vissers van mensen maken.’”

    - Markus 1:17 (WB)

    ‘(…) zei de heer tegen hem: “Ga naar de wegen en de akkers buiten de stad en nodig iedereen met klem uit [Lutherse vertaling: noodzaak hen], want mijn huis moet vol zijn. (…)”’

    - Lukas 14:23 (NBV)

    “Jezus kwam op hen toe en zei: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houdt dit voor ogen: ik ben met jullie alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.”

    - Matteüs 28:18-20 (NBV)

    U vraagt zich misschien af: “Wat is mijn roeping?” Wel nu, dit is uw roeping. Het staat hier zwart op wit. U zoekt een doel? Dit is uw doel. Ik zat in een meeting waar er werd gesproken over of we het nu zus of zo zouden moeten doen, of we zus of zo zouden moeten uitnodigen, verkondigen,… Jezus zei: “Ga! Ga en verkondig!” Dit is een daad van gehoorzaamheid. De rest volgt wel! Verkondigen is gewoon je mond opendoen en spreken over Jezus. Hierover zou ik graag een korte anekdote van T.L. Osborn delen vanuit een boek dat X me heeft gegeven en van waaruit ik inspiratie voor deze preek heb opgedaan: [pagina 10: “Hebt u niet tot haar gesproken?”] Jezus zei niet: “Blijf thuis en bid!” Hij zei: “Ga en verkondig!”

     

    Nogmaals:

    “Hij [Jezus] zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem.”

    - Lukas 24:46-48 (NBV)

    Leg hiervan getuigenis af! Nodig hen uit! Deze uitnodiging zien we Petrus aan een massa geven, zoals we al gezien hadden in Handelingen:

    “Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend.”

    - handelingen 2:38-41 (NBV)

     

    Maar het houdt niet op bij deze ene keer tot de massa te prediken.

     

    “en zonder ophouden, iederen dag, leerden zij in den tempel en aan huis, en verkondigden het evangelie [het goede nieuws (NBV), de vreugdeboodschap (Brouwer)], dat de Christus Jezus is.”

    - Handelingen 5:42 (NBG)

    Zonder ophouden. Iedere dag. Ze brachten de boodschap van Jezus, zonder ophouden en iedere dag, naar de mensen en zo sloten de mensen zich aan bij de gemeente. Wat is onze boodschap? Dat Christus Jezus is. Dat Christus de Messias is. Hij is degene die de mensen kan verlossen van hun zonden (Mattheus 1:19).

    Zoals ik al zei, brachten deze eerste discipelen van Jezus de boodschap van Jezus, zonder ophouden en iedere dag, naar de mensen en zo sloten de mensen zich aan bij de gemeente. Wat was het resultaat van dit verkondigen? Over de verkondiging van Paulus staat op een bepaald moment geschreven: “Dit nu geschiedde twee jaren lang, zoodat al de bewoners van Asiё, Joden zoowel als Grieken, het woord des Heeren hoorden.” (Handelingen 19:10b, Brouwer) Dit is niet onrealistisch als we iedere dag en zonder ophouden zouden verkondigen. Op het einde van het boek Handelingen zit Paulus in Rome en hij doet nog steeds hetzelfde: hen trachten te overtuigen aangaande Jezus (Handelingen 28:23, TELOS), willen laten zien dat Jezus de messias is (BGT), mensen voor Jezus proberen te winnen (NBV). Hij verkondigde frank en verzekerd over Jezus (Handelingen 28:31). De kracht van Paulus was dat hij dit verlangen had en dat hij besefte waar het om ging. Voor hij daar in Rome was, schreef hij namelijk:

    “Vandaar bij mij het verlangen, om ook u, die in Rome zijt, het evangelie te brengen. Immers, ik schaam mij het evangelie niet; want het is een kracht Gods tot behoudenis [of “shalom”; heelheid, bevrijding, redding, behoud, bescherming, veiligheid, bewaring] voor een ieder die gelooft, éérst voor den Jood, maar ook voor den Griek. Want daarin openbaart zich de gerechtigheid Gods, uitgaande van geloof en leidende tot geloof, gelijk geschreven staat: de rechtvaardige zal leven uit geloof.”

    - Romeinen 1:15-17 (Brouwer)

    Vanwege zijn verkondiging en / of de verkondiging van andere christenen kwam het evangelie ook bij ons. Dankzij hen zijn wij christenen. Dankzij deze boodschap zijn wij gered uit onze zonden en zijn wij verzoend met God. Hij besefte dat deze verkondiging ook onze taak is:

    “Hij [God] heeft ons door Christus met zich verzoend en ons de verkondiging daarover toevertrouwd. Het is God die door Christus de wereld met zich heeft verzoend: hij heeft de wereld haar overtredingen niet aangerekend. En ons heeft hij de verkondiging van de verzoening toevertrouwd. Wij zijn gezanten van Christus, God doet door ons zijn oproep. Namens Christus vragen wij: laat u met God verzoenen. God heeft hem die de zonde niet kende voor ons één gemaakt met de zonde, zodat wij door hem rechtvaardig voor God konden worden.”

    - 2 Korintiërs 5:18b-21 (NBV)

    Zelfs tot in Openbaringen, het laatste boek van de Bijbel, zien we de kracht van dit soort uitnodiging. Daar zien we dat het de duivel overwint:

     

    “En zij hebben hem [de duivel] overwonnen, door het bloed des Lams en door het woord van hun getuigenis; en zij hebben de liefde tot het leven ten doode toe verloochend.”

    - Openbaring 12:11 (Brouwer)

    Waarom? Omdat Jezus mensen van hun zonden wil redden (Mattheus 1:19, 1 Johannes 1:9-2:2) door zijn bloed (Efeze 1:7, Hebreeën 9:22, 1 Johannes 1:7), Hij wil de werken van de duivel verbreken (1 Johannes 3:8), Hij wil de slavernij, de gebondenheid, voor de angst voor de dood doorbreken (Hebreeën 2:15).

    Een mooie belofte in de schrift is: “Immers het Schriftwoord zegt: Een ieder die op hem zijn geloof stelt, zal niet beschaamd worden. Want er is geen onderscheid tusschen Jood en Griek: een en dezelfde is Heer over allen, zijn rijkdom uitstortende over allen die hem aanroepen; want: een ieder, die den naam des HEEREN aanroept, zal behouden worden.” (Romeinen 10:11-13, Brouwer, de NBV stelt hier duidelijker: “Ieder die de naam van de Heer aanroept, zal worden gered.”).

    Maar, Paulus vervolgt: “Maar hoe kunnen ze hem aanroepen als ze niet in hem geloven? En hoe kunnen ze in hem geloven als ze niet over hem hebben gehoord? En hoe kunnen ze over hem horen als hij niet verkondigd wordt? En hoe kan iemand verkondigen als hij niet is uitgezonden? Het is zoals geschreven staat: ‘Welkom zijn zij die goed nieuws verkondigen.’” (Romeinen 10:14-15, NBV). Ziet u de noodzaak van mensen te vertellen over Jezus? Jezus wil tot Zijn verloren schapen spreken, Hij wil zijn stem laten horen door jou aan diegenen die nog niet in zijn Kerk binnengegaan zijn (Johannes 10:16) of, anders gezegd, die nog niet tot Hem gekomen zijn.

    Jij, jij het individu hier aanwezig, moet vertellen over Jezus! Jij bent verantwoordelijk voor de zielen van de wereld! Je zal niet kunnen zeggen: “Heer, mijn voorganger zal voor mij spreken, ik ben een trouw lid van de gemeente.” Hij woont in jou omdat hij door jou wil spreken.[1] Jij bent het licht in de duisternis, de hoop voor jouw omgeving. Jij kan de mensen in jouw dorp of stad bereiken.

    Als u straks naar de supermarkt gaat, spreek eens iemand aan over de Heer. Als u morgen naar uw werk gaat, spreek eens iemand aan over de Heer,…

    Ga en vertel de mensen over Jezus. Nodig hen uit zodat ze naar Jezus komen.



    [1] Naar T.L. Osborn, Zielen Winnen: daar waar de zondaars zijn.


    Categorie:Preken
    15-09-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ruth

    [Hier kan u naar deel één van de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-08-18-een-daad-van-geloof-door-tom-torbeyns/

    Hier kan u naar deel twee van de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/een-daad-van-geloof-boek-ruth-deel-2-door-tom-torbeyns/]

    Vandaag gaan we het Bijbelboek Ruth bespreken. De bedoeling is niet dat ik een eigen uitleg ga geven. Wel is de bedoeling dat we het boek voor zichzelf laten spreken en een beetje uitleg geven in verband met wat je gemist kan hebben. Op het einde zullen we dan enkele conclusies vormen. Ter introductie lezen we samen de eerste 13 verzen. We zien hier een familie die veel ellende heeft meegemaakt en dus onder veel ellende gebukt gaat. God geeft om onze persoonlijke levens en de levens van onze families ook wanneer het moeilijker gaat. Het Bijbelboek Ruth is geschreven vanuit het perspectief van vrouwen, weduwen, en een vrouw van vreemde origine. Vrouwen, weduwen, en buitenlandse vrouwen zijn dus voor God óók belangrijk. In tegenstelling tot wat je soms hoort van bepaalde personen dat de God van de Bijbel niet geeft om vrouwen, personen van vreemde origine,… is dit klaarblijkelijk niet het geval.

    Één van de hoofdrolspelers van het Boek Ruth is namelijk Ruth, waarnaar het boek vernoemd is. Ruth was niet van Joodse afkomst. Zij was een Moabietische vrouw, zoals we in vers 4 lazen. Maar er gebeurt iets bijzonders in de volgende verzen. Laten we lezen van verzen 14 tot  18.  Naomi weet dat het leven van vreemde weduwen in Israël zeer hard kan zijn, dus verplicht ze haar schoondochters die inmiddels weduwen zijn geworden om achter te blijven. Terwijl Orpa niet trouw aan Naomi’s zijde blijft, doet Ruth dit wel. Zowel Ruth als Orpa waren beiden Moabietische schoondochters van Naomi met dezelfde kansen om bij haar te blijven. De éné doet dit niet, de andere doet dit wel. Rut werd Joodse door dit verbond dat ze uitsprak maar Orpa deed dit niet. Orpa hield vast aan “haar volk en haar god” (zoals we lazen in vers 15). Ze wou haar afgod en haar volk niet achterlaten om bij het volk van God te horen. Om bij het volk van God te horen, moeten we niet ons eigen volk, land, staat,… op de eerste plaats stellen, maar we moeten onze afgoden en ons verleden achterlaten en niet leven voor de goedkeuring van ons volk. Orpa wou niet alles achterlaten, ze wou haar verleden en haar afgoden niet achterlaten [vers 14-15], terwijl Ruth dit wel deed. Ruth was, net zoals Orpa, niet van Joods afkomst maar – in tegenstelling tot Orpa – werd Ruth deel van de Joden door verbond [vers 16-18]. We zien dus dat buitenlandse vrouwen (of mannen) die onze God wilden vereren toen al welkom waren om toe te treden tot Gods volk, ongeacht hun achtergrond of hun verleden. Het verleden van een persoon die zich waarlijk wil bekeren van zijn of haar zonden en afgoden tot de ware God, maakt dan niet meer uit. Dit betreft natuurlijk enkel die personen die ware Joden wilden worden door hun afgoden achter te laten en zich te (be)keren tot Jahweh, de ware God. Anders was je niet welkom om deel te worden van Gods volk, zoals we lezen in de Wet van God in bijvoorbeeld Exodus 23:31-33: “Dan zal Ik [Jahweh] uw grenzen trekken van de Rode Zee tot aan de zee der Filistijnen; en van de woestijn tot aan de Rivier, en alle bewoners van het land aan u overleveren. Ge moet hen verjagen, en moogt geen verbond met hen sluiten, noch met hun goden; ze mogen zelfs niet in uw land blijven wonen. Want anders verleiden ze u tot zonde tegen Mij; zodat ge hun goden zoudt gaan dienen, en die een valstrik voor u zouden worden”. Verder kunnen we uit hetzelfde hoofdstuk van Gods Wet leren dat op buitenlandse vrouwen (of mannen) niet mag neergekeken worden vanwege hun afkomst: “Eveneens moogt ge den vreemdeling niet verdrukken; want gij weet, hoe een vreemdeling zich moet voelen, daar gij zelf vreemdeling zijt geweest in het land van Egypte” (Exodus 23:9).

    Welke elementen zien we nu in het verbond van Ruth? [15-17] We zien dat Ruth stapt in een verbondstrouw tot in de dood. (Denk terug aan wat we leerden over verbonden in mijn vorige bespreking over het avondmaal. Daar zagen we ook verbondstrouw tot in de dood.) Ruth zegt eigenlijk: indien ik deze belofte van trouw niet volbreng, moge Jahweh God me doen sterven. Dit is een zeer serieuze zaak. Dit verbond betreft een eed met serieuze gevolgen indien deze verbroken wordt. Naomi ziet ook dat Ruth bloedserieus is. [18] Door deze eed ziet Naomi dat Ruth vastbesloten is en bijgevolg is er geen discussie meer.

    [19-22]: Rouw, verdriet, ondankbaarheid, en bitterheid naar God toe maken je blind. Naomi had namelijk Ruth, haar schoondochter die altijd goed voor haar is geweest, aan haar zijde. Ruth had dit zelf gezegd: [8]. En we zien dat dit waar is. [2:1-3a]: Ruth gaat direct werken voor haar schoonmoeder en ze vraagt zelfs op voorhand uit nederigheid of ze dit mag doen. Het werk dat ze zal doen is een vernederend werk. Het toont dat je arm bent. Op die manier brengt het schande op je. Toch is Ruth niet te hoogmoedig om deze vernedering en schande te ondergaan.

    [2:3b-4:] Boaz zegent in de Naam van de Heer. Hij heeft ontzag voor de Heer.

    [5:] Hij toont interesse in haar maar begeert haar niet. Hij wil weten of ze al getrouwd is want Boaz weet dat de Wet van God hem leert dat “Ge zult de vrouw van uw naaste niet begeren” (Exodus 20:17). Was Boaz zelf een weduwnaar? Was hij zelf nog single gebleven? Vond hij geen goede, eerbare vrouw? Een Bijbelse spreuk zegt: “Een sterke vrouw, wie zal haar vinden? Haar waarde gaat die van koralen ver te boven!” (Spreuken 31:10, WB). In de Canisiusvertaling staat hier: “Een flinke vrouw! Men vindt haar niet licht 

    [6-7:] Weeral zien we dat Ruth hard werkt, ja zelfs zonder ophouden. Ze is werkelijk een zeer goede schoondochter voor Naomi.

    [8-9:] Bemerk dat Boaz niet op haar neerkijkt en haar niet verdrukt omdat ze een vreemde is. Hij gehoorzaamt de Wet van God die, zoals we al zagen, leert dat “Eveneens moogt ge den vreemdeling niet verdrukken; want gij weet, hoe een vreemdeling zich moet voelen, daar gij zelf vreemdeling zijt geweest in het land van Egypte” (Exodus 23:9). [8-9:] Verder leren we in deze verzen dat Boaz dubbel uitkijkt voor haar veiligheid. Hij plaatst haar bij zijn vrouwelijke knechten die voor haar moeten zorgen (dus plaatst hij haar bijgevolg weg van zijn mannelijke knechten) en hij beveelt zijn mannelijke knechten van haar af te blijven.

    [10:] Deze buiging ter aarde is een teken van respect voor de autoriteit, onverdiende gunst, en goedheid van Boaz. We zien ook dat Ruth zich maar een vreemdelinge voelt.

    [11:] Boaz weet dat ze weduwe is maar hij is niet bijgelovig en neemt haar dit niet kwalijk. Boaz is hierin rechtvaardig want Jakobus schreef: “Voor God, de Vader, is alleen dit reine, zuivere godsdienst: weduwen en wezen bijstaan in hun nood, en je in acht nemen voor de wereld en onberispelijk blijven” (Jakobus 1:27, NBV). Boaz neemt haar ook niet kwalijk dat ze geen maagd meer is. Hij heeft een zeer groot hart. Terwijl Ruth haarzelf verweet van vreemde origine te zijn, zit hij haar mannelijke heldhaftigheid te benadrukken. Boaz zegt namelijk: [11]. Dit verwijst naar Genesis 2:24 waar over de man geschreven staat: “Daarom verlaat de man zijn vader en moeder; en hecht zich geheel aan zijn vrouw; en zij worden één vlees.” Ruth heeft mannelijke heldhaftigheid want zij doet wat bijbels gesproken van een man verwacht wordt. Dit is geen eenvoudige zaak voor een vrouw en verdient het grootste respect. “Om naar een volk te gaan; dat u vóór die tijd onbekend was.” Dit is een geloofsdaad zoals de geloofsdaad van Abraham zoals we in de preek van Len hoorden. Dit doet me denken aan onze Filipijnse zusters die zichzelf opofferen door naar België te komen, hard te werken, om voor hun familie in de Filipijnen te zorgen. Boaz benadrukt dus ook, samen met haar mannelijke heldhaftigheid, de moed en zelfopoffering van Ruth.

    [12]: Hij wenst haar hiervoor Gods zegen toe en hij erkent dat zij ook een ware Jodin [christin] is, aangezien zij in verbond staat met Jahweh [Christus]. Hij kijkt niet op haar neer als een minder goede Jodin [christin] maar als zijn gelijke in het geloof. Dezelfde toevlucht heeft  ook hij moeten zoeken in de Heer en hij heeft dezelfde genade ontvangen. Dit beseft hij maar al te goed.

    [13]: Zij heeft nog steeds een laag zelfbeeld, een minderwaardigheidscomplex, maar zijn woorden bemoedigen haar en spreken haar aan tot diep in haar hart.

    [14-17]: Hij is overvloedig goed voor haar. Hij is een uiterst eervol; edel, en vrijgevig persoon. Er is een gebod uit de Wet dat zegt: “Wanneer ge op uw akker aan het oogsten zet, en een schoof op de akker vergeet, moogt gij niet terugkeren, om die te gaan halen. Zij komt den vreemdeling, den wees en de weduwe toe, opdat Jahweh uw God, u zegene, bij al wat ge doet” (Deuteronomium 24:19). Maar Boaz is nog meer vrijgevig.

    [18-20]: Naomi wordt weer dankbaar en zegent. Ze beseft dat Boaz en/of Jahweh (dit hangt af van je vertaling) toch eer heeft betoond aan de levende en dode familieleden en hen dus niet is vergeten. Ze gelooft dat door de voorziening van God haar schande zal worden weggenomen, haar eer en de eer van haar familie zal worden hersteld, en ze ziet in dat ze in een leugen geloofde, namelijk [1:20-22]. Ze heeft door dat Ruth met opzet overvloedig en onverdiend gezegend geweest is door Boaz en ze hoopt dat Boaz met Ruth zal trouwen. Indien Boaz en Ruth trouwen, zou dit de familie en het nageslacht beschermen. Dit zal haar schande wegnemen en haar eer en de eer van haar familie herstellen.

    [21-23]: Naomi beseft maar al te goed wat een gevaarlijk werk Ruth ondernomen had. Naomi beseft namelijk maar al te goed dat Ruth had verkracht kunnen geweest zijn. Na het seizoen van werken op het veld houdt Naomi haar dan ook thuis uit veiligheid en Ruth blijft trouw zorgen voor haar schoonmoeder.

    [3:1-4]: Naomi vertrouwt Boaz. Ruth moet zich kleden op zo een manier dat ze duidelijk aangeeft dat ze niet meer een rouwende weduwe is maar beschikbaar is om te trouwen. Naomi wil dat Rut geen last voor hem zal zijn bij het eten en drinken, want anders zou hij wellicht zijn eten delen of helemaal weggeven aan Rut. Hij is zo’n goed man. Rut moet aan zijn voeten gaan liggen als teken van onderwerping. Denk maar aan hoe koningen zich vroeger onderwierpen als ze overwonnen werden. Ze werden de voetbank van de koning die overwon. Zo kunnen we stellen dat wij, de bruid van Christus die zich liet overwinnen door Hem, allereerst aan zijn voeten behoren te liggen in totale onderwerping. Dan zal Hij ons oprichten.

    [5-6]: Ruth zegt dat ze zal gehoorzamen en ze gehoorzaamt ook.

    [7-9]: Het is typisch Aziatisch om door kleine daden liefde te betonen. Merk op dat dit zeer deftig is. Enkel zijn voeten worden ontbloot. Zoals ik al gezegd had was dit een teken van onderwerping.

    Eigenlijk vroeg zij hem ten huwelijk. De mantel over haar spreiden zou betekenen dat hij met haar wil trouwen. ’s Nachts vraagt Ruth dus aan Boaz of hij haar familie wil verlossen van de schande door met haar te trouwen. Ze kon waarschijnlijk alleen ’s nachts gaan om Boaz niet ten schande te maken voor alle mensen en zodat hij dus in alle vrijheid en eerlijkheid zou kunnen kiezen en niet uit verplichting of schijn tegen zijn goesting zou moeten handelen. Merk op: ze zijn nog niet getrouwd en hebben geen seks voor het huwelijk. Hier was compleet vertrouwen op  dit gebied tussen één man en twee vrouwen. Deze strategie van zomaar naar een man te gaan is in onze cultuur zeker niet aan te raden en is veel te riskant. Wees een goede christen en doe dit niet.

    [10]: Wat Ruth hier doet is zoals Jezus: “Niet mijn wil geschiede, maar de uwe” (Lukas 22:42b). Ze heeft haar vrije keuze opgeofferd door te stappen in een huwelijk dat de eer van haar overleden man zal herstellen omdat de eerste zoon van Ruth en Boaz als de zoon van haar overleden man zal aanzien worden. Dan is het alsof de eerste man niet kinderloos was gestorven. Dit was zo in hun tijd en in hun cultuur. Kinderloos sterven was namelijk een schande en dit – het zogezegde niet kinderloos sterven – zou de eer van de overleden man herstellen. Ook zal dit huwelijk Naomi’s standing en eer herstellen, aangezien zij dan verder deel zal uitmaken van de familie van haar overleden man. Dit komt overeen met de Joodse Wet van God in verband met het zwagerhuwelijk: “Wanneer broers tezamen wonen en een van hen sterft, zonder een zoon na te laten, dan zal de vrouw van den overledene geen vreemden man buiten de familie huwen; haar zwager moet gemeenschap met haar houden, haar tot vrouw nemen, en zijn zwagerplicht aan haar vervullen. De eerste zoon, dien zij baart, zal de naam van zijn gestorven broer dragen, om diens naam in Israël niet te laten uitsterven” (Deuteronomium 25:5-6).

    [11:] deugdzame vrouw: haar roem was al voor haar uitgegaan. De Willibrordvertaling heeft hier: een bekwame vrouw. Dit kan dan aan haar hard werken liggen. De Canisiusvertaling en de NBG hebben hier: een deugdzame vrouw. Dit heeft dan te maken met haar moraliteit. Ze was altijd trouw geweest aan haar overleden echtgenoot. Hoe het ook zij, ze heeft zichzelf op beide vlakken bewezen als een bekwame, deugdzame Spreuken 31 vrouw om mee te trouwen. En iedereen weet dit. Wie eerlijk is kan haar niet betichten. Haar gedrag maakt haar niet verdacht van immoreel te zijn.

    [12-13]: Er is nog iemand die eventueel de losser van Ruth kan zijn en meer recht heeft om met haar te trouwen volgens het zwagerhuwelijk dat we daarnet al zagen in Deuteronomium 25:5-6. Toch zweert Boaz al dat hij met haar zal trouwen indien die andere man niet met haar trouwt.

    [14]: Hij waakt over haar maar om haar eer – en de eer van haar familie – te bewaren laat hij haar vertrekken voor iemand haar kan herkennen.

    [15-18]: In Azië is een geschenk een teken dat je de ander apprecieert, liefhebt, en respecteert. Boaz is wijs. Hij weet dat hij best zijn toekomstige schoonmoeder aan zijn kant krijgt. Dit is wereldwijd belangrijk. En, indien ge wilt trouwen met een meisje uit Azië, ziet dan dat ge geschenken meeneemt, vooral voor de toekomstige schoonmoeder. Naomi, de schoonmoeder, weet nu dat Boaz met Ruth wil trouwen. Ze weet dat Boaz dit zo sterk verlangt dat hij het vandaag nog zelf gaat regelen. Ruth is natuurlijk totaal energetisch over haar toeren dus maant haar schoonmoeder haar aan om even rustig te zitten.

    [4:1]: stadspoort: hier werden dit soort huwelijken geregeld.

    [2-6]: Deze eventuele losser die een zwagerhuwelijk met haar kan aangaan is een egoïst. Hij wil alleen met haar trouwen als het hem winst oplevert, niet als hij hierdoor verlies zal maken. Hij geeft niets om haar. Hij denkt enkel aan zichzelf. Dit is niet de manier van doen. Dit is geen liefde. Hij apprecieert niet hoeveel deze vrouw waard is. Hij liet zijn keus varen. Volgens Deuteronomium 25:7-10 respecteerde hij Gods wet niet en was hij geen goed man: ‘Zo de man niet genegen is, om zijn schoonzuster te huwen, moet zijn schoonzuster naar de poort tot de oudsten gaan en zeggen: Mijn zwager weigert, de naam van zijn broer in Israël in stand te houden; hij wil zijn zwagerplicht aan mij niet vervullen. Dan zullen de oudsten van zijn stad hem laten roepen, en een onderhoud met hem hebben. Wanneer hij volhoudt en zegt: “Ik ben niet van zins, haar te huwen”, dan moet zijn schoonzuster in tegenwoordigheid van de oudsten op hem toetreden, hem de schoen van zijn voet trekken, in het gezicht spuwen, en zegen: “Zo doet men den man, die het huis van zijn broeder niet opbouwt”. En voortaan zal men hem in Israël noemen: barrevoetersgespuis.’ In vers 7 van ons hoofdstuk in Ruth zien we dat hij zichzelf van zijn verdiende schande spaart door zelf zijn eigen schoen uit te trekken. Maar we kunnen wel stellen dat ook voor hem geldt dat egoïsme leidt tot het verderf en het worden vergeten in de hel zoals we kunnen lezen in Psalm 9:15-17: “De heidenen zinken weg in de kuil, die ze groeven, Hun voet is gevangen in het net, dat ze spanden; Jahweh heeft Zich doen kennen, en vonnis gewezen: de goddeloze ligt in zijn eigen daden verstrikt. Zó mogen ook de zondaars naar het dodenrijk varen; Alle heidenen, die God niet gedenken.” Er zijn genoeg mensen zoals hem die leven als heidenen, als goddeloze egoïsten; die niet een man of een vrouw naar waarde schatten en dus rechtvaardig gedoemd zin om eenzaam en alleen te leven en te sterven. Denk maar aan al die uiterlijk mooie feministische meisjes die denken dat ze elke jongen kunnen krijgen, die alle goede mensen afwijzen met hun narcistische eigenwaan die ervoor zorgt dat ze zich naïef verbeelden dat ze de perfecte zullen tegenkomen omdat ze dat individu zogezegd verdienen. Ze worden 30, 40, en al die tijd blijven ze dit verwachten. Het gevolg is dat ze dus rechtmatig eenzaam en alleen sterven. Ik hoop dat ze tot het besef komen dat dit hun eigen straf is die ze op hunzelf hebben gebracht en dat ze de volgende generatie meisjes zullen waarschuwen. Misschien onderging die man die Ruth niet loste ook de schande van kinderloos te sterven. Dit wordt in het Midden-Oosten nog steeds als een vloek en een schande beschouwd. Het volgende vers van Psalm 9, dus het 18de vers, leert: “Maar de arme worde niet eeuwig vergeten, De hoop der verdrukten niet altijd beschaamd.” Dit gebeurde inderdaad met Ruth en Naomi. God dacht aan Ruth en Boaz in Zijn liefde en Hij bracht de rechtvaardige Ruth en de rechtvaardige Boaz samen; Hij maakte hun huwelijk mogelijk.

    9-11a: Boaz schat Ruth en haar familie wel naar waarde. Net zoals Ruth trouw was aan Naomi is Boaz ook trouw aan Ruth en aan Naomi’s familie. Boaz huwt Ruth onder getuigen.

    11-12: Iedereen is tevreden met het huwelijk tussen Boaz en Ruth en zij worden gezegend. In die tijd, alsook in het begin van het christendom bestond een kerkelijk huwelijk nog niet. Het ging veeleer om een huwelijk met getuigen zoals oudsten en/of familie. Een heel duidelijk voorbeeld kan je lezen in het boek dat volgt op Ruth in de katholieke Bijbel, namelijk het boek Tobit, meer bepaald in Tobit 7:1-17. Of je nu gelooft of dit boek door God geïnspireerd is of niet, het kan je een mooi zicht op het oude huwelijksgebruik geven.

    13-17: God zegende Ruth en Boaz, en dus ook Naomi met een zoon. Hij is zogenaamd de zoon van Naomi en haar overleden man alsook de zoon van Rut en haar overleden man. Hij zal later hun erfenis alsook de erfenis van Boaz overerven. Zo krijgen deze twee vrouwen en ook Boaz de eer van nageslacht te hebben en niet kinderloos te zullen sterven. God begrijpt zulke en andere culturele waarden en Hij weet ook dat de eer voor Aziatische vrouwen belangrijker is dan hun eigen levens. De Amerikaans-Aziatische dramaturg en professor David Henry Hwang schreef bijvoorbeeld: “Dood met eer is beter dan het leven… het leven met schande” (Hwang, “Madama Butterfly” (1988), p. 17). Misschien is dit wat extreem maar inderdaad “een goede naam is meer waard dan een groot vermogen” (Spreuken 22:1a). Naomi, Ruth, en Boaz krijgen alle drie eer en een goede naam. Het verhaal begon vanuit een familietragedie van dood en eindigde in het herstel van de eer en blijdschap van de familie vanwege een huwelijk en de daaropvolgende geboorte van een kind. God dacht aan de trouw van Ruth alsook aan de trouw van Boaz. Daarom kunnen we vanuit hun verhaal besluiten dat geldt: “Liefde en trouw mogen u nimmer verlaten, Hang ze om uw hals, schrijf ze op de tafel van uw hart; Dan zult ge goed en verstandig zijn, in de ogen van God en de mensen. Vertrouw op Jahweh met heel uw hart, Verlaat u niet op eigen inzicht; Denk aan Hem op al uw wegen, Dan zal Hij uw paden effenen” (Spreuken 3:3-6). Boaz krijgt eer vanwege Ruth. Van Ruth leren we dat het waar is dat “een lieve vrouw dwingt eerbied af” (Spreuken 11:16a) en “een flinke vrouw is de kroon van haar man” (Spreuken 12:4a). Laten de vrouwen hier deze eerbare vrouw als voorbeeld volgen. Dit zal ook eer op hun man brengen.

    17-22: We zien dat Boaz de overgrootvader van koning David is. De zoon van Rut en Boaz is dus de grootvader van koning David van wie onze Koning Jezus afstamt. God gebruikt dus dagdagelijkse voorvallen of gebeurtenissen. God komt weinig voor in dit verhaal maar achter de schermen brengt Hij de omstandigheden en de keuzes van al deze personen samen door zijn voorziening. Naomi denkt dat God haar strafte maar het hele verhaal verhaalt van Gods missie om haar en haar familie te herstellen. Hij doet dit door door de moed en trouw van Rut heen genezing in Naomi’s leven te brengen maar niet zonder Boaz die vrijgevig en trouw is… Zijn integriteit en de moed van Ruth redden Naomi en haar familie. Dit verhaal leert ons het tussenspel tussen Gods doel en wil en menselijke wilsbeslissingen. God verweeft de loyale trouw van Zijn mensen om Zijn reddende doelen in de wereld te verwezenlijken. Dit leidt tot het ware einde van het verhaal: een geslachtslijst. Deze geslachtslijst verhaalt dat Obed, de zoon van Boaz en Ruth, de opa van koning David was uit wien de Messias kwam. Wat alledaagse en ordinaire gebeurtenissen lijken zijn verweven in Gods grote verhaal van redding voor de hele wereld. Hoe zal jouw leven en de dingen die jij doet deel uitmaken van Gods reddingsplan?

    Categorie:Preken
    16-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Hoofd vol Vrede in plaats van een Hoofd vol Zorgen

    Voordienst: Matteüs 6:25-34 en Filippenzen 4:6-8.

    Ik zou graag willen beginnen door een stukje voor te lezen uit The Way of the Thorn, een fictieverhaal van Dr. David Trementozzi. Dr. Trementozzi is de decaan van de masterstudenten aan het Continental Theological Seminary waar ik gestudeerd heb:

    ‘jack bemerkte niet dat de hemel bewolkt en donker en duister was geworden omdat hij zo afgeleid werd door zijn gedachten. Terwijl de duisternis toenam, werd hij zo gefixeerd op zijn bezorgde gedachten die door zijn hoofd gingen dat hij geen aandacht meer besteedde aan waarheen hij naar aan het wandelen was. Onbewust week hij af van de Weg van het Geloof en begon hij te wandelen op een breder zijpad. Hij zag nooit de wegwijzer die aangaf dat hij op weg was naar het Moeras van Obsessieve Zelfreflectie. Hij liep gewoon door op dit pad terwijl hij dacht aan al de onopgeloste problemen van zijn leven en oplossingen probeerde te bedenken voor zijn thuissituatie. Jack bleef zijn emoties onderzoeken, en probeerde te weten te komen hoe hij echt voelde, alsof hij de antwoorden zou kunnen vinden in zijn gevoelens. Maar geen antwoorden kwamen hem tegemoet en dus voelde hij zich nog meer verward dan voordien. Zijn ogen waren nu nog enkel op hemzelf gericht en niet op waar hij naartoe wandelde.” [het verhaal gaat verder en spreekt over een diepe modder waarin hij verzakt en waar hij niet meer uit geraakt, net zoals zijn gedachtes hem vasthouden in dezelfde positie].  “Uiteindelijk besloot Jack niet meer verder te gaan totdat hij zou hebben uitgedokterd wat hij zou doen met zijn leven en dus zonk hij dieper in het moeras. (…) [De modder werd dieper en dieper en hij werd er zich nog steeds niet bewust van.] “De modder kwam tot aan de nek van Jack toen de regen eindelijk ophield. Nu kon Azarel [dit is een verzonnen engel die in dienst staat van God] een lied van redding over Jack zingen. Des te meer Jack luisterde, des te meer het hem omhulde. Het lied kwam krachtig doorheen de lucht tot hem en het doordrong alles. Zeven maal werd het gezongen, telkenmale luider dan de vorige maal met grote energiestoten.

    Kijk omhoog, staar naar boven;
    De Schepper wenkt je,
    Kijk omhoog naar de  hemel!
    Houding, ontspannen.
    Sta recht, sta rechtop,
    Wees geworteld in Hem!

    Strek je uit in Zijn naam
    en je zal redding zien.
    Beleid en proclameer,
    grijp de sleutel!

    De zevende maal, op het moment dat Jack één van de laatste woorden hoorde, “grijp!” stootte hij zijn hand met alle kracht uit de vuiligheid, strekte hij zijn lichaam zo goed als hij kon, en strekte hij zijn hand uit naar de hemel. Hij riep uit: “Vader! Schepper! Help me!”

    Onmiddellijk verscheen er een onzichtbaar touw, wat zo licht als de wind voelde, en het sloot zich rond de polsen van Jack waarna het hem omhoog trok uit het moeras en het hem op vaste grond plaatste. Onmiddellijk brak er luide donder los die een regenvloed op hem neer deed komen die Jack compleet nat maakte en elk deeltje modder van zijn lichaam en kleren afspoelde. Toen ontplofte het wind-touw dat rond zijn polsen was opeens en werd een kolkende massa die hem compleet droogde. Toen werd het als de vorm van een tornado die steeds hoger en hoger opsteeg. Deze tornado bestreed als het ware de donkere wolken en dreef hen uit elkaar totdat ze nergens meer te bespeuren waren. Uiteindelijk verdween deze tornado in de hemel en wat overbleef was de helderheid en het licht van de zon.

    Alles werd rustig en stil. Jack stond op, hij keek naar het moeras van waaruit hij was bevrijd. Het enige wat hij nog kon horen was zijn eigen adem. Een lach verspreidde zich over zijn gezicht.’

    Bron: David Trementozzi, The Way of the Thorn (Alabama: Evergreen Press, 2002), 35-39.

    Dit doet me denken aan een ietwat onbekende tekst uit het boek Jesaja:

    “Op die dag zal men dit lied In het land van Juda zingen: Wij hebben een sterke stad, Hij [God] bouwt de beschermende muren en wallen! Opent de poorten: een vroom volk gaat er binnen, Dat de trouw heeft bewaard, standvastig van hart. Gij schenkt het een heerlijke vrede, Omdat het op U heeft gehoopt. Ja, blijf altoos op Jahweh vertrouwen: Want Jahweh is de eeuwige Rots.”

    - Jesaja 26:1-4 (CV)

    We zien hier dat wie zijn vertrouwen in onze God stelt en trouw aan Hem is vanuit een standvastig hart innerlijke vrede krijgt. Bovennatuurlijke vrede van onze God. Verder stelt de profeet Jesaja:

    “Want zo heeft Jahweh gesproken, De Heer, Israëls Heilige: In bekering en berusting Ligt uw redding; In stilte en vertrouwen Ligt uw kracht.”
    - Jesaja 30:15a (CV)

    In een parabel verbiedt onze Heer Jezus ons om ons zorgen te maken over de toekomst en Hij leert ons hoe we moeten omgaan met deze zorgen:

    ‘Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, en dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last.’

    - Matteüs 6:25-34 (NBV).

    Natuurlijk kan het zijn dat we zorgen of angsten hebben maar dit is slechts een illusie in het hoofd. Wat ik hiermee bedoel is het volgende: wat in ons hoofd zit is niet echt: “Wat als dit verkeerd loopt? Wat als dit…? Wat als?” Neen! Het kan zijn dat er angsten of zorgen op ons af zullen komen van dingen waar we ons werkelijk zorgen over moeten maken maar zorgen hebben voor dingen die in de toekomst zouden kunnen gebeuren heeft geen nut. Het is tijdverspilling.

    We behoren te luisteren naar het liefdevolle bevel van onze Heer: “Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last” (Matteüs 6:34, NBV). Wat me persoonlijk enorm heeft bemoedigd is dat ik een patroon begon te zien in deze Bijbelteksten en ook in de volgende Bijbelteksten. God lijkt sterk te willen benadrukken doorheen de Bijbel dat we ons geen zorgen hoeven te maken.

    We mogen écht onze zorgen aan de Heer geven want in de Bijbel staat er geschreven: “Leg al uw zorgen bij Hem neer, want Hij heeft hart voor u” (1 Petrus 5:7, WB). Verder staat er: “Maakt u over niets bezorgd, doch maakt aan God al uw wensen bekend door bidden en smeken en danken. En de vrede Gods, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en zinnen [gedachten] bewaren in Christus Jesus” (Filippenzen 4:6-7, CV).

    In de Willibrordvertaling 1995 herziene editie staat hier: “Wees niet bezorgt.” Het patroon dat we zien is dus: stap 1: maak je geen zorgen. Stap 2: maak al je wensen bekend door bidden en smeken en danken. Hieruit volgt: bovennatuurlijke vrede zal je hart en je gedachten bewaren. Bewaren van wat? Zorgen. Dit is hetzelfde dat Jesaja schreef, namelijk dat als onze gedachten op de Heer gefocust blijven en als we op Hem blijven vertrouwen, Hij ons dan die heerlijke vrede zal geven.

    Ik wou dat ik dit al vroeger toegepast had. Het zou me veel kopzorgen bespaard hebben. In plaats van ons hoofd met zorgen te vullen, waar moeten we ons hoofd dan wel mee vullen?

    “Ten slotte, broeders, houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar, op al wat edel, rechtvaardig, rein, liefelijk en welgevallig is, op al wat deugd heet en lof verdient.”

    - Filippenzen 4:8 (CV)

    Laten we dus een hoofd vol vrede hebben vanuit ons vertrouwen in onze God en vanuit een juiste mindset, gefocust op hemelse zaken, in plaats van een hoofd vol onnodige, wereldse zorgen omdat we misschien nog niet genoeg op Hem vertrouwen… Dit is een uitdaging maar ook een bemoediging. De Heer zegene je wanneer je stapje per stapje deze daad van geloof in de praktijk brengt! Amen!

     

    Oorspronkelijk gepreekt op 16 juni 2019. Een vernieuwde, uitgebreide versie werd gepreekt op 16 december 2023 in de Evangelische Kerk van Balen. Dit is de vernieuwde versie, zonder de extra introductie.


    Categorie:Preken
    19-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Macht van Jezus: Vergeving, Verzoening, en Herstel

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-05-19-deel-iii-de-macht-van-jezus-vergeving-verzoening-en-herstel-door-tom-torbeyns/]

    In mijn vorige preek heb ik streng tot jullie gesproken. Soms is strengheid nodig om mensen tot inzicht, berouw, en bekering van zonden te brengen maar met het doel om hen te verzoenen. Dus ik geloof zeker dat vergiffenis belangrijker is dan strengheid. Soms moeten we, net als God, zijn als strenge vaders die met pijn in het hart streng zijn. Het einddoel hiervan is natuurlijk niet die strengheid zelf maar het resultaat, namelijk, bekering en verzoening. Laten we kijken naar een voorbeeld in verband met strengheid in het leven van Paulus. Dit voorbeeld vinden we in Handelingen 9:1-6: “Intussen bedreigde Saulus de leerlingen van de Heer nog steeds met de dood. Hij ging naar de hogepriester met het verzoek hem aanbevelingsbrieven mee te geven voor de synagogen in Damascus, opdat hij de aanhangers van de Weg die hij daar zou aantreffen, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en kon meevoeren naar Jeruzalem. Toen hij onderweg was en Damascus naderde, werd hij plotseling omstraald door een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je mij?’ Hij vroeg: ‘Wie bent u, Heer?’ Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar sta nu op en ga de stad in, daar zal je gezegd worden wat je moet doen.’” Ik weet niet of je nog strenger kan zijn dan iemand van zijn paard gooien en hem dan te zeggen: “Doe dit, doe dat, en dan zul je onrechtstreeks nog wat meer opdrachten krijgen.” Maar het gevolg in Paulus’ leven was dat hij een verzoener werd. In zijn eigen woorden: ‘Indertijd vond ik dat ik de verspreiding van de naam van Jezus van Nazaret met kracht moest tegengaan, en daarvoor heb ik me in Jeruzalem dan ook ingezet. Met toestemming van de hogepriesters heb ik een groot aantal heiligen in de gevangenis laten opsluiten, en als ze ter dood gebracht werden gebeurde dat met mijn instemming. In de synagogen probeerde ik keer op keer hen door strafmaatregelen te dwingen hun geloof af te zweren; ik bestreed hen zo vurig dat ik hen zelfs in de steden buiten onze grenzen vervolgde. Zo was ik eens, met een volmacht van de hogepriesters en in hun opdracht, op weg naar Damascus, toen ik midden op de dag zag hoe een licht uit de hemel, feller dan de zon, mij en mijn reisgenoten omstraalde. We vielen allen op de grond en ik hoorde een stem in het Hebreeuws tegen me zeggen: “Saul, Saul, waarom vervolg je mij? Je kwelt jezelf door je zinloze halsstarrigheid!” Ik vroeg: ”Wie bent u, Heer?” De Heer antwoordde: “Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar kom nu overeind, sta op, want ik ben aan je verschenen om je aan te stellen als mijn dienaar opdat je bekend zult maken dat je mij hebt gezien en zult getuigen van alles wat ik je nog zal laten zien. Ik zal je daarbij beschermen tegen je eigen volk en tegen de heidenen, naar wie ik je uitzend om hun de ogen te openen, zodat ze zich van de duisternis naar het licht keren, en van de macht van Satan naar God. Door het geloof in mij zullen ze vergeving krijgen voor hun zonden, en samen met allen die mij toebehoren zullen ze deel krijgen aan mijn koninkrijk”’ (Handelingen 26:9-18). Paulus wordt dus veranderd van een religieuze betweter die andersdenkenden wil vernietigen tot iemand die hen wil verzoenen onder de vergiffenis van Christus. Deze vergiffenis brengt hen vanuit de duisternis (dus eenzaamheid, haat,…) tot verzoening in het licht (dus vergiffenis waaruit eenheid, liefde, verzoening, en herstel voortvloeien. Deze verzoening, eenheid, en herstel omschrijft hij als volgt: “Breng dus met vreugde dank aan de Vader. Hij stelt u in staat om te delen in de erfenis die alle heiligen wacht in het licht. Hij heeft ons gered uit de macht van de duisternis en ons overgebracht naar het rijk van zijn geliefde Zoon, die ons de verlossing heeft gebracht, de vergeving van onze zonden. [Hier wordt het Griekse woord aphesis gebruikt wat wij vertalen als “vergeving”. Het kan hier ook betekenen dat we worden verlost vanuit de [eenzame] gevangenis tot de liefdevolle eenheid in Christus zoals we verder lezen vanaf vers 15:] Beeld van God, de onzichtbare, is hij, eerstgeborene van heel de schepping: in hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem. Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk. Oorsprong is hij, eerstgeborene van de doden, om in alles de eerste te zijn: in hem heeft heel de volheid willen wonen en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen, alles op aarde en alles in de hemel, door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.” (Kolossenzen 1:12-22). We zien dus dat we allen verzoend zijn met elkaar omdat we dankzij het kruis één lichaam vormen. Of zoals Paulus het zegt: “In hem zijn wij door zijn bloed verlost en zijn onze zonden vergeven, dankzij de rijke genade die God ons in overvloed heeft geschonken. Hij heeft ons in al zijn wijsheid en inzicht dit mysterie onthuld: zijn voornemen om met Christus de voltooiing van de tijd te verwezenlijken en zijn besluit om alles in de hemel en op aarde onder één hoofd bijeen te brengen onder Christus” (Efeze 1:7-10). Vers 7 gebruikte weeral het Griekse woord aphesis voor het woord “vergiffenis”. Zoals eerder gezegd kan het ook betekenen dat we worden verlost of vrijgezet vanuit de [eenzame] gevangenis tot de liefdevolle eenheid in Christus. Het laatste vers gebruikt het Griekse woord anakephalaiomai wat samenvatten betekent. We worden dus werkelijk tot eenheid verzameld.

    Wat kunnen we uit dit alles leren? Wat moeten we nu zelf doen om de eenheid te bewerkstelligen? Hoe moeten wij vergeven of vrijuit laten gaan [aphesis]? Laten we naar het meest duidelijke verhaal luisteren in Matteus 18:21-35: <<Daarop kwam Petrus bij hem [Jezus] staan en vroeg: ‘heer, als mijn broeder of zuster tegen mij zondigt, hoe vaak moet ik dan vergeving schenken? Tot zevenmaal toe?’ Jezus antwoordde: ‘Niet tot zevenmaal toe, zeg ik je, maar tot zeventig maal zeven. Daarom is het met het koninkrijk van de hemel als met een koning die rekenschap wilde vragen van zijn dienaren. Toen hij daarmee begonnen was, bracht men iemand bij hem die hem tienduizend talent schuldig was [dit is heel veel geld]. Omdat hij niets kon terugbetalen, gaf zijn heer bevel dat de man samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij bezat verkocht moest worden, zodat de schuld kon worden ingelost. Toen wierp de dienaar zich aan de voeten van zijn heer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal u alles terugbetalen.” Zijn heer kreeg medelijden, hij liet hem vrij en schold hem de geleende som kwijt. Toen deze dienaar naar buiten ging, trof hij daar een van de andere dienaren, die hem honderd denarie schuldig was [dit is heel weinig geld]. Hij nam hem in een wurggreep [in het Grieks staat er: verstikte hem] en beet hem toe: “Betaal me alles wat je me schuldig bent!” Toen wierp deze zich voor hem neer en smeekte hem: “Heb geduld met mij, ik zal je betalen.” Maar hij wilde daar niet van weten, integendeel, hij liet hem gevangenzetten tot hij de hele schuld zou hebben afbetaald. Toen de andere dienaren begrepen wat er gebeurd was, waren ze zeer ontdaan, en gingen ze naar hun heer om hem alles te vertellen. Daarop liet zijn heer hem bij zich roepen en hij zei tegen hem: “Je bent een slechte dienaar. Heel die schuld heb ik je kwijtgescholden, omdat je me erom smeekte. Dan had jij toch zeker ook medelijden moeten hebben met die andere dienaar, zoals ik medelijden heb gehad met jou?” En zijn heer was zo kwaad dat hij hem in handen van de gerechtsbeulen gaf tot hij de hele schuld zou hebben terugbetaald. Zo zal mijn hemelse Vader ook ieder van jullie behandelen die zijn broeder of zuster niet van harte vergeeft.’>> Je moet beseffen dat de eerste som onbetaalbaar veel was en dat de tweede som slechts een kleine som geld betrof. Hierom heeft de Petrus Canisius vertaling een zeer interessante voetnoot ter conclusie: “Dus wat wij aan onzen evennaaste hebben te vergeven, is niets, vergeleken met wat God ons vergeeft.” God doet zoals in het eerste stukje van de parabel. Hij doet echte aphesis. Je vrij laten gaan alsof je geen zonde had begaan. Als zijn kinderen moeten wij dit ook doen. Laten we iedereen vergeven die we nog niet vergeven hebben.


    Categorie:Preken
    28-04-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Macht van Jezus over onze Levens

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-04-28-de-macht-van-jezus-over-onze-levens-door-tom-torbeyns/]

    In mijn vorige preek hadden we het over hoe Jezus de macht, ja, de absolute autoriteit heeft over het kwade, alle boze machten, de dood, enzovoort, en dat Hij zal oordelen over alle demonen en over alle mensen. Een van de vragen waarmee ik eindigde was: “In welk gebied van jouw leven zou Jezus nog meer koning moeten worden?”. Vandaag wil ik dus spreken over welke autoriteit Jezus heeft, of zou moeten hebben in onze levens. Ik sprak over het feit dat Jezus zei: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb” (Matteus 28:18b-20a, NBV). Ziet u, mensen moeten kiezen om gehoorzame leerlingen van Jezus te worden. Deze keuze wordt Bijbels gesproken uitgedrukt door middel van de waterdoop. Dan behoren ze tot Zijn leerlingen; tot Zijn volk en dan geldt er voor hen: “Maar aan allen, die Hem ontvingen, Gaf Hij de macht, Gods kinderen te worden: Aan allen, die in zijn Naam geloven” (Johannes 1:12, CV). De keuze om Hem te ontvangen, in zijn Naam te geloven, en zich te laten dopen ligt bij de mens maar de wedergeboorte zelf is het resultaat dat God heeft beslist om aan iedereen te geven die zich volledig aan Hem toewijdt. Zoals er geschreven staat: “Maar aan allen, die Hem ontvingen, Gaf Hij de macht, Gods kinderen te worden: Aan allen, die in zijn Naam geloven, Die niet uit bloed, Noch uit de wil van vlees of man, Maar die uit God zijn geboren.” (Johannes 1:12-13, CV) en “Waarachtig, ik verzeker u: niemand kan het koninkrijk van God binnengaan, tenzij hij geboren wordt uit water en geest. Wat geboren is uit een mens is menselijk, en wat geboren is uit de Geest is geestelijk. Wees daarom niet verbaasd dat ik zei dat jullie allemaal opnieuw geboren moeten worden” (Johannes 3:5-7, NBV). Deze wedergeboorte zorgt er voor dat diegenen die zich toewijden aan Jezus Christus totaal nieuwe personen worden: “Zo is dus iemand die in Christus is, een nieuwe schepping: het oude is voorbij, het nieuwe is er al” (2 Korintiërs 5:17, WB). Dit betekent dat ze helemaal opnieuw mogen beginnen, ze zijn opnieuw geboren en verlost van al hun zonden en dus geldt er ook voor hen: “Hij [Jezus] zal zijn volk verlossen van hun zonden” (Matteus 1:21b, CV). Laat je niet misleiden! Dit is niet zomaar een theoretisch aspect maar een werkelijke realiteit!: “Welnu, gij weet, dat Hij [Christus] is verschenen, om de zonden weg te nemen; en in Hem is geen zonde. Wie in Hem blijft, zondigt niet; wie zondigt, heeft Hem gezien, noch gekend. Kinderkens, laat u door niemand misleiden! Wie de gerechtigheid beoefent is een gerechtige, zoals Hij Gerechtig is. Maar wie zonde bedrijft, is uit den duivel, want de duivel zondigt van de aanvang af; en daartoe juist is Gods Zoon verschenen, om de werken van den duivel te vernietigen. – Wie uit God is geboren, bedrijft geen zonde, want zijn Zaad is in hem; hij kan zelfs niet zondigen, omdat hij uit God is geboren” (1 Johannes 3:5-9, CV). Leef je al in deze werkelijke realiteit van zondeloosheid? Christus heeft dit recht! In de week las ik een artikel waarin de schrijver argumenteert dat Gods geschenk van de Heere Jezus in onze levens, een gratis geschenk is maar dat het niet “zuiver” gratis is omdat het ons uitnodigt tot gemeenschap met God en omdat er ook verplichtingen aan vasthangen, waardoor we niet meer onverschillig mogen zijn.[1] Misschien een meer concreet voorbeeld van zulke onverschilligheid ten overstaande van de verplichtingen die wij als christenen hebben naar God toe is dat ik eens ergens mocht spreken tijdens een dienst. Ik knielde neer samen met de aanwezigen om met onze lichamen uit te beelden dat we ons onderwierpen aan God. Later zag ik over een langere tijd geen verandering in de levens van de aanwezigen. Dit is dus een duidelijk voorbeeld van onverschilligheid en een valse bekering vanuit hypocrisie. In het Oude Testament zien we al dat God “een valse tong” haat (Spreuken 6:17b) en Jezus zei ook: ‘Huichelaars, terecht heeft Isaias van u geprofeteerd: “Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij”’ (Matteus 15:7-8, CV). We zien dit ook in de parabel die Jezus gaf: ‘Iemand had twee zonen. Hij ging naar den eerste en sprak: Mijn zoon, ga vandaag in mijn wijngaard werken. Deze antwoordde: Ik ga, heer; maar hij ging niet. Hij kwam bij den ander, en zei hetzelfde. Deze antwoordde: Ik wil niet; maar later kwam hij tot inkeer en ging. Wie van de twee heeft de wil van zijn vader volbracht? Ze zeiden: De laatste.’ (Matteus 21:28a-31a, CV). Luister goed! Uit al het vorige kunnen we besluiten dat Christus dus het recht heeft om helemaal over jouw leven te heersen! Je bent helemaal van Hem en je moet Zijn wil doen! Laat je niet misleiden door de duivel die je wil wijsmaken dat je nog een stukje van hem bent, dat je Christus niet volledig kan gehoorzamen, dat je nog steeds moet zondigen, enzovoort. Hij is slechts een leugenaar. Een cruciaal moment in mijn leven was toen ik begon te beseffen dat God me een vrije wil heeft gegeven en dat ik niet moet zondigen en uit oude, zondige gewoontes mag lopen, zoals Paulus schreef: “U hebt geen beproevingen te doorstaan die niet voor mensen te dragen zijn. God is trouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd: hij geeft u mét de beproeving ook de uitweg, zodat u haar kunt doorstaan” (1 Korintiërs 10:13, NBV). Ik zou nog wat dieper willen ingaan op de heerschappij van Christus over jouw leven als christen, in tegenstelling tot de zogezegde heerschappij van de duivel over jouw leven vanuit de Brief van Paulus aan de Romeinen, hoofdstuk 6. Hier spreekt Paulus verschillende malen over het feit dat wij die in Christus zijn moeten dood zijn voor- en vrij zijn van alle zonden en een nieuw leven onder de heerschappij van Christus moeten leiden. Paulus stelt hier: “Hoe zouden wij nog in zonde leven, WIJ DIE DOOD ZIJN VOOR DE ZONDE? Weet u niet dat wij door de doop, die ons één heeft gemaakt met Christus Jezus, delen in zijn dood? Door de doop in zijn dood zijn wij met Hem begraven, opdat ook wij, zoals Christus door de macht van zijn Vader uit de doden is opgewekt, EEN NIEUW LEVEN ZOUDEN GAAN LEIDEN. Want indien wij als het ware vergroeid zijn met zijn dood, moeten wij Hem ook volgen in zijn opstanding. In de overtuiging dat onze oude mens met Hem gekruisigd is. Daardoor is aan het bestaan in de zonde EEN EINDE GEKOMEN, ZODAT WIJ NIET LANGER DIENSTBAAR ZIJN AAN DE ZONDE. Want wie gestorven is, is rechtens VRIJ VAN DE ZONDE. Indien wij met Christus gestorven zijn [in de doop], geloven wij dat wij ook met Hem zullen leven [als gevolg van het opstaan uit de doop]. Want wij weten dat Christus, eenmaal uit de doden opgewekt, niet meer sterft: DE DOOD HEEFT GEEN MACHT MEER OVER HEM. Door de dood die Hij is gestorven, heeft Hij AFGEREKEND MET DE ZONDE, EENS EN VOORGOED; het leven dat Hij leeft, HEEFT ALLEEN MET GOD VAN DOEN. ZO MOET U OOK UZELF BESCHOUWEN: als DOOD VOOR DE ZONDE en LEVEND VOOR GOD in Christus Jezus. LAAT DUS DE ZONDE NIET HEERSEN IN UW STERFELIJK LICHAAM, gehoorzaam zijn begeerten niet, stel uw ledematen NIET als werktuigen van ongerechtigheid in dienst van de zonde. BIED UZELF AAN GOD AAN, ALS MENSEN DIE UIT DE DOOD TEN LEVEN ZIJN OPGESTAAN. OFFER HEM UW LEDEMATEN ALS WERKTUIGEN IN DIENST VAN DE GERECHTIGHEID. DE ZONDE MAG NIET OVER U HEERSEN, want u staat niet onder de wet, maar onder de genade. Betekent dit dat het ons vrij staat te zondigen, omdat wij niet meer onder de wet leven, maar onder de genade? Dat verhoede God! Het is immers duidelijk dat men dié meester ALS SLAAF MOET GEHOORZAMEN in wiens dienst men zich stelt: OFWEL u dient de zonde – en dit loopt uit op de dood – OFWEL de gehoorzaamheid – en die leidt tot gerechtigheid. Maar u bent, God zij dank, GEEN SLAVEN MEER VAN DE ZONDE: u hebt zich van harte onderworpen aan de beginselen van de leer die u is overgeleverd. U BENT BEVRIJD VAN DE ZONDE EN DIENAREN GEWORDEN VAN DE GERECHTIGHEID.” (Romeinen 6:2b-7-18, WB). In welk gebied van jouw leven zou Jezus nog meer koning moeten worden? Waar moet je vergiffenis aan iemand vragen? Welke zonde moet je nog achter je laten? Waar kan je Hem nog meer gaan gehoorzamen? Als je geen vrede hebt, als je geen goed geweten hebt, luister dan naar de stem van de Heilige Geest en bekeer je! Volg Zijn stem! Ik herinner je er aan dat de Israëlieten geen victorie hadden toen ze het verbond hadden geschonden dat God hen had opgelegd. Dit kan je zelf lezen in Jozua 7:11-23. Als de Heilige Geest je overtuigt, verhard je geweten dan niet maar bekeer je volledig van elke zonde en “wandel in het licht van God. Groter is Hij die in jou is dan die in de wereld is,” zoals het lied zegt.

    [1] D. F. Sebastian, “The economy is a spirit world: Spirit of scarcity, spirit of god,” Journal of the European Pentecostal Theological Association 39, no. 1 (April 2019): 74, https://doi.org/10.1080/18124461.2018.1543789.


    Categorie:Preken
    24-03-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Macht van Jezus

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2019-03-24-de-macht-van-jezus-door-tom-torbeyns/]

    Vandaag gaan we samen stilstaan bij de macht of autoriteit van Jezus.

    Laat ons beginnen met te praten over de macht of de autoriteit van Jezus over het kwade:

    * Mattheüs 8:23-27: “Hij [Jezus] stapte in de boot en zijn leerlingen volgden hem. Plotseling begon het meer enorm te kolken, zodat de boot bijna door de golven werd verzwolgen. Maar Jezus sliep. Ze maakten hem wakker en riepen: ‘Heer, red ons toch, we vergaan!' Hij zei tegen hen: ‘Waarom hebben jullie zo weinig moed, kleingelovigen?’ Toen stond hij op en sprak de wind en het water bestraffend toe, en het meer kwam geheel tot rust. De mensen zeiden vol verbazing: ‘Wat is dit toch voor iemand, dat zelfs de wind en het water hem gehoorzamen?’.” Het weer, of het nu natuurlijk, schrikwekkend, of zelfs demonisch is, gehoorzaamt Hem.

    * Hierop volgend lezen we van verzen 28 tot 34: “Toen hij [Jezus] aan de overkant in het gebied van de Gadarenen kwam, liepen hem vanuit de grafspelonken twee bezetenen tegemoet. Ze waren zo gevaarlijk dat niemand daar langs durfde te gaan. Ze begonnen te schreeuwen en te roepen: ‘Wat hebben wij met jou te maken, Zoon van God? Ben je hier gekomen om ons pijn te doen nog voordat de tijd daarvoor is aangebroken?’ een eind verderop liep een grote kudde varkens te grazen. De demonen smeekten hem: ‘Als je ons uitdrijft, stuur ons dan naar die kudde varkens.’ Hij antwoordde hun: ‘Vooruit!’ Ze verlieten de twee mannen en trokken in de varkens. Toen stormde de hele kudde van de steile helling af het meer in, en de dieren kwamen om in de golven. De varkenshoeders sloegen op de vlucht, en toen ze in de stad kwamen vertelden ze het overal rond, ook wat er met de bezetenen was gebeurd. Nu trok de hele stad uit, Jezus tegemoet. Toen ze hem gevonden hadden, verzochten ze hem dringend hun gebied te verlaten.” Jezus kan demonen gemakkelijk met de duizenden uitdrijven uit bezetenen.

    * Lukas 10:17-22: “De tweeënzeventig keerden vol vreugde terug en zeiden: ‘Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons bij het horen van uw naam. Hij [Jezus] zei tegen hen: ‘Ik heb Satan als een lichtflits uit de hemel zien vallen! Bedenk wel: ik heb jullie de macht gegeven om slangen en schorpioenen te vertrappen en om de kracht van de vijand te breken, zodat niets jullie kan schaden. Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel opgetekend is.’ Op dat moment begon hij vervuld van de heilige Geest te juichen en zei: ‘Ik loof u, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat u deze dingen voor wijzen en verstandigen hebt verborgen, maar ze aan eenvoudige mensen hebt onthuld. Ja, Vader, zo hebt u het gewild. Alles is mij toevertrouwd door mijn Vader, en niemand dan de Vader weet wie de Zoon is, en wie de Vader is weet alleen de Zoon en iedereen aan wie de Zoon het wil openbaren.’” Jezus heeft de absolute macht over de demonen. Ook gaf Jezus aan zijn discipelen “macht en gezag over alle demonen” (Lukas 9:1). Via zijn volgelingen worden ze uitgedreven in Zijn Naam of autoriteit. Maar wat nog sterker is, zoals we daarnet al lazen, is dat de namen van al Zijn ware volgelingen opgeschreven staan in de hemel en dat Hij heerst over het dodenrijk en over de dood! “Toen brak er oorlog uit in de hemel. Michaël en zijn engelen bonden de strijd aan met de draak. De draak en zijn engelen boden tegenstand maar werden verslagen; sindsdien is er voor hen in de hemel geen plaats meer. De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde gegooid. Toen hoorde ik een luide stem in de hemel zeggen: ‘Nu zijn redding, de macht en het koningschap van onze God werkelijkheid geworden, en de heerschappij van zijn messias. Want de aanklager van onze broeders en zusters, die hen dag en nacht bij onze God aanklaagde, is ten val gebracht. Zij hebben hem dankzij het bloed van het lam en dankzij hun getuigenis overwonnen. Zij waren niet aan het leven gehecht en hebben hun dood aanvaard” (Openbaring 12:7-11). We kunnen weten dat Jezus heerst met absolute autoriteit over de dood en het dodenrijk, aangezien Hij de sleutels heeft van deze plaatsen. Zoals Hij het zelf zo mooi zei: “Wees niet bang. Ik ben de eerste en de laatste. Ik ben degene die leeft; ik was dood, maar ik leef, nu en tot in eeuwigheid. Ik heb de sleutels van de dood en van het dodenrijk” (Openbaring 1:17b-18). Inderdaad, Hij was dood maar Hij toonde Zijn macht door op te staan in drie dagen en te overwinnen over de dood, zoals Hij zelf voorspeld had. We lezen namelijk in Johannes 2:19-22: “Jezus antwoordde hun: ‘Breek deze tempel maar af, en ik zal hem in drie dagen weer opbouwen.’ ‘Zesenveertig jaar heeft de bouw van deze tempel geduurd,’ zeiden de Joden, ‘en u wilt hem in drie dagen weer opbouwen?’ Maar hij sprak over de tempel van zijn lichaam. Na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had” (Johannes 2:19b). Jezus heeft dus de sleutels (dit is: de macht en de autoriteit) over de dood en het dodenrijk en Hij kan en zal de duivel straffen als de grootste loser van alle losers: “Wanneer de duizend jaar voorbij zijn, zal Satan uit zijn gevangenis worden losgelaten. Dan gaat hij eropuit om de volken aan de vier hoeken van de aarde, Gog en Magog, te misleiden. Hij brengt hen voor de strijd bijeen, een menigte zo talrijk als zandkorrels aan de zee. Ze trekken op, over de hele breedte van de aarde, en omsingelen het kamp van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalt neer uit de hemel en verteert hen. En de duivel, die hen misleidde, wordt in de poel van vuur en zwavel gegooid, bij het beest en de valse profeet. Daar zullen ze dag en nacht worden gepijnigd, tot in eeuwigheid” (Openbaring 20:7-10). Jezus zal oordelen over alle mensen. Hoe komt het dat Jezus mag oordelen? We weten dat het oordeel aan God de Vader toekomt want over Hem werd er al geschreven in het Oude Testament: “Heer, God van onze voorouders, u bent God in de hemel en u heerst over de koninkrijken van alle volken. In uw hand liggen macht en kracht besloten, niemand kan zich tegen u verzetten” (2 Kronieken 20:6b). Maar we lezen in Johannes 5:27-30 dat Jezus dit recht tot oordelen gekregen heeft van de Vader. Over dit oordeel staat er geschreven: “Toen zag ik een grote witte troon en hem die daarop zat. De aarde en de hemel vluchtten van hem weg en verdwenen in het niets. Ik zag de doden, jong en oud, voor de troon staan. Er werden boeken geopend. Toen werd er nog een geopend: het boek van het leven. De doden werden op grond van wat in de boeken stond geoordeeld naar hun daden. De zee stond de doden die ze in zich had af, en ook de dood en het dodenrijk stonden hun doden af. En iedereen werd geoordeeld naar zijn daden. Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood: de vuurpoel. Wie niet in het boek van het leven bleek te staan werd in de vuurpoel gegooid” (Openbaring 20:11-15). Jezus is de Albeheerser. “‘Ik ben de alfa en de omega,’ zegt God, de Heer, ‘ik ben het die is, die was en die komt, de Almachtige’” (Openbaring 1:8). In het Grieks staat hier het woord: pantokrator: Jezus is de panto: alles – krator: heerser. In eenvoudig Nederlands betekent dit dat Hij heerst over alles en iedereen. De duivel en zijn volgelingen (een deel van de engelen en een deel van de mensen) zijn rebellen. Zoals ik al eerder zei, is Jezus de Albeheerser die heerst over alles en iedereen of ze er nu voor kiezen om te rebelleren of niet. Laat ons nog eventjes stilstaan bij het feit dat elk schepsel onder de autoriteit van Jezus valt. Zo lezen we dat Jezus “het begin van Gods schepping” is (Openbaring 3:14b) en dat “in hem is alles geschapen, alles in de hemel en alles op aarde, het zichtbare en het onzichtbare, vorsten en heersers, machten en krachten, alles is door hem en voor hem geschapen. Hij bestaat vóór alles en alles bestaat in hem” (Kolossenzen 1:16-17).

    Zoals ik al eerder zei zal Jezus oordelen. Ja, laat ons echt beseffen dat we voor zijn rechterstoel zullen staan “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen, zodat ieder van ons krijgt wat hij verdient voor wat hij in zijn leven heeft gedaan, of het nu goed is of slecht” (2 Korintiërs 5:10). Daarom: “Alles wat je hebt gehoord komt hierop neer: heb ontzag voor God en leef zijn geboden na. Dat geldt voor ieder mens, want God oordeelt over elke daad, ook over de verborgen daden, zowel over de goede als de slechte” (Prediker 12:13-14). Laat ons niet beschaamd zijn over Jezus want anders zal Hij zich schamen voor ons, zoals Hij zelf heeft gezegd: “Wie zich schaamt voor mij en mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich ook voor hem schaamt, wanneer hij komt in de stralende luister die hemzelf, de Vader en de heilige engelen omgeeft” (Lukas 9:26). Verder lezen we: “Jezus kwam op hen toe en zei: ‘Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houd dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld” (Matteüs 28:18-20). Waarom zouden we ons schamen voor de Koning die Heerst over alles en iedereen? Waarom zouden we zijn woorden uit de Bijbel ongehoorzaam zijn? Waarom zouden we Jezus, de bron van leven en liefde, toestoppen in onze eigen levens in plaats van haar uit te dragen naar anderen? Onze gehele levens en de levens van alle personen hier in de kerk en buiten de kerk zouden onder de heerschappij van de meest liefdevolle Koning Jezus moeten staan. Vlaanderen behoort aan koning Jezus, België behoort aan koning Jezus, Europa behoort aan koning Jezus, heel de wereld komt toe aan koning Jezus! Halleluja!

    Ik heb 3 overdenkingsvragen voor jullie:

    1. In welk gebied van jouw leven zou Jezus nog meer koning moeten worden?
    2. In welk gebied van onze kerk zou Jezus nog meer koning moeten worden?
    3. Hoe wordt Jezus meer koning in Haacht en omstreken?

    Categorie:Preken
    24-02-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Geest en de Eucharistie

    Het volgende is een overdenking van Amos Yong, uit zijn boek Who Is the Holy Spirit? A Walk with the Apostles (In het Nederlands: “Wie is de Heilige Geest? Een wandeltocht met de apostelen”). Ik heb het voor jullie vertaald en ik wil het graag met jullie delen ter overdenking voordat we deelnemen aan het avondmaal.

    ‘In de avond op de dag van hun schipbreuk, “nam Paulus een stuk brood, dankte God in de aanwezigheid van allen, brak het brood en begon te eten” (Handelingen 27:35). Dit is een redelijk traditionele vorm van gebed dat vóór maaltijden werd gebeden door vrome Joden. Ook roept dit ritueel herinneringen op aan wat Jezus deed rond de maaltijden in de evangeliën. Daar worden ons drie gebeurtenissen verhaald – namelijk het voeden van de 5000, het Laatste Avondmaal, en het verhaal van de Emmaüsgangers – waar ons wordt verteld dat Jezus ook brood nam, het zegende of er voor dankte, het brak, en het gaf aan anderen (Lukas 9:16; 22:19; 24:30). Het brood op het schip was een teken van hoop en redding, zoals het brood in de evangeliën een symbool is van hoop en leven dat beschikbaar is door Jezus. Om het belang van het brood als een leven-gevende realiteit op de weg naar Emmaüs te begrijpen, moeten we de ervaringen van de discipelen volgen op die reis. De twee discipelen op de weg naar Emmaüs waren duidelijk moedeloos vanwege de dood van Jezus (24:17-21). En terwijl Jezus hen onderwees vanuit de Schrift terwijl zij aan het wandelen waren, hadden zij niet door dat Hij bij hen aanwezig was totdat Hij neerzat om met hen te eten. Hoewel Hij een gast was in hun midden, deed Jezus zich voor als de gastheer want Hij ging hen voor in het gebed om de maaltijd te zegenen. Later vertelden zij aan de andere discipelen over hoe Jezus “zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood” (24:35). De levende aanwezigheid van Jezus had hen kracht gegeven en had hen aangemoedigd tot hoop. Aan de Pesachmaaltijd, had Jezus al gezegd dat Zijn Leven en Lichaam door wijn en brood zouden worden gerepresenteerd. Wijn en brood zijn namelijk de hoofdelementen van de maaltijd. Nadat Hij een stuk brood had genomen, dankte Hij, brak het en verdeelde het, en zei: “Dit is mijn lichaam dat voor jullie gegeven wordt. Doe dit, telkens opnieuw, om mij te gedenken” (22:19). Er zijn enkele aspecten in verband met hoe een christelijke viering van deze maaltijd een gedenken aan Jezus is. Ten eerste, het gebroken brood en de uitgegoten beker zijn symbolen van het verwonde Lichaam van Jezus en het vergoten Bloed en zij dienen als herinnering aan dat Hij Zijn Leven heeft gegeven als een zegel van het nieuwe verbond en een vooruitbetaling in verwachting van het koninkrijk van God (22:18, 20). Ten tweede, “her-inneren” (in het Engels: “re-member”) zou ook kunnen betekenen dat de viering van de maaltijd door de volgelingen van Jezus in feite de delen van Zijn gebroken Lichaam weer samenbrengt. Het resultaat zou dan zijn dat de Jezus die wordt herinnerd ook de Jezus zou zijn die aanwezig is te midden van diegenen die het uitgieten van Zijn Leven voor anderen vieren. Maar vanuit het voeden van de 5000 mannen, plus vrouwen en kinderen, wordt er verwacht dat het Zichzelf geven van Jezus aan anderen een voorbeeld is voor Zijn volgelingen. We mogen natuurlijk niet het miraculeuze van het voeden van de 5000 minder laten lijken dan wat het werkelijk is, maar de zegen van Jezus, het breken, en het geven van brood en vis is slechts een deel van een grotere volgorde van gebeurtenissen waarin de discipelen betrokken zijn bij het dienen van de menigte. In het begin hadden de discipelen gevraagd aan Jezus om de menigte weg te sturen, mogelijkerwijs terug naar de stad Betsaïda (9:10), om een slaapplaats en voedsel te vinden. Maar aangezien Jezus hen specifiek had gezegd om noch voedsel noch geld mee te nemen voor hun missie (9:3), bekrachtigde Hij nu de voorziening van God en betrok Hij de discipelen hierbij. Zij moesten de menigte indelen, waarna Jezus hen deze menigte liet dienen, en tenslotte moesten ze de overgebleven stukken brood ophalen (9:14-17). Het voeden van dit groot aantal mensen toont ons de allesomvattende tafel die Jezus voor de menigte plaatst. Hoewel de Joodse zuiverheidswetten zich druk maakten over eten met de niet-zuiveren (voor welke reden dan ook), lezen we niet in deze tekst dat Jezus of de discipelen zich druk maakten over eten met niet-zuiveren en met vrouwen (die dikwijls apart aten tijdens publieke maaltijden). Dit geeft ons een beeld van de eetgewoonten van Jezus zoals ze ons worden verteld in de rest van de evangeliën. Jezus at niet alleen met zijn discipelen en de farizeeën maar ook met tollenaars en zondaars. Wat meer is, de open tafel van Jezus is een verwachting van het uiteindelijke en grote feestmaal van het koninkrijk dat Hij verwachtte om zowel te vieren met zijn discipelen (22:15) alsook met de armen, de kreupelen, de blinden, en de lammen (14:13,21). Met andere woorden, toen Jezus het laatste Pascha at met slechts Zijn twaalf discipelen (waaronder ook Judas de verrader), gaf Hij ook een voorbeeld van verwelkomende eetgewoonten van waaruit diegenen die normaalgesproken niet zouden uitgenodigd worden voor een maaltijd ook omarmd worden. We zien vanuit Handelingen dat de vroegste volgelingen van Jezus dit gebruik van open gemeenschap voortzetten. Ze bleven het brood samen breken, en herinnerden zich Jezus terwijl ze dit deden (Handelingen 2:42, 46; 20:7). Dat de tafel van de Heer ook open moest zijn zelfs naar de heidenen toe was bevestigd in een visioen dat Petrus ontving, van waaruit hij geleid werd om bij Cornelius binnen te stappen en met hem te eten (10:48). En zo werd Paulus, een apostel naar de heidenen, op zijn gemak met het breken van het brood en het eten met heidenen op die noodlottige bootreis. Maar de verlossende kracht die gesymboliseerd wordt in het samen eten wordt nog versterkt als we er bij stil staan dat de beker en het brood een vieren is van het gebroken, leven-gevende Lichaam van Jezus dat uitgegoten is ter wille van de wereld. Zodoende is de open tafel niet alleen een gelegenheid om de dood van Jezus te herinneren maar ook om dat Leven geleefd voor anderen zelf weer na te leven. De maaltijd is mogelijk vanwege de dienst die het samen eten mogelijk maakt. Zoals de discipelen de menigte op het platteland dienden, zo ook dienden zij de Joden van de diaspora (of de verstrooiing van de Joden over de ganse wereld) die verzameld waren in Jeruzalem na de dag van Pinksteren. Dit hebben ook andere leiders gedaan zoals de Griekstalige Joodse diakenen (6:3-6) die het grote aantal weduwen en andere meest kwetsbaren dienden in de prille gemeenschap. Het samen breken van het brood was een hoogtepunt dat mogelijk werd gemaakt door daden van dienstbaarheid voor en na de maaltijd. Dit dienen werd uitgevoerd door diegenen die toegewijd waren aan het volgen in de voetsporen van Jezus, Die Zichzelf volledig gaf aan anderen in de kracht van de Heilige Geest. En Diezelfde Geest blijft aanwezig en actief in diegenen die in Jezus geloven. Deze Geest maakt dat Jezus nu aanwezig is en Deze Geest zorgt er voor dat we Hem kunnen herkennen in elke gelegenheid waarin we deze maaltijd vieren. Hij geeft kracht aan de leven-gevende bediening die de geloofsgemeenschap voedt en die de wereld vernieuwt en die de hoop van Jezus’ opstanding geeft aan allen die in wanhoop leven en redding nodig hebben. Dit gebeurde in en door Paulus, in een boot gevuld met heidenen, en het zal blijven gebeuren tot aan de einden der aarde als we ons openen voor de leiding van de Geest, die uitgestort is over alle vlees.’


    27-01-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herder of Wolf?

    (Deze preek is voornamelijk gebaseerd op Handelingen 20 en Kolossenzen 2.
    De bijbelteksten zijn genomen uit de NBV, behalve indien anders aangegeven.)

    Voordienst: Matteüs 7:13-29

    Vandaag gaan we het hebben over leiderschap en het volgen van leiders. Meer bepaald gaan we het hebben over de kenmerken van een goede leider en de kenmerken van een misleider; de kenmerken van gezond leiderschap en de kenmerken van misleiding en misbruik. We gaan dit alles bestuderen aan de hand van Handelingen hoofdstuk 20 en Kolossenzen hoofdstuk 2.

    [Handelingen 20:18-21:1a. Laten we dit stuk eerst samen lezen en dan bespreken: [Handelingen 20:18-21:1a hier lezen.] <> Tot zover onze lezing. We gaan beginnen met deze verzen te bespreken vanaf de eerste vers, namelijk vers 18.

    • 18: “U weet hoe ik te midden van u geleefd heb, vanaf de eerste dag dat ik in Asia was”: De oudsten van Efeze zijn allen getuige van hoe Paulus geleefd heeft van het eerste moment dat ze hem ontmoetten. Hij was niet de onfeilbare apostel die niemand iets kon maken. Zoals Jezus kon hij zeggen dat ze hem niet van zonden konden beschuldigen (Johannes 8:46). Paulus leefde te midden van hen, niet in een bevoorrechte positie.
    • 19: In vers 19 spreekt hij over nederigheid en dienen. Dit zijn kenmerken van een ware leider (onderdrukken vanuit macht of kracht of door middel van subtiele manipulatie, zoals de Nicolaïeten dit deden, is geen kenmerk van een ware leider maar de Heer dienen in alle nederigheid is dit wel). Verder kunnen tranen, beproevingen, en zelfs aanslagen door religieuze mensen je deel zijn.
    • 20: Paulus laat niets geniepig weg uit de verkondiging en hij verkondigde hetzelfde in de huizen (de toenmalige kerken of intieme kring) als in het openbaar (op de straat, voor de gehele gemeente). Hij had geen verborgen agenda die enkel toegankelijk was voor de ingewijdenen; voor zij die gnosis hadden.
    • 21: Het gaat om bekering en trouw aan Christus. Verbondstrouw vanuit de doop in de Drie-Eenheid. Dat is voor iedereen hetzelfde.
    • 22-24: Paulus geeft niet om zijn eigen leven maar is helemaal oké met vervolgd te worden en gevangen genomen te worden zolang hij de opdracht die Jezus hem gegeven heeft maar kan volbrengen.
    • 25-27: Als er later valse beschuldigingen zullen komen: ik heb jullie alles verkondigd en ik heb niets verdraaid, daarom zal ik niet verantwoordelijk worden gehouden als er onder jullie misleiders komen en jullie ervoor kiezen om misleid te worden. Paulus zegt hier ook: “om u vertrouwd te maken met Gods wil”: Het ging niet om de wil van Paulus. Het gaat om Gods wil, en ècht om Gods wil, niet om de wil van een of andere manipulator die “de naam van de HEER misbruikt” (Exodus 20:7) voor zijn eigen doeleinden.
    • 28-30: Een herder let op zijn kudde maar een wolf geeft niet om de kudde of om de schapen. Hij geeft enkel om zichzelf. Een wolf leeft op het verslinden van schapen. Hoe doet een wolf dit? Door de schapen weg te lokken van de goede herders door valse leer te verkondigen. Een wolf wil niet alleen verscheuren maar ook scheuring brengen. Hij wil de schapen achter zichzelf lokken, niet om hen te helpen, maar om het gemakkelijker te kunnen verslinden.
      • Hij doet dit op een subtiele, misschien wel religieuze manier. Over zulk een religieuze manier van mensen weg te lokken, te gebruiken of the manipuleren, zullen we het straks nog hebben, wanneer we Kolossenzen 2 bespreken.
      • Het lijkt alsof zo iemand het goed met je voorheeft maar het gaat eigenlijk enkel en alleen om hemzelf. Aan zijn vruchten zul je hem uiteindelijk kennen (Matteüs 7:15-16).
    • 31: “Wees daarom waakzaam”: Waak! Wees niet naïef! Voed de manipulerende wolven in "christelijk" Vlaanderen of "christelijk" Nederland niet, ook al geven ze je valse schuldgevoelens of proberen ze je te beliegen en te misleiden tot valse verplichtingen. Zo sprak Jezus in Matteüs 7:6: “Geef wat heilig is niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen; die zouden ze maar met hun poten vertrappen, zich omkeren en jullie verscheuren.” Varkens zijn alleseters. Ze vertrappen en verscheuren. Een wolf is familie van de hond. Ook zijn honden, inclusief wolven, en varkens onreine dieren die je willen besmetten met hun onreinheid. Waar je mee omgaat wordt je mee besmet. Volg niet in de voetsporen van de wolf, voor hij jou verscheurt. "Buiten is de plaats voor de honden" (Openbaring 22:15a). "Vang voor ons de vossen, vang die kleine vossen. Ze vernielen de wijngaard, onze wijngaard vol bloeiende ranken" (Hooglied 2:15). Parels voor de zwijnen werpen is dus ook je energie verspillen. Laat de manipulators achter en kijk niet om zodat je als rankje kan groeien, bijgevolg vrucht kan dragen en zo het koninkrijk waardig kan zijn. Jezus zei: “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God” (Lukas 9:62b). Laat de manipulators achter!
      “onder tranen”: Paulus is een trouwe herder geweest, door de schapen zó lief te hebben dat hij zelfs over hen weende, niet met krokodillentranen maar met ongeveinsde tranen van ware bewogenheid èn door hen terecht te wijzen met de héle bijbelse waarheid, niet door enkel te vertellen wat ze graag wilden horen.
    • 32: “Nu vertrouw ik u toe aan God”, zegt Paulus. Dit is gepaste nederigheid. Paulus weet dat het niet van hem afhangt maar van God. “Het evangelie van zijn genade, dat onze gemeenschap kan opbouwen”: Het is het evangelie – niet buiten-bijbelse regeltjes van leiders – dat deze gemeenschap zal opbouwen en gezond zal maken. Buiten-bijbelse regeltjes kunnen zeer ongezond en zelfs destructief voor de ziel zijn.
    • 33: “Geld of kleding heb ik van niemand verlangd”: Paulus kwam niet om te profiteren. Paulus was geen profiteur, bloedzuiger, noch parasiet.
    • 34: “u weet wel dat ik eigenhandig heb voorzien in mijn levensonderhoud en dat van mijn metgezellen”: Paulus gelooft dat het het beste is om niet afhankelijk te zijn van giften en geen last te zijn voor de gemeente maar om te voorzien in het eigen levensonderhoud door naast de bediening een job te kloppen. Hij zegt nogmaals dat hij de gemeente niets heeft gekost.
    • 35: ‘In alles heb ik u getoond dat u de zwakken zo, door hard te werken, moet steunen, indachtig de woorden van de Heer Jezus, die immers gezegd heeft: “Geven maakt gelukkiger dan ontvangen.”’: Paulus was zelfs een voorbeeld in het geven, het tegengestelde van een profiteur die komt om te pakken, pakken, pakken, op de rug van anderen.
    • 36: “Toen hij uitgesproken was, knielde hij samen met de aanwezigen neer om te bidden.”: “Knielde”: Hij zat niet op zijn troon of hij torende niet boven hen. Hij kwam op het gelijke niveau van nederige dienaars. Hij deed dit “Samen”: Hij voelde zich niet te goed om als apostel ook samen met de oudsten te knielen. We kunnen ook stellen dat Paulus niet te mottig zou geweest zijn om samen met de schapen te knielen. Een herder knielt of heft een schaap op om het te verzorgen.
    • 37-38: “Niemand kon zijn tranen bedwingen. Allen vielen ze Paulus om de hals en kusten hem.”: De oudsten hadden Paulus zó lief omdat híj́ hen zó sterk liefhad en het viel hen zwaar dat ze hem nooit meer zouden terugzien aan deze kant van het eeuwige leven. Het waren ware tranen vanuit echte, wederzijdse liefde.
    • 21:1: “Nadat we ons met moeite van hen hadden losgemaakt”: De liefde van de oudsten tot Paulus en van Paulus tot de oudsten was zó immens dat ze hem niet wilden loslaten en dat hij niet wilde gaan. Uiteindelijk vertrok hij toch uit gehoorzaamheid aan de Heilige Geest.

    Kort samengevat lazen we hier dus een Bijbeltekst die het verschil tussen schapen en wolven duidelijk weergeeft. De herders zorgen voor hun schapen, de wolven veinzen bezorgdheid. De herders hebben hun schapen lief, de wolven doen zich voor als heel liefdevol. De herders zijn eerlijk en oprecht, de wolven zijn vals en dwingen je om hun eigen ideeën te volgen. De herders geven om hun schapen, de wolven geven enkel en alleen om zichzelf. Ik zei al dat je deze wolven aan hun vruchten zult herkennen. Inderdaad, want Jezus zei: “Pas op voor valse profeten, die in schaapskleren op jullie afkomen maar eigenlijk roofzuchtige wolven zijn. Aan hun vruchten zul je hen herkennen. Men plukt toch geen druiven van doornstruiken of vijgen van distels? Zo draagt elke goede boom goede vruchten, maar een slechte boom draagt slechte vruchten. Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, evenmin als een slechte boom goede vruchten dragen kan. Elke boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Zo kunnen jullie hen dus aan hun vruchten erkennen” (Matteüs 7:15-20). Jezus’ uitleg gaat in die context nog wat verder. Hij vertelt daar dat zij die de wil van Zijn Vader doen de ware schapen zijn en dat zij die de Wet – of, we kunnen zeggen, de hele Bijbel – verdraaien en misbruiken de wolven zijn.

    Een vorm van de Bijbel te verdraaien of te misbruiken voor eigen doeleinden is het opleggen van extra regels. In Kolossenzen 2:16-23 geeft Paulus ons tal van voorbeelden. Laat ons eerst de voorafgaande context bespreken: Als we deze context kort samenvatten vanaf het begin van het hoofdstuk, dan zien we dat Paulus beweert dat we ons niet mogen laten meeslepen of misleiden. Het oude geloof (volgens de oudste christelijke Traditie) en vertrouwen in en gehoorzaamheid aan Christus is alles wat we nodig hebben. Verbondenheid en totale onderworpenheid aan Christus het hoofd. Van dit hoofd komen de bevelen, bevelen vanuit liefde tot goedheid en opbouw, geen bevelen van angst en gebondenheid tot verrijking van de misleiders; van hen die scheuringen veroorzaken op de kap van jou. Paulus wil dit geprofiteer niet. Hier kunnen we Kolossenzen 2:16-23 bespreken waar hij nog enkele voorbeelden van misleiders geeft; ik begin vanaf vers 16: ‘Laat dus niemand u oordelen met betrekking tot spijs en drank, of feestdag, nieuwe maan en sabbat. Deze dingen zijn slechts een schaduwbeeld van de toekomstige dingen, maar de werkelijkheid is van Christus. Laat niemand u overbluffen met gewilde nederigheid en engelendienst. Zó iemand maakt zich druk over zijn visioenen [andere handschriften lezen: “in wat hij niet gezien heeft” (voetnoot NBV, TELOS,...)], en wordt verwaand door zijn vleselijke gezindheid zonder enige grond; maar hij houdt zich niet vast aan het Hoofd, waaruit het ganse lichaam door gewrichten en vezels gestut en saamgehouden wordt, en opgroeit tot goddelijke rijpheid. Indien gij met Christus zijt afgestorven aan de leerbeginselen der wereld, waarom laat gij u dan, als iemand, die in de wereld leeft, allerlei bepalingen voorschrijven, als: “raak niet aan; proef niet; roer niet aan!” Al dergelijke bepalingen slaan op dingen, die vergaan door het gebruik; het zijn slechts geboden en leringen van mensen! Ze hebben de schijn wel van wijsheid door godzaligheid van eigen vinding, door nederigheid en zelfkastijding, maar ze hebben geen waarde dan voor de bevrediging van het vlees’ (Canisiusvertaling).

    In vers 18 zien we “gewilde nederigheid”. Dit is typisch voor mensen die enkel van zichzelf houden. Ze gaan zich eerst voordoen als nederig, als mensen die alles voor je doen maar hierna zuigen ze je leeg door je valse schuldgevoelens te geven; "Ik doe alles voor je, nu moet je toch iets voor mij doen?!" Ze binden je langzaamaan aan hun vast door je schijnbaar te verwennen. Door je vet te mesten waarna ze je kunnen verslinden. Ze zullen je voor een tijd leiden vanuit geveinsde liefde, als wolven in herderskleren. Herinner je: ze geven niets om je en verslinden je met veel plezier. Je bent voor hen maar laag volk. Je bent voor hen maar laag volk. Je bent hen zogezegd niet waard. Je bent voor hen totaal vervangbaar. Je bent slechts een middel om hun doel te bereiken. Zoals het gezegde gaat: "Het doel heiligt de middelen." Daarom moet je jezelf afvragen: "Geeft deze persoon wel om mij of geeft hij enkel en alleen om mij omdat hij mij kan gebruiken?" Als je de narcistische ideeën van zulke egoïstische personen niet volgt, zul je al snel als rebel, labiel, gevaarlijk, enzovoort worden omschreven… Kortom, ze zullen je met veel plezier opofferen of aan de kant schuiven, zodat hun eer niet geschaad zal worden. Je bent inderdaad gevaarlijk voor hen maar op een goede manier.

    Verder zien we in dit vers “engelendienst”, “visioenen”,… Dit zijn typische manipulatietrucjes van valse profeten. Door middel van valse openbaringen, profetieën,... proberen ze je voor hun kar te spannen. Wees niet naïef! Je hebt geen verplichtingen naar hen toe als ze extra regeltjes toevoegen en een schijn van nederigheid en religiositeit aanhouden. Ze hebben niet het recht om je naar hun hand te zetten, te misbruiken, valse schuldgevoelens te geven,... Ze lijken geestelijk maar ze zijn vleselijk. Ze noemen zich misschien apostelen maar ze hebben volgens de apostelen geen enkele grond om op te staan. Ze bouwen op zand, niet op de Rots (Matteüs 7:24-27). Hun woorden zijn gebakken lucht! Het zijn geen profeten maar profiteurs. Hoe kan je een profeet van een profiteur onderscheiden? Je kijkt naar de wortel: zegt die persoon dit omdat hij om je geeft of omdat hij om zichzelf geeft? Is het uit egoïsme of is het totaal zonder egoïsme; werkelijk om je te helpen? Zoals we eerder al zeiden mag je oordelen al naargelang de vruchten (Matteüs 7). Bij zulke geniepige wolven is immers niets wat het op het eerste zicht lijkt. Ze lijken liefdevol maar ze praten met lege, liefkozende woordjes. “Een open graf is hun keel, ze plegen bedrog met hun tong; achter hun lippen is adderengif, vol vloek en bitterheid is hun mond. Vlug zijn hun voeten, om bloed te vergieten, vernieling en onheil zijn op hun wegen; maar de weg van de vrede kennen ze niet.” (Romeinen 3:13-17, CV). Kijk naar hun vruchten. Voor diegenen die notities nemen: in Galaten 5 en Jakobus 1 staan er nog handige lijsten om deze vruchten te herkennen.

    In vers 19 leren we dat zulk soort egoïsten zich niet houden aan Christus het Hoofd. Ze worden door hun eigen ijdele hoofden en hun dikke nekken geïnspireerd. Je moet niet bang voor hen zijn want ze vrezen God toch niet! “Geen vreze Gods staat hun voor ogen!” (Romeinen 3:18, CV). In het eenvoudig Nederlands is dit: ze hebben geen respect en ontzag voor God. Ze gebruiken de naam van God voor henzelf, terwijl er geschreven staat: “Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan” (Exodus 20:7). Ze wanen zichzelf hoger dan God (Jesaja 14:13-14) en hebben zichzelf als God op de troon geplaatst (2 Tessalonicenzen 2:2-4).

    Over de overige verzen kunnen we stellen dat, in tegenstelling tot de vorige categorie, jij dood moet zijn aan jezelf en Christus moet volgen als Zijn totaal-gehoorzame dienaar. Leg je kroon neer, neem je kruis op, en volg Hem (Matteüs 16:24). Maar, hier volgt niet uit dat je je extra regeltjes moet laten opleggen waar die manipulators plezier aan beleven en voldoening uit halen zoals we lazen in Kolossenzen (zie Kolossenzen 2:20-23). Ze zouden ook beter hun kroon van ijdelheid neerleggen en hun kruis van ware nederigheid opnemen! Voor hen zal ook gelden: ‘Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen verricht in uw naam?” En dan zal ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, wetsverkrachters!”’ (Matteüs 7:21-23). Zoals we dus al verschillende malen zagen, zal God diegenen die Zijn woord of zijn naam verkeerd gebruiken volstrekt niet voor onschuldig houden. In tegenstelling tot zulke manipulators zagen we al in Handelingen 20 dat Paulus bij het oude Evangelie en de oude Traditie bleef. Waar je leidt, ben je óf een herder óf een wolf. Waar je volgt, volg je óf een herder óf een wolf. Misschien hebben mensen wel extra-bijbelse regeltjes en valse schuldgevoelens op je gelegd en misschien ben je er door gekwetst of misschien voel je je onnodig schuldig. Misschien heb je zelf buiten-bijbelse regeltjes opgelegd aan anderen en hen gekwetst. Misschien heb je genezing of bekering nodig. Toets jezelf. Onderzoek jezelf de komende week:

    1. Hoe kan ik beter met anderen omgaan?
    2. Wie moet ik vergeving vragen?
    3. Waar is er herstel nodig?
    4. Hoe kan ik mijn steentje bijdragen aan dit herstel?

    Laat ons bidden.

    Deze preek werd oorspronkelijk gepreekt op 27 januari 2019. Hij werd weer gepreekt op 14 januari 2024 in de Evangelische kerk van Balen.


    Categorie:Preken
    30-12-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nieuwjaarswensen

    [Hier kan u naar de preek luisteren: https://www.mixcloud.com/emmanuelhaacht/2018-12-30-nieuwjaarswensen-door-tom-torbeyns/]

     

    In de nieuwsbrief schreef ik dat we het gaan hebben over nalatenschap. De bedoeling van deze preek is om jullie aan te zetten om te dromen over wat jij als individu en wat wij als gemeente in de toekomst kunnen bereiken, en hoe we deze dromen ook kunnen omzetten in daden. Om een goed beeld te krijgen van Gods plan met de mensheid gaan we samen de bijbelse geschiedenis overlopen, vanaf het begin, namelijk vanaf de schepping. Dan gaan we kijken naar dit plan vanuit de woorden van Jezus en enkele verdere brieven in de Bijbel om te weten te komen of we iets kunnen bijdragen aan Gods plan.

    In het scheppingsverhaal lezen we dat God telkens een plan had in zijn grote scheppingsplan. Als voorbeeld nemen we de schepping van het licht. “God zei: ‘Er moet licht komen,’ en er was licht.” (Genesis 1:3) Zijn reactie was: “God zag dat het licht goed was.” (Genesis 1:4a) Dat iets goed is zegt Hij verschillende malen nadat Hij het geschapen had. Maar het hoogtepunt van Zijn scheppingsplan waren de mensen: “God zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken;” (Genesis 1:26a) Hij had met hen ook een plan: “zij moeten heerschappij voeren over de vissen van de zee en de vogels van de hemel, over het vee, over de hele aarde en over alles wat daarop rondkruipt.” (Genesis 1:26b). Zij zouden, met andere woorden, heersen in het paradijs. Met de mens als de kers op de taart zag God dat zijn schepping niet gewoon goed was maar “zeer goed was” (Genesis 1:31). En zo werd Zijn plan voltooid (Genesis 2:1).

    Dit plan mislukte even later... Adam en Eva kozen ervoor om ongehoorzaam te worden aan God en daarom werden ze uit dit paradijs verbannen (Genesis 3:17,23-24). Ook hun zoon Kaïn was ongehoorzaam en werd uit Gods aanwezigheid verbannen (Genesis 4:8-16). Het ging van kwaad naar erger totdat “De HEER zag dat alle mensen op aarde slecht waren: alles wat ze uitdachten was steeds even slecht” (Genesis 6:5). De mensen maakten dus altijd maar weer slechte plannen en het gevolg was dat “Hij [God] kreeg er spijt van dat hij mensen had gemaakt en voelde zich diep gekwetst” (Genesis 6:6). Het kwetste God dat de mensen alsmaar duivelse plannen uitdachten en het tegenovergestelde van Zijn paradijselijke plan was bereikt. Het gevolg was dat God van plan was om Zijn oorspronkelijke plan teniet te doen: “Ik zal de mensen die ik geschapen heb van de aarde wegvagen, dacht hij [God], en met de mensen ook het vee, de kruipende dieren en de vogels, want ik heb er spijt van dat ik ze heb gemaakt.” (Genesis 6:7) Om een lang verhaal kort te maken, God schakelde over op plan B en begon weer opnieuw met Noach (Genesis 6-9).

    Iets later ging het weeral verkeerd toen de mens weer en masse tegen God rebelleerde, waarop God de toren van Babel vernietigde en met Abraham verderging (Genesis 11-12). We zouden nog verder kunnen spreken over Jozef, de Israëlieten in ballingschap, Moses, de resten van rechtschapene Israëlieten onder de slechte Joden over verschillende perioden, de koningen van Israël,... Om een lang verhaal kort te maken, meestal krijgt God niet Zijn goesting omdat de mensen plannen maken die tegengesteld zijn aan Zijn plannen. Dit is een spijtige zaak.

    Maar, onze God is creatief en Hij is nog steeds bezig aan Zijn plan. Zo scheen Hij Licht in de allesomvattende duisternis. “Het volk dat in duisternis ronddoolt ziet een schitterend licht. Zij die in het donker wonen worden door een helder licht beschenen” (Jesaja 9:1 / Matteüs 4:16). Ja, “een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven; de heerschappij rust op zijn schouders. Deze namen zal hij dragen: Wonderbare raadsman, Goddelijke held, Eeuwige vader, Vredevorst. Groot is zijn heerschappij, aan de vrede zal geen einde komen. Davids troon en rijk zijn erop gebouwd, ze staan vast, in recht en gerechtigheid, van nu tot in eeuwigheid. Daarvoor zal hij zich beijveren, de HEER van de hemelse machten” (Jesaja 9:5-6). God de Vader heeft ons Zijn Zoon Jezus Christus namelijk gegeven omdat Hij zoveel hield van die paradijselijke sfeer, Gods orde, die voor ons passend en harmonieus is. (Dit is een mogelijke zienswijze van Johannes 3:16 aan de hand van het Griekse woord κόσμος dat daar gebruikt wordt.) God de Vader gaf niet op en wilde en wil ons nog steeds terugbrengen naar dit Paradijs. Hij wil dit Paradijs vestigen op deze aarde (Openbaring 22). Zijn Zoon Jezus had ook dit brandend verlangen. Hij verkondigde dat dit koninkrijk nabij is (Matteüs 4:17) en Hij leerde zijn leerlingen te verlangen naar dit koninkrijk want Hij leerde hen namelijk bidden: “Onze Vader in de hemel, laat uw naam geheiligd worden, laat uw koninkrijk komen en uw wil gedaan worden op aarde zoals in de hemel” (Matteüs 6:9b-10). Onze Jezus had dus duidelijk een koninkrijksplan. En, bijvoorbeeld na zijn opstanding, gaf Hij dit koninkrijksplan door aan Zijn leerlingen toen Hij zei: “Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En houdt dit voor ogen: ik ben met jullie, alle dagen, tot aan de voltooiing van deze wereld.” (Matteüs 28:18-20). Jezus heeft alle macht in de hemel en op aarde en Hij heeft ons gemaakt tot ambassadeurs van dit koninkrijk: “U bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht” (1 Petrus 2:9). Petrus gaat verder en noemt ons een deel van Gods volk. Ook Paulus schrijft dat we het volk van Jezus zijn, “dat vol ijver is om het goede te doen” (Titus 2:14b). Wij mogen meedoen aan Jezus’ plan van verkondiging dat zich uitstrekt tot aan de geografische uiteinden van deze aarde en tot aan het einde van de geschiedenis van deze wereld. Het verlangen om goed te doen en een nalatenschap achter te laten is ons door God gegeven. God heeft namelijk “de eeuwigheid gelegd in het hart van den mens” (Prediker 3:11, Canisiusvertaling). Wij willen een verandering nalaten voor deze wereld en voor de eeuwige wereld.

    Bij nieuwjaar maken wij plannen voor het nieuwe jaar. We schrijven onze nieuwjaarswensen op. Maar hebben we er al eens over nagedacht dat God misschien ook een lijst met nieuwjaarswensen voor het nieuwe jaar heeft? Hoe kunnen we Gods nieuwjaarswensen uit doen komen? Hoe kunnen we onze plannen inpassen in Gods koninkrijksplan?

    Allereerst moeten we beseffen dat we vanuit onze relatie met Jezus Christus een deel van het geheel zijn. We zijn dus een schakel in Gods plan. “Voeg u bij hem, bij de levende steen die door de mensen werd afgekeurd [dit is Jezus] maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God dankzij Jezus Christus welgevallig zijn.” (1 Petrus 2:4-5)

    Zoals u kunt lezen in bijvoorbeeld Johannes 15 zijn we afhankelijk van Jezus Christus om een levend geloof te leven. Over wat een levend geloof is kan u lezen in Jakobus 2. Het is een geloof waaruit goede werken voortvloeien. Verder zegt Paulus: “Broeders en zusters, met een beroep op Gods barmhartigheid vraag ik u om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u. U moet uzelf niet aanpassen aan deze wereld, maar veranderen door uw gezindheid te vernieuwen, om zo te ontdekken wat God van u wil en wat goed, volmaakt en hem welgevallig is.” (Romeinen 12:1-2). We moeten onszelf dus volledig geven aan de Heer en proberen te vinden wat Hij van ons wil.

    Wij hebben hierin ook elkaar nodig want, zoals er staat in 1 Korintiërs hoofdstuk 12: “Er zijn verschillende gaven, maar er is één Geest; er zijn verschillende dienende taken, maar er is één Heer. (…) Al deze gaven worden geschonken door een en dezelfde Geest, die ze aan iedereen afzonderlijk toebedeelt zoals hij wil. (…) Welnu, u bent het lichaam van Christus en ieder van u maakt daar deel van uit.” (1 Korintiërs 12:4-5,11, 27). Hoe vervullen we een stukje van dit plan in het hier en nu? Welke plannen legde God op jouw hart? Merk op dat voor elke bezoeker en voor elk lid van onze gemeente die waarlijk christen is, geldt: “Want hij [God] heeft ons gemaakt tot wat wij nu zijn: in Christus Jezus geschapen om de weg te gaan van de goede daden die God heeft voorbereid” (Efeziërs 2:10). Dit wil niet zeggen dat wij dan maar niet moeten plannen. “Een mens stippelt zijn weg uit, de HEER bepaalt de richting die hij gaat.” (Spreuken 16:9). Wij moeten plannen en overleggen met God en ons dan laten leiden in onze harten door de Heer. Het is een teamverband want God is relationeel.

    Ook het leiderschap van onze kerk heeft hierin een taak. Zij moeten God om visie vragen want “Waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk” (Spreuken 29:18, Willibrordvertaling).

    Dit is misschien allemaal mooie theorie maar hoe ga je als individu en hoe gaan we als gemeente deze plannen uitvoeren in 2019? Hoe gaan we onze dromen nu omzetten in daden? Ik schreef al naar X en het oudstenteam dat ik graag de koppen bij elkaar zou steken met ieder lid van deze gemeente zodat we samen kunnen kijken voor welk toekomstig werk jij geschikt zou kunnen zijn. Let goed op! Na de dienst kan u bij X, de oudsten, of bij mij komen en jouw eventuele diensten of bijdrages aanbieden. We gaan dit dan met jou bespreken en noteren. Blijf vooral jouw diensten koppig aanbieden opdat we voor iedereen een plek kunnen vinden in “het werk in zijn dienst” (Efeziërs 4:12b).

    Als ik het nog even mag hebben over geld. Ik weet dat dit een moeilijk gespreksonderwerp is in de kerken in Vlaanderen, waarschijnlijk vanwege misbruik in vele kerken. De Didachè, een document uit de vroege Kerk, beweert: “Als een profeet geld vraagt, is hij een valse profeet” (hoofdstuk 11). Dan weet u het oordeel van de vroege Kerk over zulk soort charlatans. Geld vragen voor anderen in nood is wèl Bijbels. We zien Paulus dit doen voor de kerk van Jerusalem zoals je kan lezen in 1 Korintiërs 16:2-4: “Laat ieder van u elke eerste dag van de week naar vermogen iets opzijleggen. Dan hoeft er bij mijn komst geen geld meer te worden ingezameld. Wanneer ik eenmaal bij u ben, zal ik degenen die u hebt uitgekozen om de gaven te overhandigen, met aanbevelingsbrieven naar Jeruzalem laten gaan. Als ik zelf ook de mogelijkheid heb naar Jeruzalem te gaan, zullen ze mij vergezellen”. Dit komt overeen met wat De Didachè verder beweert: “Maar wie in de Geest zegt, geef me geld, of iets anders, je zal niet naar hem luisteren; maar als hij zegt om te geven voor anderen die nood hebben, laat niemand hem oordelen” (hoofdstuk 11).

    Persoonlijk zie ik geld gewoon als bevroren tijd. Het is een vergoeding die je krijgt voor de tijd die je investeert in het werken voor je baas. Misschien heb je niet veel tijd maar wel geld dat je kan investeren. Of misschien is het juist andersom. Misschien heb je veel tijd maar weinig geld. Misschien heb je geen van beiden maar gewoon weinig geld en weinig tijd. Hoe het ook zij, je kan je tijd en / of financiële bijdragen aanbieden aan deze kerk of het project van Y in Z, of totaal andere projecten. Misschien heeft de Heer wel een specifiek land op je hart geplaatst. Ik heb mijn connecties en andere kerkleden hebben ook hun connecties. Laten we samen overleggen en we vinden waarschijnlijk wel een weg.

    Laten we de volgende bemoediging van de voormalige paus Benedictus XVI tot ons nemen:

    "Als je verenigd blijft met Christus, dan zal elkeen van jullie grootse dingen kunnen doen. Daarom, beminde vrienden, moeten jullie niet bang zijn om met jullie ogen open te dromen over belangrijke projecten die met het goede te maken hebben en jullie moeten jullie niet laten ontmoedigen door moeilijkheden. Christus heeft vertrouwen in jullie en wil dat jullie jullie meest nobele en verhevene dromen van ware blijdschap realiseren. Niets is onmogelijk voor diegenen die vertrouwen in God en zich aan Hem toevertrouwen."

    — Paus Benedictus XVI, Gebedswake met Jonge Mensen (1 September 2007) [vertaald vanuit het Engels]

    Als je klaar bent om je diensten aan te bieden en zo deze preek in de praktijk te brengen, kom dan met ons spreken na de dienst. Als je nog tijd nodig hebt om hierover te bidden, kom dan een andere keer naar X of naar mij of naar de oudsten hier aanwezig. Ik wens jullie allemaal een gezegend 2019.

     

    De Bijbelvertalingen zijn genomen uit de Nieuwe Bijbelvertaling, behalve indien anders aangegeven.

     

    Deze preek werd ook, in licht gewijzigde vorm, gepreekt in de Evangelische kerk van Balen op 31 decenber 2023.


    Categorie:Preken
    >

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs