Vandaag neem ik u verder mee doorheen de eerste brief van Petrus. Vorige week preekte ik over 1 Petrus hoofdstuk 1, vandaag preek ik dus over hoofdstuk 2.
Mijn vorige preek ging, onder andere, over het feit dat de Drie-Eenheid een plan, een noodoplossing voor zondaars al heel lang geleden had uitgedacht, dat we alle Oudtestamentische en Nieuwtestamentische heiligen als kostbare voorgeleefde voorbeelden hebben, waarvan Christus de kroon spant, en dat we mogen nadenken over onze τÎλος; ons einde; ons einddoel of ons streefdoel. Onze τÎλος ligt namelijk nog niet vast, alsof het een noodlot dat in de sterren geschreven staat zou zijn. Bijgevolg ligt onze uiteindelijke redding dus ook nog niet vast.
Jezus Christus, Die wij Heer noemen, zei hierover het volgende: “En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. Maar wie volhardt tot het einde [het τÎλος], die zal behouden worden” (Matteüs 24:11-13).
Nu wij wedergeboren zijn uit onvergankelijk zaad (1 Petrus 1:23), vrijgekocht met het kostbare bloed van het onberispelijk en vlekkeloos Lam (1 Petrus 1:18-19), behoren wij nuchter in heiligheid, vreze, gehoorzaamheid en ongeveinsde broederliefde te wandelen (1 Petrus 1:13-22).
Vandaag preek ik over hoofdstuk 2. Dit gaat verder in dezelfde trant. Petrus gaat gewoon praktisch verder:
“Legt dan af alle kwaadwilligheid, alle bedrog, huichelarij, afgunst en alle kwaadsprekerij, en verlangt als pasgeboren kinderen naar de redelijke, onvervalste melk, opdat gij daardoor moogt opwassen tot zaligheid, indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is. En komt tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus. Daarom staat er in een schriftwoord:
Zie, Ik leg in Sion een uitverkoren en kostbare hoeksteen, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen.
U dan, die gelooft, geldt dit kostbare, maar voor de ongelovigen geldt: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis, voor hen, die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan het woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn. Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht: u, eens niet zijn volk, nu echter Gods volk, eens zonder ontferming, nu in zijn ontferming aangenomen.” (1 Petrus 2:1-10)
Een hele boterham. Vanuit het praktische: het afleggen van het kwaad en het nu, als wedergeboren baby’tjes, in alle nederigheid drinken van de melk van het evangelie; het u verkondigde woord, daardoor proeven dat dit evangelie inderdaad de weg tot zaligheid; het proeven dat de Heer goedertieren is, in zich bevat. Tot de Heer komen, vertrouwen op Hem en trouw zweren aan Hem, en hierdoor door de wereld verworpen worden maar aanvaard worden door God. Hierdoor bruikbaar worden als onderdeel van die geestelijke tempel van God, waarvan Christus de Hoeksteen is.
Hier zit een hele historische situatie achter. Zoals je kan leren uit de evangeliën, verwierpen vele Joodse religieuze leiders Jezus hun Messias omdat ze verhard waren en te veel om hun eigen prestige en prestaties gaven. Zo sneden zij hunzelf, samen met hun volgelingen, af van de Wijnstok (Johannes 15), en werden zij, het aardse, slaafse, vleselijke Jerusalem, als het ware de woestijn ingestuurd.
Wanneer nu Joden, leken, Farizeeërs, Schriftgeleerden, enzoverder, toch, hun eigen prestaties en posities van eer lieten vallen, hun vertrouwen stelden in Jezus en trouw zwoeren jegens Hem, werden zij, vanuit de soevereine beslissing van de Pottenbakker (Romeinen 9:1-33; 11:1-10), weer toegevoegd aan het hemelse, vrije, geestelijke Jerusalem (Galaten 4:21-31) als kinderen der belofte (Romeinen 9:8), als uitverkorenen tot eervol gebruik waaronder het dragen van veel vrucht (Romeinen 9:21; 11:15-16; Johannes 15:8-17), als stenen van die geestelijke tempel van God, waarvan Christus de hoeksteen is (Romeinen 9:33 = 1 Petrus 2:6), samen met de gelovigen uit de heidenen (Romeinen 9:24-29). Zo zouden zij, net als Christus hun Heer, uit de wereld zijn en daarom verworpen, vervolgd en gehaat worden (1 Petrus 2:4, Johannes 15:18-25). Verworpen, vervolgd en gehaat door de wereld maar aanvaard door God. Dit geldt tot op heden ten dage nog steeds zowel voor christenen uit de Joden als voor christenen uit de heidenen (Johannes 15:18-25).
Hierbij hoort een voetnoot: in mijn vorige preek heb ik uitgelegd tot wat we uitverkoren zijn, namelijk tot heiligheid, tot goede werken enzovoort. In deze preek wordt duidelijk hoe, zowel Joden als heidenen, uitverkoren worden: door in Christus, “de uitverkoren en kostbare hoeksteen”, te zijn door Gods genade en door ons geloof (Efeze 2:8-9). “Wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen” (1 Petrus 2:6). Tot deze behoudenis; deze uitverkiezing toetreden, gebeurt door de waterdoop (Efeze 2:4-6), zoals we in de volgende preek zullen bespreken (1 Petrus 3:18-22).
Ziet u, klei heeft geen vrije wil, maar deze klei, die de mens voorstelt, wel. Deze klei kan ervoor kiezen om door het water van de doop (en later weer door middel van bekering) zachte, bruikbare klei te worden (lees ook Jeremia 18:1-12), net zoals de tempelstenen in 1 Petrus in navolging van de Hoeksteen Die koos. Bomen kunnen ook niet kiezen maar toch gebruikte Augustinus toen hij relatief recentelijk katholiek christen was geworden één van zijn meest geliefde bewijsstukken uit de woorden van Jezus tegen de Manicheeërs:
“Goed, de vrije wil. Luister eerst wat de Heer daarover zelf zegt wanneer Hij spreekt over die twee bomen, u verwees er zelf naar. Luister naar zijn woorden: ‘Maak een goede boom, dan zijn de vruchten goed, of maak een slechte, dan zijn de vruchten slecht.’ Als Hij zegt: ‘Maak dit of maak dat’, verwijst Hij dus naar iets wat wij kunnen doen, niet naar een natuur. Niemand kan een boom maken behalve God. Maar het ligt in ieders individuele wil om te kiezen voor wat goed is en een goede boom te zijn, of te kiezen voor wat slecht is en een slechte boom te zijn. (...) Dit is dus wat de Heer zegt: 'Maak dit of maak dat.' Daarmee laat Hij zien dat mensen zelf kunnen beslissen wat zij maken.”[1] (…) Belangrijker voor evangelische christenen is dat Augustinus dit bewees vanuit de Bijbel: “Maak een goede boom, dan zijn de vruchten goed, of maak een slechte, dan zijn de vruchten slecht” (Matteüs 12:33).[2]
Zij die er niet voor kiezen om in Christus te zijn, worden verworpen. Vanwege hun ongeloof en ongehoorzaamheid, zijn zij namelijk bestemd tot het zich stoten aan de door hen afgekeurde Hoeksteen, om misschien wel definitief te vallen en zo zelf afgekeurd of verworpen te worden en uiteindelijk te verderven (Johannes 3:14-21, 1 Petrus 2:7-10).
Door deze algemene maar niet gehele verwerping van Israël waarvan de meesten niet kiezen om in Christus te zijn, zouden de gelovigen uit de heidenen wel eens hoogmoedig kunnen worden. Dit was echter niet de bedoeling. De heilige apostel Paulus verwoordt het als volgt:
“Indien nu enkele van de takken weggebroken zijn en gij als wilde loot daartussen geënt zijt en aan de saprijke wortel van de olijf deel hebt gekregen, beroem u dan niet tegen de takken! Indien gij u ertegen beroemt – niet gíj draagt de wortel, maar de wortel ú. Gij zult dan zeggen: er zijn takken weggebroken, opdat ik als loot geënt zou worden. Goed! Zij zijn om hun ongeloof weggebroken en gij staat door het geloof. Wees niet hoogmoedig, maar vrees! Want indien God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, Hij zal ook u niet sparen. Let dan op de goedertierenheid Gods en zijn gestrengheid: over de gevallenen gestrengheid, maar over u goedertierenheid Gods, indien gij bij de goedertierenheid blijft; anders zult ook gij weggekapt worden. Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten. Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij naar uw natuur behoort, weggekapt en tegen uw natuur op de edele olijf geënt zijt, hoeveel te meer zullen dezen, naar hun natuur, op hun eigen olijf geënt worden” (Romeinen 11:17-24).
De joodse religieuze leiders wilden de altijd-uitverkorenen zijn maar het Koninkrijk is van hen afgenomen en gegeven aan de heidenen. Dus we moeten goed oppassen dat met ons, christenen uit de heidenen, niet hetzelfde zal gebeuren.[3] of zoals de Zuid-Afrikaanse predikant en theoloog Norval Geldenhuys het zelf verwoordde: 'Toen de vreselijke oordelen Gods de Joodse leiders en het ongelovige deel van de mensen in Palestina tijdens de Romeins-Joodse oorlog bezochten, kwamen de woorden van Jezus in Lukas 20:17[b]-18 uit[: “De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, deze is tot een hoeksteen geworden. En ieder, die op die steen valt, zal verpletterd worden; en op wie hij valt, die zal hij vermorzelen.”] maar slechts bij Zijn tweede komst zal hun uiteindelijke vervulling plaatsvinden – en dat voor iedereen (van welke ras of stand hij ook moge zijn) die Hem geen geloof en gehoorzaamheid als Zoon van God geschonken heeft.'[4] Dr. W. S. van Leeuwen schreef ook dat “het rijk Gods zal u ontnomen worden, en aan een volk worden gegeven, dat er de vruchten van opbrengt” [Mattheüs 21:43] ook “slaat op de kerk als volk Gods, waarvoor het oordeel over Israël een waarschuwend teken is.”[5] Daarom geldt ook voor ons, gelovigen uit de heidenen, als wilde loot geënt en aan de saprijke wortel van de olijf deel gekregen (naar Romeinen 11:17b) en verenigd samen met de Joodse christenen onder Christus de Hoeksteen (Efeze 2:11-22):
“Geliefden, ik vermaan u als bijwoners en vreemdelingen, dat gij u onthoudt van de vleselijke begeerten, die strijd voeren tegen uw ziel; en dat gij een goede wandel leidt onder de heidenen, opdat zij, nader toeziende op datgene, waarin zij u als boosdoeners belasteren, op grond van uw goede werken God mogen verheerlijken ten dage der bezoeking.
Onderwerpt u aan alle menselijke instellingen, om des Heren wil: hetzij aan de keizer, als opperheer, hetzij aan stadhouders, als door hem gezonden tot bestraffing van boosdoeners, maar tot lof van wie goed doen. Want zó is het de wil van God, dat gij door goed te doen de mond snoert aan de onwetendheid van de onverstandige mensen, als vrijen en niet als mannen, die de vrijheid misbruiken tot dekmantel voor hun kwaadwilligheid, maar als dienaren Gods. Eert allen, hebt de broederschap lief, vreest God, eert de keizer.
Gij, huisslaven, weest in alle vreze uw meesters onderdanig, niet alleen de goede en vriendelijke, maar ook de verkeerde. Want dit is genade, indien iemand, omdat hij met God rekening houdt, leed verdraagt, dat hij ten onrechte lijdt. Want mag dát roem heten, als gij slagen moet verduren, omdat gij kwaad doet? Maar als gij goed doet en dan lijden moet verduren, dát is genade bij God. Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden; die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt; die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven; en door zijn striemen zijt gij genezen. Want gij waart dwalende als schapen, maar thans hebt gij u bekeerd tot de herder en hoeder van uw zielen.” (1 Petrus 2:11-25)
Wederom geldt: vleselijke begeerten doden, goede werken doen, afgestorven aan de zonden, voor de gerechtigheid leven, het kwaad en laster geduldig om Christus’ wil en in navolging van Hem verduren (1 Petrus 2:20b-24), onderworpen aan meesters of werkgevers, menselijke instellingen zoals de koning, premier of burgemeester wanneer zij “gezonden [zijn] tot bestraffing van boosdoeners, maar tot lof van wie goed doen” (1 Petrus 2:14, lees ook Romeinen 13:1-7, specifiek verzen 3 tot 4) en nooit ook maar eens het evangelie durven te gebruiken als vrijbrief voor wetteloosheid, losbandigheid of rebellie, uitkijkende naar de dag waarop de Godmens Jezus Christus, de Toezichthouder (1 Petrus 2:25) Die heerst boven elke wereldse macht of kracht (Romeinen 8:38-39), ons allen, joden en heidenen, christenen en niet-christenen zal komen bezoeken (1 Petrus 2:12) om rechtvaardig te oordelen naar onze werken, hetzij openbaar, hetzij verborgen (Romeinen 2:1-16, 2 Korinthiërs 5:1-11, Openbaring 22:10-15). Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 19 januari 2025.
[1] Aurelius Augustinus, Debatten over God en wereld: Tegen de manicheeërs Fortunatus en Felix, vert. Roald Dijkstra en Vincent Hunink (Eindhoven: Damon, 2017), 133. Verder waarschuwt Jezus in het hoofdstuk van het aangehaalde vers ook voor de dag des oordeels. Dit waarschuwen impliceert dat mensen kunnen veranderen door de juiste (vrije)wilskeuzes te gaan maken.
[2] Ibid., 133.
[3] Naar Norval Geldenhuys, Commentary on the Gospel of Luke (Grand Rapids, Michigan: Wm. B. Eerdmans Publishing Company, 1951; repr. 1960), 498-499.
[4] Ibid., 499.
[5] W. S. van Leeuwen, “Het Evangelie naar Mattheüs,” in Bijbel in de nieuwe vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende kanttekeningen (Baarn: Bosch & Keuning n.v., 1956?), 72, n. 12.
Categorie:Preken
12-01-2025
1 Petrus 1
Voordiensttekst: 1 Petrus 1:13-21 (NBG51)
Goedemorgen allemaal,
Ik heb op mijn hart u, gedurende de vijf weken waarin ik na elkaar mag preken, doorheen de eerste brief van Petrus mee te nemen. X heeft u al, tijdens de voordienst, het belangrijkste gedeelte van het eerste hoofdstuk van deze brief voorgelezen. Hij begon met de woorden “omgord dus”. ‘Dus’ is een conclusie. Waarvan is dit een conclusie? Van het voorgaande. Dit gaan we natuurlijk eerst bespreken. Laten we beginnen bij het begin:
“Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, die in de verstrooiing zijn in Pontus, Galatië, Kappadocië, Asia en Bitynië, de uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus: genade en vrede worde u vermenigvuldigd.” (1 Petrus 1:1-2)
Er wordt al eeuwen gediscussieerd onder christenen wat uitverkiezing precies inhoudt. Wat we hier alleszins duidelijk zien is dat Gods uitverkiezing een doel heeft: namelijk heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en, waar nodig, vergiffenis. Uit deze vergiffenis en reiniging; “besprenging met het bloed van Jezus Christus”, vloeit dan genade; “Want de genade Gods is verschenen, heilbrengend voor alle mensen, om ons op te voeden, zodat wij, de goddeloosheid en wereldse begeerten verzakende, bezadigd, rechtvaardig en godvruchtig in deze wereld leven,” (Titus 2:11-12) en innerlijke en hopelijk ook uiterlijke vrede.
Uit de voorgaande passage wordt ook duidelijk dat wij minstens deel hebben aan deze heiliging; deze genade door haar positief te beantwoorden met gehoorzaamheid (1 Petrus 1:2b) door de goddeloosheid en de wereldse begeerten te verzaken en rechtvaardig en godsvruchtig in deze wereld te leven (Titus 2:12b).
“Geloofd zij de God en Vader van onze Here Jezus Christus, die ons naar zijn grote barmhartigheid door de opstanding van Jezus Christus uit de doden heeft doen wedergeboren worden tot een levende hoop, tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, die in de hemelen weggelegd is voor u, die in de kracht Gods bewaard wordt door het geloof tot de zaligheid, welke gereed ligt om geopenbaard te worden in de laatste tijd. Verheugt u daarin, ook al wordt gij thans, indien het moet zijn, voor korte tijd door allerlei verzoekingen bedroefd, opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan vergankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus. Hem hebt gij lief, zonder Hem gezien te hebben; in Hem gelooft gij, zonder Hem thans te zien, en gij verheugt u met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen.” (1 Petrus 1:3-9)
We zijn opnieuw geboren; we mochten als het ware opnieuw beginnen met een nieuw doel voor ogen; vanuit een levende, een bewezen hoop vanwege de opstanding van Jezus Christus. Kortom, als we naar het leven, het sterven en de opstanding van Jezus Christus kijken, dan kunnen we, zélfs als we door het vuur der beproevingen moeten, ons verheugen terwijl we ons uitstrekken naar die levende hoop, die onvergankelijke erfenis, die zaligheid der zielen. Dit is een τÎλος; een einde; een einddoel; een streefdoel. Waar strek jij je naar uit? Waar streef jij naar? Streef je naar je einddoel: de redding van je ziel? Of laat je je graag wijsmaken dat je dat eigenlijk niet hoeft te doen omdat je Jezus hebt aanvaard in 1984?
Jezus zei hierover het volgende: “En vele valse profeten zullen opstaan en velen zullen zij verleiden. En omdat de wetsverachting toeneemt, zal de liefde van de meesten verkillen. Maar wie volhardt tot het einde [het τÎλος], die zal behouden worden” (Matteüs 24:11-13).
In hoofdstuk 4 van onze brief zegt Petrus hierover het volgende: “Het τÎλος (of “einde”) aller dingen is nabijgekomen. Komt dus tot bezinning en wordt nuchter, opdat gij kunt bidden. (…) Want het is nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons begint, wat zal het τÎλος (of “einde”) zijn van hen, die ongehoorzaam blijven aan het evangelie Gods? En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen? Laten derhalve ook zij, die naar de wil van God lijden, hun zielen aan de getrouwe Schepper overgeven, steeds het goede doende” (1 Petrus 4:7,17-19).
We hoeven niet alleen naar het τÎλος van Jezus Christus, ons duidelijkste voorbeeld, te kijken maar we mogen zelfs nog verder terugkijken naar hoe de Geest van Christus dit alles zelfs al lang op voorhand voorzegd had:
“Naar deze zaligheid hebben gezocht en gevorst de profeten, die van de voor u bestemde genade geprofeteerd hebben, terwijl zij naspeurden, op welke of hoedanige tijd de Geest van Christus in hen doelde, toen Hij vooraf getuigenis gaf van al het lijden, dat over Christus zou komen, en van al de heerlijkheid daarna. Hun werd geopenbaard, dat zij niet zichzelf, maar u dienden met die dingen, welke u thans verkondigd zijn bij monde van hen, die door de heilige Geest, die van de hemel gezonden is, u het evangelie hebben gebracht, in welke dingen zelfs engelen begeren een blik te slaan” (1 Petrus 1:10-12).
Nu komen we dus bij die conclusie; die “omgordt dus”. Nu gij dus het voorafgaande weet; nu gij weet dat de Drie-Eenheid dit plan; deze noodoplossing voor zondaars al lang van tevoren als het ware had uitgedacht; al had besproken; “naar de voorkennis van God, de Vader, in heiliging door de Geest, tot gehoorzaamheid en besprenging met het bloed van Jezus Christus” (1 Petrus 1:2b), nu gij weet dat Christus deze hoop tot dit einddoel al heeft voorgeleefd; al heeft bewezen, en zelfs lang van tevoren al voorzegd had:
“Omgordt dus de lendenen van uw verstand, weest nuchter, en vestigt uw hoop volkomen op de genade, die u gebracht wordt door de openbaring van Jezus Christus. Voegt u, als gehoorzame kinderen, niet naar de begeerten uit de tijd uwer onwetendheid, maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt (zo) ook gijzelf heilig in al uw wandel; er staat immers geschreven: Weest heilig, want Ik ben heilig” (1 Petrus 1:13-16).
Petrus schrijft in het volgende vers nogmaals hetzelfde met andere woorden:
“En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap,” (1 Petrus 1:17)
En hij geeft nogmaals de reden die ik u al heb uitgelegd:
“wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam. Hij was van tevoren gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde der tijden geopenbaard ter wille van u, die door Hem gelooft in God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op God” (1 Petrus 1:18-21).
De praktische conclusie luidt als volgt:
“Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief, als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God.
Want:
Alle vlees is als gras
en al zijn heerlijkheid als een bloem in het gras;
het gras verdort
en de bloem valt af,
maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid.
Dit nu is het woord, dat u als evangelie verkondigd is” (1 Petrus 1:22-25).
Om af te sluiten, geef ik u nog de volgende bemoedigende en aanmoedigende woorden van Johannes de apostel mee:
“En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn, en Hij zal alle tranen van hun ogen afwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geklaag, noch moeite zal er meer zijn, want de eerste dingen zijn voorbijgegaan. En Hij, die op de troon gezeten is, zeide: Zie, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide: Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig. En Hij sprak tot mij: Zij zijn geschied. Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de bron van het water des levens om niet. Wie overwint, zal deze dingen beërven, en Ik zal hem een God zijn en hij zal Mij een zoon zijn” (Openbaring 21:1-7).
Ik wens u veel zegen toe bij de praktische en waarachtige toepassing van de woorden van Petrus – en ook die van Johannes die u zonet gehoord hebt – tot het einde van uw leven: “wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap,” (1 Petrus 1:17b), opdat “gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen” (1 Petrus 1:9b). Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 12 januari 2025.
“God echter, die rijk is aan erbarming, heeft, om zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de overtredingen mede levend gemaakt met Christus, – door genade zijt gij behouden –, en heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus. Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen.”
- Efeze 2:4-10
Toen ik wat op Facebook aan het scrollen was, zag ik dat er iemand zijn nieuwjaarswensen al voor kerstmis publiek had neergeschreven. De desbetreffende persoon schreef dat zijn plan was om in 2025 voluit te gaan voor het christelijke leven. Hij wil Jezus geheel volgen in het komende jaar. Wat een geweldige en geweldig inspirerende nieuwjaarswens! Misschien heeft hij ook wel zijn eigen, wat meer persoonlijke, nieuwjaarswensen maar eigenlijk wenst hij niets voor zichzelf dan het behagen van zijn Heer.
De voorgaande Bijbeltekst uit het tweede hoofdstuk van de Brief van Paulus aan de Efeziërs, die we zonet gelezen hebben, herinnert ons ook dat we herschapen zijn, vanuit onze zondige gewoontes, door het water van de heilige doop, tot een nieuw, heerlijk leven om goede werken te doen. Dit is het ideaalbeeld waarin we eigenlijk behoren te wandelen.
Hoe kunnen we dit nu concreet teweegbrengen? Dat ga ik proberen uit te leggen aan de hand van een andere Bijbelpassage die u al gehoord hebt tijdens de voordienst. Ik lees hem u nogmaals voor:
“De oudsten onder u vermaan ik dan als medeoudste en getuige van het lijden van Christus, die ook een deelgenoot ben van de heerlijkheid, welke zal geopenbaard worden: hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar de wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is, maar als voorbeelden der kudde. En wanneer de opperherder verschijnt, zult gij de onverwelkelijke krans der heerlijkheid verwerven. Evenzo gij, jongeren, onderwerpt u aan de oudsten. Omgordt u allen jegens elkander met nederigheid, want God wederstaat de hoogmoedigen, maar de nederigen geeft Hij genade. Vernedert u dan onder de machtige hand Gods, opdat Hij u verhoge te zijner tijd. Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor u. Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. Wederstaat hem, vast in het geloof, wetende, dat aan uw broederschap in de wereld hetzelfde lijden wordt toegemeten. Doch de God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten. Hem zij de kracht in alle eeuwigheid! Amen.”
- 1 Petrus 5:1-11
Ik zag onlangs een filmpje opduiken van de nabijgelegen stad Geel. Voor zover ik kon uitmaken, waren twee groepen mannen elkaar in het uitgangsleven aan het bevechten. Het resultaat was dat ze allemaal een pak slaag kregen en een naar verluid nieuw café kort en klein hadden geslagen. Dit is dus duidelijk hoe het niet moet. In deze kerk heb ik mensen gelukkig nog niet elkaar zien aanvallen maar geestelijk gesproken hebben we hier wel altijd een keuze.
Ik vroeg u daarnet hoe we dit herschapen zijn tot goede werken concreet kunnen teweegbrengen. Paulus moedigt de luisteraar van deze passage aan zich te voegen in de plaats waarin hij of zij zich bevindt. En hij maakt heel concreet wat hij precies bedoelt.
Bent u voorganger of oudste? Zie dat je de kudde, uit liefde, goed leidt, vanuit de juiste motieven, vanuit het juiste hart. De herder behoort niet alleen zijn schapen te leiden uit liefde maar hen ook te beschermen, niet vanuit positie of winstbejag maar vanuit een verantwoordelijkheidsgevoel. Soms moet hij zijn stok heffen en een grens trekken voor wolven: “Tot hier en niet verder!” Soms moet hij een schaap als het ware terugtrekken met zijn staf, bijvoorbeeld door een terechtwijzing of correctie, maar ook hij is, in deze beeldspraak, een schaap.
Als het goed en nodig is, houdt de Opperherder ook hem, uit liefde, scherp en beschermt hem en voelt hij Zijn leiding, luistert hij naar Hem en volgt hij Hem. Jezus Christus, de Opperherder, zei het, over Zichzelf, als volgt: “Wanneer hij zijn eigen schapen alle naar buiten gebracht heeft, gaat hij voor ze uit en de schapen volgen hem, omdat zij zijn stem kennen. (…) Mijn schapen horen naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij” (Johannes 10:4,27).
God wilt een juiste orde: de schapen volgen de herder, de herder volgt de Opperherder. Zo worden ook de jongeren, als schapen, aangemoedigd om zich te onderwerpen en zich te omgorden met nederigheid. Nederigheid jegens elkaar en nederigheid jegens hun herder. Door hun onderwerping en nederigheid, onderwerpen ze zich eigenlijk onder de hand Gods.
Wederom, dit is geen onderwerping als een reactie op autoritair spierballengerol of manipulatie maar uit respect voor en navolging van het lijden van Christus waarna Hij met heerlijkheid werd gekroond. Ook dit vooruitzicht mogen wij voor ogen stellen, door alle tegenwoordige en toekomende bekommernissen en het lijden dat de duivel ons nog moge geven heen: “Doch de God van alle genade, die u in Christus geroepen heeft tot zijn eeuwige heerlijkheid, Hij zal u, na een korte tijd van lijden, volmaken, bevestigen, sterken en grondvesten. Hem zij de kracht in alle eeuwigheid! Amen” (1 Petrus 5:10-11).
Hierop mogen we vertrouwen.
Al onze levensjaren bij elkaar opgeteld, zijn hoogstens een korte tijd van lijden, een korte tijd van doorzetting…
…in vergelijking met de eeuwigheid en het kennen van Hem die de kracht zij in alle eeuwigheid.
Bekijk het vandaag dus positief.
Ja, vandaag heeft u een uitdaging meegekregen om dit alles het komende jaar in de praktijk te brengen, allereerst in deze kerk. Vandaaruit kunnen we samen weer heel wat bereiken wat betreft dat “geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeze 2:10b). Dit alles vanuit een oprechte nederigheid, in oprechte dankbaarheid: “Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen” (Jakobus 4:15). Bekijk de uitdagingen die vóór u liggen als mooie kansen. Ook u kan prachtige dingen teweegbrengen. Daarom geef ik u het volgende Schriftwoord nog mee. Breng het in vervulling:
“Verblijdt u in de Here te allen tijde! Wederom zal ik zeggen: Verblijdt u! Uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend. De Here is nabij. Weest in geen ding bezorgd, maar laten bij alles uw wensen door gebed en smeking met dankzegging bekend worden bij God. En de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten behoeden in Christus Jezus. Voorts, broeders, al wat waar, al wat waardig, al wat rechtvaardig is, al wat rein, al wat beminnelijk, al wat welluidend is, al wat deugd heet en lof verdient, bedenkt dat; wat u geleerd en overgeleverd is, wat gij van mij gehoord en gezien hebt, breng dat in toepassing en de God des vredes zal met u zijn.”
- Filippenzen 4:4-9
Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 29 december 2024.
Vandaag wil ik het met u hebben over Advent; de komst van Jezus Christus onze Heer in de baarmoeder van de maagd Maria en welk verschil dit maakt voor de geschiedenis, alsook voor uw leven. Voor deze preek heb ik mijn inspiratie gehaald bij de u allen bekende kerkvader Augustinus.
Allereerst ga ik u de tekst die u al gehoord hebt, nogmaals voorlezen. Zo zit het goed in uw geheugen en dan gaat de uitleg die erop volgt vanzelf eenvoudiger te begrijpen zijn. Gelieve daarom aandachtig te luisteren:
“En op de derde dag was er een bruiloft te Kana in Galilea en de moeder van Jezus was daar; en ook Jezus en zijn discipelen waren ter bruiloft genodigd. En toen er gebrek aan wijn kwam, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn. En Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat heb Ik met u van node? Mijn ure is nog niet gekomen. Zijn moeder zeide tot hen, die bedienden: Wat Hij u ook zegt, doet dat! Nu waren daar zes stenen watervaten neergezet volgens het reinigingsgebruik der Joden, elk met een inhoud van twee of drie metreten. Jezus zeide tot hen: Vult de vaten met water. En zij vulden ze tot de rand. En Hij zeide tot hen: Schept nu en brengt het aan de leider van het feest. En zij brachten het. Toen nu de leider van het feest het water proefde, dat wijn geworden was – en hij wist niet, waar deze vandaan kwam, maar de bedienden, die het water geschept hadden, wisten het – riep de leider van het feest de bruidegom, en hij zeide tot hem: Iedereen zet eerst de goede wijn op en als er goed gedronken is, de mindere; gij echter hebt de goede wijn tot dit ogenblik bewaard. Dit heeft Jezus gedaan als begin van zijn tekenen te Kana in Galilea en Hij heeft zijn heerlijkheid geopenbaard, en zijn discipelen geloofden in Hem.”
- Johannes 2:1-11
Tijdens een preek over Johannes hoofdstuk 2, had Augustinus het over dit verhaal; namelijk over Jezus die aanwezig was op een bruiloft te Kana; de Bijbelpassage die u daarnet reeds tweemaal gehoord hebt.
Augustinus gebruikte, tijdens die bewuste preek, de allegorische methode: hij beweerde dat, net zoals de watervaten op een gegeven moment nog leeg waren (Johannes 2:6-7a), deze watervaten symbolisch de profetische geschiedenis van Adam tot en met Christus voorstelden.
Volgens Augustinus was deze geschiedenis leeg, net zoals die watervaten. De geschiedenis met al haar eeuwen en millennia zou misschien eeuwig nutteloos blijven doorlopen en eeuwig zichzelf nutteloos blijven herhalen zoals de oude Griekse filosofen beweerden.
Maar toch waren er hoogtepunten, sprankeltjes van Israëlitische profetieën die verwezen naar de komst van de Messias. En Die Messias? Die vervulde die profetieën; Die zorgde ervoor dat die watervaten niet slechts leeg bleven, niet slechts met water werden gevuld maar uiteindelijk zelfs met wijn!
Christus is die Wijn waarnaar de Oudtestamentische profetieën verwezen! [1] Hij wilt smaak geven aan je leven! Water is voor de vissen maar als je tot Christus komt, worden de profetieën begrepen als vervuld en spoedig vervuld in Christus! Zo wordt de bedekking die voor je gelaat hangt; het onbegrip en de smakeloosheid in je leven [2] weggenomen (2 Corinthiërs 3:12-18)! [3]
Natuurlijk is het leven dan nog steeds met ups en downs en natuurlijk begrijpen wij nog bijlange na niet alles van de profetieën, laat staan van de gehele Bijbel of de ganse Joods-christelijke of seculiere geschiedenis maar het leven krijgt dan volheid; het leven krijgt dan zin; het leven wordt dan weer echt leven! Het wordt dan plezierig als een feest; als het bruiloftsfeest te Kana.
Zoals Jezus het Zelf zei: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Ik ben de deur der schapen. Allen, die vóór Mij gekomen zijn, zijn dieven en rovers, maar de schapen hebben naar hen niet gehoord. Ik ben de deur; als iemand door Mij binnenkomt, zal hij behouden worden; en hij zal ingaan en uitgaan en weide vinden. De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen; Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed” (Johannes 10:7b-10).
Als we tot Jezus komen, Hem om levend water vragen en innig met Hem verbonden blijven door Zijn Heilige Geest, dan zullen we nooit meer dorsten (Johannes 4:4-30), dan zullen er, als we gedronken hebben, stromen van levend water uit ons binnenste vloeien (Johannes 7:37-38)! Dan zal er echt leven vanuit de Heilige Geest door ons heen vloeien tot ons en tot andere mensen (Johannes 7:39)!
Dit gebeurt als je dicht bij Hem blijft in gebed. “Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft [, zegt Jezus]. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen” (Johannes 15:4-5).
Jezus werd gelegd in een voederbak in Bethlehem wat in onze taal ‘Broodhuis’ betekent (Lucas 2:1-7). Hij zei van zichzelf: “Ik ben het brood des levens. (…) Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. [Dit gebeurde doordat de Heilige Geest over de maagd Maria kwam, haar overschaduwde (Lucas 1:35) en zij Hem baarde (Lucas 2:6-7)] Indien iemand van dit brood eet, [gaat Jezus verder,] hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld.” (Johannes 6:48,51)
Soms zijn wij als die dieren die rond die voederbak stonden. Soms zijn we rustig maar soms zijn we wild of boos of zelfs woedend! Soms zijn we gewoon oud en afgemat.
Hoe het ook zij, wat er ook gebeurt, in welke situatie we ons ook bevinden, laten we blijven hongeren en dorsten naar Christus, laten we van Hem ons heil en ons leven verwachten, en laten we ook deze woorden niet vergeten: “Maar ik verlustig mij in uw wet. (…) De wet van uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud en zilver” (Psalm 119:70b,72).
Jezus zei hier zelf over: “Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen. Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied” (Mattheüs 5:17-18).
We vieren in deze adventsperiode de komst van Christus in het vlees (Johannes 1:14; Filippenzen 2:5-8) en Zijn levenswerk, waardoor er al een groot deel van die wet en die profetieën vervuld zijn geraakt; tot hun volheid zijn geraakt, net zoals die watervaten, in plaats van dat die slechts gevuld werden met typisch water, vol met verrassende wijn geraakten (Johannes 2:6-10).
Maar… laten we ook uitkijken naar Jezus’ wederkomst, waardoor alle profetieën vervuld zullen geraken (Filippenzen 2:8-11), tot hun smakelijke volheid zullen worden gebracht, en laten we hier met vernieuwde hoop, geloof en liefde naar toeleven vanuit die prachtige incarnatie, die prachtige vleeswording waarin Jahweh onze God wéér Zijn liefdevolle trouw jegens ons bewees.
Jezus gaf smaak aan dit bruiloftsfeest, Hij vervulde dit bruiloftsfeest en is, zou je kunnen stellen, als die goede oude wijn die feestvreugde geeft (Johannes 2:1-11). Maar, in bredere zin betekent Zijn eerste teken (Johannes 2:11) dat Hij smaak en overvloed geeft aan het leven (Johannes 10:10).
Denk hier altijd aan en laat Hem ook jouw leven steeds weer smaak en voldoening geven. Dit doe je door dicht bij Hem te blijven vanuit gebed. Want, als het goed is, geldt: “in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij” (Handelingen 17:28b). Amen.
---
[1] Augustine of Hippo, Tract. in Joh. 9,4-6 in idem, Tractates on the Gospel of John 1–10, ed. Thomas P. Halton, trans. John W. Rettig, vol. 78, The Fathers of the Church (Washington, DC: The Catholic University of America Press, 1988), 200.
[2] Ibid., 196-197, n. 10.
[3] Ibid., 196-197.
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 1 december 2024.
Ik kende ooit een predikant die iemand die naar zijn kerk ging bij naam publiekelijk vanaf de preekstoel terechtwees. Hij vond zelf dat hij te ver was gegaan en nam bijgevolg ontslag.
Uw predikant is niet van plan dit te doen. Hij haat niemand en heeft geen afkeer van iemand en noemt niemand van ons publiekelijk bij naam maar hij heeft wel het recht en de plicht om u, zo goed als hij kan, in plaats van uw oren te kietelen, u vooruit te helpen in uw geestelijke levens.
Dit doet hij, onder andere, door u soms eens op uw tenen te trappen omdat de preek misschien wijst op iets dat u behoort te veranderen in uw leven. Maar hier staan dan dikwijls religieuze excuses in de weg. Deze kunnen zeer desastreus zijn voor uw geestelijke leven.
Je hebt het X daarstraks al horen voorlezen:
“Gij hebt gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doodslaan; en: Wie doodslag pleegt, zal vervallen aan het gerecht. Maar Ik zeg u: Een ieder, die in toorn leeft tegen zijn broeder, zal vervallen aan het gerecht. Wie tot zijn broeder zegt: Leeghoofd, zal vervallen aan de Hoge Raad, en wie zegt: Dwaas, zal vervallen aan het hellevuur. Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar, vóór het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave. Wees vriendelijk jegens uw tegenpartij, tijdig, terwijl gij nog met hem onderweg zijt, opdat uw tegenpartij u niet aan de rechter overlevere en de rechter aan zijn dienaar en gij in de gevangenis wordt geworpen. Voorwaar, Ik zeg u: Gij zult daar voorzeker niet uitkomen, voordat gij de laatste penning hebt betaald.”
- Matteüs 5:21-26 (NBG51)
Vanwege deze tekst, die ook mijn hoofdtekst voor deze preek is, heb ik de titel “religieuze excuses” gekozen voor deze preek. Dit ga ik zo meteen wat uit de doeken doen, moge het uw levens en ook mijn leven ten goede veranderen. We zijn samen op weg, hopelijk naar steeds grotere heiligheid, steeds grotere eerlijkheid, steeds minder duisternis en steeds meer licht. Moge God ons daartoe steeds bijstaan met Zijn Heilige Geest.
Onlangs zag ik een antireligieuze spotprent. Op die prent stond een koppel afgebeeld dat een keuze moest maken voor hun kinderen: ofwel sloegen ze linksaf, ofwel sloegen ze rechtsaf. Linksaf was zogezegd de weg van de kerk, zondagsschool en dergelijke. Op de grond stonden woorden als “bijgeloof”, “hypocrisie”, “wreedheid” geschreven. Rechtsaf was zogezegd de weg van de verlichting, van de seculiere school. Op de grond stonden woorden als “rede”, “rationalisme” en uiteindelijk, als summum of top: “waarheid”.
In de passage die zowel X als ik u voorlazen, een stuk uit de Bergrede, hoorde u Jezus tekeer gaan tegen religieuze excuses van de schriftgeleerden en de farizeeën. Deze excuses zijn niet plotseling van het aardoppervlak verdwenen. Ook wij hebben zulke religieuze excuses of tradities.
Zo zeggen we bijvoorbeeld in de evangelicale traditie:
“Als je zondigt, is dit iets tussen God en jou. Elke zonde die je nog begaan zal, is al vergeven door Jezus’ offer aan het kruis.” Of: “Je moet slechts aan God vergiffenis vragen en alles is weer in orde.”
Jezus zegt hier precies het tegenovergestelde:
“Wanneer gij dan uw gave brengt naar het altaar en u daar herinnert, dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave daar, vóór het altaar, en ga eerst heen, verzoen u met uw broeder en kom en offer daarna uw gave” (Matteüs 5:23-24).
Voor Jezus behoort dus je liefde tot en rechte relatie met God overeen te stemmen met je liefde en rechte relatie met je medemens. Het één kan, voor zover het van je afhangt (Romeinen 12:18), niet bestaan zonder het ander. Vandaar ook de twee grootste geboden: “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten” (Matteüs 22:37b-40). Deze twee geboden zijn dus, volgens Jezus, onlosmakelijk verbonden. Je kan dus niet zeggen: “Ik breng een offer aan God terwijl ik jaloersheid of haat of iets dergelijks jegens mijn broeder koester in mijn hart.” Het is misschien in het begin gênant maar breng het in het licht; belijdt je zonden aan je broeder, zuster of naaste. Dit behoort normaal, aanvaardbaar gedrag te zijn en niet iets uitzonderlijks of iets raars.
Ook Jakobus stelt dat je geloof of vertrouwen in God leeg is als je werken hier niet mee overeenstemmen: “Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? Stel, dat een broeder of zuster gebrek heeft aan kleding en aan dagelijks voedsel, en iemand uwer zegt tot hen: Gaat heen in vrede, houdt u warm en eet goed, zonder hen echter van het nodige voor het lichaam te voorzien, wat baat dit? Zo is het ook met het geloof: indien het niet met werken gepaard gaat, is het, op zichzelf genomen, dood” (Jakobus 2:14-17).
Jezus waarschuwt ons hierbij: “Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeën, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan” (Matteüs 5:20).
Of zoals Jakobus het stelt: “Spreekt zó en handelt zó als (mensen past), die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden. Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid bewezen heeft; barmhartigheid (echter) roemt tegen het oordeel” (Jakobus 2:12-13).
Zowel onze Heer Jezus als zijn discipel Jakobus, nodigen ons uit om onze religieuze excuses, die ons zó kunnen belemmeren, te laten varen en een leven op te nemen van vertrouwen in God en liefde voor onze naaste. Kortom: een leven naar liefde in oprechtheid.
Als we even terugdenken aan die spotprent die ik in het begin van deze preek vernoemde: spijtig genoeg hebben mensen dikwijls een afkeer van de christelijke godsdienst. Hier zijn wij ten dele zelf verantwoordelijk voor! Als onze levens niet overeenstemmen met het christelijke geloof, dan zorgt dit ervoor dat onze averechtse levenswijze als het ware een struikelblok of een gordijn voor het Licht der Waarheid, Christus Zelf, opwerpt. Nog een religieus excuus is dan: “Ja, maar Christus is toch machtig genoeg? Hij kan Zichzelf aan de verlorenen openbaren, ondanks ons falen en onze tekortkomingen.”
Christus heeft nochtans zelf onderwezen dat we Zijn Lichaam behoren te zijn (1 Korinthe 12:12-27; Efeze 4:4-7) en dat we Zijn leer, in woord en daad, behoren te verkondigen (Matteüs 28:18-20). Met andere woorden: onze levens behoren overeen te komen met de leer van Christus. Laten we dit met nauwgezetheid betrachten uit liefde voor God en uit liefde voor onze medemensen.
Lieve mensen, er valt nog zó véél te vertellen maar zorg er nu alstublieft zo goed als je kan voor dat er geen blokkade zit tussen je relatie met God en met je medemensen en zet deze preek alstublieft om naar de praktijk van jullie levens! Amen!
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 17 november 2024.
Niet alleen is het thema van de zangdienst “dankbaarheid”. Het thema van de preek is dit ook. Laten we hiervoor allereerst een parabel, met wat voorafgaande context, samen lezen:
“Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten. Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open! Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet. Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur.
Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde. En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde één, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands. Terstond ging hij, die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en hij deed er zaken mede en verdiende er vijf bij. Evenzo verdiende hij, die de twee talenten had, er twee bij. Maar hij, die het ene talent ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem. Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Die met de twee talenten trad ook toe en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; zie, ik heb er twee talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem: Wèl gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zeide: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen; hier hebt gij het uwe. En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf, wist gij, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid? Dan hadt gij mijn geld aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben. Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.”
- Mattheus 25:10-30
Dit is de gelijkenis van de talenten. Graag lees ik u nog een korte parabel voor: de parabel van de weduwe met de twee koperstukjes:
“Toen Hij [, dat is Jezus,] opkeek, zag Hij de rijken hun gaven in de offerkist werpen. Hij zag ook een behoeftige weduwe twee koperstukjes daarin werpen, en zeide: Waarlijk, Ik zeg u, deze arme weduwe heeft meer dan allen daarin geworpen. Want deze allen hebben van hun overvloed iets bij de gaven geworpen, maar zij heeft van haar armoede haar ganse levensonderhoud erin geworpen.”
- Lucas 21:1-4
Wat kunnen we leren uit deze twee parabels? De mindset of mentaliteit van waaruit we leven, maakt een wezenlijk verschil.
De Heer in de eerste parabel verwachtte het minst van de dienaar die Hij slechts één talent gegeven had. Die dienaar had de minste verantwoordelijkheid, de minste plicht, de minste last. Toch had die dienaar een negatief beeld over zijn Baas: “Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zeide: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen; hier hebt gij het uwe.” Hij was vergeten dat Zijn Heer hem deze mogelijkheden, deze kansen had gegeven en het minst van hem verwachtte.
De twee andere dienaren en vooral de weduwe, leefden uit vertrouwen op de Heer of op God. Ze hadden wel een juist godsbeeld, een juist beeld van de Vader. Ze vertrokken vanuit dankbaarheid wat leidde tot bereidwilligheid. Ze wisten wat ze gekregen hadden, waren er dankbaar voor en zetten hun dankbaarheid om in daden.
Ook de Vader in de parabel van de verloren zoon, u allen reeds bekend, bleef tóch leven vanuit een gevoel van onzelfzuchtige vrijgevigheid. Maar zijn jongste zoon leefde vanuit een gevoel van schaarsheid en egoïsme. Hij moest en zou zijn erfdeel krijgen en dat was alleen voor hem: hij verkocht alles en trapte het af en ging alles verbrassen zonder om te zien naar zijn familie. Toen hij later terugging naar zijn Vader, was zijn Vader niet verbitterd of karig. Neen! Hij deelde nog steeds ruimhartig, ongeacht onze gevoelens van rechtvaardigheid of logica. Deze onzelfzuchtige vrijgevigheid was er ook voor de oudste, trouwe zoon: hij mocht ook meevieren maar hij moest er niets van weten. Het was niet eerlijk! Ook zijn vader- of godsbeeld was zoals de slechte dienaar van de eerste parabel. Luister maar:
“Toen werd de oudste broer boos en wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader kwam naar buiten. Hij drong er bij hem op aan dat hij ook binnen zou komen. Maar hij zei tegen zijn vader: 'Kijk eens, ik werk al jarenlang voor u en ben u nooit ongehoorzaam geweest. Maar u heeft mij nog nooit één geitje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw geld heeft opgemaakt bij de hoeren, heeft u voor hém het vetgemeste kalf laten slachten!'” (Lukas 15:28-30, BasisBijbel).
Wat kunnen we hier nu uit leren? Dankbaarheid geeft je vleugels. Ondankbaarheid houdt je onder. Je kan nog zo veel betekenen in dit leven uit dankbaarheid tot je Heer. Je kan leven uit een mentaliteit van dankbaarheid in plaats van een overlevingsmentaliteit. Kijk eens naar hoe ver je al bent geraakt in dit leven en kijk vooral naar wat de Heer allemaal al voor je heeft gedaan! Het is niet omdat je minder fysieke, mentale of financiële capaciteiten hebt, dat je Schepper wreed is. Hij verwacht niet meer van je, dan je kan opbrengen. Sommigen hebben meer energie, meer kracht dan anderen en bereiken meer in dit leven. Hier hoef je niet jaloers of verbitterd over te zijn. Besef dat de Heer heeft gezegd dat de weduwe met haar twee rosse muntjes meer heeft gegeven dan al dat stinkend rijke volk bij elkaar. Zij gaf, uit liefde, dankbaarheid en ontzag, alles wat ze had aan haar Heer, terwijl dat rijke volk, als het ware, slechts wat restjes aan Hem gaf. Besef ook dat de Heer heeft gezegd: “'Vriend, ik ben helemaal niet oneerlijk tegen je. Je was het er van tevoren toch mee eens dat ik je één zilverstuk zou betalen? Neem je loon dus mee en ga naar huis. Ik wil de mensen die het laatste kwamen hetzelfde betalen als jullie. Ik mag met mijn geld toch doen wat ik wil? Of denk jij slecht over mij, omdat ik goed ben?' Zo zullen de mensen die nu het laatst zijn, straks het eerst zijn. En mensen die nu het eerst zijn, zullen straks het laatst zijn. Want er zijn wel veel mensen geroepen, maar er zijn maar weinig mensen toegelaten” (Matteüs 20:13b-16, BB).
Je bent geroepen! Weest niet verbitterd omdat de Vader onzelfzuchtig en vergevend is jegens mensen die dit zeker niet verdienen. Sluit jezelf niet buiten! “Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt onder alles, want dat is de wil Gods in Christus Jezus ten opzichte van u. Dooft de Geest niet uit” (1 Tessalonicenzen 5:16-19). Ik verdiende zijn genade en vergevingsgezindheid zeker niet en dit zal ik ook nooit verdienen maar uit dankbaarheid mag ik nu wel het goede doen, vanuit mijn capaciteiten door Hem geschonken en vanuit de genadevolle bekrachtiging door Zijn Heilige Geest. Hetzelfde geldt voor jou. In plaats van jaloers of verbitterd te zijn, wees dankbaar voor de vergiffenis en de talenten die God aan andere mensen binnen of buiten onze kerk geschonken heeft.
Laten we voor elkaar blijven bidden, elkaar blijven ondersteunen en God dankbaar zijn voor elkaar en voor de talenten die Hij jou en mij geschonken heeft, ook als je denkt dat je minder hebt gekregen dan jouw naaste, opdat je jezelf niet buitensluit. Ter afsluiting herhaal ik nogmaals de woorden van onze Heer Jezus Christus. Tracht ze grondig te begrijpen:
“'Vriend, ik ben helemaal niet oneerlijk tegen je. Je was het er van tevoren toch mee eens dat ik je één zilverstuk zou betalen? Neem je loon dus mee en ga naar huis. Ik wil de mensen die het laatste kwamen hetzelfde betalen als jullie. Ik mag met mijn geld toch doen wat ik wil? Of denk jij slecht over mij, omdat ik goed ben?' Zo zullen de mensen die nu het laatst zijn, straks het eerst zijn. En mensen die nu het eerst zijn, zullen straks het laatst zijn. Want er zijn wel veel mensen geroepen, maar er zijn maar weinig mensen toegelaten” (Matteüs 20:13b-16, BB).
Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 10 november 2024.
Hallo, mijn naam is Z, voorganger van de Evangelische kerk van Balen in het dorp Rosselaar, en blije inwoner van Mol. Zelf heb ik een dochtertje en ben ik sinds februari 2020, mede dankzij mijn vrouw, getrouwd.
Vandaag vieren we samen dezelfde vrije keuze van twee mensen: de vrije keuze van X zowel als de vrije keuze van Y.
X en Y kiezen er alle twee voor om samen verder te gaan in het leven. Ze beloven trouw aan elkaar tot de dood hen scheidt. Dit beloven ze niet alleen aan elkaar, ze beloven dit ook vóór God.
Als christenen geloven we namelijk dat God het huwelijk bedoeld heeft als een levenslang verbond tussen één man en één vrouw. Dit gebaseerd op de woorden van onze Heer Jezus Christus in onder andere de volgende passage uit het Evangelie volgens Markus:
“Ook de farizeën kwamen naar Hem toe, en vroegen, om Hem op de proef te stellen, of een man zijn vrouw mag verstoten. Hij gaf hun ten antwoord: Wat heeft Moses u geboden? Ze zeiden: Moses heeft toegestaan, een scheidingsbrief te schrijven, en haar zó te verstoten. Jesus antwoordde hun: Om de hardheid van uw gemoed heeft Moses u deze wet gegeven; maar van de aanvang der schepping af, heeft God hen man en vrouw gemaakt; daarom zal de mens vader en moeder verlaten, en de twee zullen één vlees zijn. Ze zijn dus geen twee meer, maar één vlees. Wat dus God heeft verenigd, dat scheide geen mens. Thuis ondervroegen zijn leerlingen Hem hierover opnieuw. En Hij sprak tot hen: Wie zijn vrouw verstoot, en een andere huwt, begaat echtbreuk tegen haar. En wanneer een vrouw haar man verlaat en een anderen huwt, begaat ze echtbreuk” (Markus 10:2-12).
We staan achter deze vrije keuze van X en Y, dit positieve antwoord, deze “levenslange ja” die ze geven op deze roeping en wensen hen hier alvast veel blijdschap en toch ook wel sterkte bij. In het Matteus-evangelie zien namelijk zelfs de leerlingen van Jezus het levenslange huwelijk als een zware opdracht: “Zijn leerlingen zeiden tot Hem: Als zó de verhouding is van den man tot de vrouw, dan is het niet raadzaam te huwen” (Matteus 19:10). Ook de farizeeën wilden het recht op scheiding hooghouden. Ze vroegen namelijk: “Is het een man geoorloofd, zijn vrouw te verstoten, om welke reden ook?” (Matteus 19:3b) en: “Waarom heeft Moses dan bevolen, een scheidingsbrief te geven, en eerst dan de vrouw te verstoten?” (Matteus 19:7b).
Bemerk dat vele mensen in deze tijd alsook in die tijd excuses maakten. Ze wilden de rechten, de pleziertjes van een huwelijk maar er moest een grens; een limiet; een alternatief op staan. In plaats van mee te gaan met wat in die tijd populair was: de mannen een breder of smaller excuus te geven tot scheiding, hetzij bij nagenoeg alles, zoals dat je vrouw je eten eens heeft laten aanbranden, hetzij bij vermeende hoererij, noemt Jezus deze mannen verhard in hun harten (Matteus 19:8a). Ook in onze tijd wordt een kerkelijk huwelijk dikwijls louter gezien als een romantische toevoeging op het gemeentehuwelijk. Als de gevoelens over tijd wegebben, dan zoek je gewoon een nieuwe vlam, toch? “Neen!,” zegt Christus hier, met duidelijke, strenge woorden. Of zoals Paulus het stelde: “De gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang hij leeft; maar is de man gestorven, dan is ze vrij van de huwelijkswet. Wanneer ze dus bij het leven van haar man zich geeft aan een anderen man, dan wordt ze echtbreekster genoemd; maar is haar man gestorven, dan is ze vrij van de wet, en is ze geen echtbreekster, als ze zich met een anderen man verbindt” (Romeinen 7:2-3) en: “Aan de gehuwden beveel niet ik maar de Heer, dat de vrouw zich niet mag scheiden van den man; en zo ze toch gescheiden is, dat ze dan ongehuwd moet blijven of zich met den man moet verzoenen; ook dat de man de vrouw niet mag verstoten” (1 Korintiers 7:10-11). Wat dan met de stelling of de vraag van de apostelen: “Als zó de verhouding is van den man tot de vrouw, dan is het niet raadzaam te huwen” (Matteus 19:10b)? Paulus, in navolging van Christus, geeft ons tot tweemaal toe dé sleutel voor een succesvol huwelijk:
“Weest elkander onderdanig in de vreze van Christus. Gij vrouwen, weest onderdanig aan uw mannen, als aan den Heer. Want de man is het hoofd van de vrouw, zoals Christus het Hoofd is der Kerk, Hij die de Verlosser is van het Lichaam. Welnu, zoals de Kerk onderdanig is aan Christus, zo moeten in alles de vrouwen het zijn aan haar mannen. Gij mannen, hebt uw vrouwen lief, zoals ook Christus de Kerk heeft bemind. Hij heeft Zich voor haar overgeleverd: om haar te heiligen en te reinigen door het Waterbad, vergezeld van het woord; om Zich een heerlijke Kerk te bereiden, zonder vlek of rimpel of iets van die aard, maar heilig en zonder enige smet. Zo moeten ook de mannen hun vrouwen liefhebben als hun eigen lichaam; wie zijn vrouw bemint, heeft zichzelf lief. Welnu, niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat; maar hij voedt en verzorgt het, zoals ook Christus het doet met de Kerk, omdat we de ledematen zijn van zijn Lichaam. “Daarom zal de man vader en moeder verlaten, en zich hechten aan zijn vrouw; en die twee zullen één vlees worden”, Dit geheim is groot; ik bedoel: zijn verhouding tot Christus en de Kerk. Maar hoe het ook zij: ieder van u moet zijn vrouw liefhebben als zichzelf, en de vrouw moet eerbied hebben voor den man” (Efeze 5:21-33).
“Gij vrouwen, weest onderdanig aan uw mannen, zoals het uw plicht is in den Heer. Gij mannen, hebt uw vrouwen lief, en weest niet ongenietbaar jegens haar” (Kolossenzen 3:18-19).
De sleutel is namelijk wederzijdse onderdanigheid, waarbij de nadruk ligt op respect geven aan de man en liefde geven aan de vrouw. Beiden hebben natuurlijk zowel respect als liefde nodig maar de vrouw heeft vooral een gevoel van geborgenheid nodig, terwijl een man het nodig heeft zich gerespecteerd en gewaardeerd te voelen. Soms kan het zijn dat je partner nul procent geeft, dan behoor jij nog steeds honderd procent te geven.
Want als je goed hebt opgelet, dan hoorde je daarstraks dat ik X en Y sterkte toewenste. Waarom heb ik dat gedaan? Omdat het huwelijk niet altijd rozengeur en maneschijn is. Het loopt niet altijd van een leien dakje. Er zullen momenten zijn waarop het even moeilijker of misschien zelfs voor een langere tijd véél moeilijker gaat. “In goede maar ook in kwade dagen, in gezondheid maar ook in ziekte.” Dit zijn de woorden van de trouwbelofte die we ons goed voor ogen moeten houden en die we in ons hoofd behoren te prenten.
Het huwelijk is niet zoals een romantische film waarin er altijd wordt geleefd op romantische gevoelens en waarop dit op de één of andere manier toevallig altijd goed gaat. Als de man en de vrouw voor elkaar gemaakt zijn, dan begrijpen ze elkaar altijd en blijft deze vlam van romantiek, deze brandende pijl van Cupido, altijd gewoon branden. Als dit niet het geval is, tja, dan zijn ze zogezegd “niet-compatibel” of als de romantische gevoelens ophouden dan zijn ze zogezegd niet “de ware” voor elkaar. Bijgevolg moeten ze maar van elkaar scheiden en eventueel verder zoeken naar “de ware” waarmee ze zich compatibel voelen.
Wat een dwaasheid! Wat een eeuwige zoektocht! Het proberen te verzadigen van een alsmaar groeiende maag of het proberen te vullen van een bodemloze put! Een egoïstisch hart raakt nooit vervuld.
In tegenstelling tot dramafilms die, wanneer men deze in het echte leven zou proberen na te bootsen, altijd zorgen voor trauma’s en relaties die op de klippen lopen, is het Bijbelse huwelijk gelukkig een verbond waarbij man en vrouw zich vrijwillig aan elkaar onderwerpen, waarbij ze sterven aan hun eigen egoïstische en kinderachtige verlangens en elkaar liefde, respect en eer geven.
Emoties zijn dus van secundair belang. Van primair belang is de continue keuze om elkaar keer op keer lief te hebben en op de eerste plaats te zetten, ondanks de moeilijkheden of egoïstische trekken die nog aanwezig zijn in man en vrouw.
Het huwelijk is véél interessanter dan een dramafilm. Als het huwelijk geen uitdagingen zou bevatten, geen hoogtes en laagtes, zou het maar saai zijn. In tegenstelling tot sommige films, kent het huwelijk wél hoogtes en laagtes, kent het wél boeiende uitdagingen, allereerst uitdagingen vanbinnen in jezelf zodat je je slechte kantjes kan leren kennen en hieraan kan beginnen te werken, alsook avontuurlijke uitdagingen met je partner: leren communiceren met hem of haar en hem of haar beter leren begrijpen, aanvaarden en lief te hebben mét de kantjes die je er liever niet bijnam maar die je toch na een tijdje ontdekt.
Huwelijkspartners hebben beiden op elk moment steeds weer de keuze om meer en meer egoïstisch te worden en hun huwelijk op de klippen te zien lopen of juist steeds weer te sterven aan hunzelf; aan hun egoïstische verlangens en hun huwelijk te doen slagen en daardoor een toekomst te bouwen voor henzelf alsook (een toekomst te bouwen) voor hun kroost; een warme familie. Zoals ik al zei: “Soms kan het zijn dat je partner nul procent geeft, dan behoor jij nog steeds honderd procent te geven.” Of, zoals we in de volksmond zeggen: dan geldt: “Nee heb je, ja kun je krijgen.”
Ziet u, volgens christenen is het huwelijk een afbeelding van iets. Het is een afbeelding van Jezus die kwam, stierf aan Zichzelf en Zijn eigen leven vrijwillig opofferde voor mensen die veraf van Hem waren en hierna vele geestelijke kinderen kreeg die dicht bij Hem leven, namelijk de miljoenen ware christenen die er op deze wereld zijn en geweest zijn.
Op dezelfde manier staan X en Y vanaf hun huwelijk voor een missie: komen, zien en zichzelf overwinnen; komen, sterven aan zichzelf, zichzelf overmeesteren, zichzelf vrijwillig opofferen en hierdoor een mooie toekomst voor de ander en voor hun toekomstige kroost maken. Komen: “ja” zeggen. Zien: ze leren elkaar steeds beter en beter kennen alsook hun eigen mindere kantjes en de mindere kantjes van hun huwelijkspartner. Overwinnen: niet elkaar proberen te overwinnen maar zichzelf overwinnen. Zó had God het, volgens Jezus Zélf, van in het begin bedoeld.
Daarom dat in Oosters-Orthodoxe kerken, bij het huwelijk, aan de gehuwden een mooie kroon wordt gegeven. Deze kroon staat symbool voor hun martelaarsdood: het vrijwillig sterven aan hunzelf, het zichzelf altijd steeds weer opofferen voor de ander. Als beide partners dit doen, komt hieruit als resultaat en als beloning iets moois, iets nieuws tevoorschijn: een voorafbeelding van het perfecte Paradijs waarin zij ooit samen voor eeuwig zullen mogen vertoeven wanneer zij de Heer en elkaar trouw zijn geweest en zo veel mogelijk afgestorven zijn aan hun eigen egoïstische verlangens en zo veel mogelijk op Hem lijken!
Daarom wens ik zowel X als Y veel zegen en sterkte toe bij deze heerlijke uitdaging én kans om samen nog zó véél te groeien in jullie wandel met elkaar en in jullie wandel met Jezus Christus; onze Heer en Redder Die ons is voorgegaan!
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 9 november 2024.
Behalve indien anders aangegeven zijn de bijbelteksten genomen uit de Petrus Canisius vertaling (Brussel: het Spectrum, 1948).
Categorie:Preken
28-10-2024
Liturgie van het Huwelijk
Binnentreden bruid en bruidegom (eigen lied)
Openingsliederen (samenzang):
1)Opwekking 267 - Groot is de Heer, Hij is heilig en goed
Groot is de Heer, Hij is heilig en goed. Door zijn kracht staan wij vast in zijn liefde. Groot is de Heer, Hij's waarachtig en trouw. Door genade bewijst Hij zijn liefde.
Groot is de Heer en waard onze lofprijs. Groot is de Heer en waard onze eer. Groot is de Heer, verhef dan je stem, verhef dan je stem. Groot is de Heer. (2x)
2)Opwekking 194 - U maakt ons één
U maakt ons één. U bracht ons tesamen, wij eren en aanbidden U. U maakt ons één, U bracht ons tesamen, wij eren en aanbidden U.
Wordt uw wil gedaan, dan bindt het ons saam, iedereen zal deel zijn van uw gezin. Wordt uw wil gedaan, dan bindt het ons saam, iedereen zal deel zijn van uw gezin.
Verwelkoming met gebed:
Welkom allemaal op het huwelijk van X en Y. Laten we samen bidden:
Vader, Van in het begin van de mensheid, heeft U het verbond van het huwelijk ingesteld als een heilig verbond; een symbool van Christus’ liefde voor Zijn Kerk.
Met vertrouwen in U en vertrouwen in elkaar, beloven X en Y elkaar straks liefde tot de dood hen scheidt.
Mogen hun levens voor altijd een getuigenis zijn van die liefde die van U komt. Dit vragen wij U door Christus onze Heer.
Prediking over het huwelijk
Korte uitleg:
X en Y, jullie zijn hier samengekomen om jullie officieel te verbinden in een christelijk huwelijk in aanwezigheid van de heilige Drieëenheid, de heilige christenen die ons zijn voorgegaan, Gods engelen en wij allen. Moge de Heer Zijn zegel op jullie huwelijk drukken en moge Hij Zijn zegen hieraan geven.
Vragen:
X en Y, vooraleer jullie jullie huwelijksbelofte uitspreken, moet ik jullie eerst nog enkele vragen stellen:
Zijn jullie uit vrije wil en met de volle instemming van jullie harten naar hier gekomen om met elkaar te trouwen? [Ja, dat zijn we.]
Zijn jullie bereid elkaar lief te hebben als gehuwden en te waarderen al de dagen van jullie levens? [Ja, dat zijn we.]
Zijn jullie bereid kinderen als geschenk uit Gods hand te aanvaarden, hen in jullie liefde te laten delen en hen in de wet van Christus op te voeden? [Ja, dat zijn we.]
Beloven jullie dat geen van jullie een huwelijksverbond was aangegaan met een nog levende persoon? [Ja, dat beloven we.]
De bruidegom: “Ik zweer plechtig dat wij legaal getrouwd zijn voor de gemeente en dat er geen huwelijksbeletsel bestaande is, waardoor ik, X, niet mag trouwen met Y.”
De bruid: “Ik zweer plechtig dat wij legaal getrouwd zijn voor de gemeente en dat er geen huwelijksbeletsel bestaande is, waardoor ik, Y, niet mag trouwen met X.”
De trouwbelofte
Dan mogen jullie nu elkaar de rechterhand geven en de trouwbeloften uitspreken:
[Bruid en bruidegom geven elkaar de rechterhand en hand in hand verbonden, van aangezicht tot aangezicht, spreken zij elk na elkaar de trouwbelofte uit.]
De bruid: Y, ik wil je man zijn en ik beloof je trouw te blijven in goede en kwade dagen, in armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid. Ik wil je liefhebben en koesteren al de dagen van mijn leven.
De bruidegom: X, ik wil je vrouw zijn en ik beloof je trouw te blijven in goede en kwade dagen, in armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid. Ik wil je liefhebben en koesteren al de dagen van mijn leven.
De uitwisseling van de ringen:
Om jullie huwelijksbelofte kracht bij te zetten, willen jullie een tastbaar teken uitwisselen. Laat jullie liefde zijn als deze ringen: stevig en eindeloos.
Y, neem deze ring als teken van mijn liefde en trouw.
X, neem deze ring als teken van mijn liefde en trouw.
Uitleg bij het avondmaal:
Onze Heer Jezus Christus, Uw eeuwige liefde en trouw jegens ons en jegens dit kostbare huwelijkspaar, heeft U uitgedrukt in de tekenen van brood en wijn, waarmee u verwees naar Uw sterven aan het kruis voor onze zonden en tekorten. Over U schreef Uw trouwe apostel Lucas:
“En toen het uur aangebroken was, ging Hij aanliggen en de apostelen met Hem. En Hij zeide tot hen: Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd. Want Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods. En Hij nam een beker op, sprak de dankzegging uit en zeide: Neemt deze en laat hem bij u rondgaan. Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het Koninkrijk Gods gekomen is. En Hij nam een brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het hun, zeggende: Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis. Evenzo de beker, na de maaltijd, zeggende: Deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed, die voor u uitgegoten wordt.”
Dit nieuwe Verbond viert dit koppel door samen het brood, symbool van Uw Lichaam dat ook voor hen gebroken is aan het kruis, tot Uw gedachtenis tot hen te nemen. Amen. [Bruid en bruidegom eten nu samen van het brood.]
Dit nieuwe Verbond vieren ze ook door samen de wijn, symbool van Uw Bloed dat ook voor hen het nieuwe Verbond bewerkstelligde aan het kruis, te drinken tot Uw gedachtenis. Amen. [Bruid en bruidegom drinken nu samen van de wijn.]
Mogen hun gemeenschappelijke huwelijksleven alsook hun dagdagelijkse levens steeds een afspiegeling zijn van dit nieuwe Verbond door Christus onze Heer. Amen.
[Bruid en bruidegom nemen de rechterhand van de voorganger vast, indien mogelijk met de hand waarop zij hun trouwringen dragen.]
Gebed en bevestiging van het echtpaar:
Heilige God, U bent getuige van X en Ys beloften, die zij tot elkaar en voor Uw Aangezicht hebben uitgesproken. Zij kozen ervoor om aan hun eigen verlangens te sterven en te leven voor elkaar in zelfverloochening en doorzetting. Dit in navolging van U, Heer Jezus, Die Uw leven gegeven hebt als het ultieme voorbeeld van zelfverloochening en doorzetting. Mogen hun levens tezamen ook een symbool zijn van die liefde waardoor U Zichzelf opofferde voor Uw Kerk. Mogen deze ringen hen herinneren aan deze liefde en trouw die zij elkaar verschuldigd zijn.
Zegen voor het huwelijkspaar
[De voorganger plaatst zijn handen op de hoofden van het echtpaar.]
De HEERE zegene u en behoede u! De HEERE doe zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig! De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede! Dit alles vragen wij in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
De bevestiging van het huwelijk:
Voortaan zal de gemeenschap van de christelijke gelovigen jullie beschouwen als gehuwden. Moge de Heer jullie huwelijk bevestigen en jullie leven zegenen.
En u allen die hier tegenwoordig zijt, neem ik tot getuigen van deze heilige verbintenis.
Wat God verbonden heeft, dat zal de mens niet scheiden.
Eer aan de Vader (doxologie)
Eer aan de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Zoals het was in het begin, nu en altijd, in en alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Slotlied:
Opwekking 213 U Zij de Glorie
U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer. Uit een blinkend stromen, daald' een engel af, heeft de steen genomen van 't verwonnen graf.
U zij de glorie, opgestane Heer! U zij de victorie, nu en immermeer.
Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer! Hij brengt al de zijnen in zijn armen weer. Weest dan volk des Heren, blijd' en welgezind, en zegt telkenkere: Christus overwint!
U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, nu en immermeer.
Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft, die mij heeft genezen, die mij vrede geeft? In zijn godd'lijk wezen is mijn glorie groot, niets heb ik te vrezen in leven en dood.
U zij de glorie, opgestane Heer, U zij de victorie, nu en immermeer.
Het echtpaar en de voorganger ondertekenen samen het kerkelijk huwelijk in het trouwboekje.
Alles wat jullie (niet) gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie (niet) voor mij gedaan
‘Wanneer de Mensenzoon komt, omstraald door luister en in gezelschap van alle engelen, zal hij plaatsnemen op zijn glorierijke troon. Dan zullen alle volken voor hem worden samengebracht en zal hij de mensen van elkaar scheiden zoals een herder de schapen van de bokken scheidt; de schapen zal hij rechts van zich plaatsen, de bokken links. Dan zal de koning tegen de groep rechts van zich zeggen: “Jullie zijn door mijn Vader gezegend, kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd is. Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”’
- Matteüs 25:31-40
Dit Bijbelgedeelte gaat over het laatste oordeel. Allen zullen geoordeeld worden door Jezus Christus en dit zal een rechtvaardig oordeel zijn. Zij die de wil van God doen worden in de Bijbel aangeduid met de eretitel: broeders en zusters. Jezus zei: “Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? En Hij strekte zijn hand uit over zijn discipelen en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders. Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder” (Matteüs 12:48b-50; NBG51).
In de eerste Bijbeltekst die ik aanhaalde zien we al minstens één schakering van wat het betekent om gerekend te worden tot hen die de wil van God doen, hen die op een positieve manier geoordeeld zullen worden: “alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan” verzekert Jezus ons. En hij maakt het heel praktisch, heel concreet. Zij die gastvrij geweest zijn ten overstaande van hen die de wil van God doen en dus broeders of zusters van Christus zijn, door hen eten en drinken te geven, hen te kleden en hen onderdak te bieden, zullen door God rijkelijk beloond worden: “Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer” (Matteüs 25:23b). Hun daden zijn rechtvaardig: zuiver als wit linnen, die aantonen dat ook zij bij het bruiloftsfeest van Christus en Zijn Kerk horen (Openbaring 19:6-9).
Langs de andere kant zijn er diegenen die het tegengestelde gedaan zullen hebben. Het zijn diegenen met een verkeerd godsbeeld, die denken dat God eigenlijk niet te vertrouwen is, dat hij streng is en van ons verwacht dat we opbrengen waar God ons niet in heeft gesteund. Zij worden omschreven als slechte, laffe dienaars die niet welkom zijn in de gastvrijheid maar voor eeuwig buiten blijven (Matteüs 25:24-30, 41-46). Ze menen dat ook zij binnen mogen komen maar ze hebben de liefde van de Gastvrije God niet in hun harten. Hun daden zijn niet rechtvaardig; zijn niet zuiver als wit linnen. ‘Toen de koning binnenkwam om te zien wie er allemaal aanlagen, zag hij iemand die zich niet in bruiloftskleren gestoken had, en hij vroeg hem: “Vriend, hoe ben je hier binnengekomen terwijl je niet eens een bruiloftskleed aanhebt?” De man wist niets te zeggen. Daarop zei de koning tegen zijn hofdienaars: “Bind zijn handen en voeten vast en gooi hem eruit, in de uiterste duisternis, waar men jammert en knarsetandt. Velen zijn geroepen, maar slechts weinigen uitverkoren”’ (Matteüs 22:11-14).
---
Gepreekt tijdens de Diversi-Date in O.-L.-Vrouw van Altijddurende Bijstand Parochiekerk (Balen) op 6 oktober 2024.
Het plechtige begin van de Hebreeënbrief, met de geloofsbelijdenis dat God, nadat Hij door vele profeten tot ons gesproken heeft, nu tot ons gesproken heeft door zijn Zoon, geeft ons een prachtige gelegenheid om ons te bezinnen op de betekenis van de menswording.
Het tweede hoofdstuk begint met een aansporing om trouw te blijven aan het ons verkondigde woord en ons geloof in Gods getuigenis niet te verwaarlozen. Dan legt de auteur uit hoe Jezus Christus een unieke en cruciale rol heeft in de heilsgeschiedenis. Vanuit het geloof in de verrijzenis en de hemelvaart, stelt hij dat Christus nu over alles heerst, als Redder van de mensen.
God had Hem een korte tijd (in vergelijking met de eeuwigheid) een lagere plaats gegeven dan de engelen, toen Jezus mens werd. Maar daarna heeft Hij Hem hoog verheven en alle eer gegeven in de hemel. “Maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond” (Hebreeën 2:9).
Juist in die dynamiek ziet de auteur van de Hebreeënbrief een bewijs van hoe goed God voor ons is. Door zelf te lijden heeft Jezus Christus, de Zoon van God, redding gebracht voor ons, lijdende mensen. En daarbij komt die diepe overtuiging dat het dáárom is dat Jezus zei dat wij Zijn broers en zussen zijn: “Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken. Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen” (Hebreeën 2:10-11).
De beeldrijke, poëtische taal van deze Bijbeltekst komt bij een eerste lezing wellicht nogal moeilijk binnen. Maar als u dit spirituele theezakje lang genoeg in het warme water van uw hart laat trekken, komt er veel smaak vrij: Jezus noemt ons zijn broers en zussen. Hoewel wij zeker niet gelijk zijn aan God, is Jezus, net zoals wij, mens en zijn wij, in die zin, net zoals Jezus, kinderen van God de Vader en zelfs Zijn broeders. “Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen” (Hebreeën 2:11).
We zijn niet louter toevallig zijn broeders en zusters, alsof het eigenlijk niets betekent voor God. Hij heeft ons die plaats in de schepping gegeven uit liefde. “wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet? Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd” (Psalm 8:5-7).
Zo wil God dus met ons van in het vroegste moment van ons bestaan tot in eeuwigheid een verbond aangaan van liefde en trouw. Heel wat grote geestelijke schrijvers hebben daarom onze relatie met God vergeleken met een huwelijk. Zo kan het huwelijk met de Tuin van Eden; het Paradijs waarin het Woord van God tastbaar en zichtbaar in ons midden was, vergeleken worden.[1] Daarom zou onze geloofsgemeenschap, in navolging van God Zelf, zo’n grote waarde aan het huwelijk behoren te hechten. In de levenslange, ongebroken huwelijksliefde zien wij een beeld van Gods liefde voor ons (Matteüs 5; 1 Korinthe 7).
Staat u daar wel eens bij stil, dat God met u getrouwd is? Zijn er wel eens momenten dat u aan God denkt als aan een liefhebbende partner, die u door en door kent, met wie wij mogen samenwerken om deze schepping smaak te geven en om deze schepping licht te geven door Zijn Bruid mee klaar te maken (Exodus 3; Jesaja 62; Matteüs 5:13-16; Openbaring 19:6-9)?
We hebben de vrijheid en de verantwoordelijkheid om de woorden van Jezus in het evangelie, positief of negatief, een plaats te geven in ons leven. Vanuit Jezus’ beleving en relatie met God Zijn Vader, en vanuit Zijn overtuiging dat we allemaal in het Rijk Gods een plaats kunnen hebben, en ook zouden moeten willen hebben, is Hij heel stellig en soms streng. Zo zegt Hij met positieve woorden: “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben” (Johannes 14:2-3). En met strenge woorden zegt Hij: “Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. En indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u; want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter helle vare” (Matteüs 5:29-30). Maar het doel is hetzelfde. Jezus wil je meehebben voor Zijn Koninkrijk!
De liefde niet het laatste woord geven in je leven, of jezelf beter wanen dan een ander, is in Jezus’ ogen een kaakslag aan God, de bron van alle liefde. Hij is verontwaardigd, wanneer zijn leerlingen de kinderen die bij Jezus gebracht worden afwijzen en weg proberen te sturen. Ver-ont-waard-igd (Marcus 10:13-16). Hij voelt het aan alsof Hijzelf als geïncarneerde Zoon van God; als Zoon des Mensen maar ook al zijn kleine broertjes en zusjes, van hun onvervreemdbare waardigheid worden beroofd door de afwijzing van de apostelen. Zijn en onze waarde, is die van het kindschap Gods. Daar vinden we een gezonde christelijke eigenwaarde en naastenliefde. Als we onszelf en elkaar niet met die eerbied behandelen, hebben we van Gods prachtige en goede schepping niets begrepen. Dan staan we met onze rug naar God, in plaats van naar Hem onderweg te zijn.
Niet voor niets worden zij die de wil van God doen aangeduid met de eretitel: broeders en zusters. “Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? En Hij strekte zijn hand uit over zijn discipelen en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders. Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder” (Matteüs 12:48b-50). Mijn broeders en zusters, maar bovenal en onvervreemdbaar: broeders en zusters van Jezus Christus, kinderen van God de vader. Ereburgers in het Rijk Gods. Zo veel houdt God van ons.
Ook al hebben we niet alles, écht alles, moeten achterlaten zoals Abraham: “Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten en ga naar het land dat ik je zal wijzen” (Genesis 12:1, NBV2004). “Door het geloof heeft hij [, dat is Abraham,] vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaak en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte” (Hebreeën 11:9). Ook al werd ons geloof niet beproefd zoals hij: “Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden” (Genesis 22:12b). Ook al maakten we geen deel uit van dat “kleinste van alle volken” (Deuteronomium 7:7b) en ook al zijn we niet behandeld als vreemdelingen en zelfs als dwangarbeiders (Exodus 1:8-11) en ook al hebben we niet, samen met Mozes, “met het volk Gods kwaad verdragen” (Hebreeën 11:25b), toch mogen we ons als christenen tevens identificeren “als bijwoners en vreemdelingen” (1 Petrus 2:11b), met hen die, net zoals Abraham, “de vader van alle onbesneden gelovigen” (Romeinen 4:11b), “en een vader van de besnedenen, voor hen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader Abraham in zijn onbesneden staat bezat” (Romeinen 4:12), met hen die, net zoals zijn geestelijke navolgers, “de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is,” verwachten (Hebreeën 11:10) en met hen die, net als Mozes, “de smaad van Christus groter rijkdom [achten] dan de schatten van Egypte” (Hebreeën 11:26).
“In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken. En als zij gedachtig geweest waren aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehad hebben terug te keren; maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid” (Hebreeën 11:13-16).
“Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, want onze God is een verterend vuur. Laat de broederlijke liefde blijven. Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, engelen geherbergd. Denkt aan de gevangenen, alsof gij met hen gevangen waart; aan hen, die mishandeld worden, als (mensen), die ook zelf een lichaam hebt” (Hebreeën 12:28-13:3).
Wat wilt dit nu concreet zeggen? Wij behoren niet te comfortabel te worden in al onze wereldgezindheid en in al onze luxe maar we mogen ons identificeren met vluchtelingen en met vervolgde christenen in vreemde landen, een beetje zoals Mozes: “Door het geloof heeft Mozes, volwassen geworden, geweigerd door te gaan voor een zoon van Farao’s dochter, maar hij heeft liever met het volk Gods kwaad verdragen, dan tijdelijk van de zonde te genieten; en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding. Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, zonder de toorn des konings te duchten. Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke” (Hebreeën 11:24-27).
De heilige voorbeelden die we vandaag aangehaald hebben, en nog ontelbaar vele andere mensen van vlees en bloed, hebben veel moeten afzien; veel moeten doorstaan als voorlopers en / of navolgers van Christus. “Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt. Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde. (…) Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën, en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze. Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien. Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden. Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. Want gij weet, dat hij later, toen hij (toch) de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht” (Hebreeën 12:1-4, 12-17).
Iedere dag hebben we de keuze of we ons identificeren met deze wereld en haar luxe en weelde of dat we ons identificeren met Christus, met de navolging van en het vertrouwen in Hem, met de armen, vreemden, verdrukten, gevangenen, vervolgde christenen, kortom met mensen die het moeilijk hebben, die steun nodig hebben.
Elke dag is een nieuwe dag en een nieuwe kans om uw doorzetting en liefde aan te scherpen en te betonen. Carpe diem! Pluk elke dag zorgvuldig, met vol enthousiasme, met volle toewijding en volle naastenliefde! “Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt” (Hebreeën 12:1). Zo kan jouw leven, in navolging van Jezus Christus je Heer, als licht en als zout, licht en smaak brengen en de verrotting of teloorgang tegengaan. “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten” (Matteüs 22:37b-40). Doe dit steeds weer, elke dag opnieuw, met volle inzet. Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 6 oktober 2024. Gebaseerd op Vincent Ceulemans, “Homilie voor de 27e zondag door het jaar B”, https://frvincentc.wordpress.com/2024/10/06/homilie-voor-de-27e-zondag-door-het-jaar-b/.
[1] John Chrysostom, On Marriage and Family Life, trans. Catherine P. Roth and David Anderson (Crestwood, New York: St. Vladimir’s Seminary Press, 1986); Irenaeus of Lyons, Against Heresies.
Categorie:Preken
22-09-2024
1 Johannes 5
Voordienst: 1 Johannes 5:5-12 (NBG51)
Goedemorgen iedereen.
“Een ieder, die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren; en ieder, die Hèm liefheeft, die deed geboren worden, heeft (ook) degene lief, die uit Hem geboren is. Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden doen. Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren.” - 1 Johannes 5:1-3a
Johannes zegt hier dat al degenen die in het heden geloven; al degenen die op dit moment vast vertrouwen dat Jezus de Gezalfde; de Aangeduide van God is, uit God geboren zijn. Ze hebben de Vader lief die hen wedergeboren heeft gemaakt.
En hoe heeft de Vader dit gedaan? “Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan” (Johannes 3:5).
Over geboren worden uit water en Geest zullen we het straks nog meer over hebben, over wat Johannes zeer duidelijk lijkt te bedoelen.
Johannes maakt hier weer de onafscheidelijke liefde duidelijk: als je van de Vader houdt, hou je van Zijn Zoon, die uit de Vader is (Johannes 1:1-18; 5:26), als je zegt dat je in één van de twee gelooft, verkoop je larie en apekool.
Hetzelfde geldt voor als we zeggen dat we van God houden en zijn geboden niet doen. Maar dit hebben we vorige keer al grondig besproken.
Johannes gaat hier echter nog verder:
“En zijn geboden zijn niet zwaar, want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof.” - 1 Johannes 5:3b-4
Wat een positief Godsbeeld! En wat een positief mensbeeld hadden die eerste christenen toch! Ze geloofden niet dat de christen een totaal verdorven zondige worm was.
Gods geboden zijn niet zwaar en als we uit Hem geboren zijn, mogen we de wereld overwinnen door ons vast vertrouwen in Hem.
Dit is logisch: als we vertrouwen op Hem, dan mogen we de zonde zó overwinnen.
Als we ons vertrouwen verliezen, dan kunnen we weer verzakken in de zonde, zoals Petrus wegzakte in het water (Matteüs 14:28-23). Dan vraagt Jezus ons: “Kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen?” (Matteüs 14:31b).
We behoeven inderdaad niet te twijfelen maar we mogen vast vertrouwen op Jezus. Hij maakte duidelijk door Zijn goede werken en door Zijn kruisdood (Johannes 10:38, Romeinen 8:31-32) dat Hij ten volle te vertrouwen is.
Heeft u dit vast vertrouwen al? Zoals Johannes het verwoordt: “Wie is het, die de wereld overwint, dan wie gelooft, dat Jezus de Zoon van God is?” (1 Johannes 5:5).
“Dit is Hij, die gekomen is door water en bloed, Jezus Christus, niet slechts met water, maar met het water en met het bloed. En de Geest is het, die getuigt, omdat de Geest de waarheid is. Want drie zijn er, die getuigen [in de hemel: de Vader, het Woord, en de heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er, die getuigen op de aarde]: de Geest en het water en het bloed, en de drie zijn tot één. Indien wij het getuigenis der mensen aannemen, het getuigenis van God is meerder, want dit is het getuigenis van God, dat Hij van zijn Zoon getuigd heeft.” - 1 Johannes 5:6-9
Hier komen we bij een cruciale passage waar ik even bij zou willen stilstaan. Johannes schrijft hier een beetje op een mysterieuze, speelse wijze. Wie houdt er niet van raadsels? Het moet toch interessant blijven, nietwaar?
1) Je hebt er Drie die getuigen in de hemel. En deze Drie zijn Eén. Dit is gemakkelijk. Dit gaat namelijk over het mysterie van de Heilige Drievuldigheid. In het Johannesevangelie en ook in deze Brief van Johannes, zien we dat de Zoon van de Vader getuigt, de Vader van de Zoon, de Zoon van de Heilige Geest en de Heilige Geest van de Zoon. “Op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak vaststaan” (Deuteronomium 19:15b).
2) Je hebt er drie die getuigen op de aarde. Dit is al wat moeilijker: “de geest, het water en het bloed.” Hier zijn verschillende interpretaties mogelijk:
A)“De geest, het water en het bloed” kan verwijzen naar de kruisdood van Jezus:
De Koning van de Joden – dit stond duidelijk weergegeven op een opschrift in het Latijn, Grieks en Hebreeuws (Johannes 19:19-20) – werd, voor de ogen van de mensen, doorstoken met een speer. Uit Zijn zij, vanuit Zijn hart, stroomden water en bloed (Johannes 19:34-35). Zo werd de profetie van Zacharia over Jezus na bijna 550 jaar wachten eindelijk vervuld: “Zij zullen zien op Hem, die zij doorstoken hebben” (Johannes 19:37b, viz. Zacharia 12:10-14) en Hij gaf de geest.
“En Jezus riep met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest” (Lucas 23:46). Dit was een effectief getuigenis voor de centurio: “Toen de hoofdman, die tegenover Hem stond, zag, dat Hij zó de geest gegeven had, zeide hij: Waarlijk, deze mens was een Zoon Gods” (Marcus 15:39).
B)“De Geest, het water en het bloed” kan tevens verwijzen naar het getuigenis van de mensen op aarde:
De Geest en het water kan verwijzen naar de waterdoop. Mensen ontvangen de Heilige Geest wanner ze gedoopt worden en zo worden ze christenen (e.g. Johannes 3, Handelingen 2, 8, Romeinen 6, Efeze 2:4-13, 1 Petrus 3:19). Het bloed kan verwijzen naar de Eucharistie of het Heilig Avondmaal, de twee Sacramenten: doop en avondmaal dus. Dit lijkt me de meest logische optie: “Hij [dat is Christus] is gekomen met het water en met het bloed.” Door het water en door het Bloed is er vergeving (Matteüs 26:26-28, Handelingen 2:38-42).
Of het kan verwijzen naar het getuigenis door middel van bloed dat dikwijls volgt op de doop: “En zij hebben hem [dat is de duivel] overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood” (Openbaring 12:11).
Dus als je je laat dopen, dan zeg je: ik leef niet meer voor mezelf, mijn leven is nu van Christus, zelfs tot de dood. Deze drie getuigen: het water en de Geest (dit betekent dan de doop met water waardoor de christen de Heilige Geest ontvangt) en het bloed (dit duidt dan op de christen die voor Jezus de marteldood sterft) zijn een zekere toegangskaart tot de hemel. Paulus verwoordt het als volgt:
“Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen” (Romeinen 10:9-11).
“Een ieder, die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren” (1 Johannes 5:1a). Met dit vers begonnen we daarstraks. De bekende theoloog Frederick Fyvie Bruce schreef dat er in de vroege Kerk niet zo iets was als een niet-gedoopte christen.[1] Sla de Bijbel er maar op na. Als je zei: ik stel mijn volste vertrouwen op die Jezus. Hij is vanaf nu mijn Heer of mijn Koning, dan liet je je dopen in water. Dit was hét teken van je onderwerping aan Hem en dus ook van het afsterven aan jezelf en aan je oude afgoden.
“Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft van zijn Zoon. En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.” - 1 Johannes 5:10-12
Dit hebben we daarstraks al besproken, namelijk dat eeuwig leven berust op een levende, actieve relatie met zowel de Vader, als de Zoon in de Eenheid van de Heilige Drie-eenheid. God heeft dit duidelijk getoond door het leven van Zijn Zoon en door het leven van Zijn Kerk. Wie dit dus loochent, maakt God tot een leugenaar, zoals we tijdens de vorige preek al leerden.
“Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt.
En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden.
Als iemand zijn broeder ziet zondigen, een zonde niet tot de dood, moet hij bidden en God zal hem het leven geven, hun namelijk, die zondigen niet tot de dood. Er bestaat zonde tot de dood: daarvoor zeg ik niet, dat hij moet vragen. Alle ongerechtigheid is zonde, en er bestaat zonde niet tot de dood.
Wij weten, dat een ieder, die uit God geboren is, niet zondigt; want Hij, die uit God geboren werd, bewaart hem, en de boze heeft geen vat op hem. Wij weten, dat wij uit God zijn en de gehele wereld in het boze ligt. Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.” - 1 Johannes 5:13-20
Eeuwig leven is de Vader kennen en Hem die Hij gezonden heeft: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.” (Johannes 17:3). Of zoals Jezus het ergens anders zegt: “Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader kennen” (Johannes 8:19b). Houd vast aan dit geloof en gij zult wel varen! Leef er niet hoogmoedig maar vrijmoedig in, door een levende relatie vanuit het gebed en met volle inzet! Help uw broeders en zusters als gij ze ziet struikelen! Help hen weer recht die door de zonde overmeesterd zijn geraakt! Het is uw christelijke plicht der naastenliefde!
”Kinderkens, wacht u voor de afgoden.” - 1 Johannes 5:21
Dit laatste vers betekent niet: Johannes had nog wat plaats over op zijn perkament. Neen! Het is innig verbonden met het voorafgaande. God de Vader is de ware God. Alleen door Zijn Zoon kan je Hem kennen als de God die in een relatie met je leeft. “Opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft” (Johannes 5:23). Daarom is het niet optioneel dat andersgelovigen christenen worden. Laten we hier dan ook steeds vanuit die levende relatie met de Vader en de Zoon met vernieuwde moed en vernieuwde kracht vanuit liefde voor ijveren. Amen!
---
[1] Frederick Fyvie Bruce, Commentary on the Book of the Acts (1954; repr. London: Marshall, Morgan & Scott, 1970), 77.
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 22 september 2024.
We gaan verder met onze reeks doorheen de eerste brief van Johannes de Evangelist. We zijn vandaag aan het vierde hoofdstuk hierover gekomen. Ik ga het vandaag bewust kort houden opdat je de essentie van dit belangrijke gedeelte gemakkelijker kan onthouden.
Laten we direct in het vierde hoofdstuk van de Eerste Johannesbrief vliegen:
“Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan. Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld. Gíj zijt uit God, kinderkens, en gij hebt hen overwonnen; want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is. Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld en hoort de wereld naar hen. Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling.” – 1 Johannes 4:1-6
Als ik deze paragraaf bestudeer, dan bemerk ik iets heel raars. In de kerken zien we tegenwoordig dikwijls een neiging om precies te doen alsof alle religies wel goed zijn. Ze hebben toch tenslotte iets van waarheid in zich? Sommige kerken zeggen dit expliciet, anderen leven er naar.
Neem nu de moslims. Zij spreken ook over één God en over Jezus als profeet. Ze beweren ook God te aanbidden en Jezus te eren als een belangrijke profeet.
Maar hier zit nu net die geest van dwaling. Voor hen is Jezus niet God Die in het vlees is gekomen. Voor hen is Hij slechts mens, slechts een profeet.
Johannes zegt hier kristalhelder dat ze uit de wereld zijn en dus niet uit God; dat wij God kennen maar zij niet. Ze spreken wel over God maar ze hebben geen levende relatie met de ware God. Ze kennen God niet; ze zijn niet 'uit God'. Daarom luisteren ze niet naar ons.
Als je tegen hen iets zegt over Mohammed, dat in hun ogen verkeerd is, dan springen ze over van liefde naar haat. Zo weet ik dat ze niet uit God zijn. Hun vruchten zijn niet de liefde van God.
Hiermee wil ik niets afdoen van de mooie, blijvende vriendschappen die ik heb mogen ervaren met moslims en nog steeds ervaar.
Hun religie is, spijtig genoeg, heidens. En niet alleen dat, het is zelfs expliciet antichristelijk. Je ziet dit aan het feit dat hun liefde begrensd is. Het is niet de agápÄ-liefde die uit God is. Aan hun vruchten, kan je zien dat ze, zo zegt Johannes hier, een geest van dwaling volgen in plaats van de Geest van Waarheid.
Geliefden, laat je niet misleiden door deze dwaalreligie en door zogenaamde christenen die graag met hen mee-dwalen. Ik kan gerust met hen aan tafel zitten, praten, zelfs vriendschap hebben, maar ik ga niet hun dwaalreligie bevestigen. Dat zou namelijk niet liefdevol jegens hen zijn.
“Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden. Geliefden, indien God ons zó heeft liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben. Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, blijft God in ons en zijn liefde is in ons volmaakt geworden.” – 1 Johannes 4:7-12
Uit de liefde tot medechristenen, de liefde die niet zelfzuchtig is, maar vrij geeft, net zoals Jezus Zich totaal gaf aan het kruis, kan je, op de lange termijn, uitmaken of iemand daadwerkelijk christen is, of dat die eigenlijk nog altijd voor zichzelf leeft.
Om christen te worden, moet je geloven dat de Vader Jezus zond, Die Zijn leven vrijwillig gaf aan het kruis als verzoening voor onze zonden. Zo mag ook jij opnieuw beginnen door je zonden, je oude, egoïstische ik, af te laten wassen in de waterdoop en op te staan in een nieuw leven met Jezus Christus, waarin je voortaan rein en heilig mag en moet wandelen.
Aan de onzelfzuchtige liefde die daaruit voortvloeit, mag je weten: God blijft in mij en Zijn liefde is in mij volmaakt geworden.
Dit is de liefde die de wereld en al haar religies ons niet kan bieden maar die ons slechts vrijelijk door de Geest vanJezus; de Heilige Geest geschonken kan worden.
Zoals Johannes het stelt in zijn brief:
“Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem blijven en Hij in ons, dat Hij ons van zijn Geest gegeven heeft. En wij hebben aanschouwd en getuigen, dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Heiland der wereld. Al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is – God blijft in hem en hij in God. En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft.
God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem.” – 1 Johannes 4:13-16
Dit leidt tot vrijmoedigheid:
“Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag des oordeels, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld. Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan (ook) God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben. En dit gebod hebben wij van Hem: Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben.” – 1 Johannes 4:17-21
Over deze vrijmoedigheid wil ik het nog even hebben.
Deze volmaakte vrijmoedigheid vloeit volgens Johannes voort uit volmaakte liefde, niet uit een psychopathische gewetenloosheid of een het zichzelf iets wijsmaken maar uit de bovennatuurlijke liefde die God, door Zijn Heilige Geest, in onze harten uitstort.
Dit is iets wat de wereld niet kent, iets dat de wereld niet kan bevatten. Het loopt immers zo tegen de hedendaagse wereld in.
De hedendaagse wereld leert: “Pak zo veel als je kan! Alleen de sterksten overleven! De macht van de sterksten zal zegevieren! Wees sluw! Verdeel en heers! Verdien veel geld! Zie dat je genoeg reserves op de bank hebt staan! Denk aan jezelf!”
Johannes zegt, samen met Paulus en in tegenstelling tot de wereld: “Verloochen jezelf! Zij die toegeven dat ze zwak zijn; dat ze redding nodig hebben, leven eeuwig! Laat de Heilige Geest in je zegevieren! Sterf daarom aan je egoïsme! Egoïsme leidt tot de dood! Als christen leidt altruïsme, naastenliefde tot het eeuwige leven!”
Eigenlijk is het enige gebod dat je hebt Christus imiteren door je naaste lief te hebben als jezelf en God boven al! Als je je hieraan houdt, dan vloeit al de rest hier te Zijner tijd uit voort. In essentie is het evangelie en het christelijke leven dus best eenvoudig. Deze eenvoud, teruggaan naar de essentie, helpt je om dwaling te doorzien en niet te worden misleid. Bid hiervoor steeds tot God de Vader, vraag hulp aan de Heilige Geest, en blijf dicht bij je Heer Jezus Christus.
Ook jij mag dit verkondigen en uitleven in Jezus’ Naam. Amen!
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 8 september 2024.
We gaan verder met onze prekenreeks doorheen 1 Johannes. Tijdens de eerste preek, heb ik u al verteld dat ik steevast geloof dat we, indien we gezondigd hebben, alleen door Gods genade en door ons vertrouwen in Jezus Christus te stellen, gered kunnen worden. Deze redding is een geschenk dat God ons geeft, we danken het niet aan onze eigen prestaties. Bijgevolg hebben we niets om over te bluffen (Efeze 2:8-9). We kunnen alleen maar smeken dat God ons genadig is, ons schoonwast van schuld, ons reinigt van zonde en ons weer de vreugde van zijn verlossing geeft, opdat blijdschap weer volop ons deel wordt (naar Psalm 51). Dan geldt voor ons:
"Gelukkig de mens van wie een misstap is vergeven en van wie de zonde is toegedekt. Gelukkig de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent, van wie het geweten tot rust is gekomen" (Psalm 32:1-2, Willibrordvertaling 2012).
In de context van deze psalm gaat het om het zichzelf beschuldigen; "ik was fout" en dit aan de Heer te belijden (zie vers 5). Als je zegt dat je fout zat, houdt dit in dat je je van je fouten afkeert, zoals we al zagen in 1 Johannes hoofdstuk 1.
In de preek over dat hoofdstuk verklapte ik ook dat Johannes’ schrijven tweevoudig is: hij wil dat we zeker zijn dat: 1) als we ons bekeren, we door het werk van Jezus Christus vergeven worden en 2) dat we bijgevolg heilig kunnen en behoren te leven. Hier knelt nu net het schoentje.
In de tijd van Johannes de Evangelist waren er al dwaalleringen die vandaag de dag ook populair zijn hoewel ze zich verschuilen onder andere namen en in andere vormen bestaan.
Vandaag de dag hoor je deze dwaalleringen nog steeds. Je hoort ze bijvoorbeeld in uitspraken zoals: “Ik ben positioneel rechtvaardig hoewel ik nog volop zondig.” Of “Als de Vader naar me kijkt ziet Hij mijn zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van mijn zonden.” Ze spreken dus niet van bekering. Ze spreken van rechtvaardiging zonder bekering. Ze hebben zonde meer lief dan gehoorzaamheid.
Deze dwaalleer is onder andere ook populair in Protestantse, Evangelische, Baptistische en Pinksterkerken in België. Ze tolereren leugengeesten maar de waarheid tolereren ze niet. Ze geloven dat ze liefhebben maar hun tolerante liefde heeft niets met ware liefde en waarheid te maken. Het zou kunnen dat je zelf door dit soort mensen of geesten misleid bent of, moet ik zeggen, misleid wil worden?
In 1 Johannes gaat Johannes hier lijnrecht tegenin uit liefde voor zijn “kinderkens”.
Zoals eerder uitgelegd, beweert Johannes hier dat de ware christenen moeten vasthouden aan het eerste, het ware christendom, in plaats van af te dwalen door de invloed van dit soort dwaalleraren.
Ook zoals eerder gezegd, beweerden deze dwaalleraren dat ze geheime kennis bezitten. Ze stonden bekend als de gnostici [zij die weten]. Hun geheime kennis was de gnosis. Het is occulte, esoterische, verborgen kennis. Ze dachten diepere, geheime kennis te bezitten maar Johannes zegt spottend dat deze schijnchristenen helemaal niet de diepe kennis van God bezitten maar wel “de diepte van satan” (in Openbaring 2:24), die ware christenen niet hoeven te kennen, zoals we vorige keer ook al bespraken.
Ware christenen hoeven slechts vast te houden wat ze hebben; het ene oorspronkelijke geloof (Openbaringen 2:25; 2 Thessalonicenzen 2:15; Judas 1:3), zoals Johannes schrijft over de ware kennis die ware christenen hebben:
‘Maar gíj hebt de Zalving van den Heilige, en allen bezit gij kennis [sommige handschriften verduidelijken: “kennis van God”; of, er kan ook gesteld worden: “en gij weet alles”]. (…) Wat u betreft: wat gij gehoord hebt van de aanvang af [dus het ene, oorspronkelijke geloof], het blijve in u. Waanneer in u blijft, wat gij van de aanvang af hebt gehoord, dan zult gij ook zelf blijven in den Zoon en in den Vader. (…) Dit alles schrijf ik u met het oog op hen, die u misleiden [περá½¶ τá¿¶ν πλανá½±ω: over hen die u van het rechte pad afleiden, van de waarheid naar de leugen; naar de zonde]. Wat toch uzelf betreft: in u blijft de Zalving, die gij van Hem ontvangen hebt; gij hebt dus niet nodig, dat iemand u leert. Maar juist zoals zijn Zalving het u leert, zó is dat alles ook waar en geen leugen [ψεῦδος: een leugen; misleiding; perverse, oneerbare, misleidende voorschriften]’ (1 Johannes 2:20,24,26-27).
Hoe proberen deze dwaalleraars de ware christenen te misleiden? En hoe herkennen we deze misleiders dan? Om die vraag te beantwoorden, volgen hier enkele verzen van deze Brief van Johannes uit het hoofdstuk dat we aan het bespreken zijn:
“Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels te kennen: wie de gerechtigheid niet beoefent, is niet uit God. Evenmin hij, die zijn broeder niet liefheeft” (1 Johannes 3:10). “Zíj zijn uit de wereld; daarom spreken ze naar de wereld, en de wereld luistert naar hen. Wíj zijn uit God: wie God kent, luistert naar ons [; is gezeggelijk]; wie niet uit God is, luistert niet naar ons [; is niet gezeggelijk]. – Hieraan erkennen we de geest der waarheid en de geest der dwaling” (1 Johannes 4:5-6). “Kinderen, laat niemand u misleiden. Wie de gerechtigheid doet, is rechtvaardig zoals Hij rechtvaardig is. Wie de zonde doet, is uit de duivel, want de duivel zondigt van het begin af.” (1 Johannes 3:7-8a, TELOS) “Wie zijn broeder haat, is een moordenaar; en gij weet, dat geen moordenaar het eeuwige leven behoudt.” (1 Johannes 3:15).
Het zijn dus mensen die beweren dat hoewel we zondigen, we toch rechtvaardig zijn.
Doet je dat niet denken aan uitspraken zoals: “je bent positioneel rechtvaardig hoewel je nog volop zondigt” of: “als de Vader naar je kijkt ziet Hij jouw zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van jouw zonden”?
In tegenstelling tot deze uitspraken zei de rechtgelovige Justinus de Martelaar al in de tweede eeuw na Christus:
'Als ze zich bekeren, kunnen allen die dit wensen genade ontvangen van God: en de Schrift zei al dat ze gezegend zullen zijn, zoals geschreven staat: "Gezegend de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent"; dit wil zeggen, wanneer hij zich bekeert heeft van zijn zonden, dan kan hij de kwijtschelding ontvangen van God; en niet zoals jullie julliezelf misleiden, en enkele anderen die hierin op jullie lijken, die zeggen dat hoewel ze zondaars zijn, ze God kennen en de Heer hen geen zonde zal aanrekenen. Als bewijs hiervoor [dat jullie julliezelf misleiden], hebben we de ene val van David, die kwam vanwege zijn opschepperij, die hem werd vergeven, wanneer hij zo treurde en weende, zoals geschreven staat.' - Justinus de Martelaar, Dialoog met Trypho, hoofdstuk 141.
Ook de rechtgelovige Clemens van Alexandrië zei toen al:
‘Ik heb deze opmerkingen aangehaald om te bewijzen dat de Basilidianen die niet zuiver leven, dwalen. Ze veronderstellen dat ze de macht hebben om zelfs te zondigen vanwege hun perfectie, of dat ze van nature gered zullen worden, zelfs als ze in dit leven zondigen, omdat ze een aangeboren uitverkiezing bezitten. Want de oorspronkelijke leraren van hun doctrines staan ââniet toe dat iemand hetzelfde doet als zij nu doen. Ze zouden daarom niet de naam van Christus als een dekmantel mogen nemen en, door een losbandiger leven te leiden dan de meest verschrikkelijke heiden die geen zelfbeheersing heeft, godslastering over Zijn naam brengen. "Want zulke mensen zijn valse apostelen, bedrieglijke arbeiders" op hen vallen de woorden "wier einde zal zijn als hun werken” te betrekken.’
- Clemens van Alexandrië, Stromata, hoofdstuk 3.1.
We hebben tijdens deze preek dus drie getuigen die ons duidelijk maken dat we zulke dwaalleer niet mogen geloven.
In tegenstelling tot deze dwaalleraren die de waarheid met de leugen vermengen stelt onze eerste getuige:
“Ik schrijf u dan ook niet, omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat ge haar wèl kent, en weet, dat geen leugen deel uitmaakt van de waarheid.” (1 Johannes 2:21)
Ziet u, deze giftige slangen sluipen, net zoals hun vader de slang, binnen in het Paradijs (ik gebruik het hier vrij als een symbool voor de kerk) en zij stellen:
“Gij zult volstrekt niet sterven. Maar God weet, dat uw ogen zullen opengaan (…)” (Genesis 3:4-5a).
Dat zijn twee leugens in een zin en half: “gij zult volstrekt niet sterven” is gelijk aan “eens gered altijd gered” en “God weet, dat uw ogen zullen opengaan” is gelijk aan de occulte kennis, die niet van God komt. Dit is de diepte van satan, de ervaringskennis van goed en kwaad (Genesis 2:17; 3:22) waartoe ze de ware christenen proberen te misleiden.
Ze leren namelijk dat je het slechte kan doen en toch de relatie met de goede God kan behouden. Dat is niet waar. Je kan niet van de kennis van het kwaad en van het eeuwige leven eten. Het is òf een relatie met God òf een relatie met de zonde.
God is licht zonder duisternis (Jakobus 1:17; 1 Johannes 1:5), laat ons licht zijn zonder duisternis zodat we niet verdwalen in de duisternis en van Hem vervreemd worden (1 Johannes 2:11). Jakobus leert ons dat we niet dubbelhartig mogen zijn en dat we ons van zulke dubbelhartigheid, indien die in ons aanwezig is, moeten bekeren (Jakobus 1:8; 4:8).
Johannes leert zulke radicale stellingen ook aan de ware christenen en leert ons duidelijk wat we moeten doen. Als voorbeelden haal ik de volgende Bijbelverzen aan:
“En de wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.” (1 Johannes 2:17, TELOS); “Als u weet dat Hij rechtvaardig is, erkent dan dat ieder die de gerechtigheid doet, uit Hem geboren is.” (1 Johannes 2:29, TELOS); “Want we onderhouden zijn geboden, en doen, wat Hem behaagt.” (1 Johannes 3:22b) “Ieder die in Hem blijft, zondigt niet; ieder die zondigt, heeft Hem niet gezien en Hem niet gekend.” (1 Johannes 3:6, TELOS) “Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, omdat Diens zaad in hem blijft; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.” (1 Johannes 3:9, TELOS) “Wie zijn geboden onderhoudt, blijft in Hem en Hij in hem.” (1 Johannes 3:24a) “Wij weten dat ieder die uit God geboren is, niet zondigt, maar wie uit God geboren is, bewaart zichzelf en de boze heeft geen vat op hem” (1 Johannes 5:18, TELOS).
Zo heb ik, volgens mij, zoals beloofd, voldoende aangetoond dat als je de rechtvaardigheid doet, je uit de Rechtvaardige, dat is Jezus Christus, bent geboren maar dat indien je dit niet doet, je jezelf alleen maar misleidt. We moeten in gehoorzaamheid blijven in Hem. Enkel als we Jezus Christus gehoorzamen, kunnen we werkelijk in Hem blijven; vrienden met Hem blijven. De Heilige Geest is de Geest der waarheid. Laten we ons dus ver houden van ieder soort dwaling of zelfmisleiding en met deze intentie het avondmaal samen vieren.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 25 augustus 2024.
Gebaseerd op een preek die daar werd gepreekt op 11 november 2022.
Categorie:Preken
18-08-2024
1 Johannes 2
Voordienst: 1 Johannes 2:1-6, 18-21 (NBG51)
Goedemorgen iedereen.
Ik heb vorige keer al verteld dat Johannes het doel van zijn schrijven heel duidelijk aan het begin van hoofdstuk 2 verklapt en dat dit niet van hoofdstuk 1 afgesneden mag worden: "Dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt" (1 Johannes 2:1b).
Hiervóór plaatst hij liefkozend: "mijn kinderkens". Dit is een term die Johannes dikwijls gebruikt voor de christenen onder zijn pastorale hoede om aan te geven dat hij zich over hen ontfermt als een vader zich over zijn kinderen ontfermt. Een soortgelijke term die hij doorheen zijn brief gebruikt is "geliefden". Let hier dus goed op doorheen deze brief!
"Mijn kinderkens" gebruikt hij dus dikwijls om aan te geven dat hij met hen inzit en dat hij inziet, als een vader die goed voor zijn kinderen zorgt, dat anderen hen willen misleiden.
De eerste misleiding waar Johannes specifiek tegen spreekt is de gedachte dat je te ver bent gegaan. Dat Jezus je niet meer wilt vergeven. Hiertegen stelt Johannes duidelijk: "En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld" (1 Johannes 2:1b-2).
Met andere woorden: Jezus vergeeft christenen christenen – die waarlijk berouw hebben – gráág en Hij wilt dat iedereen christen wordt en zodoende tot Hem komt. Als wij onrechtvaardig zijn geweest, blijft Hij rechtvaardig om ons te vergeven! Halleluja! Hou je vast aan deze belofte! Wat meer is: hij wilt niet alleen de christenen, de uitverkorenen vergeven. Hij wilt iedereen vergeven: elke jongen, elk meisje, elke vrouw, elke man. Jezus is voor allen gestorven en wil dat niemand verloren gaat doch dat allen behouden worden.
Dit is het goede nieuws dat wij als Zijn ambassadeurs aan de wereld mogen verkondigen! Dit is werkelijk goed nieuws! God heeft geen geheim plan waarin Hij sommigen uitverkoren heeft om naar de hemel te gaan en anderen om naar de hel te gaan.
Nogmaals: Jezus wilt iedereen vergeven. Hij wilt dat niemand verloren gaat doch dat allen behouden worden. Dit goede nieuws mogen wij aan iedereen verkondigen!
Hoe weten we nu of we een levende relatie met Jezus hebben?
“En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeft. Geliefden, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt. Dit oude gebod is het woord, dat gij gehoord hebt. Toch schrijf ik u een nieuw gebod, want – wat waarheid is in Hem en in u – de duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt reeds. Wie zegt in het licht te zijn en zijn broeder haat, die is in de duisternis tot nu toe. Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht en in hem is niets aanstotelijks; maar wie zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de duisternis, en hij weet niet waar hij heengaat, want de duisternis heeft zijn ogen verblind” (1 Johannes 2:3-11).
Ook hier geven velen zich aan zelfmisleiding over: ze beweren dat hoewel ze zondigen, niet heilig leven, niet liefhebben maar andere christenen haten, ze toch in het licht zijn; ze toch Jezus persoonlijk kennen. Hier zal ik, naar Johannes, in de volgende preek verder op ingaan.
“Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns naams wil. Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen. Ik heb u geschreven, kinderen, want gij kent de Vader. Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk en het woord Gods blijft in u en gij hebt de boze overwonnen” (1 Johannes 2:12-14).
We mogen weten dat we vergeven zijn "om zijns naams wil". Alleen Jézus kan ons vergiffenis schenken. Alleen door Hém te aanroepen, kunnen we vergeven worden. Alleen in ZíjÌn Naam kan er vergiffenis geschieden.
Door Zijn liefde en vergiffenis veranderen wij. Bijgevolg gaat alle eer naar de Naam van Jezus wanneer andere mensen deze verandering zien.
Wees dus rechtvaardig in uw wandel en schijn heiligheid, niet schijnheilig, opdat de ongelovigen het zien en op een positieve manier jaloers worden.
“Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15-17).
Dit heb ik enkele weken geleden al uitgelegd. Kortom, de Heer ziet ons hart; onze gedachten. Hij weet waar we moeite mee hebben en waar we soms nog in struikelen. Voor sommigen onder ons is dat vrees voor mensen, voor anderen is dat vertrouwen op wereldse mensen of wereldgezindheid. Laten we oprecht tot hem gaan, onze zonden belijden en Hem telkens weer de Heer; de Nummer één in ons leven maken, ons vertrouwen op mensen en onze wereldgezindheid van ons afschudden, Hem vragen om wijsheid, en doen wat Hij van ons vraagt.
“Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is. Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn. Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen. Ik heb u niet geschreven, omdat gij de waarheid niet weet, maar omdat gij haar weet en omdat geen leugen uit de waarheid is. Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. Wat u betreft, wat gij van den beginne gehoord hebt, moet in u blijven. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, dan zult gij ook in de Zoon en [in] de Vader blijven. En dit is de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven.
Dit heb ik u geschreven over hen, die u misleiden. En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft” (1 Johannes 2:18-27).
Bemerk weer het woord "kinderen". Johannes waarschuwt hier weer tegen misleiders. Hij waarschuwt tegen hen die zich afgesplitst hebben van de oorspronkelijke christelijke groep en zichzelf hierdoor als valse christenen getoond hebben. Wat meer is, is dat ze beweren geheime leren te hebben, waardoor het gewone christendom, het algemene of katholieke christendom niet goed genoeg is, maar dat je bij hen moet komen om bijvoorbeeld nogmaals vergeven te worden indien je gezondigd hebt na christen te zijn geworden.
Zij beweren een speciale zalving te hebben en kijken neer op gewone christenen. Zij beweren geheime kennis; geheime waarheden te bezitten maar zijn daarom doortrapte leugenaars die door hun eigen ego en de demonen misleid worden.
Een duidelijk voorbeeld is Mohammed, de valse profeet van de moslims: hij beweert dat God geen Zoon heeft en dat Jezus Christus niet de Zoon van God is maar slechts een profeet en toch de Messias. Als je dan vraagt wat "Messias" betekent, kan de hedendaagse moslim geen nuchter antwoord geven. Mogen ze zich schielijk afkeren van deze valse profeet en verknipte, plagiërende religie.
Een ander voorbeeld van zulke misleiders zijn de joden. Zij beweren ook dat God geen Zoon heeft en zij beweren zelfs dat Jezus een misleider en een tovenaar was, Die in de hel brandt. Beide religies zijn verenigbaar onder één enkele antichrist-figuur, zoals Jezus over hen en bijgevolg over soortgelijke mensen profeteerde:
“Eer van mensen behoef Ik niet, maar Ik ken u: gij hebt de liefde Gods niet in uzelf. Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen. Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die eer van elkander behoeft en de eer, die van de enige God komt, niet zoekt?” (Johannes 5:41-44).
Zelfs zogenaamd christelijke predikanten beweren dat Jezus niet waarlijk mens is geworden zoals wij maar dat Hij in ander vlees is gekomen of slechts ten dele mens is geworden.
Anderen beweren dat Hij slechts een profeet of een goed man was die over God sprak en van Hem getuigde, maar Die zeker niet zelf God was.
Johannes zegt over dit alles: blijf bij het ware evangelie, probeer niet van deze dwaalleraars te leren, ook al klinken ze zó charismatisch, zoals de slang in de tuin, máár houd vast aan de Bijbelse relatie tussen de Vader en de Zoon, dan zult gij het eeuwig leven beërven.
“En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst. Als gij weet, dat Hij rechtvaardig is, erkent dan ook, dat een ieder, die de rechtvaardigheid doet, uit Hem geboren is” (1 Johannes 2:28-29).
Hier heb ik daarstraks al naar verwezen. Als je de rechtvaardigheid doet, ben je uit de Rechtvaardige, dat is uit Jezus Christus, geboren. Indien je dit niet doet, misleid je jezelf alleen maar. Hier hamert Johannes op en dit gaan we concreet maken in de volgende preek. Kinderkens, zoekt naar de waarheid zoals doorgegeven vanuit de vroege Kerk en ziet toe dat niemand jullie weer misleidt of heeft misleid. Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 18 augustus 2024.
Deze ochtend beginnen we met een reeks over de eerste brief van Johannes. Dit is een brief die dikwijls verkeerd begrepen wordt, doordat ze verkeerd uitgelegd wordt. Het eerste hoofdstuk is een korter hoofdstuk. Bijgevolg is de preek ietwat korter maar dit geeft ons de mogelijkheid om na de dienst openhartig verder te praten over dit alles of over andere zaken waar we eventueel mee zitten. Laten we er direct invliegen:
“Hetgeen was van den beginne, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze (eigen) ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens – het leven toch is geopenbaard en wij hebben gezien en getuigen en verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is – hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen zij.” - 1 Johannes 1:1-4
Johannes doet hier iets zeer interessants. Hij begint vanuit de mondelinge traditie die ook hij doorgeeft, hetzij door gesproken woord, hetzij door epistel. Trouw hieraan leidt tot christelijke gemeenschap met elkaar in liefde en waarheid zoals het van in het begin bedoeld was. Ik zei het al enkele weken geleden: “de heilige God past zich niet aan aan zondaars of aan deze zondige eeuw. Zondaars en deze zondige eeuw behoren zich aan te passen aan God.”
Je moet mijn uitspraken wel niet uit de context rukken. God heeft Zichzelf ook aangepast. De onzichtbare God, het Woord, werd zichtbaar en tastbaar, aangezien Hij Zich had omgord met onze mensheid. Hij heeft Zichzelf als het ware “ontledigd” van Zijn goddelijkheid “en Hij heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen, en is aan de mensen gelijk geworden. En in zijn uiterlijk is Hij als een mens bevonden” (naar Filippenzen 2:5-8a).
Het kwam er kortom op neer dat het Leven; het eeuwige Leven nu geopenbaard is. Dit leven is een Persoon: Jezus Christus die bij de Vader was en aan ons geopenbaard is.
Ja, Johannes focust op trouw aan de traditie, trouw aan de boodschap, maar de kern van die boodschap is Jezus Christus: “hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus” (1 Johannes 1:3). Of zoals Jezus in het Evangelie van Johannes stelt: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt” (Johannes 17:3).
Jezus is betrouwbaar. God de Vader bevestigde dit. Hij zond Zijn Zoon Jezus Christus en zei: “Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb” (Matteüs 3:17b). Dit was niet een filosofisch vernuftig verhaal of een mooie allegorie of een mooi sprookje. Neen! Dit was een feit, onder andere waardoor mensen Jezus zijn beginnen te volgen.
Petrus stelde het eenvoudigweg als volgt: “Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit. Want Hij heeft van God, de Vader, eer en heerlijkheid ontvangen, toen zulk een stem van de hoogwaardige heerlijkheid tot Hem kwam: Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. En deze stem hebben ook wij uit de hemel horen komen, toen wij met Hem op de heilige berg waren” (2 Petrus 1:16-18).
Dit is het ankerpunt van de geschiedenis. Vandaar trouwens ook dat we spreken in voor Christus en na Christus als we een alledaags gesprek hebben over geschiedenis.
Alles heeft God de Vader geschapen door Zijn Woord (Genesis 1) en dit Woord van God, Die Mens is geworden, is het Ankerpunt van onze geschiedenis. Het allerbelangrijkste in dit leven is daarom Jezus kennen en Hem bekend maken.
Iemand vroeg me onlangs: “Ik ben een nieuwe christen. Wat moet ik doen met mijn leven?” Ik vertelde hem: “Ik ben geen profeet maar ga en verkondig het evangelie. Dat is altijd goed.”
Dat mensen Jezus mogen kennen, daarvoor ijverden Johannes, Petrus, Paulus en hun collega’s. Dat is goed. Al deze heren ijverden ook voor persoonlijke heiligheid en de heiligheid van anderen. Dat staat daar niet los van maar volgt natuurlijk op het werkelijk willen kennen van onze Heer en Redder Jezus Christus.
“En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” - 1 Johannes 1:5-7
Heiligheid is geen optie maar is noodzakelijk om werkelijk in gemeenschap met Jezus Christus en met echte christenen te leven. We mogen onszelf en anderen niet misleiden, kijk maar naar 1 Johannes 1:8-10:
“Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet.” - 1 Johannes 1:8-10
Spijtig genoeg nemen mensen de hoofdstuk- en versindeling, die door mensen is gemaakt, als door God geïnspireerd aan. Voor zij die graag de blijvende zondigheid van de christen – en daarmee hun eigen zonden – verdedigen komt het goed uit dat 1 Johannes 2:1 afgesplitst wordt van 1:10. “Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet” wordt zodoende afgesplitst van “mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt.” Het hele doel van Johannes’ schrijven is onze heiligheid.
In de context van 1 Johannes 1:8-10, wat we daarnet aangehaald hebben, pakt Johannes, zoals eerder gezegd, louter de zonde van de zelfmisleiding of zelfrechtvaardiging aan. Pas eeuwen later werd zijn brief en de christelijke theologie verdraaid naar een Gnostische re-interpretatie die spijtig genoeg in bijbelcommentaren van de Calvinisten, bijvoorbeeld vooral van de Refo’s, gepusht wordt.[1] Zij lasteren en worden geloofd omdat zij, met sluwe en godsdienstig klinkende woorden valselijk beweren dat zij de Bijbel en daarmee het ware, oorspronkelijke evangelie volgen. Zoals Johannes het al eeuwen eerder had voorzegd: “Kinderkens, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is; wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” (1 Johannes 3:7-8).
Aan u de keuze wat u wilt: het vroege, echte christendom of het christendom dat politiek correct is in bepaalde kringen. Laten we hier volgende keer zeker op verdergaan maar moge de Heer uw hartenwens van Hem alsmaar zuiverder en alsmaar dieper te leren kennen, steeds vervullen. Ik geef u nog het advies van Petrus mee: “En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten” (2 Petrus 1:19). Amen.
---
[1] E.g. H. van der Loos, "De Brieven van Jacobus, Petrus, Johannes en Judas," in Bijbel in de nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende Kanttekeningen, red. J. H. Bavinck en A. H. Edelkoort (Baarn: Bosch & Keuning, 1957), 398-99, n. 9-11.
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 11 augustus 2024.
Voordienst: Spreuken 29:25-26 en Jeremia 17:5-8 (NBG51)
Goedemorgen iedereen.
X las u daarstraks voor:
“Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar. Velen zoeken de gunst van een heerser, maar van de Here ontvangt de mens zijn recht” (Spreuken 29:25-26).
en:
“Zo zegt de Here: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de Here wijkt; hij toch zal zijn als een kale struik in de steppe, die het niet merkt, als er iets goeds komt, maar staat in dorre oorden in de woestijn, een ziltachtig, onbewoond land. Gezegend is de man die op de Here vertrouwt, wiens betrouwen de Here is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen” (Jeremia 17:5-8).
Ik wil deze ochtend een korte overdenking rond wereldgezindheid aan uw voeten leggen. Laat ik het eerst hebben over voorzichtigheid aan de hand van een parabel:
Lodewijk was een rijke man. Hij wilde iemand in dienst nemen als zijn persoonlijke chauffeur. Iedereen met een rijbewijs mocht solliciteren. Zodoende kwamen er vele kandidaturen binnen en er moest natuurlijk beslist worden wie uiteindelijk de persoonlijke chauffeur van Lodewijk zou worden.
Om dit te beslissen moesten de kandidaten zo goed mogelijk als ze konden van een kronkelende berg af rijden. Iedere chauffeur racete al driftend zo snel mogelijk van de berg en zo dicht mogelijk bij de rand. Elke kandidaat dacht immers: “Dit zal indruk maken op mijn toekomstige baas.”
Er was slechts één uitzondering: Lowieke. Lowieke dacht: “Ik rij rustig en ik blijf van de rand weg. Dat is het veiligst voor mij en vooral voor de persoon waar ik verantwoordelijk voor zou kunnen worden.”
Wie kreeg natuurlijk de job? Lowieke.
Zonde is als het ravijn. Gaan we zo dicht mogelijk tegen het ravijn maar er net niet in of blijven we er zo ver mogelijk van weg? Je wilt je kinderen niet wereldvreemd opvoeden en je wilt zelf niet wereldvreemd zijn, dat begrijp ik, maar er is ook zoiets als: “Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15-17). En “Wij weten, dat wij uit God zijn en de gehele wereld in het boze ligt. (…) Kinderkens, wacht u voor de afgoden” (1 Johannes 5:19, 21).
Soms hebben we vrees voor wat mensen van ons zullen denken en dus proberen we niet wereldvreemd te zijn. In onze pogingen om niet wereldvreemd te zijn, worden we soms te wereldgezind.
Zo wil je bijvoorbeeld, net als andere mensen, carrière maken, waarom niet in plaats hiervan carrière maken bij God? Je wilt bijvoorbeeld, net als andere mensen, veel geld verdienen, waarom geen eeuwige schatten in de hemel verdienen? Je wilt populair zijn, waarom niet populair zijn bij God?
Dat je populair was, een hoge diploma had, dat je bekend stond als een groot theoloog of bijbelleraar, of dat je bekend stond als een eerlijk mens, gaat helemaal niets meer uitmaken als God hiermee niet akkoord is. Hij ziet alles zoals het werkelijk is. “En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.” Zoals ik twee weken geleden zei: Hij zal alles voor het gerecht brengen, hetzij goed, hetzij slecht.
Uit ervaring weet je waarschijnlijk wel hoe onbetrouwbaar en wispelturig mensen kunnen zijn. Het ene moment dragen ze je op handen, het volgende moment hebben ze je nooit gekend of steken ze een mes in je rug en vervloeken je naam. Dat is oké. Het gebeurde namelijk ook met de Here Jezus: “Maar zij schreeuwden als één man, zeggende: Weg met Hem, laat ons Barabbas los! (…) Maar zij riepen terug en zeiden: Kruisig Hem, kruisig Hem! (…) Maar zij drongen aan en eisten onder luid geschreeuw, dat Hij gekruisigd zou worden, en hun geschreeuw werd al sterker” (Lukas 23:18, 21, 23).
Wat niet oké is, is je vertrouwen stellen op mensen. “Zo zegt de Here: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de Here wijkt; hij toch zal zijn als een kale struik in de steppe, die het niet merkt, als er iets goeds komt, maar staat in dorre oorden in de woestijn, een ziltachtig, onbewoond land. Gezegend is de man die op de Here vertrouwt, wiens betrouwen de Here is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen” (Jeremia 17:5-8). Stel je vertrouwen niet op politieke leiders en ook niet op christelijke leiders want er is een grote kans dat je bedrogen uit zult komen. De mens is er om God te aanbidden, niet om zelf aanbeden te worden! Pas hier voor op! Hoeveel christelijke leiders waar vele christenen naar op keken zijn er wel niet door de mand gevallen? Je zult wel zelf op enkele voorbeelden kunnen komen. Als een predikant razend populair is, scheelt er meestal iets mee! Het waren diepreligieuze, superpopulaire leiders die Jezus lieten kruisigen! Vertrouw niet op de mens! Vertrouw op Jezus!
Jezus stelde zijn vertrouwen ook niet in de mensen: “En terwijl Hij te Jeruzalem was, op het Paasfeest, geloofden velen in zijn naam, doordat zij zijn tekenen zagen, die Hij deed; maar Jezus zelf vertrouwde Zichzelf hun niet toe, omdat Hij hen allen kende en omdat het voor Hem niet nodig was, dat iemand van de mens getuigde; want Hij wist zelf, wat in de mens was” (Johannes 2:23-25). Laat dit een waarschuwing voor ons zijn, beste broeders en zusters! “Misleidt uzelf niet; slechte omgang bederft goede zeden” (1 Korintiërs 15:33).
Maar Jezus was toch een vriend van zondaars, zegt u? Wij behoren toch ook om te gaan met wereldse mensen? Jezus werd door de farizeeërs en de schriftgeleerden “een vriend van zondaars” genoemd (Lukas 15:2). Dit was een scheldwoord, in de zin van: “Hij gaat met zondaars om, Hij laat hen binnen bij Zich thuis en eet met hen. Zie dus wat een slecht mens die Jezus moet zijn. Wij zijn gerechtvaardigd, Hij is een zondaar.”
Als je echter de context van deze uitspraak ziet, dan zie je duidelijk dat Jezus deze religieuze hypocrieten weerlegt en uitlegt dat Hij met een reden met zondaars omging. Hij deed dit om naar de verloren schapen om te zien, om hen te redden, om hen terug op het goede pad te krijgen. Ja, onze Herder is een Herder die van zondaars houdt. Neen, Hij past Zichzelf of Zijn boodschap niet aan maar Hij komt om zondaars te redden. Mensen mogen vrijelijk tot de Heilige God komen om te luisteren, ze mogen vrijelijk het evangelie horen en zijn vrij om dit al dan niet in zich op te nemen en om zich al dan niet er aan aan te passen. Maar de heilige God past zich niet aan aan zondaars of aan deze zondige eeuw, in tegenstelling tot wat vele dwalende katholieke en protestantse leiders tegenwoordig beweren. Zondaars en deze zondige eeuw behoren zich aan te passen aan God.
Zo behoren ook wij te zijn, net als Jezus: we behoren echte, ongeveinsde liefde voor zondaars te hebben, maar dit houdt in dat we hen de waarheid van het evangelie vertellen, dit evangelie in ongeveinsde heiligheid voor hun ogen uitleven, hen oproepen tot bekering en hen oproepen om tot Christus te komen door volledige onderwerping in de waterdoop en levenslange trouw aan Hem.
Wat is nu de oplossing tegen wereldsgezindheid, tegen het meelopen met de wereld, wat soms zelfs wordt gepromoot in onze kringen?
“Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar. Velen zoeken de gunst van een heerser [zo ook de dwalende geestelijke leiders waar ik het daarnet over had], maar van de Here ontvangt de mens zijn recht” (Spreuken 29:25-26). “Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? Ik, de Here, doorgrond het hart en toets de nieren, en dat, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner daden” (Jeremia 17:9-10). “Here, Gij doorgrondt en kent mij; Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten; Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd. (…) Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg.” (Psalm 139:1b-3, 23-24).
De Heer ziet ons hart; onze gedachten. Hij weet waar we moeite mee hebben en waar we soms nog in struikelen. Voor sommigen onder ons is dat vrees voor mensen, voor anderen is dat vertrouwen op wereldse mensen of wereldgezindheid. Laten we oprecht tot hem gaan, onze zonden belijden en Hem telkens weer de Heer; de Nummer één in ons leven maken, ons vertrouwen op mensen en onze wereldgezindheid van ons afschudden, Hem vragen om wijsheid, en doen wat Hij van ons vraagt. Zo kunnen we veel vrucht voor Hem dragen; blijvende vrucht tot in eeuwigheid. Amen!
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 21 juli 2024.
Op een poëtische manier vatte de Prediker de essentie van het leven samen. Het laatste hoofdstuk van zijn laatste boek gaat als volgt:
“Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen; voordat de zon verduisterd wordt evenals het licht en de maan en de sterren en de wolken na de regen wederkeren; op de dag, dat de wachters van het huis beven en de sterke mannen zich krommen, en de maalsters ophouden, omdat haar aantal gering geworden is, en zij, die uit de vensters zien, hun glans verliezen, en de deuren naar de straat gesloten worden; als het geluid van de molen verzwakt, en de stem hoog wordt als die van een vogel en alle tonen gedempt worden; op de dag, dat men ook vreest voor de hoogte, en er verschrikkingen op de weg zijn, de amandelboom bloeit, de sprinkhaan zich voortsleept en de kapperbes niet meer helpt – want de mens gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers gaan rond op de straat –; voordat het zilveren koord losgemaakt en de gouden lamp verbroken wordt; voordat de kruik bij de bron verbrijzeld en het scheprad in de put verbroken wordt, en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.
IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker, alles is ijdelheid!
En behalve dat Prediker wijs geweest is, heeft hij het volk in kennis onderwezen; en hij overwoog en onderzocht, hij stelde vele spreuken op. Prediker zocht welgevallige woorden te vinden, een oprecht geschrift, betrouwbare woorden. De woorden der wijzen zijn als prikkelen; als ingeslagen nagelen zijn de verzamelingen daarvan; gegeven zijn zij door één herder.
En overigens, mijn zoon, wees gewaarschuwd; er is geen einde aan het maken van veel boeken en veel doorvorsen is afmatting voor het lichaam. Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad” (Prediker 12:1-14).
Koning Salomo, de schrijver van het boek Prediker, geeft ons hier wijsheid onder leiding van de Heilige Geest. Hij leert ons direct dat we onze Schepper behoren te gedenken in onze jongelingsjaren. Idealiter behoren we dus al te leven met respect voor de Heer van onze jeugdjaren; onze jaren des onderscheids af. Zo kunnen we een vol geleefd leven geleefd hebben, zoals bijvoorbeeld de blinde Fanny Crosby, schrijfster van talloze hymnes, die ik onlangs aanhaalde in een preek. Maar ook als je later gekomen bent, aanvaardt de Heer je nog in Zijn genade, lees de parabel van de arbeiders in de wijngaard in Matteüs 20:1-16 hier nog maar eens op na.
Prediker spreekt in zijn poëtische slottekst over allerlei ouderdomsverschijnselen, te veel om hier op te noemen, en concludeert: “want de mens gaat naar zijn eeuwig huis” en: “het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft”.
Het stof keert weder tot de aarde. “In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” (Genesis 3:19). De mens is van nature sterfelijk[1] en als God, die alleen onsterfelijkheid heeft (1 Timotheus 6:16a), hem niet in leven houdt, keert hij terug naar zijn oorspronkelijke staat. Inderdaad, wij zijn, lichamelijk gezien, slechts als stof. “De sterveling – zijn dagen zijn als het gras, als een bloem des velds, zo bloeit hij; wanneer de wind daarover is gegaan, is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer” (Psalm 103:15-16). Zelfs de atheïst weet dat dit leven eindig is en daarom vindt hij hierin geen absolute, blijvende voldoening.
“want de mens gaat naar zijn eeuwig huis”: dit leven is maar tijdelijk, het is niet eeuwig. De atheïst gelooft graag dat er geen eeuwig huis is, geen eeuwige bestemming. Dat is gemakkelijk. Dan kom je letterlijk met alles weg.
Nochtans beseffen we dat dit leven en al het prachtige wat we hierin hebben bereikt en ervaren, vergankelijk is. Daarom hunkeren we naar de eeuwigheid; naar datgene wat blijft.
Prediker stelt het als volgt: “Welk voordeel heeft de werker van datgene waarvoor hij zich aftobt? Ik heb in ogenschouw genomen de bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te kwellen. Alles heeft Hij voortreffelijk gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat de mens van het werk dat God doet, van het begin tot het einde, iets kan ontdekken. (…) Ik heb ingezien, dat al wat God doet, voor eeuwig is; daaraan kan men niet toedoen en daarvan kan men niet afdoen; en God doet het, opdat men voor zijn aangezicht vreze. Wat is, was er reeds lang, en wat zijn zal, is reeds lang geweest; en God zoekt weer op, wat voorbijgegaan is” (Prediker 3:9-11,14-15).
Voor de Christen, echter, die waarlijk met en voor God leeft, is “want de mens gaat naar zijn eeuwig huis” geen enge bijzin. Zeker, behoren ook wij het oordeel van God te vrezen en met eerbied en nauwgezetheid ernaartoe te leven maar het is vooral een bijzin die ons als christenen hoop geeft. Doet het ons immers niet onmiddellijk denken aan de woorden van Jezus:
“In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben. En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg” (Johannes 14:2-4).
In Israël, en in India trouwens ook, is het de traditie dat een man eerst zijn huis in gereedheid brengt, dat hij een eigen vertrek aanbouwt tegen het huis van zijn ouders. Als het huis volgens zijn vader klaar is, mag hij zijn meisje trouwen en haar in zijn eigen vertrek brengen. Jezus stelt hier de Kerk, zijn mensen voor als Zijn Bruid. Liefdevol zegt Hij: “Vader! Ik kijk er zo naar uit om Mijn Meisje tot bij U te brengen!”. Tegen Zijn Bruid zegt Hij: “Ik kom weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.”
Deze ochtend heb ik sterk de nadruk gelegd op onze sterfelijkheid. Wij blijven hier niet eeuwig maar als we leden van de universele Kerk van Christus zijn, dan gaan we naar het eeuwige huis, het huis van God onze Vader, het huis van Jezus onze Echtgenoot.
Ik heb u daarnet verteld wat Jezus allemaal beloofd heeft te doen. Maar wat is nu onze taak? Wij moeten ons klaarmaken! “Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen. En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams. En hij zeide tot mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God.” (Openbaring 19:7-9). “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn” (Openbaring 21:1-3). “De dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken: hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven; (…) heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek. Want er is geen aanzien des persoons bij God.” (Romeinen 2:5-7,10-11).
Wij behoren te houden van Jezus, onszelf veranderen en Zijn liefde ons laten veranderen. Wij behoren gered te worden door Hem en we behoren onszelf te redden. “Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden” (Matteüs 1:21) en “laat u behouden uit dit verkeerde geslacht” (Handelingen 2:40b) of “red uzelf uit dit ontaard geslacht” (KJV).
“Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het (ook). Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is. Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid. En gij weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij de zonden zou wegnemen, en in Hem is geen zonde. Een ieder, die in Hem blijft, zondigt niet; een ieder, die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend.
Kinderkens, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is; wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.
Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad (Gods) blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar: een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft.
Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt: dat wij elkander zouden liefhebben; niet gelijk Kaïn: hij was uit de boze en vermoordde zijn broeder. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broeder rechtvaardig. Verwondert u niet, broeders, wanneer de wereld u haat” (1 Johannes 3:1-13).
Ook als er vervolging komt, wanneer de wereld ons haat, behoren wij gelouterd te worden door, waar het moet, zelfs letterlijk in het vuur te stappen en niet te buigen voor de wereld met al haar vuiligheid maar volmondig te antwoorden: “Indien onze God, die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit uw macht, o koning, bevrijden; maar zelfs indien niet – het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet vereren, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, niet aanbidden” (Daniël 3:17-18).
“Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15-17).
Zuiver uzelf, tooi uzelf met wit linnen, ga voor pure, heilige, zuivere liefde voor Jezus Christus als u wilt behoren tot die uitverkoren en geliefde Bruid die het eeuwige leven beërfd, opdat “gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen” (1 Petrus 1:9).
“Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad.” (Prediker 12:13-14).
Begin hier weer met vernieuwde moed aan en blijft dit doen, ondanks de wereld die gij rondom en zelfs in de kerken ziet. Onze levenseindes komen. We kunnen slechts één keer lopen dus wees bemoedigd en maak er een mooie wedloop van. Amen!
---
[1] Naar Theodorus van Mopsuestia.
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 7 juli 2024.
Zoals reeds gezegd, is het thema van de zangdienst van deze ochtend: ‘een hart van aanbidding’. Midden in deze zangdienst krijgt u een preek te horen. Voor de preek heb ik een aanleunend thema gekozen; een thema dat daaruit voortvloeit en daar nauw mee verwant is, namelijk ‘dankbaarheid’.
Hiervoor neem ik u ten eerste mee in enkele verhalen van de Bijbel: We kijken eerst naar iets wat koning David geschreven heeft en dan naar iets wat de profeet Jona gezegd heeft:
“Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest;
verwerp mij niet van uw aangezicht,
en neem uw heilige Geest niet van mij;
hergeef mij de blijdschap over uw heil,
en laat een gewillige geest mij schragen.
Dan zal ik overtreders uw wegen leren,
opdat zondaars zich tot U bekeren.
Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils,
laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen;
Here, open mijn lippen,
opdat mijn mond uw lof verkondige.” (Psalm 51:12-17)
“Toen mijn ziel in mij versmachtte, gedacht ik de Here, en mijn gebed kwam tot U in uw heilige tempel. Zij die nietige afgoden dienen, geven Hem prijs, die hun goedertieren is. Maar ik, met lofzegging wil ik aan U offeren; wat ik beloofd heb, wil ik betalen; de redding is des Heren. En de Here sprak tot de vis en deze spuwde Jona uit op het droge.” (Jona 2:7-10)
Zowel koning David als Jona de profeet hadden gekozen om zonde te begaan, om precies datgene te doen wat God niet wou dat ze deden.
Jona had ervoor gekozen om Gods roeping te negeren, om niet te gaan profeteren, terwijl God dit wel bevolen had. Hij liep letterlijk de andere kant op, naar Tarsus in het Westen in plaats van naar Nineve in het Oosten. Even kort door de bocht: als straf werd hij opgeslokt door een grote vis of een monster uit de diepte.
David had gekozen om seksuele betrekkingen te hebben met een vrouw die niet de zijne was. In feite was het zelfs de vrouw van een van zijn beste, meest trouwe soldaten. Hoe laag kan je vallen?
Hoe laag waren ze gevallen? De situatie leek, zeker vanuit een geestelijk oogpunt en voor Jona zelfs vanuit een letterlijk oogpunt, in de diepten van de Middellandse Zee, compleet hopeloos. Ze leken reddeloos verloren.
Maar… toch bedankten ze God vanuit hoop en vertrouwen voor het herstel, voor de redding vanuit hun zonde die Hij zou brengen.
Zowel David als Jona hadden anders kunnen reageren. David had boos kunnen worden op God. Hij had kunnen zeggen: “God, het is uw schuld dat die bloedmooie vrouw voor mijn ogen begon te baden. Had u er voor gezorgd dat ik haar niet had gezien of als U haar of mij een ander plan of gedacht had geven, dan was dit niet gebeurd.” Of hij had kunnen zeggen: “Ik ben zondig geboren, ik heb een zondige natuur, het is niet mijn schuld.”
Dit is echter niet wat de Bijbel ons leert. Sla er een goede vertaling op na, zoals bijvoorbeeld de NBG51, en je komt uit dat David zelf uit een zondige, overspelige relatie was verwekt: “Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen” (vers 7). Hij wist hoeveel pijn dit hem berokkend had, dus híj had zeker geen excuus. Integendeel. David verzon dus helemaal geen excuses. Integendeel. Hij erkende: “Tegen U [God], U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen” (vers 6). David hoopte dat God hem zou herstellen door hem weer een stabiele geest en blijdschap over zijn redding te geven, vanuit Gods Heilige Geest.
Ook Jona had negatief kunnen reageren. Hij had kunnen zeggen: “God, ik heb helemaal niet gekozen om de profeet uit te gaan hangen bij die Assyriërs. Laat mij hier maar rotten in deze stinkende vis. Ik kan toch niets tegen u beginnen. De situatie is toch hopeloos.” Neen! In tegendeel! Jona kwam bij zinnen en koos ervoor om tot God te bidden en hem lof te zeggen.
Beiden bedankten ze God vanuit hoop en vertrouwen voor het herstel, voor de redding van zonde die Hij zou brengen.
Ten tweede, bied ik u het verhaal van Fanny Crosby kort aan:
Fanny Crosby was een dochter van boerenouders in Putnam County in de staat New York. Ze werd geboren op 24 maart 1820. Als baby leed ze aan een ooginfectie. Haar ouders lieten haar ogen nakijken door een dokter die het zicht in haar ogen totaal en permanent vernielde door warme kompressen op haar ogen te leggen. De dokter bleek helemaal geen dokter te zijn. Hij was een psychopathische pseudo-dokter die na de betaling het dorp uitvluchtte. Op de kop toe: toen Fanny slechts één jaar oud was, stierf haar vader aan een longontsteking.
Haar oma las haar de Bijbel voor en zo kon ze de verhalen in haar opnemen. Ze was heel poëtisch en kon uitstekend memoriseren. Ze bad tot de Heer: “Heer, help me alstublieft te leren zoals de andere kinderen.” In haar binnenste kreeg ze de geruststelling dat God haar gebeden zou beantwoorden.
Om een lang verhaal kort te maken, ze zou vele gedichten en christelijke hymnes componeren, waaronder mijn favoriet: “Volle Verzeek’ring”, lerares worden en belangrijke politieke leiders toespreken. Haar leven was een zeer rijk, succesvol leven. Ze trouwde zelfs met een leraar die ook blind was. Haar meest opmerkelijke woorden van dankbaarheid waren misschien wel: “Wist je dat ik, als ik mocht kiezen, blind blijven verkies? Want wanneer ik sterf, zal het eerste gezicht dat ik ooit zie het gezicht van mijn gezegende Redder zijn!”
Fanny had een heel ander leven kunnen leiden. Een leven van bitterheid en ondankbaarheid waarin ze God van alles de schuld gaf, bijvoorbeeld van haar permanente blindheid of van de dood van haar enige baby. Dankbaarheid zorgde ervoor dat alles te dragen was en dat ze veel vrucht kon dragen, zelfs tot in onze dag en tot in de eeuwigheid. Op haar oorspronkelijke grafsteen stond: “Ze heeft alles gedaan wat ze kon.” Een mooi, vol geleefd leven.
Wat kunnen we hier nu uit leren? Dankbaarheid geeft je vleugels. Zuurpruimerij houdt je onder. Je kan nog zo veel betekenen in dit leven uit dankbaarheid voor de Heer. Neem nu bijvoorbeeld de examenperiode waar de jeugd in zit. Zijn ze dankbaar voor de goede resultaten of geraken ze in een depressie vanwege minder goede examens? Minder goede examens zijn niet het einde van de wereld! Kijk eens naar hoe ver je al bent geraakt in dit leven en kijk vooral naar wat de Heer allemaal al voor je heeft gedaan!
Net zoals koning David en Jona de profeet, mogen wij God dankbaar zijn voor de redding die Jezus Christus ons gebracht heeft, ondanks onze vele fouten, onze vele zonden waar wij vrijwillig voor gekozen hebben. “Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden” (Matteus 1:21). Net zoals Fanny mogen wij Hem danken dat Hij ons zal redden uit deze onrechtvaardige maatschappij en deze onrechtvaardige wereld.
Deze dankbaarheid, ondanks het zichtbare, is nu net een functie van de Heilige Geest. De Heilige Geest is ons onder andere hiervoor gegeven. Het spreken in tongen is volgens dominee Aalders immers “een uit de volheid des harten spreken tot God in aanbidding en overvloedige dankbaarheid, om zoo het eigen gemoed lucht te geven. (…) Het is een zich uiten in verrukking, die alle redelijke grenzen doorbreekt, en als zoodanig een loflied (1 Cor. 14:15), een dankzegging (1 Cor. 14:16) over de ontvangen genade Gods. Het is de uitdrukking van de blijdschap waarmee het Evangelie ontvangen is (1 Thess. 1:6). (…) [Het is] een prijzen en verheerlijken van God en zijn genade in Jezus Christus. Het is het roemen van de groote daden Gods (Hand. 2:11; 10:46).”[1] Je doorbreekt zo dus de grenzen van het zichtbare en klampt je vast aan de Onzichtbare van Wie onze hoop komt.
Daarom mogen wij Hem, net zoals Fanny, danken dat Hij ons zal redden uit deze onrechtvaardige maatschappij en deze onrechtvaardige wereld. Paulus stelt het als volgt:
“Wij danken God, de Vader van onze Here Jezus [Christus], te allen tijde bij ons bidden voor u, daar wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde, die gij al de heiligen toedraagt, om de hoop, die voor u is weggelegd in de hemelen. Daarvan hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, dat tot u gekomen is. (…)
Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht.Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden.” (Kolossenzen 1:3-5,9-14)
“en [God] heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus.” (Efeze 2:6-7)
“Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel.” (Hebreeën 12:22-24)
“Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt onder alles, want dat is de wil Gods in Christus Jezus ten opzichte van u. Dooft de Geest niet uit.” (1 Tessalonicenzen 5:16-19)
In het begin van deze prediking hoorden we:
“verwerp mij niet van uw aangezicht,
en neem uw heilige Geest niet van mij;
hergeef mij de blijdschap over uw heil,
en laat een gewillige geest mij schragen.
Dan zal ik overtreders uw wegen leren,
opdat zondaars zich tot U bekeren.
Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils,
laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen;
Here, open mijn lippen,
opdat mijn mond uw lof verkondige.” (Psalm 51:13-17)
Bemerk deze twee verzen:
“Dan zal ik overtreders uw wegen leren,
opdat zondaars zich tot U bekeren.
Here, open mijn lippen,
opdat mijn mond uw lof verkondige.” (Psalm 51:15, 17)
De Heilige Geest geeft ons dankbaarheid en stabiliteit uit de zonde en uit deze onrechtvaardige wereld. Hij geeft ons ook liefde voor de verlorenen die nog wel verbonden zijn aan de ongerechtigheid. Hieruit vloeit dan evangelisatie uit dankbaarheid tot God op je eigen manier met je eigen talenten voort.
Ga en verkondig het evangelie. Besmet anderen met dankbaarheid tot God en Zijn Zoon Jezus Christus. Leer hen waarom dit de beste weg is door het hen voor te leven en door het hen ook te vertellen.
Zoals Fanny het zo mooi schreef:
“Rescue the perishing,
care for the dying,
Snatch them in pity from sin and the grave; Weep o'er the erring one, lift up the fallen,
Tell them of Jesus the mighty to save.”
Amen.
---
[1] Uit W. Aalders, De oer-christelijke gemeente (Den Haag: 1946), 57-59.
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 23 juni 2024.
De bijbeltekst waar ik vandaag, om te beginnen, samen met u op wil focussen is Hebreeën 12:1-3:
“Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt” (Hebreeën 12:1-3).
Ik wil vandaag vooral focussen op een thema of, zo u wilt, enkele elementen uit deze passage, vooral op dat alle last en de zonde ons zo licht in de weg staat, dat we volharding nodig hebben om “de wedloop die vóór ons ligt” te lopen en om “onze ogen gericht [te] houden op Jezus” zodat we “niet door matheid van ziel” verslappen.
Ik hoor namelijk de laatste tijd van heel wat mensen binnen deze geloofsgemeenschap en van vrienden van buiten deze kerk, en dan bedoel ik vrienden die in mijn opzicht de beste christenen zijn, dat ze zich soms zeer ontmoedigd voelen door hun eigen gedrag of door een situatie en bijgevolg weer in zonde vallen omdat een gedachte hen influistert dat ze Jezus gefaald hebben en dus toch verloren zijn.
‘Maar X,’ zou zo iemand in het ergste geval kunnen toevoegen, ‘er staat toch geschreven in Hebreeën 10:26-29:
“Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren. Indien iemand de wet van Mozes terzijde heeft gesteld, wordt hij zonder mededogen gedood op het getuigenis van twee of drie personen. Hoeveel zwaarder straf, meent gij, zal híj verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft?” (Hebreeën 10:26-29).
Is dat dan niet eens-verloren-altijd-verloren als je je heiligheid opgegeven hebt door te zondigen?’
Heb goede moed! Ik geef vandaag vijf redenen waarom eens-verloren-altijd-verloren niet waar kan zijn in dit leven, indien je je afkeert van de zonde en weer terugkeert tot Christus:
Het karakter van God:
a. De Bijbel leert ons in het Nieuwe Testament dat God liefde is (1 Johannes 4:8,16) en dat Hij, omdat Hij de mensheid zo lief had, en trouwens nog steeds heeft, Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, met de expliciete bedoeling dat niemand verloren zou gaan maar eeuwig leven zou hebben (Johannes 3:16). Hij bracht redding voor alle mensen (Titus 2:11) en Hij wil niet dat iemand verloren gaat maar dat allen zich zouden bekeren en zo tot de waarheid komen en in die waarheid zouden wandelen (1 Timotheüs 2:4; 2 Petrus 3:9; 2 Johannes 4:5-6; Mattheüs 1:18-23).
b. Ook in het Oude Testament zien we al dat God niet wilt dat iemand verloren gaat, maar dat allen behouden worden en God roept alle zondige mensen expliciet op om van het slechte pad af te gaan door bekering en weer op het rechte pad te wandelen (Ezechiël 18). God is niet veranderd want we zien hetzelfde getuigenis van Zijn liefde in zowel het Oude Testament als in het Nieuwe Testament.
a. “Indien wij opzettelijk zondigen”. “Indien” is voorwaardelijk en “zondigen” is actief dus als je willens en wetens blijft zondigen, dan heeft het offer van Jezus aan het kruis je klaarblijkelijk niet veranderd! Het is alsof de schrijver van de Hebreeënbrief zegt: “Kijk naar wat er voor jou is gedaan; kijk naar het vergoten bloed en het gebroken lichaam van Christus; kijk naar wat je nieuwe relatie met God heeft gekost; kan je dit behandelen alsof het niet uitmaakte? Zie je niet wat voor een heilige zaak dit is? Zonde is de heiligheid van dat offer aan het kruis niet beseffen.”[1] Het doet je niets meer. Het laat je koud. Hoe ga je dan nog veranderen?
b. De bekende evangelist John Wesley legt “[dan] blijft er geen offer voor de zonden meer over” als volgt uit: “Want als wij – eender van ons christenen – opzettelijk zondigen door God de rug toe te keren, ook wel 'afvalligheid' genoemd (zie vers. 38). Nadat we de waarheid van het evangelie zelf hebben ervaren, blijft er geen offer meer voor de zonden over: geen offer behalve dat offer wat we koppig afwijzen.”[2] Verloren zijn is dus voorwaardelijk: het hangt af van jouw koppigheid; dat je je niet wilt bekeren. Dan blijf je een “wederspannige”.
Als je zegt dat het offer van Jezus jou niet meer kan redden, dan doe je dat offer pas tekort. Je zegt dan eigenlijk: Jezus heeft alles gegeven, Zijn lichaam en Zijn bloed, maar dat is niet genoeg voor mij de grote verschrikkelijke zondaar. Het is zoals een zandkorreltje aan de rand van de zee dat zegt: “Ha, zee! Je kan mij niet wegwassen!” Jouw zonden zijn als dat zandkorreltje en de grote liefdevolle God is als de zee: “Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid! Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden. Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee” (Micha 7:18-19).[3]
Misschien wel de belangrijkste reden waarom eens-verloren-altijd-verloren niet waar kan zijn in dit leven is de context: bemerk dat deze verzen volgen op verzen 23-25:
“Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw. En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.” De context is dus duidelijk een lijst van aanmoedigingen. Waarschuwingen behoren aanmoedigend te werken om weer te gaan wandelen op de rechte weg of te blijven wandelen op die weg.
a. Nog een reden tegen eens-verloren-altijd-verloren zou kunnen zijn dat we doorheen heel de kerkgeschiedenis in de vele verscheidene christelijke groeperingen kunnen zien dat christenen of voormalig christenen zich weer kunnen bekeren tot Jezus, dat ze vergiffenis kunnen ontvangen van God en van hun medemensen en dat ze zich hierna weer gered of weer dicht bij Jezus voelen. Ik denk dat we dit allemaal wel hebben meegemaakt na onze oorspronkelijke bekering. Ik alleszins persoonlijk wel.
b. Langs de andere kant, zien we ook dat het een algemene ervaring is onder christenen doorheen de geschiedenis dat ze hebben ervaren dat de duivel hen probeert in schande te laten wegkwijnen, dat het precies zijn bedoeling is dat ze niet meer naar Jezus durven teruggaan. Ja, er zit een addertje onder het gras maar luister niet naar dat addertje! Als mensen een vrouw niet leuk vinden, dan zeggen ze: “Dat is een echt serpent!” Wel ja, dit is een echt serpent dus luister niet naar dat serpent (Openbaring 12:9)!
Het is dus de bedoeling dat we als christenen:
1) Elkaar aansporen om trouw te blijven aan onze Heer en aan Zijn evangelie.
2) Elkaar bemoedigen en troosten om weer trouw te zweren aan onze Heer Jezus.
3) Samen komen om op elkaar te letten om heilig te zijn en te blijven.
4) Elkaar aanvuren tot liefde en goede werken.
5) De context maakt dus ook duidelijk dat de bedoeling is dat we verder of weer verder lopen in heiligheid. Expliciet omdat: “Hij, die beloofd heeft, is getrouw.”
Ook geeft de bijbeltekst die ik oorspronkelijk aanhaalde aan het begin van deze preek aan dat een essentieel onderdeel van het christelijke geloof is dat het geleefd wordt onder het toeziend oog van de geloofshelden die in hun tijd leefden, leden en stierven. Het is alsof ze in een stadion zitten en ons de wedstrijd zien lopen. Als zulk een groots publiek ons toekijkt, hoe kunnen we dan de worsteling tot grootsheid vermijden?[4] Hoe kunnen we dan niet het beste van onszelf geven en elkaar hier niet toe aanmoedigen?
Komaan christenbroeder! Komaan christenzuster! Neem de waarschuwingen uit liefde voor u geschreven ter harte! Wat er ook is gebeurd, bekeer u en kop op! Zet door! Loop weer verder! Loop die goede wedloop! Geef niet op, sta weer op en loop verder! Indien nodig: sta elke dag weer op door bekering en loop verder!
Misschien zei een wijze christelijke monnik:
““Elke dag zeg ik tegen mezelf: vandaag begin ik. Mijn taak is niet: oordelen. Het is niet mijn taak om erachter te komen of iemand iets verdient. Het is mijn taak om de gevallenen weer op te heffen, de gebrokenen te herstellen en de mensen die pijn lijden te genezen.”[5]
Of die monnik dat nu gezegd heeft of niet, laten we dit principe alleszins toepassen op onszelf en anderen helpen weer op te staan en met volle moed door te gaan. Het is immers onze christelijke plicht elkaar te bemoedigen![6] Laten we voor de vreugde die voor ons ligt, ons kruis weer op ons nemen, de schande niet achten en verderlopen naar de rechterzijde van de troon Gods. Je mag nog steeds de wedloop lopen die vóór je ligt en daarbij je ogen alleen gericht houden op Jezus![7]
We hebben beslistheid, doorzetting en volharding nodig, een vastberaden volharding om:
1) Samen met de Heilige Geest te lopen naar en te groeien naar Jezus.[8]
2) Onze ogen niet op deze wereld te houden (1 Johannes 2:15-17)
3) Geen angst voor mensen te hebben (Spreuken 29:25-27) maar ons leven volledig te leven voor Jezus, als goed getrainde atleten.
“In de tijd die ons nog rest is het onze plicht voor alle mensen op alle manieren al het goede te doen.”[9] Ik bid tot de Heer dat deze preek je hierin zal sterken en bemoedigen. Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 2 juni 2024.
[3] Naar Isaak van Nineve, Ascetische Homilieën, Homilie 51 of A. J. Wensinck, Mystic Treatises by Isaac of Nineveh. Translated from Bedjan’s Syriac Tekst with an Introduction and Registers (Amsterdam: Koninklijke Akademie van Wetenschappen, 1923), 231 [daar mystical treatise 50].
[4] Naar Barclay, The Letter to the Hebrews, 203.
[5] Antonius de Grote? Primaire bron niet gevonden. Dit zou staan in Athanasius van Alexandrië, Het Leven van Antonius maar ik heb het daar alleszins nog niet gevonden.
[6] Barclay, The Letter to the Hebrews, 203.
[7] Naar Hebreeën 12:1-2.
[8] Gebaseerd op Barclay, The Letter to the Hebrews, 202-204.
[9] Barclay, The Letter to the Hebrews, 146.
Categorie:Preken
19-05-2024
Verkondiging en Vervolging
Voordienst: Mattheüs 5:10-16 (vertaling naar keuze van de voordienstleider).
Goedemorgen iedereen!
Het is vandaag Pinksteren. Het verhaal over de uitstorting van de Heilige Geest, de verkondiging van het evangelie en de resulterende groei van de Kerk in Handelingen hoofdstuk 2 kennen jullie nagenoeg allemaal. Het is normaalgesproken dé tekst die wordt aangehaald bij Pinksteren. Om niet in herhaling te vallen, wil ik het vandaag over een andere boeg gooien.
Didier Pollefeyt, professor aan KU Leuven, en Michael Richards schreven terecht dat tegenwoordig het idee van religie als ouderwets wordt afgedaan. Zo wordt de “steeds” in “Geloof je nog steeds?”, “Ga je nog steeds naar de kerk?”, “Leren ze nog steeds christelijk godsdienstonderwijs op school?” heel subtiel gebruikt in media. De idee hierachter is dat de evolutie van de maatschappij uiteindelijk zal leiden tot volledige secularisatie.[1] Wie dus nog christen is, is nog niet helemaal mee. De enige waarheid die er is, is dat er geen relationele God en bijgevolg geen absolute waarheid is.
Dit is de geest of de weg van deze wereld. Het is de spottende, ontkennende toon van Pilatus jegens Jezus: “Ach, wat is waarheid?” (Johannes 18:38) of de spottende toon van het evangelie-afwijzende deel van de menigte die getuige was van de uitstorting van de Heilige Geest: “Die mensen hebben vast teveel zoete wijn gedronken” (Handelingen 2:13a). Het zijn mensen die “over hun kennis opscheppen [hier hun trots in vinden en hier graag over discussiëren] en daarmee bewijzen dat zij geen kennis hebben.” Deze mensen “missen het belangrijkste in het leven: zij kennen God niet werkelijk” (1 Timotheüs 6:20b-21a). Ze praten vanuit lege, misleidende filosofieën die ingegeven zijn door demonische geesten, dikwijls via wereldse mensen (Kolossenzen 2:8).
Hiermee meelopen, stelt je veilig. Hoe anders is dit met de weg van de Heilige Geest; de weg van de Bijbel, waarin we de volgende, duidelijke opdracht lezen: “Maar let erop dat u zich altijd in overeenstemming met de goede boodschap van Christus gedraagt. Laat ik altijd goede berichten over u mogen horen, of ik u nu terugzie of niet. Wees één van hart en ziel en zet u volledig in voor het geloof en het goede nieuws. En laat u daarbij in geen enkel opzicht schrik aanjagen door uw tegenstanders. Dat zal hun dan duidelijk maken dat zij verloren gaan, maar voor u zal het een duidelijk teken van God zijn dat Hij u heeft verlost. Want het is uw voorrecht niet alleen op Christus te mogen vertrouwen, maar ook voor Hem te mogen lijden.” (Filippenzen 1:27-29).
Het is normaal dat vervolging volgt op verkondiging. Hier wil ik het vandaag over hebben. Ik wil u namelijk wakker schudden. Al in het boek Handelingen zelf, niet lang na de uitstorting van de Heilige Geest en de daaruit vloeiende verkondiging van het evangelie, lezen we dat het Sanhedrin; de Religieuze Hoge Raad van de Joden de eerste verkondigers van het evangelie het zwijgen probeerden op te leggen vanuit dwang (Handelingen 5). De vervolging komt dikwijls van vele valse, ogenschijnlijke medegelovigen, die zich, net als de mannen van die Joodse religieuze raad, naar buiten voordoen als schapen maar, als puntje bij paaltje komt, eigenlijk huurlingen, wolven in schaapskledij en handlangers van satan zijn (Mattheüs 7:13ff, Johannes 10:12-13, 2 Corinthiërs 12:7-10). Positief bekeken zorgt dit ervoor dat we afhankelijk van God blijven, nederig blijven en op God blijven vertrouwen (cf. 2 Corinthiërs 12:7-10). Nogmaals: het is normaal dat vervolging volgt op verkondiging.
Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de Chinese christen John Sung, zoon van voorganger Sung Xue Lian. Hij was theologiestudent in de Verenigde Staten en hij ervoer het werk van de Heilige Geest tijdens het lezen van Lukas hoofdstuk 23. Zo kreeg hij een levende ervaring met Jezus in februari 1927, bijna honderd jaar geleden. Hij kwam tot het besef dat ook hij vergeven was door het bloed vergoten aan het kruis. Jezus ontmoette hem in kamer 405 van een atheïstisch seminarie, zoals hij zelf schreef.
Hij veranderde helemaal en begon het evangelie te verkondigen, ook aan zijn liberale professors. Zo sprak hij bijvoorbeeld met professor Harry Emerson Fosdick; de trotse verkondiger van een verdraaid liberaal sociaal evangelie dat de opstanding van Jezus en de waarheid van de Bijbel ontkent, onder andere door theïstische evolutie te verkondigen.[2] Deze Fosdick is trouwens de broer van Raymond Fosdick die voor de bekende John D. Rockefeller werkte en hem hielp heel veel geld te geven voor dit liberale sociale evangelie, alsook om de oecumenische beweging naar zijn hand te zetten.[3] Onze Chinese vriend en bondgenoot zei tegen deze eerstgenoemde professor: “U bent van de duivel.” En hij riep zijn professoren op zich te bekeren tot Jezus. Ze verklaarden hem gek en lieten hem bijgevolg opnemen in een gekkenhuis.[4] Na 193 dagen in dat gekkenhuis kreeg het Chinese consulaat hem vrij. Hij ging naar China en begon daar te verkondigen. Hij sprak over bekering zowel tot ongelovigen als tot nepchristenen en er kwam een opwekking die honderdduizenden mensen tot bekering bracht.
Ook in Sovjet Rusland mocht je geen echte christen meer zijn. Toch bleven er christenen trouw aan Christus en aan de verkondiging van Zijn evangelie. Mensen kwamen nog steeds tot bekering. Voormalig atheïsten verkondigden dat ze de Heer persoonlijk kenden, ook al wisten ze dat dit er toe zou leiden dat ze in een gekkenhuis gestoken en daar gemarteld zouden worden. En hoeveel mensen hebben ze wel niet in een gekkenhuis gestoken in de Sovjet Unie omdat ze Christus trouw beleden![5] Deze helden hebben, in samenwerking met God en Zijn Heilige Geest, ervoor gezorgd dat het evangelie bleef verspreid worden in de Sovjet Unie. Ze waren niet laf! John Sung en zovele Chinese, Russische en Oost-Europese christenen bleven trouw verkondigen, ook al werden ze voor gekken aangezien en nog erger behandeld!
Je denkt misschien, dit is een ver van mijn bed show. Nochtans leert de bijbel ons: “Ja, het is nu eenmaal zo dat wie werkelijk één met Jezus Christus willen blijven, het zwaar te verduren krijgen van de mensen die Hem haten. De slechte mensen en de valse leraren zullen steeds slechter worden en velen misleiden, zijzelf worden op hun beurt misleid door de duivel” (2 Timotheüs 3:12).
We mogen ons niet laten meeslepen met deze wereld. We mogen geen watjes worden; “modelchristenen” die braaf naar de kerk gaan, misschien wat mensen helpen en maar braaf hun mond dichthouden over het evangelie maar we moeten mannen en vrouwen met moed zijn. Mannen en vrouwen die niet opgeven, net zoals de apostelen, net zoals evangelist John Sung. Of we nu lichte vervolging ervaren: “Geloof je nog steeds?” of of het er veel serieuzer aan toe zal gaan, onder andere door opsluiting, fysieke aanvallen of martelingen, onze taak is nog steeds en zal altijd blijven: het evangelie verkondigen (Mattheüs 28:18-20).
Paulus waarschuwt ook tegen filosofieën die niet volgens Christus zijn (cf. Kolossenzen 2:8ff). In de vroege kerk was dit bijvoorbeeld het platonisme, nu zijn dit ideeën als darwinistische of theïstische evolutie, laissez-faire, relativisme, islam en andere manieren van meelopen maar Jezus onze Heer zei nochtans: “Gelukkig bent u als u beledigingen, vervolgingen, leugens en laster te verdragen krijgt omdat u bij Mij hoort” (Mattheüs 5:11).
We moeten ons bekeren van de weg van deze wereld; van de meeloperij tot de weg van de Bijbel; de weg van de Heilige Geest: “Petrus en de andere apostelen antwoordden: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen” (Handelingen 5:29). (…) “Blij verlieten de apostelen de rechtszaal, want God had hun het voorrecht gegeven ter wille van Jezus slecht behandeld te worden. Zij trokken zich niets aan van de Hoge Raad en bleven gewoon over Jezus spreken, in de tempel en bij de mensen thuis. Elke dag vertelden zij dat Jezus de Christus is” (Handelingen 5:41-42). “Gelukkig zijn de mensen die vervolgd worden omdat zij Gods wil doen, want het Koninkrijk van de hemelen is voor hen. Gelukkig bent u als u beledigingen, vervolgingen, leugens en laster te verdragen krijgt omdat u bij Mij hoort [, zegt Jezus]. Juich van blijdschap, want in de hemel ligt een geweldige beloning voor u klaar. Vroeger zijn de profeten immers ook zo vervolgd. U bent als zout voor de wereld. Maar als het zout zijn kracht verliest, hoe moet je het dan smaak geven? Waar is het dan nog goed voor, behalve om weggegooid en door de mensen vertrapt te worden. U bent het licht van de wereld, een stad op een berg kan iedereen zien. Men steekt immers geen lamp aan om er vervolgens een emmer overheen te zetten? Die lamp moet toch op een standaard staan en licht geven voor iedereen in huis? Laat daarom ook uw licht voor alle mensen schijnen. Als zij dan de goede dingen zien die u doet, zullen zij uw hemelse Vader eren.” (Mattheüs 5:10-16). “Voor God en Jezus Christus—als Hij verschijnt om zijn koninkrijk te stichten, zal Hij over de levenden en de doden oordelen – vraag ik je dringend het woord van God door te geven als je daar de kans voor krijgt, of het je nu gelegen komt of niet. (…) Blijf kalm en wees niet bang om voor de Here te lijden. Breng anderen tot Jezus Christus. Laat niets na van wat je moet doen” (2 Timotheüs 4:1-2a,5). Zijn wij hier klaar voor? Als we niet meer voor onszelf leven maar leven met het vuur van de Heilige Geest, ook dan kan dit bij ons aanstekelijk werken. Dit heet dan: een opwekking. Net zoals in Jerusalem (Handelingen 2), in Wales, in Azusa, in PyongYang, in Nagaland en ongetwijfeld ook op talloze andere plaatsen.[6] Doe hier je uiterste best voor!
Lieve broeder of zuster, ik vraag “je dringend het woord van God door te geven als je daar de kans voor krijgt, of het je nu gelegen komt of niet. (…) Blijf kalm en wees niet bang om voor de Here te lijden. Breng anderen tot Jezus Christus. Laat niets na van wat je moet doen” (2 Timotheüs 4:1-2a,5). De Heilige Geest zij hiervoor altijd met jou! Amen.
Gepreekt op 19 mei 2024 in de Evangelische kerk te Balen.
[1] Didier Pollefeyt and Michael Richards, “The living art of religious education: a paradigm of hermeneutics and dialogue for RE at faith schools today,” British Journal of Religious Education 42, no. 3 (2020): 315,https://doi.org/10.1080/01416200.2019.1593106.
[3] Charles E. Harvey, “John D. Rockefeller, Jr. and the Interchurch World Movement of 1919-1920: A Different Angle on the Ecumenical Movement,” Church History 51, no. 2 (June 1982): 205-209,https://doi.org/10.2307/3165836; Peter Collier and David Horowitz, The Rockefellers: An American Dynasty (New York: Holt, Rindhart and Winston, 1976), 308-316.
[4] G. Wright Doyle, “1901 – 1944 John Sung Song Shangjie Chinese revivalist, evangelist, and author,” Biographical Dictionary of Chinese Christianity, accessed May 15, 2024,https://bdcconline.net/en/stories/john-sung.
[5] Oksana Vysoven, Nina Brehunets, and Tetyana Lohvynyuk, “Repressive Psychiatry as a Means of Combating Religious Dissidents in the Soviet Union,” Occasional Papers on Religion in Eastern Europe 42, no. 4 (May 2022): 61-82,https://doi.org/10.55221/2693-2148.2353.
[6] Tom Torbeyns, “A Strategy from Acts 2 for a Pastor to see a Steady Growth in his Local Church” (paper, Continental Theological Seminary, 2017).