Het plechtige begin van de Hebreeënbrief, met de geloofsbelijdenis dat God, nadat Hij door vele profeten tot ons gesproken heeft, nu tot ons gesproken heeft door zijn Zoon, geeft ons een prachtige gelegenheid om ons te bezinnen op de betekenis van de menswording.
Het tweede hoofdstuk begint met een aansporing om trouw te blijven aan het ons verkondigde woord en ons geloof in Gods getuigenis niet te verwaarlozen. Dan legt de auteur uit hoe Jezus Christus een unieke en cruciale rol heeft in de heilsgeschiedenis. Vanuit het geloof in de verrijzenis en de hemelvaart, stelt hij dat Christus nu over alles heerst, als Redder van de mensen.
God had Hem een korte tijd (in vergelijking met de eeuwigheid) een lagere plaats gegeven dan de engelen, toen Jezus mens werd. Maar daarna heeft Hij Hem hoog verheven en alle eer gegeven in de hemel. “Maar wij zien Jezus, die voor een korte tijd beneden de engelen gesteld was vanwege het lijden des doods, opdat Hij door de genade Gods voor een ieder de dood zou smaken, met heerlijkheid en eer gekroond” (Hebreeën 2:9).
Juist in die dynamiek ziet de auteur van de Hebreeënbrief een bewijs van hoe goed God voor ons is. Door zelf te lijden heeft Jezus Christus, de Zoon van God, redding gebracht voor ons, lijdende mensen. En daarbij komt die diepe overtuiging dat het dáárom is dat Jezus zei dat wij Zijn broers en zussen zijn: “Want het voegde Hem, om wie en door wie alle dingen bestaan, dat Hij, om vele zonen tot heerlijkheid te brengen, de Leidsman hunner behoudenis door lijden heen zou volmaken. Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen” (Hebreeën 2:10-11).
De beeldrijke, poëtische taal van deze Bijbeltekst komt bij een eerste lezing wellicht nogal moeilijk binnen. Maar als u dit spirituele theezakje lang genoeg in het warme water van uw hart laat trekken, komt er veel smaak vrij: Jezus noemt ons zijn broers en zussen. Hoewel wij zeker niet gelijk zijn aan God, is Jezus, net zoals wij, mens en zijn wij, in die zin, net zoals Jezus, kinderen van God de Vader en zelfs Zijn broeders. “Want Hij, die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit één; daarom schaamt Hij Zich niet hen broeders te noemen” (Hebreeën 2:11).
We zijn niet louter toevallig zijn broeders en zusters, alsof het eigenlijk niets betekent voor God. Hij heeft ons die plaats in de schepping gegeven uit liefde. “wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en het mensenkind, dat Gij naar hem omziet? Toch hebt Gij hem bijna goddelijk gemaakt, en hem met heerlijkheid en luister gekroond. Gij doet hem heersen over de werken uwer handen, alles hebt Gij onder zijn voeten gelegd” (Psalm 8:5-7).
Zo wil God dus met ons van in het vroegste moment van ons bestaan tot in eeuwigheid een verbond aangaan van liefde en trouw. Heel wat grote geestelijke schrijvers hebben daarom onze relatie met God vergeleken met een huwelijk. Zo kan het huwelijk met de Tuin van Eden; het Paradijs waarin het Woord van God tastbaar en zichtbaar in ons midden was, vergeleken worden.[1] Daarom zou onze geloofsgemeenschap, in navolging van God Zelf, zo’n grote waarde aan het huwelijk behoren te hechten. In de levenslange, ongebroken huwelijksliefde zien wij een beeld van Gods liefde voor ons (Matteüs 5; 1 Korinthe 7).
Staat u daar wel eens bij stil, dat God met u getrouwd is? Zijn er wel eens momenten dat u aan God denkt als aan een liefhebbende partner, die u door en door kent, met wie wij mogen samenwerken om deze schepping smaak te geven en om deze schepping licht te geven door Zijn Bruid mee klaar te maken (Exodus 3; Jesaja 62; Matteüs 5:13-16; Openbaring 19:6-9)?
We hebben de vrijheid en de verantwoordelijkheid om de woorden van Jezus in het evangelie, positief of negatief, een plaats te geven in ons leven. Vanuit Jezus’ beleving en relatie met God Zijn Vader, en vanuit Zijn overtuiging dat we allemaal in het Rijk Gods een plaats kunnen hebben, en ook zouden moeten willen hebben, is Hij heel stellig en soms streng. Zo zegt Hij met positieve woorden: “In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben” (Johannes 14:2-3). En met strenge woorden zegt Hij: “Indien dan uw rechteroog u tot zonde zou verleiden, ruk het uit en werp het van u, want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. En indien uw rechterhand u tot zonde zou verleiden, houw haar af en werp haar van u; want het is beter voor u, dat één uwer leden verloren ga en niet uw gehele lichaam ter helle vare” (Matteüs 5:29-30). Maar het doel is hetzelfde. Jezus wil je meehebben voor Zijn Koninkrijk!
De liefde niet het laatste woord geven in je leven, of jezelf beter wanen dan een ander, is in Jezus’ ogen een kaakslag aan God, de bron van alle liefde. Hij is verontwaardigd, wanneer zijn leerlingen de kinderen die bij Jezus gebracht worden afwijzen en weg proberen te sturen. Ver-ont-waard-igd (Marcus 10:13-16). Hij voelt het aan alsof Hijzelf als geïncarneerde Zoon van God; als Zoon des Mensen maar ook al zijn kleine broertjes en zusjes, van hun onvervreemdbare waardigheid worden beroofd door de afwijzing van de apostelen. Zijn en onze waarde, is die van het kindschap Gods. Daar vinden we een gezonde christelijke eigenwaarde en naastenliefde. Als we onszelf en elkaar niet met die eerbied behandelen, hebben we van Gods prachtige en goede schepping niets begrepen. Dan staan we met onze rug naar God, in plaats van naar Hem onderweg te zijn.
Niet voor niets worden zij die de wil van God doen aangeduid met de eretitel: broeders en zusters. “Wie is mijn moeder en wie zijn mijn broeders? En Hij strekte zijn hand uit over zijn discipelen en zeide: Ziedaar mijn moeder en mijn broeders. Want al wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is, die is mijn broeder en zuster en moeder” (Matteüs 12:48b-50). Mijn broeders en zusters, maar bovenal en onvervreemdbaar: broeders en zusters van Jezus Christus, kinderen van God de vader. Ereburgers in het Rijk Gods. Zo veel houdt God van ons.
Ook al hebben we niet alles, écht alles, moeten achterlaten zoals Abraham: “Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten en ga naar het land dat ik je zal wijzen” (Genesis 12:1, NBV2004). “Door het geloof heeft hij [, dat is Abraham,] vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaak en Jakob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte” (Hebreeën 11:9). Ook al werd ons geloof niet beproefd zoals hij: “Strek uw hand niet uit naar de jongen en doe hem niets, want nu weet Ik, dat gij godvrezend zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden” (Genesis 22:12b). Ook al maakten we geen deel uit van dat “kleinste van alle volken” (Deuteronomium 7:7b) en ook al zijn we niet behandeld als vreemdelingen en zelfs als dwangarbeiders (Exodus 1:8-11) en ook al hebben we niet, samen met Mozes, “met het volk Gods kwaad verdragen” (Hebreeën 11:25b), toch mogen we ons als christenen tevens identificeren “als bijwoners en vreemdelingen” (1 Petrus 2:11b), met hen die, net zoals Abraham, “de vader van alle onbesneden gelovigen” (Romeinen 4:11b), “en een vader van de besnedenen, voor hen namelijk, die niet alleen uit de besnijdenis zijn, maar die ook treden in het voetspoor van het geloof, dat onze vader Abraham in zijn onbesneden staat bezat” (Romeinen 4:12), met hen die, net zoals zijn geestelijke navolgers, “de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is,” verwachten (Hebreeën 11:10) en met hen die, net als Mozes, “de smaad van Christus groter rijkdom [achten] dan de schatten van Egypte” (Hebreeën 11:26).
“In (dat) geloof zijn deze allen gestorven, zonder de beloften verkregen te hebben; slechts uit de verte hebben zij die gezien en begroet, en zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken. En als zij gedachtig geweest waren aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehad hebben terug te keren; maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid” (Hebreeën 11:13-16).
“Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, want onze God is een verterend vuur. Laat de broederlijke liefde blijven. Vergeet de herbergzaamheid niet, want daardoor hebben sommigen, zonder het te weten, engelen geherbergd. Denkt aan de gevangenen, alsof gij met hen gevangen waart; aan hen, die mishandeld worden, als (mensen), die ook zelf een lichaam hebt” (Hebreeën 12:28-13:3).
Wat wilt dit nu concreet zeggen? Wij behoren niet te comfortabel te worden in al onze wereldgezindheid en in al onze luxe maar we mogen ons identificeren met vluchtelingen en met vervolgde christenen in vreemde landen, een beetje zoals Mozes: “Door het geloof heeft Mozes, volwassen geworden, geweigerd door te gaan voor een zoon van Farao’s dochter, maar hij heeft liever met het volk Gods kwaad verdragen, dan tijdelijk van de zonde te genieten; en hij heeft de smaad van Christus groter rijkdom geacht dan de schatten van Egypte, want hij hield de blik gericht op de vergelding. Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, zonder de toorn des konings te duchten. Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke” (Hebreeën 11:24-27).
De heilige voorbeelden die we vandaag aangehaald hebben, en nog ontelbaar vele andere mensen van vlees en bloed, hebben veel moeten afzien; veel moeten doorstaan als voorlopers en / of navolgers van Christus. “Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt. Gij hebt nog niet ten bloede toe weerstand geboden in uw worsteling tegen de zonde. (…) Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën, en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze. Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien. Ziet daarbij toe, dat niemand verachtere van de genade Gods, dat er geen bittere wortel opschiete en verwarring stichte, en daardoor zeer velen zouden besmet worden. Laat niemand een hoereerder zijn, of onverschillig als Esau, die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht. Want gij weet, dat hij later, toen hij (toch) de zegen wilde erven, afgewezen werd, want toen vond hij geen plaats voor berouw, hoewel hij het onder tranen zocht” (Hebreeën 12:1-4, 12-17).
Iedere dag hebben we de keuze of we ons identificeren met deze wereld en haar luxe en weelde of dat we ons identificeren met Christus, met de navolging van en het vertrouwen in Hem, met de armen, vreemden, verdrukten, gevangenen, vervolgde christenen, kortom met mensen die het moeilijk hebben, die steun nodig hebben.
Elke dag is een nieuwe dag en een nieuwe kans om uw doorzetting en liefde aan te scherpen en te betonen. Carpe diem! Pluk elke dag zorgvuldig, met vol enthousiasme, met volle toewijding en volle naastenliefde! “Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt” (Hebreeën 12:1). Zo kan jouw leven, in navolging van Jezus Christus je Heer, als licht en als zout, licht en smaak brengen en de verrotting of teloorgang tegengaan. “Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod. Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten” (Matteüs 22:37b-40). Doe dit steeds weer, elke dag opnieuw, met volle inzet. Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 6 oktober 2024. Gebaseerd op Vincent Ceulemans, “Homilie voor de 27e zondag door het jaar B”, https://frvincentc.wordpress.com/2024/10/06/homilie-voor-de-27e-zondag-door-het-jaar-b/.
[1] John Chrysostom, On Marriage and Family Life, trans. Catherine P. Roth and David Anderson (Crestwood, New York: St. Vladimir’s Seminary Press, 1986); Irenaeus of Lyons, Against Heresies.
Categorie:Preken
22-09-2024
1 Johannes 5
Voordienst: 1 Johannes 5:5-12 (NBG51)
Goedemorgen iedereen.
“Een ieder, die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren; en ieder, die Hèm liefheeft, die deed geboren worden, heeft (ook) degene lief, die uit Hem geboren is. Hieraan onderkennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden doen. Want dit is de liefde Gods, dat wij zijn geboden bewaren.” - 1 Johannes 5:1-3a
Johannes zegt hier dat al degenen die in het heden geloven; al degenen die op dit moment vast vertrouwen dat Jezus de Gezalfde; de Aangeduide van God is, uit God geboren zijn. Ze hebben de Vader lief die hen wedergeboren heeft gemaakt.
En hoe heeft de Vader dit gedaan? “Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan” (Johannes 3:5).
Over geboren worden uit water en Geest zullen we het straks nog meer over hebben, over wat Johannes zeer duidelijk lijkt te bedoelen.
Johannes maakt hier weer de onafscheidelijke liefde duidelijk: als je van de Vader houdt, hou je van Zijn Zoon, die uit de Vader is (Johannes 1:1-18; 5:26), als je zegt dat je in één van de twee gelooft, verkoop je larie en apekool.
Hetzelfde geldt voor als we zeggen dat we van God houden en zijn geboden niet doen. Maar dit hebben we vorige keer al grondig besproken.
Johannes gaat hier echter nog verder:
“En zijn geboden zijn niet zwaar, want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwonnen heeft: ons geloof.” - 1 Johannes 5:3b-4
Wat een positief Godsbeeld! En wat een positief mensbeeld hadden die eerste christenen toch! Ze geloofden niet dat de christen een totaal verdorven zondige worm was.
Gods geboden zijn niet zwaar en als we uit Hem geboren zijn, mogen we de wereld overwinnen door ons vast vertrouwen in Hem.
Dit is logisch: als we vertrouwen op Hem, dan mogen we de zonde zó overwinnen.
Als we ons vertrouwen verliezen, dan kunnen we weer verzakken in de zonde, zoals Petrus wegzakte in het water (Matteüs 14:28-23). Dan vraagt Jezus ons: “Kleingelovige, waarom zijt gij gaan twijfelen?” (Matteüs 14:31b).
We behoeven inderdaad niet te twijfelen maar we mogen vast vertrouwen op Jezus. Hij maakte duidelijk door Zijn goede werken en door Zijn kruisdood (Johannes 10:38, Romeinen 8:31-32) dat Hij ten volle te vertrouwen is.
Heeft u dit vast vertrouwen al? Zoals Johannes het verwoordt: “Wie is het, die de wereld overwint, dan wie gelooft, dat Jezus de Zoon van God is?” (1 Johannes 5:5).
“Dit is Hij, die gekomen is door water en bloed, Jezus Christus, niet slechts met water, maar met het water en met het bloed. En de Geest is het, die getuigt, omdat de Geest de waarheid is. Want drie zijn er, die getuigen [in de hemel: de Vader, het Woord, en de heilige Geest; en deze drie zijn één. En drie zijn er, die getuigen op de aarde]: de Geest en het water en het bloed, en de drie zijn tot één. Indien wij het getuigenis der mensen aannemen, het getuigenis van God is meerder, want dit is het getuigenis van God, dat Hij van zijn Zoon getuigd heeft.” - 1 Johannes 5:6-9
Hier komen we bij een cruciale passage waar ik even bij zou willen stilstaan. Johannes schrijft hier een beetje op een mysterieuze, speelse wijze. Wie houdt er niet van raadsels? Het moet toch interessant blijven, nietwaar?
1) Je hebt er Drie die getuigen in de hemel. En deze Drie zijn Eén. Dit is gemakkelijk. Dit gaat namelijk over het mysterie van de Heilige Drievuldigheid. In het Johannesevangelie en ook in deze Brief van Johannes, zien we dat de Zoon van de Vader getuigt, de Vader van de Zoon, de Zoon van de Heilige Geest en de Heilige Geest van de Zoon. “Op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak vaststaan” (Deuteronomium 19:15b).
2) Je hebt er drie die getuigen op de aarde. Dit is al wat moeilijker: “de geest, het water en het bloed.” Hier zijn verschillende interpretaties mogelijk:
A)“De geest, het water en het bloed” kan verwijzen naar de kruisdood van Jezus:
De Koning van de Joden – dit stond duidelijk weergegeven op een opschrift in het Latijn, Grieks en Hebreeuws (Johannes 19:19-20) – werd, voor de ogen van de mensen, doorstoken met een speer. Uit Zijn zij, vanuit Zijn hart, stroomden water en bloed (Johannes 19:34-35). Zo werd de profetie van Zacharia over Jezus na bijna 550 jaar wachten eindelijk vervuld: “Zij zullen zien op Hem, die zij doorstoken hebben” (Johannes 19:37b, viz. Zacharia 12:10-14) en Hij gaf de geest.
“En Jezus riep met luider stem: Vader, in uw handen beveel Ik mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest” (Lucas 23:46). Dit was een effectief getuigenis voor de centurio: “Toen de hoofdman, die tegenover Hem stond, zag, dat Hij zó de geest gegeven had, zeide hij: Waarlijk, deze mens was een Zoon Gods” (Marcus 15:39).
B)“De Geest, het water en het bloed” kan tevens verwijzen naar het getuigenis van de mensen op aarde:
De Geest en het water kan verwijzen naar de waterdoop. Mensen ontvangen de Heilige Geest wanner ze gedoopt worden en zo worden ze christenen (e.g. Johannes 3, Handelingen 2, 8, Romeinen 6, Efeze 2:4-13, 1 Petrus 3:19). Het bloed kan verwijzen naar de Eucharistie of het Heilig Avondmaal, de twee Sacramenten: doop en avondmaal dus. Dit lijkt me de meest logische optie: “Hij [dat is Christus] is gekomen met het water en met het bloed.” Door het water en door het Bloed is er vergeving (Matteüs 26:26-28, Handelingen 2:38-42).
Of het kan verwijzen naar het getuigenis door middel van bloed dat dikwijls volgt op de doop: “En zij hebben hem [dat is de duivel] overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad, tot in de dood” (Openbaring 12:11).
Dus als je je laat dopen, dan zeg je: ik leef niet meer voor mezelf, mijn leven is nu van Christus, zelfs tot de dood. Deze drie getuigen: het water en de Geest (dit betekent dan de doop met water waardoor de christen de Heilige Geest ontvangt) en het bloed (dit duidt dan op de christen die voor Jezus de marteldood sterft) zijn een zekere toegangskaart tot de hemel. Paulus verwoordt het als volgt:
“Want indien gij met uw mond belijdt, dat Jezus Heer is, en met uw hart gelooft, dat God Hem uit de doden heeft opgewekt, zult gij behouden worden; want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot behoudenis. Immers het schriftwoord zegt: Al wie op Hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen” (Romeinen 10:9-11).
“Een ieder, die gelooft, dat Jezus de Christus is, is uit God geboren” (1 Johannes 5:1a). Met dit vers begonnen we daarstraks. De bekende theoloog Frederick Fyvie Bruce schreef dat er in de vroege Kerk niet zo iets was als een niet-gedoopte christen.[1] Sla de Bijbel er maar op na. Als je zei: ik stel mijn volste vertrouwen op die Jezus. Hij is vanaf nu mijn Heer of mijn Koning, dan liet je je dopen in water. Dit was hét teken van je onderwerping aan Hem en dus ook van het afsterven aan jezelf en aan je oude afgoden.
“Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft van zijn Zoon. En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven en dit leven is in zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon van God niet heeft, heeft het leven niet.” - 1 Johannes 5:10-12
Dit hebben we daarstraks al besproken, namelijk dat eeuwig leven berust op een levende, actieve relatie met zowel de Vader, als de Zoon in de Eenheid van de Heilige Drie-eenheid. God heeft dit duidelijk getoond door het leven van Zijn Zoon en door het leven van Zijn Kerk. Wie dit dus loochent, maakt God tot een leugenaar, zoals we tijdens de vorige preek al leerden.
“Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt.
En dit is de vrijmoedigheid, die wij tegenover Hem hebben, dat Hij, indien wij iets bidden naar zijn wil, ons verhoort. En indien wij weten, dat Hij ons verhoort, wat wij ook bidden, weten wij, dat wij de beden verkregen hebben, die wij van Hem hebben gebeden.
Als iemand zijn broeder ziet zondigen, een zonde niet tot de dood, moet hij bidden en God zal hem het leven geven, hun namelijk, die zondigen niet tot de dood. Er bestaat zonde tot de dood: daarvoor zeg ik niet, dat hij moet vragen. Alle ongerechtigheid is zonde, en er bestaat zonde niet tot de dood.
Wij weten, dat een ieder, die uit God geboren is, niet zondigt; want Hij, die uit God geboren werd, bewaart hem, en de boze heeft geen vat op hem. Wij weten, dat wij uit God zijn en de gehele wereld in het boze ligt. Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven.” - 1 Johannes 5:13-20
Eeuwig leven is de Vader kennen en Hem die Hij gezonden heeft: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt.” (Johannes 17:3). Of zoals Jezus het ergens anders zegt: “Indien gij Mij kendet, zoudt gij ook mijn Vader kennen” (Johannes 8:19b). Houd vast aan dit geloof en gij zult wel varen! Leef er niet hoogmoedig maar vrijmoedig in, door een levende relatie vanuit het gebed en met volle inzet! Help uw broeders en zusters als gij ze ziet struikelen! Help hen weer recht die door de zonde overmeesterd zijn geraakt! Het is uw christelijke plicht der naastenliefde!
”Kinderkens, wacht u voor de afgoden.” - 1 Johannes 5:21
Dit laatste vers betekent niet: Johannes had nog wat plaats over op zijn perkament. Neen! Het is innig verbonden met het voorafgaande. God de Vader is de ware God. Alleen door Zijn Zoon kan je Hem kennen als de God die in een relatie met je leeft. “Opdat allen de Zoon eren gelijk zij de Vader eren. Wie de Zoon niet eert, eert ook de Vader niet, die Hem gezonden heeft” (Johannes 5:23). Daarom is het niet optioneel dat andersgelovigen christenen worden. Laten we hier dan ook steeds vanuit die levende relatie met de Vader en de Zoon met vernieuwde moed en vernieuwde kracht vanuit liefde voor ijveren. Amen!
---
[1] Frederick Fyvie Bruce, Commentary on the Book of the Acts (1954; repr. London: Marshall, Morgan & Scott, 1970), 77.
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 22 september 2024.
We gaan verder met onze reeks doorheen de eerste brief van Johannes de Evangelist. We zijn vandaag aan het vierde hoofdstuk hierover gekomen. Ik ga het vandaag bewust kort houden opdat je de essentie van dit belangrijke gedeelte gemakkelijker kan onthouden.
Laten we direct in het vierde hoofdstuk van de Eerste Johannesbrief vliegen:
“Geliefden, vertrouwt niet iedere geest, maar beproeft de geesten, of zij uit God zijn; want vele valse profeten zijn in de wereld uitgegaan. Hieraan onderkent gij de Geest Gods: iedere geest, die belijdt, dat Jezus Christus in het vlees gekomen is, is uit God; en iedere geest, die Jezus niet belijdt, is niet uit God. En dit is de geest van de antichrist, waarvan gij gehoord hebt, dat hij komen zal, en hij is nu reeds in de wereld. Gíj zijt uit God, kinderkens, en gij hebt hen overwonnen; want Hij, die in u is, is meerder dan die in de wereld is. Zij zijn uit de wereld; daarom spreken zij uit de wereld en hoort de wereld naar hen. Wij zijn uit God; wie God kent, hoort naar ons; wie uit God niet is, hoort naar ons niet. Hieraan onderkennen wij de Geest der waarheid en de geest der dwaling.” – 1 Johannes 4:1-6
Als ik deze paragraaf bestudeer, dan bemerk ik iets heel raars. In de kerken zien we tegenwoordig dikwijls een neiging om precies te doen alsof alle religies wel goed zijn. Ze hebben toch tenslotte iets van waarheid in zich? Sommige kerken zeggen dit expliciet, anderen leven er naar.
Neem nu de moslims. Zij spreken ook over één God en over Jezus als profeet. Ze beweren ook God te aanbidden en Jezus te eren als een belangrijke profeet.
Maar hier zit nu net die geest van dwaling. Voor hen is Jezus niet God Die in het vlees is gekomen. Voor hen is Hij slechts mens, slechts een profeet.
Johannes zegt hier kristalhelder dat ze uit de wereld zijn en dus niet uit God; dat wij God kennen maar zij niet. Ze spreken wel over God maar ze hebben geen levende relatie met de ware God. Ze kennen God niet; ze zijn niet 'uit God'. Daarom luisteren ze niet naar ons.
Als je tegen hen iets zegt over Mohammed, dat in hun ogen verkeerd is, dan springen ze over van liefde naar haat. Zo weet ik dat ze niet uit God zijn. Hun vruchten zijn niet de liefde van God.
Hiermee wil ik niets afdoen van de mooie, blijvende vriendschappen die ik heb mogen ervaren met moslims en nog steeds ervaar.
Hun religie is, spijtig genoeg, heidens. En niet alleen dat, het is zelfs expliciet antichristelijk. Je ziet dit aan het feit dat hun liefde begrensd is. Het is niet de agápÄ-liefde die uit God is. Aan hun vruchten, kan je zien dat ze, zo zegt Johannes hier, een geest van dwaling volgen in plaats van de Geest van Waarheid.
Geliefden, laat je niet misleiden door deze dwaalreligie en door zogenaamde christenen die graag met hen mee-dwalen. Ik kan gerust met hen aan tafel zitten, praten, zelfs vriendschap hebben, maar ik ga niet hun dwaalreligie bevestigen. Dat zou namelijk niet liefdevol jegens hen zijn.
“Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God. Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard, dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld, opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden. Geliefden, indien God ons zó heeft liefgehad, behoren ook wij elkander lief te hebben. Niemand heeft ooit God aanschouwd; indien wij elkander liefhebben, blijft God in ons en zijn liefde is in ons volmaakt geworden.” – 1 Johannes 4:7-12
Uit de liefde tot medechristenen, de liefde die niet zelfzuchtig is, maar vrij geeft, net zoals Jezus Zich totaal gaf aan het kruis, kan je, op de lange termijn, uitmaken of iemand daadwerkelijk christen is, of dat die eigenlijk nog altijd voor zichzelf leeft.
Om christen te worden, moet je geloven dat de Vader Jezus zond, Die Zijn leven vrijwillig gaf aan het kruis als verzoening voor onze zonden. Zo mag ook jij opnieuw beginnen door je zonden, je oude, egoïstische ik, af te laten wassen in de waterdoop en op te staan in een nieuw leven met Jezus Christus, waarin je voortaan rein en heilig mag en moet wandelen.
Aan de onzelfzuchtige liefde die daaruit voortvloeit, mag je weten: God blijft in mij en Zijn liefde is in mij volmaakt geworden.
Dit is de liefde die de wereld en al haar religies ons niet kan bieden maar die ons slechts vrijelijk door de Geest vanJezus; de Heilige Geest geschonken kan worden.
Zoals Johannes het stelt in zijn brief:
“Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem blijven en Hij in ons, dat Hij ons van zijn Geest gegeven heeft. En wij hebben aanschouwd en getuigen, dat de Vader de Zoon gezonden heeft als Heiland der wereld. Al wie belijdt, dat Jezus de Zoon van God is – God blijft in hem en hij in God. En wij hebben de liefde onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft.
God is liefde, en wie in de liefde blijft, blijft in God en God blijft in hem.” – 1 Johannes 4:13-16
Dit leidt tot vrijmoedigheid:
“Hierin is de liefde bij ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag des oordeels, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld. Er is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit; want de vrees houdt verband met straf en wie vreest, is niet volmaakt in de liefde. Wij hebben lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad. Indien iemand zegt: Ik heb God lief, doch zijn broeder haat, dan is hij een leugenaar; want wie zijn broeder, die hij gezien heeft, niet liefheeft, kan (ook) God, die hij niet gezien heeft, niet liefhebben. En dit gebod hebben wij van Hem: Wie God liefheeft, moet ook zijn broeder liefhebben.” – 1 Johannes 4:17-21
Over deze vrijmoedigheid wil ik het nog even hebben.
Deze volmaakte vrijmoedigheid vloeit volgens Johannes voort uit volmaakte liefde, niet uit een psychopathische gewetenloosheid of een het zichzelf iets wijsmaken maar uit de bovennatuurlijke liefde die God, door Zijn Heilige Geest, in onze harten uitstort.
Dit is iets wat de wereld niet kent, iets dat de wereld niet kan bevatten. Het loopt immers zo tegen de hedendaagse wereld in.
De hedendaagse wereld leert: “Pak zo veel als je kan! Alleen de sterksten overleven! De macht van de sterksten zal zegevieren! Wees sluw! Verdeel en heers! Verdien veel geld! Zie dat je genoeg reserves op de bank hebt staan! Denk aan jezelf!”
Johannes zegt, samen met Paulus en in tegenstelling tot de wereld: “Verloochen jezelf! Zij die toegeven dat ze zwak zijn; dat ze redding nodig hebben, leven eeuwig! Laat de Heilige Geest in je zegevieren! Sterf daarom aan je egoïsme! Egoïsme leidt tot de dood! Als christen leidt altruïsme, naastenliefde tot het eeuwige leven!”
Eigenlijk is het enige gebod dat je hebt Christus imiteren door je naaste lief te hebben als jezelf en God boven al! Als je je hieraan houdt, dan vloeit al de rest hier te Zijner tijd uit voort. In essentie is het evangelie en het christelijke leven dus best eenvoudig. Deze eenvoud, teruggaan naar de essentie, helpt je om dwaling te doorzien en niet te worden misleid. Bid hiervoor steeds tot God de Vader, vraag hulp aan de Heilige Geest, en blijf dicht bij je Heer Jezus Christus.
Ook jij mag dit verkondigen en uitleven in Jezus’ Naam. Amen!
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 8 september 2024.
We gaan verder met onze prekenreeks doorheen 1 Johannes. Tijdens de eerste preek, heb ik u al verteld dat ik steevast geloof dat we, indien we gezondigd hebben, alleen door Gods genade en door ons vertrouwen in Jezus Christus te stellen, gered kunnen worden. Deze redding is een geschenk dat God ons geeft, we danken het niet aan onze eigen prestaties. Bijgevolg hebben we niets om over te bluffen (Efeze 2:8-9). We kunnen alleen maar smeken dat God ons genadig is, ons schoonwast van schuld, ons reinigt van zonde en ons weer de vreugde van zijn verlossing geeft, opdat blijdschap weer volop ons deel wordt (naar Psalm 51). Dan geldt voor ons:
"Gelukkig de mens van wie een misstap is vergeven en van wie de zonde is toegedekt. Gelukkig de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent, van wie het geweten tot rust is gekomen" (Psalm 32:1-2, Willibrordvertaling 2012).
In de context van deze psalm gaat het om het zichzelf beschuldigen; "ik was fout" en dit aan de Heer te belijden (zie vers 5). Als je zegt dat je fout zat, houdt dit in dat je je van je fouten afkeert, zoals we al zagen in 1 Johannes hoofdstuk 1.
In de preek over dat hoofdstuk verklapte ik ook dat Johannes’ schrijven tweevoudig is: hij wil dat we zeker zijn dat: 1) als we ons bekeren, we door het werk van Jezus Christus vergeven worden en 2) dat we bijgevolg heilig kunnen en behoren te leven. Hier knelt nu net het schoentje.
In de tijd van Johannes de Evangelist waren er al dwaalleringen die vandaag de dag ook populair zijn hoewel ze zich verschuilen onder andere namen en in andere vormen bestaan.
Vandaag de dag hoor je deze dwaalleringen nog steeds. Je hoort ze bijvoorbeeld in uitspraken zoals: “Ik ben positioneel rechtvaardig hoewel ik nog volop zondig.” Of “Als de Vader naar me kijkt ziet Hij mijn zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van mijn zonden.” Ze spreken dus niet van bekering. Ze spreken van rechtvaardiging zonder bekering. Ze hebben zonde meer lief dan gehoorzaamheid.
Deze dwaalleer is onder andere ook populair in Protestantse, Evangelische, Baptistische en Pinksterkerken in België. Ze tolereren leugengeesten maar de waarheid tolereren ze niet. Ze geloven dat ze liefhebben maar hun tolerante liefde heeft niets met ware liefde en waarheid te maken. Het zou kunnen dat je zelf door dit soort mensen of geesten misleid bent of, moet ik zeggen, misleid wil worden?
In 1 Johannes gaat Johannes hier lijnrecht tegenin uit liefde voor zijn “kinderkens”.
Zoals eerder uitgelegd, beweert Johannes hier dat de ware christenen moeten vasthouden aan het eerste, het ware christendom, in plaats van af te dwalen door de invloed van dit soort dwaalleraren.
Ook zoals eerder gezegd, beweerden deze dwaalleraren dat ze geheime kennis bezitten. Ze stonden bekend als de gnostici [zij die weten]. Hun geheime kennis was de gnosis. Het is occulte, esoterische, verborgen kennis. Ze dachten diepere, geheime kennis te bezitten maar Johannes zegt spottend dat deze schijnchristenen helemaal niet de diepe kennis van God bezitten maar wel “de diepte van satan” (in Openbaring 2:24), die ware christenen niet hoeven te kennen, zoals we vorige keer ook al bespraken.
Ware christenen hoeven slechts vast te houden wat ze hebben; het ene oorspronkelijke geloof (Openbaringen 2:25; 2 Thessalonicenzen 2:15; Judas 1:3), zoals Johannes schrijft over de ware kennis die ware christenen hebben:
‘Maar gíj hebt de Zalving van den Heilige, en allen bezit gij kennis [sommige handschriften verduidelijken: “kennis van God”; of, er kan ook gesteld worden: “en gij weet alles”]. (…) Wat u betreft: wat gij gehoord hebt van de aanvang af [dus het ene, oorspronkelijke geloof], het blijve in u. Waanneer in u blijft, wat gij van de aanvang af hebt gehoord, dan zult gij ook zelf blijven in den Zoon en in den Vader. (…) Dit alles schrijf ik u met het oog op hen, die u misleiden [περá½¶ τá¿¶ν πλανá½±ω: over hen die u van het rechte pad afleiden, van de waarheid naar de leugen; naar de zonde]. Wat toch uzelf betreft: in u blijft de Zalving, die gij van Hem ontvangen hebt; gij hebt dus niet nodig, dat iemand u leert. Maar juist zoals zijn Zalving het u leert, zó is dat alles ook waar en geen leugen [ψεῦδος: een leugen; misleiding; perverse, oneerbare, misleidende voorschriften]’ (1 Johannes 2:20,24,26-27).
Hoe proberen deze dwaalleraars de ware christenen te misleiden? En hoe herkennen we deze misleiders dan? Om die vraag te beantwoorden, volgen hier enkele verzen van deze Brief van Johannes uit het hoofdstuk dat we aan het bespreken zijn:
“Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels te kennen: wie de gerechtigheid niet beoefent, is niet uit God. Evenmin hij, die zijn broeder niet liefheeft” (1 Johannes 3:10). “Zíj zijn uit de wereld; daarom spreken ze naar de wereld, en de wereld luistert naar hen. Wíj zijn uit God: wie God kent, luistert naar ons [; is gezeggelijk]; wie niet uit God is, luistert niet naar ons [; is niet gezeggelijk]. – Hieraan erkennen we de geest der waarheid en de geest der dwaling” (1 Johannes 4:5-6). “Kinderen, laat niemand u misleiden. Wie de gerechtigheid doet, is rechtvaardig zoals Hij rechtvaardig is. Wie de zonde doet, is uit de duivel, want de duivel zondigt van het begin af.” (1 Johannes 3:7-8a, TELOS) “Wie zijn broeder haat, is een moordenaar; en gij weet, dat geen moordenaar het eeuwige leven behoudt.” (1 Johannes 3:15).
Het zijn dus mensen die beweren dat hoewel we zondigen, we toch rechtvaardig zijn.
Doet je dat niet denken aan uitspraken zoals: “je bent positioneel rechtvaardig hoewel je nog volop zondigt” of: “als de Vader naar je kijkt ziet Hij jouw zonden niet maar Hij ziet Christus in de plaats van jouw zonden”?
In tegenstelling tot deze uitspraken zei de rechtgelovige Justinus de Martelaar al in de tweede eeuw na Christus:
'Als ze zich bekeren, kunnen allen die dit wensen genade ontvangen van God: en de Schrift zei al dat ze gezegend zullen zijn, zoals geschreven staat: "Gezegend de mens wiens zonde de HEER niet aanrekent"; dit wil zeggen, wanneer hij zich bekeert heeft van zijn zonden, dan kan hij de kwijtschelding ontvangen van God; en niet zoals jullie julliezelf misleiden, en enkele anderen die hierin op jullie lijken, die zeggen dat hoewel ze zondaars zijn, ze God kennen en de Heer hen geen zonde zal aanrekenen. Als bewijs hiervoor [dat jullie julliezelf misleiden], hebben we de ene val van David, die kwam vanwege zijn opschepperij, die hem werd vergeven, wanneer hij zo treurde en weende, zoals geschreven staat.' - Justinus de Martelaar, Dialoog met Trypho, hoofdstuk 141.
Ook de rechtgelovige Clemens van Alexandrië zei toen al:
‘Ik heb deze opmerkingen aangehaald om te bewijzen dat de Basilidianen die niet zuiver leven, dwalen. Ze veronderstellen dat ze de macht hebben om zelfs te zondigen vanwege hun perfectie, of dat ze van nature gered zullen worden, zelfs als ze in dit leven zondigen, omdat ze een aangeboren uitverkiezing bezitten. Want de oorspronkelijke leraren van hun doctrines staan ââniet toe dat iemand hetzelfde doet als zij nu doen. Ze zouden daarom niet de naam van Christus als een dekmantel mogen nemen en, door een losbandiger leven te leiden dan de meest verschrikkelijke heiden die geen zelfbeheersing heeft, godslastering over Zijn naam brengen. "Want zulke mensen zijn valse apostelen, bedrieglijke arbeiders" op hen vallen de woorden "wier einde zal zijn als hun werken” te betrekken.’
- Clemens van Alexandrië, Stromata, hoofdstuk 3.1.
We hebben tijdens deze preek dus drie getuigen die ons duidelijk maken dat we zulke dwaalleer niet mogen geloven.
In tegenstelling tot deze dwaalleraren die de waarheid met de leugen vermengen stelt onze eerste getuige:
“Ik schrijf u dan ook niet, omdat gij de waarheid niet kent, maar omdat ge haar wèl kent, en weet, dat geen leugen deel uitmaakt van de waarheid.” (1 Johannes 2:21)
Ziet u, deze giftige slangen sluipen, net zoals hun vader de slang, binnen in het Paradijs (ik gebruik het hier vrij als een symbool voor de kerk) en zij stellen:
“Gij zult volstrekt niet sterven. Maar God weet, dat uw ogen zullen opengaan (…)” (Genesis 3:4-5a).
Dat zijn twee leugens in een zin en half: “gij zult volstrekt niet sterven” is gelijk aan “eens gered altijd gered” en “God weet, dat uw ogen zullen opengaan” is gelijk aan de occulte kennis, die niet van God komt. Dit is de diepte van satan, de ervaringskennis van goed en kwaad (Genesis 2:17; 3:22) waartoe ze de ware christenen proberen te misleiden.
Ze leren namelijk dat je het slechte kan doen en toch de relatie met de goede God kan behouden. Dat is niet waar. Je kan niet van de kennis van het kwaad en van het eeuwige leven eten. Het is òf een relatie met God òf een relatie met de zonde.
God is licht zonder duisternis (Jakobus 1:17; 1 Johannes 1:5), laat ons licht zijn zonder duisternis zodat we niet verdwalen in de duisternis en van Hem vervreemd worden (1 Johannes 2:11). Jakobus leert ons dat we niet dubbelhartig mogen zijn en dat we ons van zulke dubbelhartigheid, indien die in ons aanwezig is, moeten bekeren (Jakobus 1:8; 4:8).
Johannes leert zulke radicale stellingen ook aan de ware christenen en leert ons duidelijk wat we moeten doen. Als voorbeelden haal ik de volgende Bijbelverzen aan:
“En de wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.” (1 Johannes 2:17, TELOS); “Als u weet dat Hij rechtvaardig is, erkent dan dat ieder die de gerechtigheid doet, uit Hem geboren is.” (1 Johannes 2:29, TELOS); “Want we onderhouden zijn geboden, en doen, wat Hem behaagt.” (1 Johannes 3:22b) “Ieder die in Hem blijft, zondigt niet; ieder die zondigt, heeft Hem niet gezien en Hem niet gekend.” (1 Johannes 3:6, TELOS) “Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, omdat Diens zaad in hem blijft; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is.” (1 Johannes 3:9, TELOS) “Wie zijn geboden onderhoudt, blijft in Hem en Hij in hem.” (1 Johannes 3:24a) “Wij weten dat ieder die uit God geboren is, niet zondigt, maar wie uit God geboren is, bewaart zichzelf en de boze heeft geen vat op hem” (1 Johannes 5:18, TELOS).
Zo heb ik, volgens mij, zoals beloofd, voldoende aangetoond dat als je de rechtvaardigheid doet, je uit de Rechtvaardige, dat is Jezus Christus, bent geboren maar dat indien je dit niet doet, je jezelf alleen maar misleidt. We moeten in gehoorzaamheid blijven in Hem. Enkel als we Jezus Christus gehoorzamen, kunnen we werkelijk in Hem blijven; vrienden met Hem blijven. De Heilige Geest is de Geest der waarheid. Laten we ons dus ver houden van ieder soort dwaling of zelfmisleiding en met deze intentie het avondmaal samen vieren.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 25 augustus 2024.
Gebaseerd op een preek die daar werd gepreekt op 11 november 2022.
Categorie:Preken
18-08-2024
1 Johannes 2
Voordienst: 1 Johannes 2:1-6, 18-21 (NBG51)
Goedemorgen iedereen.
Ik heb vorige keer al verteld dat Johannes het doel van zijn schrijven heel duidelijk aan het begin van hoofdstuk 2 verklapt en dat dit niet van hoofdstuk 1 afgesneden mag worden: "Dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt" (1 Johannes 2:1b).
Hiervóór plaatst hij liefkozend: "mijn kinderkens". Dit is een term die Johannes dikwijls gebruikt voor de christenen onder zijn pastorale hoede om aan te geven dat hij zich over hen ontfermt als een vader zich over zijn kinderen ontfermt. Een soortgelijke term die hij doorheen zijn brief gebruikt is "geliefden". Let hier dus goed op doorheen deze brief!
"Mijn kinderkens" gebruikt hij dus dikwijls om aan te geven dat hij met hen inzit en dat hij inziet, als een vader die goed voor zijn kinderen zorgt, dat anderen hen willen misleiden.
De eerste misleiding waar Johannes specifiek tegen spreekt is de gedachte dat je te ver bent gegaan. Dat Jezus je niet meer wilt vergeven. Hiertegen stelt Johannes duidelijk: "En als iemand gezondigd heeft, wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de rechtvaardige; en Hij is een verzoening voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld" (1 Johannes 2:1b-2).
Met andere woorden: Jezus vergeeft christenen christenen – die waarlijk berouw hebben – gráág en Hij wilt dat iedereen christen wordt en zodoende tot Hem komt. Als wij onrechtvaardig zijn geweest, blijft Hij rechtvaardig om ons te vergeven! Halleluja! Hou je vast aan deze belofte! Wat meer is: hij wilt niet alleen de christenen, de uitverkorenen vergeven. Hij wilt iedereen vergeven: elke jongen, elk meisje, elke vrouw, elke man. Jezus is voor allen gestorven en wil dat niemand verloren gaat doch dat allen behouden worden.
Dit is het goede nieuws dat wij als Zijn ambassadeurs aan de wereld mogen verkondigen! Dit is werkelijk goed nieuws! God heeft geen geheim plan waarin Hij sommigen uitverkoren heeft om naar de hemel te gaan en anderen om naar de hel te gaan.
Nogmaals: Jezus wilt iedereen vergeven. Hij wilt dat niemand verloren gaat doch dat allen behouden worden. Dit goede nieuws mogen wij aan iedereen verkondigen!
Hoe weten we nu of we een levende relatie met Jezus hebben?
“En hieraan onderkennen wij, dat wij Hem kennen: indien wij zijn geboden bewaren. Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde Gods volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zó te wandelen, als Hij gewandeld heeft. Geliefden, ik schrijf u geen nieuw gebod, maar een oud gebod, dat gij van den beginne gehad hebt. Dit oude gebod is het woord, dat gij gehoord hebt. Toch schrijf ik u een nieuw gebod, want – wat waarheid is in Hem en in u – de duisternis gaat voorbij en het waarachtige licht schijnt reeds. Wie zegt in het licht te zijn en zijn broeder haat, die is in de duisternis tot nu toe. Wie zijn broeder liefheeft, blijft in het licht en in hem is niets aanstotelijks; maar wie zijn broeder haat, is in de duisternis en wandelt in de duisternis, en hij weet niet waar hij heengaat, want de duisternis heeft zijn ogen verblind” (1 Johannes 2:3-11).
Ook hier geven velen zich aan zelfmisleiding over: ze beweren dat hoewel ze zondigen, niet heilig leven, niet liefhebben maar andere christenen haten, ze toch in het licht zijn; ze toch Jezus persoonlijk kennen. Hier zal ik, naar Johannes, in de volgende preek verder op ingaan.
“Ik schrijf u, kinderkens, want de zonden zijn u vergeven om zijns naams wil. Ik schrijf u, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik schrijf u, jongelingen, want gij hebt de boze overwonnen. Ik heb u geschreven, kinderen, want gij kent de Vader. Ik heb u geschreven, vaders, want gij kent Hem, die van den beginne is. Ik heb u geschreven, jongelingen, want gij zijt sterk en het woord Gods blijft in u en gij hebt de boze overwonnen” (1 Johannes 2:12-14).
We mogen weten dat we vergeven zijn "om zijns naams wil". Alleen Jézus kan ons vergiffenis schenken. Alleen door Hém te aanroepen, kunnen we vergeven worden. Alleen in ZíjÌn Naam kan er vergiffenis geschieden.
Door Zijn liefde en vergiffenis veranderen wij. Bijgevolg gaat alle eer naar de Naam van Jezus wanneer andere mensen deze verandering zien.
Wees dus rechtvaardig in uw wandel en schijn heiligheid, niet schijnheilig, opdat de ongelovigen het zien en op een positieve manier jaloers worden.
“Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15-17).
Dit heb ik enkele weken geleden al uitgelegd. Kortom, de Heer ziet ons hart; onze gedachten. Hij weet waar we moeite mee hebben en waar we soms nog in struikelen. Voor sommigen onder ons is dat vrees voor mensen, voor anderen is dat vertrouwen op wereldse mensen of wereldgezindheid. Laten we oprecht tot hem gaan, onze zonden belijden en Hem telkens weer de Heer; de Nummer één in ons leven maken, ons vertrouwen op mensen en onze wereldgezindheid van ons afschudden, Hem vragen om wijsheid, en doen wat Hij van ons vraagt.
“Kinderen, het is de laatste ure; en gelijk gij gehoord hebt, dat er een antichrist komt, zijn er nu ook vele antichristen opgestaan, en daaraan onderkennen wij, dat het de laatste ure is. Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn. Gij echter hebt een zalving van de Heilige en gij weet dat allen. Ik heb u niet geschreven, omdat gij de waarheid niet weet, maar omdat gij haar weet en omdat geen leugen uit de waarheid is. Wie is de leugenaar dan wie loochent, dat Jezus de Christus is? Dit is de antichrist, die de Vader en de Zoon loochent. Een ieder, die de Zoon loochent, heeft ook de Vader niet. Wie de Zoon belijdt, heeft ook de Vader. Wat u betreft, wat gij van den beginne gehoord hebt, moet in u blijven. Indien in u blijft, wat gij van den beginne gehoord hebt, dan zult gij ook in de Zoon en [in] de Vader blijven. En dit is de belofte, die Hij zelf ons beloofd heeft: het eeuwige leven.
Dit heb ik u geschreven over hen, die u misleiden. En wat u betreft, de zalving, die gij van Hem ontvangen hebt, blijft op u, en gij hebt niet van node, dat iemand u lere; maar, gelijk zijn zalving u leert over alle dingen, en waarachtig is en geen leugen, blijft in Hem, gelijk zij u geleerd heeft” (1 Johannes 2:18-27).
Bemerk weer het woord "kinderen". Johannes waarschuwt hier weer tegen misleiders. Hij waarschuwt tegen hen die zich afgesplitst hebben van de oorspronkelijke christelijke groep en zichzelf hierdoor als valse christenen getoond hebben. Wat meer is, is dat ze beweren geheime leren te hebben, waardoor het gewone christendom, het algemene of katholieke christendom niet goed genoeg is, maar dat je bij hen moet komen om bijvoorbeeld nogmaals vergeven te worden indien je gezondigd hebt na christen te zijn geworden.
Zij beweren een speciale zalving te hebben en kijken neer op gewone christenen. Zij beweren geheime kennis; geheime waarheden te bezitten maar zijn daarom doortrapte leugenaars die door hun eigen ego en de demonen misleid worden.
Een duidelijk voorbeeld is Mohammed, de valse profeet van de moslims: hij beweert dat God geen Zoon heeft en dat Jezus Christus niet de Zoon van God is maar slechts een profeet en toch de Messias. Als je dan vraagt wat "Messias" betekent, kan de hedendaagse moslim geen nuchter antwoord geven. Mogen ze zich schielijk afkeren van deze valse profeet en verknipte, plagiërende religie.
Een ander voorbeeld van zulke misleiders zijn de joden. Zij beweren ook dat God geen Zoon heeft en zij beweren zelfs dat Jezus een misleider en een tovenaar was, Die in de hel brandt. Beide religies zijn verenigbaar onder één enkele antichrist-figuur, zoals Jezus over hen en bijgevolg over soortgelijke mensen profeteerde:
“Eer van mensen behoef Ik niet, maar Ik ken u: gij hebt de liefde Gods niet in uzelf. Ik ben gekomen in de naam mijns Vaders en gij neemt Mij niet aan; indien een ander komt in zijn eigen naam, die zult gij aannemen. Hoe kunt gij tot geloof komen, gij, die eer van elkander behoeft en de eer, die van de enige God komt, niet zoekt?” (Johannes 5:41-44).
Zelfs zogenaamd christelijke predikanten beweren dat Jezus niet waarlijk mens is geworden zoals wij maar dat Hij in ander vlees is gekomen of slechts ten dele mens is geworden.
Anderen beweren dat Hij slechts een profeet of een goed man was die over God sprak en van Hem getuigde, maar Die zeker niet zelf God was.
Johannes zegt over dit alles: blijf bij het ware evangelie, probeer niet van deze dwaalleraars te leren, ook al klinken ze zó charismatisch, zoals de slang in de tuin, máár houd vast aan de Bijbelse relatie tussen de Vader en de Zoon, dan zult gij het eeuwig leven beërven.
“En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst. Als gij weet, dat Hij rechtvaardig is, erkent dan ook, dat een ieder, die de rechtvaardigheid doet, uit Hem geboren is” (1 Johannes 2:28-29).
Hier heb ik daarstraks al naar verwezen. Als je de rechtvaardigheid doet, ben je uit de Rechtvaardige, dat is uit Jezus Christus, geboren. Indien je dit niet doet, misleid je jezelf alleen maar. Hier hamert Johannes op en dit gaan we concreet maken in de volgende preek. Kinderkens, zoekt naar de waarheid zoals doorgegeven vanuit de vroege Kerk en ziet toe dat niemand jullie weer misleidt of heeft misleid. Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 18 augustus 2024.
Deze ochtend beginnen we met een reeks over de eerste brief van Johannes. Dit is een brief die dikwijls verkeerd begrepen wordt, doordat ze verkeerd uitgelegd wordt. Het eerste hoofdstuk is een korter hoofdstuk. Bijgevolg is de preek ietwat korter maar dit geeft ons de mogelijkheid om na de dienst openhartig verder te praten over dit alles of over andere zaken waar we eventueel mee zitten. Laten we er direct invliegen:
“Hetgeen was van den beginne, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze (eigen) ogen, hetgeen wij aanschouwd hebben en onze handen getast hebben van het Woord des levens – het leven toch is geopenbaard en wij hebben gezien en getuigen en verkondigen u het eeuwige leven, dat bij de Vader was en aan ons geopenbaard is – hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij, opdat onze blijdschap volkomen zij.” - 1 Johannes 1:1-4
Johannes doet hier iets zeer interessants. Hij begint vanuit de mondelinge traditie die ook hij doorgeeft, hetzij door gesproken woord, hetzij door epistel. Trouw hieraan leidt tot christelijke gemeenschap met elkaar in liefde en waarheid zoals het van in het begin bedoeld was. Ik zei het al enkele weken geleden: “de heilige God past zich niet aan aan zondaars of aan deze zondige eeuw. Zondaars en deze zondige eeuw behoren zich aan te passen aan God.”
Je moet mijn uitspraken wel niet uit de context rukken. God heeft Zichzelf ook aangepast. De onzichtbare God, het Woord, werd zichtbaar en tastbaar, aangezien Hij Zich had omgord met onze mensheid. Hij heeft Zichzelf als het ware “ontledigd” van Zijn goddelijkheid “en Hij heeft de gestalte van een dienstknecht aangenomen, en is aan de mensen gelijk geworden. En in zijn uiterlijk is Hij als een mens bevonden” (naar Filippenzen 2:5-8a).
Het kwam er kortom op neer dat het Leven; het eeuwige Leven nu geopenbaard is. Dit leven is een Persoon: Jezus Christus die bij de Vader was en aan ons geopenbaard is.
Ja, Johannes focust op trouw aan de traditie, trouw aan de boodschap, maar de kern van die boodschap is Jezus Christus: “hetgeen wij gezien en gehoord hebben, verkondigen wij ook u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben. En ónze gemeenschap is met de Vader en met zijn Zoon Jezus Christus” (1 Johannes 1:3). Of zoals Jezus in het Evangelie van Johannes stelt: “Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus, die Gij gezonden hebt” (Johannes 17:3).
Jezus is betrouwbaar. God de Vader bevestigde dit. Hij zond Zijn Zoon Jezus Christus en zei: “Deze is mijn Zoon, de geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb” (Matteüs 3:17b). Dit was niet een filosofisch vernuftig verhaal of een mooie allegorie of een mooi sprookje. Neen! Dit was een feit, onder andere waardoor mensen Jezus zijn beginnen te volgen.
Petrus stelde het eenvoudigweg als volgt: “Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit. Want Hij heeft van God, de Vader, eer en heerlijkheid ontvangen, toen zulk een stem van de hoogwaardige heerlijkheid tot Hem kwam: Deze is mijn Zoon, mijn geliefde, in wie Ik mijn welbehagen heb. En deze stem hebben ook wij uit de hemel horen komen, toen wij met Hem op de heilige berg waren” (2 Petrus 1:16-18).
Dit is het ankerpunt van de geschiedenis. Vandaar trouwens ook dat we spreken in voor Christus en na Christus als we een alledaags gesprek hebben over geschiedenis.
Alles heeft God de Vader geschapen door Zijn Woord (Genesis 1) en dit Woord van God, Die Mens is geworden, is het Ankerpunt van onze geschiedenis. Het allerbelangrijkste in dit leven is daarom Jezus kennen en Hem bekend maken.
Iemand vroeg me onlangs: “Ik ben een nieuwe christen. Wat moet ik doen met mijn leven?” Ik vertelde hem: “Ik ben geen profeet maar ga en verkondig het evangelie. Dat is altijd goed.”
Dat mensen Jezus mogen kennen, daarvoor ijverden Johannes, Petrus, Paulus en hun collega’s. Dat is goed. Al deze heren ijverden ook voor persoonlijke heiligheid en de heiligheid van anderen. Dat staat daar niet los van maar volgt natuurlijk op het werkelijk willen kennen van onze Heer en Redder Jezus Christus.
“En dit is de verkondiging, die wij van Hem gehoord hebben en u verkondigen: God is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis. Indien wij zeggen, dat wij gemeenschap met Hem hebben en in de duisternis wandelen, dan liegen wij en doen de waarheid niet; maar indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is, hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.” - 1 Johannes 1:5-7
Heiligheid is geen optie maar is noodzakelijk om werkelijk in gemeenschap met Jezus Christus en met echte christenen te leven. We mogen onszelf en anderen niet misleiden, kijk maar naar 1 Johannes 1:8-10:
“Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet.” - 1 Johannes 1:8-10
Spijtig genoeg nemen mensen de hoofdstuk- en versindeling, die door mensen is gemaakt, als door God geïnspireerd aan. Voor zij die graag de blijvende zondigheid van de christen – en daarmee hun eigen zonden – verdedigen komt het goed uit dat 1 Johannes 2:1 afgesplitst wordt van 1:10. “Indien wij zeggen, dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot een leugenaar en zijn woord is in ons niet” wordt zodoende afgesplitst van “mijn kinderkens, dit schrijf ik u, opdat gij niet tot zonde komt.” Het hele doel van Johannes’ schrijven is onze heiligheid.
In de context van 1 Johannes 1:8-10, wat we daarnet aangehaald hebben, pakt Johannes, zoals eerder gezegd, louter de zonde van de zelfmisleiding of zelfrechtvaardiging aan. Pas eeuwen later werd zijn brief en de christelijke theologie verdraaid naar een Gnostische re-interpretatie die spijtig genoeg in bijbelcommentaren van de Calvinisten, bijvoorbeeld vooral van de Refo’s, gepusht wordt.[1] Zij lasteren en worden geloofd omdat zij, met sluwe en godsdienstig klinkende woorden valselijk beweren dat zij de Bijbel en daarmee het ware, oorspronkelijke evangelie volgen. Zoals Johannes het al eeuwen eerder had voorzegd: “Kinderkens, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is; wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou” (1 Johannes 3:7-8).
Aan u de keuze wat u wilt: het vroege, echte christendom of het christendom dat politiek correct is in bepaalde kringen. Laten we hier volgende keer zeker op verdergaan maar moge de Heer uw hartenwens van Hem alsmaar zuiverder en alsmaar dieper te leren kennen, steeds vervullen. Ik geef u nog het advies van Petrus mee: “En wij achten het profetische woord (daarom) des te vaster, en gij doet wèl, er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten” (2 Petrus 1:19). Amen.
---
[1] E.g. H. van der Loos, "De Brieven van Jacobus, Petrus, Johannes en Judas," in Bijbel in de nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap met verklarende Kanttekeningen, red. J. H. Bavinck en A. H. Edelkoort (Baarn: Bosch & Keuning, 1957), 398-99, n. 9-11.
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 11 augustus 2024.
Voordienst: Spreuken 29:25-26 en Jeremia 17:5-8 (NBG51)
Goedemorgen iedereen.
X las u daarstraks voor:
“Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar. Velen zoeken de gunst van een heerser, maar van de Here ontvangt de mens zijn recht” (Spreuken 29:25-26).
en:
“Zo zegt de Here: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de Here wijkt; hij toch zal zijn als een kale struik in de steppe, die het niet merkt, als er iets goeds komt, maar staat in dorre oorden in de woestijn, een ziltachtig, onbewoond land. Gezegend is de man die op de Here vertrouwt, wiens betrouwen de Here is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen” (Jeremia 17:5-8).
Ik wil deze ochtend een korte overdenking rond wereldgezindheid aan uw voeten leggen. Laat ik het eerst hebben over voorzichtigheid aan de hand van een parabel:
Lodewijk was een rijke man. Hij wilde iemand in dienst nemen als zijn persoonlijke chauffeur. Iedereen met een rijbewijs mocht solliciteren. Zodoende kwamen er vele kandidaturen binnen en er moest natuurlijk beslist worden wie uiteindelijk de persoonlijke chauffeur van Lodewijk zou worden.
Om dit te beslissen moesten de kandidaten zo goed mogelijk als ze konden van een kronkelende berg af rijden. Iedere chauffeur racete al driftend zo snel mogelijk van de berg en zo dicht mogelijk bij de rand. Elke kandidaat dacht immers: “Dit zal indruk maken op mijn toekomstige baas.”
Er was slechts één uitzondering: Lowieke. Lowieke dacht: “Ik rij rustig en ik blijf van de rand weg. Dat is het veiligst voor mij en vooral voor de persoon waar ik verantwoordelijk voor zou kunnen worden.”
Wie kreeg natuurlijk de job? Lowieke.
Zonde is als het ravijn. Gaan we zo dicht mogelijk tegen het ravijn maar er net niet in of blijven we er zo ver mogelijk van weg? Je wilt je kinderen niet wereldvreemd opvoeden en je wilt zelf niet wereldvreemd zijn, dat begrijp ik, maar er is ook zoiets als: “Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15-17). En “Wij weten, dat wij uit God zijn en de gehele wereld in het boze ligt. (…) Kinderkens, wacht u voor de afgoden” (1 Johannes 5:19, 21).
Soms hebben we vrees voor wat mensen van ons zullen denken en dus proberen we niet wereldvreemd te zijn. In onze pogingen om niet wereldvreemd te zijn, worden we soms te wereldgezind.
Zo wil je bijvoorbeeld, net als andere mensen, carrière maken, waarom niet in plaats hiervan carrière maken bij God? Je wilt bijvoorbeeld, net als andere mensen, veel geld verdienen, waarom geen eeuwige schatten in de hemel verdienen? Je wilt populair zijn, waarom niet populair zijn bij God?
Dat je populair was, een hoge diploma had, dat je bekend stond als een groot theoloog of bijbelleraar, of dat je bekend stond als een eerlijk mens, gaat helemaal niets meer uitmaken als God hiermee niet akkoord is. Hij ziet alles zoals het werkelijk is. “En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.” Zoals ik twee weken geleden zei: Hij zal alles voor het gerecht brengen, hetzij goed, hetzij slecht.
Uit ervaring weet je waarschijnlijk wel hoe onbetrouwbaar en wispelturig mensen kunnen zijn. Het ene moment dragen ze je op handen, het volgende moment hebben ze je nooit gekend of steken ze een mes in je rug en vervloeken je naam. Dat is oké. Het gebeurde namelijk ook met de Here Jezus: “Maar zij schreeuwden als één man, zeggende: Weg met Hem, laat ons Barabbas los! (…) Maar zij riepen terug en zeiden: Kruisig Hem, kruisig Hem! (…) Maar zij drongen aan en eisten onder luid geschreeuw, dat Hij gekruisigd zou worden, en hun geschreeuw werd al sterker” (Lukas 23:18, 21, 23).
Wat niet oké is, is je vertrouwen stellen op mensen. “Zo zegt de Here: Vervloekt is de man die op een mens vertrouwt en vlees tot zijn arm stelt, wiens hart van de Here wijkt; hij toch zal zijn als een kale struik in de steppe, die het niet merkt, als er iets goeds komt, maar staat in dorre oorden in de woestijn, een ziltachtig, onbewoond land. Gezegend is de man die op de Here vertrouwt, wiens betrouwen de Here is; hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt, maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft en niet nalaat vrucht te dragen” (Jeremia 17:5-8). Stel je vertrouwen niet op politieke leiders en ook niet op christelijke leiders want er is een grote kans dat je bedrogen uit zult komen. De mens is er om God te aanbidden, niet om zelf aanbeden te worden! Pas hier voor op! Hoeveel christelijke leiders waar vele christenen naar op keken zijn er wel niet door de mand gevallen? Je zult wel zelf op enkele voorbeelden kunnen komen. Als een predikant razend populair is, scheelt er meestal iets mee! Het waren diepreligieuze, superpopulaire leiders die Jezus lieten kruisigen! Vertrouw niet op de mens! Vertrouw op Jezus!
Jezus stelde zijn vertrouwen ook niet in de mensen: “En terwijl Hij te Jeruzalem was, op het Paasfeest, geloofden velen in zijn naam, doordat zij zijn tekenen zagen, die Hij deed; maar Jezus zelf vertrouwde Zichzelf hun niet toe, omdat Hij hen allen kende en omdat het voor Hem niet nodig was, dat iemand van de mens getuigde; want Hij wist zelf, wat in de mens was” (Johannes 2:23-25). Laat dit een waarschuwing voor ons zijn, beste broeders en zusters! “Misleidt uzelf niet; slechte omgang bederft goede zeden” (1 Korintiërs 15:33).
Maar Jezus was toch een vriend van zondaars, zegt u? Wij behoren toch ook om te gaan met wereldse mensen? Jezus werd door de farizeeërs en de schriftgeleerden “een vriend van zondaars” genoemd (Lukas 15:2). Dit was een scheldwoord, in de zin van: “Hij gaat met zondaars om, Hij laat hen binnen bij Zich thuis en eet met hen. Zie dus wat een slecht mens die Jezus moet zijn. Wij zijn gerechtvaardigd, Hij is een zondaar.”
Als je echter de context van deze uitspraak ziet, dan zie je duidelijk dat Jezus deze religieuze hypocrieten weerlegt en uitlegt dat Hij met een reden met zondaars omging. Hij deed dit om naar de verloren schapen om te zien, om hen te redden, om hen terug op het goede pad te krijgen. Ja, onze Herder is een Herder die van zondaars houdt. Neen, Hij past Zichzelf of Zijn boodschap niet aan maar Hij komt om zondaars te redden. Mensen mogen vrijelijk tot de Heilige God komen om te luisteren, ze mogen vrijelijk het evangelie horen en zijn vrij om dit al dan niet in zich op te nemen en om zich al dan niet er aan aan te passen. Maar de heilige God past zich niet aan aan zondaars of aan deze zondige eeuw, in tegenstelling tot wat vele dwalende katholieke en protestantse leiders tegenwoordig beweren. Zondaars en deze zondige eeuw behoren zich aan te passen aan God.
Zo behoren ook wij te zijn, net als Jezus: we behoren echte, ongeveinsde liefde voor zondaars te hebben, maar dit houdt in dat we hen de waarheid van het evangelie vertellen, dit evangelie in ongeveinsde heiligheid voor hun ogen uitleven, hen oproepen tot bekering en hen oproepen om tot Christus te komen door volledige onderwerping in de waterdoop en levenslange trouw aan Hem.
Wat is nu de oplossing tegen wereldsgezindheid, tegen het meelopen met de wereld, wat soms zelfs wordt gepromoot in onze kringen?
“Vrees voor mensen spant een strik, maar wie op de Here vertrouwt, is onaantastbaar. Velen zoeken de gunst van een heerser [zo ook de dwalende geestelijke leiders waar ik het daarnet over had], maar van de Here ontvangt de mens zijn recht” (Spreuken 29:25-26). “Arglistig is het hart boven alles, ja, verderfelijk is het; wie kan het kennen? Ik, de Here, doorgrond het hart en toets de nieren, en dat, om aan een ieder te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner daden” (Jeremia 17:9-10). “Here, Gij doorgrondt en kent mij; Gij kent mijn zitten en mijn opstaan, Gij verstaat van verre mijn gedachten; Gij onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, met al mijn wegen zijt Gij vertrouwd. (…) Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg.” (Psalm 139:1b-3, 23-24).
De Heer ziet ons hart; onze gedachten. Hij weet waar we moeite mee hebben en waar we soms nog in struikelen. Voor sommigen onder ons is dat vrees voor mensen, voor anderen is dat vertrouwen op wereldse mensen of wereldgezindheid. Laten we oprecht tot hem gaan, onze zonden belijden en Hem telkens weer de Heer; de Nummer één in ons leven maken, ons vertrouwen op mensen en onze wereldgezindheid van ons afschudden, Hem vragen om wijsheid, en doen wat Hij van ons vraagt. Zo kunnen we veel vrucht voor Hem dragen; blijvende vrucht tot in eeuwigheid. Amen!
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 21 juli 2024.
Op een poëtische manier vatte de Prediker de essentie van het leven samen. Het laatste hoofdstuk van zijn laatste boek gaat als volgt:
“Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen; voordat de zon verduisterd wordt evenals het licht en de maan en de sterren en de wolken na de regen wederkeren; op de dag, dat de wachters van het huis beven en de sterke mannen zich krommen, en de maalsters ophouden, omdat haar aantal gering geworden is, en zij, die uit de vensters zien, hun glans verliezen, en de deuren naar de straat gesloten worden; als het geluid van de molen verzwakt, en de stem hoog wordt als die van een vogel en alle tonen gedempt worden; op de dag, dat men ook vreest voor de hoogte, en er verschrikkingen op de weg zijn, de amandelboom bloeit, de sprinkhaan zich voortsleept en de kapperbes niet meer helpt – want de mens gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers gaan rond op de straat –; voordat het zilveren koord losgemaakt en de gouden lamp verbroken wordt; voordat de kruik bij de bron verbrijzeld en het scheprad in de put verbroken wordt, en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.
IJdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker, alles is ijdelheid!
En behalve dat Prediker wijs geweest is, heeft hij het volk in kennis onderwezen; en hij overwoog en onderzocht, hij stelde vele spreuken op. Prediker zocht welgevallige woorden te vinden, een oprecht geschrift, betrouwbare woorden. De woorden der wijzen zijn als prikkelen; als ingeslagen nagelen zijn de verzamelingen daarvan; gegeven zijn zij door één herder.
En overigens, mijn zoon, wees gewaarschuwd; er is geen einde aan het maken van veel boeken en veel doorvorsen is afmatting voor het lichaam. Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad” (Prediker 12:1-14).
Koning Salomo, de schrijver van het boek Prediker, geeft ons hier wijsheid onder leiding van de Heilige Geest. Hij leert ons direct dat we onze Schepper behoren te gedenken in onze jongelingsjaren. Idealiter behoren we dus al te leven met respect voor de Heer van onze jeugdjaren; onze jaren des onderscheids af. Zo kunnen we een vol geleefd leven geleefd hebben, zoals bijvoorbeeld de blinde Fanny Crosby, schrijfster van talloze hymnes, die ik onlangs aanhaalde in een preek. Maar ook als je later gekomen bent, aanvaardt de Heer je nog in Zijn genade, lees de parabel van de arbeiders in de wijngaard in Matteüs 20:1-16 hier nog maar eens op na.
Prediker spreekt in zijn poëtische slottekst over allerlei ouderdomsverschijnselen, te veel om hier op te noemen, en concludeert: “want de mens gaat naar zijn eeuwig huis” en: “het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft”.
Het stof keert weder tot de aarde. “In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren” (Genesis 3:19). De mens is van nature sterfelijk[1] en als God, die alleen onsterfelijkheid heeft (1 Timotheus 6:16a), hem niet in leven houdt, keert hij terug naar zijn oorspronkelijke staat. Inderdaad, wij zijn, lichamelijk gezien, slechts als stof. “De sterveling – zijn dagen zijn als het gras, als een bloem des velds, zo bloeit hij; wanneer de wind daarover is gegaan, is zij niet meer, en haar plaats kent haar niet meer” (Psalm 103:15-16). Zelfs de atheïst weet dat dit leven eindig is en daarom vindt hij hierin geen absolute, blijvende voldoening.
“want de mens gaat naar zijn eeuwig huis”: dit leven is maar tijdelijk, het is niet eeuwig. De atheïst gelooft graag dat er geen eeuwig huis is, geen eeuwige bestemming. Dat is gemakkelijk. Dan kom je letterlijk met alles weg.
Nochtans beseffen we dat dit leven en al het prachtige wat we hierin hebben bereikt en ervaren, vergankelijk is. Daarom hunkeren we naar de eeuwigheid; naar datgene wat blijft.
Prediker stelt het als volgt: “Welk voordeel heeft de werker van datgene waarvoor hij zich aftobt? Ik heb in ogenschouw genomen de bezigheid, die God aan de mensenkinderen gegeven heeft om zich daarmee te kwellen. Alles heeft Hij voortreffelijk gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat de mens van het werk dat God doet, van het begin tot het einde, iets kan ontdekken. (…) Ik heb ingezien, dat al wat God doet, voor eeuwig is; daaraan kan men niet toedoen en daarvan kan men niet afdoen; en God doet het, opdat men voor zijn aangezicht vreze. Wat is, was er reeds lang, en wat zijn zal, is reeds lang geweest; en God zoekt weer op, wat voorbijgegaan is” (Prediker 3:9-11,14-15).
Voor de Christen, echter, die waarlijk met en voor God leeft, is “want de mens gaat naar zijn eeuwig huis” geen enge bijzin. Zeker, behoren ook wij het oordeel van God te vrezen en met eerbied en nauwgezetheid ernaartoe te leven maar het is vooral een bijzin die ons als christenen hoop geeft. Doet het ons immers niet onmiddellijk denken aan de woorden van Jezus:
“In het huis mijns Vaders zijn vele woningen – anders zou Ik het u gezegd hebben – want Ik ga heen om u plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben. En waar Ik heenga, daarheen weet gij de weg” (Johannes 14:2-4).
In Israël, en in India trouwens ook, is het de traditie dat een man eerst zijn huis in gereedheid brengt, dat hij een eigen vertrek aanbouwt tegen het huis van zijn ouders. Als het huis volgens zijn vader klaar is, mag hij zijn meisje trouwen en haar in zijn eigen vertrek brengen. Jezus stelt hier de Kerk, zijn mensen voor als Zijn Bruid. Liefdevol zegt Hij: “Vader! Ik kijk er zo naar uit om Mijn Meisje tot bij U te brengen!”. Tegen Zijn Bruid zegt Hij: “Ik kom weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben.”
Deze ochtend heb ik sterk de nadruk gelegd op onze sterfelijkheid. Wij blijven hier niet eeuwig maar als we leden van de universele Kerk van Christus zijn, dan gaan we naar het eeuwige huis, het huis van God onze Vader, het huis van Jezus onze Echtgenoot.
Ik heb u daarnet verteld wat Jezus allemaal beloofd heeft te doen. Maar wat is nu onze taak? Wij moeten ons klaarmaken! “Laten wij blijde zijn en vreugde bedrijven en Hem de eer geven, want de bruiloft des Lams is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de rechtvaardige daden der heiligen. En hij zeide tot mij: Schrijf, zalig zij, die genodigd zijn tot het bruiloftsmaal des Lams. En hij zeide tot mij: Dit zijn de waarachtige woorden van God.” (Openbaring 19:7-9). “En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik zag de heilige stad, een nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, getooid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn” (Openbaring 21:1-3). “De dag des toorns en der openbaring van het rechtvaardig oordeel Gods, die een ieder vergelden zal naar zijn werken: hun, die, in het goeddoen volhardende, heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken, het eeuwige leven; (…) heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek. Want er is geen aanzien des persoons bij God.” (Romeinen 2:5-7,10-11).
Wij behoren te houden van Jezus, onszelf veranderen en Zijn liefde ons laten veranderen. Wij behoren gered te worden door Hem en we behoren onszelf te redden. “Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden” (Matteüs 1:21) en “laat u behouden uit dit verkeerde geslacht” (Handelingen 2:40b) of “red uzelf uit dit ontaard geslacht” (KJV).
“Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het (ook). Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; (maar) wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is. Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid. En gij weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij de zonden zou wegnemen, en in Hem is geen zonde. Een ieder, die in Hem blijft, zondigt niet; een ieder, die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend.
Kinderkens, laat niemand u misleiden. Wie de rechtvaardigheid doet, is rechtvaardig, gelijk Hij rechtvaardig is; wie de zonde doet is uit de duivel, want de duivel zondigt van den beginne. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivels verbreken zou.
Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad (Gods) blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren. Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar: een ieder, die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft.
Want dit is de verkondiging, die gij van den beginne gehoord hebt: dat wij elkander zouden liefhebben; niet gelijk Kaïn: hij was uit de boze en vermoordde zijn broeder. En waarom vermoordde hij hem? Omdat zijn werken boos waren en die van zijn broeder rechtvaardig. Verwondert u niet, broeders, wanneer de wereld u haat” (1 Johannes 3:1-13).
Ook als er vervolging komt, wanneer de wereld ons haat, behoren wij gelouterd te worden door, waar het moet, zelfs letterlijk in het vuur te stappen en niet te buigen voor de wereld met al haar vuiligheid maar volmondig te antwoorden: “Indien onze God, die wij vereren, in staat is ons te bevrijden, dan zal Hij ons uit de brandende vuuroven, en uit uw macht, o koning, bevrijden; maar zelfs indien niet – het zij u bekend, o koning, dat wij uw goden niet vereren, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, niet aanbidden” (Daniël 3:17-18).
“Hebt de wereld niet lief en hetgeen in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, de liefde des Vaders is niet in hem. Want al wat in de wereld is: de begeerte des vlezes, de begeerte der ogen en een hovaardig leven, is niet uit de Vader, maar uit de wereld. En de wereld gaat voorbij en haar begeren, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15-17).
Zuiver uzelf, tooi uzelf met wit linnen, ga voor pure, heilige, zuivere liefde voor Jezus Christus als u wilt behoren tot die uitverkoren en geliefde Bruid die het eeuwige leven beërfd, opdat “gij het einddoel des geloofs bereikt, dat is de zaligheid der zielen” (1 Petrus 1:9).
“Van al het gehoorde is het slotwoord: Vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle mensen. Want God zal elke daad doen komen in het gericht over al het verborgene, hetzij goed, hetzij kwaad.” (Prediker 12:13-14).
Begin hier weer met vernieuwde moed aan en blijft dit doen, ondanks de wereld die gij rondom en zelfs in de kerken ziet. Onze levenseindes komen. We kunnen slechts één keer lopen dus wees bemoedigd en maak er een mooie wedloop van. Amen!
---
[1] Naar Theodorus van Mopsuestia.
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 7 juli 2024.
Zoals reeds gezegd, is het thema van de zangdienst van deze ochtend: ‘een hart van aanbidding’. Midden in deze zangdienst krijgt u een preek te horen. Voor de preek heb ik een aanleunend thema gekozen; een thema dat daaruit voortvloeit en daar nauw mee verwant is, namelijk ‘dankbaarheid’.
Hiervoor neem ik u ten eerste mee in enkele verhalen van de Bijbel: We kijken eerst naar iets wat koning David geschreven heeft en dan naar iets wat de profeet Jona gezegd heeft:
“Schep mij een rein hart, o God,
en vernieuw in mijn binnenste een vaste geest;
verwerp mij niet van uw aangezicht,
en neem uw heilige Geest niet van mij;
hergeef mij de blijdschap over uw heil,
en laat een gewillige geest mij schragen.
Dan zal ik overtreders uw wegen leren,
opdat zondaars zich tot U bekeren.
Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils,
laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen;
Here, open mijn lippen,
opdat mijn mond uw lof verkondige.” (Psalm 51:12-17)
“Toen mijn ziel in mij versmachtte, gedacht ik de Here, en mijn gebed kwam tot U in uw heilige tempel. Zij die nietige afgoden dienen, geven Hem prijs, die hun goedertieren is. Maar ik, met lofzegging wil ik aan U offeren; wat ik beloofd heb, wil ik betalen; de redding is des Heren. En de Here sprak tot de vis en deze spuwde Jona uit op het droge.” (Jona 2:7-10)
Zowel koning David als Jona de profeet hadden gekozen om zonde te begaan, om precies datgene te doen wat God niet wou dat ze deden.
Jona had ervoor gekozen om Gods roeping te negeren, om niet te gaan profeteren, terwijl God dit wel bevolen had. Hij liep letterlijk de andere kant op, naar Tarsus in het Westen in plaats van naar Nineve in het Oosten. Even kort door de bocht: als straf werd hij opgeslokt door een grote vis of een monster uit de diepte.
David had gekozen om seksuele betrekkingen te hebben met een vrouw die niet de zijne was. In feite was het zelfs de vrouw van een van zijn beste, meest trouwe soldaten. Hoe laag kan je vallen?
Hoe laag waren ze gevallen? De situatie leek, zeker vanuit een geestelijk oogpunt en voor Jona zelfs vanuit een letterlijk oogpunt, in de diepten van de Middellandse Zee, compleet hopeloos. Ze leken reddeloos verloren.
Maar… toch bedankten ze God vanuit hoop en vertrouwen voor het herstel, voor de redding vanuit hun zonde die Hij zou brengen.
Zowel David als Jona hadden anders kunnen reageren. David had boos kunnen worden op God. Hij had kunnen zeggen: “God, het is uw schuld dat die bloedmooie vrouw voor mijn ogen begon te baden. Had u er voor gezorgd dat ik haar niet had gezien of als U haar of mij een ander plan of gedacht had geven, dan was dit niet gebeurd.” Of hij had kunnen zeggen: “Ik ben zondig geboren, ik heb een zondige natuur, het is niet mijn schuld.”
Dit is echter niet wat de Bijbel ons leert. Sla er een goede vertaling op na, zoals bijvoorbeeld de NBG51, en je komt uit dat David zelf uit een zondige, overspelige relatie was verwekt: “Zie, in ongerechtigheid ben ik geboren, in zonde heeft mijn moeder mij ontvangen” (vers 7). Hij wist hoeveel pijn dit hem berokkend had, dus híj had zeker geen excuus. Integendeel. David verzon dus helemaal geen excuses. Integendeel. Hij erkende: “Tegen U [God], U alleen, heb ik gezondigd, en gedaan wat kwaad is in uw ogen” (vers 6). David hoopte dat God hem zou herstellen door hem weer een stabiele geest en blijdschap over zijn redding te geven, vanuit Gods Heilige Geest.
Ook Jona had negatief kunnen reageren. Hij had kunnen zeggen: “God, ik heb helemaal niet gekozen om de profeet uit te gaan hangen bij die Assyriërs. Laat mij hier maar rotten in deze stinkende vis. Ik kan toch niets tegen u beginnen. De situatie is toch hopeloos.” Neen! In tegendeel! Jona kwam bij zinnen en koos ervoor om tot God te bidden en hem lof te zeggen.
Beiden bedankten ze God vanuit hoop en vertrouwen voor het herstel, voor de redding van zonde die Hij zou brengen.
Ten tweede, bied ik u het verhaal van Fanny Crosby kort aan:
Fanny Crosby was een dochter van boerenouders in Putnam County in de staat New York. Ze werd geboren op 24 maart 1820. Als baby leed ze aan een ooginfectie. Haar ouders lieten haar ogen nakijken door een dokter die het zicht in haar ogen totaal en permanent vernielde door warme kompressen op haar ogen te leggen. De dokter bleek helemaal geen dokter te zijn. Hij was een psychopathische pseudo-dokter die na de betaling het dorp uitvluchtte. Op de kop toe: toen Fanny slechts één jaar oud was, stierf haar vader aan een longontsteking.
Haar oma las haar de Bijbel voor en zo kon ze de verhalen in haar opnemen. Ze was heel poëtisch en kon uitstekend memoriseren. Ze bad tot de Heer: “Heer, help me alstublieft te leren zoals de andere kinderen.” In haar binnenste kreeg ze de geruststelling dat God haar gebeden zou beantwoorden.
Om een lang verhaal kort te maken, ze zou vele gedichten en christelijke hymnes componeren, waaronder mijn favoriet: “Volle Verzeek’ring”, lerares worden en belangrijke politieke leiders toespreken. Haar leven was een zeer rijk, succesvol leven. Ze trouwde zelfs met een leraar die ook blind was. Haar meest opmerkelijke woorden van dankbaarheid waren misschien wel: “Wist je dat ik, als ik mocht kiezen, blind blijven verkies? Want wanneer ik sterf, zal het eerste gezicht dat ik ooit zie het gezicht van mijn gezegende Redder zijn!”
Fanny had een heel ander leven kunnen leiden. Een leven van bitterheid en ondankbaarheid waarin ze God van alles de schuld gaf, bijvoorbeeld van haar permanente blindheid of van de dood van haar enige baby. Dankbaarheid zorgde ervoor dat alles te dragen was en dat ze veel vrucht kon dragen, zelfs tot in onze dag en tot in de eeuwigheid. Op haar oorspronkelijke grafsteen stond: “Ze heeft alles gedaan wat ze kon.” Een mooi, vol geleefd leven.
Wat kunnen we hier nu uit leren? Dankbaarheid geeft je vleugels. Zuurpruimerij houdt je onder. Je kan nog zo veel betekenen in dit leven uit dankbaarheid voor de Heer. Neem nu bijvoorbeeld de examenperiode waar de jeugd in zit. Zijn ze dankbaar voor de goede resultaten of geraken ze in een depressie vanwege minder goede examens? Minder goede examens zijn niet het einde van de wereld! Kijk eens naar hoe ver je al bent geraakt in dit leven en kijk vooral naar wat de Heer allemaal al voor je heeft gedaan!
Net zoals koning David en Jona de profeet, mogen wij God dankbaar zijn voor de redding die Jezus Christus ons gebracht heeft, ondanks onze vele fouten, onze vele zonden waar wij vrijwillig voor gekozen hebben. “Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het, die zijn volk zal redden van hun zonden” (Matteus 1:21). Net zoals Fanny mogen wij Hem danken dat Hij ons zal redden uit deze onrechtvaardige maatschappij en deze onrechtvaardige wereld.
Deze dankbaarheid, ondanks het zichtbare, is nu net een functie van de Heilige Geest. De Heilige Geest is ons onder andere hiervoor gegeven. Het spreken in tongen is volgens dominee Aalders immers “een uit de volheid des harten spreken tot God in aanbidding en overvloedige dankbaarheid, om zoo het eigen gemoed lucht te geven. (…) Het is een zich uiten in verrukking, die alle redelijke grenzen doorbreekt, en als zoodanig een loflied (1 Cor. 14:15), een dankzegging (1 Cor. 14:16) over de ontvangen genade Gods. Het is de uitdrukking van de blijdschap waarmee het Evangelie ontvangen is (1 Thess. 1:6). (…) [Het is] een prijzen en verheerlijken van God en zijn genade in Jezus Christus. Het is het roemen van de groote daden Gods (Hand. 2:11; 10:46).”[1] Je doorbreekt zo dus de grenzen van het zichtbare en klampt je vast aan de Onzichtbare van Wie onze hoop komt.
Daarom mogen wij Hem, net zoals Fanny, danken dat Hij ons zal redden uit deze onrechtvaardige maatschappij en deze onrechtvaardige wereld. Paulus stelt het als volgt:
“Wij danken God, de Vader van onze Here Jezus [Christus], te allen tijde bij ons bidden voor u, daar wij gehoord hebben van uw geloof in Christus Jezus en van de liefde, die gij al de heiligen toedraagt, om de hoop, die voor u is weggelegd in de hemelen. Daarvan hebt gij tevoren gehoord in de prediking der waarheid, het evangelie, dat tot u gekomen is. (…)
Daarom houden ook wij sedert de dag, dat wij dit gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat gij met de rechte kennis van zijn wil vervuld moogt worden, in alle wijsheid en geestelijk inzicht, om de Here waardig te wandelen, Hem in alles te behagen, in alle goed werk vrucht te dragen en op te wassen in de rechte kennis van God. Zo wordt gij met alle kracht bekrachtigd naar de macht zijner heerlijkheid tot alle volharding en geduld, en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht.Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden.” (Kolossenzen 1:3-5,9-14)
“en [God] heeft ons mede opgewekt en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus, om in de komende eeuwen de overweldigende rijkdom zijner genade te tonen naar (zijn) goedertierenheid over ons in Christus Jezus.” (Efeze 2:6-7)
“Maar gij zijt genaderd tot de berg Sion, tot de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en tot tienduizendtallen van engelen, en tot een feestelijke en plechtige vergadering van eerstgeborenen, die ingeschreven zijn in de hemelen, en tot God, de Rechter over allen, en tot de geesten der rechtvaardigen, die de voleinding bereikt hebben, en tot Jezus, de middelaar van een nieuw verbond, en tot het bloed der besprenging, dat krachtiger spreekt dan Abel.” (Hebreeën 12:22-24)
“Verblijdt u te allen tijde, bidt zonder ophouden, dankt onder alles, want dat is de wil Gods in Christus Jezus ten opzichte van u. Dooft de Geest niet uit.” (1 Tessalonicenzen 5:16-19)
In het begin van deze prediking hoorden we:
“verwerp mij niet van uw aangezicht,
en neem uw heilige Geest niet van mij;
hergeef mij de blijdschap over uw heil,
en laat een gewillige geest mij schragen.
Dan zal ik overtreders uw wegen leren,
opdat zondaars zich tot U bekeren.
Red mij van bloedschuld, o God, God mijns heils,
laat mijn tong over uw gerechtigheid jubelen;
Here, open mijn lippen,
opdat mijn mond uw lof verkondige.” (Psalm 51:13-17)
Bemerk deze twee verzen:
“Dan zal ik overtreders uw wegen leren,
opdat zondaars zich tot U bekeren.
Here, open mijn lippen,
opdat mijn mond uw lof verkondige.” (Psalm 51:15, 17)
De Heilige Geest geeft ons dankbaarheid en stabiliteit uit de zonde en uit deze onrechtvaardige wereld. Hij geeft ons ook liefde voor de verlorenen die nog wel verbonden zijn aan de ongerechtigheid. Hieruit vloeit dan evangelisatie uit dankbaarheid tot God op je eigen manier met je eigen talenten voort.
Ga en verkondig het evangelie. Besmet anderen met dankbaarheid tot God en Zijn Zoon Jezus Christus. Leer hen waarom dit de beste weg is door het hen voor te leven en door het hen ook te vertellen.
Zoals Fanny het zo mooi schreef:
“Rescue the perishing,
care for the dying,
Snatch them in pity from sin and the grave; Weep o'er the erring one, lift up the fallen,
Tell them of Jesus the mighty to save.”
Amen.
---
[1] Uit W. Aalders, De oer-christelijke gemeente (Den Haag: 1946), 57-59.
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 23 juni 2024.
De bijbeltekst waar ik vandaag, om te beginnen, samen met u op wil focussen is Hebreeën 12:1-3:
“Daarom dan, laten ook wij, nu wij zulk een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen, die vóór ons ligt. Laat ons oog daarbij (alleen) gericht zijn op Jezus, de leidsman en voleinder des geloofs, die, om de vreugde, welke vóór Hem lag, het kruis op Zich genomen heeft, de schande niet achtende, en gezeten is ter rechterzijde van de troon Gods. Vestigt uw aandacht dan op Hem, die zulk een tegenspraak van de zondaren tegen Zich heeft verdragen, opdat gij niet door matheid van ziel verslapt” (Hebreeën 12:1-3).
Ik wil vandaag vooral focussen op een thema of, zo u wilt, enkele elementen uit deze passage, vooral op dat alle last en de zonde ons zo licht in de weg staat, dat we volharding nodig hebben om “de wedloop die vóór ons ligt” te lopen en om “onze ogen gericht [te] houden op Jezus” zodat we “niet door matheid van ziel” verslappen.
Ik hoor namelijk de laatste tijd van heel wat mensen binnen deze geloofsgemeenschap en van vrienden van buiten deze kerk, en dan bedoel ik vrienden die in mijn opzicht de beste christenen zijn, dat ze zich soms zeer ontmoedigd voelen door hun eigen gedrag of door een situatie en bijgevolg weer in zonde vallen omdat een gedachte hen influistert dat ze Jezus gefaald hebben en dus toch verloren zijn.
‘Maar X,’ zou zo iemand in het ergste geval kunnen toevoegen, ‘er staat toch geschreven in Hebreeën 10:26-29:
“Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over, maar een vreselijk uitzicht op het oordeel en de felheid van een vuur, dat de wederspannigen zal verteren. Indien iemand de wet van Mozes terzijde heeft gesteld, wordt hij zonder mededogen gedood op het getuigenis van twee of drie personen. Hoeveel zwaarder straf, meent gij, zal híj verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft?” (Hebreeën 10:26-29).
Is dat dan niet eens-verloren-altijd-verloren als je je heiligheid opgegeven hebt door te zondigen?’
Heb goede moed! Ik geef vandaag vijf redenen waarom eens-verloren-altijd-verloren niet waar kan zijn in dit leven, indien je je afkeert van de zonde en weer terugkeert tot Christus:
Het karakter van God:
a. De Bijbel leert ons in het Nieuwe Testament dat God liefde is (1 Johannes 4:8,16) en dat Hij, omdat Hij de mensheid zo lief had, en trouwens nog steeds heeft, Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, met de expliciete bedoeling dat niemand verloren zou gaan maar eeuwig leven zou hebben (Johannes 3:16). Hij bracht redding voor alle mensen (Titus 2:11) en Hij wil niet dat iemand verloren gaat maar dat allen zich zouden bekeren en zo tot de waarheid komen en in die waarheid zouden wandelen (1 Timotheüs 2:4; 2 Petrus 3:9; 2 Johannes 4:5-6; Mattheüs 1:18-23).
b. Ook in het Oude Testament zien we al dat God niet wilt dat iemand verloren gaat, maar dat allen behouden worden en God roept alle zondige mensen expliciet op om van het slechte pad af te gaan door bekering en weer op het rechte pad te wandelen (Ezechiël 18). God is niet veranderd want we zien hetzelfde getuigenis van Zijn liefde in zowel het Oude Testament als in het Nieuwe Testament.
a. “Indien wij opzettelijk zondigen”. “Indien” is voorwaardelijk en “zondigen” is actief dus als je willens en wetens blijft zondigen, dan heeft het offer van Jezus aan het kruis je klaarblijkelijk niet veranderd! Het is alsof de schrijver van de Hebreeënbrief zegt: “Kijk naar wat er voor jou is gedaan; kijk naar het vergoten bloed en het gebroken lichaam van Christus; kijk naar wat je nieuwe relatie met God heeft gekost; kan je dit behandelen alsof het niet uitmaakte? Zie je niet wat voor een heilige zaak dit is? Zonde is de heiligheid van dat offer aan het kruis niet beseffen.”[1] Het doet je niets meer. Het laat je koud. Hoe ga je dan nog veranderen?
b. De bekende evangelist John Wesley legt “[dan] blijft er geen offer voor de zonden meer over” als volgt uit: “Want als wij – eender van ons christenen – opzettelijk zondigen door God de rug toe te keren, ook wel 'afvalligheid' genoemd (zie vers. 38). Nadat we de waarheid van het evangelie zelf hebben ervaren, blijft er geen offer meer voor de zonden over: geen offer behalve dat offer wat we koppig afwijzen.”[2] Verloren zijn is dus voorwaardelijk: het hangt af van jouw koppigheid; dat je je niet wilt bekeren. Dan blijf je een “wederspannige”.
Als je zegt dat het offer van Jezus jou niet meer kan redden, dan doe je dat offer pas tekort. Je zegt dan eigenlijk: Jezus heeft alles gegeven, Zijn lichaam en Zijn bloed, maar dat is niet genoeg voor mij de grote verschrikkelijke zondaar. Het is zoals een zandkorreltje aan de rand van de zee dat zegt: “Ha, zee! Je kan mij niet wegwassen!” Jouw zonden zijn als dat zandkorreltje en de grote liefdevolle God is als de zee: “Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid! Hij zal Zich wederom over ons ontfermen, Hij zal onze ongerechtigheden vertreden. Ja, Gij zult al onze zonden werpen in de diepten der zee” (Micha 7:18-19).[3]
Misschien wel de belangrijkste reden waarom eens-verloren-altijd-verloren niet waar kan zijn in dit leven is de context: bemerk dat deze verzen volgen op verzen 23-25:
“Laten wij de belijdenis van hetgeen wij hopen onwankelbaar vasthouden, want Hij, die beloofd heeft, is getrouw. En laten wij op elkander acht geven om elkaar aan te vuren tot liefde en goede werken. Wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn, maar elkander aansporen, en dat des te meer, naarmate gij de dag ziet naderen.” De context is dus duidelijk een lijst van aanmoedigingen. Waarschuwingen behoren aanmoedigend te werken om weer te gaan wandelen op de rechte weg of te blijven wandelen op die weg.
a. Nog een reden tegen eens-verloren-altijd-verloren zou kunnen zijn dat we doorheen heel de kerkgeschiedenis in de vele verscheidene christelijke groeperingen kunnen zien dat christenen of voormalig christenen zich weer kunnen bekeren tot Jezus, dat ze vergiffenis kunnen ontvangen van God en van hun medemensen en dat ze zich hierna weer gered of weer dicht bij Jezus voelen. Ik denk dat we dit allemaal wel hebben meegemaakt na onze oorspronkelijke bekering. Ik alleszins persoonlijk wel.
b. Langs de andere kant, zien we ook dat het een algemene ervaring is onder christenen doorheen de geschiedenis dat ze hebben ervaren dat de duivel hen probeert in schande te laten wegkwijnen, dat het precies zijn bedoeling is dat ze niet meer naar Jezus durven teruggaan. Ja, er zit een addertje onder het gras maar luister niet naar dat addertje! Als mensen een vrouw niet leuk vinden, dan zeggen ze: “Dat is een echt serpent!” Wel ja, dit is een echt serpent dus luister niet naar dat serpent (Openbaring 12:9)!
Het is dus de bedoeling dat we als christenen:
1) Elkaar aansporen om trouw te blijven aan onze Heer en aan Zijn evangelie.
2) Elkaar bemoedigen en troosten om weer trouw te zweren aan onze Heer Jezus.
3) Samen komen om op elkaar te letten om heilig te zijn en te blijven.
4) Elkaar aanvuren tot liefde en goede werken.
5) De context maakt dus ook duidelijk dat de bedoeling is dat we verder of weer verder lopen in heiligheid. Expliciet omdat: “Hij, die beloofd heeft, is getrouw.”
Ook geeft de bijbeltekst die ik oorspronkelijk aanhaalde aan het begin van deze preek aan dat een essentieel onderdeel van het christelijke geloof is dat het geleefd wordt onder het toeziend oog van de geloofshelden die in hun tijd leefden, leden en stierven. Het is alsof ze in een stadion zitten en ons de wedstrijd zien lopen. Als zulk een groots publiek ons toekijkt, hoe kunnen we dan de worsteling tot grootsheid vermijden?[4] Hoe kunnen we dan niet het beste van onszelf geven en elkaar hier niet toe aanmoedigen?
Komaan christenbroeder! Komaan christenzuster! Neem de waarschuwingen uit liefde voor u geschreven ter harte! Wat er ook is gebeurd, bekeer u en kop op! Zet door! Loop weer verder! Loop die goede wedloop! Geef niet op, sta weer op en loop verder! Indien nodig: sta elke dag weer op door bekering en loop verder!
Misschien zei een wijze christelijke monnik:
““Elke dag zeg ik tegen mezelf: vandaag begin ik. Mijn taak is niet: oordelen. Het is niet mijn taak om erachter te komen of iemand iets verdient. Het is mijn taak om de gevallenen weer op te heffen, de gebrokenen te herstellen en de mensen die pijn lijden te genezen.”[5]
Of die monnik dat nu gezegd heeft of niet, laten we dit principe alleszins toepassen op onszelf en anderen helpen weer op te staan en met volle moed door te gaan. Het is immers onze christelijke plicht elkaar te bemoedigen![6] Laten we voor de vreugde die voor ons ligt, ons kruis weer op ons nemen, de schande niet achten en verderlopen naar de rechterzijde van de troon Gods. Je mag nog steeds de wedloop lopen die vóór je ligt en daarbij je ogen alleen gericht houden op Jezus![7]
We hebben beslistheid, doorzetting en volharding nodig, een vastberaden volharding om:
1) Samen met de Heilige Geest te lopen naar en te groeien naar Jezus.[8]
2) Onze ogen niet op deze wereld te houden (1 Johannes 2:15-17)
3) Geen angst voor mensen te hebben (Spreuken 29:25-27) maar ons leven volledig te leven voor Jezus, als goed getrainde atleten.
“In de tijd die ons nog rest is het onze plicht voor alle mensen op alle manieren al het goede te doen.”[9] Ik bid tot de Heer dat deze preek je hierin zal sterken en bemoedigen. Amen.
---
Gepreekt in Evangelische gemeente Pniël (Balen) op 2 juni 2024.
[3] Naar Isaak van Nineve, Ascetische Homilieën, Homilie 51 of A. J. Wensinck, Mystic Treatises by Isaac of Nineveh. Translated from Bedjan’s Syriac Tekst with an Introduction and Registers (Amsterdam: Koninklijke Akademie van Wetenschappen, 1923), 231 [daar mystical treatise 50].
[4] Naar Barclay, The Letter to the Hebrews, 203.
[5] Antonius de Grote? Primaire bron niet gevonden. Dit zou staan in Athanasius van Alexandrië, Het Leven van Antonius maar ik heb het daar alleszins nog niet gevonden.
[6] Barclay, The Letter to the Hebrews, 203.
[7] Naar Hebreeën 12:1-2.
[8] Gebaseerd op Barclay, The Letter to the Hebrews, 202-204.
[9] Barclay, The Letter to the Hebrews, 146.
Categorie:Preken
19-05-2024
Verkondiging en Vervolging
Voordienst: Mattheüs 5:10-16 (vertaling naar keuze van de voordienstleider).
Goedemorgen iedereen!
Het is vandaag Pinksteren. Het verhaal over de uitstorting van de Heilige Geest, de verkondiging van het evangelie en de resulterende groei van de Kerk in Handelingen hoofdstuk 2 kennen jullie nagenoeg allemaal. Het is normaalgesproken dé tekst die wordt aangehaald bij Pinksteren. Om niet in herhaling te vallen, wil ik het vandaag over een andere boeg gooien.
Didier Pollefeyt, professor aan KU Leuven, en Michael Richards schreven terecht dat tegenwoordig het idee van religie als ouderwets wordt afgedaan. Zo wordt de “steeds” in “Geloof je nog steeds?”, “Ga je nog steeds naar de kerk?”, “Leren ze nog steeds christelijk godsdienstonderwijs op school?” heel subtiel gebruikt in media. De idee hierachter is dat de evolutie van de maatschappij uiteindelijk zal leiden tot volledige secularisatie.[1] Wie dus nog christen is, is nog niet helemaal mee. De enige waarheid die er is, is dat er geen relationele God en bijgevolg geen absolute waarheid is.
Dit is de geest of de weg van deze wereld. Het is de spottende, ontkennende toon van Pilatus jegens Jezus: “Ach, wat is waarheid?” (Johannes 18:38) of de spottende toon van het evangelie-afwijzende deel van de menigte die getuige was van de uitstorting van de Heilige Geest: “Die mensen hebben vast teveel zoete wijn gedronken” (Handelingen 2:13a). Het zijn mensen die “over hun kennis opscheppen [hier hun trots in vinden en hier graag over discussiëren] en daarmee bewijzen dat zij geen kennis hebben.” Deze mensen “missen het belangrijkste in het leven: zij kennen God niet werkelijk” (1 Timotheüs 6:20b-21a). Ze praten vanuit lege, misleidende filosofieën die ingegeven zijn door demonische geesten, dikwijls via wereldse mensen (Kolossenzen 2:8).
Hiermee meelopen, stelt je veilig. Hoe anders is dit met de weg van de Heilige Geest; de weg van de Bijbel, waarin we de volgende, duidelijke opdracht lezen: “Maar let erop dat u zich altijd in overeenstemming met de goede boodschap van Christus gedraagt. Laat ik altijd goede berichten over u mogen horen, of ik u nu terugzie of niet. Wees één van hart en ziel en zet u volledig in voor het geloof en het goede nieuws. En laat u daarbij in geen enkel opzicht schrik aanjagen door uw tegenstanders. Dat zal hun dan duidelijk maken dat zij verloren gaan, maar voor u zal het een duidelijk teken van God zijn dat Hij u heeft verlost. Want het is uw voorrecht niet alleen op Christus te mogen vertrouwen, maar ook voor Hem te mogen lijden.” (Filippenzen 1:27-29).
Het is normaal dat vervolging volgt op verkondiging. Hier wil ik het vandaag over hebben. Ik wil u namelijk wakker schudden. Al in het boek Handelingen zelf, niet lang na de uitstorting van de Heilige Geest en de daaruit vloeiende verkondiging van het evangelie, lezen we dat het Sanhedrin; de Religieuze Hoge Raad van de Joden de eerste verkondigers van het evangelie het zwijgen probeerden op te leggen vanuit dwang (Handelingen 5). De vervolging komt dikwijls van vele valse, ogenschijnlijke medegelovigen, die zich, net als de mannen van die Joodse religieuze raad, naar buiten voordoen als schapen maar, als puntje bij paaltje komt, eigenlijk huurlingen, wolven in schaapskledij en handlangers van satan zijn (Mattheüs 7:13ff, Johannes 10:12-13, 2 Corinthiërs 12:7-10). Positief bekeken zorgt dit ervoor dat we afhankelijk van God blijven, nederig blijven en op God blijven vertrouwen (cf. 2 Corinthiërs 12:7-10). Nogmaals: het is normaal dat vervolging volgt op verkondiging.
Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de Chinese christen John Sung, zoon van voorganger Sung Xue Lian. Hij was theologiestudent in de Verenigde Staten en hij ervoer het werk van de Heilige Geest tijdens het lezen van Lukas hoofdstuk 23. Zo kreeg hij een levende ervaring met Jezus in februari 1927, bijna honderd jaar geleden. Hij kwam tot het besef dat ook hij vergeven was door het bloed vergoten aan het kruis. Jezus ontmoette hem in kamer 405 van een atheïstisch seminarie, zoals hij zelf schreef.
Hij veranderde helemaal en begon het evangelie te verkondigen, ook aan zijn liberale professors. Zo sprak hij bijvoorbeeld met professor Harry Emerson Fosdick; de trotse verkondiger van een verdraaid liberaal sociaal evangelie dat de opstanding van Jezus en de waarheid van de Bijbel ontkent, onder andere door theïstische evolutie te verkondigen.[2] Deze Fosdick is trouwens de broer van Raymond Fosdick die voor de bekende John D. Rockefeller werkte en hem hielp heel veel geld te geven voor dit liberale sociale evangelie, alsook om de oecumenische beweging naar zijn hand te zetten.[3] Onze Chinese vriend en bondgenoot zei tegen deze eerstgenoemde professor: “U bent van de duivel.” En hij riep zijn professoren op zich te bekeren tot Jezus. Ze verklaarden hem gek en lieten hem bijgevolg opnemen in een gekkenhuis.[4] Na 193 dagen in dat gekkenhuis kreeg het Chinese consulaat hem vrij. Hij ging naar China en begon daar te verkondigen. Hij sprak over bekering zowel tot ongelovigen als tot nepchristenen en er kwam een opwekking die honderdduizenden mensen tot bekering bracht.
Ook in Sovjet Rusland mocht je geen echte christen meer zijn. Toch bleven er christenen trouw aan Christus en aan de verkondiging van Zijn evangelie. Mensen kwamen nog steeds tot bekering. Voormalig atheïsten verkondigden dat ze de Heer persoonlijk kenden, ook al wisten ze dat dit er toe zou leiden dat ze in een gekkenhuis gestoken en daar gemarteld zouden worden. En hoeveel mensen hebben ze wel niet in een gekkenhuis gestoken in de Sovjet Unie omdat ze Christus trouw beleden![5] Deze helden hebben, in samenwerking met God en Zijn Heilige Geest, ervoor gezorgd dat het evangelie bleef verspreid worden in de Sovjet Unie. Ze waren niet laf! John Sung en zovele Chinese, Russische en Oost-Europese christenen bleven trouw verkondigen, ook al werden ze voor gekken aangezien en nog erger behandeld!
Je denkt misschien, dit is een ver van mijn bed show. Nochtans leert de bijbel ons: “Ja, het is nu eenmaal zo dat wie werkelijk één met Jezus Christus willen blijven, het zwaar te verduren krijgen van de mensen die Hem haten. De slechte mensen en de valse leraren zullen steeds slechter worden en velen misleiden, zijzelf worden op hun beurt misleid door de duivel” (2 Timotheüs 3:12).
We mogen ons niet laten meeslepen met deze wereld. We mogen geen watjes worden; “modelchristenen” die braaf naar de kerk gaan, misschien wat mensen helpen en maar braaf hun mond dichthouden over het evangelie maar we moeten mannen en vrouwen met moed zijn. Mannen en vrouwen die niet opgeven, net zoals de apostelen, net zoals evangelist John Sung. Of we nu lichte vervolging ervaren: “Geloof je nog steeds?” of of het er veel serieuzer aan toe zal gaan, onder andere door opsluiting, fysieke aanvallen of martelingen, onze taak is nog steeds en zal altijd blijven: het evangelie verkondigen (Mattheüs 28:18-20).
Paulus waarschuwt ook tegen filosofieën die niet volgens Christus zijn (cf. Kolossenzen 2:8ff). In de vroege kerk was dit bijvoorbeeld het platonisme, nu zijn dit ideeën als darwinistische of theïstische evolutie, laissez-faire, relativisme, islam en andere manieren van meelopen maar Jezus onze Heer zei nochtans: “Gelukkig bent u als u beledigingen, vervolgingen, leugens en laster te verdragen krijgt omdat u bij Mij hoort” (Mattheüs 5:11).
We moeten ons bekeren van de weg van deze wereld; van de meeloperij tot de weg van de Bijbel; de weg van de Heilige Geest: “Petrus en de andere apostelen antwoordden: ‘Men moet God meer gehoorzamen dan de mensen” (Handelingen 5:29). (…) “Blij verlieten de apostelen de rechtszaal, want God had hun het voorrecht gegeven ter wille van Jezus slecht behandeld te worden. Zij trokken zich niets aan van de Hoge Raad en bleven gewoon over Jezus spreken, in de tempel en bij de mensen thuis. Elke dag vertelden zij dat Jezus de Christus is” (Handelingen 5:41-42). “Gelukkig zijn de mensen die vervolgd worden omdat zij Gods wil doen, want het Koninkrijk van de hemelen is voor hen. Gelukkig bent u als u beledigingen, vervolgingen, leugens en laster te verdragen krijgt omdat u bij Mij hoort [, zegt Jezus]. Juich van blijdschap, want in de hemel ligt een geweldige beloning voor u klaar. Vroeger zijn de profeten immers ook zo vervolgd. U bent als zout voor de wereld. Maar als het zout zijn kracht verliest, hoe moet je het dan smaak geven? Waar is het dan nog goed voor, behalve om weggegooid en door de mensen vertrapt te worden. U bent het licht van de wereld, een stad op een berg kan iedereen zien. Men steekt immers geen lamp aan om er vervolgens een emmer overheen te zetten? Die lamp moet toch op een standaard staan en licht geven voor iedereen in huis? Laat daarom ook uw licht voor alle mensen schijnen. Als zij dan de goede dingen zien die u doet, zullen zij uw hemelse Vader eren.” (Mattheüs 5:10-16). “Voor God en Jezus Christus—als Hij verschijnt om zijn koninkrijk te stichten, zal Hij over de levenden en de doden oordelen – vraag ik je dringend het woord van God door te geven als je daar de kans voor krijgt, of het je nu gelegen komt of niet. (…) Blijf kalm en wees niet bang om voor de Here te lijden. Breng anderen tot Jezus Christus. Laat niets na van wat je moet doen” (2 Timotheüs 4:1-2a,5). Zijn wij hier klaar voor? Als we niet meer voor onszelf leven maar leven met het vuur van de Heilige Geest, ook dan kan dit bij ons aanstekelijk werken. Dit heet dan: een opwekking. Net zoals in Jerusalem (Handelingen 2), in Wales, in Azusa, in PyongYang, in Nagaland en ongetwijfeld ook op talloze andere plaatsen.[6] Doe hier je uiterste best voor!
Lieve broeder of zuster, ik vraag “je dringend het woord van God door te geven als je daar de kans voor krijgt, of het je nu gelegen komt of niet. (…) Blijf kalm en wees niet bang om voor de Here te lijden. Breng anderen tot Jezus Christus. Laat niets na van wat je moet doen” (2 Timotheüs 4:1-2a,5). De Heilige Geest zij hiervoor altijd met jou! Amen.
Gepreekt op 19 mei 2024 in de Evangelische kerk te Balen.
[1] Didier Pollefeyt and Michael Richards, “The living art of religious education: a paradigm of hermeneutics and dialogue for RE at faith schools today,” British Journal of Religious Education 42, no. 3 (2020): 315,https://doi.org/10.1080/01416200.2019.1593106.
[3] Charles E. Harvey, “John D. Rockefeller, Jr. and the Interchurch World Movement of 1919-1920: A Different Angle on the Ecumenical Movement,” Church History 51, no. 2 (June 1982): 205-209,https://doi.org/10.2307/3165836; Peter Collier and David Horowitz, The Rockefellers: An American Dynasty (New York: Holt, Rindhart and Winston, 1976), 308-316.
[4] G. Wright Doyle, “1901 – 1944 John Sung Song Shangjie Chinese revivalist, evangelist, and author,” Biographical Dictionary of Chinese Christianity, accessed May 15, 2024,https://bdcconline.net/en/stories/john-sung.
[5] Oksana Vysoven, Nina Brehunets, and Tetyana Lohvynyuk, “Repressive Psychiatry as a Means of Combating Religious Dissidents in the Soviet Union,” Occasional Papers on Religion in Eastern Europe 42, no. 4 (May 2022): 61-82,https://doi.org/10.55221/2693-2148.2353.
[6] Tom Torbeyns, “A Strategy from Acts 2 for a Pastor to see a Steady Growth in his Local Church” (paper, Continental Theological Seminary, 2017).
Categorie:Preken
12-05-2024
Hemelvaart als Voorbeeld en als Werkelijkheid
Voordienst: Romeinen 8:19-30 (vertaling naar keuze van de voordienstleider).
Het is goed dat we als christenen geregeld kijken naar het leven van Jezus hier op aarde en dit als voorbeeld en ankerpunt tot ons nemen. Maar laten we vandaag samen kijken naar enkele passages van de Bijbel die betrekking hebben op Jezus’ hemelvaart. Er staan hier heel wat stukken over geschreven in de Bijbel, veel meer dan wij dikwijls denken. Daarom heb ik slechts enkele passages uitgekozen. Laat ze gewoon tot u komen. Ik probeer ze zo goed als ik kan uit te leggen.
Jesaja profeteerde al eeuwen vóór Jezus’ hemelvaart:
“Nadat Hij [dat is Jezus] zijn eigen leven heeft opgeofferd om ons te bevrijden van onze schuld, zal Hij kinderen hebben. En Hij zal heel lang leven. Door Hem zal de Heer zijn plannen kunnen uitvoeren. En nadat Hij zo vreselijk heeft geleden, zal Hij ervan genieten dat Gods plan werkelijkheid is geworden. De Heer zegt: "Zo zal mijn Dienaar, die zelf nooit iets verkeerds gedaan heeft, heel veel mensen bevrijden van hun schuld. Want Hij zal hun ongehoorzaamheid op Zich nemen. Daarom zal Ik Hem een belangrijke plaats geven, bij de machtigen. Hij zal met hen de buit verdelen. Want Hij heeft vrijwillig zijn leven gegeven. Hij heeft Zich laten behandelen als een misdadiger. Zo droeg Hij de ongehoorzaamheid van heel veel mensen. En Hij heeft gebeden voor de schuldige mensen” (Jesaja 53:10b-12).
We mogen met blij gemoed vieren dat we nu Zijn volk zijn dat Hij, als het ware, voor Zich zag. Dat we ons tot Hem bekend hebben en dat we leven in Hem. Dat Hij met ons blijft doorheen de geschiedenis en dat Hij ons zal helpen en steunen wanneer we samenwerken met Hem.
Ook wij mogen bidden, bemiddelen en pleiten voor anderen en hen vergeving schenken. In die zin, mogen wij, in navolging van het Lam Gods, hun ongehoorzaamheid, als het ware, op ons nemen en hun zonden wegdragen. Ook al zijn ze in de fout, ze mogen opnieuw beginnen.
Paulus kwam tot de volgende conclusie, nadat hij tot het diepe besef was gekomen dat die profetie van Jesaja, die we zonet gehoord hebben, in zijn tijd had plaatsgevonden en dat Jezus de Heer is Die nu met de Vader in de hemel troont:
“We weten dat God in alles voor het goede werkt met de mensen die van Hem houden en die Hij volgens zijn plan geroepen heeft. Van tevoren had God al de bedoeling met de mensen waarmee Hij een relatie heeft dat ze op Zijn Zoon zouden gaan lijken. Zo zou Jezus de eerste Zoon zijn die uit God werd geboren. Daarna zou hij nog heel veel broeders en zusters krijgen. En de mensen met wie Hij de bedoeling had dat ze op zijn Zoon zouden gaan lijken, heeft Hij ook geroepen. En de mensen die Hij heeft geroepen, heeft Hij ook rechtvaardig gemaakt. En de mensen die Hij rechtvaardig heeft gemaakt, heeft Hij ook verheerlijkt.
Wat moeten we dan nog zeggen? Als God vóór ons is, wie kan ons dan nog kwaad doen? God heeft zelfs zijn eigen Zoon aan ons gegeven. Dan zal Hij ons toch zeker ook al het andere geven dat we nodig hebben? Wie zal de mensen die door God zijn uitgekozen, nog ergens van kunnen beschuldigen? God Zelf rechtvaardigt hen! Wie zal hen dan nog kunnen veroordelen? Want Christus is voor ons gestorven. En wat nog veel beter is: Hij is uit de dood opgestaan! Nu zit Hij naast God en Hij komt voor ons op. Wie zal ons dan nog kunnen scheiden van de liefde van Christus? (…) Maar in al deze dingen zijn we meer dan overwinnaars, dankzij Hem die van ons houdt. Want ik weet zeker dat geen dood of leven, geen engelen of duivelse geesten, geen enkele macht, geen dingen nu of in de toekomst, geen macht uit de hoogte of uit de diepte, nee, niets op deze aarde ons zal kunnen losmaken van de liefde van God. Die liefde heeft God ons gegeven door Jezus Christus, onze Heer” (Romeinen 8:28-35a, 37-39, BasisBijbel en eigen vertaling).
God wilt een relatie met ons. Hij wilt ons, ondanks onze tekortkomingen, vergeven, vrijspreken, en weer rechtvaardig maken. Hij wil dat we gaan lijken op Zijn Zoon. Hij wil een familie, een volk rond Zich verzamelen; een grote groep mensen die op Hem lijken, die weer rechtvaardig zijn geworden en die Hij eer kan geven, ja, zelfs verheerlijken. Daartoe heeft Hij ons geroepen. Dan behoren wij dit ook te doen voor anderen. Wij behoren anderen ook hiertoe te roepen; hiertoe uit te nodigen.
Martin Luther King had een droom: dat racisme zou ophouden. Hiervoor heeft hij edelmoedig zijn leven gegeven, in navolging van Jezus. Pas na zijn leven is zijn droom, alleszins grotendeels, werkelijkheid geworden.
Jezus had ook een droom: dat alle mensen tot Zijn volk zouden gaan behoren. Hiervoor was Hij gestorven, terug opgestaan én tot de Vader ten hemel gevaren. Werken wij mee aan die grote droom van Jezus die nog steeds verdergaat doorheen de geschiedenis; zelfs in onze levens?
De schrijver van de Hebreeënbrief concludeerde ook omtrent Jezus’ hemelvaart:
“Maar wij hebben dus een machtige Hogepriester. Hij is de hoogste hemel binnen gegaan. Die Hogepriester is Jezus, de Zoon van God. Aan dat geloof moeten we vasthouden. We hebben een Hogepriester die ons kan begrijpen als we zwak zijn. Want we hebben een Hogepriester die op dezelfde manier als wij met het kwaad te maken heeft gekregen. Maar Híj werd nooit ongehoorzaam aan God. Daarom mogen we altijd vol vertrouwen naar Gods troon komen. God verlangt ernaar om ons te vergeven. Daarom zullen we van Hem vergeving krijgen wanneer we verkeerd hebben gedaan. Want Hij zal altijd goed en vriendelijk voor ons zijn. Hij zal ons op het juiste moment te hulp komen” (Hebreeën 4:14-16).
“Onder het oude verbond zijn er heel veel priesters geweest. Want doordat ze stierven, konden ze niet voor eeuwig priester blijven. Maar Jezus leeft voor eeuwig. Daarom zal er nooit meer een andere priester nodig zijn. Daarom kan Hij ook álle mensen redden die door Hem naar God toe komen. Want Hij leeft voor altijd om bij God voor hen op te komen.
Zo'n Hogepriester hadden we ook nodig: volmaakt, zonder ooit ongehoorzaam te zijn aan God, smetteloos, en hoog boven elk ander wezen geplaatst in de geestelijke wereld. Daarom hoeft Hij niet (zoals de andere hogepriesters) elke dag eerst voor zijn eigen ongehoorzaamheid offers te brengen, en daarna voor de ongehoorzaamheid van het volk. Want toen Hij Zichzelf offerde, heeft Hij één keer, voor altijd, het offer gebracht voor de ongehoorzaamheid van alle mensen” (Hebreeën 7:23-27).
We mogen anderen wel wijzen op het rechtvaardige oordeel dat komen zal, dat we allen geoordeeld zullen worden naar onze daden, maar óók dat er een Pleitbezorger voor ons klaarstaat, Die ons vergiffenis en een nieuwe kans wil schenken wanneer we weer opnieuw willen beginnen. Gunnen wij dit anderen ook? Of zijn zij dit niet waard en wij opeens wel? Hier ben ik zeer zeker akkoord met de Reformatie en met de vroege Kerk: we hebben onze redding niet verdiend. Als God ons, ondanks onze tekortkomingen, wilt vergeven, wilt vrijspreken, dan behoren wij dit ook te doen naar anderen. “God verlangt ernaar om ons te vergeven. Daarom zullen we van Hem vergeving krijgen wanneer we verkeerd hebben gedaan. Want Hij zal altijd goed en vriendelijk voor ons zijn. Hij zal ons op het juiste moment te hulp komen” (Hebreeën 4:16b). Doen wij dit ook naar anderen?
Zoals ik in het begin van deze prediking al zei, is het goed dat we als christenen geregeld kijken naar het leven van Jezus hier op aarde en dit als voorbeeld en ankerpunt tot ons nemen. Maar we denken dikwijls onbewust dat dit verhaal stopt bij de hemelvaart van Jezus. Dat Jezus, als het ware, buiten de geschiedenis is gewandeld. Zo komen we eigenlijk onbewust tot de zogenaamde verlichte ideeën dat God terug enkel Schepper en Instandhouder is geworden of zelfs dat God, alleszins praktisch gesproken, dood is.
We denken foetsie, weg is Hij? Neen, maar dé Weg is Hij, nog stééds. Ook de Waarheid en ook het Leven, nog stééds. Niet slechts in de geschiedenis maar nog stééds. God gaat met ons mee doorheen de geschiedenis. Ook in onze dagen en ook vanuit Zijn specifieke plaats in de Hemel. “En Ik ben alle dagen met jullie, totdat de tijd van de wereld om is” (Matteüs 28:20). Bijgevolg: “En de Heer maakte de groep van mensen die gered werden elke dag groter” (Handelingen 2:47b).
Wat kunnen we hier nu uit leren? Dat Hij inderdaad nog stééds met de mensen die op Hem vertrouwen is en dat Zijn genade inderdaad nog stééds meewerkt om onze levens te veranderen naar Zijn Beeld en andere mensenlevens te veranderen opdat ze zich ook tot Zijn groep zullen bekennen. Ook is Hij nog stééds een voorbeeld voor ons. Laten wij dan ook een beeld van Hem; een voorbeeld voor anderen zijn.
Zoals ik al zei, mogen we vieren dat we Zijn volk zijn. Dat we ons tot Hem bekend hebben en leven in Hem. Dat Hij met ons blijft doorheen de geschiedenis en dat Hij ons zal helpen en steunen wanneer we samenwerken met Hem. “We weten dat God in alles voor het goede werkt met de mensen die van Hem houden” (Romeinen 8:28a, mijn vertaling).
Ook wij mogen bemiddelen, bidden en pleiten voor anderen en hen vergeving schenken. Ook al zijn ze in de fout, ze mogen opnieuw beginnen. Er staat een Pleitbezorger voor hen klaar, Die ook hen vergiffenis en een nieuwe kans wil schenken wanneer ze weer opnieuw met Hem willen beginnen.
“Maar Jezus leeft voor eeuwig. Daarom zal er nooit meer een andere priester nodig zijn. Daarom kan Hij ook álle mensen redden die door Hem naar God toe komen. Want Hij leeft voor altijd om bij God voor hen op te komen” (Hebreeën 7:24-25). Geloven we dat deze Hogepriester voor eeuwig leeft bij God onze Vader en dat Hij állen wil behouden? Hij wil niet dat er iemand verloren gaat maar dat allen door Hem tot God onze liefdevolle Vader komen. “Want toen Hij Zichzelf offerde, heeft Hij één keer, voor altijd, het offer gebracht voor de ongehoorzaamheid van alle mensen” (Hebreeën 7:27b). Leven we hiernaar? Verkondigen we dit?
Hemelvaart en het feit dat Jezus nu bij de Vader op de troon zit maakt een verschil voor de eeuwigheid en het zou een verschil moeten maken in onze levens en in de levens van de mensen rondom ons. Want nu hebben we hoop. Hoop die gebaseerd is op dit feit: de Mens Jezus zít op de troon!
Mogen wij daarom, als christenvolk, alle elementen van deze preek toepassen en ook een verschil voor de eeuwigheid maken door onze woorden en daden door Christus onze Heer Die ons is voorgegaan, nu bij de Vader zit en steeds weer liefdevol wacht op ons.
Hij wacht ook op de grote schare die nu nog verloren is. Zijn hoop is dat die ooit tot Zijn volk zal behoren. Laten we aan Zijn droom meewerken. De Heer zit op de troon en werkt hiertoe samen met ons. Amen.
--- Gepreekt op 12 mei 2024 in de Evangelische kerk van Balen.
Behalve indien anders vermeld, zijn de bijbelteksten voor deze preek genomen uit de BasisBijbel.
Categorie:Preken
05-05-2024
Beelden van God
Voordienst: Genesis 1:26-2:1 (NBV).
Als je kijkt naar tempels van verschillende godsdiensten, zoals bijvoorbeeld het Hindoeïsme, dan zie je dat ze altijd een tempel hebben met een afgod in. Een afgod is een afbeelding van een bepaalde godheid. Maar wist je dat de tabernakel in het Oude Testament geen beeld van God had in het heilige der heiligen (Leviticus 26:1)? Waarom? Omdat God op zich niet afgebeeld kan worden, zeker niet vóór de incarnatie van Christus,[1] maar ook omdat de mens het beeld van God is. Kijk maar in Genesis. Daar zien we dat Adam, de man, en Eva, de vrouw, beiden beeld van God zijn. De mens is het beeld van God (Genesis 1:26-27).
Er is discussie onder theologen of de mens het beeld-van-God-zijn is kwijtgeraakt of dat dit beeld in ons gebroken of verwond is geraakt tijdens de zondeval. Maar de Bijbel zegt zelfs na de zondvloed dat de mens het evenbeeld van God is, zonder een verwonding of gebrokenheid te vernoemen (Genesis 9:6) en direct na de zondeval wordt er van de mens gezegd dat hij een vrije wil heeft (zie Genesis 4:6-7, vergelijk met Genesis 3:6). Irenaeus van Lyons leert duidelijk, in tegenstelling tot de dwaalleraren, dat alle mensen een vrije wil van God hebben gekregen en dat dit betekent dat ze allemaal geschapen zijn naar het beeld van God.[2]
Het ultieme Beeld van God is Jezus Christus; de Afbeelding van de Vader (Colossenzen 1:15). Als we Jezus hebben gezien, hebben we God de Vader gezien (Johannes 14:9). Hoezo? Jezus leefde een perfect leven als mens. Als we naar Jezus kijken, zien we dus hoe God het altijd bedoeld had. - Dit staat in schril contrast met hoe de mens, vlak voor de zondvloed, helemaal ontaard was (Genesis 6:2-13). - Volgens Maximus de Belijder koos de mens immers uit vrije wil om de zonde te begaan en moest hij dus zelf kiezen om tegen de zonde in te gaan en om steeds het goede te doen. Zo ook Christus, hoewel Hij, in tegenstelling tot ons, geen zonde had begaan en dus bijgevolg geen gewoonte van zondigen had ontwikkeld.[3]
Voor Maximus is de wil pas werkelijk vrij als we ons bewust focussen op deïficatie of vergoddelijking.[4] Wat is vergoddelijking? Vergoddelijking (beter bekend als theosis) is een concept dat meer wordt benadrukt in het Oosters christendom maar het is wel een Bijbels concept. Daarom zou het, naar mijn mening, een universeel christelijk concept moeten zijn. Ons doel is dat we meer en meer op Christus gaan lijken door onszelf leeg te maken van onze egoïstische motieven of begeerten en door meer en meer de goddelijke natuur in ons op te nemen. Petrus stelde het zo: “Zijn goddelijke macht heeft ons allen geschonken wat nodig is voor een vroom leven, door de kennis van hem die ons geroepen heeft door zijn majesteit en wonderbaarlijke kracht. Hiermee zijn ons kostbare, rijke beloften gedaan, opdat u zou ontkomen aan het verderf dat de wereld beheerst als gevolg van de begeerte, en opdat u deel zou krijgen aan de goddelijke natuur” (2 Petrus 1:3-4). Paulus stelde het als volgt: “Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen. Ze leert ons dat we goddeloze en wereldse begeerten moeten afwijzen en bezonnen, rechtvaardig en vroom in deze wereld moeten leven, in afwachting van het geluk waarop wij hopen: de verschijning van de majesteit van de grote God en van onze redder Jezus Christus. Hij heeft zichzelf voor ons gegeven om ons van alle zonde vrij te kopen, ons te reinigen en ons tot zijn volk te maken, dat vol ijver is om het goede te doen” (Titus 2:11-14). Ik heb zonet 2 Petrus 1 en Titus 2 gelezen maar hetzelfde staat in Efeze 2, zoals u vorige zondagnamiddag hoorde in mijn namiddagpreekje. God wilde dus altijd al dat de alle mensen deel zouden worden van Zijn volk, dat vol ijver is om het goede te doen (cf. Efeze 2:10).
Dit was de beginfase van de mens in het Paradijs (Genesis 1-2) en God wilde dit opnieuw herstellen (e.g. Openbaring 21-22). Met Israël wilde Hij een priesterschap vormen dat zichzelf zou reinigen (zie Exodus 19:14) en God zou representeren: een licht zou zijn voor de hele wereld: “Jullie hebben gezien hoe ik ben opgetreden tegen Egypte, en hoe ik je op adelaarsvleugels gedragen heb en je hier bij mij heb gebracht. Als je mijn woorden ter harte neemt en je aan het verbond met mij houdt, zul je een kostbaar bezit voor mij zijn, kostbaarder dan alle andere volken – want de hele aarde behoort mij toe. Een koninkrijk van priesters zul je zijn, een heilig volk. (…) Toen Mozes de HEER vertelde wat het volk had geantwoord, zei de HEER hem ook: ‘Ga terug naar het volk en zorg ervoor dat ze zich vandaag en morgen heiligen, en laten ze hun kleren wassen’” (Exodus 19:4-6a,10). De bedoeling was dus dat het hele volk zichzelf zou reinigen; dat het hele volk een koninkrijk van priesters zou zijn en hierdoor een licht zou zijn voor de heidenen. Petrus trekt in het Nieuwe Testament dezelfde conclusie over het christenvolk, de vervulling van het volk van Israël: “Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn. (…) Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht” (2 Petrus 2:5b,9). Maar wat doet een priester nu eigenlijk? Een priester is iemand die God vertegenwoordigt naar de mensen en de mensen vertegenwoordigt naar God. Hij staat, als het ware, tussen hemel en aarde, heft de offers van de gelovigen op en geeft hen instructies. Zo bijvoorbeeld ook Mozes die zei tegen Jozua: “Denk je soms dat jij voor mijn belangen moet opkomen? Legde de HEER zijn geest maar op heel het volk! Profeteerde iedereen maar!” (Numeri 11:29). We behoren dus allemaal priesters te zijn: beelden en voorbeelden van God. Zulk een beeld en voorbeeld is voor mij mijn broeder en collega bisschop Mari Emmanuel van Sydney in Australië.
Hoe was Mar Mari een beeld van God en een voorbeeld? Hij dacht niet aan zijn eigen hachje maar preekte vrijmoedig de waarheid van het evangelie voor de moslims. Hij zei hier altijd expliciet bij dat hij hen liefheeft. Op het internet uitten moslimjongeren publiek hun bedreigingen jegens hem maar toch bleef hij de waarheid in liefde preken. Toen een moslimjongere de daad bij het woord voegde op 15 april en Mar Mari verschillende malen met een mes stak, waarbij hij zijn oog verloor, stond hij onmiddellijk recht, ging naar de jongen toe, die ze ondertussen overmeesterd hadden, bad voor hem en vergaf hem. Toen hij weer hersteld was en bijgevolg ontslagen was uit het hospitaal, zei hij in het Arabische gedeelte van zijn eerstvolgende preek: “Heer Jezus, ik bid dat u dit oog aanvaardt als een teken van liefde voor elke moslim. Dit oog is voor jou, geliefde Fadwa [dat is de naam van de tiener die de aanslag op hem pleegde].” Mar Mari hoopt dus dat dit Fadwa (en elke moslim) tot een teken kan zijn waardoor ook hij tot die Christus komt die hem liefheeft en hem wilt redden.[5] Waar Fadwa spijtig genoeg duidelijk een beeld van de duivel is die komt om te stelen en te moorden, is Mar Mari duidelijk een beeld van Christus die komt om vergeving, verzoening en herstel te brengen, ook nadat ze hem de meest vreselijke dingen hebben aangedaan (Johannes 10:7-18). Mar Mari zei ook: “Liefde faalt nooit. Wat er ook met mij persoonlijk is gebeurd, ik bedank de Heer Jezus. Ik vergeef wie dit heeft gedaan, ik zeg tegen hem: ‘Je bent mijn zoon, ik hou van jou en ik zal altijd voor je bidden.’ En wie hem gestuurd heeft om dit te doen, die vergeef ik ook, in Jezus’ machtige naam. Er zit niets in mijn hart behalve liefde voor iedereen, of die persoon nu christen is of niet, dat is totaal naast de kwestie.”[6] Hij bedoelt hiermee dat hij van alle mensen houdt of die nu christen zijn of niet. Ons gebed is dat de moslims, onder andere hierdoor, het licht van het evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het Beeld van God is, zullen zien (naar 2 Korintiërs 4:4b). Het is dus de bedoeling dat ook wij onze eigen begeerten, onze eigen egoïstische verlangens opzij leggen en een beeld van Christus worden. Jezus Christus is het Beeld; de visuele Manifestatie van God (Colossenzen 1:15). Als we Hem hebben gezien, hebben we de Vader gezien (Johannes 14:9). Zo is het ook de bedoeling dat wij een beeld; een visuele manifestatie van Christus worden voor elkaar én voor anderen.
Als we al deze informatie samenbundelen, dan zien we dus dat ons doel als mensen is: priesters en heilige beelden van God zijn door onder andere: onze vijanden lief te hebben, te bidden voor andere mensen en met andere mensen, hun gebeden mee op te heffen naar God, een voorbeeld te zijn voor hen en hen, waar we kunnen, de juiste uitleg te geven. Ik verwees vorige zondag naar Jezus, X verwees bijvoorbeeld ook naar Jezus. Wij allen behoren dit te doen. Zo zijn we beelden of spiegels van God, zoals Hij het bedoeld heeft. Ik sluit af met de woorden van Jezus onze Heer: “Gelukkig zijn jullie wanneer ze je omwille van mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. Verheug je en juich, want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel; zo immers vervolgden ze vóór jullie de profeten. Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt. Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Men steekt ook geen lamp aan om hem vervolgens onder een korenmaat weg te zetten, nee, men zet hem op een standaard, zodat hij licht geeft voor ieder die in huis is. Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel” (Mattheus 5:11-16). Verander dus, waar je kan, bewust naar het beeld van Christus en wees Zijn beeld; Zijn spiegel voor de mensen om je heen, opdat ze de luister van Christus, die het Beeld van God is en het licht van het evangelie kunnen zien (2 Korintiërs 4:4b-6). Amen.
X, onze dierbare oudste, heeft daarnet gesproken over de geschiedenis van onze Evangelische kerk.
Als u deze ochtend ook aanwezig was, dan weet u dat ik het had over hoe herinneringen ons kunnen motiveren om een toekomst vol van hoop tegemoet te gaan. Dit, dankzij het werk van God dat we mogen ervaren in onze levens. Straks zal ik het ook een klein beetje hebben over de toekomst van deze kerk; over hoe we samen een hoopvolle toekomst binnen kunnen stappen, maar eerst een woord over het heden.
Ik mag hier sinds bijna een jaar en half geleden voorgaan. Dit met ondersteuning van mijn kostbare vrouw Y. Zoals X al aangaf, is de samenwerking met de huidige kerkenraad, die dus al bestond voor ik aankwam, inderdaad erg goed.
Sommige dingen zijn in deze kerk hetzelfde gebleven, zoals: een sterke focus op dat er wordt voorgelezen en gepreekt uit de Bijbel en dat we tijdens onze kerkdiensten focussen op God te prijzen met muziek. Ook gaat het kinderwerk verder. Kinderen worden opgevoed met de waarden die wij belangrijk vinden om hen mee te geven. Hoewel ze weliswaar later zelf vrij de keuze maken of ze hierin zullen wandelen of niet. Wij reiken hen de mogelijkheid slechts aan en daar blijft het bij.
Maar nieuwe bezems vegen ook schoon. Zo vond ik het belangrijk dat er ook een zondagsschool voor de oudere kinderen van 7 tot en met 12 jaar zou zijn. Met weer hetzelfde doel: kinderen onze waarden meegeven maar hen natuurlijk wel hier vrij in laten.
Theologen hebben al eens andere inzichten of overtuigingen. Ik ben geen meeloper of naprater. Zo leg ik bijvoorbeeld doorheen mijn preken en Bijbelstudies een sterkere nadruk op de kerkvaders en op de vroege traditie van de toen nog gemeenschappelijke Kerk. Ook kijk ik breder dan de Evangelische hoek door, waar ik kan, de oecumene te ondersteunen, hieraan mee te werken en anderen hier toe uit te nodigen. Velen onder ons zegenen en bidden voor onze broeders en zusters in andere kerkverbanden. We proberen ook, waar mogelijk, samen te bidden en Bijbelstudies te houden. Sommige christenen zijn hier mee akkoord, anderen niet. Soms is het water bij de wijn doen, maar vooral jezelf blijven.
Waar ik vooral een sterke nadruk op probeer te leggen is dat hier een sfeer van vriendschap, van familie-zijn, van liefde en van vertrouwen heerst. Wie je ook bent, wat ook je achtergrond of geloofsovertuiging is, zolang je hier komt met goede bedoelingen, ben je hier van harte welkom!
Het is niet alleen belangrijk dat de relatie tussen ons onderling goed zit. Het is ook belangrijk dat onze relatie met God: onze hemelse Vader en Schepper, Zijn Zoon Jezus Christus en de Heilige Geest goed zit.
Daarom leg ik ook een sterke nadruk op bekering van al datgene wat niet juist is in de ogen van onze Schepper, op de waterdoop en op een heilige levenswandel want “God heeft ons, die één met Jezus Christus zijn, samen met Hem levend gemaakt en ook met Hem een plaats in de hemel gegeven. Door in de persoon van Jezus Christus zo goed voor ons te zijn, heeft God voor altijd laten zien hoe oneindig groot zijn goedheid is. Door uw geloof in Hem bent u gered en dat komt door zijn genade. Dat is niet uw eigen verdienste, maar een geschenk van God. Niemand zal zich erop kunnen beroemen het zelf gepresteerd te hebben. God heeft ons één gemaakt met Jezus Christus met de bedoeling dat wij het goede zouden doen, want dat heeft Hij altijd al gewild” (Efeziërs 2:6-10).
“We leren als groep samen verder over ons geloof vanuit de Bijbel.”
Of je nu al christen bent, je kijkt de kat nog wat uit de boom, of je bent gewoon geïnteresseerd in wat die mensen op een zondagmorgen allemaal uitspoken, je bent van harte welkom. Zo kan jij een deel uitmaken van de toekomstige geschiedenis van deze levende geloofsgemeenschap.
De toekomst, die ligt namelijk nog niet vast. De toekomst maken we zelf. Wil je dit doen vanuit een levend geloof, vanuit een levende relatie met onze Heer Jezus Christus? Dat bepaal jij zelf.
“God wil ons allemaal één maken met Jezus Christus met de bedoeling dat wij het goede zouden doen, want dat heeft Hij altijd al gewild” (naar Efeziërs 2:10). Sta eens stil bij deze uitnodiging, deze hartenwens van God, onze liefdevolle Vader en Schepper. Ik wens je het goede toe! Amen!
Gepreekt op zondagmiddag 28 april 2024 in de Evangelische kerk te Balen.
Categorie:Preken
Herinneringen voor de Toekomst
Voordienstteksten: Psalm 104:1-5 en Psalm 104:24, 31-35 (Het Boek)
Goedemorgen, dierbare gemeenteleden.
Vandaag vieren we het 75 jarig bestaan van deze gemeente. Daarom zou ik graag willen beginnen met een stuk uit een passende Psalm voor te lezen; Psalm 143, vanaf vers 5.
“Ik denk aan vroeger
en aan wat U toen allemaal deed.
Alles wat U hebt gedaan en gemaakt,
trekt aan mijn geestesoog voorbij.
Ik strek mijn handen naar U uit.
Ik verlang naar U
zoals droog land naar water verlangt.
Geef mij snel antwoord, Here,
want ik houd het niet meer uit.
Verberg U niet voor mij,
want dan kan ik beter sterven.
Laat mij ʼs morgens vroeg al
uw goedheid en liefde ervaren.
Ik vertrouw U volkomen.
Laat mij weten welke weg ik moet inslaan.
Alles in mij richt zich op U.”
- Psalm 143:5-8
“Ik denk aan vroeger
en aan wat U toen allemaal deed.
Alles wat U hebt gedaan en gemaakt,
trekt aan mijn geestesoog voorbij.”
Volgens deze Psalm geeft denken aan vroeger, aan de trouw van de Heer ons dus hoop voor de toekomst. Als we denken aan vroeger en we voelen ons neerslachtig, dan zou het wel eens kunnen dat we luisteren naar de woorden van de demonen, die ons maar al te graag herinneren aan wat verkeerd is gegaan en ons permanent neerslachtig willen maken over dingen waar we ons al van hebben bekeerd, maar als we luisteren naar de stem van God, dan krijgen we hoop voor de toekomst. Psalm 143:5 herinnert ons er namelijk aan om bij Gods trouw grondig stil te staan.
Zit je al eens in gebed voor het aangezicht van God en denk je dan aan wat God in het verleden heeft gedaan? Sta eens grondig stil bij alles wat God heeft gedaan. Denk maar eens na over het werk van Zijn handen. Dat is echt waardevol om te doen. Sterker nog, ik wil ons ertoe aanzetten dit in gebed te doen. Laten we daarom nu samen bidden:
“Vader, we kijken terug en staan grondig stil bij alles wat U hebt gedaan voor ons en we zijn blij dat U een trouwe God bent. Inspireer ons vanuit het verleden en gebruik ons leven voor uw glorie. Amen.”
Vanuit deze Psalm vertrouw ik dat God ons, wanneer we naar het verleden kijken om te zien wat God voor ons heeft gedaan, inspiratie en aanmoedigende kracht vanuit het verleden kan geven om ons geloof te geven in het heden en hoop voor de toekomst. Hier zal ik het deze namiddag onder andere over hebben.
Maar laten we nu even stilstaan bij God en het werk van Zijn handen. Er staat in Zijn woord dat Hij sprak: laat er licht zijn en er was plotseling licht. Hij sprak en bergen ontstonden. Hij sprak en er stroomde water op het land. Waar er voorheen niet eens zoiets als water bestond, schiep Hij het. Hij schiep niet uit het niets, uit een big bang, uit een oerzee of dergelijke. Nee, Hij sprak en Hij schiep de hemel en de aarde en alle dieren naar hun soort (Genesis 1:1-4, 20-21, 24-25). Op Zijn bevel verscheen dit allemaal.
Psalm 143 zet ons er dus toe aan God te prijzen.
Wij staan stil bij het werk van Zijn handen. Alle wezens die momenteel in de zee leven, heeft Hij allemaal geschapen. Stuk voor stuk ontworpen door Hem, stuk voor stuk geschapen naar hun soort (Genesis 1:20-21). We denken bijvoorbeeld aan leeuwen en cheeta's en vogels, olifanten en kleine mieren en termieten. Onze grote God heeft al deze wezens gemaakt en elk van hen krijgt hun voedsel; hun levensonderhoud van Hem (Genesis 1:24-25; Psalm 104). Wij prijzen God voor Zijn werk: de schepping; het werk van Zijn handen. We hebben tijdens deze preek enkel nog maar nagedacht over het eerste hoofdstuk van de Bijbel en we hebben nog maar één Psalm bekeken. Er staat zo véél in de Bijbel om uit te pakken. We gaan er dikwijls zo licht overheen!
Op één of andere manier zijn die Goddelijk geïnspireerde verhalen tot bij ons geraakt, zelfs dat verhaal waar alleen God bij was, namelijk het scheppingsverhaal. Dit alles is al een énorm wonder. En wat we verder zien doorheen de Bijbel is dat de Joden hun eigen verhalen in Gods scheppingsverhaal verweefden. (En die verhalen zijn ook op hun beurt tot bij ons zijn geraakt. Hoe wonderbaarlijk is dit toch allemaal!)
En dit stelt ons tot voorbeeld! De Naam van onze God is namelijk Jahweh; Hij die met ons is. God gaat met ons mee, doorheen de geschiedenis (zie Exodus 3:14). Ons leven is daar maar een klein stukje van maar ook voor God zijn onze levens belangrijk, of dit nu in de mensen hun ogen van veel betekenis is of niet.
Nu even iets over gedenktekens en hét gedenkteken in het leven van vele van onze gemeenteleden.
De Twaalf Stenen, waarover wordt gesproken in het boek Jozua, zijn stèle. Stèles zijn een veel voorkomende vorm van gedenktekens voor het markeren van een spectaculaire, dikwijls bovennatuurlijke, gebeurtenis. Jozua liet twaalf stenen of stèles leggen ter herinnering aan het verbazingwekkende wonder “dat de Jordaan ophield met stromen toen de ark van het verbond de rivier overstak” (Jozua 4:7).
Op dezelfde manier gebruikte de profeet Elia twaalf stenen om een altaar te bouwen (1 Koningen 18:30–31). Wat uniek was aan het altaar van Elia was dat God het offer aanstak met vuur uit de hemel. De timing van deze vertoning maakte het tot de meest spectaculaire bovennatuurlijke gebeurtenis sinds de Exodus. Het gebruik van een twaalfstenen monument werd een vorm van het markeren van een spectaculaire gebeurtenis. Koning Josia zou de praktijk volledig afgeschaft hebben tijdens zijn religieuze hervorming omdat sommige mensen een religieuze betekenis aan de stenen zelf toekenden en afgodsbeelden maakten. Zo neigden ze naar afgoderij (2 Koningen 21:26b-23:28, lees Deuteronomium 12). Religieuze gedenktekens behoren te verwijzen naar de ware God (Jozua 4:20-24).
Zo ook onze gemeente; hét gedenkteken in het leven van vele van onze gemeenteleden.
Bij de voorbereiding van de PowerPoint voor deze namiddag, waar ook X en Y aan hebben gewerkt, zag ik dikwijls foto’s van ons kerkgebouw, doorheen de jaren. Dit kerkgebouw zou je een monument kunnen noemen van wat God heeft gedaan doorheen de jaren, en dit voor alle kerkgebouwen in de omstreken, ook van kerken die nog véél ouder zijn. Natuurlijk moeten we de stenen niet gaan verafgoden. Aan de stenen op zich is niets heiligs maar ze getuigen wel van een christelijke geschiedenis in Rosselaar en omstreken.
Voor vele van onze mensen, komen er herinneringen naar boven, als ze kijken naar dit gebouw of naar bepaalde hoeken in deze kerk. Soms goede herinneringen, soms slechte. Laten we vooral vasthouden aan de goede herinneringen en hierop verder bouwen. Laten we vergeven wat verkeerd is gegaan en de Heer in die dingen om genezing bidden. Vergeving is niet ontkennen wat er is gebeurd of doen alsof het ons niet raakt maar het is samen naar een weg vooruit zoeken en elkaar een nieuwe kans geven. God heeft ons in onze levens al dikwijls een nieuwe weg; een nieuwe kans gegeven. Waarom zouden wij dan geen nieuwe kans geven aan onze broeders of zusters?
Jozua liet twaalf stenen leggen ter herinnering aan het verbazingwekkende wonder “dat de Jordaan ophield met stromen toen de ark van het verbond de rivier overstak” (Jozua 4:7). Impliciet verwijst deze laatstgenoemde gebeurtenis ook verder terug naar het splijten van en de redding van Gods volk doorheen de Schelfzee of Rode Zee (Exodus 14). Jozua begrijpt dit en zegt dit ook expliciet: “Het is hetzelfde wonder dat de Here veertig jaar geleden bij de Rietzee deed” (Jozua 4:23b). Waar het onmogelijk was, baande God een nieuwe weg. Wij zijn overgestoken door het water van de doop tot het kruis van Jezus. Waar het onmogelijk was voor ons om vergeven te worden, baande God, door het kruisoffer van Zijn Zoon Jezus Christus, voor ons een nieuwe weg. De Heer is namelijk trouw geweest. “Heb daarom diep ontzag voor de Here en dien Hem oprecht en trouw. Doe de afgodsbeelden die uw voorouders aan de Eufraat en in Egypte vereerden, voor altijd weg. Aanbid alleen de Here” (Jozua 24:14). We hebben het oude leven afgelegd en het nieuwe leven opgenomen: “Maar ik en mijn gezin, wij zullen de Here dienen” (Jozua 24:15b). Laten wij deze les toepassen door wat verkeerd was in het verleden achter te laten en samen nieuwe wegen te banen!
Wanneer we het hebben over het verleden en over herinneringen, dan is de mooiste herinnering die die we vinden in het Nieuwe Testament. Dit is het ankerpunt van de geschiedenis, namelijk dat Jezus Christus het Woord van God naar ons toe kwam, geboren uit een maagd in een wereld in nood. Hij kwam naar ons uit liefde en barmhartigheid. God in het vlees. Emmanuel, God met ons (Mattheüs 1:23), zoals al lang daarvoor gepland en geopenbaard door onze grote God (Jesaja 7:14). Jezus leefde als mens een perfect leven. Hij stierf aan het kruis voor onze zonden. Hij stond op uit de dood; Hij overwon de dood. Vervolgens zorgde Hij ervoor, in samenwerking met zijn christenvolk doorheen de geschiedenis, dat dit goede nieuws overal ter wereld verspreid werd. Kostbare mensen uit Zijn volk gaven hun leven om dit goede nieuws bekend te maken, ook aan ons. Met God kunnen we samen verder bouwen in en aan een toekomst vol van hoop.
Laten we op dit moment in de geschiedenis samen bidden:
“God, wij vertrouwen U. Wij prijzen U. Wij houden van U en we aanbidden U. Wij geven ons aan U over. Werk in ons leven, hoe U maar wilt. Leid ons leven. Doe uw wil in onze levens. Mogen onze levens Uw vakmanschap zijn; het werk van Uw handen. Onze gezinnen, onze kerk, doe in ons midden wat U maar wilt om Uw glorie in onze dagen op nog grotere manieren te tonen. Help ons de dagen van weleer te herinneren, zoals ons wordt aangemoedigd in Psalm 143, en help ons grondig stil te staan bij alles wat U heeft gedaan. Leer ons na te denken over het werk van Uw handen: in de schepping, doorheen de geschiedenis, en in onze levens en help ons om U doorheen onze levens verder te aanbidden en groot te maken. In Jezus’ naam. Amen.”
Gepreekt op zondagochtend 28 april 2024 in de Evangelische kerk te Balen.
Categorie:Preken
14-04-2024
Herders zijn
Voordienst: Johannes 10:11-18 (BasisBijbel).
Een herder met zijn kudde schapen zie je niet zo dikwijls meer in het dagelijks straatbeeld. Het woord herder komt ook al niet zo vaak meer voor, tenzij in kerkelijke kringen. In het woord ‘pastoraal’ steekt bijvoorbeeld het woord ‘pastor’, en dit betekent herder. Pastorale hulpverlening is dus herderlijke hulpverlening. Herderlijke hulpverlening bevat begaan zijn met mensen; mensen willen helpen en leiden naar het goede. Dit kan bijvoorbeeld herstel in hun levens zijn.
Zoek maar eens in de goed gevulde weekendkranten met hun bijlages. Je verneemt dikwijls veel over politici, over vedetten en over schanddalen. Zelden vind je daar het woord herder. Je vindt het evenmin in het blad van elke dag, al kan je er nu en dan de klacht lezen over mensen die hun leiderschap onvoldoende uitoefenen of zelf misbruiken. Het zijn geen goede herders, maar dit woord gebruikt de journalist niet. Zelfs als men het woord herder niet gebruikt, willen toch meerdere mensen goede herders zijn voor wie en wat hun is toevertrouwd.
God, de herder van zijn volk
De profeet Ezechiël heeft een zware aanklacht tegen de slechte herders die de koningen van Israël vaak zijn geweest. De profeet geeft aan hoe God Zelf als een goede Herder optreedt om de schapen te beschermen, het zieke te genezen, het verdwaalde op te sporen (Ezechiël 34).
De Jood bad en bidt met vertrouwen psalm 23 en deze wordt nog graag en vaak gezongen “God is de Herder, die waakt over mij”, maar zowel de Jood in het concentratiekamp van Auschwitz als mensen die nu lijden in Palestina, in Israël, in Oekraïne, in Rusland, in Armenië of in Oost-Congo stelden en stellen zich de vraag: “Waar is de Herder in ons lijden?”. En er wordt echt veel geleden, ook hier in België.
Psalm 23 blijft nochtans een gebed van vertrouwen. Janet Winston was ernstig verwond bij de aanslag in de luchthaven van Zaventem op 22 maart 2016, acht jaar geleden. Vorige maand getuigde zij hierover in het blad Tertio: “Hoewel ik dacht dat ik stierf, was ik merkwaardig kalm. Ik bezwijmde met de gedachte: ’Al ga ik door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want U bent bij mij’ (ps.23,4). Ik had mijn vertrouwen op Hem gesteld en wist waar ik naartoe ging.” Zij blijft het verwonderlijk vinden dat de woorden die op dat ogenblik door haar heen gingen, uit de Bijbel kwamen (Tertio, 20 maart 2024).
Als christenen hebben we net daarom de blijvende opdracht om het goede woord van de Bijbel door te geven, het te verkondigen en te beleven. Dit kan namelijk een diepe, ondoorgrondelijke troost zijn voor mensen in tijden van nood, van lijden, van verdriet of van beproeving.
Jezus, de goede Herder
Herder is een van de vele beelden die Jezus gebruikt om over Zichzelf te spreken en om Zichzelf te typeren en te situeren.
De herder is helemaal begaan met zijn schapen. Hij zal het schaap gaan opzoeken waar het verstrikt is geraakt. De huurling vlucht als de wolf komt. Hij zal zichzelf in veiligheid stellen, als gevaren dreigen. De huurling geeft zich volgens Jezus niet helemaal. Hij is immers minder met de kudde verbonden.
Jezus tekent met gulle trekken een portret van Zichzelf. Als herder is Hij er ten volle voor Zijn schapen. Wij kunnen eronder lijden wanneer niemand naar ons omziet. Maar Jezus zegt dat Hij als goede herder ons kent en naar ons omziet. Hij kent Zijn schapen en houdt van hen. Hij zal ze redden bij gevaar. Hij ziet wie Hem zijn toevertrouwd heel graag en Hij is bezorgd om elk van Zijn schapen. “Ik geef mijn leven voor de schapen” (Johannes 10:16), zegt Hij in de evangeliën tot viermaal toe.
In kerkelijke kringen wordt het beeld van de herder vaak gebruikt. Schapen zijn geliefd, zeker de lammetjes, maar ze roepen soms ergens ook een houding op die we niet mogen aannemen. We hoeven niet schaapachtig te zijn. We zijn geen kuddedier. We willen evenmin de schapen zijn die door hun herders geschoren worden, door herders die uit zijn op winstbejag.
Verbondenheid
God is de Herder en Hij verwacht dat zijn mensen voor elkaar en in de maatschappij goede herders en herderinnen zouden zijn. Kerken, en ook bedrijven, hebben herders en herderinnen nodig die naar de geur van de schapen ruiken. Jezus verruimt onze blik wanneer Hij Zijn zorg wil delen en uitdrukken met anderen die zich buiten Zijn schaapstal bevinden.
Christus wil dat verantwoordelijken in Zijn Kerk tot aan de voleinding der tijden herders zullen zijn. Een verantwoordelijke in de Kerk dient het voorbeeld van de goede Herder voor ogen te houden Die niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en om voor Zijn schapen Zijn leven te geven; herders voor de gelovigen zijn. Dat is essentieel!
En het moet ook gezegd worden: niet elke verantwoordelijke en christengelovige is waakzaam en trouw geweest. De kerk lijdt onder misbruik van herders en herderinnen. Zij weet van herders in de mist. Zij weet van wolven in herderskleren die hun zogenaamde schapen verscheuren.
Laten wij anders zijn. Laten we allemaal het beeld voor ogen houden van Jezus de goede Herder, Die tederheid, nabijheid en zorg uitdrukt en laten we Hem navolgen, of we nu een officiële functie in de kerk hebben of niet. De Vader gaf aan Jezus de opdracht om Zijn leven neer te leggen (Johannes 10:18b). Wij behoren navolgers van Christus te zijn: “Kinderen die van hun vader houden, doen hun vader in alles na. Laat op dezelfde manier God jullie voorbeeld zijn en doe Hem na. Houd van elkaar, net zoals Christus van ons houdt. Want omdat Hij zoveel van ons houdt, heeft Hij zijn leven voor ons geofferd. En God was blij met zijn offer” (Efeziërs 5:1-2). Hij vertelde ons ook: “Luister goed! Ik zeg jullie: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij gewoon één enkele graankorrel. Maar als de korrel in de aarde sterft, levert dat een grote oogst op. Iemand die aan zijn leven vasthoudt, raakt het kwijt. Maar als hij niet geeft om zijn leven in deze wereld, zal hij het eeuwige leven krijgen. Als iemand Mij wil dienen, moet hij Mij volgen. En waar Ik ben, zal ook hij zijn als mijn dienaar. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem prijzen” (Johannes 12:24-26). Laten wij dus er ook voor kiezen om niet voor onszelf te leven maar om ook, net zoals Jezus, ons leven over te hebben voor de schapen (Johannes 10:11, 15b).
Als je jezelf christen noemt, dan ben je hiertoe geroepen. Laten we bidden en ondersteunen dat elke gedoopte christen zijn of haar roeping mag ontdekken en beleven en dat wij samen op weg mogen gaan als pelgrims die hoop en vertrouwen uitstralen in deze niet zo gemakkelijke tijden. “Het leven van goede mensen lijkt op het glanzen van het eerste ochtendlicht dat steeds helderder gaat stralen, totdat het helemaal dag is” (Spreuken 4:18b). “Laten we daarom alles uit ons leven wegdoen wat onze omgang met God in de weg staat, en alles waarin we God ongehoorzaam zijn. Het is alsof we een hardloopwedstrijd lopen die voor ons is uitgezet. We moeten geduldig tot aan het einde doen wat God van ons vraagt. Daarbij moeten we alleen op Jezus letten, want Hij is onze Leider. Hij wijst ons de weg en gaat voor ons uit. Hij is ons voorbeeld in het geloof. Hij verdroeg de dood aan het kruis en alle schande, omdat Hij wist hoe blij Hij daarna zou zijn. Nu zit Hij naast God op de troon” (Hebreeën 12:1b-2). Hoe gaan we om met elkaar en met mensen buiten onze kerk? Doen we dat als zorgzame herders in navolging van onze ene Opperherder? “De wijze mensen zullen stralen als de sterren aan de hemel. Zij die andere mensen hebben geleerd hoe ze God moeten dienen, zullen schitteren als de sterren, voor altijd en eeuwig” (Daniël 12:3). We kunnen anderen onderwijzen maar tegelijk ook, door onze daden, hen tot een voorbeeld zijn, opdat ze Christus mogen zien. De Heer zegene u in het uitvoeren van uw bediening! Amen!
---
Behalve indien anders vermeld, zijn de bijbelteksten voor deze preek genomen uit de BasisBijbel.
Deze preek is verder gebouwd op “De Herder en de Huurling”, van een anonieme auteur, te vinden op preken.be. Hij werd gepreekt op 14 april 2024 in de Evangelische Kerk van Balen.
Categorie:Preken
07-04-2024
De stille Stem van God
Voordienst: 1 Koningen 19:1-18 (BasisBijbel).
Goedemorgen allemaal. Voor deze preek als aanleiding op de doop van X moet ik eerst even een context geven als introductie. Vandaag gaan we naar Elia en Noach kijken als voorbeeldfiguren. Elia was een profeet van God in het land Israël. In Israël werden de mensen beetgenomen. Religie was louter staatsgodsdienst geworden. Iets wat geld in het laadje van koning Achab en koningin Izebel bracht. Elia was dat bedrog beu en ging een weddenschap aan met wel 950 corrupte profeten voor de ogen van heel het volk. Hij alleen tegen de corrupte profeten. Vuur daalde neer vanuit de hemel en daarmee bewees Jahweh, de God van Elia, dat Hij de ware God is. Noach bespreken we straks nog wel, laten we nu verder kijken naar wat er met Elia gebeurde:
‘[Koning] Achab vertelde aan [koningin] Izebel wat Elia had gedaan en dat Elia alle profeten had gedood. Toen stuurde Izebel een boodschapper naar Elia die hem moest zeggen: "Ik zweer bij de goden dat jij morgen net zo dood zal zijn als die profeten." Toen Elia dat hoorde, vluchtte hij. Hij kwam bij Berseba in Juda. Daar liet hij zijn dienaar achter. Zelf liep hij een dagreis ver de woestijn in. Daar ging hij onder een struik zitten en bad dat hij zou sterven. Hij zei: "Ik heb er genoeg van, Heer. Neem mijn leven maar. Ik ben niet beter dan mijn voorouders." Hij ging onder de struik liggen en viel in slaap. Maar een engel raakte hem aan en zei tegen hem: "Sta op en eet." Toen hij rondkeek, zag hij bij zijn hoofd een versgebakken koek liggen en een kruik water staan. Hij at en dronk en ging weer liggen. Maar de engel van de Heer raakte hem voor de tweede keer aan en zei: "Sta op en eet. Want anders zal de reis te ver voor je zijn." Hij stond op, at en dronk en liep door de kracht van dat voedsel 40 dagen en 40 nachten lang, tot hij bij Horeb kwam, de berg van God. Daar vond hij een grot waar hij die nacht bleef slapen.
Toen vroeg de Heer hem: "Wat doe je hier, Elia?" Elia zei: "Ik heb heel erg mijn best gedaan voor U, de God van de hemelse legers. Maar de Israëlieten hebben zich niet meer aan uw verbond gehouden. Ze hebben uw altaren afgebroken en uw profeten gedood. Daardoor ben ik alleen overgebleven. En nu proberen ze mij óók te doden." De Heer zei: "Ga naar buiten en kom bij Mij op de berg staan." Vlak voordat de Heer voorbij zou gaan, begon het geweldig hard te stormen. De wind die voor de Heer uit ging, verscheurde bergen en brak rotsen stuk. Maar de Heer was niet in de storm. Na de wind kwam er een aardbeving. Maar de Heer was niet in de aardbeving. Na de aardbeving kwam er een vuur. Maar de Heer was niet in het vuur. Na het vuur hoorde Elia het suizen van een zacht briesje. Zodra hij dat hoorde, sloeg hij zijn mantel voor zijn gezicht en bleef in de ingang van de grot staan.
Toen zei een stem tegen hem: "Wat doe je hier, Elia?" Elia zei: "Ik heb heel erg mijn best gedaan voor U, de God van de hemelse legers. Maar de Israëlieten hebben zich niet meer aan uw verbond gehouden. Ze hebben uw altaren afgebroken en uw profeten gedood. Daardoor ben ik alleen overgebleven. En nu proberen ze mij óók te doden." Toen zei de Heer tegen hem: "Ga dezelfde weg terug die je bent gekomen, naar de woestijn van Damaskus. Ga Damaskus in en zalf daar Hazaël tot koning van Aram. En zalf Jehu, de zoon van Nimsi, tot koning van Israël. En zalf Elisa, de zoon van Safat uit Abel-Mehola, tot profeet in jouw plaats. Iedereen die ontsnapt aan het zwaard van Hazaël, zal door Jehu worden gedood. En iedereen die ontsnapt aan het zwaard van Jehu, zal door Elisa worden gedood. En Ik heb ervoor gezorgd dat er in Israël nog 7000 mensen over zijn die hun knieën niet voor Baäl hebben gebogen en zijn beeld niet hebben gekust."’
- 1 Koningen 19:1-18 (BasisBijbel)
Vorige keer, bij de doop van Y, had ik het over ervoor te kiezen slechte stemmen van ons verleden achter te laten. Dat kunnen bijvoorbeeld trauma’s of zonden zijn. Deze beslissing heeft X ook gemaakt.
Maar vandaag ga ik het hebben over het bewust kiezen om te luisteren naar goede stemmen. Dit kan de stem van God zijn maar ook de stem van goede vrienden of de stem van je geweten.
Soms denken we dat de doop iets spectaculairs moet zijn. Iets waarbij, zoals bij Jezus, er een stem uit de hemel komt en God aan ons verschijnt. Of het moet iets zijn waarin X heel emotioneel wordt.
In het verhaal van Eliah op de berg Horeb, zien we echter dat God niet in de harde storm, de harde aardbeving of het vuur was maar dat hij kwam als een zacht briesje. God kiest er dikwijls voor om tot ons te komen in de stem van ons geweten, in de stem van een bemoediging, in de stem die fluistert: goed gedaan, mijn geliefde zoon, je hebt vandaag de juiste keuze gemaakt.
X hoeft dus, met andere woorden, straks niet in tranen uit te barsten, hoewel tranen hier wel mee gepaard kunnen gaan. Er hoeft hier geen zichtbaar wonder plaats te vinden, hoewel dit ook wel kan.
Wat wel nodig is, is dat X een beslissing neemt. Een beslissing om zich te onderwerpen aan en te leven voor Koning Jezus, net zoals Elia dit had gedaan nadat hij de stem van de Heer persoonlijk tot zich had horen spreken, hoewel de levensbedreigende situatie rondom hem niet veranderd was.
En er waren er nog 7000 die recht voor God en voor hun geweten stonden en die niet hadden meegedaan met de populaire religie maar die er voor hadden gekozen om God trouw te blijven dienen, ondanks alle gevaren die dit met zich meebrengt. Zo ook X. Atheïsme, agnosticisme en islam zijn vandaag ‘in’ maar X kiest er bewust voor om christen te zijn en dit voor zijn vrienden vrijmoedig te tonen en te belijden. Met een zuiver geweten, kiest hij er vandaag voor om de ware God voortaan te dienen. Inderdaad,
“Zorg dat jullie een zuiver geweten hebben. Want dan zullen de mensen die slechte dingen over jullie leven met Christus zeggen, voor schut komen te staan. Want als God wil dat jullie lijden, is het beter om te lijden voor het doen van goede dingen, dan voor het doen van slechte dingen.
Ook Christus Zelf heeft één keer geleden voor de ongehoorzaamheid van de mensen. Hij was Zelf een onschuldig mens. Maar Hij werd gedood voor schuldige mensen. Zo kon Hij jullie bij God brengen. Zijn lichaam werd gedood, maar zijn geest werd levend gemaakt. Zo ging Hij het goede nieuws vertellen aan de geesten die in [het dodenrijk in] de gevangenis zaten. Dat zijn de geesten van de mensen die vroeger ongehoorzaam bleven aan God, ook al bleef God geduldig afwachten of ze alsnog naar Hem zouden willen luisteren. Dat was in de tijd dat Noach de boot bouwde waarin een klein aantal mensen (acht mensen om precies te zijn) door het water heen gered werd.
[Petrus zegt hier dat Noach en zijn gezin koppig waren. Ze kozen er namelijk voor om de ware God te blijven dienen, ook toen dat niet ‘in’ was. Zij volgden hun gewetens en de stem van God en zo werden zij een beeld van de doop voor ons:]
Ook jullie worden door het water heen gered. Namelijk door het water van de doop. De doop is niet iets wat het vuil van je lichaam afwast. Maar de doop is een gebed tot God, een gebed van een geweten dat zuiver is geworden. Jullie worden gered door de doop, doordat Jezus uit de dood is opgestaan. En nadat Jezus uit de dood is opgestaan, is Hij naar de hemel gegaan en naast God gaan zitten. En alle engelen en machten en krachten moeten Hem nu gehoorzamen.”
- 1 Petrus 3:16-22 (BasisBijbel)
Niet-christenen worden opgeroepen om hunzelf aan Koning Jezus te onderwerpen door de doop. Dit is in onze tijd geen populaire keuze meer maar hierdoor worden hun zonden afgewassen en krijgen ze een rein geweten. Christenen worden opgeroepen om hun geweten en de stem van God koppig en trouw te blijven volgen, ook na de doop:
"Want ik [Paulus] wil niet, broeders, dat u onbekend is, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, allen door de zee zijn heengegaan, allen tot Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee, allen hetzelfde geestelijke voedsel aten en allen dezelfde geestelijke drank dronken. (want zij dronken allen uit een geestelijke steenrots die volgde; de steenrots nu was Christus.) Maar in de meesten van hen had God geen welgevallen, want zij zijn neergeveld in de woestijn. En deze dingen gebeurden tot voorbeelden voor ons, opdat wij geen begeerte in het kwade zouden hebben, zoals ook zij er begeerte in hadden. Wordt ook geen afgodendienaars zoals sommigen van hen, zoals geschreven staat: 'Het volk ging zitten om te eten en te drinken, en zij stonden op om te spelen'. Laten wij ook niet hoereren, zoals sommigen van hen hoereerden en er vielen er op één dag drieëntwintigduizend. Laten wij ook Christus niet verzoeken, zoals sommigen van hen Hem verzochten en door de slangen omkwamen. Moppert ook niet, zoals sommigen van hen mopperden en door de verderver omkwamen. Al deze dingen nu zijn hun overkomen als voorbeelden en zijn beschreven tot waarschuwing voor ons, op wie de einden van de eeuwen zijn gekomen. Daarom, laat hij die meent te staan, uitkijken dat hij niet valt."
- 1 Korinthiërs 10:1-12 (TELOS-vertaling)
In het kort uitgelegd, gebruikt Paulus hier een verhaal uit het Oude Testament. Hij verwijst hier namelijk naar het volk van Israël in de tijd van de Exodus, toen ze al in de woestijn waren. Hij gebruikt dit als beeld en voorbeeld voor de gedoopte christenen:
De Israëlieten, zo leert Paulus hier, waren ook “gedoopt” ["de zee"] en bezaten ook de Heilige Geest ["de wolk"]. Ze dronken van Christus ("de steenrots", symbool van de eucharistie, bij ons beter bekend als het avondmaal). In het kort: ze hadden de doop ontvangen, waren vervuld met de Heilige Geest en namen deel aan de Eucharistie of het avondmaal. Ze waren dus typisch leden van de Kerk; het volk van God.
Toch heeft de overgrote meerderheid van hen het beloofde land niet bereikt. God was niet tevreden met hen omdat ze begeerte in het kwade hadden, van daaruit afgodendienst en hoererij bedreven, Christus verzochten en mopperden.
Paulus’ conclusie is dus tegen eens-gered-altijd-gered: “Ik ben gedoopt en nu is alles voor eeuwig in orde.” Neen! De doop is een serieuze beslissing en het is de bedoeling dat we niet alleen in de doop trouw zweren aan Christus maar hierna voor altijd trouw aan Hem blijven.
“Daarom, laat hij die meent te staan, uitkijken dat hij niet valt. U heeft geen verzoeking getroffen dan menselijke; en God is getrouw, die niet zal toelaten dat u verzocht wordt boven wat u kunt [verdragen]; maar met de verzoeking zal Hij ook de uitkomst geven, zodat u ze kunt verdragen.”
- 1 Korinthiërs 10:12-13 (TELOS-vertaling)
Vat goede moed en strijd door! Volg koppig de stille stem van God! Wees trouw aan Christus en houd je steeds aan dit besluit! Amen!
Gepreekt op zondag 7 april 2024 in de Evangelische kerk te Balen.
Categorie:Preken
24-03-2024
De Dwaasheid der Prediking
Voordienst: 1 Korintiërs 1:18-25 (NBG51).
Goedemorgen iedereen,
Ik ga vandaag beginnen met de tekst van de voordienst nogmaals voor te lezen. Hierop heb ik mijn preek voor vanochtend gebaseerd, dus luister zeker aandachtig:
“Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. Want er staat geschreven:
Verderven zal Ik de wijsheid der wijzen, en het verstand der verstandigen zal Ik verdoen.
Waar blijft de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de redetwister van deze tijd? Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt? Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven. Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” (1 Korintiërs 1:18-25).
Indien je je ietwat bezighoudt met christelijke liturgische kalenders, dan weet je dat we momenteel in de vastentijd zitten; de periode naar aanloop van Pasen. In deze periode is het onder christenen de gewoonte om grondiger na te denken over wat ze denken, geloven en doen en om grondiger stil te staan bij het lijden en de kruisdood van Jezus Christus onze Heer, alvorens Zijn opstanding te vieren bij Pasen.
Laten we even samen nadenken over Zijn kruisdood. We horen misschien wel elke zondag: “Jezus is gestorven aan het kruis voor jouw zonden.” Maar dat we dit überhaupt nog horen is, menselijk gesproken, uiterst onwaarschijnlijk! De Joden wilden tekenen en mirakels, de Grieken wilden wijsheid. Maar waar was nu dat teken, dat mirakel? Waar was nu die wijsheid? De man die beweerde de Messias te zijn, waar velen hun hoop op hadden gesteld was tussen de zware criminelen op een kruis genageld. Einde verhaal. Game over.
“En de voorbijgangers spraken lastertaal tegen Hem, schudden hun hoofd en zeiden: Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red Uzelf, indien Gij Gods Zoon zijt, en kom af van het kruis! Evenzo spotten de overpriesters samen met de schriftgeleerden en oudsten en zij zeiden: Anderen heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden. Hij is Israëls Koning; laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen aan Hem geloven. Hij heeft zijn vertrouwen op God gesteld; laat die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallen in Hem heeft; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. Op dezelfde wijze beschimpten Hem ook de rovers, die met Hem gekruisigd waren” (Matteus 27:39-44).
Om zeker te zijn dat Jezus niet zou leven in de harten of in de overtuigingen van mensen, stelde de geschiedenis alles in haar werk opdat de mensen Hem zouden vergeten.
Na Zijn kruisiging, dus voor Zijn opstanding, gebeurde namelijk het volgende:
“De volgende dag, dat is na de Voorbereiding, kwamen de overpriesters en de Farizeeën gezamenlijk tot Pilatus, en zij zeiden: Heer, wij hebben ons herinnerd, dat die verleider bij zijn leven gezegd heeft: Na drie dagen word Ik opgewekt. Geef daarom bevel het graf te verzekeren tot de derde dag; anders konden zijn discipelen Hem komen stelen, en tot het volk zeggen: Hij is opgewekt uit de doden, en de laatste dwaling zou erger zijn dan de eerste. Pilatus zeide tot hen: Hier hebt gij een wacht, gaat heen en verzekert het naar uw beste weten. Zij gingen heen en verzekerden het graf met de wacht, na de steen verzegeld te hebben” (Matteus 27:62-66).
En na Zijn opstanding gebeurde het volgende:
“Toen zij onderweg waren, zie, enigen van de wacht kwamen in de stad om de overpriesters al het gebeurde te berichten. En in een vergadering met de oudsten kwamen zij tot een besluit en zij gaven de soldaten veel geld, en zij zeiden: Zegt, zijn discipelen zijn des nachts gekomen en hebben Hem gestolen, terwijl wij sliepen. En indien dit de stadhouder ter ore komt, wij zullen het in orde brengen en maken, dat gij buiten moeite blijft. En zij namen het geld aan en deden zoals hun gezegd was. En dit gerucht is onder de Joden verbreid tot [de dag van] heden toe” (Matteus 28:11-15).
Je ziet dus, dat er vele valse getuigenissen rondgingen over Jezus met de bedoeling dat Zijn verhaal; dat Zijn opstanding vergeten zou worden.
De bijbeltekst van Paulus die we in het begin gehoord hebben, zou ik als titel geven: “De waarheid wint gewoon”. Want hoe loste Jezus dit op? Allereerst door mooiklinkende wijsheid of door machtige wonderen? Neen! Gewoon door de opdracht van de verkondiging van de waarheid. Luister maar naar de oplossing van Jezus: “En Jezus trad naderbij en sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in de hemel en op [de] aarde. Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb” (Matteus 28:18-19).
Jezus’ oplossing was niet welbespraaktheid of wonderen en tekenen maar gewoon de opdracht van de verkondiging van de waarheid en de belofte dat Hij met Zijn volgelingen, die deze taak ter harte nemen en uitvoeren, zal zijn: “En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld” (Matteus 28:20).
Ziet u, het verhaal van Jezus, van het kruis en van de opstanding won tegen alle waarschijnlijkheid in. Ik weet dat we dikwijls ontmoedigd zijn omdat er schijnbaar nog weinig christenen in Europa leven en dat de media steeds lijkt aan te sturen op geloofsafval. Maar wees vandaag bemoedigd door het feit dat, tegen alle waarschijnlijkheid in, de verkondiging van het evangelie wereldwijd verder wordt gezet. Jezus beloofde namelijk dat Hij Zijn gemeente zou bouwen en dat de poorten van het dodenrijk haar niet zouden overweldigen (Matteus 16:18b).
De publieke dood van Jezus voor de ogen van iedereen kon de verkondiging van het evangelie niet tegenhouden. Er kwam namelijk een publieke opstanding voor vele getuigen (1 Korintiërs 15:5-8). Tegenpropaganda door Jood, Romein of Griek, door godsdienstoorlog, door schijnchristen of door moderne media kon de verkondiging van de waarheid van het evangelie, namelijk dat de opstanding werkelijk heeft plaatsgevonden, door de eeuwen heen tot op heden niet tegenhouden (1 Korintiërs 15:1-11). Jezus zal Zijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen (Matteus 16:18b). “Zo is dan het geloof uit het horen, en het horen door het woord van Christus. Maar ik vraag: hebben zij het dan niet gehoord? Zeer zeker: Over de ganse aarde is hun geluid uitgegaan en tot de einden der wereld hun woorden” (Romeinen 10:17-18). Dit is al meerdere malen gebeurd en het gebeurt tot op de dag van vandaag nog steeds. En daar ben ik vandaag blij om. Ook ben ik er blij om dat het evangelie tot in deze uithoek van de aarde is geraakt, dat hier in Balen Vlamingen en anderen het woord van het evangelie van het leven, de zelfopoffering en de opstanding van Jezus Christus onze Heer hebben aangenomen tot redding: het evangelie is “een kracht Gods tot behoud voor een ieder die gelooft, eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek” (Romeinen 1:16b).
Ook jij kan meewerken aan deze verkondiging:
“Want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden. Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? En hoe zal men prediken zonder gezonden te zijn? Gelijk geschreven staat: Hoe liefelijk zijn de voeten van hen, die een goede boodschap brengen” (Romeinen 10:13-15).
“Want daar de wereld in de wijsheid Gods door haar wijsheid God niet gekend heeft, heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking te redden hen, die geloven. Immers, de Joden verlangen tekenen en de Grieken zoeken wijsheid, doch wij prediken een gekruisigde Christus, voor Joden een aanstoot, voor heidenen een dwaasheid, maar voor hen, die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, (prediken wij) Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” (1 Korintiërs 1:21-25).
Dit mogen we getrouw verderzetten. Wees gerust! Er zit genoeg kracht in “het dwaze en zwakke van God”, wat ‘de [“dwaze”] verkondiging van de “gekruisigde Christus”’ is! Want het dwaze van God is wijzer dan de mensen en het zwakke van God is sterker dan de mensen” (1 Korintiërs 1:25). Immers, is uw eigen leven hier geen getuigenis van?
Laten we dus tijdens deze liturgische vastenperiode in aanloop naar Pasen diep nadenken over hoe we dit evangelie van de “gekruisigde Christus”; van het leven, de dood en de opstanding van onze Heer Jezus Christus nog meer kunnen verkondigen en nog meer gestalte kunnen geven in de wereld rondom ons. En als we deze opdracht van onze Heer ter harte nemen, laten we dan ook Zijn belofte ter harte nemen: “En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld” (Matteus 28:20). Amen.
Gepreekt op zondag 24 maart 2024 in de Evangelische kerk te Balen.
Categorie:Preken
10-03-2024
Geloofsopvoeding
Voordienst: Psalm 78:1-7 en 2 Timoteüs 3:14-17 (NBG51).
Goedemorgen iedereen. Vandaag zou ik het kort met u willen hebben over de geloofsopvoeding van onze kinderen.
Een rooms-katholieke pastoor zei zo’n twintig jaar geleden in een preek: “We klagen over de achteruitgang van het geloof. Maar als er geen verkondiging is van het evangelie kan er ook geen geloof ontstaan. Als ouders aan hun kinderen niet vertellen over het evangelie en samen met hun kinderen bidden, kan er geen geloof ontstaan.”[1]
Misschien is dit wat kort door de bocht, zou je denken. Is het namelijk niet de taak van de voorganger, de catechist of de zondagsschoolleider om het christelijke geloof door te geven aan onze kinderen? Zullen wij ons als ouders wel bezighouden met hun algemene opvoeding. Voor godsdienst hebben ze een godsdienstleerkracht, net zoals ze voor lichamelijke opvoeding een leerkracht lichamelijke opvoeding hebben. Zo segmenteren we alles in onze Westerse maatschappij. Vanuit het socialisme worden we geleerd dat het goed is dat de staat onze kinderen opvoedt en vanuit het kapitalisme worden we dan weer geleerd dat we vrijheid en ontspanning moeten ervaren. Met andere woorden: waarom zouden we ons, na een hele dag gewerkt te hebben, nog uitsloven om onze kinderen iets bij te leren? De school heeft dit immers toch al gedaan?
Paulus, gaat hier lijnrecht tegenin.
Ja, hij erkent zijn eigen werk in het leven van Timotheüs en schrijft bijgevolg:
“Neem tot voorbeeld de gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in het geloof en de liefde, die in Christus Jezus is” (2 Timoteüs 1:13). “Gij dan, mijn kind, wees krachtig in de genade van Christus Jezus, en wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten” (2 Timoteüs 2:1-2). “Gij daarentegen hebt volle aandacht geschonken aan mijn onderricht, wijze van doen, bedoeling, geloof, lankmoedigheid, liefde, volharding, vervolgingen en lijden…” (2 Timoteüs 3:10-11a).
Maar hij schrijft ook:
“Blijf gij echter bij wat u geleerd en toevertrouwd is, wèl bewust van wie gij het hebt geleerd, en dat gij van kindsbeen af de heilige schriften kent, die u wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof in Christus Jezus. Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid, opdat de mens Gods volkomen zij, tot alle goed werk volkomen toegerust” (2 Timoteüs 3:14-17). En: “en dan komt mij voor de geest uw ongeveinsd geloof, zoals het eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eunike, en ook – daarvan ben ik overtuigd – (woont) in u” (2 Timoteüs 1:5).
Paulus erkende dus de Bijbelse opdracht die ouders hebben om hun kinderen op te voeden in het geloof. Vandaar trouwens ook dat een essentieel onderdeel van de kinderdoop of de kinderopdracht idealiter behoort te zijn dat ouders beloven over hun kinderen te zullen waken en hen op te zullen voeden tot goede christenen. Kinderdoop of kinderopdracht behoort niet een romantisch ritueel te zijn waarna de kinderen maar aan hun lot overgelaten worden, zoals het dikwijls in België wel het geval is. Bedoeling is dat de kinderen in een bijzonder verbond met de Heer worden gebracht waarna ze hierin ook worden opgevoed.
Het oude testament leert immers: “Wanneer uw kinderen later vragen: Wat hebben deze stenen voor u te betekenen? dan zult gij tot hen zeggen…” (Jozua 4:6-7) Gij! De ouder! En je moet niet wachten totdat ze je vragen stellen! Immers, hou zouden ze je vragen stellen als ze niet eerst geprikkeld worden? “Maar gij zult deze mijn woorden in uw hart en in uw ziel leggen; (…) Gij zult ze uw kinderen lerenen daarover spreken, wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij onderweg zijt, wanneer gij nederligt en wanneer gij opstaat; gij zult ze schrijven op de deurposten van uw huis en aan uw poorten” (Deuteronomium 11:18a,19-20). We behoren de Bijbel dus eerst zelf grondig te bestuderen en het geloof dan aan onze kinderen overal en op elk daartoe gepast moment te leren en daarover te spreken! Ouder! Benut je kansen en laat het niet aan iemand anders over! Trigger je kinderen! Zet het voor hun ogen opdat ze je vragen gaan stellen! Dit kan op je eigen manier, misschien door middel van een kruis, een gedicht, een afbeelding, icoon of Bijbel op een prominente plaats in je huis te plaatsen. Er zijn hier oneindig veel combinaties in mogelijk. Laat u niet betuttelen maar wees hier creatief in. “Oefen kinderen in de weg, die ze moeten gaan, Dan wijken ze ook in hun ouderdom er niet van af” (Spreuken 22:6, CV).
Jij bent verantwoordelijk voor jezelf en voor je kinderen. Leer je kinderen ook verantwoordelijk te zijn voor hunzelf en later voor hun eigen kinderen. Kinderen moeten de verantwoordelijkheid voor hun daden voor het aangezicht van God leren te dragen.
Je kinderen opvoeden in het geloof is allereerst jouw verantwoordelijkheid maar dit gaat hand in hand met “alternatieve”, bijkomstige geloofsopvoeding, zoals over het geloof leren in de zondagsschool, in de godsdienstles of het geloof bijgebracht worden door de grootouders of andere personen.
Als voorbeeld: ik heb je al verteld dat de verantwoordelijkheid van de geloofsopvoeding allereerst ligt bij de ouders. Soms kan dit echter niet. Het is namelijk mogelijk dat de ouders niet geloven. Dan breekt nood wet.
Zo was er onlangs een misdienaar wiens ouders helemaal niet gelovig zijn op bezoek in onze kerk. Zijn grootvader leerde hem over het christelijke geloof en hij heeft dit geloof persoonlijk verdergezet. Hij vertelde me dat hij in de Bijbel en in het evangelie gelooft en dat hij niet wilt trouwen maar dat hij zijn leven volledig wilt wijden aan liefde voor God en voor zijn medemensen, alsook aan het evangelie, door priester te worden en hier levenslang trouw in te blijven.
Wat een rijkdom was christelijk België kwijt geweest als zijn grootvader niet de moeite had gedaan; als hij bij zichzelf had gezegd: “Zijn ouders zullen het hem wel op een dag leren.” Of: “Hij zal er wel over leren in de godsdienstlessen op school.”
Een ander voorbeeld: ik was eens in Korea en mocht daar het geloof bijbrengen aan mensen met atheïstische, boeddhistische en christelijke of sektarische achtergronden. Ik had daar een Amerikaanse collega en hij legde het geloof uit aan een Koreaan. Steeds als hij een wedervraag stelde aan die Koreaan, zei die: “Dat weet ik niet, dat moet ik aan mijn voorganger vragen.” Ook in Noordelijk Nederland zijn er plaatsen waar het antwoord steevast is: “Dat moet u aan de dominee vragen.” Dit kan niet! Dit is luiheid onder een mom van vroomheid! Het is niet goed als u zelf het geloof niet kunt bijbrengen aan uw kinderen! Vraag desnoods hulp en bespreek dingen. Daar is niets verkeerd mee! Maar kom niet af met: “De voorganger of de godsdienstleerkracht moet het maar uitleggen aan mijn kinderen.”
Neen! Jij moet het allereerst bestuderen en uitleggen aan jezelf en dán aan je kinderen. Dat je kinderen de Bijbel, de lessen of de preken nog niet ten volle kunnen begrijpen is niet hun schuld maar jij kan alleszins wel je best doen voor je kinderen door goed op te letten tijdens de preken, door de Bijbel en de kerkgeschiedenis grondig en trouw te bestuderen en door zelf kritisch en grondig deze preken, kerkgeschiedenis en bijbelverhalen door te vorsen. Jij kan je best doen om je geloof echt uit te leven voor de ogen van je kinderen. Zij zullen het zien, hier lessen uittrekken, deze lessen dan ook toepassen en zelfs deze lessen leren door te geven: “Oefen kinderen in de weg, die ze moeten gaan, Dan wijken ze ook in hun ouderdom er niet van af” (Spreuken 22:6, CV).
Laten we dus met vernieuwde moed en doorzetting onze kinderen opvoeden als geloofsgemeenschap, als godsdienstleerkrachten en predikanten maar zeker ook als ouders! Moge de Heilige Geest ons voor deze edele taak steeds weer moed geven en steeds weer toerusten! Amen!
[1] Jan Mostin, “Startmis” (2003), https://preken.be/thematisch/313-schooljaarbegin/5345-startmis-2003.
Gepreekt op zondag 10 maart 2024 in de Evangelische kerk te Balen.
Categorie:Preken
18-02-2024
God is Liefde
Voordienst: Mattheüs 5:43-48 (vanuit de BasisBijbel) en 1 Corinthiërs 13:1-13 (vanuit Het Boek).
“God is liefde,” (1 Johannes 4:8b, 16b) “God houdt van jou,” (Johannes 3:16, 1 Johannes 3:1b, 1 Johannes 4:9a, Romeinen 5:6-11) “Jezus houdt van jou” (Johannes 10:11-18, Romeinen 5:6-11). Dat is allemaal waar. We zeggen dit soort dingen vaak. Maar wat betekent dit nu eigenlijk?
Wat is ‘liefde’? We stellen ons liefde voor als een warm gevoel. Liefde is geen gevoel. Liefde is onzelfzuchtigheid: iets doen voor iemand anders zonder eigenbelang; zonder zelf iets terug te verwachten. Wanneer we zeggen dat God liefde is, dan zeggen we eigenlijk dat God het goede wilt en steeds werkt voor het goede, niet om er Zelf iets voor terug te krijgen of voor Zichzelf maar voor jou en voor alle mensen.
Enkele voorbeelden die bewijzen dat God, uit liefde, altruïstisch of belangeloos geeft en wil geven aan alle mensen:
De Schepping (Genesis 1). God geeft de aarde aan de mensen (Psalm 115:16). “God laat zijn zon opgaan voor goede en slechte mensen. Hij laat het regenen voor rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mattheüs 5:45b, HTB). God geeft de wereld met al het goede aan alle mensen, zelfs aan slechte mensen.
“Ik ben er niet blij over als iemand moet sterven, zegt de Heer. Heb dus spijt en verander, zodat jullie in leven zullen blijven” (Ezechiël 18:32b, BB) God wil niet dat er iemand verloren gaat.
“En de heerschappij, de macht en de rijkdom van alle koninkrijken op aarde zullen worden gegeven aan het volk van de Allerhoogste God. Hij zal voor eeuwig Koning zijn en zijn Koninkrijk zal eeuwig blijven bestaan. Alle heersers zullen Hem dienen en gehoorzamen” (Daniel 7:27, BB). God zal zijn koninkrijk geven aan Zijn mensen.
“Als u wilt weten wat God van u verwacht, vraag het Hem en Hij zal het u graag vertellen. Want Hij staat altijd klaar om ieder die Hem daarom vraagt, voldoende wijsheid te geven, Hij zal het u niet kwalijk nemen.” (Jakobus 1:5, HTB) God geeft wijsheid ‘onzelfzuchtig’ aan wie Hem erom vraagt.
Dat God onzelfzuchtig geeft, door het leven van Zijn Zoon te geven aan het kruis, wordt ook duidelijk vanuit de Bijbel:
“Want op de tijd die God had bepaald, is Christus voor ons gestorven. Op dat moment waren we nog hulpeloos en trokken we ons nog niets van God aan. Het is al heel bijzonder als iemand zijn leven wil geven om een góed mens te redden. Misschien heeft iemand daar nog de moed voor. Maar Christus heeft zijn leven voor ons gegeven toen we nog sléchte mensen waren. Daarmee bewijst God hoeveel Hij van ons houdt” (Romeinen 5:6-8, BB).
“Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij zijn enige Zoon heeft gegeven, zodat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft” (Johannes 3:16, HTB). Daarnet hoorden we dat God niet wil dat er iemand verloren gaat. Hier horen we dat Hij er alles aan gedaan heeft “opdat eenieder die in hem gelooft, niet verloren ga maar eeuwig leven hebbe” (Johannes 3:16b, NBG51).
“Door het voorbeeld van Christus, die voor ons gestorven is, weten wij wat echte liefde is” (1 Johannes 3:16a, HTB).
“We hebben gezien dat God van ons houdt: Hij heeft zijn enige Zoon naar de aarde gestuurd om ons eeuwig leven te geven. De liefde waar ik het over heb is niet ónze liefde voor God, maar Gods liefde voor óns. Omdat Hij zoveel van ons houdt, stuurde Hij zijn Zoon. Zijn Zoon gaf zijn leven als offer, waardoor wij vergeving voor onze ongehoorzaamheid konden krijgen. Lieve broeders en zusters, als God zóveel van ons houdt, moeten wij ook van elkaar houden” (1 Johannes 4:9-11, BB).
God wenst dus dat we dit verderzetten; dat we God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus navolgen in het onbaatzuchtig geven van liefde. Dit werkt als volgt: we ontvangen Zijn liefde; Zijn onbaatzuchtigheid en geven daarom hetzelfde aan ‘alle’ andere mensen, ook aan diegenen die niet tot onze christelijke groep horen (zie de parabel van de barmhartige Samaritaan in Lukas 10:29-37), ja, zelfs naar onze ‘vijanden’.
“Jullie hebben gehoord dat er in de Boeken is gezegd: 'Houd van je broeders en haat je vijanden.' Maar Ik zeg tegen jullie: houd van je vijanden en bid voor de mensen door wie jullie slecht behandeld worden. Want dan zijn jullie kinderen van jullie hemelse Vader. Want Hij laat zijn zon schijnen op goede mensen en op slechte mensen. Ook laat Hij het regenen op goede mensen en op slechte mensen. Als jullie houden van de mensen die ook van jullie houden, waarom zou God jullie dan een beloning geven? De slechte mensen doen toch precies hetzelfde? En als jullie alleen je vrienden groeten, dan doen jullie toch niets bijzonders? De slechte mensen doen toch precies hetzelfde?” (Mattheüs 5:43-47, BB)
Doen slechte mensen niet precies hetzelfde? Slechte mensen doen ook goed voor andere mensen. Ze doen bijvoorbeeld goed voor hun vrienden want ze weten dat ze op die manier iets terug zullen krijgen. Of ze doen goed voor arme mensen, ze geven bijvoorbeeld een bedelaar te eten, omdat het hun een goed gevoel geeft.
Jezus roept ons hier op om niet zoals hen te zijn maar om te zijn zoals onze Volmaakte Vader in de Hemel, Die Zijn zon laat schijnen op goede mensen en op slechte mensen. Hij roept ons dus op om óók goed te doen voor onze vijanden.
We leven in een tijd van laisser-faire; van subjectivisme. De ongeschreven regel is: “Er is geen waarheid; alles is subjectief. Jij hebt jouw waarheid, ik heb mijn waarheid; jij laat mij met rust, ik laat jou met rust. Kom niet af met God of gebod; probeer me niet te bekeren.” Mensen zijn vriendelijk totdat je hun manier van denken in vraag stelt. Dan kunnen ze zeer vijandig uit de bus komen. Bijgevolg is het gedaan met de vriendschap. Maar zo mogen wij als christenen niet zijn.
Laten we niet meedoen met deze boze wereld waarin vriendschap dikwijls wordt gegeven vanuit egoïsme; om zelf iets terug te krijgen. Wat maakt ons anders als christenen? Wat ons anders maakt als christenen, is: dat we anderen altruïstisch liefhebben; dat we anderen onzelfzuchtig proberen te helpen, ja, zélfs onze vijanden.
Een traditie over Johannes; Jezus’ geliefde leerling (Johannes 13:23, 19:26, 20:2, 21:7, 21:20, 21:24) verhaalt dat toen hij zeer oud en zwak geworden was, hij constant in zijn gemeente te Efeze herhaalde: “Mijn geliefde kinderen, hou van elkaar.”[1] Hoe dit ook zij, hij schreef ook duidelijk: “Vrienden, laten wij elkaar liefhebben want de liefde komt van God. Wie liefheeft, is uit God geboren en kent God. Maar wie niet liefheeft, kent God niet, want God is Zelf liefde. God heeft ons laten zien hoe groot zijn liefde voor ons is, door zijn enige Zoon de wereld in te sturen. Door Hem wilde God ons nieuw leven geven. De liefde waarover het hier gaat, is niet onze liefde voor God, maar zijn liefde voor ons. Daarom stuurde Hij zijn Zoon, die de straf voor onze zonden op Zich heeft genomen om de verhouding tussen God en ons weer goed te maken. Omdat God ons zo heeft liefgehad, moeten wij elkaar ook liefhebben. Niemand heeft God ooit gezien, maar als wij elkaar liefhebben, leeft God in ons, dan is zijn liefde volledig in ons aanwezig” (1 Johannes 3:7-12, HTB).
Laten we het bij deze eenvoudige les houden: elkaar en ‘alle’ andere mensen, zélfs onze vijanden, onzelfzuchtig liefhebben.
Het is moeilijk dit in de praktijk te brengen wanneer we nog egoïstische drijfveren hebben. Laten we ons hiervan bekeren en deze les steeds weer in de praktijk brengen.
Laten we steeds weer reflecteren over onze eigen daden, bijgevolg tot besef komen en vervolgens uit zuivere; onbaatzuchtige liefde handelen. Amen.