Ik ben vandaag maar lang opgebleven, omdat ze het vervolg van gisteren
voorspelden, en ik wilde dan paraat zijn. Want gisteren was zelfs Jozefien, die
ik nog nooit bang heb weten zijn voor donder, sneeuw, hagel, vuurwerk of wat dan
ook, zwaar onder de indruk. Ik lag op de zetel, en plots kwam Sir William van
buiten, ik hoorde al wel dat er iets niet pluis was, maar het was nog maar het
begin. Het katteluik heeft nog nooit zoveel lawaai gemaakt, hij kon er niet snel
genoeg door zijn, en hij vond het wel OK dat ik hem geruststellend toesprak,
maar besloot voor alle veiligheid toch maar in de kelder te gaan schuilen. Ik
kon hem niet op andere gedachten brengen, hoe vaak ik hem ook riep. Eén van de
twee had enkele dagen geleden de kelderdeur weer open geprutst, en ik had het
maar effe zo gelaten omdat het zo heet was. Zo hadden ze een koele plek, want
zelfs de keuken of de gang, waar het normaliter altijd koel is, waren nu een
beetje zwoel geworden. Er moest dus wel zon hevig onweer komen, dat kon niet
anders. Alleen, die hagelbollen, dat had nu toch echt niet gehoeven.
Nadat ik alle ramen was gaan sluiten, kwam ik terug in de woonkamer.
Jozefien stond op me te wachten, en ik veronderstelde dat ze van de gelegenheid
gebruik wenste te maken om nog wat te eten te krijgen. Het leek me best een goed
idee, dat mager meisje kan elke beet gebruiken, en het leidde haar misschien wat
af van het helse gehamer. Maar ze durfde zelfs de keuken niet in. Jozefien, die
de keuken niet inkomt, terwijl je vers eten in haar bakje doet, ongezien zoiets.
Nu was het ook wel beangstigend, want naast de keuken staat zon onnozel
verandaatje met een plastic dak, en het leek alsof iemand daar bakstenen op aan
het lossen was. Ik vreesde voor dat dak, voor mijn plat dak, en voor het raam in
het bureau, want daar kletsten ook bakstenen tegen. Gezien heb ik dat niet, ik
had het gordijn er voorgetrokken, zodat, als het glas mocht begeven, het toch
niet ineens de hele kamer in zou schieten.
Enfin, in de keuken dus, het klonk echt niet goed, de kasseien bleven maar
op het dak vallen, je hoorde oorverdovend die op het plastic verandadak, en iets
doffer die op het platte dak. En dan af en doe die bonk tegen glas.
Dus ik heb Fientjes eten dan maar naar de living gebracht, ze vond dat erg
fijn, en heeft daar gegeten, in haar doos. Daarna is ze bij mij op schoot komen
zitten. Op schoot. Jozefien. Meer dan een minuut. En ook daarna bleef ze in mijn
buurt, mij met grote ogen in de gaten houdend, want dit was toch niet iets dat
ze vertrouwde.
We hebben veel chance gehad. Ik was erg blij dat ik van allebei wist waar
ze zaten, want gaan zoeken zou een soort zelfmoordpoging geweest zijn in dat
weer. Ik ben ook erg blij dat Sir William dit huis écht als zijn veilige haven
ziet, zijn toevluchtsoord, waar hij, als er buiten iets aan de gang is,
onmiddellijk naartoe vlucht, in de wetenschap dat het er OK is. Jammer dat hij
in mij nog niet echt veel troost ziet. Hij was opgelucht dat hij mij zag, dat
merkte ik wel, maar hij had niet genoeg vertrouwen in mij om bij mij te blijven,
hij volgde zijn instinct, en op zich is daar niks mis mee. Zo ver mogelijk weg
van onbekend beangstigend geluid, daar zit hij in de meeste gevallen wel goed
mee lijkt me.
Ze hebben er, zoals meestal, alweer geen trauma aan overgehouden, vandaag
was het gewoon business as usual, en er is alweer een stapje gezet: ze hebben
samen op de massagetafel gelegen. SW heeft eerst uitgebreid aan Jozefien
gesnuffeld. Zij lag er namelijk eerst. En ze bleef deze keer gewoon liggen toen
hij er ook op sprong. En ze heeft zelfs niet gegromd. Wel heeft ze op een
bepaald moment ostentatief haar gezicht naar de muur gedraaid, terwijl hij maar
bleef rondjes maken.Hij deed zo zijn best om zich in te houden, en hoopte zo dat
ze op zijn minst naar elkaar konden kijken, of misschien hoopte hij wel dat ze
hem zou toelaten wat dichterbij te komen liggen. Maar hij zal moeten leren in
zeer kleine stapjes te gaan. Toch was ik super trots op allebei, hij die zijn
best deed zijn enthousiasme wat onder controle te houden, en zij die toch ook
wat meewerkte door niet direct weg te lopen of te grommen.
|