Zondag 23 maart 2014 woonde Sir William Bravehaert precies 3 weken in
Antwerpen.
Op vrijdag 21 maart liet hij zich voor het eerst door mij strelen terwijl
ik in de zetel zat met mijn voeten op de grond. Ik mocht vooroverbuigen, en hij
genoot met volle teugen. Diezelfde dag liet hij zich voor het eerst zien aan een
bezoeker. Ik had de bezoeker wel op het hart gedrukt stilletjes op de zetel te
blijven zitten.
Na een onderzoekende blik op de man draaide hij zich naar mij om verder te
spelen, en liet zich weer strelen, zoals enkele uren voordien.
Op zondag 23 maart, toen hij dus exact drie weken hier was, heb ik hem voor
het eerst de tuin laten ontdekken.
Oh nee, hij mag nog niet zomaar buiten!
Maar ik zat op het terras met een boek, en had alle deuren opengelaten.
En na een poosje was hij daar, eerst heel bedeesd, zijn neusje over de drempel,
zou ik, zou ik niet. Ik had het ingevoeld en overdacht en geconcludeerd dat het
perfect zou lopen, maar toen ik hem het gras zag opstappen stond mijn hart toch
even stil. Wat als hij tegen de tuinmuren op zou willen klauteren? Wat als hij
via het tuinmeubilair op de muur zou klimmen? (en dan verloren lopen
en...)
Maar Sir William Bravehaert deed niets van dat alles. Hij snuffelde
systematisch de ganse tuin af, de ene kant, de achterkant, en langs de andere
kant terug. Daarna begon hij op het terras rond te snuffelen, tot hij Jozefien
zag, die in de deuropening verscheen. Hij liep enthousiast op haar af, zij
gromde geïrriteerd en stoof weg, hij achter haar aan naar binnen. Oef, de eerste
tuinverkenning was goed verlopen.
Zondagavond heeft hij voor het eerst echt op mij gezeten/gespeeld op de
zetel. Ik was dat al lang aan het nastreven, hem aan het lokken met een
speeltje, maar voordien sprong hij wel eens op mijn benen, om dan onmiddellijk
terug te kaatsen. Maar gisteren installeerde hij zich, en op den duur was het
speeltje nog maar een vage aanleiding, en was het zich tegen mij aan vleien meer
doel dan bijkomstigheid. Niet dat hij zoals Maurits indertijd uren stilletjes op
mij ligt, hij heeft nog wat gespeel nodig, en streeltjes. En hij kan ab-so-luut
niet weerstaan aan bromvliegen. Zelfs zijn interesse in Jozefien is niet
voldoende om daaraan te kunnen weerstaan.
Vandaag, maandag 24 maart, heeft hij zich aan een tweede bezoekster laten
zien. En weer eventjes in de tuin gelopen, terwijl die vriendin en ik op het
terras een broodje aten.
Hij blijft proberen Jozefien te benaderen, soms lukt dat zonder gegrom,
maar meestal laat ze zich horen, en soms blaast ze zelfs. Hij respecteert dat op
dat moment, neemt terug wat afstand, maar is allerminst geïntimideerd. Ik
bewonder zijn doorzettingsvermogen. Hij blijft zacht en onderdanig, maakt van
die smekende geluidjes, ik snap niet hoe ze daar nu al drie weken kan aan
weerstaan, maar het is dan ook Jozefien.
Jozefien, die met slinkse trucks toch al een paar keer terug in de
slaapkamer is gesukkeld, maar schijnt begrepen te hebben waarom ze daaruit
verbannen was, en dus nu braaf is. In de slaapkamper.
In de keuken heeft ze wel een BH (zon softcuptoestand) van een stoel
getrokken, op de grond gedeponeerd en, jawel, daarin geplast.
Ik raapte het ding op, dacht dat het gewoon gevallen was, voelde dat het
nat was, rook eraan,.....
Moet ik nu een soort alternatieve kattenbak maken voor haar? Met zachte
absorberende dingen? Maar enfin, ik kan toch geen massas stof gaan wegsmijten.
Iemand een idee? Of een kattenbak met luiers, die ik kan uitwassen en
herbruiken. Ze zoekt echt naar absorberende dingen: dekbed, matras, kussen,
softcupBH.
Maar een kattenbak met grit gebruikt ze niet. Of moet het naar mij ruiken,
is dat de clou?
En in de marge: Sir William Bravehaert heeft wat kleptomane neigingen. Het
flesje rescue blijft onvindbaar, ik mis een sok, hij vindt het geweldig om het
stokje met de pluimpjes te verstoppen, er verdwijnen dingen van de
vensterbank......
Maar hij is vooral een geweldig lief en stralend zieltje. Onbevreesd,
onverschrokken, speels en toch wijs. De onbevangen manier waarop hij de tuin
exploreerde was zo mooi om te zien. In het algemeen ben ik blij dat ik hem nu
regelmatig zie, als ik in het bureau zit en hij aangetrippeld komt, als ik de
woonkamer binnenkom en hij in de zetel ligt, of op de kattetoren, hoe hij buiten
komt kijken als ik de deuren openzet. Hoe hij de keuken inkomt en zich volledig
op Jozefien focust.
Dat plekje achter de zetel is nog altijd zijn plekje, het plekje waar hij
naartoe trekt om indrukken te verwerken, zijn veilige holletje. Maar hij heeft
ondertussen zowat het ganse huis en zelfs de tuin veroverd, en voelt zich
genoeg op zijn gemak om zijn holletje veelvuldig te verlaten. En hij blinkt.
Zijn vacht straalt bijna.
Als hij op dit tempo blijft evolueren, denk ik dat hij in de loop van deze
week zijn bandje om krijgt, les in katteluiken, en dat de deurentoestand naar
normaal kan, wat voor Jozefien een opluchting zal zijn. Of ook niet, want dan
kan hij haar altijd opzoeken.
|