Een ons
bekend koppel, wonende in een klassiek huis, gebouwd na de tweede wereldoorlog,
ouder wordend, dacht na over hoe ze hun oude dag willen beleven. Hun huis
bestaat uit 2 verdiepingen en een zolder en in de voorbije jaren hebben ze
geïnvesteerd in dubbel glas, spouwmuur isolatie, een boiler met ingebouwde
warmtepomp, een nieuw dak met een dik deken tegen de kou.
Ze
onderzochten ook de mogelijkheden van zonnepanelen maar de ligging van het huis
was niet geschikt, het rendement en het dak was te klein en gelegen in
noord-oost richting. Jammer maar helaas.
Ze besloten
dus hun huis te verlaten en een nieuw huis te bouwen. De voordelen wogen op
tegen de nadelen. Het nieuwe huis zou ecologisch worden wat meteen een wissel
op de toekomst was. Ze wisten toen nog niet dat dit niet zo eenvoudig was als
het leek. En ze wilden alles op het gelijkvloers, de woon- en slaapvertrekken,
zodat er van levenslang wonen sprake zou zijn. Geen trappen, brede deuren zodat
zij ook in de volgende levensfase konden blijven wonen. De verhalen over de
gesloten woonzorgcentra kenden ze al en ze hadden zich voorgenomen nooit in die
situatie te verzeilen.
De eerste
hindernis
Waar haalt
Abraham de mosterd. Onze vrienden hebben een geschiedenis in de milieu- en
natuurwereld dus weten ze wel één en ander over ecologisch bouwen. Maar lang
niet genoeg zou blijken over een aantal essentiële zaken die er bij komen
kijken. Op de websites van verschillende ondersteunende verenigingen zoals de
Bond Beter Leefmilieu en de ecobouwers vind je grote lijnen maar de finesse
ontdek je toch langzamerhand terwijl je bezig bent. Het wereldje van de
ecologische bouwwijzen is niet groot maar je moet toch maar kiezen tussen
houtskelet of klassieke bouw, hennepblokken en kalkhennepbouw, goede of betere
zonnepanelen, houten ramen of houten ramen met aluminiumkapsel, vloeren in hout
of steen en welke steen dan, en fabrikanten die allemaal om ter ecologisch
bezig zijn. Er zijn zelfs klassieke bouwfirmas die denken ecologisch te kunnen
concurreren met beton, staal en gips. Het is een doolhof. Dat weten onze
vrienden ondertussen waarin de ecologische aspiraties juiste keuzes
veronderstellen.
De tweede
hindernis
Toen zij de
architect van hun plannen spraken bleek de ecologische doelstelling en het
levenslang wonen een spagaat die moeilijk te verzoenen bleek. Die woning zonder
verdieping en grote glaspartijen op de achterkant van de woning zou niet te
verzoenen zijn met de S en de E normen. Aangezien het koppel van plan was
ecologisch te bouwen, houtskelet met isolatie van kalk-hennep, driedubbel glas,
met zonnepanelen en warmtepomp, de woongelegenheden maximaal gebruik makend van
de passieve zonne-energie, kwam deze boodschap hard aan. Vooral het S peil, de
schil om het huis, zou omwille van de bungalow keuze, alles op het
gelijkvloers, een probleem worden.
Hieruit
blijkt dat de normen voor energie niet sporen met de behoefte aan levenslang
wonen, tenzij men een compact huis bouwt met lift.
De derde
hindernis
Ze bleven
bij hun uitgangspunt, de garage werd uit de geïsoleerde schil gehaald, en de S
waarde werd zo bereikt. De E waarde haalden ze met groot gemak door de
warmtepomp, de warme woning en de zonnepanelen. So far so good.
Maar onze
vrienden waren nog niet uitgepraat over de ecologische voetafdruk. Ze wilden zo
weinig mogelijk beton en staal in hun huis verwerkt zien. De isolatie van de
vloer zou volgens de ecologische bouwfirma bestaan uit schelpen en de fundering
zou gebeuren met schroefpalen, stalen constructies om geen betonnen fundering
te moeten gebruiken.
Maar dat was
buiten de stabiliteitsingenieur gerekend. Die beoordeelde de schelpenmassa als
te weinig stabiel en in de schroefpalen had hij te weinig vertrouwen. Ondanks een dieptesonde die wees op een grote
stabiliteit in de grond. Zodat de isolatie nu uit glasparels zal bestaan en een
kurken afdekking . Er komt geen algemene betonnen fundering maar wel sleuven
met beton. Jammer maar helaas.
En in het
dak wordt redelijk wat staal verwerkt. Ook omwille van de stabiliteit.
Ecologisch blijkt niet altijd zo makkelijk. En als burger sta je toch te kijken
naar de eisen die ook de ecologische bouwers niet altijd verwachten.
Velen van
ons waren jaren van ons leven in adviesraden allerhande actief. Meestal kijken
we met gemengde gevoelens terug. We hebben overwinningen gehaald en nederlagen
geleden zou Raymond Van het Groenewoud zingen en zo is het maar net. Af en toe
zat de wind mee en surften we op de golven van een verhoogd natuurbewustzijn of
een calamiteit om daarna in het business as usual te belanden. En de molens
malen langzaam, er komen en gaan mensen die het goed of minder goed menen,
bestuurders wisselen elkaar af met hun eigen manier om de volkswil te volgen of
net niet. Kortom het was en is een boeiende tijd in de raden maar je zou er
toch af en toe het bijltje willen bij neerleggen mocht er niet weer een
perspectief zijn op verbetering.
Die
adviesraden zijn het gevolg van de democratisering in de slipstream van de
jaren 60. Democratisering van het onderwijs maar ook van de bestuurscultuur
waarin stilaan het besef groeide dat er meer naar de bevolking moest geluisterd
worden, niet enkel om te voldoen aan de wensen van mensen die profijt haalden
uit een of andere maatregel, maar ook naar anderen die het belang van natuur,
cultuur, open ruimte, ethiek en esthetiek, kortom het goede leven, hoog in het
vaandel meevoerden.
Ik denk dat
we nu nood hebben aan een nieuwe ingreep in de democratische besluitvorming.
Onder de naam burgerdemocratie gaan vele initiatieven schuil. “Slimme” politici
haken graag hun wagentje aan containerbegrippen zoals burgerdemocratie. Een
beetje zoals bedrijven graag uitpakken met duurzaamheid en ecologisch omdat ze
zo meedrijven met goedbedoelde acties en trendy ontwikkelingen voor een groene
toekomst. Nog zo’n containerbegrip: groene toekomst. Wat daar allemaal onder
verstaan wordt zou gemakkelijk het onderwerp kunnen zijn van een doctoraat in
de sociologie.
Terug naar
de burgerdemocratie. Wellicht herinner je je de G 1000 van David van Reybrouck.
Enkele honderden burgers deels geselecteerd, deels uitgeloot via een
representatieve steekproef, met allerhande soorten burgers, mannen en vrouwen,
jong en ouder, rijk en arm, uit verschillende wijken, met en zonder kinderen, mooi
verdeeld over allerlei groepen dus. Zij kwamen een aantal weekends bij mekaar om na te
denken over belangrijke onderwerpen zoals migratie, sociale zekerheid, de
klimaatproblematiek en noem maar op. De onderwerpen kwamen uit een online
bevraging, en zo kwam men tot drie onderwerpen die in drie weekends door een
burgerraad werden besproken. Je kon ook online inspreken en de conclusies die
er op volgden beïnvloeden.
Burgerdemocratie
vraagt dus om organisatie. Het is niet voldoende mensen op een buurtvergadering
uit te nodigen om van burgerdemocratie te kunnen spreken. Zo’ n
buurtvergadering kan deel uitmaken van een brede organisatie die mensen
bevraagt. Maar kan de organisatie van burgerdemocratie niet vervangen. Ook
wijk- of dorpsbudgetten kunnen de burgerdemocratie een zetje geven maar er niet
in de plaats voor komen. Bij burgerbudgetten stellen de overheden budgetten ter
beschikking waarvoor burgers voorstellen kunnen doen, die ze dan zelf bespreken
en uitwerken.
In onze
gemeenten zouden we kunnen en moeten werken met de burgerdemocratie. Cruciaal
hierbij is de samenstelling van de burgerraad. Naast een aantal geselecteerde
leden worden mensen uitgeloot om deel te nemen aan de raden. Noodzakelijk is
dat velen zich in de raad herkennen. De raad kan de burgers bevragen over
onderwerpen die de burgers belangrijk vinden. Uit die bevraging kiezen burgers
en bestuurders dan prioritaire onderwerpen die onderwerp zijn van overleg. Dit
overleg begint altijd met informeren. Deskundigen in de materie informeren de
burgerraad over de ins en outs van het onderwerp waarna de raad de
opportuniteiten van het onderwerp onderzoekt en voorstellen formuleert.
Een
voorbeeld uit onze praktijk:
In het gemeentelijk
blad en via de website van verenigingen organiseren we een vragenronde over wat
de mensen in de gemeente bezig houdt.
Ondertussen
selecteren we een groep mensen die reeds hebben te kennen gegeven deel te
willen uitmaken van de burgerraad en loten we evenveel mensen uit die we vragen
deel te nemen aan de gesprekken.
Uit de
bevraging van de bevolking blijkt een voorkeur om het natuurbeleid van de
gemeente te bespreken. Onder dit koepelbegrip horen allerlei vragen thuis over
bomen in de straat, bos, diversiteit, tuinen en vogels, stilte, educatie…
Uit deze
voorstellen kiezen we 3 onderwerpen die we in drie burgerraden zullen
behandelen. In iedere burgerraad krijgen de deelnemers informatie van een
deskundige over het onderwerp, overleggen ze en maken voorstellen.
Na drie
burgerraden hebben we zo voldoende visie en voorstellen om tot uitvoering over
te gaan. De gemeenteraad heeft het laatste woord.
Tot slot
Burgerdemocratie
moet men leren. Zowel bestuurders als burgers hebben er weinig ervaring mee.
Men moet er vooral mee beginnen. En de organisatie uitbouwen die nodig is.
Begeleiding is aanwezig om het goed te doen.
Deze
verwarrende tijden, die na het geleden leed, wel eens nog verwarrender zouden
kunnen zijn, werpen ons terug op enkele vragen die in een recent verleden door
verschillende filosofen tot een voor velen onvruchtbare maar voor mij interessante
discussie hebben geleid. Is de natuur op zichzelf, zonder de appreciatie door
de mens, waardevol? Is de schoonheid en
diversiteit ervan, op zichzelf, waardevol, zonder dat de mens er is om die
waarde te geven. Het ecocentrisme staat hierin tegenover het antropocentrisme
waarin de mens de waardemeter van de aarde is.
Aan deze
door Vermeersch en Kruithof gevoerde discussies dacht ik bij het overdenken van
deze nieuwe tijd na de corona. Is deze crisis een gevolg van de onmetelijke
macht die de mens denkt te hebben over de andere wezens in de wereld ? Is met
name het virus dat wellicht vrij is gekomen via vleermuizen en andere dieren
een gevolg van het terugdringen van wilde dieren in een steeds kleinere biotoop?
Is het wereldwijd verspreiden van het virus een gevolg van de macht van de mens
om zich over de hele aardbol te verplaatsen en zo alle wetten van de natuur met
voeten te treden? Is de wereldwijde aanval op de natuur die de mens ook nu nog
pleegt een gevolg van onze visie dat alles gerechtvaardigd is om onze westerse manier
van leven vol te houden? Is de mens verzwakt door de manier van leven waarbij
voedsel- en luchtvervuiling aan de orde van de dag is? Is de visie dat de welvaart nooit groot genoeg
kan zijn en onze experimenten alle kanten mogen uitgaan zolang we er meer
consumptie en rijkdom kunnen uithalen, aan herziening toe?
Zonder te
verwachten dat deze crisis tot grote veranderingen zal leiden in de gedachten
over rijkdom en consumptie zijn we aan onszelf verplicht na te denken over
mogelijkheden van grote groepen burgers om in hun eigen leven enige
heroriëntering aan te brengen.
We kunnen in
de eerste plaats onze gedachten over het neo-liberaal discours ter discussie
stellen. Als de taart groter wordt krijgt iedereen een groter stuk, zegt men. Deze
ideologie leidt tot ongebreidelde groei en alle gekende gevolgen. Door dit
geloof tolereren wij de aanslagen op de natuur en onze biotoop tot in den
treure. Dit geloof opgeven betekent dat er een andere manier van produceren en
consumeren mogelijk wordt.
Daarbij
aansluitend heeft de corona-tijd ons gewezen op onze afhankelijkheid van de
ecosystemen, ook al kennen we ze niet of zijn ze niet in ons dagelijks leven
aanwezig. Nederigheid past dus de mens als deel van het ecosysteem. Nederigheid
die leidt naar het voorzorgsprincipe waarin we ons bewust zijn van onze plaats
in het universum. Nederigheid ook ten aanzien van alles wat zwak is, of oogt,
in onze leefomgeving.
We weten dat
de ongebreidelde honger van de consumerende mens ongelooflijke gevolgen heeft.
Hij reist de wereld af op zoek naar meer ervaringen, heeft niet in de gaten dat er niet enkel
beroep wordt gedaan op eindige goederen, maar dat hij ook de importeur is van
allerlei ziekten en exoten die de eigen biotoop binnen dringen. Het voorkomen
van pandemieën heeft niet enkel een medische kant maar ook een commerciële en
emotionele zijde.
Het
verkleinen van onze levenscirkels is dus een logische conclusie na deze
pandemie. Voorzichtig worden pistes gelanceerd die we ons niet konden
voorstellen. We zouden meer goederen die van levensbelang zijn zelf moeten
produceren zoals mondmaskers, beschermende kledij en test pakketten. Is het dan
niet logisch ook verder te denken en te besluiten dat ook ons voedsel van
dichterbij moet komen. Is het ondenkbaar
dat de korte keten niet enkel voor het medisch materiaal in aanmerking komt,
maarook onze kleren en voeding, nu
veelal geproduceerd in oorden waar bijna zeker onderbetaalde mensen in
mensonwaardige omstandigheden werken?
De vele
miljarden die nu weer in de economische trommel worden gegoten kunnen beter de
weg bereiden naar een andere toekomst.
In mijn
leven spelen bomen een belangrijke rol, stel ik vast na het opmaken van een levens-inventaris
. Niets leek in mijn kindertijd daartoe aanleiding te geven.
Als kind
leefde ik niet dicht bij de aarde, wel bij stenen gebouwen en gecementeerde
ondergronden. We voetbalden op een koertje waar enkele sprietjes gras tussen het
beton groeiden. Nonkel had midden die verdeelde ruimte een omheind stukje
verwilderd groen, waar wij enkel kwamen als onze bal erin was beland. Ik
herinner me enkel de geschonden benen door het klimmen over het muurtje en het
prikken van brandnetels bij het recupereren van de bal.
Als tiener
gingen we kamperen in de naburige bossen. Bossen waren plaatsen om te spelen of
te bibberen in de nachtspelen. Bomen dienden als dankbare grondstoffen voor
aaneen gesjorde tafels en banken, soms zelfs bedden waarop dan met stro gevulde
matrassen onze nachten verstoorden door geritsel en gesis.
Mijn eerste
confrontatie met bomen moet zich langs voetbalvelden hebben afgespeeld waar
rijen populieren ons vergezelden tijdens koude winterochtenden.
Als jong
afgestudeerde zag ik speelplaatsen die eindeloos eentonig groen en bomen ontbeerden. Als jonge vader
viel het mij op dat kinderen op de speelplaats geen groene ontmoetten en ik
startte acties. Na lange gesprekken met mensen die ik moest zien te overtuigen van
het belang van groen in de omgeving, slaagden wij erin bomen op de speelplaats
te planten, een groenstrook aan te leggen. Geen belevingsgroen zoals dat nu in
de mode is maar schaamgroen. We waren er al blij mee.
In dezelfde
periode werd het Scheutbos bedreigd. Ik plaatste als aangelande onmiddellijk
een bord Red het Scheutbos en nu dertig jaar en een hoop acties later is het bos gered. Van woonparkgebied is
het grootste deel omgezet in bos en zullen landerijen groener ogen. De tijden
zijn duidelijk veranderd als het om bomen gaat.
In die tijd
heb ik uren in het bos gejogd. Uren waarin ik de stress van de dag vergat, mijn
longen vulde met gezuiverde lucht en daarna enkele brieven schreef over jagers
die in de beperkte ruimte van het Lembeekse bos toch nog jaagden op het wild
dat al lang vertrokken was. Omdat het dennenbos zijn functie had verloren deden
bosbeheersplannen hun intrede. Weer werd gepalaberd over het aanplanten van
streekeigen bomen als vervanging van de dennen. Berken bleken allergische
reacties op te wekken, een gemengd loofbos de oplossing met toch heel wat
berken.
Alhoewel.
Veel oude bomen belanden ook nu weer in de bedreigde zone. Enkel al in mijn
dorp zullen nieuwe fietspaden en rioleringen problemen opleveren voor de
majestueuze bomen die langs de wegen staan. Op het Plein is al volop gekapt in
zieke kastanjes, zullen de andere ook verdwijnen. Maar de zorg om deze
ontwikkelingen leidt ertoe dat men oude bomen vervangt door exemplaren die
reeds enige dikte hebben. We blijven echter waakzaam voor wat gebeuren gaat. De
riool aanleggers staan er niet bekend om dat zij treuren om een boom meer of
minder. Ontwerpers van straten en fietspaden zijn geen specialisten in het
herkennen van mogelijkheden om oude bomen te sparen.
Bomen hebben
een draagvlak nodig, en dat draagvlak vormen mensen die houden van de nabijheid
van bomen. Veel mensen vinden bomen een last omwille van de bladeren, de
schaduw en tragere groei van hagen en gewassen. Een gevolg van een verkeerd
begrepen ideaal van straten, pleinen en tuinen die er getrimd en schoon gemaakt
moeten bijliggen en waar gemillimeterd gras het hoogste goed is. We vergeten
gemakshalve dat die bomen ons tijdens de zomer schaduw opleveren, dat zij CO²
opnemen die anders de atmosfeer mee verziekt, dat zij een rustgevend gevoel
geven, een visie op schoonheid in hun ongeordende structuren, en het huis zijn
van allerlei dieren. Niet onbelangrijk is ook dat zij kinderen toelaten er in
te kruipen en de wereld te ontdekken vanuit een kruin. Een gevoel dat ik nooit
heb gehad.
Begrijp je
dan dat men beuken te hoog snoeit waardoor hun stam verschroeid door de zon?
Begrijp je dan mensen die vieze goedjes rond de stam van de 75 jarige gieten om
hem te vernietigen? Begrijp je dan dat ontwerpers van wijken alle natuur in een
gebied vernietigen, om daarna alles weer aan te planten, heel dikwijls met
schaamgroen waar niet veel werk aan is?
Iedere
gemeente zou een bomenplan moeten hebben. Een bomenplan betekent geprogrammeerd
bomen planten op plaatsen waar het kan, langs wegen en lanen, fietspaden en
woonstraten. Daarbij is het belangrijk de juiste bomen te kiezen en daarvoor
hebben we de jongens en meisjes van Natuurpunt en het Regionaal Landschap om te
adviseren.
Een beetje
laat maar toch. Mijn wensen voor 2020 zijn weinig anders dan die voor de
voorgaande jaren. Zij het dat de situatie er niet op verbeterd is. De
klimaatconferentie van Madrid had geen andere boodschap dan dat ze nog maar
eens zullen overleggen en een compromis zullen zoeken. En Zuhal had ook al geen
beste boodschap. We komen er niet maar we zullen er wel geraken.
Enigszins
verwonderd las ik dat Frans Timmermans, de man van de Green Deal, Europees
Commissaris sinds mensenheugnis, pas in 2010 had gezien dat het ernst was met
de klimaatproblematiek. Toen had de man al vele jaren Parlement achter de rug
waarin allerlei deskundigen en andere partijen aandrongen op actie. Maar ja
Timmermans was lid van een partij waar dat klimaat niet zo op de agenda stond
en was met andere zaken bezig. Het zal wel. Maar deze man moet ons dus een
Green Deal doen verteren, een late bekeerling. Ik heb het niet zo voor
bekeerlingen als leiders want die houden meestal veel rekening met hun vroegere
idealen en nemen er dikwijls bij wat hot en trendy is. Eenmaal die periode
voorbij en de vox populi weer een andere kant opgaat zijn zij meestal de
eersten die van hun geloof afvallen. Er wordt nu al gefluisterd dat die Green
Deal veel geld zal betekenen voor de grootindustrie van wie verwacht wordt dat
zij de switch zullen maken. Ook daarin heb ik niet zoveel vertrouwen omdat de meeste
aandeelhouders tot nu toe niet geïnteresseerd zijn in wat een bedrijf doet maar
wel in hoeveel dividenden worden uitgekeerd. De beurzen hadden een boerenjaar
in 2019, wat wil zeggen dat de rijken rijker werden. Misschien is dit wel een
voorafname op het succes van de Green Deal.
Ik wens u politici
die vasthoudend zijn in de betrachting om de klimaatproblematiek en de
luchtvervuiling ernstig te behandelen. Natuurlijk is het zaak de kosten niet af te wentelen op de gewone
burger maar het hem/haar mogelijk te maken mee te doen. Die burger moet
natuurlijk geen struisvogel spelen of de calimero uithangen. Diegenen die nu
klagen dat ze niet meer met hun vuile wagen de stad in kunnen, doen er goed aan
eens te overdenken welke overwegingen de bovenhand kregen toen ze massaal vervuilende
auto’s aankochten. Reeds vele jaren kun je een schone gezinswagen kopen. De
klagers doen er ook goed aan om te bedenken of zij andere vervoerswijzen hebben
overwogen om in de stad te reizen, en welke redenen er zijn om niet mee te doen
aan de deeleconomie die autodelen als belangrijk speerpunt heeft. Als we er van
uitgaan dat de luchtkwaliteit in de steden belangrijke gevolgen heeft voor de
volksgezondheid zijn er weinig redenen om nog met vervuilende voertuigen te
rijden, tenzij eigenbelang en balorig gedrag.
Mijn wens
voor 2020 is dat wij allen zouden meewerken, met al onze mogelijkheden zoals
ons gedrag en onze geldelijke middelen, om klimaat en kwaliteit van leven
voorop te plaatsen en niet te luisteren naar de drogredenen en dooddoeners,
gelanceerd door klimaatontkenners en status quo belanghebbenden.
Moby-Dick; of, de Walvis (1851) is een roman van
de Amerikaanse
schrijverHerman Melville, over de jacht op de witte potvis
Moby Dick[1] door kapitein Achab van de walvisvaarder Pequod, die in een eerdere
confrontatie met het dier zijn been heeft verloren. ( Wikipedia)
Het verhaal past bij de saga rond de
Mobi Score, zoals ze in de komkommertijd wordt opgevoerd door een aantal
burgemeesters, meestal afkomstig uit West Vlaanderen. Hun dorpen hebben hun
oorspronkelijkheid, hun identiteit, te dele verloren door ruimtelijk wanbeleid
en zij proberen nu de boosdoener te vangen door op jacht te gaan naar de hogere
overheid, de Lijn en de NMBS, en uiteindelijk de Vlaamse Bouwmeester. De hogere
overheid die de gewestplannen heeft gemaakt, uiteraard toen met medeweten van
de plaatselijke potentaten, is een schuldige. De Lijn en de NMBS die weinig
meer te bieden hebben voor het platteland, omdat er geen of weinig passagiers
waren eveneens. De Bouwmeester die het aandurfde te stellen dat een slechte
score wel eens tot fiscale maatregelen zou kunnen leiden bijvoorbeeld bij de
verkoop van het huis of in de grondlasten heeft het helemaal verkorven .
Zoals Filip Watteeuw, schepen van het
mobiliteitsplan van Gent, in Terzake opmerkte, gaat het bij de Mobi score
helemaal niet over wat de burgemeesters ons willen doen geloven. Het gaat erom
dat door die Score het mogelijk wordt beter te plannen, een beleid te voeren
vanuit de vraag waar laten we nog toe te bouwen, hoe organiseren we onze
gemeente zo dat voorzieningen aanwezig blijven, en inderdaad, wil ik toevoegen,
welke delen van de gemeente kunnen we beter laten uitdoven als woongebied en
welke gebieden bewaren we in het kader van een verstandig ruimtelijk beleid.
Als bewoner van het platteland heb ik
het platteland zien veranderen, mijn woongenot zien bederven, mijn veiligheid
zien aantasten, mijn voorzieningen één voor één zien verdwijnen, het
schaamgroen zien verschijnen, de baanwinkels de middenstand zien verjagen, de
fiets zien verdringen, de landbouw zien verschralen, de boerenkarren zien
vervangen door goedkoop tractorvervoer en mastodonten van loonwerkers die
auto’s en fietsers van de weg drummen.
Wat zijn we niet allemaal kwijt
geraakt door de afwezigheid van beleid dat ons had moeten beschermen tegen de
oprukkende commercialisering van grond, groen, openbaar domein en geld.
Integendeel, vele gemeentebesturen vonden dat zij dat alles moesten faciliteren
om allerlei redenen. In de eerste plaats omdat er enorme belangen spelen.
Grondbezitters zagen brood in verkavelingen, boeren verkavelden langs wegen dat
het een lust was, de auto liet toe een eind van het werk te wonen en dus
moesten wegen worden aangelegd en verbreed. De fiets verdween bijna uit beeld,
zodat vele gemeenten nu reparatiewerkzaamheden moeten uitvoeren om het fietsen
weer veilig te maken.
Ik las dat de burgemeester van
Diksmuide vindt dat de plattelander wordt gebasht door de mobi score en de
bouwmeester. Neen Mevrouw de Burgemeester, de plattelander is gepest door
beleid van u en uw voorgangers. Jullie hebben er voor gezorgd dat onze rust en
stilte, onze veiligheid en open ruimte werden gecommercialiseerd en dus
vernietigd. Ik verneem ook dat zij nog eens 4000 inwoners meer wil in haar
gemeente. Waarom kun je je afvragen. Vragen de huidige plattelanders dat? Of
zijn het de belangen in de gemeente, de grondeigenaars, de ontwikkelaars en de
bouwfirma’s die als lachende derden verder de leefbaarheid van het platteland
mogen ondergraven met medeweten en gefaciliteerd door de besturen en het
verdoemde gewestplan dat nog altijd ruimte laat aan de verloedering van het
platteland.
In mijn gemeente Kaprijke heeft het
vorig bestuur nog net voor de verkiezingen een verkaveling goedgekeurd met 14
alleenstaande villaatjes en gaat de lintbebouwing lustig zijn gang. Allemaal
onverantwoord en tegen alle inzichten van planologen en andere deskundigen.
Bezwaren worden weggelachen. Nu nog de enige op- en afrit van de streek op de
E34 in onze gemeente realiseren en alle woongenot is in een aantal woonstraten
opgesoupeerd. De plattelander is nu al de dupe. Doorgaan met hetzelfde beleid
maakt het alleen nog erger.