In de les van vandaag had ik het over Ludwig Feuerbach en zijn stelling dat God een projectie is van de mens. Enkele leerlingen vonden dit een reden om even dieper in te gaan op de vraag of gelovigen noodzakelijkerwijze ook aannemen dat God mens en wereld geschapen heeft of dat het misschien eerder de mens is die het bestaan van God geconcludeerd heeft vanuit hun eigen bestaan. Is dit dan ook niet een voorbeeld van gelovig zijn? Ik vroeg hen wat een gelovige onderscheidt van een ongelovige. De christelijke waarden van geloof, hoop en liefde als belangrijkste waarden hanteren, je naaste beminnen als jezelf, je vijanden beminden,... Maar vooral: je leven naar bijbelse waarden proberen te leven. Dat waren de meest gehoorde antwoorden. Eentje zei dat ze dacht dat een christen geen andere waarden heeft dan een ongelovige, maar dat christenen dit doen omdat ze willen leven zoals Jezus het vraagt (dat had ze goed onthouden uit een les van vorig jaar). Er kwam echter bezwaar van iemand die zich Nietzsche herinnerde: dat meisje vond dat de christenen niet ophouden met zelf te denken eens ze beslist hebben om Jezus na te volgen. (geen slavenmentaliteit) Ze zullen bijvoorbeeld wel eens afwijken van de christelijke leer omwille van een hoger goed. Ik vroeg haar om een voorbeeld en ze zei me dat ik ooit had gezegd dat het feit dat je christen bent niet betekent dat je a priori tegen het gebruik van een condoom bent en dat je dat zelfs zou aanbevelen om verspreiding van HIV en andere SOA's te voorkomen. Daarop antwoordde ik dat dat inderdaad klopt en dat geloven volgens mij geen risico inhoudt om zelf niet meer te moeten denken. Een verkeersreglement belet een weggebruiker toch ook niet om minder dan de maximumsnelheid te rijden, als hij dat veiliger acht. Een meisje was het daarmee niet eens: zij vindt dat geloven wel degelijk een risico inhoudt, want als op het eind van je leven zou blijken dat God niet bestaat dat je dan al die inspanningen hebt geleverd voor niks. Ik vroeg haar of ze zichzelf christen zou noemen. Daarop antwoordde ze bevestigend. Toen vroeg ik haar of ze vond dat ze door te leven volgens de Blijde Boodschap zichzelf een beter mens zou noemen. Ook daarop knikte ze bevestigend. Dan zei ik dat ik het dan toch geen risico vond om gelovig te zijn. Dat heb ik natuurlijk van Blaise Pascal gepikt (en dat ook eerlijk toegegeven). De bel kwam te vroeg. Ik had nog wel het één en ander willen toevoegen.