In de Standaard staat deze week een artikel over astatoeages, waarmee je je dierbaren (zelfs ook huisdieren blijkbaar) voor eeuwig dichtbij je kan dragen. Ik bood dit artikel aan ter discussie. En gediscuteerd werd er. Er zijn voor- en tegenstanders van tattoos onder 17-18-jarigen, dat is duidelijk. Er zijn veel tegenstanders van tattoos die as van een dierbare overledene bevatten. De meeste leerlingen vinden het luguber, morbide, pervers zelf. Sommigen vinden het een mooi gebaar (je bent door het overlijden getekend voor het leven). Enkelen vinden het intenser dan het tatoeƫren van iemands naam op je lichaam. In elk geval waren de meningen grondig verdeeld. In het artikel ging het ook over nieuwe vormen van rouwverwerking en de plaats die een asurne daarin kan innemen. En op dat punt waren de verhalen eigenlijk nog specifieker. Vele leerlingen uit de derde graad hebben nog nooit (of toch niet dat ze zich herinneren) een kerkelijke uitvaart bijgewoond. Meestal kwamen ze alleen in een crematorium en was de uitvaart een lofzang op het leven van de overledene. Over hiernamaals of verrijzenis wordt daarbij niet gesproken volgens de leerlingen. Er is weinig plaats voor geloven in de ritus rond de overledene. In het verlengde van dit aanvoelen zijn er leerlingen die vinden dat de overlevenden het recht hebben om de gedachtenis aan hun dierbaren levendig te houden op de manier die hen het beste ligt, en dat kan bijvoorbeeld in een tattoo zijn. Ik vroeg welke verwantschap ze nodig achten om het ontvangen van een beetje as van de overledene te verantwoorden. Dat bleek heel ver te gaan: partner, ouders, broers, zussen, grootouders, kleinkinderen en vrienden behoren zeker bij de 'rechthebbenden'. Toen ik opperde dat het stoffelijk overschot van de overledene op die manier wel in 20 delen kan worden verdeeld gingen er stemmen op om er een limiet op te zetten (bvb max 5 deeltjes). Ik vroeg of de toestemming van de overledene zelf om vereeuwigd te worden in een tattoo noodzakelijk was. Een jongen zei dat hij het noodzakelijk vindt dat iemand daar eerst toestemming voor had gegeven. Ik kon het niet laten dat ik -mocht ik zelf die toestemming willen geven- ook esthetische eisen zou stellen ("ik wil niet herdacht worden in een doodskop op iemands bovenarm", waarmee ik meteen weer de lachebekjes van voer voorzag). En toen vroeg ik of het volgens hen te maken heeft met mijn leeftijd dat ik nog graag een graf of urne-steen heb, waar ik ten gepaste tijden bloemen kan neerleggen en een stil gebed kan doen of een gesprekje kan gaan voeren. Ze zijn te goed opgevoed, mijn studenten , om dit te beamen. Maar ik zei ook dat ik, als ik het kerkhof waar mijn dierbaren rusten, passeer, ik vaak moet denken aan het bijbelvers 'Laat de doden de doden begraven' en dat dit vers voor mij ook betekent dat de overlevenden de draad van het leven weer mogen opnemen, en het verdriet en de rouw letterlijk een plaats mogen geven. Zelf wil ik liever niet eindigen op iemand arm, eerlijk gezegd. En ook niet op de schouwen van al mijn kinderen (als ze die al zouden hebben). Laat mij maar tot stof en as weerkeren op de manier die mijn nabestaanden het meest aanvaardbaar, ecologisch en menselijk draagbaar achten. Ze zijn verstandig genoeg om me niet in een vuurpijl te stoppen of rond hun nek te dragen. Ik hoop alleen dat ik een plaatsje in hun hart mag houden.