GSM-leerkracht of moet je gelovig zijn om godsdienstleraar te worden?
Heb samen met de zesdes wat gepraat over hun ervaringen met "Klaar voor hoger onderwijs?", een website die hen ondermeer hun interessevelden uittekent en dit koppelt aan studierichtingen. Eén van de leerlingen ze dat hij vaak uitkwam op Godsdienstwetenschappen. En toen dus de vraag:"Moet je eigenlijk gelovig zijn om godsdienstleraar te worden?". Eerst heb ik uiteraard de pedagogisch totaal verantwoorde uitleg gegeven dat Godsdienstwetenschappen studeren niet noodzakelijkerwijs uitdraait op godsdienstleraar worden en dat je als student Godsdienstwetenschappen mijns inziens agnost of zelfs ongelovig kan zijn (of worden, zoals ze mij in de jaren tachtig regelmatig hebben voorgehouden, toen ik zelf een studiekeuze maakte). Anders wordt het wanneer je godsdienstleerkracht wordt, vind ik. Je geeft een confessioneel vak, waarbij je naar mijn gevoel niet geloofwaardig kan zijn als je zelf weinig of niet (meer) gelooft. Maar goed: ik vroeg aan de klas of zij het zelf belangrijk vinden dat ik een praktiserende christen ben en -al was er enige verdeeldheid van meningen merkbaar- uiteindelijk was iedereen het er wel mee eens dat het mijn boodschap toch echter en geloofwaardiger maakt. De G in het GSM-model van prof Pollefeyt is onmiskenbaar belangrijk in de lespraktijk. Maar evenzeer is het belangrijk dat je de christelijke boodschap vanuit een levensechte situatie kan brengen en dat je respect hebt als godsdienstleerkracht voor de mening van andersdenkenden. Oef. De leerlingen voelen dus wel degelijk dat ik respect heb voor andere meningen. Maar dat werkt ook in beide richtingen: ze hebben ook wel degelijk respect voor mijn geloofsgetuigenis. Ook dat is belangrijk om vandaag overeind te blijven in het onderwijs. Zeggen dat je in God gelooft is toch wat anders dan zeggen dat water kookt bij 100°C. Je wordt er dus ook kwetsbaarder door, wellicht. En toch: je praat met hen over het leven op een manier, die ze buiten de klas nog weinig denken te kennen, want ze kennen weinig mensen, die zeggen dat ze gelovig zijn. Toch niet onder de christenen (gelovige moslims daarentegen kennen ze wel). Maar van sommige leerkrachten vermoeden ze wel dat ze (praktiserende) christenen zijn, en dat vermoeden ze dan vanuit hun manier van handelen in schoolse sfeer - Hallelujah!- en niet omwille van uiterlijkheden (dat is precies een nonneke ed). Leuk dat te horen, want christen ben je toch vooral al doende, zeg ik dan. En ja: daar hebben ze vrede mee. De redenering klopt dus wel degelijk: een godsdienstleraar is toch maar best een gelovige. Hij of zij mag wel eens wankelen bij sommige dogma's, maar moet vooral zelf geloof-waardig blijven.