|
Dit is de internationale handel, die berust op de arbeidsverdeling tussen de individuele volkshuishoudingen. Iedere vollkshuishouding legt zich in het bijzonder op de takken van bedrijf waarvoor zij de gunstigste productievoorwaarden bezit. Bedoeld hiermee worden de natuurlijke grondstoffen die in de bodem van land en zee aanwezig zijn, zo b.v. zout, aardgas, olie etc. Deze productie is ook afhankelijk van de aanleg en capaciteiten van haar bevolking. Men ruilt de eigen goederen voor goederen die men in eigen land niet kan produceren of waarvan de productie in vergelijking met andere landen te duur is. Zo ontstaat een wederzijds geven en nemen, een internationale goederenruil. Deze heeft, sinds 1860 de massaproductie haar intrede deed, een geweldige omvang aangenomen. Deze ontwikkeling zou niet mogelijk zijn geweest indien niet tegelijkertijd het verkeerswezen buitengewoon verbeterd en het vervoer mede daardoor goedkoper was geworden. In de periode voor de Tweede Wereldoorlog bereikte de wereldhandel tot 1929 zijn grootste omvang; daarna trad als gevolg van de grote economische inzinking in de jaren 1930-1940 een scherpe daling in. Tot 1939 nam Engeland de eerste plaats in. Het moest die echter daarna afstaan aan de Verenigde Staten. Het aandeel van Europa in de wereldhandel is sedert het einde van de 19de eeuw gestadig kleiner geworden. Omstreeks 1900 was dit tweederde, toen werd het tweevijfde en door alle allianties met de diverse Europese landen is dit op een gegeven moment aanmerkelijk toegenomen en hebben we een tijdperk van weelde gekend. Ook toen de euro binnen Europa zijn intrede deed ging alles nog redelijk goed, maar de grote klad kwam erin toen we zwakke Europese muntlanden uit solidariteit ook gingen betrekken en daar van de een op de andere dag de euro eveneens gingen invoeren. Met de Europese unie en het beleid uit Brussel hebben de twee grootste landen van Europa, Frankrijk en Duitsland, te veel invloed gekregen en doordat we ons aan alle regels die daar vastgesteld zijn ons gebonden hebben, zitten we nu met een enorm economisch verval opgeschept dat voorlopig niet meer te herstellen is. Wat ook grote invloed op de handel gehad heeft is dat onze regeringen het toegelaten hebben dat belangrijke industrieën en bodemschatten in buitenlandse handen terecht zijn gekomen wat onderhand zover gereikt heeft dat rijke drugsbaronnen in Mexico hierover het beheer gekregen hebben. Binnen ons land is de werkeloosheid toegenomen, de schuldenlasten door prijsstijgingen van consumptiegoederen en prijsdalingen van huizen overal huizenhoog geworden en is het zover gekomen dat mensen met bescheiden inkomens niet meer rond kunnen komen. Veel Nederlanders zijn rijk geworden van de mazen die de wet bood en hebben ons land uitgehold en gefaald hebben al onze politici, die het zover hebben laten komen en nu met de verkiezingen in het vooruitzicht opnieuw proberen om de mondige burger een rad voor de ogen de draaien. Zelfs het pluche in Den Haag is hierdoor nú een gevaarlijke bakermat geworden, neem dat van mij maar aan! Bij onze Belgische vrienden is het al niet veel anders, alleen zal daar de oerknal van ellende pas te horen zijn als de kruitdamp hier opgetrokken is en de vlam overgeslagen op de Europese 'kruitfabriek' te Brussel!
|