26. Een gouden regen.
Nadat hij zijn schoonvader, koning Danaos had gedood, regeerde Lynkeus over Argos. Zijn zoon Abas volgde hem op. Deze had zelf twee zonen: Akrisios en Proitos, een tweeling. Reeds in de moederschoot maakten de beide broers ruzie met elkander en dat zou tijdens hun hele verdere leven niet anders wezen. Akrisios slaagde erin zijn broer uit het land te verdrijven en zijn heerschappij over de stad Argos te laten gelden. Maar Proitos keerde later terug naar de streek van Argos en vestigde zich in het nabijgelegen Tiryns.
Akrisios had één kind, een dochter, Danaë, en deze baarde hem veel zorgen. Het noodlot had hem immers voorspeld dat een eventuele kleinzoon hem de dood zou aandoen. Daar kwam nog bij dat hij Proitos ervan verdacht betrekking te hebben met zijn dochter of althans op betrekking uit was, hetgeen van aard was om de vete tussen de beide broers nog aan te wakkeren. Akrisios besloot zijn dochter op te sluiten in een kerker, waar niemand tot haar zou kunnen doordringen: licht en lucht kwamen er enkel binnen via een betraliede opening, hoog in de toren van de kerker. Maar de zaak was niet ´waterdicht¡. Het ongeluk wilde dat Zeus verliefd werd op de mooie Danaë, en... voor de oppergod is niets onmogelijk. Hij nam een heel bijzondere vermomming aan: in de gedaante van een gouden regen drong hij via het hoge betraliede venster door tot in Danaëÿs kerker en hij bezwangerde haar. Toen de zwangerschap aan het licht kwam werd Akrisios bevangen door een geweldige angst en toen Danaë het kind had gebaard en het een jongetje – Perseus – bleek te zijn, zag hij maar één uitweg: zijn dochter en het kind ter dood brengen! Maar eigenhandig tot de daad overgaan durfde Akrisios niet. Hij vond er niets beters op dan moeder en zoon in een grote houten kist te stoppen, met een paar stevige kettingen er omheen, en daarna die kist in de zee te werpen. Beiden zouden dan wel omkomen...
Maar het liep anders: Zeus had ongetwijfeld een grote toekomst weggelegd voor zijn pasgeboren zoon en Perseus en zijn moeder Danaë werden niet aan hun lot overgelaten. Na enige tijd rondgedobberd te hebben op de woeste zeegolven, spoelde de kist aan op het eiland Serifos in de Egeïsche Zee. Op dat eiland woonden twee vissers, Diktys en Polydektes. Diktys vond de aangespoelde kist en bracht ze naar zijn broer: moeder en zoon waren nog in leven. Polydektes werd verliefd op Danaë en wilde haar tot zijn echtgenote maken, maar ze weigerde. Ook na jarenlang aandringen bleef Danaë weigeren. Ondertussen was Perseus opgegroeid tot een flinke atletische jongeman. Hij ging voor Polydektes staan en sprak: ´Ik wil niet dat gij met mijn moeder trouwt: zelf wenst ze dat evenmin. Gij hebt ons het leven gered en ons gastvrij opgenomen en we zijn u daar heus wel dankbaar voor, maar liefde is een vreemde zaak en in een huwelijk moet de liefde nu eenmaal van twee kanten komen. Veel zou ik voor u doen, o Polydektes. Om u mijn dank te betuigen ben ik zelfs bereid u het hoofd van Medusa te brengen¡. Perseus had gesproken in jeugdige overmoed. Het gruwelijk monster Medusa doden was immers geen klus die geacht werd weggelegd te zijn voor een sterveling, het weze dan nog de zoon van Zeus...
|