Weinig werk in de garage, gisteren. Ambiance anders wel. Een klant kwam zijn splinternieuw autootje van meer dan vijfendertigduizend eurokes afhalen. Zoals gewoonlijk stond de auto klaar in de showroom en werd er door baas en bazin wat paté aangesmeerd. Figuurlijk. Ik was juist de plaks aan het aanvijzen toen de kopers wijf, een bekakt geval, met haar glaasje bubbels rond de tuut kuierde. Ze stootte opeens een gilletje uit. 'Een buil!' 'In de achterdeur!' Ik maakte me uit de voeten, maar niet te ver. Dit kon genieten worden.
Opeens was het builtje het middelpunt van de belangstelling. Ze stonden er met vier met hun gezicht opgeplakt alsof ze er het wilden uitkijken. Vier? Waar was de rattesmoel? 't Verkopertje van n'm kloten stond er een eindje vandaan en zag er uit alsof hij zich met Dash gewassen had. Spierwit. ' Patron' probeerde hij 'Dat ziet eruit alsof het poetskarretje er tegen gereden is.' De gore stinkbek. Hij wilde het leercontractje er in luizen. De gedroogden haring. Ik deed teken naar 't bazinneke en vertelde dat Pindaar, want zo noemen we ons leercontractje, eergisteren gans de dag bij mij geholpen had en dat de vuilgebekten zelf de strontbak had opgekuist. In plaats van strontbak zei ik iets anders. De rattesmoel van het lulletje vertrok in alle mogelijke kleuren toen zij hem op de feiten wees. Toen hij mij op de meest boosaardige manier ooit, bekeek, schonk ik hem mijn breedste grijns. Mijn dag was goed. Wat zeg ik? Mijn week. Want ik moet vandejaar niet meer aantreden. Mijn verlofdagen moeten worden opgepakt zo blijkt.
|