Toen ik vanmorgen slaapdronken de badkamer binnen strompelde werd het me zwaar te moede bij het zien van mijn haar. Vanboven was het mooi glanzend omdat ik het gisteren pas gewassen had, onderaan echter was (en is) het een oerwoud van klitten en gespleten punten. Het was zelfs zo erg dat ik een mega-haarknobbel eruit heb moeten knippen, iets wat ik niet meer heb moeten doen sinds ik een jaar of acht was. Enerzijds apprecieerde ik het nostalgische van dit gegeven, anderzijds besefte ik dat het meer dan dringend was om een afspraak te maken met mijn kapster. Zo gezegd zo gedaan, ik sprong (nouja, kroop) op mijn rammelbak van een fiets. Onderweg besefte ik dat dat stukje antiek van me alweer een nieuw soort geluid maakt, naast het rammelen en kraken. Sinds vanmorgen FLUIT mijn fiets zowaar. Het wordt almaar belachelijker, maar goed, al deze 'charmante' geluiden compenseren het gebrek aan een bel. Na een kort ritje stapte ik af bij mijn kapster, die direct een kritische blik op mijn haar richtte, en zei dat ik moest oppassen met het gebruiken van een steiltang. Ik gebruik nooit een steiltang, mijn haar is zo steil als de pruik van cher. Hoe dan ook, we maakten een afspraak en ik zie er nu al tegenop dat het volgende week een stuk korter gaat zijn. Het had eindelijk mijn schouders bereikt, maarja zo kapot is het ook geen zicht. Ik ging niet direct naar huis, ik ben nog een stukje gaan fietsen. Ja opeens begon er een prachtnummer van The Smiths op mijn ipod, hetgeen mij alle zin om naar huis te gaan benam. Ah, het geluk van een omweg nemen. 'There is a light and it never goes out'