Lome luiheid verspreidt zich als een traagwerkend gif door mijn aders. Hoe kan het anders, het is zondagochtend. Zeer vroeg. Ik ruik mijn vette haren en besef dat het tijd is voor een douche, maar kan mezelf voorlopig nog niet in beweging brengen. Slaag er zelfs niet echt in een gedachte te formuleren, verwerk slechts vage indrukken. Ik zit aan de keukentafel en kijk door het raam naar de messcherpe lucht, de zon is nog maar net aan het opkomen. Blauwe rook prikt in mijn ogen. Ik kijk naar de sigaret in mijn hand en druk hem dan uit in de asbak naast me. Ik hoor het bloed ruisen in mijn oren. Klinkt als de zee. Ik herinner me de vreemde man in mijn bed. Is hij er nog steeds? Hoe lang is hij er eigenlijk al? Wie is hij? Kan me eigenlijk niet zo veel schelen. Wie ben ik? Dat is wat anders. Ik zucht en frons mijn wenkbrauwen in een poging om me mijn naam te herinneren. Had ik er wel een? Vast wel, maar nu is hij weg. Ik betwijfel of de vreemde man hem nog weet. De uren gaan voorbij en de zon klimt en ik zit en ik kijk. Ik kijk en ik ruik en ik voel en ik hoor maar ik weet niets. Leegte in mijn hoofd.