Dag vreemde man. Je komt en je gaat en ik hoop dat je me vergeeft dat ik telkens weer vergeet dat je geen wielrenner bent. Ik wil de schuld niet in jouw schoenen schuiven, maar onrechtstreeks is het door jouw beroep -voor mij steeds een mysterie- dat mijn moeizaam heropgebouwde reputatie weer naar de vaantjes is. Men vindt mij een staatsgevaarlijk individu. Het zwarte schaap in de grijze massa. Mijn wangen prikken nog roodgloeiend na van het onrecht en mijn hart ligt in scherven op de bodem van mijn maag. Waarom mag ik niet mezelf zijn? Mijn buitenissige kledij hangt reeds ongebruikt in de kast, maar mijn buitenissige persoonlijkheid kan ik toch niet zomaar aan de wilgen hangen? Toch? Of zal de maatschappij mij ook hiertoe gaan verplichten? Niemand houdt van iemand met een eigen mening of een gevoel voor humor
Ik heb iets nodig
om de wervelwind
te laten verdwijnen.
Een onrust sluimert,
achter een façade
zo koud
als de ogen van David
boven zijn
arrogante glimlach.
Verdoof mijn
denkproces
in fastforward.
Ik heb niet veel op met Sinterklaas. Of liever, Sinterklaas heeft niet veel op met mij. Om te beginnen heb ik hem, in mijn jeugdige jaren, de troost van mijn tutter moeten geven, alsof hij er nog niet genoeg heeft! Ik gaf hem mijn houvast, hij gaf mij een babypop, maar niet de Barbie waar ik om gevraagd had. Later, maar nog steeds in mijn jeugd, stelde hij mij weer teleur door niet meer te bestaan. Hij openbaarde mij dat geheim wel vroeger dan aan mijn klasgenootjes. Afgunst troef op 6 december.
Maar nu nog steeds, neem ik hem maar één ding bijzonder kwalijk: het ontbreken van de chocolade Z. Wat een onrecht wordt mij en mijn eerste-letter-genoten elk jaar weer gedaan! Ik kijk in winkels en ik zie het hele alfabet als een chocolade lekkernij, het hele alfabet, behalve helaas, driewerf helaas, behalve de Z.
Dus, Sinterklaas, ik wil u vragen, wat doe ik verkeerd? 'k ben misschien niet het hele jaar even braaf geweest, maar zeg eens eerlijk, wie is dat wel?
Uw Kapoentje,
Zoë