Maandagmorgen in het Sinbad geraakte ik aan de babbel met twee andere triatleten. Twee triatleten die wel konden zwemmen. Ze deden reeksen van ongeveer 500 m en dubbelden mij daarbij telkens (maar) één keer. Ze vroegen me of ik ook aan triatlon deed. Zo fier als een gieter, zei ik hen wat m'n doel volgend jaar en het jaar daarna was. Maar ook dat ik bij het zwemmen nog een hele weg af te leggen heb. Toen gaf één van hen als antwoord, dat hij het gezien had, toen hij me inhaalde, maar dat het helemaal nog niet zo erg was. Ze hadden allebei al andere, veel ergere dingen gezien. De ene zei zelfs dat hij zijn niveau toen hij beginnen zwemmen was, zowat vergelijkbaar was met dat van mij nu. Vorig jaar was hij in de Ironman in Nice gefinished. En kijk. De paar honderden meters die ik daarna nog zwom, die gingen precies een beetje beter, een beetje vlotter, een beetje gemakkelijker. Ook al wist ik dat het nog altijd even erbarmelijk was. Het voelde gewoon beter aan. Het waren zalige baantjes. Ik zat even met m'n gedachten niet meer in het Sinbad, maar ergens anders, ver weg. Trouwens, binnen ongeveer twee weken beginnen "we" eraan. "We" dat zijn Rudi en Mieke en mezelf. Na twaalf weken watergewenning, ben ik klaar voor de techniektrainingen. Dan zal het geen kwestie meer zijn van beter aanvoelen, maar van gewoon effectief beter zwemmen, van echt zwemmen.
|