Lotloosheid
Onbepaald door het lot
Wat ik met 'lot' bedoel? In ieder geval de kans op een tragedie. De determinante buitenwereld, de stigmatisering, die ons leven absurd maakt en het op gewelddadige wijze in een door totalitarisme beheerste situatie brengt, doet die kans teniet. Als we alleen de werkelijkheid van de ons opgelegde determinanten beleven, en niet de verplichtingen die uit onze eigen - betrekkelijke - vrijheid voortvloeien, ontstaat de toestand waarin men niet door het lot wordt bepaald, de toestand van lotloosheid. Imre Kértesz
Foto
Inhoud blog
  • Het graf van Pernath - Hugo Claus
  • Uitvaert van Maria van den Vondel
  • Arsenii Tarkovsky - From the Morning
  • Arsenii Tarkovsky - As a Child ...
  • Arsenii Tarkovsky - Eurydice
    Zoeken in blog

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    02-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vincent van Gogh - uit brief aan Emile Bernard 19-4-1888
    "Er zijn zoveel mensen, vooral onder onze vrienden, die denken dat woorden niets voorstellen. Integendeel, nietwaar, het is even interessant en even moeilijk om iets goed te zeggen als om iets te schilderen."

    Vincent van Gogh aan Emile Bernard, 19 april 1888 

    02-10-2009, 22:25 geschreven door Nao  
    01-10-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Peter Verhelst - Vaas

    Vaas

    Kun je een vaas haar breekbaarheid verwijten
    of een hand het breken van de vaas?
    Misschien is het zo bedoeld
    dat de vaas de hand op zich af zingt,
    zodat de hand niet kan weerstaan,
    hoewel de hand weet dat hij slaat
    en in de vaas al scherven zingen
    voor ze zijn ontstaan.
    Waarom zou de hand verlangen naar een vaas
    die, als een hals, zich uitstrekt naar de hand
    die haar wil slaan? En waarom wil de vaas
    haar scherven naar de oppervlakte zingen
    zodat de hand haar niet langer kan weerstaan?
    Misschien droomt de vaas wel van de hand
    een roos te maken, wil de hand op zoek gaan naar de vaas
    om eindelijk de scherf te vinden
    waarmee hij rozen uit zijn eigen pols kan slaan.

    Peter Verhelst
    Uit: Nieuwe sterrenbeelden
    Prometheus, Amsterdam, 2008

    mij toegestuurd door KVTh



    01-10-2009, 00:00 geschreven door Nao  
    30-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maria Vasalis - Vriend, metgezel ... uit "De oude kustlijn"

    Vriend, metgezel, die meer en minder is

    dan vader, moeder, minnaar, kind

    hetzelfde als ik, maar anders

    onafhankelijk en toegewijd

    ouder, jonger, van dezelfde tijd.

    Trooster, die getroost kan worden

    baken en verhanger van borden

    broeder, maar van een andere moeder, zonder rivaliteit

    met wie ik samenloop en die mij begeleidt.

    Hij gunt mij om te leven en als ik dood

    zou willen, geeft hij mij gelijk.

    Soms is het, dat ik om hem alleen

    verdragen blijf, wat zonder hem ondraaglijk scheen.

    Zonder een enkele verplichting

    loop ik en altijd in zijn richting.

     

    Maria Vasalis

    uit "De oude kustlijn"



    30-09-2009, 23:50 geschreven door Nao  
    25-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen."The mind has a physical basis, which is the brain.”

    "The mind has a physical basis, which is the brain.”

    Bear, M.F., Connors, B.W., Paradiso, M.A. (2007) Neuroscience: exploring the brain, 3rd ed.,Lippincott Williams & Wilkins - blz. 7



    25-09-2009, 00:17 geschreven door Nao  
    24-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ad Verbrugge - Tijd van Onbehagen citaat
    "Door de grenzeloze exploitatie van de consumptieve levenshouding vanuit de illusoire suggestie van individuele vrijheid en de daarmee samenhangende afbraak van kleinschalige verbanden ondermijnt ze uiteindelijk zichzelf, zowel in biologische als in culturele zin. Dit manifesteert zich in een toename van geweld, corruptie, juridificatie, disciplineproblemen, gezinsproblemen enz."
    Uit Tijd van Onbehagen (2004) Ad Verbrugge


    24-09-2009, 23:58 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stephen W. Hawking - God is not necessary

    What I have done is to show that it is possible for the way the universe began to be determined by the laws of science. In that case, it would not be necessary to appeal to God to decide how the universe began. This doesn't prove that there is no God, only that God is not necessary.

    ~ Stephen W. Hawking



    24-09-2009, 23:50 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Johann Wolfgang von Goethe - In der Beschränkung.

    Wer Grosses will, muss sich zusammenraffen;
    In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister,
    Und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben.

    Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832)



    24-09-2009, 21:07 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bart Klink - Uit ‘Een diep religieuze ongelovige? Een recensie van Smedes’ “God én Darwin”’

    Een cruciale vraag die tot nu toe onbeantwoord is gebleven, is wat Smedes verstaat onder de woorden “geloven” en “God”. Gelukkig komt hier in dit hoofdstuk een antwoord op. Smedes omschrijft geloven als “het hebben van en handelen in overeenstemming met een intuïtie dat de werkelijkheid die zich, op welke wijze dan ook, aan onze zintuigen presenteert, niet de gehele werkelijkheid is” (p.115). Onder God verstaat hij “de naam die ik geef aan het mysterie achter en verborgen in onze waarneembare werkelijkheid” (p. 120).

    Dit komt erg dicht in de buurt van wat Dawkins over Einstein citeert: “Aanvoelen dat achter al het ervaarbare iets schuilgaat dat ons verstand niet kan bevatten, iets waarvan de schoonheid en verhevenheid alleen indirect en als een flauwe weerschijn tot ons komen, is religiositeit. In dat opzicht ben ik gelovig.”. Dawkins voegt daar instemmend aan toe: “Wel, in dat opzicht is ook deze schrijver gelovig”. Smedes’ opvattingen hierover liggen dus erg dichtbij die van aartsatheïst Dawkins! Hij lijkt iets soortgelijks ook door te hebben als hij op pagina 116 schrijft dat zijn intuïtie van een begrensde waarneembare werkelijkheid ook bij atheïsten voorkomt.

    Dawkins wijst er echter terecht op dat dit niet de invulling is die de meeste mensen aan de woorden “geloven” en “God” geven; voor veruit de meeste gelovigen is God méér dan een onbevattelijk mysterie. Het is een Wezen dat zich bemoeit met deze wereld: wonderen verricht, gebeden verhoort, zich openbaart in geschriften, morele richtlijnen geeft en een eeuwige gelukzaligheid belooft. Maakt de God van Smedes hem gelovig, of is hij eigenlijk een atheïst die zijn verwondering over de werkelijkheid graag met religieuze woorden duidt? Wat zijn intuïtie volgens hemzelf tot geloof maakt, is de “specifieke invulling of verwoording van die intuïtie” (p. 116). Ik kan dit niet overtuigend vinden: door opvattingen anders te verwoorden, verander je niets aan de opvattingen zelf. Waarschijnlijk kun je hierover eindeloos steggelen, maar ik denk dat zijn opvattingen door veel gelovigen als atheïstisch bestempeld zullen worden. Ze staan te ver af van hun religieuze belevingswereld, waarin een interveniërende God centraal staat.

    Smedes beroept zich een aantal keer op een duidelijk onderscheid tussen metafysica en wetenschap. Ik denk dat een dergelijk onderscheid onhoudbaar is. Wie naar de geschiedenis van de wetenschap kijkt, ziet dat de wetenschap nu veel uitspraken doet over zaken die ooit als pure metafysica gezien werden. Lange tijd lag bijvoorbeeld de aard van ruimte en tijd uitsluitend in het domein van de metafysica, tegenwoordig (vooral sinds Einstein) het is het voornamelijk het subject van natuurkundig onderzoek. Smedes zegt bijvoorbeeld dat het reduceren van verliefdheid tot hersenchemie metafysica is en geen wetenschap (p. 129). Reductie is echter heel gebruikelijk in de wetenschap: temperatuur is reduceerbaar tot de gemiddelde moleculaire kinetische energie en licht tot elektromagnetische geloven. Ik zie niet in waarom verliefdheid niet net zo goed reduceerbaar zou kunnen zijn tot hersenchemie, al zal dit een stuk complexer zijn dan de andere reeds succesvolle reducties. Grensbewakende theologen kunnen voortschrijdend neurowetenschappelijk inzicht niet tegenhouden. Sterker nog: er is lang niet altijd een harde grens die ze kunnen bewaken.

    Hetzelfde geldt voor het leven na de dood, waarin Smedes opmerkelijk genoeg blijkt te geloven. Hij meent dat wetenschap niets kan zeggen over de mogelijkheid van een leven na de dood en dat atheïsten geen redenen hebben om deze mogelijkheid te verwerpen (p. 123). Als hij zich echter net zoveel in de neurowetenschappen had verdiept als in de evolutiebiologie, was hij waarschijnlijk tot een andere conclusie gekomen. Uit neurowetenschappelijk onderzoek is namelijk overtuigend gebleken dat alles wat wij doen, denken, voelen en ons maken tot de personen die wij zijn voortkomt uit de hersenen, en dus ook zal sterven met de hersenen. Ook de vraag naar een leven na de dood, die ooit puur theologisch/filosofisch was, blijkt dus wetenschappelijk te zijn geworden.

    (...)

    In het laatste hoofdstuk reflecteert Smedes op de mens en zijn positie in de kosmos. Vanuit evolutionair oogpunt zijn wij niet bijzonder stelt hij terecht, maar wel in het feit dat wij als enige soort in staat zijn om onze eigen geschiedenis en plek in het universum te contempleren. Dat is iets waar we zuinig op moeten zijn, het zou zonde zijn als de mens uit zou sterven. Hiermee kan ik volledig instemmen. Smedes sluit zijn boekje af met een prachtige passage uit het Bijbelboek Prediker (3:18-22), waarin staat dat de mens een dier is en beide hetzelfde lot treft: wederkeren tot stof. Daarom kan de mens het beste vreugde putten uit alles wat hij onderneemt. Ook hier kan ik me als atheïst volledig in vinden.

    God én Darwin is leuk geschreven. Het is goed begrijpbaar voor een geïnterneerde leek en leest gemakkelijk weg. Maar is Smedes in zijn missie geslaagd? Zijn God en Darwin te verenigen? Dit hangt volledig af van wat je onder het woordje “God” verstaat, en dat is meteen mijn grootste probleem. Smedes’ invulling van dat woord is anders dan dat van de meeste gelovigen, en voor hen zal de relatie tussen God en Darwin problematisch blijven. Hoe moeten we Smedes’ religieuze opvattingen karakteriseren? Ik houd het op een diep religieuze ongelovige.


    Uit ‘Een diep religieuze ongelovige? Een recensie van Smedes’ “God én Darwin”’ door Bart Klink op website http://www.deatheist.nl – juni 2009
    Zie ook http://www.nieuwwij.nl/index.php?pageID=13&messageID=1980



    24-09-2009, 15:43 geschreven door Nao  
    23-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zhuang Zi - Woorden zijn niet zomaar wind.
    Woorden zijn niet zomaar wind. Woorden zeggen iets.
    Maar wat ze zeggen staat niet vast. De vraag is dan of ze wel echt iets zeggen of in feite niets zeggen.
    Men beweert dat woorden verschillen van het sjilpen dat vogeltjes laten horen. Maar is dat wel zo?

    Zhuang Zi



    23-09-2009, 19:26 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zhuang Zi - ... dingen zijn zo omdat we ze zo noemen

    "Een weg bestaat omdat we hem bewandelen en dingen zijn zo omdat we ze zo noemen. Waarom zijn ze zo? Omdat we dat zo hebben afgesproken. En waarom zijn ze niet zo? Omdat we hebben afgesproken dat ze niet zo zijn."

    Zhuang Zi



    23-09-2009, 19:25 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.George Steiner - De taal ...

    De taal is het voor-naamste instrument waarmee de mens weigert de wereld te accepteren zoals ze is.

    Wij hebben het ver-mogen, de behoefte, de wereld te loochenen of te 'ontzeggen', ons een andere voorstelling te maken, haar anders te beschrijven.

    George Steiner



    23-09-2009, 19:24 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.William Shakespeare - We are such stuff as dreams are made on

    Prospero:
    Our revels now are ended. These our actors,
    As I foretold you, were all spirits, and
    Are melted into air, into thin air:
    And like the baseless fabric of this vision,
    The cloud-capp'd tow'rs, the gorgeous palaces,
    The solemn temples, the great globe itself,
    Yea, all which it inherit, shall dissolve,
    And, like this insubstantial pageant faded,
    Leave not a rack behind. We are such stuff
    As dreams are made on; and our little life
    Is rounded with a sleep.

    The Tempest Act 4, scene 1, 148–158

    23-09-2009, 05:24 geschreven door Nao  
    22-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Naud Van der Ven - Illusieonderzoeken

    Illusieonderzoek voor Iedereen

    Dit gesprek  is erop gericht mogelijke illusies op het spoor te komen. Illusies zijn listige dingen. De filosoof Levinas denkt dat je daarin onmogelijk je eigen kritische instantie kunt zijn, althans grotendeels niet. Volgens hem is er een kracht van buiten nodig om de voortrazende rationaliteit, al is het maar voor een moment, tot de orde te roepen. Voor Levinas kan een ander mens als zodanig fungeren. Daar waar wij onze goedbedoelde, rationeel verantwoorde, opvattingen en schema´s over anderen uitstorten, kan zich plotseling het verdriet tonen van zo´n ander die geacht wordt mee te lopen in onze schema´s. Als deze confrontatie de vraag losmaakt ‘Waar ben ik eigenlijk mee bezig?’ of ‘Is het wel zo, zoals ik denk dat het is?’, dan zijn we mogelijk een illusie op het spoor.

    1.Ga voor jezelf na: waar ben je in de positie geweest dat je mede voor anderen moest denken, plannen, schema´s opstellen, beleid formuleren? (bijvoorbeeld als ouder, als verzorger, als leidinggevende, als adviseur, als goede vriend of vriendin)

    2. Ben je in die situatie geconfronteerd geweest met, al dan niet vage, weerstand of twijfel of verdriet van anderen (bijvoorbeeld kinderen, patiënten, medewerkers, klanten, vrienden) die geacht werden in jouw plannen mee te lopen?

    3.Heb je je daarbij, al was het maar voor een paar seconden, afgevraagd: ‘waar ben ik eigenlijk mee bezig?’, of ‘waarom moet het eigenlijk zo?’ of ‘loop ik nu over anderen heen?’.

    4.Voelde dat aan als schaamte voor je eigen ideeën, ook al waren ze goed doordacht en goed bedoeld?

    5. Heeft die confrontatie je in staat gesteld om bepaalde eigen ideeën ter discussie te stellen en nieuwe ideeën toe te laten?

    6.Probeer het gevoel van schaamte, dat de sleutel is tot de illusie, onder woorden te brengen.

    7.Wissel in het gesprek uit: de situatie, de schaamte, de mogelijke illusie. Kun je bepalen of het werkelijk een illusie is?

    Bron: Naud van der Ven, Schaamte en verandering. Denken over organisatieverandering in het licht van de filosofie van Emmanuel Levinas. Kampen: Klement, 2006.

    http://naudvanderven.blogspot.com/search/label/Levinas

    22-09-2009, 14:31 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huub Oosterhuis - Ik heb haar lief - naar ps 119
    IK HEB HAAR LIEF

    Maak mij duidelijk
    wat Gij bedoelt, Gij -
    ik wil gaan, zo goed ik kan
    ten einde toe

    begrijpen wat geschreven staat:
    buig mijn hart naar het Geschrevene.

    In uw woorden vind ik mijn geluk
    zij zijn mijn grote liefde.

    Ik heb haar lief, uw Thora
    moet altijd aan haar denken.

    Van mijn leermeesters
    heb ik geleerd -
    maar meer van uw geschriften:

    zij leerden mij denken.

    vrij naar psalm 119


    22-09-2009, 13:37 geschreven door Nao  
    20-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.György Konrad - De vraag naar de zin van het leven

    Op de vraag naar de zin van het leven antwoordt iedereen met zijn levensloop.

    György Konrad.



    20-09-2009, 22:35 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Memento mori
    Gedenk te sterven.
    Denk eraan te (moeten) sterven.

    Bedenk dat u sterfelijk bent.
    Denk aan je eigen sterfdag

    20-09-2009, 22:24 geschreven door Nao  
    19-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Freud - Kunst

    Kunst is een omweg die de droom neemt om terug te keren op het pad van de realiteit.
    Sigmund Freud



    19-09-2009, 11:20 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ida Gerhardt - Licht uit licht

    Licht uit licht

    De liefde bidt voor wie

    niet weten wat zij doen;

    gekruisigd blijft zij stil

    voor wie de hamer heft.

    En na de sabbath keert

    zij tot de treurenden,

    verrezen uit het graf

    wandelt zij in de hof.

    Onherkend zit zij aan,

    met hen, met u, met mij

    tot Emmaüs, tot het brood

    door Hem gebroken wordt.

    Ida Gerhardt



    19-09-2009, 04:01 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ida Gerhardt - Over de eerbied

    Over de eerbied

    Ge met het eenzaam laten

    het zaad dat ligt te slapen

    en dat al kiem gaat maken.

    Dit eerstelingsbewegen

    van leven binnen leven

    vermijd het te genaken.

    Laat het stil in zijn waarde,

    zaad in de donkere aarde;

    zaad in de donkere aarde.

    En het zal groen ontwaken.

    Ida Gerhardt



    19-09-2009, 03:50 geschreven door Nao  
    16-09-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Peter Schmidt - De wil van God (2) - Ongehoord - Davidsfonds - 2009

    De wil van God? (deel 2)

    uit ‘Ongehoord’ Peter Schmidt


    Binnen het Griekse kosmische denken stond er boven de wil van de goden nog een andere, blinde instantie waaraan zelfs zij onderworpen waren, namelijk het noodlot. Ook in de Ilias is die aan het werk. De goden zijn in de polytheïstische wereld immers niet de allerhoogste werkelijkheid. In de regel zijn zij verpersoonlijkte natuurkrachten, symbolische gestalten van de kosmos. Zij maken zelf deel uit van een eeuwige werkelijkheid die groter is dan zijzelf en waaraan zij onderworpen zijn. De kwestie van de invoering van het Noodlot (Moira, Tyche, Fatum) is in zoverre filosofisch en psychologisch interessant, dat zij de aandacht richt op de onbegrijpelijkheid van zovele gebeurtenissen die je aan geen enkele vrije wil kan toeschrijven, ook niet de goddelijke, zonder in contradicties te vervallen. Maar in Bijbels perspectief bestaat zoiets niet. Daar kan niets boven de soevereine wil van God gedacht worden. God is immers transcendent ten overstaan van de kosmos. Het probleem wordt in de Bijbelse wereld in zekere zin moeilijker, omdat de vrije wil van God er alles domineert en in handen heeft. God kan nooit zeggen: ‘Het spijt me, maar ik kan er niets aan doen.’ Dan is hij immers niet almachtig en is hij ten langen leste geen God. Maar wat dan met de onnoemelijke verschrikkingen die over de mensen komen? Daarover gaat in wezen het boek Job. Er zijn dingen die zo erg zijn, dat ze in geen aanvaardbare verhouding staan tot welke menselijke fout ook. Waar is dan de rechtvaardigheid van Gods wereldbestel? Mensen die ook vandaag nog beweren dat het kwaad in de wereld het gevolg is van de zondige vrijheid van de mens, spreken als vrienden van Job. Ze menen God in bescherming te nemen, maar ze bewijzen hem de slechtst mogelijke dienst. Want er bestaan natuurlijk talloze oorzaken van leed die met de vrijheid van de mens niets te maken hebben. Vulkaanuitbarstingen, aardbevingen, epidemieën, tseetseevliegen en malariamuggen, spina bifida, mucoviscidose en zo tot in het oneindige. Bovendien bestaan natuurrampen die vandaag duizenden mensen doden, al vele miljoenen jaren; ze waren er al voor de mens op aarde verscheen. Wat hebben zij dan te maken met onze verkeerde keuzes? Aardbevingen en genetisch defecte zaadcellen handleen volkomen blind. Ze handelen trouwens niet, ze gebeuren.

    Wat ik schrijf is uiteraard niet nieuw, want we bevinden ons hier midden in het grootste probleem dat ooit bestaan heeft voor de existentiële zijde van het geloof: het probleem van het onschuldig lijden. Maar ik vind wel dat we het niet enkel moeten reserveren voor filosofische debatten, maar ook onder zogen zien wanneer we bidden ‘Uw wil geschiede’, en het daar niet tussen haakjes plaatsen. Het is het probleem dat atheïsten doet zeggen: ‘Is God almachtig, dan is Hij niet goed; is Hij goed, dan is Hij niet almachtig.’ Precies vanwege dat probleem behandelde de Duitse gelovige filosoof Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) het vraagstuk van het godsbestaan als ‘theodicee’, dat wil zeggen als een rechtvaardiging van het godsbestaan tegenover het verschrikkelijke lijden in de wereld. Zijn conclusie was dat alles uiteindelijk een voldoende reden van bestaan moest hebben,[1] hoe vreselijk het ook leek, en dat daarom ‘alles nog het beste was in de beste van alle mogelijke werelden’[2] Voltaire heeft niet nagelaten om in zijn meesterwerk Candide de bitterste spot te drijven met die optimistische stelling van Leibniz.

    Na Job en Prediker begreep de Bijbelse mens het zelf ook niet meer zo goed. Mede door de vreselijke politieke en militaire drama’s die Israël had meegemaakt, voelden velen blijkbaar de gaten en aporieën in het mooi lopende verhaal van de rechtvaardige vergelding van goeden en kwaden. Dat verklaart mede een proces dat vanaf de 2de eeuw vóór onze tijdrekening op gang kwam. Men introduceerde meer en meer de duivel als de wilsoorzaak van alle kwaad dat je niet meer als een pedagogisch straf van God kon interpreteren.[3] Men bedacht ook een uitstel van de rechtvaardige vergelding tot na de dood, of bij de opstanding van de doden. Deze laatste idee begon zich pas vanaf de 2de eeuw vóór onze tijdrekening te ontwikkelen. In werkelijkheid betreft de invoering van de duivel een terugkeer naar de polytheïstische opsplitsing in goedwillige en kwaadwillige ‘hogere willen’, maar Sprenger en Kramer en hun ontelbare theologische collega’s hebben al lang ongewild aangetoond dat deze ‘oplossing’, binnen het strikte monotheïsme, de vraag naar Gods eigen rol alleen maar verschuift. De duivel blijft immers een schepsel, aan God onderworpen, en niet een tegengod met gelijke macht. Je kan dus binnen het monotheïsme wel zeggen: God veroorzaakt al die gebeurtenissen niet, Hij laat ze enkel toe. Maar je blijft dan wel zitten met de nimmer aflatende kreet: waarom laat Hij dat dan allemaal toe?

    We moeten die vraag op ons durven laten afkomen, niet vanuit de positie van de toeschouwer, zoals de vrienden van Job die het zo goed kunnen uitleggen, maar vanuit de positie van de mens die zelf in de stront gegooid wordt en erin ten onder gaat, de mens die Auschwitz alleen via de schoorsteen verliet. We moeten de vraag durven beluisteren uit de mond van hen die op de brandstapel staan, niet van hen die hem aansteken of eromheen staan te kijken en de zaak uitleggen. Uit de klagende mond van hen die zich niet kunnen permitteren te zeggen dat sterven een levenskunst is. Alleen de man op Golgota heeft hier recht van spreken, hij die niet uitlegt, maar Eli, Eli, lam sabachtani schreeuwt. Want de eeuwige vragenlitanie stopt nooit. Waarom liet God Auschwitz toe, waarom stopte hij Dutroux niet, of de oorlog in Darfoer? Want hoeveel onschuldige kinderen zijn niet de eerste slachtoffers? Waarom liet hij de orkaan Katrina toe? In New Orleans zijn toen immers vooral de arme zwarten getroffen en niet de blanke miljonairs die zich met snelle wagens en helikopters uit de voeten konden maken. Orkanen en tsunami’s zijn bovendien onvoorstelbaar veel ouder dan de mens – wat zouden zij in ’s hemelsnaam met een reactie van God op onze wandaden te maken kunnen hebben?

    Dat is het logische probleem met een almachtige en alwetende wil: je kan de grens tussen veroorzaken en toelaten niet meer trekken. De vraag, zo gesteld, werd binnen het theïstische denken nooit beantwoord. Daarom blijft zij een strijdros van het atheïsme. Wie denkt dat hij ze met een verwijzing naar Gods respect voor de menselijke vrijheid kan beantwoorden, draait zichzelf een rad voor de ogen. Misdaden van anderen voorkomen of beletten wanneer we er weet van hebben en ertoe in staat zijn, wordt onder mensen als hoogste morele plicht ervaren. Hoe kunnen we dan aan God het tegenovergestelde gedrag toeschrijven? Hoe moet Gods wil dan nog een morele norm voor ons handelen zijn? Uit zorg om God te excuseren vergeten mensen, net als de vrienden van Job, dat het toeschrijven van catastrofen aan Gods wil – of van de gruwelijkste misdaden aan zijn toelating – ons onoverkomelijke morele problemen stelt. Daarom ligt de eigenlijke vraag al lang elders: zijn ‘willen’ en ‘toelaten’ nog wel correcte begrippen om na te denken over de relatie tussen God en wat er in de wereld gebeurt?[4] Die termen kunnen geen aanspraak meer maken op een werkelijkheidsverklarende of –beschrijvende rol. Binnen de reeks van causale verklaringen kan het begrip ‘wil’ enkel beperkt zijn tot de wereld zelf. Anders gezegd: alleen menselijke vormen van wil[5] kunnen een realistische causale verklaring van bepaalde gebeurtenissen geven. Spreek je in een religieuze context over Gods wil, dan is dat als beeldspraak allicht oké, maar als verklaring van fenomenen kan het niet meer.

    Ik schreef dat de geschiedenis van het moderne westerse atheïsme in zekere zin samenvalt met de strijd rond opvattingen over Gods wil en zijn werking in de wereld. De antieke antropomorfe opvatting als zouden alle gebeurtenissen door iemand gestuurd zijn, is een van de hoofdoorzaken geworden van het feit dat de zich wetenschappelijk en technisch ontwikkelende wereld zich steeds verder van die willende en dirigerende God heeft verwijderd, tot grote treurnis van leerstellige systemen die het oude godsbeeld in stand wilden houden. Men kan makkelijk begrijpen waarom de verwijzing naar de wil van God steeds verder wegslonk vanaf het moment dat men door wetenschap en techniek zelf iets aan de ellende kon verhelpen. Mijn moeder had zeven kinderen, haar oudere zus geen, hoezeer ze er ook gewild had. Voor die tante was haar onvruchtbaarheid de wil van God, die ze moest aanvaarden. Het is voor haar, denk ik, een troost en een vorm van zingeving geweest, en ik schrijf het met eerbied. Maar wat als ze met ethisch verantwoorde technieken van vandaag de onvruchtbaarheid had kunnen overwinnen en toch kinderen had gekregen? Zou zij tegen de wil van God gehandeld hebben? Natuurlijk niet, zal men vandaag antwoorden. Maar eenmaal dat je over die kennis en mogelijkheden beschikt, waarom zou je dan nog stellen dat onvruchtbaarheid in vroegere perioden wél Gods wil was? Als je zelf met bevloeiing, kunstmest of genetische verbeteringen hongersnood kan verhelpen, zal je minder geneigd zijn de hongersnood te beschouwen als een door God overgezonden beproeving, noch de droogte van de Sahel als een door hem zo geordende toestand. En als je overstromingen met stuwdammen kan keren, zoals dat in Nederland is gebeurd, dan zal je die overstromingen niet meer aan Gods wil toeschrijven. Want mocht God echt willen dat Nederland overstroomd wordt, dan dient zelfs een stuwdam van tien kilometer hoog tot niets. In West-Europa zullen gelovigen de genetische handicap van een kind of een fatale gasexplosie in de regel niet meer duiden als door God overgezonden om zijn geliefden te beproeven. Eist een aardschok honderdduizend mensenlevens, dan zal men terecht zeggen dat het ‘Gods wil’ is de slachtoffers te gaan helpen, niet dat Hij ze allemaal heeft willen treffen om ons een les te leren. In dat geval slaat de uitdrukking ‘wil van God’ op wat ons te doen staat, niet op wat ons overvalt. De verwijzing naar Gods wil drukt in dat geval uit dat naastenliefde onze hoogste roeping is. Precies wat de Bergrede zeggen wil.

    Een van de overweldigende vermoedens – en later overtuigingen – van Charles Darwin was, dat het aanvaarden van een blinde natuurlijke selectie in de evolutie ook meebracht dat men moest aanvaarden dat er in deze wereld ontelbare gebeurtenissen en processen plaatsgrijpen die door niemand gewild zijn, noch door God noch door een mens. Dat met andere woorden de processen van de biologische evolutie niet meer onder de categorie ‘wil’ geklasseerd konden worden en dat dit taalspel geen adequaat beeld meer kon geven van de relatie tussen God en de schepping. Darwin zelf was in zin jeugd sterk onder de indruk geweest van het beroemde boek van William Paley over de natuurlijke theologie. Deze anglicaanse priester had daarin op briljante wijze het beeld van God als de grote horlogemaker uitgewerkt. maar Darwins eigen verbazingwekkend minutieuze observatie en vooral scherpzinnige interpretatie van de mutaties in de natuur hadden hem op de duur toch verplicht om afscheid te nemen van een goddelijke ingenieur als verklaring van de natuurlijke processen. Zoals bekend betekende de zeereis naar de Galapagoseilanden daarin een scharniermoment.

    De tijd heeft Darwin gelijk gegeven. Van het langzame ontstaan van diersoorten, waarvan de allermeeste al miljoenen jaren uitgestorven waren toen de mens op het toneel verscheen en waarmee de vrijheid van de mens dus in het geheel niets te maken heeft, tot de snelle adaptatie van micro-organismen aan nieuwe chemische situaties, is de correcte sleutel tot verklaring van evolutie en adaptatie in de natuur niet meer de wil van een God die de concrete processen stuurt. We raken hiermee een van de hoofdredenen waarom de evolutieleer voor vele religieus denkende mensen die hun geloof niet hebben herdacht vanuit de bevindingen van de moderne wetenschap, zo bedreigend blijft, en waarom het concept van Intelligent Design zo aantrekkelijk lijkt. Darwin besefte maar al te goed welke aardverschuiving zijn ontdekkingen voor een traditioneel religieus wereldbeeld zouden teweegbrengen, en nam ze allesbehalve licht op. Hij sprak zelfs van een moordbekentenis. De dood van zijn eigen lievelingsdochtertje Annie en het vroom geloof van zijn vrouw, die voor zijn zielenheil vreesde, speelden een grote rol in de moeilijke existentiële verwerking van zijn wetenschappelijke inzichten. Zijn waarheidsethos komt des te indrukwekkender uit.

    Bij Darwin en ontelbaren na hem leidde de overtuiging dat de natuurlijke processen niet van buitenaf ‘gewild’ zijn tot feitelijk atheïsme. Is die weg onvermijdelijk? Wellicht wel als men blijft vasthouden aan een persoonlijke causaliteit achter alles en Gods wil als ethologische factor blijft inroepen. De God die als een superingenieur de contingente gebeurtenissen stuurt, is de facto allang dood, ook al zal hij nog generaties langs de zogenaamde religieuze verklaring van gebeurtenissen domineren[6] Evolutie gaat wel degelijk ook over de vraag: welk godsbeeld? Welke God? Door het oude wereldbeeld fundamenteel en onomkeerbaar om te gooien heeft Darwin – onbedoeld – de fundamentele theologie misschien dieper beïnvloed dan alle theologen van de 19de en 20ste eeuw samen. Hoe kan je immers verder blijven denken over een God met een wil die de loop van de wereld bestuurt, als je ook maar één gebeurtenis in de schepping eraan onttrekt? Want waar ga je de wil van God dan wél nog situeren en waar niet?[7] Als God de koers van de biljoenen blind rondvliegende asteroïden niet bepaald heeft, waarom zou hij dan 65 miljoen jaar geleden het uitsterven van de dinosaurussen gewild hebben, als gevolg van de impact van zo’n asteroïde? En als hij die catastrofe niet gepland had, waarom zou hij dan de evolutie van de primaten gepland hebben? Of van de neanderthaler die een complete mens was en toch uitgestorven is? Men kan, eenmaal dat deze vraagstelling begint, geen grenzen van ja of neen meer aanwijzen. Het hedendaagse natuurwetenschappelijk geïnspireerde atheïsme heeft dus alles te maken met de afwijzing van een onhoudbaar geworden religieus wereldbeeld.[8]

    Ook de ethische problemen die geloofsgemeenschappen en hun leiders vandaag ondervinden met de mogelijkheden van de medische en genetische technologie – biomedische ethiek, problemen van fertilisatie, stamcellenonderzoek en dergelijke – zijn met die basisproblematiek ten nauwste verbonden. De voorstelling van een God die via zijn wil de structuren vastlegt en de processen in de natuur bepaalt, had immers verregaande filosofische en theologische gevolgen met zich meegebracht. Zo domineerde in de Kerk eeuwenlang de idee dat de manier waarop de dingen zich spontaan in de natuur voordoen, los van de menselijke wil, een aanwijzing vormt van het feit dat God het zo beschikt heeft. Wie zo denkt beweert eigenlijk: de dingen zijn zoals ze zijn omdat God dat zo wil. Men meende uit de waargenomen feitelijkheid de eeuwige en onveranderlijke wil van God te kunnen aflezen en trok daaruit de conclusie dat de feitelijke zijnswijze van de dingen onveranderd moest blijven. Zij stond van bij het begin eens en voorgoed in de schepselen gegrift. Het was de spontane opvatting over de zogeheten natuurlijke orde of natuurwet. Men schatte niet het belang in van honderden miljoenen jaren evolutiegeschiedenis voor het verschijnen van de mens op aarde, en dacht daarom die natuurwet als statisch van bij de aanvang, zonder te beseffen dat hij gebaseerd was op oppervlakkige observatie van fysische en biologisch processen die men onwrikbaar gefixeerd achtte. Dat de mens iets zou wijzigen aan de door God ingebouwde mechanismen van de natuur werd lange tijd veroordeeld als een zonde tegen de natuurwet. Men kan de geschiedenis van de ethische bezwaren tegen technische ingrepen van de mens, bijvoorbeeld in de geneeskunde of de voortplanting, vaak terugvoeren tot een dergelijk statische, evolutieloze opvatting van de natuurwet. De encycliek Humanae Vitae bood in 18968 nog een levende illustratie van de ethische worsteling die daarvan het gevolg was.

    Dit verhaal is theologisch nog lang niet ten einde. Maar het intense worstelen om beter begrip heeft ons alleszins al iets geleerd. Ook het spreken over ‘Gods wil’ behoort tot de metaforische taal en leert ons niet hoe God in elkaar zou steken of zich tot de wereld zou verhouden. Gods ‘willen’ behoort to dezelfde beeldende taal als zijn luisteren en zien, zijn spreken en zijn zetelen op een troon. Ik zie geen bezwaar tegen hen die aanvaarden dat het antropomorfisme van de Bijbelse taal allicht de beste manier blijft om over God te spreken, een relatie met God te beleven en God in liefde met elkaar te delen. Wij zijn mensen en kunnen enkel in menselijke vormen een liefdesrelatie ter sprake brengen en beleven. Het is de enige analogie waarover we beschikken. Menswording was trouwens de weg van Jezus Christus. Maar we moeten ons ervan bewust zijn dat we ook die taal niet méér kunnen laten zeggen dan ze kan. Men doet er goed aan hierin de oude wijsheid van theologen te hanteren, die heel goed wisten dat we aan alles wat we over God zeggen, ook altijd moeten toevoegen: ‘En toch is Hij zo niet.’ Als het op de verklaring van natuurfenomenen aankomt, zouden we trouwens ook het best af en toe Meester Eckharts woord gedenken: ‘Over God wil ik zwijgen.’[9] Het hanteren van beeldende taal voor logische definities en realistische beschrijvingen van God moet de rede – ook de theologische! – onvermijdelijk op doodlopende paden sturen. Letterlijk ziet of hoort God natuurlijk niet. Zien en horen zijn, als ervaarbare en beschrijfbare fenomenen, activiteiten van zintuigen en brein. Ook het willen is een act van het brein. De opvatting dat de wil het product zou zijn van een apart bestaande en van buitenaf ingestorte geestelijke entiteit, die het brein enkel als woonplaats of instrument zou gebruiken, is niet meer geloofwaardig te verdedigen. Plato is wat dat betreft allang begraven; God heeft per definitie noch brein noch zintuigen. Ik schreef het reeds: noch fysisch noch existentieel kan men Gods wil nog gebruiken in een beschrijving van de werkelijkheid of als verklarende factor van natuurprocessen.

    Dat inzicht is van kapitaal belang, ook en misschien vooral voor een spiritualiteit waarmee men vandaag het Onze Vader wil bidden. Waar de bede ‘uw wil geschiede’ betrokken wordt op wat in de wereld gebeurt, verwijst zij concreet naar wat ons, mensen, te doen staat. Zij legt een verband tussen wat wij moeten doen en God. We zeggen dat mensen in de liefde, de rechtvaardigheid, de zorg voor de zwakke – kortom in de daden van het evangelie – Gods wil volbrengen. We getuigen op die manier van ons geloof dat die daden de écht gewichtige dingen van het leven zijn, belangrijker dan al de rest. Het zijn de dingen waarom het gaat, de dingen die steeds weer toekomst openmaken en ons erop doen vertrouwen dat het bestaan uiteindelijk zin heeft. Want in liefde ervaren we zin en daarom zoeken we er allen hartstochtelijk naar. Het zijn de dingen die ons door alles heen doen geloven dat we verbonden zijn met onze diepste scheppingsgrond, de grond waaruit we bestaan, die we God noemen en met wie we ons hele bestaan in een relatie van liefde kunnen beleven. Het is de liefde die ons met de absolute werkelijkheid van God verbindt. Paulus legt er de volle dimensie van bloot, waar hij zingt: ‘Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn … De liefde zal nooit vergaan.’[10] Met de uitdrukking ‘Gods wil doen’ belijden we dat God in deze geschiedenis te vinden is waar mensen liefde en gerechtigheid stichten. Wie bidt ‘uw wil geschiede’, engageert zich tot liefde.

    Dat beseffen bevrijdt ons voorgoed van de angst voor zoeken en vergissingen. We zijn mensen. We beschikken niet over een vat heldere geopenbaarde informatie waaruit we alle recepten voor een juist ethisch handelen kunnen tappen. Men moet bij zo’n bedenking niet op z’n achterste poten gaan staan, want ook met de verwijzing naar Gods van buitenaf geopenbaarde wil hebben mensen altijd moeten zoeken naar wat ethisch het beste is en doen ze dat nog. Nooit heeft het beroep op Gods wil het zoeken kunnen vervangen, nooit was het een onfeilbaar middel tegen vergissingen. De geschiedenis biedt te veel voorbeelden van vergissingen, zelfs gruweldaden, die te goeder trouw onder het motief van Gods wil begaan werden. Was de strijdkreet van de kruisvaarders niet Deus lo vult – God wil het?

    Het kan verbazing wekken dat ik een dergelijke problematiek ter sprake breng in een bezinning over het Onze Vader. Ik wilde het echter zeer uitdrukkelijk met dit intermezzo doen, omdat het voor mensen met een volwassen christelijke spiritualiteit volgens mij geen zin heeft de bede ‘uw wil geschiede’ te bidden met oogkleppen aan en te doen alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Men moet spiritualiteit niet verwarren met gebrek aan luciditeit. Dan wordt spiritualiteit een compartiment naast het leven, een veilige cocon waar we het gesprek met de uitdagingen van de wereld kunnen vermijden. Maar wat moet daar dan op lange termijn de zin van zijn? Welk bidden moet dan doorgegeven worden aan hen die de aandoenlijke naïviteit van de kinderjaren ontgroeien? Gooit de bijbel zelf ons juist niet in het bad van de werkelijkheid?

    Dit hoofdstuk wil een bezinning blijven over het Onze Vader en het kan dus niet de bedoeling zijn de hele scheppings- en godproblematiek uit te vlooien. Toch moest ik deze zijstraat even nemen. het trouwens geen zijstraat. Zij doet de gelovige, die ook met open ogen en oren wil kijken naar het leed van de wereld, beseffen dat de interpretatie van ‘uw wil geschiede’ als ‘laat ons vroom aanvaarden wat Gij ons overzendt’ verraderlijk diepe valkuilen in zich bergt, waar niemand ooit uit weggeraakt is. Men heeft alleen maar pogingen kunnen ondernemen om ze met behulp van veel theologische retoriek toe te dekken, zodat ze minder zichtbaar waren, onzichtbaar misschien, totdat iemand erin stuikt en door het leed uiteengereten wordt. Dan vallen, zoals op Golgota, alle pogingen tot uitleg van hun voetstuk. Ik besef terdege dat een reflectie over de relatie tussen antieke en hedendaagse wereldbeelden allicht losstaat van de onmiddellijke bekommernissen van een evangelist. Het belang ervan is er niet minder om, want Bijbellezen vandaag gaat over Bijbelleven vandaag. Het Onze Vader bid je voor vandaag en morgen en niet vanuit nostalgisch sentiment. Dat laatste kan geen norm zijn. Zelfs indien de auteur van Genesis werkelijk gedacht zou hebben dat de wereld in zes dagen geschapen was, betekent dat niet dat wij zijn cultureel bepaalde opvatting als normatief moeten beschouwen voor onze eigen kennis van de wereld en onze interpretatie van de tekst. Zelfs indien een evangelist gemeend zou hebben dat een epileptische jongen echt door de duivel bezeten was, dan hoeven wij vandaag toch niet te blijven kleven aan een dergelijke religieuze interpretatie van een neurologisch fenomeen? Het is precies de confrontatie met de steeds sneller evoluerende wereld van kennis en inzicht die ons ertoe noopt het Bijbelse geloven niet op te sluiten inde cultuur van het verleden. Wat de wetenschap ons de afgelopen eeuwen over de processen in de natuur heeft geleerd, vormt een zelfstandig en intrinsiek theologisch motief om te aanvaarden dat ‘uw wil geschiede’ het beste gelezen wordt als: laat uw wil (door ons) gedaan worden. Laat ons met een absolute inzet doen wat Thora en Profeten, wat bovenal Jezus Christus ons als onze diepste roeping voorhouden. Hij is immers niet gekomen om Wet en Profeten op te heffen, maar om de vervulling te brengen, om Gods wil te doen.



    [1] Hij noemde die voldoende reden de ratio sufficiens of raison suffisante.

    [2] ‘Tout est pour le mieux dans le meilleur des mondes possibles.’ Met weglating van het woordje possibles is dat later tot een (meestal ironisch bedoeld) Frans spreekwoord geworden.

    [3] Wellicht zelfs al iets vroeger, tijdens de Perzische periode. Er staat in de Bijbel een prachtig voorbeeld van de veranderende denkwijze. In het 24ste hoofdstuk van het Tweede Boek Samuël wordt een bizar verhaal verteld, waarbij God voor de zoveelste maal boos is op de Israëlieten en ze wil straffen. Hij zet David aan om een volkstelling te houden, maar dat blijkt dan een zware zonde te zijn die gestraft moet worden. ‘Opnieuw ontstak de HEER in toorn tegen Israël. Hij zette David tegen het vol op met de woorden: “Ga in Israël en Juda een volkstelling houden ….” Uiteindelijk laat God de pest los , en zeventigduizend mensen komen om. De auteur van het boek der Kronieken, die een tijd na de ballingschap de geschiedenis van Israël beschreef, kende blijkbaar datzelfde verhaal, maar vond de actie van JHWH wellicht te gortig, niet meer passend bij het beeld van een rechtvaardige God. Hij veranderde dus de aanleiding tot de straf, en bij hem lezen we: “Satan keerde zicht tegen Israël en zette David ertoe aan in Israël een volkstelling te houden …”

    [4] In de zogeheten Process Theology, die vooral vanaf de jaren zestig van vorige eeuw ontwikkeld werd, is men zich van dit probleem ook scherp bewust en probeert men via een ander godsbeeld, waarbij God niet meer als een personage ‘tegenover’ de schepping gedacht wordt, uit de impasse te geraken.

    [5] Hedendaagse studies van ethologie – d.i. gedragswetenschap van o.m. dieren – en vooral de inzichten in de evolutie van het brein zullen ons er wellicht toe nopen ook bij bepaalde dieren – meer bepaald de primaten – embryonale vormen van rede en wil te aanvaarden. De verschillen tussen ons en de mensapen, zelfs voor domeinen die we traditioneel aan cultuur linken, worden vandaag veeleer als gradueel dan als essentieel beschouwd. Waarom zou spiritualiteit blind moeten zijn voor die zaken?

    [6] In 1984 schreef ik over dit probleem een uitvoerig artikel. ‘Motieven tot atheïsme’ Collationes, 14/3, 258-313.

    [7] Men moet niet te snel denken dat deze bedenkingen achterhaald of overbodig zijn. In een lade van mijn schrijftafel ligt nog steeds een bericht uit De Standard van 18 januari 2006, waarin gemeld wordt dat de burgemeester van New Orleans de orkaan Katrina een straf van God noemt voor de inval van Amerika in Irak. Hij voegde eraan toe: ‘Zeker is God ook boos op de zwarte Amerikanen; Wij bekommeren ons om onszelf, niet om onze vrouwen en niet om onze kinderen’. En wat wordt er in de islam niet allemaal aan de wil van Allah toegeschreven? Dat is erg dicht bij onze eigen deur.

    [8] De spanning tussen wetenschap en geloof hangt in de 19de en 20ste eeuw ook duidelijk boven eht theologische bedrijf. Een aantal theologen – Karl Barth (1886-1968) is onder hen de bekendste – hebben resoluut de weg ingeslagen van de afwijzing van fundamentele theologie en aanvaarden als authentiek christelijk enkel een theologie die voortbouwt op wat de Kerk als openbaring beschouwt. De relatie tussen de fundamentele en de zogeheten dogmatische theologie is op zichzelf een boeiend probleem. Niettemin wezen en wijzen sommige theologen zonder twijfel de fundamentele theologie af uit schrik voor de confrontatie met het grondig gewijzigde wereldbeeld van de wetenschap en met de vragen die zo’n confrontatie onvermijdelijk meebrengt voor de verhouding tussen geloof en rede.

    [9] Meister Johannes Eckhart, domicaan, Duitse theoloog en mysticus, c. 1260-c. 1328

    [10] 1 Kor 13,2.8 Paulus’ hele zogeheten hooglied van de liefde drukt de overtuiging uit dat enkel de liefde de relativiteit en de vergankelijkheid ontstijgt.



    16-09-2009, 20:15 geschreven door Nao  
    Foto
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Archief per week
  • 19/09-25/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 21/06-27/06 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
    Gastenboek
  • Hallo

    Respect

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs