Wat ik met 'lot' bedoel? In ieder geval de kans op een tragedie. De determinante buitenwereld, de stigmatisering, die ons leven absurd maakt en het op gewelddadige wijze in een door totalitarisme beheerste situatie brengt, doet die kans teniet. Als we alleen de werkelijkheid van de ons opgelegde determinanten beleven, en niet de verplichtingen die uit onze eigen - betrekkelijke - vrijheid voortvloeien, ontstaat de toestand waarin men niet door het lot wordt bepaald, de toestand van lotloosheid. Imre Kértesz
(Uit Inspelen op genade. Over God-zoeken. van André Louf (Lannoo, 1983))
Niets drukt een mens zozeer uit als zijn capaciteit tot liefhebben. Maar het is even duidelijk dat die capaciteit niet onmiddellijk voorhanden is. Slechts na een jarenlang misschien levenslang rijpingsproces komt men ertoe, de mogelijkheid tot liefhebben die in zich opgesloten is, geleidelijk aan te ontplooien. Geestelijke ontwikkeling en ervaring spelen hierbij een voorname rol. Uiteindelijk heeft liefde met God te maken want God is liefde en kunnen we alleen liefhebben in de mate dat wij Gods Liefde en genade mochten ervaren.
We zijn er reeds vaak op teruggekomen, hoe de aansluiting bij genade ons gegeven wordt in de bekoring en in de bekering. Daar ontmoeten wij Gods overweldigende barmhartigheid. In de mate dat elke liefde ook de vrucht moet zijn van de H. Geest[1] in ons, zal deze ervaring van onmacht en van barmhartigheid, in het moment van bekering, ook een weerslag hebben op onze capaciteit met anderen uit liefde in contact te treden. Zodoende wordt immers in ons een liefde losgeslagen, die veel verder draagt dan wat onze liefde natuurlijk zou aankunnen. Liefde gaat dan lijken op de liefde van de Vader die in de hemel is, en waarvan Jezus zelf getuigt dat Hij de zon laat opgaan over goeden en kwaden (Mt 5,45). Liefde zal dan zelfs zo ver dragen, dat Jezus ervan verlangt dat zij zich zou uitstrekken, niet alleen tot hen die ons liefhebben want dat doen de heidenen ook maar zelfs tot hen die ons haten, tot onze vijanden (Mt 5,44). Het is een zware opdracht, die onmogelijk wordt zodra we alleen op persoonlijke edelmoedigheid aangewezen zijn. Slechts een langdurig omgaan met genade, of liever haar omgaan met ons, geduldig en mild, terzelfder tijd zo zacht en zo sterk, leert ons steeds weer hoe beter lief te hebben.
Vandaag de dag spelen ook hier weer elementen mee, die het moeilijk maken over liefde te spreken als geestelijke ervaring. Er is eerst het feit dat velen tot voor kort geen weg wisten met gevoelsliefde. Hierover is ondertussen veel gezegd en geschreven geweest, maar het is niet zeker dat de situatie in feite zo vlug evolueert als de vloed van woorden en geschriften zou laten vermoeden. Luidruchtige, goed bedoelde proclamaties volstaan gewoonlijk niet om iemand een warm hart bij te brengen. De aandrang waarmee over iets gesproken wordt, verraadt gewoonlijk het onbehagen waarmee we nog steeds behept zijn.
Het is niet mijn bedoeling hier verder over deze moeilijkheden uit te weiden. Ik zou echter iets willen zeggen over een dubbele misvorming van de liefde, die we vandaag vrij vaak ontmoeten, en waarvan de oorsprong misschien opklimt tot de manier waarop vroegere generaties tegen gevoelsliefde aankeken. Een eerste misvorming ligt in het feit dat liefde vaak onbewust omgebogen wordt tot actieve dienstbaarheid. Om lief te hebben is het dan niet van belang iets te voelen, maar iets te gaan doen. De tweede misvorming heeft tot gevolg, dat de sociale aspecten van de liefde ten koste van de persoonlijke aspecten eenzijdig benadrukt worden. Men wordt gevraagd te houden van een volk, een klasse, van een goede zaak, eerder dan van de enkeling die men onverwacht ontmoet. Wat heeft zulke dubbele verschuiving te maken met liefde?
Ik wil natuurlijk niet beweren dat liefde ons niet zal brengen tot het handen uit de mouwen steken, om de ander te helpen die er werkelijk behoefte aan heeft. Maar alleen dit: dat bij echte liefde, op het eerste moment, het belangrijk is dat ik mezelf behoeftig voel. Mijn eigen behoefte aan liefde speelt een even grote rol als de materiële of zelfs geestelijke nood van de ander. Dit lijkt op het eerste gezicht egoïstisch, maar toch is het niet zo. Als ik te vlug overschakel naar het in dienst staan van de ander en het iets opbrengen voor hem, dan sla ik een belangrijke etappe van de vriendschap over. Misschien zelfs een essentiële etappe. Het is niet uitgesloten dat ik dit onbewust bijzonder graag doe, omdat het eigenlijk veel gemakkelijker is iets te doen voor de ander, dan de ander op mij te laten afkomen als iemand aan wie ik zelf behoefte heb.
En toch is dit essentieel in de liefde: dat ikzelf eerst van binnen gekwetst ben door de ander. Ik moet hem de tijd laten een wonde in mij te slaan. Een nood zal in mij naar boven komen, die alleen door de beminde kan gelenigd worden. Liefhebben is tegen iemand zeggen: jij bent mijn vreugde; zonder jou kan ik niet meer leven; ik heb behoefte aan jou. Liefde roept een nood wakker, maakt behoeftig en arm, en zelfs afhankelijk van de ander. Liefde slaat ons open voor de ander, leert ons luisteren, maakt ons ontvankelijk. In deze zin gaat liefde nooit zonder echte nederigheid. Liefde is het vooral die ons nederig maakt tegenover hem naar wie ik zo hevig verlang. Misschien is dit voor de meesten het moeilijkste in de vriendschap. Niet zozeer de gevoelsliefde waarvoor de een of de ander nog op de vlucht zou slaan. Maar het feit dat liefde er ons toe brengt te herkennen dat we nood hebben aan een ander, dat hij alleen ons iets geven kan, in de mate dat wij ons aan hem gewonnen geven. Het is te begrijpen dat velen zich onbewust verzetten tegen iets dat als zwakheid of lafheid kan doorgaan, en dat zij alles in het werk zullen stellen om deze beproeving uit de weg te gaan.
Edelmoedige, actieve dienstbaarheid is hier de meest voor de hand liggende weg, die daarbij nog onze eigenliefde strelen zal. Een zogezegd onbaatzuchtige liefde kan een manier zijn om de liefde, en vooral de echte nederigheid in de liefde te ontwijken. Het is vrij gemakkelijk een held te zijn in de naastenliefde. Toch wel een curieuze uitdrukking, die gemakkelijk ingang vond. Niettemin heeft uitwendige heldhaftigheid weinig te maken met echte liefde, die eerder op kwetsbaarheid en zwakheid uit is. We spreken dan ook niet over helden van de vriendschap, noch over een heldhaftig huwelijksleven. Liefde heeft geen heldhaftigheid nodig. Het zou wel een verpletterende liefde kunnen zijn. Liefde is liefde, en heeft aan zichzelf genoeg. Zoals wij aan echte liefde genoeg hebben om het beste van onszelf te zijn.
Een andere manier om het geconfronteerd worden met onze zwakheid bij liefde uit de weg te gaan is: deze alleen op groepen te oriënteren. Men zet zich actief in voor de medebroeders (in het meervoud), voor de parochie, voor de Kerk, voor het vaderland, voor onderontwikkelde landen. Als bij verstrooidheid wordt hier de concrete mens over het hoofd gezien. Het is gemakkelijker in het meervoud lief te hebben, met abstracte en geïdealiseerde liefde die ons en niemand kwaad doet, maar die ook aan niemand in concreto goed zal doen. Men kan dan druk bezig zijn voor een verre naaste in den vreemde, en met alle collegas overhoop liggen. Dit is weer een manier om ons vrij te stellen van echte liefde, die altijd in het enkelvoud is. Je houdt niet van een groep, maar eerst en vooral van een mens, van iemand die je kwetsen kan, bij wie je je gezicht kunt verliezen, en aan wie je ook de eer kunt geven de enige te zijn om op een bepaald moment in je nood te voorzien.
Het kunnen gekwetst worden door liefde, deze zwakheid die in elke liefdesband naar boven komt, leren we slechts van God en van zijn genade. Hij heeft ons zelf het paradigma van de liefde in zijn heilshandelen achtergelaten, en we weten uit ervaring hoe Hij elke dag met ons bezig is. Heeft Hij niet zozeer de wereld liefgehad, dat Hij zijn enige Zoon voor haar uitgeleverd heeft? (Joh 3,16). En de Zoon, zei Hij zelf niet dat Hij de negenennegentig andere schapen in de woestijn zou achterlaten om als de Goede Herder het verloren schaap te gaan opzoeken en het vol vreugde op zijn schouders naar de stal terug te brengen? (Lc 15,4). En is Hij zelf niet de Vader die elke dag op uitkijk staat naar de verloren zoon, om onmiddellijk naar hem toe te lopen en hem als eerste tegen de borst te drukken zodra Hij hem in de verte ziet opdagen? (Lc 15,20). En toen Hij, de avond voor zijn Lijden, een teken wilde stellen van de Liefde tot het uiterste, was Hij het ook niet die zijn bovenkleed uittrok en als een dienaar tussen zijn leerlingen ging knielen om hen, Judas inbegrepen, de voeten te wassen? (Joh 13,5). Zozeer was God kwetsbaar voor de mens, zozeer had Hij behoefte aan hem, en zo groot was de prijs die Hij ervoor wilde betalen, dat er uiteindelijk geen groter vreugde kan zijn in de hemel dan de vreugde die alleen de zondaar in God mag stichten wanneer hij zich tot zijn Vader bekeert (Lc 15,7). Gods liefde is nooit verpletterend. Integendeel. Zij is klein en menselijk, mild, nederig en dankbaar.
Nederige liefde, humilis caritas, misschien is het de evangelische deugd bij uitstek, veel zeldzamer dan het drukke gebruik van het woord liefde in de hedendaagse literatuur zou doen vermoeden. Liefde naar het beeld van God: milde, geduldige, zachte liefde tegenover iedereen, tegenover de naaste en de verwijderde, tegenover vriend en vijand, tegenover de eerste de beste. Een cisterciënzerabt uit de 12de eeuw, de zalige Guerricus van Igny, heeft het op zijn eigen manier uitgedrukt: Proptium est amicitiae, humiliari por amicis; het is vriendschap eigen, zich klein te maken tegenover zijn vrienden.
Zulke mensen zijn een grote genade voor de Kerk en voor de wereld. Meestal zijn ze gemakkelijk te herkennen. Want echte liefde trekt aan en werft de anderen, zonder het te weten. Soms ook leven ze afgezonderd en verborgen, maar één woord van hen, op de drempel van hun kluis uitgesproken, kan volstaan om je als Paulus uit het zadel te lichten, en iets te laten smaken van Gods genade. Het is met een persoonlijke herinnering aan een bedevaart naar enkele kluizenaars van de Athos dat ik dit hoofdstuk over de vruchten van de Geest zou willen afsluiten. Er is ook weinig over te zeggen. Ik moet alleen bekennen dat ik ze me totaal anders had voorgesteld: misschien als verwilderde en harde mensen, helden van ascese en afzondering, en tot weinig menselijk contact in staat. De werkelijkheid was precies andersom. Zelden mocht ik zulke liefde ervaren, zachte en nederige liefde, waardoor ik me meteen in hun gebed voelde opgenomen, en willens nillens meegesleept tot bij God. Zelden ook voelde ik mij dichter bij de mensen, ergens in het diepe hart van de wereld, dat nooit ophoudt voor God te kloppen. Zo weinigen helaas hebben er enig vermoeden van.
[1] De uitdrukking vruchten van de Geest danken we aan Paulus. Hij beijverde zich om de eerste christenen duidelijk te maken dat zij niet meer vanuit de Wet moesten leven, maar wel vanuit de Geest, die ze juist ontvangen hadden. Hij voelde dan ook de behoefte enkele tekenen aan te wijzen waaruit duidelijk zou blijken of iemand al dan niet onder leiding stond van de Heilige Geest. Hij noemt ze vruchten van de Geest. Zij moeten afleesbaar zijn bij ieder die leeft vanuit de inwendige vrijheid die de Geest schenkt. In Gal 5, 22-23 somt hij er een lijst van op: De vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid en ingetogenheid.
Julian van Norwich, Alles komt goed. Visioenen, hoofdztuk 32
De Heer zegt: Alles, maar ook alles wat het ook mag zijn, zal goed komen. En op een andere plaats zegt Hij: Je zal het zelf kunnen zien, dat alles, wat het ook mag zijn, zal goed komen.
Deze twee uitspraken werden door mijn ziel in verschillende zin geïnterpreteerd. Voor mij betekent het eerste het volgende: Hij wil dat we weten dat Hij zich niet alleen om wat edel en groot is bekommert, maar ook om het kleine en het geringe, het nederige en het eenvoudige.
Dit bedoelt Hij met Alles maar ook alles wat het ook mag zijn, zal goed komen. Hij wil dat we beseffen dat zelfs het minste onder de dingen niet vergeten zal worden.
De tweede interpretatie is dan deze. Voor zover wij kunnen zien, gebeuren er zoveel slechte dingen en is de aangerichte schade zo enorm, dat het ons onmogelijk lijkt dat alles nog ooit goed zal aflopen. Hierop blijven wij ons, onder gejammer en geweeklaag, blindstaren. Maar ondertussen kunnen we niet uitrusten in het zalige aanschuwen v an God, zoals we zouden moeten doen. Dit komt door de beperktheid en de kortzichtigheid van ons verstand dat we de verheven en wonderbare wijsheid, de macht en de grootheid van de heilige Drievuldigheid niet kunnen kennen.
En dit bedoelt Hij met: Je zal het zelf kunnen zien, dat alles, wat het ook mag zijn, zal goedkomen, als zei Hij: Neem nu maar in geloof en vertrouwen aan wat je uiteindelijk in volheid van vreugde zal mogen zien.
Alles komt goed. Julian van Norwich, Visioenen, hoofdztuk 32
Handelingen 9,1-30 De Damascus-ervaring van Paulus
Saulus ging nog altijd fel te keer en bedreigde de leerlingen van de Heer met de dood. Hij wendde zich tot de hogepriester en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat hij aanhangers van de weg die hij daar zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem overbrengen. Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling een hemels licht omstraalde. Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: Saul, Saul, waarom vervolg je Mij? Hij zei: Wie bent U dan, Heer? Deze antwoordde: Ik ben Jezus die jij vervolgt. Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet. Zijn reisgenoten stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand. Saulus stond op van de grond, maar hoewel hij zijn ogen open had kon hij niets zien. Ze namen hem dus bij de hand en brachten hem zo Damascus binnen. En het duurde drie dagen dat hij niet kon zien en niet at of dronk. Nu was er in Damascus een leerling die Ananias heette. De Heer zei in een visioen tegen hem: Ananias! en hij antwoordde: Hier ben ik, Heer. Daarop zei de Heer tegen hem: Sta op en ga naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is nu juist in gebed en heeft in een visioen gezien hoe iemand met de naam Ananias binnenkomt en hem de handen oplegt, zodat hij weer kan zien. Hierop zei Ananias: Heer, ik heb al van veel kanten gehoord hoeveel kwaad deze man uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan. Ook hier beschikt hij over een machtiging van de hogepriesters om ieder die uw naam aanroept gevangen te nemen. Maar de Heer zei tegen hem: Ga, want deze man is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam hoog te houden onder de volken en hun koningen en onder de Israëlieten. Ik zal hem namelijk laten zien hoeveel hij moet lijden omwille van mijn naam. Ananias vertrok, ging het huis binnen en legde hem de handen op. Saul, broeder, zei hij, de Heer heeft mij gestuurd Jezus, die je onderweg hierheen is verschenen opdat je weer kunt zien en vervuld wordt van heilige Geest. Meteen vielen hem als het ware de schellen van de ogen. Hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen. Hij at iets om weer op krachten te komen. Hij was enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en meteen al verkondigde hij in de synagogen dat Jezus de Zoon van God is. Alle toehoorders stonden versteld en zeiden: Maar dit is toch de man die in Jeruzalem iedereen naar het leven stond die deze naam aanroept! Ook hier was hij met dat doel gekomen, om hen gevangen te nemen en naar de hogepriesters te brengen. Saulus optreden werd steeds sterker; hij bracht de Joden die in Damascus woonden in verlegenheid door hun te bewijzen dat Jezus de Messias is. Na verloop van verscheidene dagen beraamden de Joden een plan om hem ter dood te brengen. Saulus kwam hun opzet te weten. Ze controleerden ook de stadspoorten dag en nacht, om hem ter dood te kunnen brengen. Maar op een nacht namen zijn leerlingen hem mee en lieten hem via de stadsmuur in een mand naar beneden zakken. In Jeruzalem aangekomen zocht hij aansluiting bij de leerlingen, maar ze waren allemaal bang voor hem, omdat ze niet geloofden dat hij een leerling was. Maar Barnabas nam hem mee naar de apostelen en vertelde hun hoe hij onderweg de Heer had gezien en dat die tot hem gesproken had, en hoe hij in Damascus vrijmoedig was opgetreden in de naam van Jezus. Daarna ging hij in Jeruzalem dagelijks met hen om. Hij trad vrijmoedig op in de naam van de Heer, en sprak en disputeerde met de hellenisten; maar die probeerden hem ter dood te brengen. Toen de broeders dit te weten kwamen, brachten ze hem naar Caesarea en stuurden hem vandaar naar Tarsus.
Je zult ... Eens komt de dag dat je ... en deze dag wordt bespoedigd - wordt werkelijkheid als je (daar) nu (aan) begint ... Belofte en opdracht Zien dat alles goed TOV is en zeer goed
beneden op de aarde of in de wateren onder de aarde.
Je zult je voor hen niet ter aarde buigen, en niet zul je hem dienen;
want Ik ben JHWH, je God,
een God die voor hen die mij haten, een jaloerse God is,
die de schuld van de vaders wreekt[1] op hun kinderen tot het derde en vierde geslacht,
maar hen die Mij liefhebben, en mijn geboden onderhouden,
een God die goedheid bewijst tot in het duizendste geslacht.
Exodus 20,4-6
[1] Paqad = bezoeken. Sluit mijns inziens het beste aan bij het beeld van het bezoek van een feodale heer aan zijn vazal ter gelegenheid waarvan de heer een evaluatie geeft zowel ter bevestiging (geluk gewenst, doe zo verder) als ter vermaning (dit kan anders in het licht van de recht(vaardig)e weg)
Maurice Bellet - De Beproeving of over de goddelijke zachtheid â 1 - De goddelijke zachtheid doet haar intrede
1
De goddelijke zachtheid doet haar intrede
De goddelijke zachtheid is vrede, diepe vrede, barmhartige vrede, rust, bedaring.
Een zachte, moederlijke hand, die weet, sterkt, herstelt zonder te bruuskeren, weer op de juiste plaats brengt.
Een blik als van een moeder op haar kind dat geboren wordt. Een discreet luisterend oor, dat van niets opschrikt, niet oordeelt, het altijd opneemt voor de weg van de mens, de goede weg, waar zelfs het onleefbare leefbaar wordt.
Ze is stevig als de goede aarde waarop alles rust. Je kunt op haar steunen met je hele gewicht, je hoeft niet bang te wezen. Ze is voldoende sterk om ontreddering, angst en agressie te verdragen, om zonder wankelen of wijken alles te verdragen. Ze is standvastig als het woord van een vader dat niet zwicht. Zo is ze de veilige plek waar ik mijzelf niet langer tot verschrikking ben.
Daarom is het dwaasheid te menen dat zij zwakte is. Zij is de kracht zelve, de echte, de kracht die ter wereld doet komen en doet groeien. De andere, de kracht die kapotmaakt en doodt, is slechts de orgie van de zwakte
De goddelijke zachtheid evenwel is zachte stevigheid, want niet één ogenblik kwetst zij het hart, kneust zij wat woont in het hart van de mens, waar hij leven vindt.
De goddelijke zachtheid redt alles, zij wil alles redden. Zij geeft nooit iemand op. Zij gelooft dat er altijd een weg is. Zij is onuitputtelijk onvermoeibaar in het baren, verzorgen, voeden, verheugen en sterken.
De goddelijke zachtheid is vleselijk, ze is lijfgebonden. Ze speelt zich niet af in gedachten, uiteenzettingen, beslissingen of gemoedstoestanden. Ze maalt niet om aansporen en uitleggen.
Ze is in de handen, de blik, de lippen, het luisterende oor, het gezicht, het hele lichaam. Ze is in de gebaren van het lichaam. Ze is de liefhebbende ziel van het handelende lichaam. Ze is de liefhebbende schoonheid van het menselijke lichaam.
De goddelijke zachtheid is zonder bewijs. Ze geeft zich niet via redeneringen, verklaringen of rechtvaardigingen. Tegenover achterdocht lijkt zij naïef en zonder wapens; in werkelijkheid staat zij er onverschillig tegenover.
Want zij laat zich genieten.
Waarom goddelijk? Omdat ze niet menselijk is? Net het omgekeerde: menselijk is zij, waarlijk door en door menselijk, dat zij goddelijk is.
Zij is vriendschapsliefde. Zij is liefde over de liefde heen, omdat ze niet bewijzen of bezitten wil en geen voldoening of wat dan ook van die aard zoekt. Zij geeft zich niet uit plicht, maar uit genieten. Zij weet zelfs niet dat zij zich geeft. Zij is van een verrukkelijke natuurlijkheid
Zij kan dienstbaarheid worden, op duizenden manieren. Maar in de eerste plaats is zij zichzelf, o goddelijke zachtheid, en die gave gaat aan alle andere vooraf.
Zij is aanwezigheid, zij is gastvrijheid, zij is uitwisselen van woorden. Zij is mededogen. Zij is de discretie zelve.
O, wat is zij begeerlijk! Zij is het zout van het leven.
Uit Elie Wiesel Alle rivieren stromen naar de zee blz.
Mijn vriendjes? Ik had het gevoel dat ze een hekel aan me hadden. Om hen met mij te verzoenen besloot ik ze om te kopen. In het begin deelde ik mijn brood met boter, mijn fruit en mijn lekkernijen met hen, daarna liet ik ze alles onder elkaar verdelen. Vernederd, verslagen sloeg ik hen van een afstand gade, lachend verslonden ze zonder een bedankje mijn hapjes; ze maakten plezier, ze waren blij, alsof ik niet bestond. Ik had flinker moeten zijn, andere middelen bedenken om me te laten gelden, maar ik durfde niet. Dat ging jarenlang door. Tot mijn Bar mitswa[1] Alles wat ik kreeg deed ik aan mijn vriendjes cadeau; het gebeurde zelfs weleens, ik schaam me als ik eraan terugdenk, dat ik geld uit de kassa van de winkel haalde. Overmaat aan edelmoedigheid? Eerder een tot een uiterste gedreven gevoel van onzekerheid. Ik was bang voor uitsluiting, voor isolement. juist doordat ik tot de groep wilde behoren, net als de anderen, samen met de anderen wilde zijn, bleef ik altijd aan de kant staan. Alleen mijn moeder was mijn steun, mijn bondgenote. Toch gaf ik haar nooit een geschenk.
[1] plechtigheid waarmee de religieuze vorming van de jongens op dertienjarige leeftijd wordt afgesloten
Eigenlijk geloof ik niets, en twijfel ik aan alles, zelfs aan U. Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft, dan denk ik , dat Gij liefde zijt, en eenzaam, en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt zoals ik U.
In een jaar zijn er (ongeveer) 365 dagen. Elke dag telt 24 uur. Elk uur telt 60 minuten en elke minuut 60 seconden.
Zo verstrijken er 3 600 seconden op een uur.
Zo verstrijken er 24 uren op een dag of 1 440 minuten of 86 400 seconden.
Zo verstrijken er 8 760 uren op een jaar of 525 600 minuten of 31 536 000 seconden.
Als ik elke seconde 1 zeg voor elke bewoner van de aarde dan duurt het ongeveer 216 jaar voor ik ze alle benoemd heb. Ondertussen is de bevolking aangegroeid met
Er is naar schatting wereldwijd 3 013 miljard Euro verdampt. Het bruto nationaal product van België (BNP) bedraagt 285 miljard Euro. Het BNP van de USA bedraagt 10 440 miljard Euro. Een kwart van de bevolking in ontwikkelingslanden, 1,4 miljard mensen, leven onder de nieuwe armoedegrens van 1,25 dollar per dag.2,6 miljard mensen moeten het rooien met minder dan twee dollar per dag(info: http://www.mo.be 24 augustus 2009).
Gepubliceerd: dinsdag 21 april 2009 18:20 UTC Laatst gewijzigd: woensdag 22 april 2009 15:52 UTC
Washington - Door de financiële crisis gaat wereldwijd zo'n vierduizend miljard dollar in rook op. Dat heeft het Internationaal Monetair Fonds becijferd.
Bij de totstandkoming van het astronomische bedrag heeft het IMF gekeken naar de verliezen die banken en andere financiële instellingen hebben genomen en nog moeten nemen tussen 2007 en 2010. Pensioenfondsen en verzekeringsmaatschappijen zijn ook meegerekend.
Volgens het IMF zullen met name de banken nog een beroep moeten doen op de overheden, terwijl de politieke steun voor verder overheidsingrijpen juist tanende is.