Paspoort van een naamloze
Het huis en zijn rug buigen door onder de jaren en het vocht. Vocht kruipt waar het niet gaan kan. Het klimt tegen de modder en het hout op, het doorvlecht zijn ruggenwervels. Af en toe lekt het nog wel eens uit zijn ogen als de generatie na hem zijn lompen bekogelt met modder of als de vrouwen het afvalwater juist daar op straat gooien waar ook hij zit. Maar niet zo vaak meer. Hij is het verleerd, al van bij het begin.
In de riolen van Tokyo was er geen plaats geweest voor sentiment. Dertien uur zwoegen had diepe groeven achtergelaten op het gezicht van een jonge, Indische vrouw, toen die eindelijk kwijtraakte waar ze tegen wil en dank mee opgezadeld was. Waarna ze opstond, haar kleed rechttrok en de duisternis van de krochten indook, terwijl ze hem nog net een naam toewierp. Koru Li. En zelfs dat klonk als een verwijt. Hij was het resultaat van schande, een verzwegen erfenis van bloed, vuil en pijn.
Als extra voorzorgsmaatregel had hij naast een stel scheeftrekkende ledematen ook nog een hazenlip meegekregen opdat het geheim zeker nooit verder verteld zou worden. Aan wie zou hij het ook kunnen vertellen nu zelfs het stof van hem wegwaait en het golfplaten dak enkel voor zijn hoofd de schaarse regen tegenhoudt.
© Anke
|