Antimakassar
Ze is nauwelijks zichtbaar, opgeslorpt als het ware door de hoge rugleuning en de brede zijleuningen van de oude leren zetel. De zitting is zo doorgezakt dat haar knieën vanzelf hoger komen dan haar bekken. Hierdoor blijft het witte bolletje haakgaren veilig in haar schoot ronddobberen.
Ze weet dat ze later op de avond spijt zal krijgen van haar besluit om net deze zetel uit te kiezen om te gaan haken en dat haar rug zal kraken als ze zich uit haar nest zal hijsen. Het is echter haar favoriete plekje om te handwerken. In deze zetel had haar man Pierre zaliger avond na avond doorgebracht. Hij las de krant, luisterde naar de radio of vertelde de roddels die zijn klanten hem die dag hadden overgebriefd.
Ze ziet hem weer zó voor zich: de donkere ogen schitterend door de gloed van de kachel naast hem. Zijn mond die zelden stil stond. Hij vertelde, las voor, herhaalde wat de nieuwslezer zei. Zij hoefde enkel te knikken en te handwerken. Dat vonden ze beiden zo leuk aan elkaar. Hij dat zij kon luisteren; zij dat hij de stilte van de lange dag verbrak.
Ook zijn huid zag ze voor zich, als het gecraqueleerde leer van de zetel waar hij zijn hoofd tegen legde. Zijn haar, dat vroeger pikzwart was geweest, was al snel spierwit geworden. Het was zo moeilijk in bedwang te houden. Hele potten pommade had ze aangesleept en iedere morgen werd het met de nodige zwier ingewreven. Hij imiteerde moeiteloos de coupes van de operazangers, ministers en andere belangrijke lui waarvan de portretten in de krant stonden. Het enige nadeel was dat zijn haar vetvlekken achterliet op de rugleuningen van haar mooie stoelen en zijn leren zetel.
En daarom haakte ze, breide ze en naaide ze de mooiste antimakassars.
Nog steeds.
© Barbara
|