Het lijden van Jezus : deel 4 : voor Herodes gebracht tot en met veroordeling tot kruisdood
Jezus voor Herodes Antipas gebracht
Herodes was door een bode van Pilatus op de hoogte
gebracht en zat klaar op zijn troon. Hij was omringd door vele hovelingen en
soldaten. Herodes voelde zich gevleid nu Pilatus hem het recht toekende het
vonnis over een Galileeër te vellen. En dan nog wel voor alle hogepriesters,
die hij hartsgrondig haatte. Hij was ook nieuwsgierig Jezus in levende lijve
te zien. Joannes de Doper had het altijd over Jezus gehad, tot hij vermoord
werd door deze Herodes.
Herodes
(verwijtend tegen de hogepriesters) : Breng die persoon hier weg en reinig Hem
! Hoe durft u iemand zo bevuild en zo toegetakeld onder mijn ogen brengen.
Herodes
(spottend tegen de hogepriesters) : Het is de Man aan te zien dat Hij in de
handen van slachters is gevallen. U begint de slachting nu al !
Opnieuw regende het van klachten en beschuldigingen
tegen Jezus.
Toen Jezus terug voor Herodes stond, veinsde Herodes
Hem met grote hoffelijkheid te willen bejegenen en hij gaf het bevel Hem een
beker wijn aan te bieden om zijn verloren krachten te herwinnen omdat Hij zich
wel zwak moest voelen. Jezus schudde afwijzend het hoofd. Toen startte Herodes
zijn verhoor en reeg een overvloed van vragen aaneen. Toen hij zag dat Jezus
niets zei en zijn ogen neergeslagen hield, irriteerde het hem. Hij probeerde
Jezus eerst te vleien dat men zoveel had verteld over Zijn grote wijsheid in gesprekken en onderrichtingen. Hij vroeg
of Hij de verwachte Koning van de Joden was en de Zoon van God. Hij had al over
de wonderen van Jezus gehoord en vroeg zelf om een teken of een wonder. Hij
vroeg zich af hoe een triomftocht (Palmzondag) kon leiden naar zon dieptepunt.
Maar Jezus reageerde niet. Toch weigerde hij Jezus te veroordelen omdat hij,
bijgelovig als hij was, eigenlijk vreesde voor de invloed die Jezus had.
Bovendien lag hij nog met zijn geweten overhoop door de moord op Joannes de
Doper. Herodes had het ook niet begrepen op de hogepriesters omdat zij hem uit
de synagoge hadden gebannen. Herodes werd op die manier ook beroofd van
offeranden die ter zijner ere zouden worden opgedragen in de tempel. Deze ban
werd ingesteld nadat Herodes echtbreuk had gepleegd met zijn minnares Herodias
en ook de moord had gepleegd op Johannes de Doper. Pilatus had Herodes laten
weten dat hij geen schuld vond in die mens. Dit zorgde er extra voor dat
Herodes de mening zou volgen van Pilatus. Pilatus was landvoogd en Herodes had
als viervorst minder macht dan Pilatus. Herodes wilde bij Pilatus in een goed
daglicht komen te staan. Daarom wilde hij zeker geen veroordeling.
Herodes
: Brengt die dwaas weg van hier en bewijst die belachelijke koning de eer die
Hem past; Hij is meer een dwaas, dan een misdadiger te noemen.
Maar Herodes hofdienaren en lijfwachten namen het
bevel heel ernstig en de mishandelingen waren ver buiten proportie. Ze namen
Jezus mee en begonnen Hem te mishandelen en te bespotten. Ondertussen bleven de
hogepriesters Annas en Kajafas aandringen op een veroordeling, maar Herodes zei
hun dat het van zijn kant de grootste misdaad zou zijn, als hij Hem
veroordeelde.
Een deel van de hogepriesters en aanklagers gingen nu
naar de stadswijk Akra waar de schriftgeleerden zich altijd ophielden. Zij
moesten nog tegenstanders van Jezus naar het paleis van Pilatus sturen. Ze
kregen ook veel geld mee om door middel van het volk gedaan te krijgen dat het
volk met geweld de doodstraf van Jezus van Pilatus zou eisen. Anderen moesten
het volk bang maken : het zou hun schuld zijn als ze een godslasteraar zouden
laten gaan. Anderen vertelden dat Jezus meeheulde met de Romeinen om Zijn Rijk
te vestigen tegen de Joden en dat ze wachtten op het Joodse Paasfeest om toe te
slaan. Ze lieten ook leugens verspreiden dat Herodes Jezus had veroordeeld en
dat het volk dat nog eens moest beamen. Intussen deelden andere aanklagers geld
uit aan de soldaten om Jezus dodelijk te mishandelen, want zij wensten dat Hij
zou sterven vooraleer Pilatus Hem vrijsprak.
De goddeloze soldaten van Herodes sleurden Jezus het
binnenplein van Herodes paleis op. Ze begingen de gruwelijkste mishandelingen
en riepen Hem voortdurend beledigingen toe. De soldaten die geld hadden
ontvangen om Jezus te mishandelen, sloegen met knuppels op Jezus hoofd. Onder
wild gejoel en hoongetier, zakte Jezus drie keer neer door de zware
knuppelslagen. Hier was hulp van boven nodig om te zorgen dat Jezus niet
dodelijk gewond was onder al die knuppelslagen. De hogepriesters hadden niet
veel tijd meer, want ze werden allemaal in de tempel verwacht om de
voorbereidingen te treffen voor de slachting van de paaslammeren. Ze
probeerden daarom nog een laatste maal om Herodes te overtuigen Jezus ter dood
te laten veroordelen, maar deze zond Jezus in zijn spotkleed terug naar
Pilatus.
Terug naar Pilatus
De hogepriesters en de aanklagers kookten van woede,
omdat ze terug naar Pilatus werden gezonden. Bovendien werd Jezus door Pilatus
onschuldig verklaard en vrijgesproken. Jezus werd op de terugtocht opnieuw
geslagen en bespot. Niet alleen door de gerechtsdienaren, maar dit maal ook
door het toegestroomde volk dat was gehersenspoeld. Jezus bad om niet
voortijdig te sterven en zo zijn lijden voor ons te kunnen volbrengen. Zijn
Moeder, Maria Magdalena en Joannes hadden op een afstand de stoet gevolgd van
Pilatus naar Herodes en terug. Bij de terugkomst op het forum voor het paleis
van Pilatus, voegden zich nog andere heilige vrouwen en familie bij hen.
De bode van Herodes had zich bij Pilatus aangemeld om
hem te verwittigen dat zijn meester Jezus niet had veroordeeld. Dit bericht
verheugde Pilatus ten zeerste. Jezus werd terug voor Pilatus geleid. De
aanklagers hadden de stenen zitplaatsen voor de scheidingslijn ingenomen. Het
verzamelde volk op het forum kon Pilatus goed zien, omdat hij op een
hogergelegen terras stond.
Pilatus
(roept tot de aanklagers) : U hebt deze persoon als volksopstoker aan mij
overgeleverd. In uw bijzijn heb ik Hem ondervraagd en ik heb Hem onschuldig
bevonden aan de misdaden waarvan u Hem beschuldigt. Ook Herodes heeft in Hem
geen schuld kunnen ontdekken, want ik heb Hem naar deze viervorst verwezen. En
zie : Hij heeft geen doodsvonnis gekregen ! Ik zal Hem daarom een tuchtstraf
laten toedienen en Hem dan in vrijheid stellen !
De schriftgeleerden schreeuwden uit protest tegen deze
uitspraak. Ze hitsten het volk terug op en kochten hen met geld om.
Pilatus
(misprijzend tot de aanklagers) : Zult u straks bij het slachten van de
paaslammeren niet genoeg onschuldig bloed zien vloeien ?
Nu was het uur aangebroken waarop ieder jaar voor
Pasen, volgens een oud gewoonterecht, een afvaardiging van het volk naar de
landvoogd kwam om de invrijheidstelling van een gevangene te vragen. De
hogepriesters hadden een delegatie gestuurd naar de stadswijk Akra om daar de
vergaderde volksmenigte met geld te overhalen om zich te verzetten tegen de
vrijspraak van Jezus en bovendien zijn kruisiging te vragen. Pilatus hoopte dat
het volk Jezus zou kiezen om vrij te laten. Hij liet het volk kiezen tussen
Jezus en een gevreesde moordenaar Barabbas. Deze was al ter dood veroordeeld en
Pilatus dacht dat ze hem wel zouden kiezen om te laten terechtstellen.
Woordvoerder
van een groep aanklagers die uit de menigte naar voor kwamen
(roepend vanop het forum) : Pilatus, verleen ons de gunst die u ieder jaar met
het feest verleent !
Pilatus
: Inderdaad, uw gewoonterecht wil dat ik met het feest een gevangene vrijlaat.
Wie wilt u dat ik vrijlaat ? Barabbas of Jezus, de Koning van de Joden, de
Jezus, die de Gezalfde des Heren zou zijn ?
Er volgde een aarzeling in de menigte.
Enkel een paar stemmen weerklonken uit de menigte.
Een paar
stemmen : Barabbas !
Ondertussen kwam de dienstbode van Claudia Procla bij
Pilatus om hem eraan te herinneren dat hij haar had beloofd om Jezus niet te
veroordelen. Een groot deel van de hogepriesters en schriftgeleerden mengden
zich onder het volk en bedreigden hen. Maria, Joannes, Maria Magdalena en de
andere heilige vrouwen stonden in een hoek van het plein. Maria wist dat Jezus
zou moeten sterven omdat er geen andere manier was om de mensen te redden.
Daarom had hij het menszijn aanvaard. Om de kruisdood te ondergaan. Toch
onderging ze al de angsten en verdriet van een moeder die haar onschuldig kind
zon wrede behandeling van een ondankbaar volk ziet ondergaan. Ze bleef hopen.
Vooral nu Maria te horen kreeg dat Pilatus alle middelen aanwendde om Jezus
vrij te kunnen spreken. Pilatus wilde zich aan de belofte van zijn vrouw
houden.
Pilatus
: Wie van beide moet ik vrijlaten ?
Nu schreeuwde het hele volk tesamen.
Menigte
: Weg met Jezus ! Laat Barabbas vrij voor ons !
Pilatus
: Wat zal ik dan doen met deze Jezus, van wie men zegt dat Hij de Christus, de
Koning van de Joden is ?
Menigte
(brullend) : Kruisig Hem ! Kruisig Hem !
Pilatus
(met aandrang) : Maar welk kwaad heeft Hij dan gedaan ? Ik vind in Hem geen
schuld die de dood verdient. Ik zal Hem dus de tuchtstraf laten toedienen en
Hem dan vrijlaten !
Menigte
(uitzinnig schreeuwend) : Kruisig Hem ! Kruisig Hem !
En ze bleven maar schreeuwen : Aan het kruis met Hem !
Pilatus stelde Barabbas in vrijheid en veroordeelde Jezus tot de Romeinse
geselstraf. Gedurende Jezus geseling sprak Pilatus het volk nog verscheidene
malen toe, maar uit de menigte steeg zelfs de kreet omhoog : Weg met Hem ! Hij
moet weg, ook al zouden wij allen als gevolg daarvan moeten omkomen !
Geseling
De beulen dreven Jezus door het razende en schreeuwend
volk naar de geselzuil op het forum. Er waren 6 beulen. Het waren Egyptische
misdadigers die door hun daden slavenwerk moesten verrichten. Ze hielpen
Romeinse bouwwerken oprichten. Sommigen werden door hun gepleegde misdaden gebruikt
om beulenwerk te doen. Ze trokken Jezus spotkleed af. Jezus viel neer. Daarna
werd Jezus naakt en met de borst tegen de zuil geduwd. Zijn handen werden boven
aan een ring (die bevestigd was aan de zuil) vastgebonden en de voeten aan de
zuil vastgemaakt. Hij werd uitgerokken tegen de zuil. De Romeinse geselstraf
was de ergste. Het aantal slagen werd niet geteld en hing af van de willekeur
van de beulen. Er werden riemen en zwepen gebruikt die voorzien waren van
stukjes been of hard hout. Daarnaast werden ook riemen gebruikt met loden
ballen, die aan hun einde pinnen, prikken, stekels of ijzeren haakjes hadden.
Eerst werd de rug gegeseld en daarna werd de beschuldigde omgedraaid om de
voorkant te treffen. De massa rond de geselzuil bleef maar schreeuwen : Weg met
Hem en aan het kruis met Hem ! Jezus zuchtte en kreunde onder de slagen. Het
hulpeloos geblaat van de vele paaslammeren die werden gewassen en voorbereid
voor de slachting was nog hoorbaar. De lammeren zouden op het menu staan voor
het Joodse Paasfeest. De beulen losten elkaar per twee af. Gerechtsdienaren van
de hogepriesters schoven hen nog wat zakgeld toe en gaven hun een kruik met
dikke rode drank. Het derde paar beulen gebruikte de riemen met ijzeren
haakjes. Daardoor werden bij Jezus vel en vlees van de ribben gescheurd. Daarna
bonden ze Jezus met de rug tegen de geselzuil. Er was geen enkele plek meer aan
Zijn lichaam dat niet gewond was.
Dit had ongeveer drie kwartier geduurd, toen een
aanverwant van een genezen blinde, gewapend met een sikkelvormig mes vertoornd
kwam aanstormen vantussen de menigte.
Aanverwant (roepend)
: Hou op ! Sla die onschuldige mens niet helemaal dood !
Verrast keken de beulen op. De man sneed de koorden
van Jezus door en keerde daarna terug. Hij verdween in de menigte. Jezus viel
neer aan de voet van de zuil in een plas bloed. De beulen lieten Hem daar
liggen. Na enkele minuten kwamen ze terug. Jezus greep moeizaam naar zijn
lendendoek en kleed. Ook nu lieten ze Hem niet gerust. Bij het rechtstaan op
Zijn wankele voeten en aankleden bleven ze slaan en schoppen. Jezus droogde het
bloed op zijn gezicht af en veegde het bloed uit zijn ogen. Maria zag de
geseling in haar geest en leed al het verdriet en pijn samen met Jezus mee.
Haar ogen waren ontstoken van het wenen. Haar familie, Maria Magdalena en
andere vrouwen stonden haar bij. Ze waren allen van angst en droefheid
geslagen. Claudia Procla zond een pak grote doeken naar Maria. Maria zag haar
Zoon met een verscheurd lichaam door de beulen voortgedreven worden. Jezus
wiste opnieuw het bloed uit zijn ogen om Zijn Moeder te kunnen zien. Vol smart
hief Zij haar handen naar Hem op en volgde met haar ogen zijn bloedige
voetsporen. Wanneer het volk Jezus en zijn beulen volgden, gingen Maria en
Maria Magdalena naar de geselplaats. Omringd door de andere vrouwen en enige
vrienden van Jezus droogden ze met de ontvangen doeken Jezus heilig bloed op.
Daarna verlieten ze het forum.
Doornenkroning
Jezus werd naar het soldatenplein binnen de kazerne
gesleurd. Daar waren de gevangenissen. De twee moordenaars, die naast Christus
zouden gehangen worden, zaten daar opgesloten. Er was daar een hoop gespuis
bijeen : knechten van cipiers, gerechtsdienaren, boeven, slaven en geselbeulen.
Ongeveer 50 man. Elk deden ze wel ergens actief aan de mishandelingen mee.
Opnieuw rukten zij Jezus de kleren van zijn verwond lichaam en hingen Hem een
korte, donkerrode gescheurde soldatenmantel om. Deze mantel diende om de
gegeselde misdadigers te bespotten. Zo sleepten zij Jezus verder en duwden Hem
op een met scherven bedekte steenblok om erop te zitten. Dan zetten zij Hem de
doornenkroon op. Deze kroon was gevlochten uit doorntakken. Ze gaven Hem een
rietstok. Dit was om Zijn koningschap belachelijk te maken : een troon, een
scepter en een kroon. Daarna trokken ze de rietstok uit zijn hand en sloegen
ermee op zijn hoofd. Dan knielden ze voor Hem neer, spuwden in Zijn gezicht en
staken hun tong uit.
Gespuis (spottend)
: Wees gegroet, Koning van de Joden !
Jezus had brandende dorst, want Hij had wondkoorts als
gevolg van de vele geselingen. Bovendien deed de koorts Hem rillen over heel
Zijn lichaam.
In zijn zijden kon je hier en daar zijn ribben zien.
Het bloed vloeide van Zijn hoofd. De omringende Romeinse soldaten die de orde
moesten handhaven, moedigden de beulen nog aan. De geseling duurde zeker een
half uur.
Ecce Homo (Ziehier de mens)
Ze brachten Jezus naar Pilatus paleis. Hij had de
doornenkroon op, de rietstengel in de geboeide handen en was met een
spotmantel omhangen. Jezus was onkenbaar door het bloed, striemen, builen en
wonden. Hij ging gebukt en wankelde op zijn voeten. Opnieuw stond Hij voor
Pilatus, die een huivering van afschuw en medelijden niet kon onderdrukken. De
hogepriesters en het volk bleven daarentegen maar roepen en honen. Pilatus kon
het niet nalaten een opmerking over hun wreedheid te maken.
Pilatus
: Indien de duivel van de Joden even wreed is, kan niemand het in de hel bij
hem uithouden !
Jezus werd op het terras van Pilatus gesleurd. Onder
bazuingeschal vroeg Pilatus nu om aandacht en stilte.
Pilatus
: Zie ! Ik laat Hem nogmaals naar voor brengen, zodat u zou weten dat ik geen
schuld in Hem vind !
De beulen leidden Jezus op de voorgrond van het terras
zodat iedereen op het forum Hem kon zien. De menigte was geschrokken van deze
afgrijselijke verschijning. Ze werden stil. Pilatus ging naast Jezus staan.
Pilatus
: Daar hebt U de mens, bezie Hem maar !
Jezus droeg zijn rode spotmantel, die nauwelijks zijn
naaktheid bedekte. Hij hield Zijn hoofd gebogen. Zijn ziel was door verdriet
verpletterd en Zijn lichaam door pijn verbrijzeld. Toch ging er van Jezus
eindeloze liefde en zachtmoedigheid uit. Ook nu nog. Hij zweeg. Hij was het
echte Paaslam, het Lam van God. De hogepriesters en gerechtsdienaren waren nog
altijd woedend, zelfs bij de aanblik van de verscheurde Jezus. Zij haatten
Jezus hartsgrondig omdat Hij wist hoe slecht ze waren. Bovendien had Hij hun
ontelbare keren met de neus op de feiten gedrukt. Dit was het moment van hun
wraak.
Hogepriesters
en aanklagers (hatelijk) : Weg met Hem ! Kruisig Hem !
Pilatus
: Is dat nog niet voldoende ? Zijn jullie nog niet tevreden ? Hij is zo
toegetakeld, dat Hij geen lust meer kan voelen om nog koning te worden !
Hogepriesters,
aanklagers, menigte (schreeuwend en uitzinnig) : Weg
met Hem ! Aan het kruis met Hem !
Pilatus liet terug met bazuingeschal de menigte
kalmeren.
Pilatus
: Wel, dan kunt u Hem nemen en kruisigen ! Ik vind hoegenaamd geen schuld in
Hem !
Hogepriesters
: Wij hebben een wet en volgens deze wet moet Hij sterven, want Hij heeft zich
uitgegeven voor de Zoon van God !
Pilatus
: Als volgens uw wet zulke mensen moeten sterven, dan wil ik echt geen Jood
zijn !
Hogepriesters
(doordrammend) : Hij heeft gezegd de Zoon van God te
zijn!
Pilatus nam Jezus nogmaals terzijde en sprak onder
vier ogen tot Jezus.
Pilatus
: Vanwaar komt U ?
Jezus zweeg.
Pilatus
: Antwoordt U niet ? Weet U dan niet dat ik de macht heb om U te laten
kruisigen en ook om U vrij te laten ?
Jezus
: U zou geen macht over Mij hebben, indien ze u niet van Boven gegeven was.
Daarom begaan degenen, die Mij aan u overgeleverd hebben, een nog zwaardere
zonde.
Claudia stuurde haar man nogmaals een dienstbode om
zich aan de belofte te houden. Ze kende zijn wankel karakter maar al te goed.
En inderdaad : Pilatus twijfelde. De hogepriesters en schriftgeleerden kregen
lucht van de positieve houding van Claudia tegenover Jezus en lieten onder het
volk de leugen verspreiden dat de aanhangers van Jezus de vrouw van Pilatus
hadden omgekocht. Ze beschuldigden Jezus ervan mee te heulen met de Romeinen
tegen de Joden. Pilatus twijfelde of deze man dan toch niet een god kunnen zijn
? Uiteindelijk kon hij zijn interesse en nieuwsgierigheid niet meer de baas en
stelde Hem vragen.
Pilatus
: Zeg me nu eens, bent U nu een god en meer dan alleen een mens ?
Bent U die door de Joden verwachtte Koning ? Hoever
strekt Uw rijksgebied zich uit en van welke rang is Uw godheid ? Zeg het me en
dan wil ik U loslaten !
Jezus gaf hem een waarheidsgetrouw antwoord op al zijn
vragen. Hij toonde hem duidelijk aan, welk een koning Hij was en over wat voor
Rijk het ging.
Hij openbaarde aan Pilatus al de verborgen misdaden
die hij op zijn geweten had, de toestand van zijn geweten en voorspelde hem het
lot, de ballingschap die hem te wachten stonden en zijn afschrikwekkend
levenseinde. Tenslotte vertelde Jezus hem dat Hij eens zou komen om een
rechtvaardig vonnis over hem uit te spreken. Pilatus was fel onder de indruk en
begaf zich terug naar de menigte.
Pilatus
: Ik vind werkelijk geen kwaad in deze man, daarom wil ik Hem in vrijheid
stellen !
Aanklagers
: Indien u deze man loslaat, bent u geen vertegenwoordiger meer van de keizer,
want al wie zich als koning opwerpt, is een vijand van de keizer !
Hogepriesters
: Wij moeten terug naar de tempel om de nodige voorbereidingen te treffen voor
het Joodse Paasfeest. Indien u niet voortmaakt met de veroordeling en onze
voorbereidingen belemmert, dan zullen wij u laten aanklagen bij de keizer
!
Menigte
(luid) : Weg met Hem ! Aan het kruis met Hem !
De volksmassa op het forum voor het paleis was zo
opgewonden en kwaad dat een gewelddadige opstand kon uitbreken. Pilatus begreep
dat er niet te onderhandelen viel. Ondertussen goot een dienaar water uit een
schaal over Pilatus handen.
Pilatus
(tot de menigte) : Ik ben onschuldig aan het bloed van deze Rechtvaardige. U
mag het zelf verantwoorden !
Menigte
: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen !
Jezus had aan Anna Katarina Emmerich uitgelegd dat de
vloek zijn uitwerking heeft als ze rechtvaardig en verdiend is. In dit geval
hadden de Joden de redding door Jezus afgewezen en vervloekten ze zichzelf.
Maar nog steeds verwerpen mensen Jezus redding. De vloek is dus niet bedoeld
voor Joden alleen. Pilatus zocht zich een uitweg, maar streefde de waarheid
niet na. Hij was besluiteloos. Zijn geweten geloofde in Jezus onschuld. En
zijn vrouw had hem erop attent gemaakt dat Jezus heilig was. Aan de andere kant
dacht hij dat Jezus zich als Godheid ging wreken op hem voor zijn ondergane
mishandeling. Daarbij als Hij dood is, dan zou Hij zich niet meer kunnen
wreken. Pilatus zag in Jezus ook een concurrent voor al zijn Romeinse goden
die hij aanbad.
Jezus wordt veroordeeld tot de kruisdood
Het was echter de angst om voor de keizer gedaagd te
worden dat Pilatus zijn mening deed veranderen. Zijn angst voor een aardse
keizer was groter dan de angst voor Jezus koningschap, wiens Rijk niet van
deze wereld is. Door de angst voor keizer Tiberius, leverde hij Jezus toch aan
de Joden over. Tegen alle verwachtingen en beloften in. Hij was
verantwoordelijk. Hij noemde Jezus rechtvaardig en hij toch laat hij Zijn
onschuldig bloed vergieten. Hij is de onrechtvaardige en gewetenloze rechter.
Onschuldig bloed bedekte zijn ziel. De Joden waren niet minder schuldig.Het bloed van Jezus waar wij barmhartig om
smeken om onze zonden te delgen, riepen de Joden als wraak over hen uit.
Pilatus liet zijn ambtsgewaad brengen en aandoen. Zijn kroon werd opgezet.
Alles was nu klaar om plechtig de uitspraak te doen. Omringd door soldaten,
gerechtsdienaren en griffiers trok Pilatus uit zijn paleis naar het forum.
Tegenover de geselkolom was een tribune gebouwd. Daar moesten vonnissen
plechtig worden afgekondigd om geldig te zijn. Op deze tribune of Gabbata nam
Pilatus met zijn gevolg plaats. Jezus werd in hun midden tussen twee
moordenaars geplaatst.
Pilatus
: Daar is nu uw koning !
Aanklagers
: Aan het kruis met Hem !
Pilatus
: Moet ik dan uw koning kruisigen ?
Hogepriesters
(vleiend) : Wij hebben geen koning buiten de keizer !
Jezus stond terecht voor Pilatus aan de voet van de
trap die naar de tribune leidde. Pilatus sprak het doodsvonnis over Jezus uit.
De beide moordenaars waren al eens tot de kruisdood veroordeeld, maar de
hogepriesters hadden hun executie uitgesteld. De kruisen van de moordenaars
lagen naast hen klaar. De hogepriesters konden hun geluk niet op. Eindelijk
waren al hun inspanningen bekroond. Maria had zich met enkele vriendinnen
tussen de menigte begeven en deelde de diepe droefheid en angst met Haar
terechtgestelde Zoon. Pilatus somde luidop de aanklachten tegen Jezus op :
volksverleider, oproerkraaier, onruststoker. Schenner van de Joodse Wet, omdat
Jezus zich Zoon van God en koning van de Joden liet noemen. Hij werd door de
hogepriesters ter dood veroordeeld. En Zijn kruisiging werd éénparig door het
volk geëist. Hij voegde er zelfs aan toe dat hij de veroordeling door de
hogepriesters rechtvaardig bevonden had.
Pilatus
: Daarom veroordeel ik Jezus van Nazaret, koning van de Joden, om aan het kruis
genageld te worden.
De beulen gaf hij het bevel het kruis te halen. Hij
brak een lange stok en gooide die voor Jezus voeten. Dit betekende dat het
vonnis definitief en onherroepelijk was. Maria viel bewusteloos neer en
Joannes, die er was bijgekomen, bracht haar samen met haar vriendinnen
weg.
Het vonnis werd door Pilatus op schrift gesteld en
overgeschreven door zijn griffiers. Het was een totaal ander vonnis dan hetgeen
hij mondeling had verklaard. Zijn geweten speelde hem terug parten. Hij was zo
laf geweest om de onschuldige Jezus te veroordelen. In het vonnis stond dat hij
werd gedwongen door de hogepriesters, de Sanhedrin en de dreigende opstand van
de bevolking. Er stond ook in dat ondanks het ontbreken van enige schuld hij
Hem toch ter dood veroordeeld had, omdat hij niet wenste aangeklaagd te worden
als een willekeurige, partijdige en opstand uitlokkende rechter bij de keizer.
Daarom had Hij hun eisen uiteindelijk ingewilligd en Hem als een misdadiger,
schuldig aan de overtreding van hun wetten, ter kruisiging overgeleverd. Daarna
schreef hij het opschrift voor het kruis : Jezus van Nazaret, koning van de
Joden. Dit maakte de hogepriesters woedend. Zij wilden het opschrift laten
veranderen in : Hij gaf zich uit voor een koning van de Joden. Maar Pilatus riep
toornig : Wat ik geschreven heb, blijft geschreven. Op het bordje stond de
veroordeling in het hebreeuws, grieks en latijn. Het was bij de Romeinen de
gewoonte dat de veroordeling boven het hoofd van de terechtgestelde werd
aangebracht. Daarom liet Pilatus de middenpaal van het kruis verhogen. Zeer tot
ongenoegen van de hogepriesters die zo het opschrift wel moesten bevestigen.
Claudia Procla verklaarde zich na het uitspreken van
het onrechtvaardige vonnis van haar man gescheiden en ze vluchtte dezelfde avond
nog het paleis uit, naar vrienden van Jezus. Als christen zocht zij later de
apostel Paulus op en werden goede vrienden.
Jezus werd van zn spotmantel ontdaan en Hij kreeg
zijn kleren terug van voor de bespotting bij Kajafas. Hij omgorde zich bevend
met het lendendoek, deed Zijn wollen schouderkleed aan en duwde zijn hoofd
door het naadloze bruine kleed dat Zijn Moeder voor Hem gemaakt had. Zijn
doornenkroon kon echter niet door de halsopening, zodat ze Hem eerst de
doornenkroon van het hoofd rukten en het nadien terug plaatsten. Daarna deden
ze Hem zijn witte wollen tuniek (of bovenkleed) aan. In Zijn middel kreeg Hij
zijn brede gordel terug en nog een mantel. Daarna deden ze Hem terug de gordel
aan met ijzeren punten. Ondertussen hielden ze niet op Hem te stoten en te
slaan.
De hogepriesters gingen vlug naar de tempel. Ze lieten
het ware Paaslam, het verzoenende Lam van God dat genade brengt, in de steek.
Zij zouden gereinigde, gewassen en gezegende lammeren slachten en nuttigen op
het altaar. Ze waren zo op hun uiterlijke reinheidswetten gesteld, maar
innerlijk waren ze rot. Jezus werd naar het altaar van het kruis gesleurd. Ze
hadden het echte Lam toegetakeld, gelasterd, beschimpt, gehaat, veracht en
vervloekt. Pilatus keerde naar zijn paleis terug. Hij was de hoogmoedige,
laffe slaaf van de wereld. Bang van degene die op aarde nog machtiger zijn dan
hem. Bang van God en zijn daarom zijn valse goden dienend. Bang voor de dood.
Eeuwige twijfelaar. Altijd meedoend met de kant van waar de wind waait. Nooit
kan iemand op hem rekenen. Bang om gezichtsverlies te leiden. Heiden die
eigenlijk verstrikt zat in de wereldse genoegens en wereldse macht. Macht, eer,
roem. Dat is het enige dat telt. Hij was gedoemd om voor eeuwig te sterven.
Het lijden van Jezus : deel 3 : gerecht tot en met ondervraging door Pilatus
Jezus voor Annas en Kajafas gebracht
Omstreeks middernacht werd Jezus binnengeleid in een
zaal. Daar zat Annas, een rechter, omringd door 28 raadsheren. Hij zat aan het
hoofd van een commissie die tot taak had te waken over de zuiverheid van de
Joodse Leer en het navolgen van de Gods Wet. Overtreders klaagde hij na de
zitting aan bij hogepriester Kajafas. Annas beschuldigde Jezus van het
overtreden van Gods Wet, godslastering, beledigen van de priesters en het
schenden van de sabbat. Hij beschuldigde Hem van onruststoker en
volksverleider.
Annas
: Wilt U soms een nieuwe leer invoeren ?
Jezus
: Mijn leer is geen geheim en sinds geruime tijd hebben vele mensen gehoord wat
Ik te zeggen heb. U kunt hen gerust ondervragen.
Maar Annas liet de aanklagers aan het woord en er
werden vele beschuldigingen tegen Jezus opgesomd. Een greep uit de aanklachten
was dat Jezus zich de Zoon van God noemde, dat Hij genezingen deed op de
sabbat, dat Hij schriftgeleerden van overspel betichtte, dat Hij het volk
opruide en de ondergang van Jeruzalem voorspelde. Ook zijn vriendschap met
onreinen, heidenen, overspelige vrouwen, tollenaars en zondaars werd Hem zeer
kwa-lijk genomen. Zijn zogezegd koningschap en koninkrijk maakten ze
belachelijk. Jezus kreeg vuistslagen in Zijn gezicht. Annas schreef daarna de
beschuldiging op een stuk papyrus en liet het vergezellen met Jezus.
Na de zitting werd Hij naar het rechtshuis van Kajafas
of Sanhedrin geleid.
Het rechtshuis was ingedeeld als volgt : door de
buitenste poort kwam men op de buitenplaats. Dan kwam men door een volgende
poort op de binnenplaats. Van de binnenplaats kwam men door een ingang op de
voorhof die omringd werd door overdekte zuilengangen. Het midden van die
voorhof was echter niet overdekt en in het midden bevond zich ook een soort van
haard die men aanstak als het koud werd. Daarna moest men de trappen op om het eigenlijke rechtshuis binnen te gaan. Er was
een gerechtszaal en erachter nog een raadszaal. De raadszaal waar de leden
zaten was een halve ronde. Voor de aankomst van Jezus waren Petrus en Joannes
tot op de voorhof genaderd. Nikodemus en Jozef van Arimatea hadden hen
binnengelaten. Daar konden ze het verhoog van de rechters goed konden zien.
Nikodemus en Jozef van Arimatea gingen verder om te zetelen. Hogepriester
Kajafas had plaats genomen in de gerechtszaal en ook de Sanhedrin rond hem. Er
waren ook vele stadsambtenaren, schriftgeleerden en oudsten. Het binnenplein
stond vol beschuldigers en valse getuigen. Jezus werd binnengeleid voor de
raad. Kajafas las de beschuldiging van Annas voor. Daarna ondervroeg hij
Jezus, maar Jezus gaf geen antwoord, ondanks de stompen die Hij kreeg. De valse
getuigen konden het niets eens worden over de beschuldigingen die Jezus in
diskrediet moesten brengen. Ze vielen terug op de aanklacht van tovenarij.
Nikodemus weerlegde met de schriftrollen de aanklacht
dat Jezus met zijn apostelen een overtreding hadden gedaan door de paasmaaltijd
te nuttigen voor het eigenlijke paasfeest dat voor de Joden op de sabbat werd
gehouden. De Galileeërs hadden namelijk sedert lang het recht om het paaslam
een dag vroeger te eten. Onder het paasmaal had Jezus de eucharistie ingesteld.
Jezus is het ware paaslam geworden. Hij diende als offer aan God. Hij werd als
een echt offer geslacht. Daarom vierde Hij het paasmaal en Pasen een dag
vroeger dan de Joden. Dit is het begin van het christendom. Kajafas begon zijn
geduld langzamerhand te verliezen, omdat de aangevoerde bewijzen eigenlijk niet
toereikend waren om Jezus te laten terechtstellen. Ze waren allemaal gebaseerd
op leugens.
Kajafas
: U antwoordt niets ? Wat brengen ze wel niet tegen U in !
Maar Jezus gaf geen antwoord.
Kajafas
(woedend) : Zeg ons : Bent U de Christus, de Messias, de Zoon van de
hooggeprezen en allerhoogste God ?
Jezus
(die tot nu toe had gezwegen) : Ja, Ik ben het ! U zegt het ! En Ik zeg u :
Voortaan zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de goddelijke
Majesteit en Hem zien komen op de wolken des hemels.
Kajafas
(razend kwaad en de zoom van zijn kleed scheurend) : Hij heeft God gelasterd,
waarom zouden wij nog getuigen nodig hebben ?
Kajafas
(tot de leden) : U hebt nu allen zelf de godslastering gehoord. Wat vindt u ?
Hogepriesters,
schriftgeleerden, oudsten : Hij verdient de doodstraf !
Kajafas
(tot de beulsknechten) : Ik lever u die Koning over, bewijs die godslasteraar
de eer die Hij verdient !
Kajafas en de leden verlieten de gerechtszaal en
gingen naar de raadszaal, die achter de gerechtszaal was gelegen. Joannes
haastte zich uit de zaal om de H. Maagd op de hoogte te stellen van de uitslag
van de zitting. Petrus daarentegen was door droefheid, angst en vermoeienis
overmand en ging zich warmen aan het brandende vuur. Daar was ook alle gespuis
verzameld. De omgekochte getuigen kregen nu hun fooi. Petrus had zich wat
terugge-trokken. Hij was angstig en vertwijfeld. Hij wist eigenlijk niet meer
wat aan te vangen. Hij weende maar verborg zijn tranen zo goed als hij kon,
want hij stond tussen die ellendelingen. De liefde voor zijn Meester deed hem
blijven. Petrus kon niets doen zonder zichzelf te verraden.
In de gerechtszaal grepen aanwezige ellendelingen de
Heer vast. Sommigen hadden al onder het verhoor van Kajafas Jezus vuistslagen
en stokslagen gegeven. Ze spotten met Hem, omdat Hij zich de Zoon van God had
genoemd. Ze vlochten een kroon van dik tarwestro en zetten die over een hoge
muts die ze op Zijn hoofd hadden gezet. Ze hadden Hem zijn naadloos kleed en
schouderkleed uitgetrokken. Hij had enkel nog een lendendoek aan. Ze hingen Hem
een gescheurde soldatenmantel om, een lange ketting tot op de knieën (met aan
het uiteinde stekels) om de hals en duwden een rietstok in Zijn handen. Ze
deden Hem een blinddoek voor, sloegen Hem met vuisten en stokken en schreeuwden
: Profeteer nu eens voor ons, Messias. Wie was het die je heeft geslagen ? Maar
Jezus antwoordde niet en liet zich slaan. Hij bad in zichzelf voor hen en
zuchtte.
Na de mishandeling sleepten de beulen Hem naar de
raadzaal. De knechten stampten Hem voor zich uit onder voortdurende spot over
hun strokoning. Hogepriester Kajafas en de raadsleden dreven verder de spot
met het doopsel en Zijn zalving door Maria Magdalena.
Verloochening door Petrus
Diepe droefheid stond op Petrus gezicht te lezen. Dat
maakte Hem verdacht bij de vijanden van Jezus. De portierster van de tempel
kwam de trappen af naar de voorhof.
Portierster
(luid) : U bent waarachtig ook een van de leerlingen van die Galileeër !
Petrus
(bang) : Vrouw, ik ken Hem niet, wat bedoelt u ? Ik weet niet wat u wilt !
Petrus verliet de vuurplaats en op dat moment kraaide
de haan. Bij de poort van de voorhof gekomen, trok Petrus de aandacht van een
dienstmeid.
Dienstmeid
(luid) : Kijk, die daar is ook bij Jezus van Nazaret geweest !
Omstaanders
(geïnteresseerd) : Ben jij een leerling van Hem geweest ?
Petrus
(vastberaden) : Geenszins ! Dat ben ik niet geweest. Die persoon ken ik niet,
ik ken Hem niet !
Petrus vluchtte nu over het binnenplein naar de
buitenplaats om enige bekenden die daar stonden, te waarschuwen. Er waren daar
ook leerlingen van Jezus verzameld. Ze klampten Petrus aan om verder nieuws te
krijgen, maar zijn angst om zich te verraden was zo groot dat hij hun met
slechts enkele woorden de raad gaf zich van daar te verwijderen, omdat het te
gevaarlijk voor hen was. De leerlingen verlieten daarop onmiddellijk de stad.
Petrus dwaalde enige tijd treurig rond, maar zijn liefde tot Jezus dreef hem
terug. Hij ging langs de zijkant van het gebouw naar de raadszaal waar ze juist
Jezus met de kroon van stro op het hoofd voor de raadsleden de zaal rond
sleurden. Jezus zag Petrus zeer ernstig en waarschuwend aan, zodat deze bij het
zien van zijn mishandelde Meester als verpletterd was van smart. Toen ging hij
van de deur weg en ging terug naar de voorhof om bij de vuurhaard neer te
hurken. Enigen die hem op het plein gezien en zijn verwarring bemerkt hadden,
traden op hem toe en knoopten een gesprek met hem aan. Ze maakten Jezus keer op
keer belachelijk.
Gesprekspartner
: Ik zie dat u tot zijn aanhang behoort, u bent ook een Galileeër. Ik merk het
aan uw tongval. Het verraadt u !
Broer van
Malchus : Hoe, u bent hier ! Heb ik u niet in de Olijfhof
gezien ? Hebt u mijn broer niet verwond aan het oor ?
Petrus
(vloekend en zwerend van angst) : Ik ken die Galileeër niet !
Op dit ogenblik kraaide de haan voor de tweede keer.
Petrus liep naar het binnenplein. Op dit moment leidde men juist Jezus van de
raadszaal naar de kerker over het binnenplein. Jezus passeerde Petrus en Hij
keek naar hem met een blik vol droefheid en medelijden. Petrus herinnerde zich
op dat moment wat Jezus gezegd had : Voordat de haan twee keer kraait, zul je
Me drie keer verloochenen. Hij had gezondigd tegen zijn Meester, terwijl Deze
voor hem mishandeld en onrechtvaardig ter dood veroordeeld werd. Hij onderging
zwijgend het verschrikkelijkste lijden en bovendien had Hij Petrus kort
voordien nog zo gewaarschuwd. Bijna zinneloos van berouw rende hij naar buiten
en begon te wenen. Zijn angst om aangesproken te worden was verdwenen, nu was
hij bereid aan iedereen te zeggen wie hij was en welk een verschrikkelijk kwaad
op zijn geweten had. Hoe menselijk is Petrus zwakheid toch. Waak en bid, dat u
niet in bekoring valt.
Maria maakte in de geest alles met Jezus mee. Haar
gefolterde ziel vertoefde gedurig bij Hem. Zij bad voor de beulen en ze bad tot
God. Joannes kwam met het droevig nieuws. Maria wilde zo dicht mogelijk bij
Jezus zijn. Joannes begeleidde Maria en de andere heilige vrouwen naar het huis
van Kajafas. Maria en de Heilige Vrouwen deelden in de beschimpingen van haat
door vijandige voorbijgangers. Maar ze hadden en zouden altijd onvoorwaardelijk
voor Jezus kiezen. Enige goede mensen hadden toch aangedurfd hun spijt over de
gebeurtenissen in het huis van Kajafas aan Jezus Moeder te betuigen.
Goede
voorbijgangers (ontroerd) : Ach ! Ongelukkigste der moeders,
allertreurigste Moeder, smartvolle Moeder van de Allerheiligste Israëls !
Maria
(hartelijk) : Dank u voor uw troostende woorden !
Maria en de heilige vrouwen, gevolgd door Joannes,
haastten zich naar het gerechtshuis. Bij het huis gekomen kwam Petrus met
betraande ogen naar buiten. Hij snelde hen met uitgestrekte armen tegemoet.
Maria
: Ach Simon, hoe is het gesteld met Jezus, mijn Zoon ?
Petrus
(zuchtend en klagend) : Ach Moeder, spreek niet tot mij. Uw Zoon lijdt
onmenselijk. Spreek mij niet aan. Ze hebben Hem ter dood veroordeeld en ik heb
Hem driemaal schandalig verloochend.
Joannes trad op hem toe en wilde meer vernemen, maar
Petrus rende door verdriet gedreven de stad uit naar de grot van de Olijfberg
om vergiffenis te vragen voor zijn onstandvastigheid die werd ingegeven door
menselijke zwakte. Maria zakte ineen. Als ze terug was bijgekomen leidde
Joannes haar en de heilige vrouwen tot voor de deur van de kerker waar Jezus
werd gevangen gezet. Maria luisterde naar de verzuchtingen van haar Zoon.
Nadien ging ze nog even naar de voorhof waar het
gepeupel stond. Zij zwegen allemaal van verbazing. Joannes en de heilige
vrouwen namen Haar daarna bij de arm en brachten Haar weg.
In de kerker
De kerker bevond zich onder de gerechtszaal van
Kajafas. Het was een kleine ronde cel. Jezus droeg terug zijn oude gescheurde
soldatenmantel en zijn Handen waren opnieuw gebonden. De beulen lieten Hem geen
ogenblik gerust. Ze bonden Hem in het midden van de cel aan een lage zuil. Hij
kon nergens tegenaan leunen en wankelde heen en weer op zijn gezwollen en
gewonde voeten. Ook zijn knieën waren door de ketting gewond. De beulen losten
elkaar af en bleven hun mishandelingen verder zetten onder voortdurende
verwensingen, woede en spot. Er kwam geen enkele klacht over Jezus lippen. Hij
verdroeg alles en bad ondertussen tot Zijn hemelse Vader om Zijn offer van alle
vorige, huidige en toekomstige mishandelingen en lijden als losprijs voor al
onze vorige, huidige en toekomstige zonden te willen aanvaarden. Onze zonden
begaan tegenover God en de medemensen. Daarbij moeten we vooral denken aan alle
mishandelingen die wij Jezus aandoen door te zondigen. WIJ zijn het die Hem
mishandelen, WIJ zijn het die Hem bespotten, WIJ nagels Hem aan het kruis, WIJ
zijn het die zon onbaatzuchtig, onovertroffen liefdesoffer eigenlijk niet
verdienen ! Door Zijn offer herstelde Jezus de glorie en macht van Zijn Vader.
Zijn Vader is rechtvaardig en omdat onze zonden zo groot zijn zouden wij
onszelf vernietigen door Gods rechtvaardige toorn over ons te roepen. De Vader
toont echter barmhartigheid en vergeeft de zonden van hen die Jezus graag zien
en Zijn offer aanvaarden ! Zo alleen kun je blijven leven. We moeten op onze
blote knieën Jezus danken dat Hij ons gered heeft van het verpletterende
gewicht van onze zonden. Voor de mensen die nog niet weten wat ze eigenlijk
moeten doen om onder dit groot cadeau te vallen het volgende : in Jezus, Zijn
Moeder, de Heilige Geest en Zijn Vader geloven en bovendien de sacramenten door
Jezus ingesteld, naleven (doopsel, eucharistie, biecht, vormsel...).
De dag brak aan. Jezus zou de toorn van Zijn Vader
over het geheel van ieders begane zonden blussen. Jezus verwelkomde de dag en
richtte een aangenaam dankgebed tot Zijn Vader. Dit was de langverwachte en
hoopvolle dag van de Verlossing van de mensen. Het hoogtepunt in Jezus leven
: ons verlossen, de Hemel heropenen, de hel overwinnen, voor de mensen de
levende bron van alle geluk en zegeningen, heil zijn en de wil van zijn hemelse
Vader volbrengen. Het geloof in Hem moet voor ons ook steeds een hoogtepunt
zijn.
Judas gedrag
Judas had na zijn vlucht de hele nacht rondgezworven
aan de zuidzijde van Jeruzalem waar een afvalplaats (Gê-Hinnom) was. Die plaats
was gelegen in de vallei, waar Jeruzalem te zien was bovenop een steile hoogte.
Tegen het aanbreken van de dag ging hij naar de gerechtszaal. Ondertussen zat
Jezus in de kerker. Hij was veel te nieuwsgierig om te weten hoe het met Jezus
verliep.
Judas
(aan enkele tempelsoldaten) : Hoe zal het met de gevangen genomen Galileeër
verlopen, denkt u ?
Tempelsoldaten
: Hij is ter dood veroordeeld en zal gekruisigd
worden.
Judas
(aan enkele toeschouwers) : Wat hebben ze met Hem gedaan ?
Toeschouwers
: Ze hebben Hem onmenselijk behandeld en bovendien heeft Hij geen enkele
weerstand geboden !
Daarna ging hij naar de achterzijde van het
gerechtshuis. Maar daar waren ze bezig aan het kruis te monteren. Judas zag
naar het kruis en sloeg als een waanzinnige op de vlucht. Hij hield zich
verborgen en wachtte op de uitslag van de zitting.
Jezus terug in de Hogeraad
Jezus moest nogmaals verschijnen aan de Hogeraad met
Annas, Kajafas, oudsten en schriftgeleerden. Daar werd het vonnis rechtsgeldig
verklaard. De vergadering was voltallig en gekenmerkt door een grote haast.
De terdoodveroordeling van Jezus werd aan de
raadsleden ter stemming voorgelegd. Nikodemus, Jozef van Arimatea en enkele
andere vrienden van Jezus protesteerden fel. Zij dienden een tegenvoorstel in
om dit proces te verdagen. Zij wilden geen oproer tijdens het Joodse Paasfeest.
Bovendien verklaarden zij dat men geen rechtvaardig vonnis kon vellen op grond
van de ingediende beschuldigingen, omdat alle getuigen elkaar hadden
tegengesproken. Maar de hogepriesters en hun partij, die in de meerderheid
was, werden woedend en beschuldigden de tegenpartij van genegenheid voor de
leer en de gezindheid van die Galileeër te tonen. Zij sloten iedereen die
Jezus genegen waren uit de raad en deze verlieten dan ook de raadszaal, na
protest aangetekend te hebben tegen alles wat hier tegen Jezus zou besloten
worden. Zij begaven zich naar de tempel en zouden zich nooit meer in de raad
vertonen.
Kajafas
(luid) : Laat de Galileeër nu maar komen ! En kleed hem aan, want Hij moet na
het vonnis voor Pilatus geleid worden !
De gerechtsdienaren sleurden haastig Jezus uit de
kerker en deden Hem zijn lang wollen kleed terug aan en brachten Hem voor
Kajafas.
Kajafas
(hatelijk) : Indien U de Gezalfde des Heren, de Messias bent, zeg het ons !
Jezus
(ernstig) : Indien Ik het u zei, zou u Mij niet geloven, en indien Ikzelf u
daarover ondervroeg, zou u niet antwoorden en Mij ook niet vrijlaten. Van nu af
zal de Mensenzoon zetelen aan de rechterhand van de kracht van God !
Kajafas
(spottend) : Zo, U bent dus de Zoon van God. U ?
Jezus
: Ja, zoals u zegt, Ik ben het !
Kajafas
(tegen de raadsleden) : Waarom hebben wij nog getuigen nodig ! Het bewijs is
geleverd. Een meer overtuigend bewijs kunnen wij niet verlangen. Nu hebben wij
het immers uit zijn eigen mond gehoord.
Al de raadsleden stonden nu op en begonnen Jezus uit
te schelden. Hoe durfde Hij zich de Messias noemen, en zetelen aan de
rechterhand van God !
Jezus werd tussen de gerechtsdienaars en de soldaten
naar het paleis van Pilatus gebracht. Het gepeupel volgde de stoet.
Wanhoop van Judas
Judas hoorde het rumoer van een aankomende stoet.
Omstaander 1
: Zij brengen de Galileeër naar Pilatus, nu de Hogeraad Hem te dood heeft
veroordeeld. Hij moet op het kruis. Het is toch onmogelijk na al die
mishandelingen in leven te blijven...
Omstaander 2
: Maar niettegenstaande zijn erbarmelijke toestand is Hij enorm geduldig. Hij
spreekt niet en antwoordt niet. Hij zegt alleen maar dat Hij de Messias is en
aan de rechterhand van God zal tronen. Zonder deze bekentenissen zou men Hem
niet kunnen veroordeeld hebben. Maar nu moet Hij aan het kruis.
Omstaander 3
: De schelm die Hem verkocht heeft, was een leerling van Hem en had enige uren
eerder nog het paaslam met Hem gegeten. Van vrienden moet je het hebben. Ik zou
niet graag in zijn schoenen staan. De Galileeër mag zijn wat hij wil, Hij heeft
toch geen vriend voor geld in de dood gestort. Echt, de schurk verdient ook
gehangen te worden !
Judas hoorde het volk wel ! Hij liep naar de Tempel om
het geld waar bloed aan kleefde kwijt te geraken en zo zichzelf wit te wassen.
Hij ging naar enkele oudsten en raadsleden, die de priesters hielpen bij de
dienst. Ze keken op hem neer met diep misprijzen.
Judas
(vertwijfeld) : Neem uw geld terug, waarmee u mij hebt verleid om een
onschuldige over te leveren. Neem uw geld terug en laat Jezus vrij ! Ik zeg het
u : de overeenkomst is niet meer geldig want ik heb zwaar gezondigd door
onschuldig bloed te verkopen.
Oudsten en
raadsleden (minachtend) : Wat kan ons dat schelen dat u
gezondigd hebt. Als u denkt onschuldig bloed verraden te hebben, dan is dat uw
zaak ! Wij weten zelf wel wat wij van u gekocht hebben en wij hebben Hem
schuldig bevonden. Hij verdient de dood. Hou uw geld ! Wij willen er niets van
terug ! Er kleeft bloed aan het geld.
Judas
(als een waanzinnige) : Hier is het geld !
Hij smeet het geld op de vloer in de Tempel. Daarna
vluchtte hij de stad uit.
Hogepriester
1 (tot de andere hogepriesters) : Raap het geld op !
Maar let op : we mogen ze niet bij de gaven doen, omdat het bloedgeld is !
Hogepriester
2 : Ik stel voor dat we het land van de pottenbakker
aankopen om er de vreemdelingen te begraven.
Het stuk land is er nog steeds en wordt daarom nog
altijd Bloedakker genoemd.
Judas ging terug naar de afvalplaats van Jeruzalem.
Hij werd krankzinnig van wanhoop. Hij hoorde steeds de woorden van Jezus in
zijn hoofd naklinken : Vriend, waarvoor ben je gekomen ? Judas, verraad je de
Mensenzoon met een kus ? Judas werd gefolterd door zijn geweten. Hij heeft Jezus
verkocht en Hem zo de dood ingejaagd. In een vlaag van zinsverbijstering en
wanhoop greep Judas zijn gordel en verhing zich aan een boom. Hij had zich
totaal aan de duisternis en Satan gegeven.
Als je zonden, hoe zwaar ook, aan jezelf beginnen
knagen, wordt dan niet moedeloos, woedend, angstig, vertwijfeld, waanzinnig,
maar rustig. Ga naar Jezus toe en vraag met een berouwvol hart vergiffenis in
het sacrament van de biecht. Judas ging de verkeerde richting uit. Als hij zich
voor de voeten van Jezus op zijn knieën had laten vallen en de barmhartige
Jezus om vergeving had gesmeekt, dan was hij gered geweest.
Tocht naar het paleis van Pilatus
In de stoet waren Kajafas, Annas, raadsleden, dienaren
met schriftrollen, schriftgeleerden, valse getuigen, beulsknechten, beambten en
soldaten. Jezus werd door de beulsknechten verder gesleurd. Zijn boeien deden
Hem geweldig pijn. Hij was bijna onherkenbaar van de mishandelingen die nu al
uren zonder ophouden duurden. Het volk kwam in dichte drommen naar deze stoet
zien. Het volk werd opgeruid om Jezus te bespotten en te beschimpen. Ze gooiden
bovendien met stenen naar Hem. Ze deden er ook alles aan om de blijde intocht
van de vorige week in Ofel op Palmendag te hekelen. Nu passeerde hij in Akra (=
stadswijk van Jeruzalem waar de schriftgeleerden hun bolwerk was). Hij werd er
nog eens extra uitgejouwd. Maria was samen met Maria Magdalena en Joannes tot
bij de stoet geraakt. Maria kon de lijdensweg inwendig voelen, maar toch wilde
ze Jezus in levende lijve zien. Ze wist dat Haar Zoon er ellendig aan toe was.
Toen Jezus voorbij passeerde keek Hij even naar Zijn Moeder. Voor Haar was het
vreselijke aanblik van Haar onschuldige Zoon teveel en ze bezweek in de armen
van Joannes en Maria Magdalena. Was dit de Zoon van God en de Mensen ? Deze
gebroken man ?
Daarna passeerde de stoet langs de mensen van Ofel.
Maar daar sloeg de twijfel algemeen toe. Hun geloof wankelde. Was dit de
Heiland die ze hadden verwelkomd ? Ze zeiden geen woord en keerden verslagen
naar huis terug.
Schriftgeleerden
(honend) : Kijk eens naar uw koning ! Begroet Hem maar ! Nu zwijgen jullie
wel, hé ! We voeren Hem naar zijn kroning en troonsbestijging. Het is nu uit
met zijn wonderen !
Bij Pilatus aangekomen
Omstreeks zes uur in de morgen kwam de stoet aan bij
het paleis van Pilatus, de Romeinse landvoogd. De landvoogd was de enige die
een doodvonnis kon uitvoeren. Daarom moest de Hogeraad Jezus laten voorkomen
bij Pilatus. Ze wilden Hem beschuldigen van een misdaad tegen de Romeinse
keizer om zo de doodstraf te kunnen laten uitvoeren. De raadsleden bleven staan
voor het oude rechtshuis. Daar was een duidelijke lijn in het plaveisel
aangelegd tot waar de Joden konden komen zonder hun strikte reinheidswetten te
schenden. Zij konden ook geen heidens gebouw binnentreden. Ze gaven de
gerechtsdienaren het bevel op Jezus voor de trappen van het Pilatus paleis te
sleuren. Pilatus had de stoet zien aankomen vanop een hogerliggend terras van
zijn paleis. Pilatus die omringd was door zijn Romeinse officieren en soldaten
keek vol misprijzen naar de Hogepriesters en raadsleden of het Sanhedrin.
Pilatus
(schreeuwde misprijzend) : Wat is er nu weer zo vroeg aan de hand ? Waarom hebt
u die mens zo ellendig toegetakeld ? U begint al vroeg te villen en te slachten
! (na de middag begon de slachting van de paaslammeren in de tempel)
Sanhedrin
(tot de gerechtsdienaren) : Vooruit met Hem ! In het rechthuis !
Sanhedrin
(roepend tot Pilatus) : Luister naar onze aanklachten tegen die misdadiger !
Wij mogen uw huis niet binnen door onze reinheidswetten ! Breng Hem maar in het
rechtshuis !
Maar een man die achter het Sanhedrin stond, bij het
verzamelde volk op het forum of marktplaats, schreeuwde tot hen : Zeker mogen
jullie het rechtshuis niet betreden, want het is geheiligd door onschuldig
bloed. Hij (Jezus) alleen mag het betreden, want Hij alleen onder de Joden is
rein, evenals de daar vermoorde onschuldige kinderen !
De man was Sadok, een Jezusvriend. Hij had twee
zoontjes die vermoord werden samen met nog andere kinderen op het plein van het
gerechtshof. De oude Herodes had alle geboren jongens laten afslachten in de
hoop Jezus te kunnen doden, Jozef en Maria waren echter met Jezus naar Egypte
gevlucht.
Daar was Jezus veilig tot na de dood van Herodes. Dan
keerde de Heilige Familie terug naar Israël.
Maar de Sanhedrin gaven geen krimp. Ondertussen
sleurden de gerechtsdienaren Jezus tot op het terras van Pilatus. Pilatus
ergerde zich blauw aan de hogepriesters en raadsleden toen hij zag hoe ze Jezus
hadden mishandeld. Pilatus wist al op voorhand dat ze bij hem kwamen om Jezus
veroordeling te bekomen, omdat Hij de doodstraf schuldig was, maar hij had geen
zin om Jezus zonder klaar bewezen schuld te veroordelen.
Pilatus
(minachtend) : Welke misdaad wrijft u deze persoon aan ?
Sanhedrin
(geërgerd) : Als wij geen bewijzen hadden dat Hij een boosdoener is, dan
zouden wij Hem niet tot u brengen !
Pilatus (geënerveerd)
: Wel, als dat zo is, neemt u Hem dan en spreek recht over Hem volgens uw Wet !
Sanhedrin
(kwaad) : U weet dat het Recht ons niet de onbeperkte macht toekent om een
doodvonnis te laten voltrekken !
De Sanhedrin met hun getuigen kleedden de zaak zo in
dat ze Jezus beschuldigden van misdaden tegen de keizer en die niets met
godsdienst of gebruiken te maken hadden. De eerste beschuldiging die zij
inbrachten was deze : Jezus was een volksverleider, rustverstoorder en
oproerkraaier. Bovendien lieten ze getuigen de beschuldigingen bevestigen.
Sanhedrin
: Hij reist het land door, houdt grote volksvergaderingen en schendt de sabbat
door zieken op deze heilige dag te genezen.
Pilatus
(grijnzend) : U bent zeer zeker niet ziek, anders zouden die genezingen u niet
zo verbitteren !
Sanhedrin
(aandringend) : Hij zegt ook dat men zijn vlees moet eten en zijn bloed moet
drinken om eeuwig te leven !
Pilatus
(spottend) : Men zou haast zeggen dat u zijn leer volgt, want het ziet ernaar
uit dat u zijn vlees wilt eten en zijn bloed wilt drinken !
Bij de tweede aanklacht hadden de hogepriesters en
raadsleden niet op een scherp antwoord van Pilatus gerekend.
Sanhedrin
: Hij stookt het volk op om de keizer geen belastingen te betalen!
Pilatus
(razend kwaad) : Dat is grof gelogen ! Dat zal ik toch wel beter weten, zeker
!!!!!!!!
Ze gingen vlug over tot de derde aanklacht :
Sanhedrin
: Hij is van lage, onbekende en verdachte afkomst en toch heeft zijn zon grote
aanhang. Het rond Hem verzamelde volk heeft Hem tot koning willen laten
uitroepen en omdat de gunstige tijd nog niet was aangebroken, heeft Hij zich
verborgen. In de laatste dagen heeft Hij zich een luidruchtige intocht in
Jeruzalem laten welgevallen, waar een ontelbare menigte mensen riepen : Hosanna
de zoon van David ! Hooggezegend het Rijk van onze vader David, dat nu komt !
Hij beweert dat Hij de Christus, de Gezalfde des Heren, de Messias, de beloofde
en sedert lang verwachte Koning van de Joden is. Hij laat zich ook zo noemen !
Pilatus
(geïnteresseerd) : Wachters, breng de beschuldigde in de rechtskamer !
Daar kon Pilatus Jezus ondervragen. Niettegenstaande
hij afgoden aanbad en een heiden was, wist Pilatus dat de Joodse profeten de
komst van een Gezalfde van God hadden voorspeld. Hij zou een Verlosser,
Bevrijder en Koning zijn en vele Joden wachtten op Zijn komst. Pilatus stelde
zich daarbij, zoals vele Joden, een zegevierende, machtige heerser voor, met
veel pracht en praal. De gedachte dat dit de hulpeloze, ellendige, mishandelde,
onmachtige Jezus kon zijn, vond Pilatus belachelijk.
Pilatus
(verwonderd) : U bent dus die verwachte Koning van de Joden ?
Jezus
: Bent uzelf op die gedachte gekomen of hebben anderen ze u voorgezegd ?
Pilatus (geërgerd)
: Ben ik misschien een Jood, dat ik aan zulke praatjes belang zou hechten ? Uw
volk en uw priesters hebben U aan mij overgeleverd, om U te kunnen veroordelen
als iemand die om deze reden de dood schuldig is. Zeg mij : Wat hebt u gedaan ?
Jezus (waardig)
: Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld ! Indien het van deze wereld was, zou
Ik zeker dienaren hebben gehad om Mij te verdedigen en te beletten dat Ik aan u
overgeleverd werd, maar mijn Rijk is niet van deze wereld.
Pilatus
(verwonderd) : U bent dan toch Koning ?
Jezus
: Zoals u zegt : Ik ben Koning. Ik ben geboren en in deze wereld gekomen om te
getuigen van de waarheid. Iedereen die deze waarheid aanvaardt, luistert naar
hetgeen ik zeg !
Pilatus
: Waarheid ? Wat is waarheid ?
Jezus gaf geen antwoord. Daarna ging Pilatus terug
naar het terras. Pilatus zag in Jezus geen koning die voor de keizer gevaarlijk
kon worden. Jezus Rijk was niet in deze wereld en dat was voor Pilatus het
voornaamste.
Pilatus (roepend
tot het Sanhedrin) : Ik vind geen enkele schuld in deze mens !
Sanhedrin
(schreeuwden woedend) : Hij is een onruststoker ! Hij geeft zich uit voor
Christus, Koning der Joden !
Pilatus
(verwonderd tot Jezus) : Hebt u op al die beschuldigingen niets te antwoorden ?
Ik weet het wel, zij brengen leugens tegen U in !
Sanhedrin
(uitzinnig) : Hoe ? Vindt U geen schuld in Hem ? Is dit geen schuld soms ? Hij
stookt het hele volk op en verspreidt zijn leer over heel Galilea tot hier !
Pilatus
(listig) : Is deze mens afkomstig uit Galilea en een onderdaan van Herodes ?
Sanhedrin
: Ja, want zijn ouders hebben te Nazaret gewoond en zijn tegenwoordige
verblijfplaats is Kafarnaüm !
Pilatus
: Wel, omdat Hij een Galileeër en een onderdaan van Herodes is, ga dan met Hem
naar de viervorst. Hij bevindt zich juist in de stad voor het feest. Ik laat
deze rechtszaak over aan hem !
Jezus werd terug naar beneden gezonden bij zijn
vijanden. Nu waren ze pas echt razend ! Zij koelden hun woede op Jezus. Zij
sleurden Hem over het forum en begaven zich naar het nabijgelegen paleis van
Herodes. Onder de stoet waren ook Romeinse soldaten. Claudia Procla, de vrouw
van Pilatus, stond heimelijk op het hoogste terras met angst en droefheid te
kijken naar de stoet die over het forum verder trok. Daarna had ze een lang
onderhoud met haar man. Ze smeekte hem Jezus geen onrecht aan te doen. Ze
vertelde hem over de visioenen die zij over Jezus had gekregen. Ze had beelden
uit Zijn leven als heilige Leraar en Heiland gezien. Ze zag ook de heiligheid
en de smarten van Jezus Moeder Maria. Claudia had vele wonderen gezien en
waarheden vernomen. Ze leed onder de beelden die de boosheid en de listen van
Jezus vijanden aantoonden tegenover de Onschuldige.
Toen ze later op het terras stond, herkende ze Jezus,
de Zaligmaker. Toen ze Hem zo mishandeld zag, was ze angstig. Ze bad en smeekte
Pilatus om Jezus niet te veroordelen. Pilatus stelde haar gerust en zei dat hij
geen schuld in Jezus vond en dat hij Hem niet zou veroordelen. Hij had de
boosheid van de Joden wel doorzien. Maar binnenin was Pilatus besluiteloos en
onzeker. Hij wist wat de waarheid was : Jezus Nazarenus, de Koning der Joden,
is waarheid !
Het lijden van Jezus : deel 2 : instelling van eucharistie tot en met de tocht naar het Sanhedrin
Instelling van de Eucharistieviering
Petrus en Joannes gingen nu de kelk halen en zetten
die voor Jezus neer. Het waren de heilige handelingen zoals de priester die nu
nog verricht vooraleer brood en wijn gezegend zijn. Ernaast stonden de
paasbroden, die Jezus had opzij gelegd. Er stonden ook een wijnkruik en een
waterkruik en dozen met olie. Het breken en ronddelen van het brood en het
drinken uit dezelfde kelk bij het sluiten van de maaltijd was van oudsher een
teken van verbroedering en liefde. Maar Jezus verhief dit gebruik nu tot het
Heilig Sacrament. De deuren van het Cenakel waren nog altijd gesloten : alles
gebeurde in het geheim en zeer plechtig. Jezus gaf hun uitleg over het
avondmaal en ook hoe ze het heilig misoffer moesten opdragen. Onder deze
handelingen werd de Heer steeds inniger. Hij zei dat Hij hun nu alles wilde
geven wat Hij bezat, nl. Hijzelf. Jezus liet door Petrus en Joannes water over
Zijn handen gieten en daarna werd de schaal met water doorgegeven aan alle
apostelen om hun handen te wassen. Jezus bad en brak onder het gebed van de
zegen het brood. Hij nam nu de schaal of pateen met stukken brood.
Jezus
: Neem en eet, dit is Mijn Lichaam dat voor U overgeleverd wordt. Eerst reikte
Jezus Zijn Lichaam door het Brood aan Petrus en daarna aan Joannes uit. Judas
was de derde aan wie de Heer dit Sacrament toereikte. Jezus (tot Judas) : Wat je van plan bent te doen, doe dat spoedig !
Dan gaf Hij het Sacrament verder aan de overige
apostelen. Zij naderden twee aan twee. Ze kregen het brood op hun tong en de
een hield voor de ander onder de kin een doek dat op de kelk gelegen had.
Daarna hield Jezus de kelk omhoog ter hoogte van zijn gezicht en sprak het
dankgebed uit.
Jezus
: Drink er allen uit, want dit is Mijn bloed van het verbond, dat voor velen
wordt vergoten tot vergeving van zonden.
Hij liet Petrus en Joannes drinken uit de kelk, die
Hijzelf in zijn handen hield en zette de kelk daarna neer. Joannes schepte nu
met de kleine lepel van het H. Bloed uit de kelk in de kleine bekers, die door
Petrus aan de overige apostelen toegereikt werden. Elke kleine beker diende
voor twee van hen en zo dronken zij het H. Bloed. Na deze instelling ging Jezus
verder met de rituele handelingen die ook nu nog worden gedaan door de
priester.
Jezus
: Jullie moeten dit heilig Sacrament in de Kerk blijven voortzetten tot Mijn
gedachtenis. Daarom zal dit Sacrament in de Kerk blijven tot het einde van de
tijden.
Verder leerde Hij hun het hoofdzakelijke aan in de
manier om de communie zelf klaar te maken en het aan anderen uit te delen. Ook
werd hen uitgelegd hoe ze het wonderbaar geheim van het Sacrament geleidelijk
aan de gelovigen moesten overdragen en het Sacrament voor hen uit te spraken.
Nadat de apostelen de Heilige Geest op Pinksteren hadden ontvangen moesten ze
zelf consacreren.
Jezus bereidde ook het heilig chrisma. Zij leerden
over de zalving met het heilig chrisma (olie) en het gebruik ervan
(priesterwijding, sacrament van het vormsel). Jezus zalfde Petrus en Joannes.
Zij moesten de andere apostelen op hun beurt de handen opleggen en zalven als
ze de H. Geest ontvangen hadden op het Pinksterfeest. Dit was de grote doop
met de H. Geest. Acht dagen erna deden ze hetzelfde aan verscheidene leerlingen
om ze tot priesters te wijden. Jezus hield nu nog een lange afscheidsrede, die
vele vurige gebeden bevatte. De apostelen waren blij en vol ijver. Ze stelden
Hem vele vragen. Hij herhaalde tussendoor ook vroegere uitspraken en vertelde
aan Petrus en Joannes deze mede te delen aan de overige apostelen die het op
hun beurt aan de leerlingen en heilige vrouwen moesten voortzeggen en
onderwijzen. Jezus sprak ook enkele keren over de verrader. Petrus verzekerde
vol vuur dat hij Hem zeker trouw zou zijn en Hem nooit verlaten.
Jezus
: Simon, Simon, de satan beloert je om je te ziften als tarwe, maar ik heb voor
jouw gebeden, zodat jouw geloof niet zou begeven; en je, eenmaal van jouw
misstap teruggekeerd, je jouw broeders zou versterken !
Waarheen Ik nu ga, kunnen jullie Mij niet volgen.
Petrus (beslist)
: Ik wil U volgen tot in de dood en met U sterven !
Jezus
(mistroostig) : Met Mij sterven ? Voorwaar, voordat de haan tweemaal kraait,
zult jij Mij driemaal verloochenen.
Jezus
: Voor jullie zal een harde tijd aanbreken. Toen Ik jullie uitzond zonder
beurs, zonder reiszak, zonder schoeisel, heeft het jullie dan aan iets
ontbroken ?
Apostelen
: Neen !
Jezus
: Maar nu, moet hij die een reiszak heeft, deze meenemen, en wie niets heeft,
maakt zijn kleed te gelde en koopt een zwaard, want nu moet ook dit woord in vervulling
gaan : Hij zal onder de misdadigers gerekend worden. Alles moet waar gemaakt
worden, wat over Mij geschreven staat !
Petrus nam dit letterlijk. Hij wilde Jezus verdedigen
en toonde twee hakmessen die hij bij zich had.
Jezus
(kortaf) : Genoeg ! Kom ! Laten wij heengaan.
Na het zingen van de psalmen gingen ze naar buiten.
Daar wachtten Zijn Moeder en Maria Magdalena op Hem. Ze smeekten Hem niet naar
de Olijfberg te gaan, omdat ze het gerucht gehoord hadden dat men Hem wilde
gevangen nemen. Maar Jezus sprak enige troostende woorden en vertrok haastig
tussen hen door. Judas had zich vlug uit de voeten gemaakt (na het drinken van
het H. Bloed) om zijn wrede plan tot uitvoer te brengen.
In de Hof van Olijven
Jezus en de elf apostelen verlieten het Cenakel dat op
de berg Sion lag en gingen door het dal van Josafat. De maan steeg boven de
Olijfberg op. Het was ongeveer negen uur.
Jezus
: Deze nacht nog zullen jullie allemaal ten val komen vanwege Mij, want er
staat geschreven : Ik zal de Herder treffen, en de schapen van de kudde zullen
verstrooid worden. Maar eenmaal verrezen zal Ik u voorgaan naar Galilea.
De apostelen waren nog vol geestdrift en godsvrucht.
Zij verdrongen zich om Hem en betuigden Hem, ieder op zijn wijze, hun liefde.
Zij verzekerden Hem dat zij Hem niet konden en niet zouden verlaten.
Petrus
: Indien iedereen zich aan U ergert, nooit of nooit wil ik U verdriet aandoen.
Jezus
: Voorwaar, Ik zeg je, juist jij zult mij deze nacht, nog voor de haan kraait,
driemaal verloochenen.
Petrus
(ontkennend) : Al moest ik zelfs met U sterven, toch zou ik U nooit
verloochenen.
En zo spraken ook alle andere apostelen. Zij begaven
zich naar de tuin van Getsemane dat een half uur van het Cenakel verwijderd
lag. Er stonden meerdere dichtgebladerde loofhutten. In een daarvan bleven acht
van de apostelen achter. Bij deze achtergebleven apostelen voegden zich nadien
nog leerlingen van Jezus. Jezus was diep bedroefd en zei hun dat het gevaar
nabij was.
Jezus
: Blijf hier, terwijl ik verder ga om te bidden.
Jezus en de andere apostelen trokken verder naar de
Olijfhof. De Olijfhof is door een weg gescheiden van de tuin van Getsemane en
hij strekt zich verder uit op de helling van de Olijfberg. Deze hof van Olijven
is open en alleen door een aarden wal omringd. Hij is kleiner dan de tuin van
Getsemane. Het is een tuin op de berghelling waar men grotten, terrassen en
vele olijfbomen aantreft. Petrus, Joannes en Jakobus de Meerdere gingen met Hem
mee. Jezus werd enorm bedrukt en onrustig.
Joannes
: Heer, U hebt ons vroeger allen getroost en nu bent U zo bang...
Jezus
: Mijn ziel is ten dode toe bedroefd. Blijf allen hier, en waak met Mij. Bidt
om vooral niet in bekoring te vallen.
Hij ging een eindje verder, maar de angstbeelden
stormden zo geweldig op Hem aan dat Hij door schrik overmand links van de
apostelen afdaalde en zich verborg in een grot met een overhangende rots. Jezus
gaf zich over aan zijn aanstaande lijden en offerde zich op aan de goddelijke
Rechtvaardigheid om al de zonden van de wereld te voldoen. Hij liet vrijwillig
zijn natuur van Godheid terugtrekken en was nu enkel gehuld in Mensheid. De
natuur van mens te zijn, die Hij uit oneindige liefde voor de mensen had
aangenomen. Nu was Hij alleen met de liefde van zijn rein en onschuldig menselijk
Hart overgeleverd aan het geweld van alle angsten en smart voor de zonden van
de wereld. Hij liet zich over aan de zwakke menselijke natuur. Hij was daardoor
eindeloos angstig en bedroefd en Hij smeekte God om medelijden. Jezus wierp
zich voorover en bad en ondertussen zag Hij alle zonden van de wereld en hun
afschuwelijke boosheid in ontelbare beelden. Hij nam ze allemaal op zich en gaf
Zich aan God, Zijn hemelse Vader en Vader van alle mensen. Hij beveelde alles
in zijn gebed aan om Zich door zijn lijden voor die onmetelijke schuld
voldoening te schenken aan God de Almachtige en Eeuwige, Vader van alle mensen,
die allen zondaars zijn. Zo zouden alle mensen die in Jezus geloven en in de
biecht tot Hem komen gered worden.
Maar ook in dit uur liet Satan Hem niet los en deed
Jezus bovenop de verpletterende schuldenlast nog hopeloos lijden door
bekoringen. Bovendien werd zijn ziel nog eens met ontzetting geslagen bij het
zien van de ontelbare misdaden van de mensen en van hun ondankbaarheid
tegenover God.
Jezus
(huiverend) : Vader, indien het mogelijk is, neem dan deze kelk van Mij weg !
Maar niet mijn Wil, maar de Uwe geschiede !
Zijn Wil en die van de Vader waren nochtans één, maar
Jezus die uit liefde tot de mens de hele zwakte van de menselijke natuur wilde
ondergaan, sidderde hier bij het aanblik van de naderende dood. De schrik voor
de dood en de natuurlijke vrees voor de grootte van het zoenoffer.
Maria, Zijn Moeder was in deze doodstrijd door
droefheid en angst overstelpt. Zij bevond zich in de tuin van het huis van
Maria Markus. Maria Magdalena en Maria Markus waren bij Haar. Zij verloor
verschillende keren het bewustzijn, omdat ze innerlijk in haar geest het lijden
van haar Zoon aanschouwde. Ze had boden op pad gestuurd om op de hoogte
gehouden te worden, maar omdat ze te lang wegbleven ging ze zelf op weg. Zij
werd vergezeld van Maria Magdalena en Salome.
Het was ongeveer half elf toen hij opstond en zich
terug naar de drie apostelen begaf. Hij vond hen in slaap.
Jezus
: Simon, slaap je ? Hebben jullie dan niet eens een uur met Mij kunnen waken ?
Joannes
(die Jezus nog niet als een verslagen mens had gezien ) : Meester, wat overkomt
U ? Moet ik de andere leerlingen roepen ? Zouden wij niet beter vluchten ?
Jezus
: Indien Ik nogmaals 33 jaar leefde, onderwees en zieken genas, dan nog zou dat
ontoereikend zijn om alles te verrichten. Het zou nog niet opwegen tegen alles
wat Ik van nu tot morgen moet verrichten. Je moet dus de anderen niet roepen.
Juist daarom heb Ik hen ginder achtergelaten, zodat zij Mij in deze
allerellendigste toestand niet zouden zien en zich niet aan Mij zouden ergeren.
Zij zouden in bekoring vallen, veel van mijn woorden en handelingen vergeten en
aan Mij twijfelen. Jullie hebben echter de Zoon des Mensen in zijn verheerlijking
en verheffing gezien (op de berg Tabor) : nu mogen jullie Hem ook zien in zijn
verduistering, vernedering en totale verlatenheid. Maar Ik maan jullie aan te
waken en te bidden zodat jullie niet in bekoring vallen, want de geest is wel
van goede wil, maar het vlees is zwak.
Jezus wilde hen aansporen tot doorzetting en hen ook
wijzen op de strijd van de menselijke natuur tegen de dood en op de oorzaak van
zijn zwakheid op het ogenblik. De drie apostelen waren verslagen door de
droefheid van hun Meester en begonnen op hun beurt te bidden. Maar ze waren na
een tijdje terug in slaap gevallen. Door hun gebrek aan vertrouwen waren ze
terug in bekoring gevallen.
De acht anderen die waren achtergebleven sliepen niet.
De angst en de droefheid die weerklonken in Jezus laatste woorden hadden hen
te zeer verontrust. Zij zochten naar een schuilplaats tegen mogelijk gevaar.
En voor de tweede maal, ging Jezus bidden in de grot.
Hij viel neer en bad. Opnieuw begon er een strijd in zijn ziel. Engelen lieten
Hem al de folteringen en hun omvang aanschouwen. Deze zou Hij moeten verduren
voor de voldoening van alle zonden. Zij toonden Hem een lichaams- en
zielelijden die door de pijn ervan beantwoordde aan de straffen die God eiste
voor alle zonden van de hele mensheid. Bovendien moest het een lijden zijn dat
de schuld van de hele mensheid strafte op de onschuldige Mensheid die God had
begrepen voor zijn mensen. De schuld en de straf van alle mensen moest
daadwerkelijk en uit liefde op zich worden genomen. Hij moest de menselijke
tegenzin voor lijden en dood, die een onderdeel van ieder lijden is
overwinnen. Jezus brak uit in een bloedig zweet.
De goddelijke Wil van Jezus Christus trok zich door
zijn smeken in de Vader terug zodat zijn Mensheid (beroofd van goddelijke
troost), al het lijden zou kunnen (en moeten) verduren. De Godheid van Christus
was één met de Vader en bestemde voor haar Mensheid het vreselijkste lijden,
terwijl de menselijke wil van Christus tot de Vader bad juist dat lijden van
Hem af te willen wenden. Daarna werd Hij overvallen door een bijkomende angst :
de onrust en bekommernis in zijn ziel. Deze angsten zijn aanwezig in ieder
menselijk hart dat een zwaar en pijnlijk offer tegemoet gaat. Hij stelde zich
de vraag : Wat zal het nut van al dat lijden zijn ? Wat zal erdoor gewonnen
worden ? Hij voorzag de ondankbaarheid van de mensen. Jezus zag hen allen. Hij
weende en treurde over hen en wilde lijden voor al degenen die Hem niet zien,
die hun kruis na Hem niet willen dragen. Zijn Bruid de Kerk niet erkennen aan
wie Hij zichzelf geschonken heeft in het H. Sacrament. De mensen die door Satan
werden en nog altijd worden weggesleurd. In zijn vertwijfeling schreeuwde Hij
een noodgeroep. De drie apostelen sprongen recht en wilden naar Hem toe
snellen.
Petrus
(tegen Jacobus en Joannes) : Blijf hier, ik loop eens tot Hem !
Petrus
(de grot binnentredend) : Meester, wat overkomt U ?
Hij deinsde terug toen hij Jezus zag vol bloed en van
angst vervuld. Jezus antwoordde niet en scheen hem niet te bemerken. Daarop
keerde Petrus noodgedwongen naar de andere twee apostelen terug. Ze gingen
terug zitten en bidden. Maar Jezus strijd tegen de menselijke afkeer van het
lijden duurde voort.
Jezus
: Vader, is het mogelijk te lijden voor mensen als dezen ? O Vader, indien de
kelk mij niet voorbij kan gaan, dat dan Uw Wil geschiede !
Jezus zag hoe duivels ontelbare mensenmassas
verleiden, verscheuren en verslinden. Mensen voor wie Hij de weg naar de
bittere kruisdood nu begonnen was om hen te verlossen uit Satans macht. Voor
hen zou Jezus offer tevergeefs gebeuren. Jezus zag dat het H. Sacrament waar
Hij zich als levende God iedere keer tot voedsel wegschenkt, werd en wordt
ontheiligd en verkracht. Hij zag dat zijn Bruid, de Kerk, werd uiteengerukt en
versplinterd. Bloed stroomde in dikke druppels van zijn bleke gelaat.
Jezus keerde daarna terug naar de drie apostelen en
vond hen wederom in slaap. Door droefheid, angst en vermoeidheid overvallen,
waren zij terug ingesluimerd. Ze werden wakker en stonden onmiddellijk recht.
Ze ondersteunden Jezus met medelijden en liefde. Hij zei hun dat men Hem zou
gevangen nemen, Hem voor de rechter slepen, mishandelen en Hem daarna de
wreedste dood zou laten ondergaan. Hij vroeg nadrukkelijk of ze Zijn Moeder
wilden troosten. De apostelen waren stil, omdat ze voelden dat Hij de waarheid
sprak. Jezus wilde terugkeren naar de grot en ze hielpen Hem erheen. Hij was
zwak en moedeloos. Opnieuw bad Hij tot Zijn Vader.
Jezus
: Vader, indien het uw Wil is, neem deze kelk van Mij weg, maar niet mijn Wil,
maar de Uwe geschiede !
Jezus aanschouwde met diepe ontroering en troost alle
toekomstige hemelbewoners uit het Oude Testament en alle toekomstige
gelukkigen. Jezus ziet zijn broeders en zijn schepselen zo graag, dat Hij met
vreugde alle smart en pijn op zich neemt, ook al zou Hij maar één enkele ziel
kunnen redden.
Daarna werden alle gebeurtenissen uit de doeken
gedaan, te beginnen met de kus van Judas tot aan zijn laatste woord op het
kruis. Hij werd gesterkt door hierboven om zijn angst en onrust wat te milderen.
Jezus bleef nog een tijdje verdiept in stille overweging en dankzegging tot
zijn hemelse Vader. Daarna ging Hij terug naar de apostelen en maande hen aan
tot waken en bidden. Het was nog nooit zo nodig geweest.
Jezus
: Zie, het uur is gekomen waarop de Mensenzoon in handen van de zondaars zal
overgeleverd worden. Sta daarom op en laten we weggaan !
Zie, de verrader is reeds nabij. Oh ! Het was beter
voor hem nooit geboren te zijn geweest !
De apostelen sprongen verschrikt op en zagen angstig
om zich heen.
Petrus
: Meester, ik laat de andere apostelen roepen ! Wij zullen U verdedigen.
Maar Jezus wees naar een groep gewapende mannen. Zij
naderden vanuit het dal met fakkels in de hand.
Jezus
: Eén van de twaalf heeft Mij verraden !
Maar ze hielden dit voor onmogelijk. Nogmaals vroeg
Jezus aan hen om zijn Moeder te troosten.
Jezus
: Laten wij de vijand tegemoet gaan. Ik wil Me zonder verweer in hun handen
overleveren.
Judas verraad
Het verraad van Judas viel ander uit dan hij had
verwacht. Hij spioneerde voor het geld en om in de gunst van de Farizeeën te
komen. Zij bewogen Judas door vleierij tot verraad van Jezus. Aan een
doodsvonnis en een kruisiging had hij niet gedacht. Het lag niet in zijn
bedoeling Jezus pijn te doen. Judas was enkel het moeizame, lastige
zwerversleven van de apostelen te midden van voortdurende vervolgingen moe. In
de laatste maanden had hij zijn misdaad voorbereid door zich onrechtmatig
aalmoezen toe te eigenen. Zijn gierigheid, die nog meer werd geprikkeld door de
vrijgevigheid van Maria Magdalena bij de zalving van Jezus, had hem over de
streep getrokken. Hij had altijd gehoopt dat Jezus een werelds koninkrijk zou stichten. Een echt koninkrijk met Jezus als koning.
Hij zag zich al voorzien van een eervolle en winstgevende plaats. Doordat dit
Rijk er niet kwam, probeerde hij op een andere manier roem te halen en
rijkdom te vergaren. Wanneer hij de groeiende moeilijkheden en vervolgingen
zag, vond hij het geraadzaam goede betrekkingen aan de knopen met de machtige
en hooggeplaatste tegenstanders van Jezus en in hun gunst te komen. En dit
voor het te laat was ! Maar die tegenstanders zaten nu niet direct op Judas te
wachten. Zij behandelden hem als een vuile verrader, iemand die je niet kon
vertrouwen. Judas deed er alles voor om hen tot actie te doen overgaan. Hij
had Jezus en de apostelen met leugens beklad bij de hogepriesters en was bang
dat zijn plan doorzien zou worden bij de apostelen. Tenslotte ging men dan toch
op zijn voorstel in. Men zou volgens zijn aanwijzingen en onder zijn toezicht
Jezus gevangen nemen. Hij had dertig zilverstukken gekregen voor zijn verraad.
Hij moest alleen de taak nog uitvoeren. Judas zou een afgesproken teken doen
om aan te duiden welke persoon de soldaten moesten grijpen nl. door een kus.
Jezus was nog niet uitgesproken of Judas kwam eraan,
en hij had een 20-tal soldaten bij zich. Een deel ervan behoorde bij de
tempelwacht en de rest waren in dienst van Kajafas en Annas. Zij waren
vergezeld van 4 beulsknechten (= gerechtsdienaren die heiden waren) met boeien
en 6 beambten die gestuurd waren door de hogepriesters, schriftgeleerden en
oudsten van het volk. Er was veel geharrewar want de acht achtergebleven
apostelen hadden het lawaai gehoord en kwamen aangelopen.
Petrus
: Heer, de andere apostelen zijn aangekomen. Wij gaan de gerechtsdienaars
aanvallen.
Jezus
(gebiedend) : Blijf kalm en onderneem niets !
Jezus ging enige schreden achteruit en ging naast de
weg op het gras staan. Judas en zijn gevolg kwamen bij Jezus aan. Maar Judas
kreeg geen kans om zijn mond open te doen. Drie apostelen vroegen Judas om
uitleg. Bovendien kwam er nog een vriend van Jezus bij staan. Rond Judas
stonden nu Jacobus de Mindere, Filippus, Tomas en Natanaël. De anderen stonden
verder af, klaar om te vluchten.
Jezus
(luide toon) : Wie zoeken jullie ?
Bende
: Jezus van Nazaret !
Jezus
: Ik ben het !
Judas wilde naderen, maar Jezus hief zijn hand tegen
hem op.
Jezus
: Vriend, waarvoor ben je gekomen ?
Judas was uit zijn lood geslagen en stamelde enkele
woorden over een vervulde opdracht. Petrus en de andere leerlingen omringden
Judas en scholden hem uit voor verrader en dief. Judas werd in bescherming
genomen door de soldaten en kon zich daardoor niet redden met leugens. Hij werd
woedend.
Jezus
(nog luider) : Wie zoeken jullie ?
Bende
: Jezus van Nazaret !
Jezus
: Ik ben het. Ik heb het u reeds gezegd ! Indien jullie Mij zoeken, laat hen
dan gaan !
Ondertussen waren de apostelen tegen Judas en de
soldaten heftig te keer gegaan. De soldaten deden een tegenaanval en zo
geraakte Judas uit zijn netelige positie bevrijd. De soldaten eisten nu van
Judas het afgesproken teken om Jezus in te rekenen. Daarop ging Judas naar
Jezus.
Judas
(Jezus een kus gevend) : Wees gegroet, Meester !
Jezus
: Judas, verraad je de Mensenzoon met een kus ?
Jezus werd omringd door de soldaten en de
beulsknechten grepen Jezus vast.
Judas wilde vluchten, maar de apostelen hielden hem
tegen. Ze wilden zich verzetten tegen de soldaten.
Apostelen
: Heer, moeten wij erop slaan met het zwaard ?
Petrus voegde de daad bij het woord, greep
onmiddellijk zijn zwaard en sloeg een stuk van het oor van de knecht van de
hogepriester.
Jezus
(tot Petrus) : Petrus, steek jouw zwaard terug in de schede, want allen die het
zwaard trekken, zullen door het zwaard omkomen ! Of denk je dat Ik niet tot
mijn Vader kan bidden en dat Hij Mij nu niet meer dan twaalf legioenen engelen
zou kunnen zenden ? Maar hoe zouden dan de Schriften vervuld worden, indien
verhinderd werd, wat hier gebeurt ? En moet Ik de beker, die de Vader voor Mij
bestemd heeft, niet drinken ?
Laat Mij nu ook nog even die man genezen.
Jezus raakte het gewonde oor aan en het was genezen.
De soldaat heette Malchus. Hij was met verstomming geslagen. Hij was
onmiddellijk bekeerd. Van nu af hield hij de gebeurtenissen verder in het oog
en hield Jezus Moeder Maria en de andere vrienden op de hoogte. Maar de
andere soldaten dreven de apostelen terug en achtervolgden hen zelfs. Toen de
leerlingen waren gevlucht, keerden ze terug naar de beulsknechten en de gerechtsdienaren.
Beambten van
schriftgeleerden : Hij gaat met de duivel om. De soldaat is door
tovenaarskunst genezen !
Jezus
: U bent uitgetrokken als tegen een rover, met zwaarden en stokken, om Mij als
een moordenaar gevangen te nemen. Dagelijks onderwees Ik bij u in de tempel en
U hebt uw hand niet naar Mij uitgestoken. Maar dit is echter uw uur : het uur
van de macht der duisternis.
Beambten
: Wij zullen Uw toverkunst wel afleren !
De leerlingen hadden hem allemaal in de steek gelaten.
De beulsknechten bonden Jezus handen vast voor zijn borst. Ondertussen
beschimpten de beambten van de schriftgeleerden Hem onophoudelijk. Het eerste
foltertuig dat ze bovenhaalden was de gordelboei. Dit was een gordel die met
ijzeren punten bezet was. Ze hadden Hem ook een ijzeren halsband met scherpe
punten om zijn nek gedaan. Deze boeien hielden ze met 4 touwen vast. Naargelang
de 4 beulsknechten eraan trokken, werd Jezus van de ene naar de andere kant
gesleurd. De leerlingen waren geheel buiten zichzelf en zwierven in de
omgeving rond. Joannes was teruggekeerd en volgde dicht achter de laatste
soldaten. Zij kregen hem in het oog en achtervolgden hem. De soldaten grepen
hem vast bij zijn zweetdoek, maar hij liet het doek los en ontsnapte. Judas had
van de het geharrewar gebruik gemaakt om te vluchten. Zn knagend geweten liet
hem niet meer los. Hij had zich in een onmogelijke positie gebracht. Maar hij
was te laf om zijn fouten vooralsnog bij Jezus te biechten en vergeving te
vragen. Zijn hart was zo verduisterd dat hij de hand van Jezus zou weigeren.
Hij liep weg van Jezus. Weg van zijn enige redding.
Tocht naar de berg Sion
De bende ging door het Kedrondal. Daar moesten ze over
een brug. Er stroomde een beek onder. Daar lieten ze Jezus vanaf de brug in de
beek zakken. Meer vallen dan zakken. De rotsbodem was duidelijk te zien door
het lage waterpeil. Jezus kwam op zijn knieën op de rotsen neer en stuikte op
zijn gezicht. Hij kon maar amper zijn handen voor zijn gezicht houden. Het was
aan Gods bijstand te danken dat Hij niet dodelijk gewond was. Jezus dronk een
beetje van het water van de beek. Daarna gingen de beulsknechten van de brug
naar beneden aan de oever van de beek staan. Van daar af sleurden ze Jezus
terug naar de kant. Zijn wollen kleed was nat geworden door het water uit de
beek en woog zwaar. Daarna trokken ze met Jezus verder, sloegen Hem met koorden
en riepen voortdurend beledigingen. Jezus was blootsvoets en daarom lieten ze
Hem verder over de scherpe stenen van de weg lopen. Ze duwden Hem door distels en
doornen. Onder het lopen staken de beulsknechten met foltertuigen tussen zijn
ribben en sloegen Hem op de rug.
Ze passeerden ook een stadswijk van Jeruzalem : Ofel.
Daar was Jezus een week geleden als een koning binnengehaald. Hij had er veel
goeds verricht en de bewoners waren dit niet vergeten. Ze liepen weeklagend
rond en bleven Jezus steunen. Maar de soldaten joegen hen met geweld terug
naar hun huizen. De bende hield eventjes stil en twee soldaten maakten gebruik
van die gelegenheid om Jezus boeien iets losser te maken en Hem een beetje
water te geven. Deze soldaten hebben zich nog bekeerd voordat Jezus stierf. De
soldaten konden maar met grote moeite de vele inwoners die het onrecht aan de
kaak stelden de baas.
Inwoners van
Ofel : Laat die man toch los ! Geef ons die man terug !
Wie zal ons voortaan helpen, wie ons troosten, wie ons genezen ? Geef Hem ons
terug ! Laat Hem vrij !
De bende liep vlug verder naar de berg Sion waar het
paleis van Kajafas of het Sanhedrin was gelegen.
Maria, Jezus Moeder werd door de wijk Ofel naar het
huis van Maria Markus geleid dat aan de voet van de berg Sion lag. De mensen
betuigden hun medelijden en steun voor haar. Maria Magdalena en Salome waren
bij haar gebleven. Ze was verscheurd door smart. Joannes was tot bij Haar
gekomen om haar over Jezus gevangenneming te vertellen. Later werd Maria tot
bij Marta gebracht. Petrus en Joannes trokken naar enige goede kennissen die
gerechtsboden waren. Zo zouden ze de gerechtszitting kunnen bijwonen. Petrus en
Joannes kregen elk een bodemantel om zich te vermommen en zo de rechtszaal van
Kajafas binnen te geraken. In de Raad waren er ook vrienden van Jezus bij,
waaronder Nikodemus en Jozef van Arimatea. Dit was zeer tegen de zin van de
schriftgeleerden of Farizeeën.
Alle vijanden van Jezus waren opgeroepen voor de
zitting : raadslieden, schriftgeleerden, hogepriesters, ouderlingen, vijanden
van Jezus uit vele landstreken. Het Joodse paasfeest was bijna aangebroken en
op die gelegenheid verbleven zij in Jeruzalem. Er waren ook kooplieden bij die
door Jezus uit de tempel waren verdreven. Zelfs nog schriftgeleerden, die Jezus
op zijn 12 jaar de mond had gesnoerd op zijn eerste tempelonderricht. Er waren
nog onboetvaardige en hervallen zondaars, wereldgezinde jongelingen die Hij niet
tot leerling wilde aanvaarden, losbandigen, echtbrekers, erflustigen die hun
erfenissen zagen weggegeven worden aan de armen, enz. Vele vijanden van Jezus
waren flink in de weer om bewijzen tegen Hem te verzamelen. Daarbij werden ook
getuigen omgekocht. Vele godvruchtige lieden en vrienden van Jezus waren
bedroefd en vooral heel angstig. Vele goedmenende mensen werden in hun hart
getroffen door Jezus geduld, want middenin dit verpletterende leed uitte Hij
geen enkele klacht. Zij trokken zich moedeloos en zwijgend terug.
Het lijden van Jezus : deel 1 : maaltijd in Betanië tot en met voetwassing
De successtory van het lijden van Jezus :
Het verhaal heb ik in rollen en gesprekken verdeeld om het verhaal echter te doen lijken. Het verhaal is gebaseerd op de visioenen van Anna Katarina Emmerich.
Jezus
Hij was groot en recht (1,80 m volgens de Lijkwade van
Turijn) en had een hoge, brede borst met sterkgespierde armen. Hij had lange
benen die gespierd waren door het vele rondtrekken. Hij had een lang,
ovaalvormig hoofd en rood-bruin haar. Zijn gezichtstrekken waren mooi en
indrukwekkend. Hij had een recht voorhoofd en een mooi gevormde neus en mond.
Hij had een ontwapenende blik en Zijn ogen waren straalden onschuld uit. Zelfs
zijn vijanden keken Hem met genoegen aan. Hij droeg zijn haar altijd met een
middenstreep. Het kwam tot in de nek. Zijn baard was niet lang maar puntig en
op zijn kin in twee gesplitst. Hij had een doordringende en beminnelijke
tenorstem.
Maaltijd in Betanië
Jezus en zijn leerlingen hielden hun laatste grote
maaltijd in Betanië, in het huis van Simon die door Jezus van zijn melaatsheid
werd genezen. Daar kwam Maria Magdalena terug naar Hem toe. Ze had een albasten
flesje kostbare nardusbalsem bij. Ze brak het flesje en goot het over zijn
hoofd leeg, terwijl Hij aan tafel aanlag. Ze zalfde Hem en uitte zo haar diepe
verering voor Jezus.
Leerlingen :
Waar was die verspilling van die balsem nu goed voor ? Want die had voor meer
dan driehonderd denariën kunnen verkocht worden. Dat geld kon aan de armen
gegeven worden.
Jezus
: Laat ze toch doen ! Waarom maken jullie het haar lastig ? Ze heeft een goed
werk aan Mij gedaan. Want de arme mensen blijven hier en je kunt voor hen
voortdurend iets goeds doen, maar Ik zal hier niet altijd blijven. Ze heeft
gedaan wat ze kon. Want toen ze die balsem over mijn lichaam goot, heeft ze
mijn lichaam gezalfd met het oog op mijn begrafenis. Ik verzeker jullie, waar
deze goede boodschap verkondigd wordt, daar zal men ook vertellen wat zij
gedaan heeft.
Daarna werd de voorbereiding op het paasmaal besproken
:
Leerlingen
: Heer, waar wilt U dat wij het paasmaal U voorbereiden ?
Jezus
(tegen Petrus en Joannes) : Bij het beklimmen van de berg Sion (Jeruzalem)
zullen jullie een man met een waterkruik ontmoeten. Jullie moeten hem volgen
tot in het huis waar het maal gepland is en hem zeggen : De Meester laat u
weten dat Zijn tijd nabij is; Hij verlangt het paasmaal bij U te houden. Daarna
zal hij jullie de eetzaal tonen, die tot dit doel is voorzien. Breng daar al
het nodige in gereedheid.
Judas Iskariot , een van de twaalf leerlingen, had
zich geërgerd aan de zalving van Jezus. Hij ging naar Jeruzalem om met de
hogepriesters over de uitlevering van Jezus te onderhandelen. Ze gaven hem
dertig zilverstukken. Van dan af zocht hij een gunstig moment om Hem in de
handen van de hogepriesters over te leveren.
Voorbereiding op het paasmaal
De apostelen gingen in Jeruzalem de Sionberg op. Daar
was een oud gebouw gelegen, dat door een binnenplein was omgeven. Daar vonden
ze de man en ze gaven hem Jezus boodschap door. Het gebouw of Cenakel was
eigendom van Jozef van Arimatea en Nikodemus. Zij verhuurden dit gebouw voor
feestgelegenheden. De zaal was gereserveerd door de man, maar hij wist nog niet
voor wie. Hij was verheugd toen hij vernam dat het voor de Heer was. De man,
Heli, was een vriend van Jezus. Hij liet de apostelen het feesthuis zien. Het
zag eruit als een tempel en bestond uit drie delen : de voorzaal, middenzaal en
het allerheiligste met een haard. In de haard konden paaslammeren gebraad en paasbroden
gebakken worden. Bovendien was er een bovenzaal en een benedenzaal. Jezus hield
het maal in de bovenzaal.
Daarna gingen de apostelen naar een zoon van Simeon.
Hij was een tempelbediende of leviet. Samen gingen ze naar de veemarkt. De
leviet koos vier paaslammeren eruit. Later werden de lammeren naar het Cenakel
gebracht. Petrus en Joannes gingen daarna verder de stad in en kochten nog
benodigdheden. Ze gingen een herberg binnen die onder het toezicht stond van
Serafia, die later Veronica zou genoemd worden. Ze kwamen gerei afhalen en
ontvingen hier ook de kelk die de Heer gebruikt voor de instelling van het
Laatste Avondmaal.
In Betanië nam Jezus van Zijn Moeder, zijn goede
vriend Lazarus en de Heilige Vrouwen. De Heilige Vrouwen waren allen vriendinnen
en familieleden van Zijn Moeder. Hij zei haar dat Hij Petrus en Joannes naar
Jeruzalem had gezonden om het paasmaal voor te bereiden. Hij zei aan Zijn
Moeder dat Petrus en Joannes Zijn boodschap omvatten : Petrus als het geloof en
Joannes als de liefde. Hij vertelde haar ook over het verraderlijk plan dat
Judas aan het voorbereiden was. Judas liep voortdurend bij de Farizeeën en
vertelde leugens bij de apostelen. Toen de Heer aan Zijn Moeder bekend maakte
wat Hem weldra zou overkomen smeekte zij Hem om toch met Hem te mogen sterven.
Maar Hij moedigde haar aan zich sterk te houden. Hij voorzegde haar dat Hij zou
verrijzen en op welke plaats Hij aan haar zou verschijnen. Toch bleef ze vol
verdriet en verzonken in een diepe ernst achter. De Heer bedankte haar als een
erkentelijke, liefhebbende Zoon voor haar liefde en zorgen. Hij legde zijn
rechterarm om haar en hield haar gedrukt aan Zijn hart.
Jezus ging met de negen apostelen (Petrus en Joannes
waren in het Cenakel) naar Jeruzalem. Hij sprak tot hen, dat Hij hen tot nog
toe had gevoed met zijn brood en wijn, maar dat Hij hun vandaag zijn vlees en
zijn bloed wilde geven. Alles wat Hij bezat wilde Hij hun nu geven en nalaten.
Zijn gezellen begrepen Hem niet; zij dachten dat Hij over het paaslam sprak.
Laatste avondmaal
Er waren drie gescheiden groepen in het Cenakel die
het paaslam aten. Ieder van die groepen bestond uit 12 man en was voorgezeten
door een 13de man als huisvader. Jezus at met de apostelen in de
grote middenzaal. Afzonderlijk waren Natanaël en Eliakim. Zij hadden elk een
groep van 12 man. Voor deze laatste twee groepen werden drie paaslammeren in de
tempel geslacht en besprenkeld. Het vierde paaslam werd in het Cenakel geslacht
en besprenkeld. Dit lam was bestemd voor Jezus en de 12 apostelen. In de
aanklachten kwam dit feit naar voor. De vijanden van Jezus voerden aan dat het
lam niet in de tempel was geslacht en daarom niet volgens de wetsregels was
gebeurd. Maar Nicodemus heeft dit dan met de geschriften weerlegd. Judas wist van
deze aparte slachting niets af omdat hij pas kort voor het eten van het paaslam
aankwam.
De slachting greep plaats in de voorzaal van het
Cenakel en Simeons zoon was er bij behulpzaam. De slachting werd bijgewoond
door de apostelen en leerlingen. Zij zongen de 118de psalm. Het lam
moest geslacht worden zoals in de tijd in Egypte. Het oude verbond werd
gesloten en er zou binnenkort een nieuwe tijd en een nieuw offer beginnen, die
zou voortduren tot het einde van de wereld. De leviet hield de kop van het lam
omhoog en Jezus stak een mes in de keel. Het bloed werd opgevangen in een kom.
De leviet ging hierna verder met de verdere slachting en bereiding. Jezus sopte
daarna met een hysoptwijg in de kom met bloed en tekende de twee stijlen van de
deur en het slot met het bloed en bevestigde de bloedige twijg op de bovenste
horizontale lat van de deur. Jezus zei dat de verderfengel hier voorbij zou
gaan zonder te doden. Zij zouden hier veilig en rustig kunnen bidden, wanneer
Hij, het ware Paaslam, geslacht zou zijn. De apostelen verbleven er na de
verrijzenis van Christus en wachtten op de helper dat Jezus hen had beloofd nl.
De Heilige Geest. Jezus wijdde het Cenakel tot een nieuwe tempel in. De
apostelen zongen psalmen. Al deze tijd bleven de deuren gesloten. De vier
geslachte dieren werden in de oven op een spit te braden geplaatst.
Toen het uur was aangebroken werden de tafels gedekt.
Ieder trok ceremoniekleren aan en ander schoeisel. De twee groepen trokken
naar de zijzalen en de Heer en de apostelen naar de hoofdzaal. De tafel van
Jezus zag er zo uit :
Jakobus de Mindere - Jakobus de Meerdere - Joannes - Jezus - Petrus - Andreas - Taddeüs
rechtover zittend :
Bartolomeüs - Tomas - Judas - Filippus - Matteüs - Matteüs - Simon
De apostelen hielden elk een staf vast en Jezus had
twee kleine ietwat gekromde staven kruisgewijs in zijn gordel voor Zijn borst
gestoken.
Allen hadden de armen omhooggeheven en zongen :
Gezegend zij de Heer, de God van Israël. Daarbij zongen ze nog een gebed. Nadien
gaf Jezus Petrus en Joannes elk een staf. Midden op tafel stond een schotel met
het paaslam. Op de schotel rond het paaslam lag knoflook. Er stonden verder nog
een schotel met paasgebraad, twee schalen met groene kruiden, een schaal
bittere kruiden, een schaal met latuw (geel-groen kruid) en een schaal met
bruinachtige saus. Als tafelborden gebruikte iedereen zich van ronde, dunne
broodkoeken. Hun tafelmessen waren van been.
Na het gebed legde de hofmeester het mes om het
paaslam voor te snijden bij Jezus op tafel. Hij zette ook een beker met wijn
voor Hem en uit een kan vulde hij zes bekers die elk tussen twee apostelen
stonden. Jezus zegende de wijn en dronk. De apostelen dronken met tweeën uit
één beker. De Heer sneed en verdeelde het paaslam en de apostelen reikten Hem
in de orde waarin zij geplaatst waren, hun broodkoek toe. Zij ontvingen elk hun
deel en aten het zeer haastig op. Met hun benen messen krabden zij het vlees
van de beenderen, die daarna verbrand werden.
Zij aten verder nog knoflook en groene kruiden die zij
in de saus doopten. Ze aten zeer haastig en rechtstaande, zoals voorgeschreven
door de Wet. Jezus brak ook één van de paasbroden. Een deel ervan legde Hij
terzijde en legde er een doek over. Het ander deel gaf Hij aan de apostelen. Zij
aten nu ook van de broodkoeken. Daarna bracht de hofmeester opnieuw een beker
wijn gebracht. Jezus dankte maar dronk er niet van.
Jezus : Neem en verdeel hem onder u, want Ik zeg u dat
Ik van nu af aan niet meer zal drinken van de vrucht van de wijnstok, totdat
het Rijk Gods komt.
Nadat ze per twee gedronken hadden, zongen ze. Dan bad
en leerde Jezus weer en daarop volgde nog een handwassing. Dan pas gingen zij
op hun plaatsen neerliggen. Alles gebeurde volgens de Joodse wetsvoorschriften.
Jezus heeft nog een ander lam in delen gesneden. Dit
paaslam droeg men naar Maria en de heilige vrouwen die in een zijgebouw hun
maal hielden.
Jezus was heel hartelijk, maar Hij werd overvallen
door ernst en weemoed.
Jezus
: Eén onder u zal Mij verraden, een wiens hand met Mij aan dezelfde tafel is.
Jezus deelde op dit ogenblik aan zijn kant een van de
kruiden rond. Judas, die schuin tegenover Hem aangelegen was, had Hij bevolen
de rest van het kruid aan de andere zijde van de tafel uit te delen. Hoewel
Jezus van een verrader sprak, waarover allen ten zeerste ontsteld waren, maakte
Hij Judas hierdoor niet aan de anderen bekend. Hij zei het op een wijze als was
het één van de twaalf die met Mij eten en drinken, een met wie Ik mijn brood
deel.
Jezus
: De Mensenzoon moet heengaan, zoals het geschreven staat over Hem, maar wee de
mens door wie Hij verraden wordt. Het was voor die mens beter geweest nooit te
zijn geboren.
Alle apostelen waren zeer ontsteld en zij vroegen de
een na de ander : Heer ! ben ik het ? Ze begrepen niet hoe iemand nu zoiets kon
doen. Joannes lag met zijn hoofd het dichtst bij Jezus borst en vroeg : Heer,
wie is het ? Maar door een toeval van handelingen werd het hem duidelijk wie
Jezus bedoelde.
Jezus had namelijk een stuk brood met latuw omwonden
en in de saus gedoopt en met grote liefde aan Judas gegeven. Judas vroeg daarop
juist om beleefd te blijven : Heer, ben ik het ? Jezus keek hem vriendelijk aan
en gaf hem een algemeen antwoord. Jezus gaf hem dit teken uit oprechte liefde
om hem te waarschuwen zonder hem aan anderen te verraden. Maar Judas was te
verbitterd en te toornig om deze reddende hand vast te grijpen.
Voetwassing
Ze stonden nu van tafel op en trokken hun gewone
kleren terug aan. Ondertussen ruimden de hofmeester en twee bedienden de
paastafel af. Daarna liet Jezus water in het voorportaal brengen. Jezus sprak
hun eerst nog over zijn Rijk, over zijn heengaan naar de Vader en hoe Hij hun
eerst alles zou nalaten wat Hij bezat. Vervolgens leerde Hij nog over
boetvaardigheid, het inzien en bekennen van zijn schuld, over het berouw, de
vergiffenis en de reiniging. Ieder kende zijn zonden en had er berouw over,
behalve Judas. Jezus legde zijn mantel af, schortte zijn kleed op en bond zich
een linnen doek om. Inmiddels geraakten de apostelen in een soort woordenstrijd
omtrent de vraag wie van hen de eerste plaats zou verkrijgen. Zij dachten nog
altijd dat Jezus bij zijn nakend vertrek een werelds Rijk zou stichten en zo de
wereld voor een voldongen feit zou stellen. Jezus maakte hun een verwijt van
hun twist en zei hun dat Hij gekomen was om te dienen. Jakobus de Mindere had
de waterzak vast en Joannes de kom waar het water in terecht kwam. Jezus goot
het water over de voeten van elke apostel en droogde ze dan af. Jezus waste de
voeten van alle apostelen. De Heer toonde Zijn oprechte liefde en
dienstbaarheid in deze daad.
Petrus
(protesterend) : Hoe Heer ? Wilt U mijn voeten wassen ?
Jezus
: Wat Ik doe, begrijp je nog niet, maar later zal het duidelijk voor je worden.
Simon, je bent zo begenadigd geweest om van mijn Vader te vernemen dat Ik de
Zoon ben van de levende God en dat Ik vandaar kom en daarheen terugkeer. Jij
alleen hebt dit inzicht gehad en uitgesproken en Ik wil op jou Mijn Kerk bouwen
en de poorten van de hel zullen haar niet overweldigen. Bovendien zal Mijn
macht bij jouw opvolgers blijven tot het einde van de wereld.
Jezus
(tot de andere apostelen) : Petrus zal Mijn plaats innemen, wanneer Ik van U
zal zijn weggegaan. Hij zal het bestuur van de Kerk waarnemen, de missionering regelen
en u uitzenden.
Petrus
: Maar Meester... Nooit zult U mijn voeten wassen !
Jezus
: Indien Ik uw voeten niet mag wassen, zul je geen deelname met Mij hebben.
Petrus
: Heer, was dan niet enkel mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd !
Jezus
: Wie een bad genomen heeft, is geheel rein en moet nog slechts zijn voeten
wassen. Zo is het ook met jullie, jullie zijn rein, maar niet allen. Hiermee
bedoelde Hij Judas. In zijn onderrichting had Jezus over de voetwassing
gesproken als over een reiniging van dagelijkse zonden. De voetwassing was een
teken en had een geestelijke kracht. Het was een soort absolutie van de
overgebleven zonden. In zijn ijver en liefde zag Petrus daarin niets anders dan
een te verregaande vernedering van zijn Meester. Maar hij wist nog niet dat de
Heer om hem te helpen en zalig te maken zich de volgende dag uit liefde zou
laten vernederen en kruisigen. Al de zonden zou Hij op zich nemen. Terwijl
Jezus de voeten van Judas reinigde, was Hij buitengewoon teder en vriendelijk. Hij
drukte zijn gezicht op Judas voeten en vermaande hem zacht en heimelijk zich
toch te bezinnen. Maar Judas merkte het niet op. Hij gaf een ontwijkend
antwoord, iets in de zin van : God behoede mij daarvoor.
Jezus knoopte aan zijn handeling een lering vast over
de nederigheid en zei dat degene die diende, de grootste was en hoe zij in het
vervolg elkanders dienaren moesten zijn.
Dienst aan God in woord (=
sacramenten) en gedachte (= bidden) :
We moeten ons
voorzien van verschillende instrumenten om God te kunnen dienen :
1.Het
vermogen
qHet intelligentie-vermogen
of ook
kennis, dit doet niet ter zake om God te kunnen dienen
qHet wijsheid-vermogen
wijsheid
en waarheden, dit komt van pas, maar is niet nodig om God te kunnen dienen
qHet ziel-vermogen
dit is
onzichtbaar. Iedereen heeft een ziel en dit is door God in de mens ingebakken.
De ziel is vergezelt van het geweten omzo de ziel niet teveel te belasten met zonden.
Dit is
het geestelijke deel van de mens die na de dood ofwel eeuwig te lijden door het
niet-volgen van God, ofwel blijft leven in geluk en bij God komt. Je komt bij
God of bij $atan. Het lichaam is de verpakking die rond de ziel werd gemaakt.
qHet hart-vermogen
Dit is
noodzakelijk om de liefde toe te laten. Je kunt bv. zeggen dat de liefde voor
je medemens uit de grond van je hart komt. Het hart bevat de emoties.
2.Maria
aanvaarden
qZij is de Middelares tussen God en de
mensen
qZij is Mede-verlosseres (samen met Jezus)
Zij
heeft hier op aarde ook haar Kruis opgenomen en in de hemel bidt zij altijd
samen met en voor ons.
qZet haar ook op de Troon, want Ze
verdient het
Zij is
een voorbeeld voor ons, net als Jezus.
3.Houding
tegenover God
qKleinheid tegenover Gods grootheid
qBerouw over eigen fouten en bereidheid
tot verandering en boetedoening
qJe lot in Gods grote hand leggen
4.Houding
tegenover Jezus, Gods Zoon
qEigen miserie op je schouders nemen en
verdragen
qRekenschap van geven dat er eens een
einde komt aan die miserie door Jezus hulp
qIn Zijn armen vallen (ook bij Maria) van
liefde voor Hem (Haar)
5.Tastbare
instrumenten
qRozenkrans
qTwee handen om te bidden
qSacramentaliën
qBijbel : vooral het Nieuwe Testament
q7 sacramenten : doopsel, eucharistie,
eerste communie en vormsel, huwelijk...
6.Karakter
qNederigheid tegenover God en je naaste,
maar ook geen slaafsheid
qBehulpzaamheid tegenover je naaste (=
dienstbaarheid)
qVriendelijkheid tegenover je naaste
qOptimisme
qVergevensgezindheid
qDe wil om jezelf aan te passen en te
verbeteren naar Gods Beeld
Dit verhaal heb ik eens geschreven in 2002 in de adventsperiode :
Zondag
ging ik de eucharistie volgen in de Sint Michiels kerk te Antwerpen. Het is
adventsperiode en ik ging enkele kaarsjes laten branden voor de beelden van de
heilige Theresia van Lisieux, Sint Pieter, Aartsengel Michael en het Heilig
Hart van Jezus Christus. Toen ik op mijn plaats was gaan zitten keek ik naar de
4 brandende kaarsen van de advent en ik begreep de boodschap.
Deze
vier voorbeelden heb je nodig om van je leven een christelijk leven te maken.
De eerste kaars is de Heilige Theresia van Lisieux. Zij leerde ons de kleine
weg naar God toe. Offer iedere dag de kleine of grotere taken op aan God. Vraag
Hem om jou te helpen. De taken die je wilt uit de weg gaan omdat je ze niet
graag doet offer je het eerst. Probeer iedere dag beter te worden in eigen
fouten te corrigeren, te voorkomen of te bestrijden. Met vallen en opstaan,
maar onvermoeibaar om er verder aan te werken.
Ga
de communicatie met God aan en spreek met Hem. Want kun je iemand een vriend
noemen als je er niet tegen wilt praten ? Daarbij onderschat je God als je
denkt dat Hij alleen in de eucharistie aanwezig is. Hij luistert altijd. Leg je
problemen en miserie in Zijn Handen. Vergeet je overwinningen op jezelf niet
te vermelden. Zo krijg je de moed om verder te doen. Vraag ook hulp voor
anderen die de weg zijn kwijtgeraakt. Bid voor hen. De mooiste gebeden zijn het
Onze Vader en het Wees Gegroet. Meer moet dat niet zijn. Denk ook aan Maria;
zij is de Moeder van God. Jezus ging trouwens in zijn openbaar leven ook
geregeld bij Zijn Moeder langs. Jezus is ook ons voorbeeld wat moederliefde
betreft. Wat Maria vraagt kan Jezus niet weigeren en zal Hij ook niet weigeren.
De
tweede kaars is van Petrus. Hij bezit de sleutels van de Hemel. We moeten onze
hemel verdienen op aarde. We moeten in ons leven God voor ogen houden. We
krijgen elk maar één kans. De enige kans. God moet centraal staan. Hij is het
waard. Denk vooral niet dat dit voor kloosterlingen alleen is. Ook gezinnen en
alleenstaanden moeten dit voor ogen houden. Jezus vraagt de eucharistieviering
te houden, elke dag te bidden en elke dag eens na te denken wat er beter kon en
dit bij te schaven.Voor gezinnen met kinderen moet in de opvoeding God centraal
staan, zodat zij ook een christelijk leven kunnen nastreven. Er moet een
opvoeding gegeven worden waar respect voor iedereen, rechtvaardigheid, liefde,
eerlijkheid, behulpzaamheid, offervaardigheid, enz.aan de orde zijn. Dit kun je
het best leren als je een voorbeeld neemt aan Jezus. Hij, die Zich opgeofferd
heeft uit liefde voor ons.
We
moeten uit onze begane fouten lessen trekken en ons verbeteren. Als we spijt
erover hebben moeten we ze opbiechten zodat de priester ze ons kan
kwijtschelden in Jezus Naam. Zo verpletteren we niet onder het gewicht van al
onze zonden die we hebben begaan. Dit laat ons toe om een nieuwe start te
nemen.
De
derde kaars is voor de Aartsengel Michael. Hij belichaamt de strijd tegen het
kwade. Keer op keer fluistert $atan ons bekoringen in het oor. Dat we doof
mogen blijven voor al zijn pogingen om ons af te leiden. Dat we onszelf niet
op de troon zetten in plaats van Jezus en Maria. Eigenliefde, egoïsme en
hoogmoed zijn de drijfveren die ons altijd doen falen. Hoe meer we deze
karaktertrekken vertonen, hoe meer we sterven. Je kunt perfect leven met een
omhulsel, ons lichaam, en toch al gestorven zijn in de ziel. Op die manier kan
Jezus je niet redden. Je moet de WIL tonen om te beteren en je moet WILLEN tot
Jezus komen in berouw over al je zonden. Het maakt echt niet uit welke zonden
je allemaal hebt begaan zolang je er maar spijt over hebt.
De
vierde kaars is voor Jezus Christus. Hij is onze Redder. We moeten in Hem
geloven. Hij die al onze begane en nog te begane zonden op Zijn Rug heeft
geladen en ervoor is gestorven. Door in Hem te geloven kun je Zijn Rijk
binnengaan. Je moet volhouden in je geloof, hoe moeilijk het ook moge zijn.
Uiteindelijk kun je tot in eeuwigheid bij Hem uitrusten en bekomen van alle
problemen, miserie enz. Hij is altijd bezorgd over al Zijn kinderen. Hij geeft
altijd zoveel meer dan hetgene wat je Hem vraagt. Het is altijd voor jouw
bestwil. Als je zelf eens nadenkt over wat je vraagt aan Hem, dan zul je
beseffen wat je zult krijgen en wat je niet zult krijgen. Het heeft
bijvoorbeeld geen zin om aan God het winnen van de Lotto te vragen, want dit
brengt je niet dichter bij God.
Als
je deze vier kaarsen, vier beelden en vier kanten van jouw christelijk leven
onthoudt dan kan je niet verdwalen. Blijf deze indachtig.
Iedereen heeft recht op vrijheid versus durf je hoofd niet uitsteken voor waarheid en je wordt geveld, volg altijd de grote massa anders ben je 'lastig'...
Iedereen heeft recht op een eigen mening versus het belachelijk maken van RK-geloof, het doen slikken van aangepaste 'waarden', wat in de kranten en op tv gezegd wordt is waarheid...
Iedereen heeft recht op democratie versus een regering die altijd bestaat uit dezelfde gezichten die gewoon van bevoegdheden veranderen, geld onder tafel, corruptie...
Iedereen heeft recht op een eigen woning versus villa's bouwen waar 4 mensen verblijven maar plaats hebben voor 20 mensen, buitenverblijven, 2 tot oneindig veel woningen in bezit, huisjesmelkers...
Iedereen heeft recht op voedsel en drank versus 4 keer per week op restaurant, vernietigen van groenten/fruit om de prijzen in de hoogte te jagen...
Iedereen heeft recht op kleding versus 4 kleerkasten die zelfs niet meer dicht kunnen, merkkleding is in dus : kopen maar, kledij die nog niet is gedragen weggooien...
Iedereen heeft recht op gezondheid versus borstvergrotingen op vrouwen die al een grote boezem hadden, bikini-lijn...
Iedereen heeft recht op werk versus zwartwerk die sociale zekerheid ondergraaft, levenslang werkloos blijven...
Iedereen heeft recht op hygiëne versus jacuzzi's, welness-centers...
Iedereen heeft recht op geld om in zijn levensonderhoud te voorzien versus peperdure wagens aanschaffen, meerdere auto's die maar in de garage blijven staan...
Iedereen heeft recht op Gods Dienst versus boeddhisme, islam, transcendente meditatie, satanisme, vrijmetselarij, new age...
God bestaat uit 3
verschillende Personen die één zijn :
- God, de Vader
- God, de Zoon
- God, de Heilige
Geest, de liefdesband tussen Jezus en Zijn Vader, die zo sterk was dat ze een
persoon op zich vormt
God de Vader over
Zijn Zoon Jezus Christus en over Zichzelf
Het is
verbazingwekkend voor een God, dat die een deel van Zichzelf vlees laat worden
voor de redding van Zijn schuldige schepselen. En die neerdaalt om Liefde te
brengen aan de met zonden bedekte planeet.
Mijn heilige
Zoon, kwam om de krachten van het kwaad te verdelgen en het verdrag van
bondgenootschap en vrede tot stand te brengen tussen God en de mensen.
Nog altijd
beweegt Hij zich onder jullie en laat een voetspoor na van Zijn Liefde. Een
voetspoor dat slechts herkend en gevolgd wordt door de zuiveren en eerlijken
van hart. Vrede trekt de vredelievenden aan, Barmhartigheid de goeden,
Rechtvaardigheid de rechtvaardigen en Zuiverheid de reinen. Nog altijd komt Hij
en neemt jullie bij de hand en zegt :
Vrees niet want
Ik ben gekomen om te helpen
Waarom dan
angstig zijn bij zorgen en wanhopig bij moeilijkheden en tegenslagen ? Hij is
bij jullie ! Ik, de Vader, kan Hem niets weigeren, want Hij overtrof al Mijn
verlangens. Daarom ben Ik Hem een gepaste beloning verschuldigd.
Christenen,
kinderen van Mijn Zoon, die jullie tot de Genade heeft gebracht door Zijn offer
van Mens en God, denk toch even na uit welk noodlot Ik jullie heb getrokken heb
! Bemin Mij dus met een immense liefde en eveneens Mijn Woord dat kwam om
jullie het Leven te schenken. Als jullie geloven in Hem, zelfs wanneer jullie
dood zijn, dan zullen jullie tot het leven terugkeren.
Wanneer jullie
een atleet van Christus te voorschijn zien komen uit een mens van niets; als
jullie licht zien schitteren waar voordien duisternis was of een stem horen
klinken die in Gods naam verlichting brengt en onderwijst, zoek dan naar de
scheppende kracht van dit wonder.
Het is Mijn
kracht die, zoals weleer, een mens uit modder maakte, en nu uit de mens een
heilige (= voorbeeld van God) kan doen opstaan.
Nader tot Ons,
die jullie liefhebben. Breek onze Eenheid niet door slechts Eén te beminnen en
de Andere niet. Wij beminnen elkaar en zijn één door de liefde.
Jullie moeten de
Vader niet veronachtzamen omwille van Jezus. Jezus leert jullie Mij lief te
hebben. Bovendien leerde Hij aan jullie het volmaakte gebed tot Mij, Vader in
de Hemelen.
Jullie moeten ook
de Heilige Geest veronachtzamen omwille van Jezus. Jezus leerde jullie de
Heilige Geest lief te hebben. De Heilige Geest Die de verlichter zal zijn van
de onderwezen Waarheid.
Zonder de Vader
zouden jullie de Zoon niet hebben gehad noch de Geest zonder de Zoon. Zonder de
Geest hadden jullie het Woord niet begrepen en zonder begrip van het Woord
nooit als rechtschapenen Zijn uitspraken hebben kunnen volgen en zo het bezit
van de Vader veroveren.
Eén alleen is God
: Ikzelf en Diegene Die Ik gezonden heb. Hij Die mens werd uit Liefde.
Kijk naar Mijn
heilige en gehoorzame Zoon. Hij is dienaar uit liefde tot Mij die Zijn Vader
is. Hij is de Eeuwige en aan Mij gelijk. Hij is Degene die de bitterheid uit
Mijn hart verdreef en Mij de kinderen terugbracht die zich van Mij hadden
verwijderd. Mijn Geest is in Hem. Mijn heilige Geest omdat Ik één ben met Hem
die zich tot gezant heeft gemaakt van de gedachte van de Vader. Hij is Mijn
zachte, volmaakte Zoon, de Verwachte van de geslachten en de Redder van de
wereld.
Gerechtigheid en
Barmhartigheid bevinden zich in Hem. Hij die vervuld is van deugden en die
opgevoerd zijn tot volmaaktheid. Hij is zacht en heilig en Hij dringt Zich niet
op, schreeuwt niet, bedreigt noch verdrukt. De eeuwig Geofferde aan de Heer,
spreekt met de stem van Zijn Liefde, onderwijst door het voorbeeld te geven en
verlost door Zijn offer. Hij is de roepende stem die leidt naar de Waarheid en
er komt nooit een hard woord over de fouten van de mensen over Zijn lippen.
Hij heeft Zich
uit Mijn omhelzing losgerukt, om voor jullie ambassadeur te worden van Mijn
Wet. Hij heeft zichzelf opgeofferd omdat op het bondgenootschap tussen God en
de mensen een zegel zou staan die geen macht kan vernietigen nl. Zijn Bloed dat
als schitterende handtekening prijkt onder het verdrag van de verzoening.
Hij heeft Zijn
onverwoestbare Goddelijke macht, die niet werd vernietigd in Zijn nieuw
menselijk omhulsel gebruikt om jullie te laten regeren over : het kwaad,
ziekten en dood.
Hij gebruikte
Zijn Wijsheid om te verheffen. Hij maakte Zichzelf tot losgeld, tot weg en brug
om het jullie mogelijk te maken alle hinderpalen, die de weg naar de Hemel
versperren, uit de weg te ruimen. Hij wou een wegwijzer zijn voor jullie
eeuwige zaligheid.
Mijn hand moest
dan ook zwaarder neerkomen over Hem, de Onschuldige, omdat jullie vroegere,
tegenwoordige en toekomstige zonden ontelbaar zijn. Het aangeboden offer moest
dus evenredig zijn om ze uit te wissen. Jullie kunnen deze massa offers
onmogelijk kennen. Alleen Ik, God de Vader, ken het lijden van Mijn Goddelijk
Kind.
Sinds alle eeuwen
mengde zich, in de zaligheid van Zijn God-zijn, de onbeschrijflijke vloed van
Zijn angst en lijden. Onzeglijk Verdriet om de beledigingen die Zijn geliefde
Vader worden aangedaan. Onzeglijk Verdriet om de miskenning van het licht van
de Heilige Geest. Onzeglijk Verdriet om de beledigingen aan het Woord (= Jezus)
dat vruchteloos werd gesproken tot de mensen. Onzeglijk verdriet voor de zonden
die men begaat en als vuile voeten trappen op Zijn heilig Wezen. Onzeglijk
Verdriet om Zijn Offer dat Hij voor een groot deel van de mensen nutteloos
brengt.
Let niet alleen
op de geselslagen, doornen en nagels waarmee Mijn Zoon werd gefolterd gedurende
enkele uren, maar vooral op de geestelijke folteringen die jullie Hem doen
ondergaan door jullie weerstand aan Zijn smeekbeden. Jullie hebben een gebroken
geest waarin de boodschap die Mijn Zoon brengt, niet doordringt of wanneer zij
toch doordringt, onmiddellijk weer wegvloeit zoals een zeef. Jullie verliezen
meer en meer de liefde en op die manier meer en meer God zelf.
Tot Mijn
getrouwen en die van Mijn Zoon zeg Ik : Blijf Ons trouw en Ik zweer jullie dat
Ik jullie nabij zal blijven. Wees de verkondigers van Mijn Woord en getuigen
van de Gerechtigheid, Barmhartigheid en van Onze Heiligheid.
In dit leven
zullen jullie Ons bij jou hebben en in het andere leven zullen Wij bij jullie
zijn en jullie zullen de werken aanschouwen van Onze Godheid. Ik heb aan Mijn
Zoon elk oordeel toegekend om het kaf van het koren te scheiden en de lammetjes
te zegenen en bovendien de rammen te vervloeken. Wanneer Mijn Zoon zal komen en
de zuivering is geschied dan zullen jullie rond Hem staan, als kringen van
feestelijk licht rond het ontzettend en koninklijk Licht van de verrezen
Godmens. Jullie zullen Gods nieuwe volk zijn. Het eeuwige volk over wie Mijn
gezegende en allerheiligste Zoon zal regeren. Sterren en planeten zullen
lofzangen verkondigen want alles werd gemaakt tot troon voor het Slachtoffer,
voor de Held en de Heilige, waarop geen zondevlek kleeft en op wie de Vader
Zijn welbehagen heeft gesteld. Sterren en planeten zullen een tapijt vormen van
lichtbundels voor de Koning van de wereld, gevolgd door Zijn heiligen om binnen
te treden in het eeuwige Jeruzalem.
Jezus
geeft onderricht deel 1 Maria Valtorta
De Zoon, Jezus
Christus(= 2de persoon in de H. Drieëenheid)
Kunt je alles
realiseren ? Nog in dit leven ? Hebt je jezelf al afgevraagd of die
beweegredenen niet overwegend materialistisch zijn ? Besef je wel dat geluk en
liefde niet materialistisch zijn ? Besef vooral dat ze niet afhangen van een
materialistische instelling !
Zou de realisatie
van de materiële kant alleen, je perfect gelukkig
maken ? Een
eerlijk antwoord graag !
Wat staat de
realisatie van je materiële plannen in de weg ?
Zou je alles
laten vallen om dit materiële te bereiken ?
En als je dit
niet bereikt, zou je dan zwaar teleurgesteld zijn ?
Gedeprimeerd
misschien ? Het materiële blijft vergankelijk !
Heb je al eens
nagedacht dat de mooie dingen in het leven niet met geld te koop zijn ? Geef
toe dat datgene wat je echt zou willen, eigenlijk niet tastbaar is !
Wil je liefde en
geluk ? Denk je dit helemaal alleen te kunnen bereiken ? Al eens gedacht dat je
hulp nodig hebt om dit te kunnen verwezenlijken ? Er is hulp nodig van
hierboven ! Je moet zelf loskomen van het materiële en inzien dat dit
vergankelijk is !
Heb je jezelf al
eens afgevraagd waarom je hier op aarde werd gezet ? En wie je hier gezet heeft
? Zou je die Persoon willen kennen ? Die Persoon is God. Je bent hier op aarde
gezet met een goede reden. God bereid het beste voor om Zijn kinderen te
ontvangen. En om het beste te kunnen kiezen moet je het slechte kennen. Daarom
alleen staat God het lijden toe !
Geloof je dat God
alles kan en altijd het goede met jou voor heeft ? Zoniet, denk dan eens na
over de vele mensen die voor jou geleefd hebben en hun leven in Zijn Hand
gelegd hebben om te laten zien dat ze er rotsvast van overtuigd zijn dat God
het beste met hen voor heeft !
Met iedereen,
trouwens. Geloof je in leven na de dood ? Geloof je dat Gods Zoon teruggekeerd
is om ons te zeggen dat al wie in Hem gelooft bij Hem eeuwig mag leven en wonen
? Indien het antwoord neen is, denk eens goed na ! Denk nu na, want misschien is het morgen te laat. Je zult MOETEN kiezen en het
resultaat hangt volledig van jou af !
Ieder mens
heeft de plicht, God te eren, door Hem te aanbidden en te smeken, te danken en
te verzoenen. Voor ons christenen, die met Christus één geestelijk lichaam
uitmaken door de band van het H. Doopsel, heeft Jezus, onze Verlosser die
plicht eenvoudiger gemaakt, door aan zijn Kerk een eredienst te schenken, die
onder de zending van de Heilige Geest tot volle ontwikkeling is gekomen.
Bovendien stelde Hij personen aan, die als priester deze eredienst of liturgie officieel
zouden uitoefenen. Hij stelde zijn Apostelen aan om deze taak uit te voeren.
Zij stelden op hun beurt weer andere personen aan om zo de eredienst door te
geven.
Het
hoogtepunt van de liturgie is de Heilige eucharistieviering, die als offer aan
God wordt opgedragen voor en door de Kerk. Dit Offer, dat een voortzetting is
van Christus zelfopoffering op de Calvariëberg, wordt voltrokken door de
consecratie, waarbij Christus tegenwoordig is onder de gedaante van brood en
wijn, waardoor een geheimzinnige scheiding van Zijn Lichaam en Bloed wordt
voorgesteld. Hoewel Jezus Christus niet zichtbaar is, wordt Jezus toch het
echte Offerlam in dit heilig sacrament en is Hij de ware Hogepriester. De
aardse priester handelt enkel in de persoon van de Zaligmaker. Hij is nodig
opdat het Offer ook uitwendig waarneembaar moet zijn in een gemeenschap die uit
mensen bestaat die samenkomen en een band vormen rond de aanwezige Jezus
Christus. Zij vormen de Kerk. Zij vormt de Bruid met Jezus Christus als
Bruidegom. Hij heeft zijn leven voor zijn Bruid gegeven en blijft door de
eucharistieviering blijvend zijn leven geven.
Bovendien
moeten er bepaalde handelingen gesteld worden die Christus zelf niet kan
verrichten. Daarom vormt de priester de schakel tussen God en de mensen.
Het Heilig
Misoffer is het Offer van de gemeenschap. Elke gelovige treedt aan het altaar,
om door de bediening van de priester Christus aan de hemelse Vader op te
offeren. Elke gelovige biedt dus door de offering van Christus, het hoofd van
de Kerk, aan God een oneindige aanbidding en smeking, een oneindige dankzegging
en verzoening aan. Vandaar dat het bijwonen van de Heilige Eucharistieviering
de hoogste daad van Godsverering is,die een gelovige kan stellen. En hoe
inniger hij zich door en met de priester verenigt met het Heilig Misoffer, des
te inniger is zijn vereniging met Christus, des te aangenamer aan God zijn daad
van Godsverering en des te vruchtbaarder voor hem zelf. Deze vereniging wordt
op heel bijzonder wijze bevorderd, door de priester stap voor stap te volgen
bij de Offerhandeling, en door zich de gevoelens der Heilige Kerk eigen te
maken, zoals deze zijn neergelegd in de gebeden en lezingen, die het opdragend
der H. Mis vergezellen.
Reeds enkele jaren ben ik naast Gods Dienst bezig om naar antwoorden te
zoeken op vragen van : Waarom lijden ? De terroristische aanslagen in New York
op de Twin Towers hadden mij enorm geraakt. Ik weet nog altijd héél goed dat ik
in de zetel ben gaan zitten om het allemaal te vatten. Hoe konden zoveel
nutteloos omgekomen mensen verklaard worden ? Of beter : Waar moet je zoiets nu
een plaats geven in je geloof ? Ik moet zeggen dat ik in die periode
verpletterd was door die gebeurtenis. Het is zo moeilijk dat te verklaren dat
God dit toelaat...
Toch is de verklaring te vinden. De echte waarheid is dat de hoogste
laag die voor en achter de schermen de touwtjes in handen hebben ALLEMAAL
ILLUMINATI zijn. Illuminati zijn vrijmetselaars die de hoogste klasse uitmaken
: daar waar de beslissingen worden genomen die zowel in de States als over de
rest van de wereld impact hebben.
Ze zijn stinkend rijk, houden banken in hun hand, onderhouden relaties
met gelijkgezinden en vooral ze zijn SATANISCH. Het zijn een 300 tal families
waaronder de Rockefellers, de Rothschilds... Ze houden geheime bijeenkomsten en
in hun agenda staat steeds de globalisering over de hele wereld te bespoedigen.
Wat moet er dan gerealiseerd worden ? 1 wereldregering, 1 wereldbank, 1 religie
en vooral 1 leider.
Dit zullen ze HOE DAN OOK REALISEREN !!!!!!!!! Met of zonder jou !!!!!
Daarom is het héél belangrijk dat je KIEST VOOR GOD IN DE KWADE TIJDEN
DIE NOG KOMEN !!!!!!!!!
Het is spijtig dat te moeten zeggen, maar op dit moment helt de
weegschaal door voor Satan. Als je denkt dat dit fabeltjes zijn dan heb ik één
ding te zeggen.
DE ILLUMINATI HEBBEN BOMMEN IN DE ONDERSTE VERDIEPEN VAN DE TORENS
BEVESTIGD OM DE TWEE TOWERS ZEKER TE DOEN INVALLEN !
Waarom ? DE SLACHTOFFERS ZIJN GEVALLEN VOOR DE EREDIENST VAN DE
SATANISCHE ILLUMINATI !!! Dit was geweten door enkele van de kopstukken van de
CIA, die altijd zorgt voor de uitvoering van dit soort smerige, stinkende
zaken.
Als u mij niet gelooft, ga dan onmiddellijk naar de volgende website :
Ik wist dit al enige tijd, maar eigenlijk zou ik het niet willen weten. Achter
elke move is er wel kwaad te vinden. Hoe ver ze al staan is schokerend ! De
concentratiekampen zijn intrekklaar om alle tegenstanders van het schrikbewind
op te vangen en te doden.
Moeite, nog middelen zullen hierbij gespaard worden !!!! In Amerika
hebben ze nieuwe concentratiekampen gebouwd !!!!!!
De Antichrist (= Gods tegenstander) staat in de startblokken om zijn
entree te maken op het toneel. Mensen zullen NIETS meer zelf kunnen kopen
zonder chip. Een electronisch, micro-apparaatje die zal ingeplant worden in
je hand. Zeg niet dat Jezus op de kantlijn staat toe te kijken. Hij is al lang
bezig de Amerikanen te verwittigen doorheen verschillende zieners en
zieneressen vb. John Leary, Louise S. Tomkiel, Mary Jane Even,... Bij ons is
dit ook zo. Zieneressen zoals Hille Kok weten ook de gebeurtenissen.
In de States zullen de gelovige mensen naar schuilplaatsen worden
begeleid.
God heeft ons vrije wil gegeven. Het is aan ons om te kiezen : God of
Satan.
KIES NU NIET VERKEERD !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
LAAT JE GEEN CHIP INPLANTEN, ANDERS WORD JE BIJ DE BOKKEN GEREKEND !!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
God weet hoeveel mensen er voor Hem zullen kiezen, maar je kunt je toch wel
inbeelden dat de grote massa al op voorhand verloren is. Alleen de rest die Gods
geboden volgt en resoluut kiest voor God, en het minder comfortabele leventje zullen
overleven.
Kortom lijden is door God niet gewild, het is de schuld van het Satansgebroed
!!!!!!!
Pater Pio heeft een stempel gedrukt op het christendom. Hij is vooral een heilige die
niet in de middeleeuwen leefde maar in modernere tijden.
Pater Pio werd op 25 mei 1887 te Pietrelcina (Italië, provincie
Benevento) geboren, als zoon van Grazio Forgione en Giuseppa de Nunzio. Bij
zijn H. Doopsel kreeg hij de naam Francesco. Toen hij 15 jaar oud was, trad hij
binnen in het noviciaat van de paters Kapucijnen te Morcone, waar hij op 22
januari 1903 ingekleed werd.
Op 10 augustus 1910 werd hij in de dom van Benevento priester gewijd.
Zijn eerste H.Mis vierde hij in de kerk waar hij gedoopt werd. Wegens zijn
zwakke gezondheid verbleef hij lange tijd thuis.
In Piëtrelcina ontving hij op 20 september 1910 de onzichtbare stigmata
en acht jaar later, op 20 september 1918 kreeg hij de zichtbare wonden van de
Heer. Dit gebeurde tijdens zijn dankzegging voor het Kruis in het koor van de
kleine kerk te San Giovanni Rotondo, na het opdragen van de H. Mis. Deze wonden
droeg hij gedurende 50 jaar in zijn lichaam.
Heel zijn leven wijdde hij aan zijn ambt als priester en biechtvader.
Hij stichtte de Gebedsgroepen en liet een ziekenhuis ter verzachting van het
lijden, Casa Sollievo della Sofferenza, bouwen. Hij stierf in geur van
heiligheid te S. Giovanni Rotondo op 23 september 1968. Hij werd heilig
verklaard op 16 juni 2002.
Uitspraken van Pater Pio
Denk eraan, dat de liefde de kern van de volmaaktheid is. Wie in de
liefde leeft, leeft in God, want God is liefde.
Bid en hoop, wind je niet op. De opwinding dient tot niets. God is
barmhartig en zal je gebed verhoren. De gebeden van de heiligen in de hemel en
van de rechtvaardige zielen op aarde zijn een parfum die nooit verloren gaat.
Heel je bestaan moet gericht zijn op Maria en Zij zal je leiden naar de
veilige haven van het eeuwige heil.
Zalig de ziel die de schoonheid bezit die God van haar verlangt. Zij
trekt niet alleen de aandacht van de Engelen maar ook die van Jezus.
Het kruis zal je niet verpletteren ! Wanneer de last te zwaar lijkt, zal
juist de kracht van het kruis je oprichten.
Zoek geen troost bij de mensen. Welke troost kunnen ze u geven ? Ga naar
het Tabernakel en stort uw hart uit voor Hem. Daar zult ge troost vinden.
Het hart en de armen van God openen zich wijder, naarmate we ons kleiner
maken door het vertrouwen.
Net als Maria moeten we dicht bij het kruis rust zoeken. Dan zal ons aan
troost niet ontbreken.
De Rozenkrans was mijn wapen.
Mijn verleden, Heer, vertrouw ik toe aan uw barmhartigheid, mijn heden
aan uw liefde, mijn toekomst aan uw Goddelijke Voorzienigheid.
Het leven van de christen is niets anders dan een voortdurende strijd
tegen zichzelf, en ontplooit zich slechts ten koste van het lijden.
God zond eens een Duif naar de aarde. De mensen wisten
niet dat God de Duif had gezonden en ze dachten : t Is niets speciaals. Gewoon
een vogel net zoals die vele anderen.
Sommigen wilden de Duif vangen om bij de rest van de
duiven te voegen. Als duivenmelker zouden ze dan proberen de Duif met een
kampioenschap mee te laten vliegen. En dan had je de mensen die de duif liever
dood dan levend hadden om ze in de kookpot gaar te stoven als cuisine du
chef.
In elk geval was de Duif nergens meer veilig. Op een
dag kwam de Duif aangevlogen en reed er juist een auto op de Duif toe. Met alle
gevolgen vandien. De Duif sloeg te pletter tegen de voorruit. En de Duif gaf de
geest... Nee, toch niet. Ze bleef versuft van de klap op het trottoir zitten. Vliegen
kon ze niet meer.
Er stapte juist een klein meisje voorbij met haar
mama. Het meisje liet de hand van haar moeder los en liep op de Duif toe. Kijk
eens mama, dit beestje is zo stil ! Het heeft waarschijnlijk pijn aan zijn
vleugel. Mag ik het duifje meenemen om te verzorgen ?
De moeder pruttelde nog tegen. Maar de magie tussen
kinderen en dieren haalt altijd de bovenhand. Ze zweeg en hielp de Duif
vasthouden. Bij de boodschappen namen ze een doos en zetten de stille, zwakke
Duif erin.
Thuisgekomen zetten ze de doos met de Duif in de
woonkamer. Kwestie om de gezondheidstoestand van de Duif op de voet te kunnen
volgen. De Duif at graankorrels en na enkele dagen was de Duif al een heel stuk
beter. En als dank voor de redding zorgde de Duif dat ze steeds in de buurt van
het meisje vloog. Vervang nu het meisje door ik en de Duif door de medemens
en verzorgen door helpen.
Ongeveer in het midden van de elfde
eeuw werd Godelieve geboren aan de Vlaamse kust, op het slot Landesvoorde in
het graafschap Boonen (= Boulogne in Frankrijk). Haar jeugd was als een sprookje.
Zowel de vader, Heer Heinfried, als de moeder, Vrouw Godiva, en al de mensen
die haar kenden koesterden een uitzonderlijke liefde voor het lieftallig
meisje. De kinderen van de lijfeigenen (= de slaven) moesten reeds zeer jong
van s ochtends tot s avonds op het veld werken. Zij kregen zelden of nooit
een lekker maal voorgeschoteld. Daarbij kwam nog dat zes nachts in kleine
povere hutjes moesten slapen. Godelieve daarentegen liep gekleed in mooie
kleedjes, snoepte aan fijne spijzen, verkeerde in ruime zalen in fijn, vrolijk
gezelschap of reed op een van de eigen paardjes door de lanen van het park.
Toch was Godelieve niet als zovele
welstellende kinderen : zij zag niet met minachting neer op de kinderen die
minder geluk hadden dan zij. Integendeel ! Zij voelde een innig medelijden met
alle arme stumperds en bovendien wou zij, zoals haar dat geleerd was, alle
mensen en vooral de noodlijdenden als broers en zusters in Christus beschouwen.
Zij wilde daadwerkelijk de christelijke naastenliefde beoefenen. Bij elke
gelegenheid bezocht de jonkvrouw de lijfeigenen om met raad en daad de mensen,
vooral de zieken, te troosten en te helpen. Iedere dag rond het middaguur trok
zij naar de keuken, haalde een vracht spijzen en ging ermee naar de slotpoort,
waar de armen al stonden te wachten om deze in ontvangst te nemen. De koks
lieten het meisje begaan en ook vader toonde begrip voor de edelmoedigheid van
zijn dochtertje. Er was immers toch genoeg.
Tot op zekere dag toen er hoge
gasten verwacht werden, een deel van de heerlijkste spijzen verdwenen was.
Reeds tweemaal was Godelieve van de keuken naar buiten gerend. De derde maal
stond plotseling haar vader voor haar met de hofmeester. De hoogachtige,
krenterige hofmeester was zich bij Godelieves vader gaan beklagen en had deze
ervan overtuigd, dat het zo niet verder kon. De tranen kwamen Godelieve in de
ogen toen zij de strenge blik van haar vader zag. Wat hield zij daar in die
schort verborgen ?
Gelaten opende Godelieve haar
voorschoot, maar grote God ! het waren geen geurende spijzen die te
voorschijn kwamen, maar wat droge houtspaanders. Stomverbaasd staarde Heer
Heinfried en de hofmeester naar de spaanders tot hij opeens begreep en ontroerd
zijn dochtertje omhelsde. Godelieve maakte zich zacht los en haastte zich met
haar vrachtje naar de poort waar zij weer dampende vleesbrokken en verse
druiven kon uitreiken.
Voor Godelieve vlogen de kinder- en
jeugdjaren vlug voorbij. Stilaan kwam de leeftijd waarop men de meisjes pleegde
uit te huwelijken. Bertolf, heer van Gistel, die gehoord had van de lieftallige
jonkvrouw van Landesvoorde en het wonder der spijzen, deed zijn
huwelijks-aanzoek en verwierf de toestemming van Godelieves ouders. Bertolf
was wel ruw van aard maar hij was adellijk, welstellend en invloedrijk.
Godelieve, die er steeds van gedroomd had als maagd haar leven toe te wijden
aan de Heer was niet gelukkig. Toen zij na het pralerig huwelijksfeest naar
Gistel moest vertrekken, besloot ze ieder offer te brengen dat de Heer van haar
verlangde.
Zij zou nog vele offers moeten
brengen. Reeds bij haar aankomst viel haar een ontzettende vernedering te
beurt. Moest gij daarom zo ver lopen, om zulke kraai hier binnen te brengen
?, verwelkomde Vrouw Izelinde haar zoon Bertolf en zijn jonge gade. Izelinde,
een feeks van een vrouw, slaagde erin Bertolf te bepraten. Vanaf de eerste dag
al verstootte hij zijn lieve, jonge echtgenote in plaats van haar met liefde te
omringen en haar bij te staan in de aanpassing aan het nieuw milieu waar ze
terecht kwam.
Godelieve werd als een assepoester
behandeld. Overal werd zij met harde, hatelijke woorden bejegend. Aan de
rijkgevulde tafels werd haar geen plaats gegund en zij moest als een gevangene
genoegen nemen met één broodje per dag. Toen men bemerkte dat zij alles met geduld
bleef verdragen en de helft van haar broodje nog wegschonk aan de armen, kreeg
Godelieve nog een half broodje. Daarnaast werd ze verplicht samen met een
dienstmeid de oogst op de akkers te vrijwaren tegen de kraaien. Maar
Godelieves geduld kende geen grenzen. Opgedragen aan God is het onbenulligste
werk verdienste-lijk.
Op zekere dag verlangde zij vurig de
H. Mis bij te wonen. Zij riep de kraaien bijeen in een schuur en slaagde erin
deze daar te houden tot zij weergekeerd was. Het dienstmeisje vertelde aan
iedereen die het wilde horen van welk wonder zij getuige was geweest, maar
Izelinde en Bertolf lieten zich niet vermurwen. Erger zelfs ! Stilaan kreeg in
Bertolfs satanische geest het plan vorm om zijn lieve gade te vermoorden.
Godelieve vluchtte naar haar vaders slot om Bertolf deze zware zonde te
besparen. De ruwe heer van Gistel, die bang was voor de wraak van de machtige
Heer Heinfried, veinsde echter berouw en beloofde beterschap zodat Godelieve
hoopvol terugkeerde.
Nu begon haar lijden pas goed. Op
zekere dag gaf Bertold twee knechten de opdracht Godelieve te vermoorden.
Terwijl Bertolf naar Brugge reisde om zijn onschuld te laten blijken werd
Godelieve door twee beulen gewurgd en daarna verdronken in het water van een
nabijgelegen moeras. Zo stierf Godelieve op 6 juli 1170 als een lam, zonder één
klacht...
Kort nadien hertrouwde Bertolf. Zijn
eerste kindje, Edith, werd blind geboren. Jaren later verscheen Godelieve aan
het meisje en schonk haar het licht in de ogen. Dat was de eerste wraak van
de martelares. Nog indrukwekkender was de tweede. Ongetwijfeld door haar gebed
bekeerde Bertolf zich, werd monnik in het klooster van St. Winocus te Bergen en
stierf pas na jarenlange boetedoening.
In 1181 leefde Franciscus als zoon van een rijke
lakenhandelaar in het stadje Assisië in Midden-Italië. Franciscus was een jonge
kerel die er van droomde te genieten van het leven. Daarvoor had hij veel geld
nodig. Overal is hij de eerste om gek te doen. Hij houdt ook van avontuur.
Daarom trekt hij met een andere ridder naar Beneden-Italië om er met de
pauselijke legers te vechten tegen de legers van het Duitse Rijk. Maar onderweg
wordt hij gevangen genomen. Zijn vader moet hem vrijkopen. Hij is 23 jaar jong,
heeft alles wat hij wenst, maar toch voelt hij zich niet gelukkig. Hij zit er
veel over te piekeren. In zijn eenzaamheid begint hij te bidden. Zijn roeping
wordt echter nog duidelijker tijdens een mis als hij het evangelie hoort voorlezen
dat handelt over totale armoede. Nu pas ontdekt hij Gods voorliefde voor de
armsten en voor hen die lijden.
Op een avond nodigde hij een hele groep armen en
sukkelaars uit zijn geboortedorp bij zich aan huis. Je kunt je voorstellen dat
ze onwennig keken naar de pracht en praal van dat huis. Maar vlug zijn ze
gerustgesteld en spreken met Franciscus over het werk, de onrechtvaardige
loonverdeling en het onrecht dat ze op alle gebieden ondergaan.
Zijn vader kan met die verkwisting van geld en goederen
van zijn zoon niet akkoord gaan. Hij is zo kwaad dat hij hem voor de rechtbank
van de bisschop laat komen. En de rechtbank besluit inderdaad dat Franciscus al
het weggegeven geld moet teruggeven. Daarop trekt hij zijn rijke kleren uit en
geeft ze aan zijn vader terug.
Hij is niet meer de jonge rijke van Assisië. In een
armoedige monnikenpij probeert jij de totale armoede te beoefenen. Hij begint
te prediken en te bedelen. Natuurlijk verwekt dat soms spot waar hij eens een
gevierde jongeling was.
Hij doorkruist zijn streek 17 jaar lang. Schoenen
bezit hij niet, geld evenmin. Nog anderen willen hem volgen en gaan met hem
leven. Met enkele gezellen sticht hij in 1208 zijn groep.
De minderbroeders, zo noemden zich de volgelingen
van Franciscus, zijn ook missionarissen geworden. Franciscus zelf reisde naar
Rome.
In 1224 werd Franciscus ziek en stierf na veel pijn
in 1226.
In mijn
kennissenkring heb ik zowel een lesbisch koppel als een homo koppel. Het zijn
allemaal toffe en lieve mensen. Ik zou ze niet willen missen.
Toch lees je dat Jezus en de hele hemel hun seksuele daden verafschuwen.
In een boodschap stond eens : Jezus : Veel homoseksuelen komen naar Mij en bidden dat hun relatie zou
lukken. Maar wat wil je dat Ik zeg ? Jezus zei hierover al in tegenwoordigheid van Maria aan een zieneres
(Veronica Lueken) : Weet je wat we met Sodom en Gomorra gedaan hebben ? We
hebben ze vernietigd !
Er zijn toch enkele punten die over homoseksualiteit moeten gezegd worden,
anders lijkt het erop dat ze zomaar kunnen verder leven zonder eens te denken
dat hun leven langer is dan dit leven. Een kerkelijk homohuwelijk is verboden,
niettegenstaande dit door sommige priesters wordt toegestaan. Maar wat wil je
als in de hoogste rangen in het Vaticaan homosexualiteit en pedofilie
voorkomen. Zij zitten niet bepaald te wachten om deze zaken te verbieden.
Als ze kinderen er willen bijsleuren dan wordt het misdadig ! Dus geen
draagmoederschap en geen adopties voor homoseksuele koppels. Ze zijn
verantwoordelijk voor hun eigen daden. Laten ze hun ding maar doen bij
soortgenoten, als dit hun keuze is ! De Amerikaanse Catherine Baxter werd door
Jezus 'rondgeleid' in de hel en zag dat alle homoseksuelen in het zwarte hart
van de hel terecht kwamen. Dolend in de extreme duisternis, alleen, liefdeloos,
om nog te zwijgen van alle andere straffen. Het is bitter om dragen, want ik
zou ze graag blijvend aan mijn zijde hebben.
Bovendien is er geen enkele eerlijke studie te vinden waaruit blijkt dat
homoseksualiteit in het DNA zit. In Amerika hebben de homogroeperingen studies
laten uitvoeren en hebben ze de studie rond het verplichte resultaat laten
uitvoeren. Het zat in het DNA. Niet dus. Jezus zei hierover aan Veronica
Lueken : Waar halen ze het ? Het is niet aangeboren. Neutrale psychiaters
zeiden dat familiale omstandigheden, de puberteit, de omgeving waar ze
opgroeiden, vrienden en vriendinnen, traumatische ervaringen de kern waren tot
het overgaan naar relaties van dezelfde sexe. Maar het is HUN KEUZE !
Hieronder
volgen uittreksels uit de boodschappen gegeven aan Veronica Lueken op
verschillende tijdstippen en doorgegeven voor publicatie aan een groot publiek.
Niet alleen bedoeld voor Amerika maar ook voor ons.
174 - HOMOSEXUALITY
"For this cause God delivered them up to shameful affections. For
their women have changed the natural use into that which is against
nature. And, in like manner, the men also, leaving the natural use of the
women, have burned in their lusts one towards another, men with men working
that which is filthy, and receiving in themselves the recompense which was due
to their error." - Romans 1:26-27
BLACK
CLOUD OVER AMERICA "In the days of Sodom,
so too were men giving themselves over to all the pleasures of the flesh:
eating, drinking, marrying, giving in marriage. All manner of sinful lusts are
being committed. Men shameful with men, women casting aside their role of
motherhood and lusting after women. As it was in the days of Sodom,
so now is this black cloud over America."
Our Lady of the Roses, July 14, 1979
"YOU
WILL BE SURELY DESTROYED" "As in Sodom and Gomorrah, mankind had gone down and given
itself over to satan. I ask you now, My children, to turn back from your road
to destruction, for you will be surely destroyed as was the time of Sodom and Gomorrah.
Homosexuality shall not be condoned. It is an abomination in the eyes of
the Eternal Father, and as such, is condemning many to hell." Jesus,
June 18, 1991
SODOM:
"WE DESTROYED IT" "And the great issue now of homosexuality in your country, that shall
be on the balance that Michael holds. Unless this balance is evened by
removing this evil from your country and bringing in just laws to prevent the
spread of homosexuality, you cannot be saved; your country cannot be
saved. Because I repeat again, as I have repeated in the past: When
a country has given itself over to immorality and all pleasures of the flesh,
and abominations of the flesh, then that country will fall! If you do not
believe Me, My children, I say: You will read your history books, and you
will find out that there was a Sodom and Gomorrah. And what
did We do to that abominable city, Sodom?
We destroyed it! And what did We do to Gomorrah? We destroyed it! And We
destroyed all who did not follow the plan for their redemption." Jesus,
November 1, 1985
LEADERS
LAX, CORRUPT "Homosexuality is rampant throughout your country and all of the
nations of the world. Your leaders are lax and corrupt. There are
very few voices with authority crying out against the sins that shall bring
destruction upon your nation and many nations of the world." Our Lady
of the Roses, July 14, 1979
"YOU
WILL BE REMOVED" "I am your God, and I say unto you: continue to change My Church
and you will fall! You will build a secular church, bringing in all--even
heretics, even homosexuals. All aberrations condemned by the Eternal
Father, you will permit in the name of humanism. Nay, no! I say
unto you as your God. You will be given a short reign, for I consider you
then an abomination, and as such you will be removed." Jesus, May 23,
1979
WOE
TO THE PASTORS "My children, can I bring you a message of joy when My heart is torn
by the murders and the loss of respect for your elders? Children against
parents, parents going about, running to and fro, marrying and giving in
marriage, living adulterously, consorting with evil, with homosexuals and
lesbians! What manner of life do you show for your children to make
example of? Woe to the parent that scandalizes his child. It is
better if that parent had died in his mother's womb! Woe to the pastors
that scandalize the children! They shall burn in an eternity of hell for
their deception!" Our Lady of the Roses, August 5, 1977
READ
YOUR BIBLES "Your word of homosexuality can be explained by the story of Sodom and Gomorrah.
Read in your Bibles or consult your clergy. Find yourselves, My children,
a humble, pious clergy. Many have fallen away from the Faith." Our
Lady of the Roses, October 6, 1992
PASTORS
HELD RESPONSIBLE "We hold the pastors of My Son's House, We hold them as being
responsible for the fall of the children. Be ye warned now, My children,
that woe to the man who has this responsibility upon his conscience and his
soul. Scandals have been brought into the lives of your children.
Perversion, homosexuality, immorality, perverted sex, My children-where shall
you stop but at the abyss!" Our Lady of the Roses, December 7, 1977
HOMOSEXUALITY
IN PRIESTHOOD "I will not stand for My priests who condone homosexuality and allow
it in My priesthood! I will not stand for My priests who allow the murder of
the unborn with their permissiveness! I will not stand by and allow My priesthood
to be destroyed!" Jesus, June 18, 1982
THEOLOGIANS "Immorality, homosexuality, and what do We hear now but permissiveness
in sex, even from the mouths of Our trained ones known as theologians?
Have you all lost your minds or your souls to satan? Human sexuality you
call it? Animal sexuality I call it! You fornicate like
animals. And why did the Father deem it necessary to intervene upon Sodom and Gomorrah?"
Jesus, November 21, 1977
AGAINST
NATURE "Homosexuality shall always be condemned, because it is against the
nature of man*; and it is a violation of all human morality, and shall
not be tolerated by the Eternal Father in the Trinity." Our Lady of the
Roses, October 5, 1985
*
"... tradition has always declared that 'homosexual acts are intrinsically
disordered.' They are contrary to the natural law." (Catechism of the
Catholic Church, #2357)
PRIESTS
UNDERMINING CHURCH "We see a church of man being built, a church that has no angels
guiding it, a church that is made, as the true Church of My Son is being
chipped away at, undermined by My Son's own priests! How dare you debase My
Son's heritage by allowing all evil to be condoned in His Church!
"You men who are formerly of the light an have
given yourselves to the darkness, you condone this foul act of homosexuality.
And why? As satan inspires you and directs you, you go about looking for
excuses for sin! You condone it with permissiveness! You have taken the
direction and the Commandments of your God and you re-evaluate! You take them to
your scholars who have heads of fog, and in your masterly, worldly way, you
delude those of less learning to believe, because of your high-sounding words
and theses, and all manner of scholarly knowledge; you delude those who do not
have the God-given knowledge to believe your rot! You even deny the truth of
what the Eternal Father did to Sodom and Gomorrah for the sin of
homosexuality.
"You who cry love your neighbor, do not twist the
truth and say that Sodom and Gomorrah fell because they were inhospitable!
Oh, no! I say unto you: hospitality had nothing at all to do with this. It was
a manner of degrading, debased sin, using a creation of the Father for vile
acts, animal acts, and far worse until your filth and pollution has entered
into the minds and souls of the young! You defilers of mankind, the skin shall
burn off of your bones soon!" Our Lady of the Roses, April 2, 1977
AN
ABOMINATION "Man shall not condone evil or rationalize sin. Homosexuality is an
abomination in the eyes of God and man! The Creator condemns those who do not
repent of this sin." Our Lady of the Roses, August 5, 1977
THE
OFFENDERS OF GOD "Laws are being made now to protect the offenders of God, the
homosexuals." - Our Lady of the Roses, June 18, 1993
SHALL
NEVER BE ACCEPTED "Homosexuality shall never be accepted. In the writings of the
good Fathers, My child and My children, you were made fully aware in the Old
and the New Testament of the Book of life and love, the Bible--you had been
made full aware of the dastardly acts of mankind, as men consort with
men. This shall not be accepted nor condoned by the Eternal Father even
if He has to send another plague upon you." Jesus, August 21,
1985
CONDEMNS
TO HELL "Homosexuality is a sin that condemns to hell! Lesbianism means
eternal damnation and banishment! Bestiality is the most foul and
heinous of crimes in the eyes of the Eternal Father. There shall be no
scientific excuse given! For each and everyone of you in mankind's reign
shall stand before the Eternal Father to be judged when you die upon earth,
when you leave your body. And what excuse will you give to Him if you do
not repent now of your sin? Do penance! His Heart is all forgiving
if you will do penance!" Our Lady of the Roses, August 4, 1979
"THAT
COUNTRY SHALL FALL" "How can a great country like the United States fall, you say, My
child? You ask Me in your heart. I read your heart. I will
tell you why. Because they have given themselves over to satan.
When a country has lost its morality and seeks the pleasures of the flesh,
giving over, themselves over, to all manner of abominations, like
homosexuality, and condoning this up the highest courts of the land, then that
country shall fall." Our Lady of the Roses, November 1, 1985
UNITED
STATES HELD RESPONSIBLE "I hold your country, My child, at fault because too few who are in
power in the government and the teachers from My Church on earth, too few are
willing to fight against the abomination of the homosexuality that is raging
throughout the United States, Canada, and the world. In no way will
homosexuality be accepted, for it means damnation and destruction." Jesus,
July 1, 1985
NOT
JUDGING "When a priest tells you that you do not have to speak up, out against
homosexuality, because you are judging another person, and you should love your
neighbor and therefore never set him up to be judged, you are not judging. If a
person is doing wrong, and you tell him in a kind manner, a charitable manner,
that they are committing a sin, and that they will lose their soul and go to
purgatory, or even hell, that is not judging. You are helping and loving your
neighbor. What is love?" Our Lady of the Roses, June 18, 1982
RAMPANT "Now I hear, I hear the prayers of many who call out for mercy because
they have the disease called AIDS. My child, make it known to them, in
writing, that this was a direct admonition by the Eternal Father for their
performing terrible acts of indecency upon earth that destroys the young souls
who follow them. I am talking, My child, about homosexuality. It is
rampant all over the earth." Our Lady of the Roses, June 18, 1990
CURE
FOR AIDS IF ... "I say again: if man will repent of his sin and discard the homosexual
life they're living, I will give them a cure for AIDS." Our Lady of the
Roses, June 18, 1990
AIDS
CURE: AS SOON AS ... "Now, My child, My Mother made it known to you about the AIDS
epidemic. There will be a cure for mankind as soon as We see the
legislative bodies and those politicians of the world, who are at this time
causing the abortions with their monies and their funding*, especially in the
United States--abortion is murder, and as such you shall all be condemned as
murderers at the time of your death unless you repent now of your sin!" Jesus,
June 18, 1990
*The
condition attached would be the enacting of legislation by the world's
politicians that would eliminate all funding of abortion.
SIN:
FORERUNNER OF WAR "For sin is always a forerunner for war, My children: murders,
persecutions, robberies, all manners of sins of the flesh, homosexuality,
lesbianism, perversion, sodomy. Sodom and Gomorrah fell for less
sins than you have committed now upon your earth. Noah took to the ark
and the world was in a better state spiritually than your world now; for you
have accepted a sophisticated manner of sin, based on man's reasoning and not
God's truth." Our Lady of the Roses, October 2, 1979
ANY
COUNTRY "Any country that allows homosexuals to roam and to seduce the young
shall be destroyed." Our Lady of the Roses, June 30, 1984
NEITHER
CHASTISE NOR CONDEMN "Red Hats, bishops, you go about earth oppressing the children of God,
but you neither chastise nor condemn the evil ones in your House, the
Church." Our Lady of the Roses, May 3, 1978
FALLEN
BISHOPS "Are you so blind that you do not recognize the acceleration of sin
among you? Murders abound, thievery, all manner of carnage, destruction of
young souls, abortion, homosexuality, condemned from the beginning of time by
the Eternal Father. Yet sin has become a way of life. Sin is condoned now, even
unto the highest judge of your land and your lands throughout the world. As you
have sown so shall you reap. Sin is death, not only of the spirit, but of the
body. Wars are a punishment for man's sin, his greed, his avarice. Pride and
arrogance is bringing down into hell mitres from My Son's House." Our
Lady of the Roses, August 14, 1981
Dit
gedeelte heb ik genomen uit het favoriete boekje van mijn vader. Een beduimeld,
oud, geel uitgeslagen, samengeplakt en nog uiteenvallend boekje over Guido Gezelle
en zijn Gedichten.
Op
1 mei 1830 werd Guido Gezelle te Brugge geboren als oudste zoon van Pieter Jan
Gezelle en Monica Devriese. Zijn vader was een rasechte Vlaming. Pier Jan die
geen Fransch en kan zei hij met trots over zichzelf. Mijn vader was nen
aardigaard (= een speciaal type) zei Guido later om aan te geven waar zijn
dichterlijke aanleg zijn oorsprong vond. Eveneens bepalend voor de aard van
zijn dichterschap waren de karaktertrekken die hij van zijn moeder had geërfd.
Zij was een ernstige, vrome tot beschouwen geneigde vrouw die wat levensschuw
was. Zij had haar stille weemoed in Gezelle overgebracht.
Toch
zullen de diepe teleurstellingen in zijn leven Gezelles zwaarmoedigheid wel in
de hand hebben gewerkt, maar ze moeten reeds aanwezig zijn geweest, want ook in
de gedichten uit de eerste gelukkige leraarsperiode is de zware ondertoon van
de melancholie te herkennen. Dat Gezelle de van vader en moeder geërfde
eigenschappen als tegengestelde krachten in zich voelde werken vindt men in verschillende
gedichten terug. Ook zijn reacties weerspiegelden nu eens een mensenschuwe
onzekerheid van optreden, en dan weer een koppigheid die vasthoudt aan het
eigen inzicht.
Gezelle
had het niet zo best getroffen : zijn vader die een bekwaam tuinman was, werd
door een algemene crisis getroffen en kwam op een steeds lagere trap van
welstand, en dat terwijl de zorgen voor het groeiend gezin toenamen. Gebrek aan
middelen, maar geen gebrek aan karakter bij deze door en door Vlaamse ouders. Ze
hadden een eenvoudige levenswijze : gehecht aan de familieband,
trouw aan de ingebakken tradities en bovenal doortrokken van het katholieke
geloof. Ook in zichzelf voelde Gezelle die waarden terug :
O
Lieden van te lande, vrienden al
die
k heel mijn leven lang beminnen zal
omdat
ik U het leven en
zoo
menig dingen schuldig ben,
die
niemand prijst dan hij die weet
wat
edele giften God den armen landman geeft !
Heel
zijn leven door zette Gezelle zijn krachten in om het Vlaamse volk besef van
eigenwaarde bij te brengen en om de aanwezige krachten tot een nieuwe bloei te
brengen. Kortom een herbloei van Vlaamse grootheid gekoppeld aan een herleving
van de Christelijke grootheid. Hierbij sloot Gezelle zich aan bij een sterk
streven in verschillende Europese landen naar de herleving van de Christelijke
Cultuur zoals in de Middeleeuwen.
De
volksschool die Guido in Brugge bezocht had nog een Noord-Nederlandse traditie.
En dit ondanks de breuk van 1830 tussen Noord en Zuid. Gezelle had er een
grondige afkeer van. Het onderwijs was primitief, maar de jongen, die een goed
verstand had, mocht verder studeren. Hij begon op College Den Dune in Brugge
zijn middelbare studies. De financiële moeilijkheden thuis maakten hier echter een
einde aan, maar Gezelle kon toch zijn studie verder zetten op het
klein-seminarie te Roeselare. Als tegenprestatie verrichtte hij
portiersdiensten. Dit stelde hem in staat om niettegenstaande de beslotenheid
van een streng gereglementeerd, verfranst instituut toch in contact te blijven
met het Vlaamse volk en de Vlaamse taal. Het was juist onder de eenvoudige
volksmensen dat de Vlaamse taal nog leefde. De hogere standen waren helemaal
verfranst. In die taal zoo zij uit de bronne vloeit, het herte en den mond des
volks, voelde hij het kloppend hart van Vlaanderen. Dan al begon hij vast te
leggen wat hij aan levend taalbezit te horen kreeg en ook zijn medeleerlingen schakelde
hij om woordjes te verzamelen. Dit portierswerk had echter ook zijn nadelige
kanten. Het slorpte veel van Gezelles studietijd op. Daarnaast zal het voor
Gezelle ook pijnlijk geweest zijn om tegelijkertijd leerling te zijn en
tegelijk ook bij het dienstpersoneel te horen. Daarbij werd hij ook nog geplaagd
met een onrust over zijn priesterroeping. Gelukkig wist zijn vader hem in eenvoudige
bewoording aan te moedigen : Stelt u in de handen van God gelijk de potaarde
in de handen van den pottebakker. Betrouwt vastelijk dat Hij van u een nuttig
vat zal maken voor hem en u zelve....
Van
1850 tot 1854 was Gezelle weer terug in Brugge, waar hij op het groot-seminarie
zijn laatste voorbereiding kreeg op het priesterschap. Het waren rustige jaren :
geen portierswerk en ook de onzekerheid over zijn roeping was verdwenen. Hij
had nu een regelmatig leven van studie en gebed. Hij kon zich nu concentreren
op zijn toekomstige taak : dichter en priester zijn. Een dubbele opdracht, maar
die door hem altijd als een onverbrekelijke eenheid in zijn roeping werd
beschouwd.
In
1854 werd Gezelle benoemd tot leraar aan hetzelfde klein-seminarie waar hij zijn
opleiding had gekregen. Boekhouden en Natuurlijke Historie behoorden tot de hem
opgedragen lessen, terwijl hij ook met het toezicht op de jongere leerlingen werd
belast. Met veel enthousiasme vatte hij zijn taak aan. Hij schakelde zelfs zijn
vader in voor het aanleggen van een tuin, waardoor hij zijn leerlingen praktijkgericht
onderwijs kon geven. Want dit is was een van de grondbeginselen van Gezelles
onderwijs : leer de jongens zelf waarnemen, activeer hun zelfwerkzaamheid. Nu
is dit een bekende methode, maar in die tijd was ze nieuw. Later paste hij zelfs
zijn methode toe op taalonderwijs.
Ondertussen
was hij hard aan het verder studeren. Homerus was misschien wel zijn meest
geliefde schrijver, maar daarnaast las hij ook andere klassieke auteurs en
bestudeerde de christelijke schrijvers van Oudheid en Middeleeuwen. Hij verdiepte zich ook in Duitse, Engelse,
Spaanse, Italiaanse en Scandinavische werken.
In
1857 kreeg hij de gelegenheid zijn verworven kennis door te geven. Hij werd
aangesteld als leraar van de poësisklas. De Latijnse themas en Franse redevoeringen
waren niet langer de saaie hoofdschotel in deze klas maar er werden werken
gelezen van Dante tot Shakespeare en van Juvenalis tot van Maerlant. Zo
onderging ook de begaafde leerling Hugo Verriest Gezelles lessen. Gezelle
spoorde de leerlingen aan hun eigen gevoelens en gedachten in de onvervangbare
moedertaal uit te drukken. De opgegeven opstelonderwerpen lagen binnen hun
belangstellingssfeer en er kwam al gauw een stroom van dichtwerk uit deze poësisklas
die, over het algemeen bijzonder talentvol was. Gezelle gaf het voorbeeld. Hij
verbeterde het werk van zijn leerlingen of vond hierin aanleiding tot het
schrijven van nieuwe gedichten. Er ontstond een vruchtbare wisselwerking tussen
de ontvankelijke klas en de bezielende meester. Toen in 1858 stierf een van
zijn leerlingen stierf, ging Gezelle met de hele klas de begrafenis bijwonen. Hij
was diep aangeslagen door dit gebeuren en in enkele dagen tijd had hij zijn
ontroering verwoord in zijn werk Kerkhofblommen.
Daarnaast
was hij ook al bezig geweest aan een uitgave van andere dichtwerken, die kort
daarna verscheen : Dichtoefeningen. Deze bundel werd opgedragen aan de
studenten van Roeselare en werd door hen enthousiast ontvangen. Buiten West-Vlaanderen
vond Gezelle nauwelijks gehoor. Toch vindt men in deze bundel het
oorspronkelijk geluid van Gezelle. Het is een wonder van frisheid naast de al
te traditionele poëzie van die dagen. Fris door de fijne zintuiglijke
waarneming die neergelegd is in een uiterst gevoelige taal.
Ook
voor Noord-Nederland was dit nieuw. Zij moesten nog wachten op de beweging van
de Tachtigers om te kunnen proeven van dit nieuw elan.
Ook
buiten de klas was Gezelles optreden totaal nieuw. Hij was voor de jongens
een vriend, die hen met goedheid en begrip benaderde. In een tijd dat de
afstand tussen leerling en leerkracht nog heel groot was, bewoog hij zich onder
de jongens bij hun sport en spel en opende zijn kamer voor wie zijn hart eens
wilde uitstorten, of in Gezelles boekenkast rondneuzen. Hij was altijd hartelijk,
maar streng als dit nodig was. Bovendien sprak, uit zijn omgang en drukke
briefwisseling met de jongens en uit de vele gedichtjes die hij voor zijn
kinderen schreef, zijn verlangen hun zielen te leiden naar God. Dit is steeds
zijn diepste bedoeling geweest.
Mocht ik met een dichtje
Uw herte
Winnen, t waar mij weerd
genoeg
dat ik dichtte en dachte
en werkte
s navonds late en s morgens
vroeg.
Maar ik zou dan weer
dat herte
dragen naar... gij weet ?...
Genoeg !
k Gev Hem wat ik win
en werke
s navonds late en s morgens
vroeg.
Hij... Hij geeft mij voor
mijn werken,
s navonds late en s morgens
vroeg,
blijdschap, meer als ooit
mijn herte
vragen kon. Genoeg !
Genoeg !
Ondanks
het diepe inzicht van Gezelle en de zuiverheid van zijn bedoelingen, kwamen er
moeilijkheden rond zijn persoon. Door zijn oorspronkelijke wijze van lesgeven
hield hij niet altijd rekening met lesroosters, exameneisen en het speciale
tempo nodig voor zwakke leerlingen. Bovendien ontstond door zijn manier van
omgaan met de jongens, tegenover wie hij soms al te goed van vertrouwen was,
een gespannen sfeer. Zowel onder de docenten als onder de leerlingen, die al
gauw partij kozen voor of tegen Gezelle. De toestand werd onhoudbaar en de
overheid greep in door hem eerst zijn poësis-klas te ontnemen en hem kort
daarna in 1860 naar Brugge over te plaatsen. Die laatste maatregel trof de van
idealen vervulde Gezelle diep. Hij heeft het knagend verdriet heel zijn leven
meegedragen.
In
Brugge werd Gezelle medebestuurder van een Engelse kostschool en, als die
opgeheven werd, leraar van het Engelse seminarie. Hij bestudeerde hun katholiek
verleden en vond in Brugge Engelse vrienden, die zijn ideaal : herleving van
een Christelijke kunst, deelden.
Verschillende
oud-leerlingen van Roeselare onderhielden nog nauw contact met hem. Als enkelen
hem vroegen de in omloop zijnde gedichten te mogen uitgeven, stemde Gezelle in
met de uitgave van Gedichten, Gezangen en Gebeden. Deze bundel bevat vele gedichten
uit zijn gelukkige tijd en ook enkele uit zijn eerste Brugse jaren, met de weerslag
van de scheiding. Deze verzameling vond opnieuw een enthousiaste ontvangst in
eigen Westvlaamse kring. Daarbuiten werd hij echter fel aangevallen : enerzijds
om Gezelles ver doorgevoerd West-vlaams taalgebruik i.p.v. algemeen Vlaams en
anderzijds van liberale zijde om het religieuze karakter van zijn werk. Maar
Gezelle werkte voort als hekeldichter. Onder de naam Spoker mengde hij zich in
de politieke strijd van die dagen. Belangrijker was zijn werk als
volksopvoeder, wanneer hij in 1865 werd benoemd tot onderpastoor van de St.
Walburgakerk. Naast zijn drukke en trouw vervulde priesterlijke plichten, begon
hij aan de uitgave van een gezinsblad Rond den Heerd, waarin hij liturgische
onderwerpen en heiligenlevens behandelde, planten en dieren beschreef en een
rubriek had met oude volksgezegden en dergelijke. Gezelle werd de bezieler van
een grote groep medewerkers, maar hij was niet in staat het financieel beheer te
beredderen. Veel te veel werk kwam op hem alleen neer en bij al zijn
priesterlijk werk groeiden de zorgen voor het blad hem over het hoofd. Hij werd
ziek. Hij was helemaal niet meer tegen de moeilijkheden opgewassen en als hij
daarbij nog hoorde dat zijn dienstbode, die op zijn naam schulden had gemaakt, roddels
over hem verspreidde, gaf hij het op en vertrok. Dit was zijn tweede diepe
ontgoocheling.
Hij
vond zijn toevlucht bij een begrijpende vriend, de deken van Kortrijk. De deken
zorgde ervoor dat Gezelle daar in 1872 tot onderpastoor werd benoemd aan de
OLVrouwkerk. Het leek erop dat Gezelle voorgoed gaat zwijgen, diep gekwetst
door het leven. Toch was het de genezende kracht van zijn diep-beleefd
priesterschap, de hartelijkheid en het begrip van goede vrienden, van
regelmatig werk en voortdurende studie die er hem bovenop hielp. Bovendien was
het verblijf te Kortrijk, stad aan de Leie, stad van de Gulden Sporenslag, stad
met een rijk verleden een aangename verblijfplaats voor Gezelle. Hij werkte
door aan de culturele verheffing van zijn volk. Hij maakte veel gelegenheidsgedichten
in die tijd en in de loop der jaren werd hij de populaire volksdichter.
Maar
zijn diepste innerlijk bleef nog gesloten, ook al kwam hij in 1880 tot een
nieuwe uitgave : Liederen, Eerdichten et Reliqua. Het is een bonte verzameling,
waarin de Eerdichten (gelegenheidsdichten) het grootste deel vormen, naast
knappe vertalingen en geestelijke verhalen in dichtvorm. Ook deze keer vond
zijn werk geen waardering buiten West-Vlaanderen. Gezelle zette zijn taalstudie
verder en gaf een nieuw blad uit : Loquela of voor allen die hen gelegen laten
aan eigene Vlaamsche tale, als uitinge van eigen Vlaamsch wezen en leven. Met
een groep van medewerkers ging hij verder met woorden te verzamelen. Voor hem
waren oude woorden meer waard dan oude gesteenten. (Na zijn dood liet hij
150.000 woordverklaringen achter)
Daarnaast
werkte hij aan de vertaling van The Song of Hiawatha, het bekendste werk van
Longfellow. In deze vertaling komt de eigen woordkunst van Gezelle duidelijk
uit; het is werkelijk een herdichten. In de verfijnde taalnuancering overtrof
hij zelfs meermaals het oorspronkelijk werk.
Zo
geraakte Gezelle langzamerhand over zijn diepe inzinking heen. De waardering
voor zijn werk begon te groeien. De priesterlijke werkzaamheden werden
geleidelijk aan verlicht, waardoor hij meer tijd kreeg voor zijn letterkundig
werk. In deze periode begon Gezelles lyrisch dichterschap open te bloeien.
Zijn dichterschap was door de jaren en het gedragen leed gerijpt tot een diepere
menselijkheid. Dit droeg bij tot een groter kunstenaarschap. Een stroom van
gedichten brak los, die in 1893 onder de naam Tijdkrans gebundeld werden. Er
werd nog nog altijd kritiek geleverd, maar Gezelle kreeg een vurig verdediger
in August Vermeylen, die hem als de
grootmeester van de Vlaamse poëzie erkende. Ook in Noord-Nederland vond hij
waardering, niet in het minst door de lezingen die Pol de Mont hield om
Gezelles werk bekend te maken.
En
steeds rijker vloeiden de gedichten uit Gezelles pen. Het jaar 1896 werd een climax.
Hij schreef niet minder dan 87 gedichten in dit jaar, sommige in een ruk op het
papier gezet, zoals in zijn eerste dichtperiode, maar de meeste pas na een lang
wordingsproces, daarna nog met zorg herkastijd en herkleed, een moeizaam
proces dat zelfs deze taalvirtuoos deed zuchten : Men doet ook niet al dat men
wilt met de woorden !. Hij was niet langer tevreden met het bundelen van zijn
gedichten in een willekeurige opeenvolging. Hij zocht in de ordening van zijn
bundels naar een weergave van de ordening die men in heel de schepping
tegenkomt. In de bundels Tijdkrans en Rijmsnoer om en om het jaar uit 1897
komt dit tot uiting. In Rijmsnoer volgt hij de opeenvolging van de maanden en de
gang van de seizoenen. Intussen trok Gezelle zich steeds meer terug, zich
concentrerend op het geestelijk leven aan de hand van de mysticus Ruusbroec uit
de 14de eeuw.
Hij
kreeg bovendien van zijn overheid de eervolle opdracht om een vertaling te
schrijven van een theologisch werk. Het vergde veel van zijn energie en Gezelle
voelde zijn lichamelijke krachten afnemen. Wanneer hij zijn aanstelling vernam
tot geestelijk leidsman in een klooster van Engelse zusters te Brugge, (een
tweede eervolle uitverkiezing) verzuchtte hij : Een oude boom en wilt niet
verplant zijn. Maar Gezelle deed zoals altijd zonder tegenspraak wat van
hem verlangd werd, al viel het afscheid van Kortrijk hem zwaar.
Slechts
korte tijd was hij in zijn geboortestad terug als hij ziek werd. Zijn neef, de
priester Caesar Gezelle, was bij hem en hoorde zijn laatste woorden, waarin
Gezelle zijn eigenzelve tekent : Ik geloof dat ik altijd geleefd hebbe in
eenvoud en oprechtheid des harten en dat ontroerende : k Hoorde zo geerne
de vogelkens schuifelen !. Op 27 november 1899 stierf Gezelle.
De
gedichten die men in zijn nalatenschap vond, uit verschillende periodes
daterend, werden als Laatste Verzen uitgegeven (1901).
Naast
objectief beschrijvende natuurgedichten, treffend door een verfijnd picturale
visie en uitblinkend door hun enorme vormkracht, vindt men hier ook verzen
waarin Gezelles diepste innerlijk opengaat. Deze natuurdichter ontleent zijn
beelden veelal aan de natuur, zoals in het hoogtepunt van de laatste bundel en
tevens van zijn gehele werk : Ego Flos.
EGO FLOS
Ik ben een blomme
en bloeie voor uwe oogen,
geweldig zonnelicht,
dat, eeuwig onontaard,
mij, nietig schepselken,
in t leven wilt gedoogen
en, na dit leven, mij
het eeuwig leven spaart.
Ik ben een blomme
en doe des morgens open,
des avonds toe mijn blad,
om beurtelings, nadien,
wanneer gij, zonne, zult,
heropgestaan, mij nopen,
te ontwaken nog eens of
mijn hoofd den slaap te biên.
Mijn leven is
uw licht : mijn doen, mijn derven,
mijn hope, mijn geluk,
mijn eenigste en mijn al,
wat kan ik, zonder u,
als eeuwig, eeuwig sterven;
wat heb ik, zonder u,
dat ik beminnen zal ?
k Ben ver van u,
ofschoon gij, zoete bronne
van al dat leven is
of immer leven doet,
mij naast van al genaakt
en zendt, o lieve zonne,
tot in mijn diepste diep
uw aldoorgaanden gloed.
Haalt op, haalt af !...
ontbindt mijne aardsche boeien;
ontwortelt mij, ontdelft
mij !... Henen laat mij... laat
daar t altijd zomer is
en zonnelicht mij spoeien
en daar gij, eeuwige, ééne,
alschoone blomme, staat.
Laat alles zijn
voorbij, gedaan, verleden,
dat afscheid tusschen ons
en diepe kloven spant;
laat morgen, avond, al
dat heenmoet, henentreden,
laat uw oneindig licht
mij zien, in t Vaderland !
Dan zal ik voor ...
o neen, niet voor uwe oogen,
maar naast u, nevens u,
maar in u bloeien zaan;
zoo gij mij, schepselken,
in t leven wilt gedoogen;
zoo in uw eeuwig licht
me gij laat binnengaan.
17
november 1898
zaan = spoedig
Wie
Gezelle leest, wordt onmiddellijk getroffen door het eigen geluid, het oorspronkelijk
karakter van zijn toon en zijn visie. Al heeft de dichter de invloeden van vele
poëten in zich opgenomen en verwerkt, bij de eerste regels herkent men dadelijk
Gezelles vaste greep op ritme en rijm, het altijd afwisselend woordenpalet
waarmee hij zijn onderwerpen schildert, zijn eigen opmerkingsgeest, die steeds
weer iets vindt waar anderen nauwelijks aandacht aan schenken.
Maar
er is meer nodig om zo vruchtbaar te worden als hij. Gezelle zou nooit zoveel
prachtige gedichten geschreven hebben als hij niet voortdurend had geluisterd. Niet
alleen luisteren naar wat anderen hem leerden, maar ook luisteren naar al de
stille woorden die de geduldige opmerkzame verneemt in de wereld rondom hem.
Deze innerlijke openheid en ontvankelijkheid voor het schone en het goede in de
mensen en in de natuur wordt als het ware tastbaar in dat kleine gedichtje,
boordevol van geluid :
Als de
ziele luistert...
Als de ziele luistert
spreekt het al een taal dat leeft,
t lijzigste gefluister
ook een taal en teeken heeft :
blâren van de boomen
kouten met malkaar gezwind,
baren in de stroomen
klappen luide en welgezind,
wind en wee en wolken,
wegelen van Gods heiligen voet,
talen en vertolken
t diep gedoken Woord zoo zoet...
als de ziele luistert !
1859
lijzigste
= zachtste, kouten met malkaar = babbelen met elkaar, wegelen = bewegen
Voor
de religieus gevormde mens wordt in dit gedichtje kenbaar hoe scherp Gezelle
het Woord, dat in zijn Almacht alles schiep, herkende in het leven en bewegen
van de dingen in de natuur. Maar iedereen kan opmerken hoe geduldig en
volhardend zijn observatie van de natuurverschijnselen en gebeurtenissen is
geweest om tot zulke nauwkeurige beschrijvingen te komen. Niet alleen om het
verschijnsel zelf brengt hij dat geduld en die aandacht op. Het is alsof hem
een innerlijke kracht steeds drijft om, in zijn gedichten, een gesprek te
voeren met datgene wat hij herkent als het wezen van de dingen in de natuur.
De
beschrijving van het vlindertje is hem aanleiding om op eigen wijze Augustinus
woord te vertolken : Ons hart is onrustig totdat het rust in God.
Kom e keer hier
Kom e keer hier,
fliefflodderke,vlindertje
k hebbe u, k hebbe u zoo lief !
Maar t
wipte, t wupte, t en wachtte niet,
en liet mij alleene zijn.
t Was wel
van dat lief fliefflodderke,
want, hadde ik het eens genaakt,aangeraakt
ik hadde t,
het lief fliefflodderke,
k en wete niet wat gemaakt :
geen hand
van nen mensche n mocht et ooit
genaken zijn lieve kleed,
of t was en
het wierd t fliefflodderke,
het was en het wierd hem leed ;
de hand van
die t miek alleene mag
t genaken en niet beschaân,niet beschadigen
de wind van
die t miek alleene mag
er, wandelen, over gaan.
Dus, wakker
en weg, fliefflodderken,
op planten en bloeiend gers,gras
alwaar dat u
God geschapen heeft,
alwaar dat t uw woning es !
En zoekt gij
nu, kind, een zin hierin,
t fliefflodderke, wie dat zij,
uw herte is
het, alderliefste mijn,hart
ai, wat zou het anders zijn !
God miek het
u, maakt dat God alleen
kan zeggen : Dit herte is mijn,dit hart is van Mij
zoo zal het,
en anders en zal t, o neen,(God)
het uw noch gelukkig zijn !niet
Zoo zong
hij, die lang en lusteloos
gezeten had, eenen dag,
wanneer hij,
op de eerste lenteroos,
het eerste fliefflodderken zag.
1860
Het
ruisend riet brengt hem tot de gelijkenis tussen deze plant en zijn eigen
gevoelige ziel die door de gebeurtenissen van het leven heen en weer wordt
bewogen.
O t
ruischen van het ranke riet
O ! t Ruischen van het
ranke riet !
o wist ik toch uw
droevig lied !
wanneer de wind voorbij
u voert
en buigend uwe halmen
roert,
gij buigt, ootmoedig
nijgend, neêr,
staat op en buigt
ootmoedig weër,
en zingt al buigen t
droevig lied,
dat ik beminne, o ranke
riet !
O ! t ruischen van het
ranke riet !
hoe dikwijls dikwijls
zat ik niet
nabij den stillen
waterboord,
alleen en van geen
mensch gestoord,
en lonkte t rimplend
water na,
en sloeg uw zwakke
stafjes ga,stengels
en luisterde op het
lieve lied,
dat gij mij zongt, o
ruischend riet !
O ! t ruischen van het
ranke riet !
hoe menig mensch
aanschouwt u niet
en hoort uw zingend harmonij,
doch luistert niet en
gaat voorbij !
voorbij alwaar hen t
herte jaagt,t hart
hen heen
Vroeger
kwamen degeboden geregeld voor in de
catechismus, in de 70 en 80- tiger jaren sporadisch nog eens en in de huidige
tijd niet meer. Nieuwe tijden, nieuwe wetten. Maar de 10 geboden zijn de
eeuwige wetten die God zelf in de stenen tafelen heeft gegrift en aan ons
gegeven. Deze wetten zijn de springplank naar echt geluk. Ze voorkomen chaos
door de mensen een leidraad te geven hoe ze moeten leven. Maria Valtorta was
een Italiaanse zieneres en God de Vader had haar een boodschap ingegeven over
de 10 geboden. Hij zei : Als het de aarde gegeven was langer te bestaan dan
zouden die geboden NOG GELDEN !
Kortom
: ze gelden dus nu en oneindig in de toekomst !
Trouwens
hoeveel eeuwen gelden die geboden al.
Deze
geboden zijn niet afhankelijk van de toestand van de maatschappij of opinie van
mensen. God moet zich niet aanpassen aan de wetten, maar wel de mensen. Zelfs
al zijn ze niet altijd gemakkelijk om toe te passen in deze tijd. Mensen kunnen
zich niet voorstellen dat er een verandering van maatschappij zal plaats
vinden. Denk eens na, in de tijd van Mozes heeft God 40 jaar lang zijn volk in
de woestijn rond gestuurd. Dat was omwille van hun hardnekkige zondige
neigingen. Toen werden de mensen ook direct gestraft voor zonden. In deze tijd
zijn over de hele wereld miljarden keer meer zonden en in ergere proporties dan
in Mozes tijd. Waarom dan denken dat God niet meer reageert en immuun is
geworden voor de poel des verderfs ? Jaren en jaren heeft Jezus er al op gewezen
dat het kaf en het koren zullen gescheiden worden voordat het laatste oordeel
plaats heeft. Er moet rekening gehouden worden met een duizendjarig tijdperk
van vrede ! Niet iedereen kan in dat tijdperk overgaan, enkel de
GODSGETROUWEN. Bid vooral om bijstand, want vooraleer dit tijdperk aanvangt
zullen enorm zware tijden aanbreken met veel leed.
God
vraagt niet liever dan dat je de communicatie terug opent. Hij wacht.
Een
klein kind loopt naar zn moeder en vader. Wel dan ? Ga terug naar je Vader en
Moeder. Zij wachten op jouw om je in hun armen te sluiten.
Hier zijn dan de 10 geboden :
1
Bovenal bemin 1 God :
Het
is familie God voor de vrienden. God bestaat uit 3 personen. Dit zijn ze :
God de Vader :
Kennen we Hem persoonlijk ? Nee.
MAAR :We kennen Hem wel van Zijn Schepping. Hij is
de grote Schepper die uit niets iets kan voortbrengen. Hij heeft zoveel
creaties gemaakt en maakt er nog zoveel, en zal er nog zoveel maken dat we ze
niet allemaal kennen. Vooral zijn levende creaties zijn zodanig fijn en
perfect gemaakt dat we er kunnen vanuit gaan dat Hij ze met veel liefde gemaakt
heeft. De creaties die we het best kennen zijn natuurlijk de mensen. Hij heeft
onze wil, ons verstand en kennis, ons geweten enz. gemaakt. Hij dringt zich
nooit aan ons op. Vraagt geen geld. Vraagt geen onderwerping. Hij laat ons
vrij om Hem beter te willen leren kennen.
We kennen Hem ook van de innige band
die Jezus met Zijn Vader had. Zoals Hij kon er niemand Zijn Vader beschrijven.
Hij leerde ons bidden tot de grote God die Zich zo nederig opstelt naar ons
nietige mensjes.
Wij mogen Hem zelfs Onze Vader
noemen. We mogen zelfs familielid worden bij de grote familie God. God de Vader
heeft zoveel plaats voor ons in Zijn Hart. We zijn allen uitgenodigd op Zijn
grote feest.
Waarom zouden we met tegenzin naar
God gaan ? Toch niet omwille van die enkele jaartjes vals geluk op aarde zeker
! Trouwens het feest is niet gepland in de Hemel, maar op AARDE !!!!!!!!!!!!!!
God de Zoon : Toen
we in de vroegste tijden, wanneer zelfs de tijd nog jong was, als God
wilden zijn, op aanraden van de Duivel heeft de Aartsengel Michaël ons
uit het Paradijs gezet. Verboden nog te betreden. Adam en Eva wilden zich
als schepselen boven de grote Schepper verheffen. God was echt
teleurgesteld in Zijn mensen. We vielen in een diepe afgrond van labeur,
ziekte en dood. Die miserie zou worden doorgegeven van generatie op
generatie. Toch bleef God medelijden tonen met ons en Hij zocht de
Aartsvaders Abraham, Isaak en Jakob op en beloofde beterschap. Hij hielp
Mozes de Egyptenaren verschalken en hielp de Hebreeuwen door de Rode Zee
trekken. Hij zou voortaan als Jahweh onder hen wonen. Hij gaf hun 10
wetten op steen gegrift. In de woestijn trok Hij mee bij de Ark van het
Verbond waarin die stenen wetten zaten. Maar er kwam geen beterschap van
het volk uit. Ze waren koppig, eigenwijs en hoogmoedig. Hij zond nog vele
profeten, rechters en koningen om het volk hun fouten in te zien en hen
iedere keer weer uit te nodigen op Zijn grote feest. De Hebreeuwen stonden
de gezondenen iedere keer weer naar het leven. Toen zond Hij Zijn Zoon
Jezus door Maria. Hij gaf ons nog eens de kans om voor Hem te kiezen.
Wat deden we ? We kruisigden Jezus.
Maar Hij overwon het lijden en de dood. Jezus kwam terug om ons te vertellen
dat alle mensen die in God geloven voor eeuwig gered zullen zijn. Wat een
geschenk ! Bij de feesttafel mogen aanzitten.
God de Heilige Geest
: Degene die overal met ons is, de stuwende kracht, de energie die van een
lauwe christen een vurige aanhanger van God maakt. De energie die straalt
als X-rays door je hart.
Degene die je nooit van de familie
God mag scheiden. Degene die je nooit mag vergeten. Hij zorgt ervoor dat je
kunt opklimmen naar de zoektocht naar God en die God in al Zijn facetten doet
kennen en begrijpen.
2
Zweer niet ijdel, vloek noch spot :
Haal
God niet naar beneden om je wereldse zaakjes voor elkaar te zien komen. God is
groter dan dat !
Span
God niet voor je kar om geld en macht te verkrijgen.
God
is meer waard dan dat !
Als
iets mislukt of niet loopt als gepland, geef God daar de schuld niet van.
God
is perfect !
Spot
niet met God.
Je
zal niet met hem moeten spotten als je nog barmhartigheid van Hem verwacht.
3
Heilig steeds de dag des Heren :
God
heeft zes dagen gewerkt. Voor ons 6000 jaar. Op de zevende dag hield hij rust.
Voor ons is die dag de zondag. Op die dag ben je uitgenodigd op de
eucharistieviering om met Hem te communiceren. Een vriend wil je regelmatig
bezoeken. Dit is de zondag. Je mag niet werken op zondag omdat je dan je leven
moet overdenken. Een bezinning over hoever je nog van de Weg, de Waarheid en
het Leven verwijderd bent. Richt je antenne op God, verander en verbeter je om
terug op Gods weg te komen. Dan weet je ook voor morgen en de rest van de week
wat te doen. Als je geloof in de week onder nul zakt, moet je zeker de zevende
dag zorgen voor een zomerse dag.
4
Vader en moeder zult gij eren :
Zie
deze mensen als makers van je lichaam en beschermers van je ziel die je van God
gekregen hebt. In het geval dat ze hun taak niet goed vervuld hebben, zullen
zij daar verantwoording moeten voor afleggen. Probeer ze niet te haten !
Zij
zijn verantwoordelijk voor de christelijke opvoeding die ze je gegeven hebben.
Zij moeten uitleggen dat boven hen een Hemelse Vader en een Hemelse Moeder
bestaan : God en Maria. Als ze dit verzaken zijn zij verantwoording
verschuldigd tegenover God zelf. Zij moeten een onberispelijk voorbeeld zijn
voor de kinderen. Anders raken de kinderen op het verkeerde pad.
De
kinderen moeten respect tonen voor hun ouders. Zij moeten dikwijls optornen
tegen de vriendjes en vriendinnetjes die een kwalijke invloed uitoefenen op hun
zonen en/of dochters. In deze tijd is dit niet gemakkelijk.
En
vooral niet in deze huidige maatschappij !
Het
moet van beide kanten komen.
Algemeen
:
Geen
dumpen van oudere mensen in rusthuizen en andere verzorgingscentra.
Respect
voor de derde leeftijd.
5
Dood niet, geef geen ergernis :
Geen
abortus, geen euthanasie, geen zelfmoord, geen andere moorden.
Geen
ergernis : de zon gaat op voor iedereen, zelfs voor je vijanden. Laat je niet
meesleuren in een oog om oog, tand om tand-systeem. Geloof in een geweldloos
systeem. Sta niemands ontwikkeling in de weg. Overdenk dat niemand slapeloze
nachten en gepieker heeft over wat jij deed naar die persoon toe. In een
relatie : grijp je partner niet naar de keel, maar bewaar de vrede. Problemen
kunnen ook opgelost worden door met elkaar te praten.
6
Doe nooit wat onkuisheid is :
Er
is enkel seks mogelijk tussen man en vrouw. Dus geen holebi-cultuur omdat het
zo ingefluisterd is door $atan. Het is de ultieme poging om Gods kinderen naar
de verdoemenis te helpen. Jezus heeft al gezegd dat homoseksualiteit niet
aangeboren is en nog minder overdraagbaar. Man en vrouw zijn geschapen om
kinderen te kunnen voortbrengen voor God. Als ze nu hun daden stoppen dan
kunnen ze gered worden en binnen enkele tijd het tijdperk van vrede binnengaan.
Uiteindelijk blijft niemand in de onperfecte toestand dat hij nu is. Bovendien
is seks enkel en alleen toegelaten binnen het huwelijk. Dit is al eeuwen zo.
Dit blijft nog eeuwen zo. U kunt de geschiedenis van Aartshertog Albrecht en
Isabella zelf lezen. Op de dag van hun huwelijk bleven zij na de ceremonie de
rest van de nacht bidden voor het altaar in de Kerk. En dit was in die tijd zelfs heel
gebruikelijk.
Voorhuwelijkse
seks mag dus niet. In deze tijd is het moeilijk haalbaar, maar toch moeten deze
wetten worden toegepast. Er komt binnen enkele jaren een nieuw tijdperk. Dan
zal er niets buiten deze wetten zijn !
Seks
maakt relaties niet beter ! Het zit precies ingebakken dat door seks mirakels
gebeuren, maar dat is niet zo.
Paus
Benedictus 16 heeft gelijk over de hele lijn. Er mogen geen
voorbehoedsmiddelen gebruikt worden. Waarom ? Wel omdat ze veel gebruikt
worden voor seks buiten het huwelijk. Daarnaast is er nog het gebrek aan
respect voor elkaars lichaam. Zoveel mogelijk erecties en orgasmes, 1000 keer
per dag aan seks denken en liefst nog doen ook. Met gelijk wie, gelijk waar,
gelijk hoe.
Als
je minder droomt van seksuele prestaties ben je als ziek of abnormaal beschouwd.
Ook
voorbehoedsmiddelen gaan er definitief uit binnen 4 tot 5 jaar. Er zal een
verandering zijn van mentaliteit en de mensen zullen meer op geestelijk vlak
bezig zijn. Dichter naar God toe. Probeer een simpele oefening : denk er al
eens aan hoe dat zal zijn !
7
Vlucht het stelen en bedriegen :
Ook
lenen en niet teruggeven is stelen. Wees altijd ter goeder trouw, zelfs al is
de andere partij het niet.
8
Ook de achterklap en t liegen :
Niet
roddelen, want dat is zoals iemand een dolk in zijn rug planten.
Leugentjes
om bestwil is ook liegen.
9
Wees steeds kuis in uw gemoed :
Maak
van je hart geen moordkuil. Laat geen broeihaarden van haat, jaloersheid en
woede toe. Gun iemand het licht in de ogen. Ook geen negatieve gedachten of
doemdenkerij die leiden tot depressies.
Ark van Noah : De
schepping werd symbolisch gespaard door van alle diersoorten een mannelijk
en een vrouwelijk beestje op de boot te zetten.
God had een Verbond met Noah, dan
beloofde God ook dat hij nooit de mensheid zou vernietigen. Hij beloofde een
NIEUWE AARDE.
Verbond met Abraham
: de nakomelingen van Abraham zullen Gods volk zijn, Zijn uitverkoren
volk.
Ark van het Verbond
: Gods verbond met de Hebreeuwen : op stenen tafelen heeft God zijn
leefregels voor eeuwig vastgelegd nl. De 10 geboden. God beloofde Zijn
volk KANAAN of het Beloofde Land.
Verbond met Koning
David : uit de stam van David zou uiteindelijk Jezus geboren worden. Gods
uitverkoren Zoon.
Ark van Maria :
Jezus werd uit haar geboren. God gaat een verbintenis aan voor alle
volkeren. In Jezus en al zijn volgelingen belooft God een NIEUWE HEMEL en
een NIEUWE AARDE. God spreekt door Jezus over zijn leefregels die nu
verfijnd worden. Het gaat niet alleen over de 10 geboden, maar ook over de Wet van
Liefde in de Bergrede. Bemin God bovenal en je naaste als jezelf. Het is geen
wedstrijd om het meest in Gods achting te stijgen of een levensstijl die het
meest tot op het bot gaat. Geloof niet dat je daardoor dichter bij God komt. In
deze maatschappij is het waanzinnig om zoiets te proberen. Johannes de Doper
groeide op in de woestijn, ga je vooral niet meten met deze superatleten.
Verbond met jouw :
NU wordt de uitverkiezing gedaan van het kaf en het koren, de slechten en
de goeden, de verdwijnende partij en de blijvende partij. Dit is de
voorlopige schifting voor binnen te komen in het tijdperk van vrede. De
definitieve schifting gebeurt na die 1000 jaar. Dan is het definitief het
einde van de aarde. Alleen de Hemel en de Hel blijven over.