In 1181 leefde Franciscus als zoon van een rijke
lakenhandelaar in het stadje Assisië in Midden-Italië. Franciscus was een jonge
kerel die er van droomde te genieten van het leven. Daarvoor had hij veel geld
nodig. Overal is hij de eerste om gek te doen. Hij houdt ook van avontuur.
Daarom trekt hij met een andere ridder naar Beneden-Italië om er met de
pauselijke legers te vechten tegen de legers van het Duitse Rijk. Maar onderweg
wordt hij gevangen genomen. Zijn vader moet hem vrijkopen. Hij is 23 jaar jong,
heeft alles wat hij wenst, maar toch voelt hij zich niet gelukkig. Hij zit er
veel over te piekeren. In zijn eenzaamheid begint hij te bidden. Zijn roeping
wordt echter nog duidelijker tijdens een mis als hij het evangelie hoort voorlezen
dat handelt over totale armoede. Nu pas ontdekt hij Gods voorliefde voor de
armsten en voor hen die lijden.
Op een avond nodigde hij een hele groep armen en
sukkelaars uit zijn geboortedorp bij zich aan huis. Je kunt je voorstellen dat
ze onwennig keken naar de pracht en praal van dat huis. Maar vlug zijn ze
gerustgesteld en spreken met Franciscus over het werk, de onrechtvaardige
loonverdeling en het onrecht dat ze op alle gebieden ondergaan.
Zijn vader kan met die verkwisting van geld en goederen
van zijn zoon niet akkoord gaan. Hij is zo kwaad dat hij hem voor de rechtbank
van de bisschop laat komen. En de rechtbank besluit inderdaad dat Franciscus al
het weggegeven geld moet teruggeven. Daarop trekt hij zijn rijke kleren uit en
geeft ze aan zijn vader terug.
Hij is niet meer de jonge rijke van Assisië. In een
armoedige monnikenpij probeert jij de totale armoede te beoefenen. Hij begint
te prediken en te bedelen. Natuurlijk verwekt dat soms spot waar hij eens een
gevierde jongeling was.
Hij doorkruist zijn streek 17 jaar lang. Schoenen
bezit hij niet, geld evenmin. Nog anderen willen hem volgen en gaan met hem
leven. Met enkele gezellen sticht hij in 1208 zijn groep.
De minderbroeders, zo noemden zich de volgelingen
van Franciscus, zijn ook missionarissen geworden. Franciscus zelf reisde naar
Rome.
In 1224 werd Franciscus ziek en stierf na veel pijn
in 1226.
Dit was zijn gebed :
Wees geloofd, mijn Heer,
met zuster maan en al de sterren,
Gij hebt ze aan de hemel gewrocht,
klaar en schoon en kostbaar.
Wees geloofd, mijn Heer, met broeder wind,
en met de lucht en met de wolken,
en het kalme azuur en met alle seizoenen.
Met hen houdt Gij uw schepselen in leven.
Wees geloofd mijn Heer, met zuster water.
Want zij is nuttig en ootmoedig,
kostbaar en zuiver.
Wees geloofd mijn Heer,
met allen die vergeven uit liefde voor U
en leed en droefheid geduldig dragen.
Zalig als ze de vrede bewaren.
Want van U, o Allerhoogste,
ontvangen zij een kroon.
Loof en prijs mijn Heer
en Dank en dien Hem in grote ootmoed !
|