Ik wil de boeken voorstellen die ik grààg gelezen heb. Misschien zijn er daarbuiten nog hartstochtelijke lezers die soms eens iets willen horen van een zielsgenoot over diens ervaringen in het onuitputtelijke rijk van het geschreven woord. Volg me op Twitter om op de hoogte te zijn van mijn jongste besprekingen: volg "muilpeerd"
05-03-2012
Zes sterren (van Joost Zwagerman)
Laat ik ook eens aandacht hebben voor de
Nederlandstalige auteurs. Door mijn hang naar schrijvers uit verre, onbekende,
exotische en archaïsche landen heb ik de schrijvers uit het eigen taalgebied
schromelijk verwaarloosd. Bij deze verklaar ik plechtig in de toekomst nog meer
Nederlandstalige auteurs te bespreken, want het is niet zo dat er geen goede
literatuur zou bestaan in het Nederlands!
Joost Zwagerman is wereldberoemd in Nederland, dus zijn naam was mij ooit al
wel ter ore gekomen maar tot voor kort had ik nog nooit iets van hem gelezen.
Intussen heb ik een vijftal boeken van hem gelezen. Zoals meestal als ik een
boek goed vind, ga ik ook andere boeken van die auteur lezen. En ik koos voor
dit boekje (van 166 bladzijden) om de volgende redenen:
- Het is geschreven op een luchtige en soms ludieke toon, ondanks het zware
thema.
- Op elke bladzijde vind je pareltjes van fraaie zinnen; ik zou ze soms zelfs
lieflijk noemen.
- Het is een uiterst vlot geschreven boekje, goed voor als je graag even iets
ontspannends leest, als je even geen zin hebt in zware doorwrochte literatuur.
- Je moet als lezer niet zitten wachten op een belangrijke gebeurtenis of
zoeken naar een plot; elke bladzijde is doel genoeg op zich om te lezen.
- Ik werd gewoon meegenomen door de naïviteit van de neef Justus, een vorm van
onschuld die me charmeerde.
- goedgeluimd en monter zijn woorden die dit boek kenmerken.
De korte inhoud op de flap zegt:
Siem Merkelbach is de oprichter en
hoofdredacteur van een florerend tijdschrift over hotels in Nederland. Samen
met zijn neef Justus gaat Siem voor dit tijdschrift op wereldreis door heel
Nederland, verzot als hij is op 'de heiligheid' van de provincie. Oom en neef
trekken van het ene hotel naar het andere. Dan openbaart zich een onherroepelijke
familietragedie, waarna de vrolijke reizen van Siem en Justus met terugwerkende
kracht een smartelijke grondtoon krijgen.
Het boek is
een lang, rijkelijk met herinneringen gelardeerd eerbetoon aan de geliefde oom
Siem. Dat gebeurt op een milde, bewonderende wijze. We leren de geliefde oom
Siem kennen door de ogen van de jonge Justus. Retrospectief gaat hij op zoek
naar signalen die de tragedie hadden kunnnen voorspellen. Hij worstelt met
schuldgevoelens, hij ontdekt hoezeer hij gewoontes en ideeën van zijn oom als
vanzelf heeft overgenomen.
Justus werkt voor zijn oom die een tijdschrift runt dat Goedemorgen
heet en hotelrecensies brengt. Het boek begint met een kijkje op een werkdag
van Justus:
Acht uur. Over één, twee uur check ik uit.
Eerst nog ontbijten. Laptop mee naar beneden en openklappen op de tafel. Kan
het personeel van Juliana met eigen ogen aanschouwen dat de hoofdredacteur van Goedemorgen fris van
de lever zijn bevindingen noteert. Ik zal er een opgeruimd gezicht bij trekken,
zodat men er zeker van is dat alles deze keer uitstekend is bevallen. Het
moeten zo rond de vijfhonderd hotels zijn waar ik de afgelopen zes jaar heb
gelogeerd. Niet gek voor iemand van zesentwintig.
Op
momenten van zelfbeklag zie ik mezelf als een veredelde handelsreiziger, met
alle ontheemding van dien. (...) En dan de massa's vreemde bedden die ik heb
beslapen; de overhellende boxsprings, de futons met Spartaans dunne matrassen
en bedbodems zo hard als een behandelingstafel (....) Meestal hangt schuin
boven het bed een vergulde leeslamp met een scherp zelfhaatlicht dat op je
armen en borstkas schijnt en waardoor je huid vergrauwt tot je reinste
lijkentint. (...) Het zijn zo de details die zich in dit land alleen nog
openbaren aan rondtourende popbandjes uit het clubcircuit of anders misschien
aan vrachtwagenchauffeurs en vertegenwoordigers - dat zachtjes uitstervende
showberoep. Intussen zijn het wél de droeve dingen waar oom Siem het allemaal
voor deed. Hij was gespitst op provinciale taferelen en decors, op de leegte
van maandagochtend in Sittard, een eeuwigdurende middag in Nijverdal, een
avondwandeling in de ritselende nieuwbouwstilte van Almere. In dat soort
plaatsen ontwaakte bij oom Siem de 'c-weg-blues', vernoemd naar de kleine, heel
kleine wegen die, áls ze al afgedrukt staan, op wegenkaarten de kleuren rood of
geel niet verdienen en hooguit in potlooddunne lijnen worden afgebeeld. Steden
als Sittard, Nijverdal en Almere behoren nog tot de plaatsen waar je een voor Goedemorgen geschikt
hotel kunt vinden; het liefst had mijn oom het kleiner, dorpser, schraler,
valer, leger. Hij was dol op zijn c-wegen. Hoe onaanzienlijker hoe beter. Heel
Nederland past op de punt van een speld, maar van die wegen zijn er duizenden. We
hadden nog jaren door kunnen gaan, samen. Hotels genoeg, dorpen genoeg, c-wegen
genoeg. Om maar te zwijgen over de vele keren dat oom Siem ergens naar toe
wilde teruggaan, bij wijze van plichtpleging aan eens gekoesterde
pleisterplaatsen. Siem
beschouwde het als een luxe om geen verstand van fiscale besognes te hoeven
hebben. 'Zolang mijn koffie verkeerd in Valkenburg maar gewoon fiscaal
afrukbaar is.' Hij vroeg overal om bonnetjes en nota's, liefst handgeschreven
en inclusief berekening van de BTW-percentages. Mabel en ik [de secretaresse van het tijdschrift
door wie het voltallige personeel van het tijdschrift op drie personen kwam] lieten
het intussen wel uit ons hoofd hem te wijzen op de schreeuwende flauwiteit van
'afrukposten', 'afrukbaarheid', afrukzus en afrukzo. Hij [Siem] ging zelden op
pad zonder 'krachtvoer', zoals hij zijn favoriete literatuur noemde: Tolstoj,
Toergenjev, De Maupassant en Flaubert, vooral Flaubert. Als ik reed, pakte hij
vaak zijn gebonden editie van Madame Bovary erbij, en dan duurde het
niet lang of hij begon me voor te lezen. In de eeuwig smachtende en op den duur
hysterische titelfiguur was hij niet erg geïnteresseerd; hij herlas het boek
vooral vanwege het breed uitgemeten provincialisme. Ja. Oom
Siem heeft zelfmoord gepleegd. Het is nu iets meer dan een jaar geleden. Als ik
eraan terugdenk, begrijp ik niet hoe ik de eerste weken, de eerste máánden na
zijn dood precies ben doorgekomen. Sinds mijn indiensttreding bij Goedemorgen, zes jaar
geleden, zagen mijn oom en ik elkaar bijna dagelijks. (...) Kort na zijn
zelfmoord nam zijn aanwezigheid alleen maar toe. Mijn oom was overal. Als ik in
de auto stapte, zat hij al naast me. Reed ik weg, dan rende hij achter me aan -
terwijl hij tegelijkertijd met een dreun op de voorklep terechtkwam; hij had
zichzelf om het leven gebracht, maar in mijn verbeelding presteerde hij het een
tijdlang om talloze keren per dag te verongelukken, altijd door andermans
fouten, in het bijzonder door nalatigheid van mijn kant, door een domme
inschattingsfout in het verkeer, door mijn nonchalance, luiheid, overmoed. Op de
vraag naar het wáárom is een heel eenvoudig antwoord mogelijk, in lichte
variatie op het begin van een roman van Nabokov. Niet die beruchte over de
man-en-het-meisje, maar een ándere, ook over een man en een meisje. 'Er was
eens een man, Siem Merkelbach genaamd, die in Noord-Holland woonde. Hij was
rijk, eerzaam en gelukkig. Op een dag bedroog hij zijn vrouw. Hij verliet zijn
vriendin; zijn vrouw verliet hém. En zijn leven eindigde rampzalig. In zijn
zoektocht naar eventuele signalen die hem vooraf hadden kunnen alarmeren is het
commentaar van Justus : Signalen. Alsof een zelfmoordenaar als een
automobilist zijn richtingaanwijzer aandoet zodra hij afslaat. Ik zag
mijn ouders rouwen en voelde mijzelf een halve wees. In gezelschap van mijn
vader drong mijn nieuwe, clandestiene identiteit zich het sterkst aan me op.
Nooit heb ik me zo onomstotelijk vaderloos gevoeld als tijdens die keren dat
mijn vader mij bestookte met zijn heilige verontwaardiging over wat hij de
schanddaad noemde van oom Siem. De
psychotherapeut bij wie Justus te rade gaat zegt hem:
Zelfmoord is de bekentenis van een
mislukking,' zei hij. 'Dat zeg ik nu niet over Siem, dat is een veelgebruikte
definitie. Mooi zo,' zei ik. 'Dan slaagt mijn oom er ook postuum in om zich
aan veelgebruikte definities te onttrekken.' '
...Siem,
oprichter en directeur van Goedemorgen, de man van de ontelbare
hotelovernachtingen, de man van het onbegrensde Nederland, mijn werkgever,
mentor, reisgenoot, vertrouweling - dat oom Siem inderdaad op een gegeven
ogenblik heeft gemeend de balans te moeten opmaken van zijn leven, met als
conclusie: gefaald, missie mislukt, weg ermee. De relatie
tussen Justus' vader en zijn oom is er een vol wrevel en ergernis,
speldenprikken worden heen en weer gegeven:
Nee, dan jij,' zei mijn vader direct, en hij
wist dat hij nu makkelijk terrein kon winnen. 'Jij bent onze globetrotter. Naar
Maastricht en weer terug. Voorál niet verder.' Hier zweeg mijn oom. Hoe vaak
hij zijn broer ook de baas kon zijn door zichzelf te presenteren als de
bon-vivant voor wie geen uitdaging te groot was, mijn vader kon op een even
cruciaal als beladen punt terugslaan: oom Siems weigering de grens over te
gaan. (...) Ook in de jaren dat ik bij Siem in dienst was, bleef de landsgrens
letterlijk de grens. Hotels in het buitenland, al was het maar Duitsland of
België, waren taboe. ' Wanneer
Siems dode lichaam wordt gevonden weidt de schrijver even uit over het beroep
van de Amsterdamse wijkagent:
Ieder beroep zal zo een zekere
verzameldrift met zich meebrengen. Sommige politieagenten en
ambulancechauffeurs schijnen er een heuse collectie zelfmoordenaars op na te
houden. Ik heb altijd de opsomming onthouden in de memoires van een Amsterdamse
wijkagent die er prat op ging alle soorten zelfmoordenaar meermalen te hebben
aangetroffen: de dompelaars en strompelaars; springers, schavers, bloeders,
drijvers, knallers en knopers; inslapers, ophangers en doorsnijders. In die
memoires stond ook dat agenten onderling een geval van zelfmoord opleukten met
verkleinwoorden. Wie zichzelf had verdronken, stond in het Amsterdamse korps te
boek als een zwemmertje; wie aangetroffen werd met de hals in een tot galg verknoopte
broeksriem of schipperstouw, heette een hangertje. Als Justus
terugdenkt aan zijn kindertijd en zijn ontmoetingen met zijn oom krijgen we
mooie anekdotes, een groeiende verwantschap:
Oom Siem was een spetterende kandidaat.
Hij is - was - maar zes jaar jonger dan mijn vader. Tot mijn twaalfde,
dertiende vond ik dat onbegrijpelijk. Ze leken wel van twee verschillende
generaties. Oom Siem vertegenwoordigde voor mij de eeuwige jeugd, terwijl mijn
vader op zijn veertigste al tot de oudst denkbare garde behoorde. Deze
herinneringen vond ik zeer mooi om te lezen. Je leert Justus kennen als kind in
de omgeving waarin hij opgroeide, en de aantrekkingskracht van de oom wordt
duidelijk en vanzelfsprekend. Deze herinneringen zijn een plezier om te lezen,
zoals bijvoorbeeld deze:
Tot mijn tiende, elfde ging ik vaak bij
tante Tilly en oom Siem logeren. Ze woonden toen nog in Hoorn.(...) Soms mocht
ik een vriendje van school meenemen. Fantastisch vond ik dat, zomaar iemand
uitnodigen die zij nauwelijks kenden, maar naar wie mijn oom en tante
nieuwsgierig waren omdat ze dat waren naar álles uit mijn kinderleven. Mijn
vriendjes waren hun vriendjes. Een overrompelende solidariteit. Voor mijn
ouders was iedere bezoeker er één te veel. Vriendjes van school en uit de buurt
voelden die ongastvrijheid feilloos aan. Andermans kinderen brachten vreemde
gewoonten in huis en verstoorden zo de orde, het reglement van properheid. De wijze
waarop Justus besluit voor zijn oom te gaan werken valt niet in goede aarde bij
vooral zijn vader:
Op een van die avonden dat ik er te gast
was, nu zes jaar geleden, bood hij mij een baan aan bij Goedemorgen. Zomaar,
bam, uit het niets. Ik had mijn eindexamen gehaald, maar was niet aangenomen op
de Rietveld Academie in Amsterdam. (...) Toen kwam zijn voorstel. Ik mocht zijn
rechterhand worden. Zo zei hij het letterlijk. Het aanbod van Siem viel niet
goed bij mijn ouders. Ze hadden iets anders in gedachten voor hun enig kind.
(...) Er lag een universitaire studie voor me in het verschiet (...) De
studierichting maakte niet zoveel uit, als ik maar iets deed met mijn
'taalgevoel' en intellect, dat was voor hen voldoende. Slim ventje moet
studeren gaan - het bekende verhaal. Eenmaal aan
het werk bij Siem groeit hun band uit:
Hij zocht een soort engelbewaarder. Hij
wilde dat ik hem beschermde. Tegen zijn succes met Goedemorgen. Tegen
die 'andere vrouwen'. Tegen zichzelf. We
werken met sterren, maar eigenlijk bestonden er voor oom Siem maar twee
categorieën. 'Ik ben op terugtocht. Slechte overnachting gehad. Hondenhok.' Dat
was categorie één. Tegenover het hondenhok stond de bonbondoos. Als ik
terugkwam van een overnachting, was het eerste wat hij me vroeg:'En? Hondenhok
of bonbondoos? Mabel is de
secretaresse van het blad en bemant al tien jaar lang het redactielokaal van Goedemorgen.
Vaak was zij loyaal in het afschermen van oom Siems escapades voor tante Tilly.
Niet dat ze zijn gedoe, zoals ze het noemde, ook maar een fractie
goedkeurde:
Eén keer heb ik hem [Siem] moetenontzetten toen hij luidkeels
de sfeer aan het verpesten was in een hoerenkit aan de rand van Kerkrade. Met
dubbele tong had oom Siem weer eens mijn naam en telefoonnummer aan het
personeel gegeven. Ik kreeg de portier (...) aan de lijn.? Kende ik ene Siem?
Ja? Mooi zo, wilt u die etterletter dan even op komen halen, ja? (...) Het was
iets na vier uur toen ik arriveerde. (...) Binnen hoorde ik meteen de
zielsvertrouwde stem, die met een volume dat mij minder bekend voorkwam door
het pand galmde. Ik had Siem vaak zijn stem horen verheffen als hij te veel
gedronken had, maar nooit op deze megafoonsterkte. 'Wat is dit voor ellende?
Geen enkele vijfsterrenvrouw hier in dit crisiscentrum!' (...) Siem deed of hij
me niet zag, maar aan de manier waarop hij even zijn schouders ophaalde zag ik
dat er ergens in hem een luik openstond naar zijn geweten. Toen zoog hij
theatraal zijn longen vol en keek de bar rond met een blik die autoriteit wilde
uitstralen. 'Waar zijn hier de vijfsterrenvrouwen, verdomme?' zei hij, en lette
nu iets meer op zijn geluidssterkte.'Nee, dan mijn Til. Zij is de beste. De
beste, hoor je? Vijf sterren voor mijn Til. Wat zeg ik. Zes! Zes sterren. Horen
jullie dat?' Meer mag ik
niet meer verklappen. Maar zoals ik al zei, dit boek draait niet om een plot of
een climax, maar was voor mij een plezier om het lezen zelf, elke bladzijde
opnieuw. Ik hoop met de door mij gekozen citaten de mogelijke lezer
nieuwsgierig gemaakt te hebben om de rest van dit boek te gaan lezen. Het was
voor mij een ontspannend, onderhoudend, monter en tegelijk diep liefdevol
verhaal. Als je een dagje tijd hebt, of enkele keren de trein neemt, heb je het
zo uit - en misschien wil je dan nog wel meer lezen van deze fijne schrijver.
Een boek van 119 blz voor
de liefhebbers van het dunne boekje. Op de achterflap lezen we:
Zelf afkomstig uit de
High Society van New York en bekend met de grote steden van Europa tekent Wharton
met groot raffinement in Ethan Frome het besneeuwde landschap van New England
als een kil decor voor een gepassioneerde, maar onmogelijke liefde.
Ik las reeds
andere boeken van deze auteur en wat me opviel aan dit boekje is dat het zich
situeert in een totaal andere leefomgeving dan diegene waar de auteur zelf aan
gewend is en waarin ze de meeste van haar personages laat optreden. Dit leek me
een atypisch boek van haar en het kon me bekoren door de basaalheid. Het harde
leven, de zware levensomstandigheden van de personages in dit boek staan in
scherp contrast tot het leven dat de meeste van haar personages in haar andere
boeken leiden.
Tegelijk is het een mooi liefdesverhaal in een wereld waarin mensen moeilijk
woorden vinden om hun diepste gevoelens te verwoorden. Die gevoelens worden
slechts slinks getoond, door een gebaar of een blik. De lijdzaamheid van de
mens tegenover de woeste natuur is opmerkelijk. Het gaat hier over een klein
dorpje waar iedereen iedereen kent en geheimen mondeling worden doorgegeven aan
volgende generaties.
De korte inhoud op de kaft luidt als volgt:
Het is winter in het
kleine stadje Starkfield in New England als de betoverende Mattie Silver haar
intrede doet op de boerderij van Ethan Frome en zijn wispelturige, ziekelijke
vrouw Zeena. In de besloten intimiteit van het huishouden bloeit een passie op
tussen de stille, verlegen Ethan en de ongedwongen, expressieve Mattie.
Ingekapseld in de burgerlijke opvattingen van de omgeving en nauwlettend in de
gaten gehouden door de allesziende ogen van Zeena zien zij geen kans aan hun
liefde toe te geven. Als de verbitterde Zeena dreigt Mattie het huis uit te
sturen, probeert Ethan uit de knellende banden van zijn tijd los te breken.
Dat het een tragedie is, is bij bovenstaande omschrijving misschien al
duidelijk maar dat doet niets af aan het leesplezier, de zorgvuldige,
gedetailleerde beschrijvingen van de levensomstandigheden en het gure klimaat
waarin beide geliefden nader tot elkaar trachten te komen, wetend dat dit
onmogelijk is.
In de inleiding schrijft de auteur:
Het thema van mijn
verhaal moest even strak en summier behandeld worden als het leven voor mijn
hoofdpersonen geweest was. Iedere poging om over hun gevoelens uit te weiden en
die gecompliceerder te maken dan ze waren, zou het geheel ongetwijfeld in een vals
daglicht hebben gesteld. Ze waren echt zo, deze personages, mijn rijzige
granietblokken; slechts half aan de aarde ontstegen en nauwelijks
welbespraakter.
Het verhaal
begint veelbelovend met volgende omschrijvingen:
Als je
het postkantoor kent, dan heb je vast wel eens gezien hoe Ethan Frome er met
zijn wagen voor de deur stopte, de teugels over de holle rug van zijn
roodbruine vos liet hangen en zich over de stenen stoep naar de witte galerij
sleepte. En dan vroeg je je vast af wie dat toch was. Daar heb ik hem een paar
jaar geleden voor het eerst gezien. En die eerste aanblik heeft een diepe
indruk op me gemaakt. Zelfs toen was hij nog de meest opmerkelijke figuur in
Starkfield, ook al was hij verworden tot een schaduw van de man die hij eens
was geweest. Hij werd niet zozeer gekenmerkt door zijn grote lengte, want de
'autochtonen' onderscheidden zich al snel door hun lange en magere gestalte van
het gedrongen ras dat verderop woonde. Het kwam door de onverschillige,
krachtige blik in zijn ogen, onaangedaan door een kreupelheid die iedere stap
als een ruk van een ketting beheerste. Er lag een waas van een onbenaderbare
kilheid over zijn gezicht, en hij was zo stijf en grijs dat ik hem voor een
oude versleet en verbaasd was te horen dat hij pas tweeënvijftig was.
Zo ziet hij er al uit sinds hij dat ongeluk heeft gehad; en dat is in
februari vierentwintig jaar geleden. Dat ongeluk had niet alleen die rode jaap
dwars over Ethan Frome's voorhoofd veroorzaakt, maar ook zijn rechterzijde zo
kort en scheef getrokken dat het hem duidelijk moeite kostte het korte stukje
van zijn wagen naar het loket van het postkantoor te lopen.
Het
landschap en het klimaat zijn als het ware belangrijke medepersonages in dit
verhaal:
De afstand bedroeg nauwelijks drie mijl,
maar het tempo van de vos lag laag, en zelfs wanneer er harde sneeuw onder de
ijzers van de slee lag deden we er nog bijna een uur over. Ethan Frome reed
zwijgend voort, de teugels losjes in zijn linkerhand, en zijn bruine, met
littekens doorgroefde profiel onder de helmachtige punt van zijn pet stak dan
als een in brons gegoten heldengelaat af tegen de sneeuwvallen. Frome
had me ongeveer een week naar Corbury Flats gereden toen ik op een morgen naar
buiten keek en een zware sneeuwbui zag. De hoge witte golven, samengepakt tegen
het tuinhek en tegen de muur van de kerk, maakten duidelijk dat het de hele
nacht moest hebben gesneeuwd en dat de opgewaaide sneeuw in het open veld
waarschijnlijk heel moeilijk begaanbaar zou zijn. De
jongeman daalde de helling naar de deur van het souterrain af, waarbij hij de
zijkant van het gebouw zoveel mogelijk vermeed. Om buiten het schijnsel van de
allesonthullende lichtstralen te blijven maakte hij een omtrekkende beweging
door de onbetreden sneeuw en naderde langzaam de verste hoek van de kerkmuur.
Vandaar baande hij zich, nog steeds in de veilige beschutting van het duister,
omzichtig een weg naar het dichtstbijzijnde raam, waarbij hij zijn kaarsrechte,
magere lichaam verborgen hield en zijn nek strekte totdat hij een glimp van het
vertrek opving. Zo bekeken, vanuit de zuivere en vorstige duisternis waarin hij
stond, leek het te walmen van een mistige hitte. De metalen reflectoren van de
gasbranders wierpen grillige lichtschijnsels op de witgepleisterde muren en de
ijzeren flanken van de kachel aan het eind van de zaal leken wel te kreunen
onder de hitte van een vulkanisch vuur. Het zijn
niet louter de beschrijvingen van het klimaat en de koude die de sfeer van het
verhaal illustreren. Ook de onuitgesproken onvrede en kilte tussen de gehuwden
spreken van afstandelijkheid en eenzaamheid:
Deze stemmingswisselingen vormden de wanhoop en de vreugde van Ethan Frome.
De loop van haar (diens vrouw) gedachten was even
onberekenbaar als het gefladder van vogels tussen de takken. Het feit dat hij
het recht niet had zijn gevoelens te tonen en zo die gevoelens bij haar op te
wekken, maakte dat hij enorm hechtte aan iedere verandering in haar blik en
haar stem. Ze
gingen het hek door en liepen langs het door de bomen overschaduwde heuveltje,
waar de grafstenen van de Fromes, omgeven door een laag hek, dwaze hoeken
maakten in de sneeuw. Ethan bekeek ze nieuwsgierig. Jarenlang had dat zwijgzame
gezelschap een bespotting gevormd van zijn rusteloze aard, zijn verlangen naar
verandering en vrijheid. Het is ons nooit gelukt hier weg te komen - hoe zou
het jou dan wel lukken? Hij
hoorde een voetstap op de trap en opnieuw schoot de gedachte aan een zwerver
door hem heen. Toen ging de deur open en zag hij zijn vrouw. Ze stak groot en
hoekig af tegen de donkere achtergrond van de keuken, met een hand drukte ze
een doorgestikte sprei tegen zich aan terwijl ze met de andere een lamp
vasthield. Het licht, dat ter hoogte van haar kin brandde, accentueerde haar
gerimpelde hals en de benige pols van de hand die de sprei vastgeklemd hield,
en verscherpte op indringende wijze de holle en uitstekende delen van haar
gezicht met de hoge jukbeenderen, dat onder een rand krulspelden uitstak.
Ethan, nog steeds gehuld in de rose gloed van zijn uur met Mattie, was zich
even scherp bewust van haar uiterlijk als van de laatste droom voor het wakker
worden. Hij had het gevoel dat hij nooit eerder had beseft hoe zijn vrouw
eruitzag. Zijn vrouw
wil Mattie wegsturen, wat het begin van de ramp is voor Ethan:
Ze is een armlastige die
als een blok aan ieders been heeft gehangen sinds haar vader zijn best heeft
gedaan ons allemaal te gronde te richten.Zij is hier een heel jaar geweest, nu
is het de beurt aan iemand anders. Ethan
keek zijn vrouw vol walging aan. Ze was niet langer meer het lusteloze wezen
dat gemelijk en volkomen in zichzelf besloten naast hem had geleefd, maar een
mysterieuze vreemde aanwezigheid, een kwaadaardige energie die die lange jaren
van zwijgzaam gepieker hadden afgescheiden. Zijn gevoel van hulpeloosheid
verscherpte zijn antipathie.
Voor dit boek permitteer
ik me om een andere auteur te citeren, namelijk Nadine Gordimer, die over
Joseph Roth zegt: Wat Roth waarneemt en aan ons doorgeeft is een unieke
essentie van de fragiliteit van het waarlijk menselijke, het belachelijke en
het tragische.
Ik zou het zelf niet
beter kunnen verwoorden.
Joseph Roth werd in 1894 geboren in Brody in Galicië en diende tijdens de
Eerste Wereldoorlog in het keizerlijke leger. Als journalist maakte hij vele
reizen, onder meer in Rusland. Zijn politieke overtuiging dwong hem om
Duitsland in 1933 voorgoed te verlaten. Nadien woonde en werkte hij afwisselend
in Amsterdam en Parijs, in welke laatste stad hij in 1939 in armoedige
omstandigheden overleed.
Op de binnenflap staat over het boek:
In
'Hotel Savoy'vertelt Joseph Roth het verhaal van Gabriel Dan die, berooid
en zonder vaste woon- of verblijfplaats terugkeert uit de oorlog. Hij probeert
zijn geld als stationsarbeider te verdienen en neemt zijn intrek in Hotel
Savoy. Daar krijgt hij een kamer op de 6e verdieping, één verdieping onder die
van de dienstmeisjes. In Hotel Savoy wordt een strikt onderscheid gemaakt naar
rangen en standen: hoe lager de afkomst en de financiële situatie van de
gasten, hoe hoger en armoediger hun kamers. Hotel Savoyis, zoals de
meeste boeken van Roth, een sociaal-kritische roman, waarin de misstanden van
het Habsburgse Rijk aan de kaak gesteld worden. Roth geeft in zijn boek blijk
van een vooruitziende blik; de mensen die niet aan het front geweest zijn,
hebben geen enkel begrip voor de terugkerende soldaten en weigeren de tekenen
van het naderende verval onder ogen te zien.
Ook de auteur van het in deze blog besproken Schaaknovelle van
Stefan Zweig noemde Joseph Roth als een van zijn meest gewaardeerde schrijvers.
Het is geen vrolijk boek maar het heeft me meegevoerd in zijn directe vloeiende
stijl; het verhaal neemt je vanaf de eerste bladzijde mee. Het schetst een
intiem portret van Gabriel Dan die net jarenlang oorlog achter de rug heeft, in
een Siberisch kamp heeft gezeten, en drie jaar in krijgsgevangenschap heeft
geleefd. Na vijf jaren komt hij terug naar Europa om te proberen zijn leven
weer op te bouwen.
De manier die ik prefereer om te trachten anderen te motiveren tot het lezen
van een boek, of om te tonen hoezeer bepaalde zinnen van een boek me raken, is
het citeren. Dat zal ik nu ook doen.
Gabriels ouders zijn Russische Joden. Zijn ouders zijn overleden.
In Europa aangekomen neemt hij zijn intrek in hotel Savoy, dat 764 kamers en
zeven etages telt. Gabriel betrekt kamer 703 op de zesde etage, en op de
verdieping onder hem slapen de dienstmeisjes:
Ik herinnerde me hoe ik en veel kameraden met smart naar verlof hadden
uitgekeken om ons verlangen naar een suède lage schoen te stillen. We mochten
gezonde boerenmeidenbenen strelen, breedzolige voeten met afstaande grote
tenen, die door het slijk van de velden, door de leem van de straatwegen
liepen, lichamen waarvoor de harde kluiten van een bevroren herfstakker het
liefdesbed vormden. Gezonde dijen. Kortstondige liefde in het donker, voordat
het commando storend tussenbeide kwam.
Lange tijd was ik eenzaam onder duizenden geweest. Nu zijn er duizend
dingen waaraan ik deel kan hebben: de aanblik van een gebogen gevel, een
zwaluwnest in de wc van Hotel Savoy, de biergele, op mijn zenuwen werkende ogen
van de oude liftboy, het bittere lot van de zevende verdieping, de
griezeligheid van een Griekse eigennaam, van een plotseling tot leven komende
grammaticale categorie, de droevige herinneringen aan een boosaardige aoristus,
aan de benauwdheid van het ouderlijk huis, de botheid en belachelijkheid van
Phobus Bohlaug [broer van Gabriels moeder] en de redding van
Alexanders leven door de tros. Het
plafond is hier [in Hotel Savoy] schuin en hangt zo laag dat je bang bent je
hoofd te stoten. Maar in werkelijkheid kun je er nog lang niet bij - het
plafond lijkt maar zo gevaarlijk. In deze uithoek nemen alle dimensies af, dat
komt door de grijze stoom van de waskeuken die je ogen omfloerst, afstanden
verkleint, de muur doet opzwellen. Het is moeilijk wennen aan deze lucht die
aldoor heftig in beroering is, contouren vervaagt, vochtig en warm ruikt, de
mensen in onwezenlijke kluwens verandert.
Hij draagt een hemd en een lange witte onderbroek en houdt pal voor zich
een nachtspiegel. Groot en mager als hij is, ziet hij er in het schemerlicht
uit als iemand die uit de dood is opgestaan. Zijn grijze baardstoppels dreigen
als kleine scherpe lansen. Zijn ogen liggen diep in hun kassen, overschaduwd
door imposante jukbeenderen. Ik
herinnerde me de nachten in uitgestrekte sneeuwvelden onder de blote hemel,
nachten van wachtlopen, witte Podolische nachten waarin ik het koud had, en de
van vuurpijlen doorflitste nachten toen de donkere hemel doorploegd was met
roodgloeiende wonden. Maar geen enkele nacht in mijn leven, ook niet de nacht
waarin ik zelf tussen leven en dood had gezweefd, was zo vreselijk. Alle
armen die op kosten van de gemeente sterven, worden in zo'n verre uithoek ter
aarde besteld, en pas wanneer er drie generaties zijn gestorven, vertoont die
afgelegen gedeelte van de godsakker menselijke paden. Maar dan zal het graf van
Santschin niet meer te vinden zijn. Nu
voelde ik de haat bij me opkomen tegen Hotel Savoy, waar sommigen leefden en
anderen stierven, waar Ignatz beslag legde op koffers en de meisjes al hun
kleren moesten uittrekken voor fabrikanten en huizenmakelaars. Ignatz was als
een levende wet van dit hotel, dood en liftboy. Ik zal me niet door Stasia
laten verlokken hier te blijven, denk ik. Maar wil
ik dan niet naar het westen? Heb ik dan niet jarenlang in gevangenschap
geleefd? Nog altijd zie ik hoe de gele barakken als smerige lepra een witte
vlakte bedekken, proef ik het laatste zoete trekje van een van de straat
opgeraapte sigarettenpeuk, jaren van omzwervingen, de bitterheid van de
straatwegen - afgrijselijk bevroren aardkluiten die pijn doen aan mijn
voetzolen.
Op het
station kun je geld verdienen. Soms komt er een buitenlander. Die zoekt een
betrouwbaar 'iemand met talenkenis' om niet door de sluwe bevolking afgezet te
worden. Ook kruiers zijn zeer gevraagd - hier zijn er niet veel. Ik weet ook
niet wat ik anders zou kunnen doen. Vanaf het station is het niet meer zo ver
naar de wereld. Hier kun je rails naar de einder zien lopen. Mensen arriveren
en reizen verder. Wie weet komt er een vriend of een krijgsmakker.
En we
hadden het erover dat deze oorlog eeuwig en altijd zou doorgaan en dat we nooit
meer thuis zouden komen. Zwonimir had nog een vader en twee kleine broers. 'Ook
die zullen opgeroepen worden,' zei Zwonimir .'Over tien jaar groeit er op de
hele wereld geen enkel gewas meer, alleen nog in Amerika.' Hij hield van
Amerika. Als de soldatenkost goed was, zei hij: Amerika! Als een stelling
gedegen was gebouwd zei hij: Amerika! Van een 'fijne' eerste luitenant zei
hij:Amerika. En omdat ik goed kon schieten, noemde hij mijn treffers:
Amerika. Ik krijg
te horen dat Zwonimir agitator is, uit liefde voor onlusten. Hij is een
warhoofd, maar oprecht, en hij gelooft in zijn revolutie. 'Je kunt me daarbij
helpen,' zegt hij. 'Dat kan ik niet,' zeg ik. En ik leg Zwonimir uit dat ik een
individualist ben en geen gevoel heb voor de gemeenschap.'Ik ben een egoïst,'
zeg ik, 'een echte egoïst.' 'Een geleerd woord,' wijst Zwonimir me terecht.
'Alle geleerde woorden zijn schandalig. In gewone taal zou je zoiets lelijks
helemaal niet kunnen zeggen. Een dag
na Bloomfields aankomst had je, geloof ik, van de vloer kunnen eten. Het ruikt
naar uitgewreven boenwas, zoals bij ons thuis in de Leopoldstadt op de dag voor
Pasen. Er hangt iets feestelijks in de lucht. Als de klokken luiden, zou het
vanzelfsprekend zijn. Als iemand mij plotseling een geschenk gaf, zou het niets
ongewoons hebben. Op zulke dagen moet je wel geschenken krijgen. Op zulke
regenachtige dagen krijgt de stad pas haar werkelijke gezicht. De regen is haar
uniform. Het is een stad van regen en troosteloosheid. De houten stoepen rotten
weg, de planken piepen wanneer je je voeten erop zet, als kapotte, natte
schoenzolen. De gele, taaie prut in de goten lost op en stroomt traag weg. Hier in
deze stad verboer je. Je schedel wordt dichtgenaaid. Je hersens drogen uit. Christoffel
Columbus was Bloomfields kapper. Hij behoorde tot de bagage van Bloomfield en
kwam altijd als nagezonden stuk. Het gaat
slecht met hen, met de mensen; hun verdriet staat kolossaal, als een grote
muur, voor hen. Ze zitten ingesponnen in stofgrijze zorgen en spartelen als
gevangen vliegen. De een heeft gebrek aan brood, de ander eet het in tranen. De
een wil verzadigd zijn, de ander vrij. Iemand beweegt zijn armen en gelooft dat
het vleugels zijn en dat hij zich het volgende ogenblik, volgende maand,
volgend jaar boven de laagvlakte van zijn wereld zal verheffen. Het ging slecht
met hen, met de mensen. Ze bewerkstelligden zelf hun lot en geloofden dat het
van God kwam. Ze zaten in tradities gevangen, hun hart hing aan duizend draden
en hun handen sponnen die draden zelf. Op alle wegen van hun leven stonden de
verbodsborden van hun God, hun politie, hun koningen, hun stand. Hier mochten
ze niet verder gaan, daar niet blijven. En nadat ze zo enkele tientallen jaren
hadden gesparteld en gedoold en gewanhoopt, stierven ze in hun bed en lieten
hun misère na aan hun kroost. Het is
duidelijk dat dit geen opbeurend boek is maar ik hoopte door de citaten eruit
de schoonheid en fragiliteit van de menselijkheid en haar lijden aan te tonen.
Het boek telt 159 blz.
Het is voor mij een
onuitputtelijk plezier te weten dat er miljoenen boeken op de wereld zijn, zo
weet ik dat ik nooit in mijn leven droog zal komen te staan.
Zelfs al bestaan er dan zoveel boeken die je niet de moeite van het lezen waard
vindt, toch vind je in die gigantische hooiberg af en toe die naald die
schittert van scherpte en schoonheid.
Anderzijds is het voor mij soms een ontmoedigende gedachte te weten dat ik
nooit zoveel zal kunnen lezen als ik wel zou willen. Zo verzucht ik soms, in de
sofa gezeten in een boek lezend: Terwijl ik dit matige boek lees had ik een
ander, veel beter kunnen lezen
Maar zelfs dan, stel dat ik elke dag een prachtig boek onder handen kreeg, dan
nog zou mijn leven niet lang genoeg zijn om ze allemaal te kunnen lezen.
Maar moet een mens daar om treuren? Een gepassioneerd reiziger zal ook nooit
élke plek van de wereld te zien krijgen, de wetenschappelijk onderzoeker zal
ook nooit klaar zijn met zijn zoektocht naar het hogere weten.
Het mooie is juist het zoeken, het zoeken naar die zeldzame diamant, en als ik
die dan vind, dan kan ik tranen in mijn ogen krijgen van ontroering, dan moet
ik soms zelfs het boek terzijde leggen om mezelf te herstellen van de
overrompelende schoonheid van wat ik net onder ogen kreeg. Dan is het haast te
veel voor één mens om te bevatten. Dan moet ik als het ware om mezelf te
beschermen het boek in kleine stukjes lezen, nu eens een bladzijde, morgen twee
bladzijden, omdat het boek mij anders te massief en te overspoelend zou
omverblazen. Dat zijn die zeldzame ogenblikken van ... tja, hoe noem je dat?
van waarlijk tot in het diepst van je ziel geraakt worden door iets dat zo
overrompelend is in zijn schoonheid dat het haast pijn doet. Dan voel je dat de
schrijver, hier en nu, rechtstreeks tot je hart spreekt.
Op welke manier kiezen mensen boeken die ze gaan lezen? In mijn reeds lange
lezende leven heb ik ervaren dat er verschillende manieren zijn om te komen tot
de keuze van een boek. De voornaamste zijn, voor mij althans:
- Ik baseer me op recensies, die me echter al vaak
teleurgesteld hebben. De hype van het moment blijkt vaak de hoge verwachtingen
niet te kunnen inlossen. Soms echter ontdek je langs deze weg wél een goed
boek. Meestal wacht ik enkele jaren tot de hype is gaan liggen en lees ik het
daarna misschien wel eens, om te zien wat er overblijft van het getoeter in de
media.
- Ook tips van vrienden die zelf graag lezen en die
enthousiast zijn over een boek kunnen je helpen bij je keuze. Dat enthousiasme
kan op mij overslaan, dan neem ik mijn agenda en noteer titel en auteur. Met
boekenliefhebbers praten over boeken is ook geweldig plezierig en kan zeer inspirerend
zijn. Zo zijn er de duidelijke verschillen in interpretatie die we hebben over
de gebeurtenissen in het verhaal.
- Een andere manier om een boek te kiezen lijkt op de vorige maar is niet
helemaal hetzelfde: Soms geven mensen je boeken cadeau.
Ze weten dat je graag leest en willen je een plezier doen door je een boek
cadeau te doen. Dat kan genante taferelen opleveren. Misschien heb ik het boek
al gelezen, interesseert het onderwerp me totaal niet, vind ik het slecht
geschreven. Toch voel ik me verplicht, uit erkentelijkheid voor dit cadeau, om
dit boek uit te lezen. Dit lijkt nog het meest op lezen op commando voor
school.
- Nog een
manier die ik niet zo stom vind als op ze op het eerste gezicht wel lijkt, is
gewoon blindweg een boek uit het boekenrek van de
bibliotheek nemen, omdat de titel je veelbelovend lijkt, of omdat de naam van
de auteur je vaagweg bekend voorkomt, of omdat je de flaptekening mooi vindt,
of gewoon zonder enige reden Vaak valt dit tegen maar soms kom je heuse
pareltjes tegen. Ik tracht elke keer als ik naar de bib ga en bijvoorbeeld
zeven boeken leen, er steeds eentje in het wilde weg te nemen. Dit biedt me de
kans om aangenaam verrast te worden, en op die manier stap je uit je vertrouwde
referentiekader.
- Je kunt ook een boek kiezen op thema. Als je
bijvoorbeeld meer te weten wil komen over de Tweede Wereldoorlog, over het
communisme, over religies of wat dan ook, dan zoek je boeken op basis van hun
thema.
- Dan heb je nog het selecte groepje van favoriete schrijvers.
Zowel levende als dode. Bij de levende tracht je elk nieuw boek te bemachtigen
en heb je heel hun oeuvre reeds gelezen. Bij de dode tracht je alles te zoeken
wat de auteur ooit geschreven heeft. Dat is niet altijd gemakkelijk; zo zoek ik
al jaren naar de voor mij nog ontbrekende werken van Emile Zola.
- Als ik aan mijn kinderjaren denk, moet ik automatisch denken aan de voor
mij verboden boeken. Die vond ik uiteraard het meest fascinerend.
Nieuwsgierig als ik was geloofde ik dat die verboden boeken vast ontzettend
interessant moesten zijn. Dus maakte ik er een wedstrijd van om er zoveel
mogelijk van te lezen. Dan kun je denken aan boeken zoals De duivelsverzen
van Salman Rushdie of boeken over controversiële thema's. Het is helaas wel zo
dat die verboden boeken vaak hun aantrekkelijkheid verliezen zodra ze niet meer
verboden zijn. Veel heeft ook met de tijdsgeest te maken. Wat honderd jaar
geleden schandalig was is vandaag vaak heel gewoon, bijvoorbeeld Nana
van Emile Zola. Onder deze noemer zou ik ook de guilty pleasures
kunnen plaatsen. Boeken waar je liever niet mee betrapt wordt op de trein.
- Een heel belangrijke bron van inspiratie voor mij zijn verwijzingen
in boeken. Op die manier ben ik tot een boek van Joseph Roth
gekomen. Toen ik een roman van Stefan Zweig las vertelde hij over de schrijver
Joseph Roth die hij hoogst apprecieerde, en omdat ik de schrijver Stefan Zweig
waardeerde hoopte ik bij die collega van hem ook iets moois te vinden. Zulke
verwijzingen in boeken zijn talrijk en onuitputtelijk. Hoe meer je leest, hoe
meer verwijzingen je tegenkomt. Alsof je ontdekt dat je, door veel te lezen,
steeds meer beseft hoe ontzettend veel je nog niét gelezen hebt.
De diplomaat Felix Hoffman is een ongewone held, treurend om zijn gestorven
kinderen, lijdend onder het verlies van de slaap en zoekend naar de waarheid
van de filosoof Spinoza. Hoffman leest Spinoza in de nachten zonder slaap, zich
daarbij volstoppend met resten van diners tot de ochtend aanbreekt. Hoffman -
laat in zijn leven benoemd tot ambassadeur te Praag - belandt in een wereld van
geheimen en dubbelzinnigheden en ten slotte blijft hem niets anders over dan te
vluchten. Het boek
handelt over iemand die in eten troost zoekt en kampt met overgewicht. Dit
gegeven wekte reeds mijn interesse maar het verhaal heeft veel meer te bieden.
De eerste zinnen van het boek:
Freddy
Mancini had vier steaks verorberd bij de Hongaar, maar hij had honger toen hij
door de gang naar zijn hotelkamer sjokte. Het was warm in Europa. Freddy's
enorme buik hing zwaar onder zijn zwetende borstkas, de op maat gemaakte
spijkerbroek spande om zijn vette billen. Bobby, zijn vrouw, liep soepel naast
hem. Zij verweet hem dat hij vanavond zijn dieet had verknald.(...) Hij moest
afvallen anders zou hij geen vijf jaar meer te leven hebben, maar de honger was
kwellend, een wilde hond in zijn maag die woest om zich heen vrat. Hij was
ongelukkig, en dat gevoel, zo wist hij nu, werd gekenmerkt door het ontbreken
van hoop.
De intrede
van het hoofdpersonage in het tweede hoofdstuk begint met diens ontdekking van
Spinoza:
Nadat de Ervaring mij
geleerd had, dat alles wat in het alledaagse leven veelvuldig voorvalt, ijdel
en futiel is, en toen ik zag dat alle dingen die ik vreesde of waarvoor ik bang
was, in het geheel geen goed en kwaad in zich bevatten tenzij voor zover de
ziel erdoor bewogen wordt, kwam ik uiteindelijk tot het besluit om te gaan
onderzoeken of er iets bestaat dat een waarachtig goed is, dat zich laat
verwerven en dat alleen, zonder alle overige goederen, in staat is de ziel te
vervullen, dat wil dus zeggen of er iets bestaat waarvan ik, nadat ik het
gevonden en verworven had, eeuwig zou kunnen genieten in een voortdurende en
maximale vreugde.(...) Terwijl de mooie, zilte kaviaar zijn verhemelte streelde, probeerde Felix
Hoffman, de negenvijftigjarige diplomaat greep te krijgen op deze zin. Hoffman
had zijn lichaam zwaar op de proef gesteld. Hij had hard gewerkt, ook in de
warme landen had hij lange werkdagen gemaakt, had veel gegeten en gedronken en
tot enkele jaren geleden was hij een kettingroker geweest. Hij was bang voor de
lange middagen na dit ambt. Hij had geen hobby's, geen passies, geen
bezigheden. Sinds hij in Houston gestationeerd was geweest, martelde hij 's
nachts zijn slokdarm en maag met wat de koelkast te bieden had en las hij
daarbij het liefst kranten, tijdschriften en reclamefolders. De relatie
met zijn vrouw Marian is al jarenlang bekoeld en Hoffman is een eenzaam man:
Hoffman
was een lafaard. Hij was niet meer dan een slapeloze alcoholicus met chronische
honger die het recht om te bestaan al lang geleden had verspeeld. Hij wist dat
hij zich op lage wijze door de defecten van zijn karakter liet leiden, waardoor
hij er altijd wel een excuus bij kon slepen dat perfect verklaarde waarom hij
Marian niet kon verlaten. Er was geen passie meer die hen bond. Wat er wel was,
was verdriet, in overvloed zelfs. Toch moeten
we uit het bovenstaande niet concluderen dat dit een deprimerend boek vol
zelfmedelijden is.
Hoffman richtte zich weer op Spinoza, de filosoof die rijp was voor de gok.
Deze was bereid de drie dwalingen die de mensen verblind najagen: rijkdom, eer
en lust, in te ruilen voor een onzekere zoektocht naar het hoogste geluk.
De filosoof vertelt:
Ik zag immers dat ik in het hoogste gevaar
verkeerde en dat ik wel genoodzaakt was om met alle krachten een geneesmiddel,
hoe onzeker ook, op te sporen, zoals iemand die aan een dodelijke ziekte lijdt
en de dood ziet naderen tenzij hij een geneesmiddel aanwendt, gedwongen is om
met alle krachten een onzeker geneesmiddel aan te grijpen omdat zijn hoop
daarop geheel en al gevestigd is. Terwijl hij een reepje van de plak ham scheidde en dit met zorg om een
schijf meloen wikkelde, beaamde Hoffman dat ook hij in het hoogste gevaar
verkeerde, het gevaar van de onherroepelijke aftakeling: - Bij het urineren duurde het soms een halve minuut voordat de straal enige
substantie kreeg. Wanneer eindelijk de blaas geledigd was, had hij moeite met
afsluiten en zelfs na het dichtknopen van zijn broek druppelde hij na. - Zijn anus kneep niet meer feilloos zijn darmen af en ongemerkt
beschilderde hij zijn onderbroek. - Raadselachtige pijnen schoten door zijn ledematen. -Als hij een keer in een melancholieke opstandigheid een Mahler-uitvoering
van Leonard Bernstein beluisterde, begonnen opeens zijn oren te suizen. - 's Nachts werden zijn ogen door onzichtbare naalden doorboord. - Soms kromp zijn maag samen alsof hij arsenicum had gegeten. - Gal spoot uit zijn slokdarm in zijn keel. - Zijn gewrichten schuurden over elkaar. - Nagels groeiden in het vlees. - Behalve op zijn hoofd groeiden er op allerlei plekken dikke haren uit
zijn huid. - Een strenge pijn steeg uit het midden van zijn borst op, trok via zijn
nek naar zijn linkerarm en schoot naar zijn vingers. Hij wist wat dat
betekende, had er meer dan eens over gelezen en ook zijn dokter had hem dat
verteld: de kransslagaders zaten verstopt, alles dichtgeslibd en verroest. Zijn dokter had hem aangeraden om met een streng dieet zijn cholesterolniveau
omlaag te brengen. Als je zo doorgaat krijg je onherroepelijk een infarct.
Al meer dan twintig jaar kon hij niet meer slapen. Op 6 september 1968
stierf Esther, het tweelingzusje van Mirjam. Esther was de eerste dochter die
hij begraven had. Zestien jaar later had hij naast haar de kist van Mirjam in
de grond laten zakken.
Wat was zijn eeuwige en oneindige zaak? Hij had zijn eergevoel bevredigd nu
hij hier de hoogste vertegenwoordiger van het koninkrijk aan de Noordzee was.
Marian dienen, dat had hij misschien ooit zijn eeuwige en oneindige zaak
genoemd. Sinds de dood van Mirjam, een overdosis in een junkenpension aan de
Warmoesstraat, had Marian zich voorgoed teruggetrokken in haar studie over
Vondel's sonnetten, 'het definitieve boek over hem' zoals zij het met zelfspot
noemde, waar zij een paar jaar na Esthers dood aan was begonnen.
Marian had een buitenechtelijke relatie die vijf jaar duurde.
Een jaar of tien geleden, hij was toen Consul-Generaal in Houston, groeide
de snack die hij 's nachts wel eens nuttigde uit tot een complete maaltijd,
samengesteld uit wat hij in de grote Whirlpoll koelkast aantrof. De
vraatzucht die zijn omgeving daar regeerde brak zijn tere zelfbeheersing.
Wanneer hij begon wist hij dat hij niet meer kon stoppen. Zelf sloeg hij
voorgerechten en desserts en complete tv-dinners in. Zittend voor de
tv, die in de States 's nachts bleven uitzenden, verorberde hij in razende
honger borden vol voedsel. Zijn vorm van honger werd geboren toen de eerste
mens geboren werd, duizenden jaren geleden, toen Honger en Angst één woord
waren. (...) Marian gaf zijn honger een naam, zoiets als 'Parkinson's' of 'Alzheimer's'
- zij noemde het 'Hoffman's honger.(...) Hij hield zich vast aan het aanrecht en wankelde de keuken uit, naar het
halletje dat toegang gaf tot de tuin. Maar eerst opende hij de wc-deur en hij
liet zich op zijn knieën zakken. Alleen al de aanblik van de wc-pot bracht zijn
maag van streek. Hij hoefde niet eens zijn vinger te gebruiken, zijn slokdarm
begon direct te pompen en de eerste zurige golf braaksel spoot in zijn keel,
golfde over zijn tong en spatte op de witte bodem van de pot. De figuur
uit het eerste hoofdstuk, Freddy Mancini, daagt weer op wanneer hij in een
geblindeerde bestelwagen naar een plek in de buurt van Washington wordt
gebracht.
Hij was weer terug op Amerikaanse bodem,
Europa kon hem gestolen worden. De steentjes knerpten onder zijn
driehonderdvijftig pond.
Ene John Marks wil Freddy ondervragen over een
'ongeluk' waarvan Freddy toevallig getuige was tijdens zijn Europese reis.
... ten overvloede
wil ik u nog eens bedanken namens de regering van de Verenigde Staten. Uw
vervulling van uw burgerplicht waarderen we in hoge mate. We zullen dit niet
vergeten.(...) U bent hier in een safe house, meneer Mancini. We gebruiken ze als we in
alle rust met iemand willen praten (...) We doen dit natuuurlijk alleen als we
met een waardevolle relatie te maken hebben. Wij denken dat u dat bent.(...) De man die u in de nacht van 21 juni heeft gezien was Michael Browning? 'Zo
stelde die zich voor, ja.' Michael Browning werkte voor ons. Hij was daar met
een opdracht. We hebben sinds die nacht niks meer van hem gehoord. We maken ons
zorgen over zijn lot.
Felix
Hoffman was teruggeroepen voor 'consultaties'. De Nederlandse regering maakte
op deze wijze haar verontwaardiging kenbaar over de schending van de
mensenrechten in Tsjechoslowakije, waar zomaar drie brave Nederlanders in
elkaar geslagen waren. In zijn
hotelkamer wordt hij opgebeld door Wim Scheffers, die voorstelt om samen te
gaan eten. Even later zitten ze tegenover elkaar in een Italiaans restaurant.
Wim zag er goed uit, ze waren even oud maar hij oogde tien jaar jonger dan
Hoffman.
Wim wist
dat Felix' huwelijk al jaren geleden was verdord.
Ze praten over ditjes en datjes en als ze het
restaurant verlaten zegt Wim dat hij hem iets wil vertellen. Ze stappen in de
huurauto van Felix.
Waar moet je heen?' Ik wijs je de weg wel
antwoordde Wim. 't Gaat over Mirjam. Hoffman, hees opeens, vroeg: 'Mijn
Mirjam? Mirjam is al vijf jaar dood, Wim.' 'Dat weet ik Felix. Ze is dood, maar
ik ben toevallig iets tegengekomen dat met haar ... dat met haar te maken
heeft, ook al is ze dood.'
Blijkt dat Wim met een kennnis naar een pornofilm
is gaan kijken.
Wim haalde adem, ging
verder. 'Nou ... we gingen naar een ... pornobioscoop en daarin speelde ...' De
consequentie van het bezoek aan de pornofilm werd Hoffman in een fractie van
een seconde duidelijk. Hij trok wit weg. Pijn trok uit zijn buik naar zijn
borst, alsof hij op de plee zat en iets onmogelijks van zichzelf wilde, en
luid, alsof ze in alle café's in de hele straat tegelijk de volumeknop van de
versterkers opendraaiden, hoorde Hoffman opeens de radeloze kakofonie daar, het
favoriete deuntje van de waanzin. Hoffman gaat
als een bezetene tekeer om de kopieën van de film waarin zijn dochter voorkomt
op te sporen en af te kopen. Dit wordt een obsessie waar hij alles voor
overheeft.
Zowel Freddy Manciani als Hoffman zijn tragische figuren, vergeefs op zoek naar
waardigheid en zin in het leven. Ze overschouwen beiden hun leven als een
mislukking en beiden uiten ze die door zich over te geven aan braspartijen. Je
zou misschien kunnen zeggen dat Freddy Hoffman in het kwadraat is, of dat
Hoffman zoals Freddy zou kunnen worden.
Ik heb het boek heel graaag gelezen, het nam me mee vanaf de eerste bladzijde
en het is voor mij in de eerste plaats een verhaal over een eenzame man die
treurt om de dood van zijn kinderen. De context van actualiteit en het
communistisch regime in Praag dient mijns inziens eerder als decor om de
personages een setting te geven en wordt niet diep uitgewerkt.'
De hoofdstukken zijn onderverdeeld in data, bijvoorbeeld De nacht van 21
juni 1989 of De middag van 7 augustus 1989, enzovoort. Het boek
telt 290 blz.
Ik vond dit boek een mooie opener in het oeuvre van Leon De Winter, die nog
meer fraais heeft geschreven (o.a. De ruimte van Sokolov, Super Tex,
Gods gym, Zionoco).
De jeugdtrauma's van de Parijse
garagehouder Abel Tiffauge culmineren in een obsessie die hem naar zijn noodlot
voert. Dat noodlot, door Tiffauges gevoeld als onontkoombaar, brengt hem in
1939 via een arrestatie wegens de vermeende verkrachting van een jong meisje,
een episode als postduivenverzorger in het Franse leger en Duits
krijgsgevangenschap, naar Pruisen. Korte tijd fungeert hij als hulp van de
jachtopziener op het landgoed van Göring; dan wordt hij overgeplaatst naar een
door de SS gedreven opleidingsinstituut waarvoor hij jongens moet ronselen. Dit boek heb ik heel graag gelezen om veel verschillende redenen. Zo is
er om te beginnen de eerste bladzijde die me dadelijk gefascineerd meevoerde.
Ik geef hier de eerste zinnen:
3 januari 1938. Je bent een monster,
zei Rachel soms tegen me. Een monster? Dat wil zeggen zo'n fabelachtig,
vraatzuchtig wezen dat opdoemt uit de nacht der tijden? Ik geloof zeer zeker
aan mijn fabelachtige aard, ik bedoel aan die heimelijke overeenstemming die
diep onder de oppervlakte mijn persoonlijk lot met de loop der dingen verbindt
en het in staat stelt deze in zijn richting om te buigen.
Deze eerste zinnen zijn sleutelzinnen die heel het verhaal lang de
hoofdfiguur vergezellen, hun betekenis waarmakend en verduidelijkend.
Tiffauges verhaalt van zijn jaren als jongen in een kostschool waar hij het
aanvankelijk heel zwaar te verduren had. Tot Nestor in zijn klas en zijn leven
kwam:
Nestor. Ik heb altijd een voorgevoel
gehad dat hij met hernieuwde kracht in mijn leven zou terugkeren. In
werkelijkheid was hij er nooit uit verdwenen, maar sinds zijn dood was zijn
greep op mij verslapt en volstond hij met af en toe een klein teken zonder
diepe betekenis - soms zelfs grappig - opdat ik hem niet zou vergeten.
In zijn tijd op de kostschool maakt hij kennis met het leven van
Sint-Christophorus. Even later zegt hij:
(...) zou ik genoeg hebben aan mijn
hele leven om de diepe relatie te doorgronden die de legende van
Sint-Christophorus met het lot van Nestor verbindt, dat lot waarvan ik de
ingewijde en de uitvoerder ben? De legende komt erop neer dat Christophorus de grootste vorst ter wereld
wil dienen. Na lang zoeken besluit hij dat Christus de grootste heerser van de
wereld is. Een kluizenaar zegt hem dat, als hij Christus wil dienen, hij bij
een rivier moet blijven om er allen die er verschijnen over te zetten, daar hij
lang van gestalte en kloek van leden is.
Na lange tijd deze taak uitgevoerd te hebben wordt Christophorus
geroepen door een kind dat hem vraagt overgezet te worden. Christophorus tilt
het kind op zijn schouders en stapt de rivier in om naar de overkant te gaan.
Het kind wordt steeds zwaarder en weegt als een blok lood op zijn schouders.
Hij waadt verder, het water wordt hoger en hoger, en het kind drukt met een
steeds ondraaglijker gewicht op zijn schouders, zodat Christophorus vreest ten
onder te gaan. Hij ontkomt ternauwernood. Wanneer hij ten slotte de rivier
heeft overgestoken zegt het kind tot hem: Verwonder u niet, Christophorus, ge hebt niet alleen de ganse wereld
getorst, maar ge hebt op uw schouders hem gedragen, die de wereld geschapen
heeft; want ik ben Christus uw Koning.
Dit is een sleutelmoment in deze geschiedenis:
Want dat fundamentele begrip van het
dragen, de forie, vindt men ook in de naam Christophorus, de Christus-dragende reus.(...) Het gewicht van het
kind op mijn nek, waarmee mijn eigen hondertien kilo werd vermeerderd bracht me
in extase. En toch zou ik mijn 'forische extase' het beste kunnen omschrijven
als een gevoel van lichtheid, van verlichting, van lichtvoetige vreugde. Een
soort opheffing veroorzaakt door een vergroot gewicht! Wonderlijke paradox! Het
woord inversie komt me meteen voor de pen. Er heeft in zekere zin een omkering van
tekens plaats gehad; het meerdere is minder geworden, en vice versa. Heilzame,
zegenrijke, goddelijke inversie Als dit allemaal te veel symboliek is moet je dit boek zeker niet lezen
want het boek bulkt, loopt over van symboliek. Soms wordt het zelfs wat te veel
van het goede. Toch bleef ik gefascineerd verder lezen al vond ik de eerste
helft de beste.
Het leven van Tiffauges lijkt zich volledig op zichzelf teruggeplooid te
hebben. Zijn belevenissen hebben betekenis in de symboliek die ze voor hem
uitstralen. Contact met anderen lijkt enkel in functie daarvan te bestaan. We
lijken kennis te maken met een mens die zeer weinig empathie heeft. Het is soms
moeilijk om sympathie voor hem op te brengen, ik vermoed dat het ook niet de
bedoeling van de schrijver was om een sympathiek personage neer te zetten.
Als hij geobsedeerd raakt door een klein meisje, zijn zijn gedachten als volgt: De vraag die ik me
stel is deze: hoe zou de forie met een meisje zijn? Mijn opvoeding alleen onder
jongens maakt van het vrouwelijke kind voor mij een terra incognita die ik popel om te
verkennen. Hij legt contact met het meisje, brengt haar regelmatig met zijn auto
naar huis. Als het meisje wordt verkracht en hij in de buurt is wijst iedereen
hem, het meisje incluis, als dader aan. Als lezer is het ook niet duidelijk of
hij hier niets mee te maken heeft, ondanks zijn eigen ontkenning. Het ontbreken
van enige empathie tot zijn medemens doet je als lezer twijfelen aan zijn
onschuld.
Omdat de oorlog net is uitgebroken wordt hij, hoewel schuldig bevonden, niet
opgesloten maar moet hij dadelijk meetrekken als strijder. Hij krijgt de taak
om voor de postduiven te zorgen. Hij kwijt zich met veel zorg en aandacht aan
deze taak.
Later wordt hij samen met een kolonel en twee officieren krijgsgevangen
genomen. Wanneer ze weten dat ze worden overmeesterd dicteert de kolonel net
daarvoor een bericht aan Tiffauges, dat hij moet versturen met een postduif. In
plaats van het gesprokene neer te pennen, schrijft hij het volgende:
Waarde luitenant. We zijn gevangen
genomen. De witte en de twee rode [duiven] zijn door de kolonel vermoord. De zwarte heeft bij
grote hitte een lange tocht gemaakt. Hij moet te drinken hebben, maar alleen
lauw water, en geeft u hem, aangezien hij wat zwak is, twee levertraancapsules
per dag. De grote gele heeft weer onbevruchte eieren gelegd, dat komt omdat ze
zich alleen onder de wijfjes prettig voelt. ( ) In welke benarde situatie Tiffauges zich ook bevindt, hij lijkt geen
vrienden te zoeken. Hij blijft steeds op zoek naar symbolen in zijn omgeving,
de natuur, in zijn medemensen, maar niet naar vriendschap:
De volgende dag reeds werd Tiffauges
van de drie officieren gescheiden en kwam op een fabrieksbinnenplaats in
Straatsburg terecht met enkele honderden medegevangenen. Hij kende er ten
minste één van, de chauffeur Ernest, maar hij was weinig geneigd zich met wie
dan ook te bemoeien. Als krijgsgevangene worden ze aan het werk gezet voor het uitgraven van
een kanaal. Zijn inzet wordt met argwaan bekeken door zijn medegevangenen en
hij maakt zichzelf hierdoor niet populair:
Zijn reputatie van bezeten werker had
ertoe geleid dat men hem aanzienlijk minder streng was gaan bewaken, en het
gebeurde niet zelden dat hij verscheidene uren lang aan zichzelf werd
overgelaten.
Omdat hij meent dat het hem dichter bij zijn voorbestemde lot zal
brengen heeft hij er geen probleem mee te collabereren met de Duitsers. Hoe je
dit als lezer moet opnemen is een vraag, het zet je aan het denken. Een man
gaat zijn weg, ondanks alle morele of welke andere dilemma's dan ook, omdat dit
hem nu eenmaal brengt waar hij meent te moeten zijn.
Het onderwerp kan controversieel zijn, je kunt het hoofdpersonage een
verwerpelijk persoon vinden. Maar ik vind dat het boek prachtig, meeslepend en
intrigerend is geschreven.
Oer is een plek gelegen in het midden van het heelal. ... In het noorden
wordt de grens van Oer gevormd door de weg van Taszow naar Kielce die druk en
gevaarlijk is, omdat hij de reiskoorts aanwakkert. Over die grens waakt
aartsengel Rafaël.(...). Het zuiden (...) is gevaarlijk omdat het het verlangen
naar bezitten en bezeten worden opwekt. Aan die kant wordt Oer beschermd door
aartsengel Gabriël.(...) Het gevaar van de westgrens vormt het vervallen tot
hoogmoed. Deze grens wordt bewaakt door aartsengel Michaël.(...) Het gevaar van
de kant van het oosten is de domheid, die een gevolg is van de drang tot
filosoferen. Hier wordt de grens bewaakt door aartsengel Uriël.
Als het begin u te wazig en te mytisch voorkomt, dan moet u dit boek zeker
niet lezen. De charme en bekoring van dit boek lagen er voor mij net in dat het
me meevoerde in een soort voorwereldlijk sprookje Al is het soms een grimmige
sprookjeswereld.
Het boek begint in 1914 en speelt zich af in Polen. Ook de auteur is Poolse.
Alle hoofdstukken hebben de titel De tijd van ... (De tijd van
Genowefa, De tijd van Aartje en zo verder), en zo krijgt elk personage
zijn eigen titel.
Ik geef nu enkele citaten om de lezer een beeld te geven van het taalgebruik en
het sprookjesachtige:
Ze ademde diep en perste. Ze huilde en keek naar boven. Tussen de vermolmde
planken door zag ze een onbewolkte hemel. En daar zag ze haar kind. Het kind
kwam onzeker overeind en ging op zijn benen staan. Het keek naar haar zoals nog
nooit iemand naar haar had gekeken; met een overweldigende, onuitsprekelijke
liefde. Het was een jongetje. Hij raapte een takje van de grond dat in een
kleine ringslang veranderde. In het
prachtige hoofdstuk De tijd van Floortje klinkt het zo:
De
mensen denken dat de oorzaak van de waanzin een grootse en dramatische
gebeurtenis is, een soort lijden dat niet te verdragen is. (...) Floortje was
geruisloos gek geworden. Eerst had ze hoofdpijn gekregen en kon ze 's nachts
niet slapen. De maan hinderde haar. (...) Op haar vijfenveertigste bereikte
Floortjes lichaam, bevrijd van de kring van eeuwig baren, haar eigen nirvana
van onvruchtbaarheid. Vanaf het moment dat Floortje gek was geworden, begon het
aantal honden en katten op haar boerderij toe te nemen. Al gauw begonnen de
mensen haar te zien als de redding voor hun kwade geweten en in plaats van
jonge katjes of puppy's te verzuipen wierpen ze die onder de hortensiastruiken.
Floortje behandelde de dieren altijd met respect, alsof het mensen waren. 's
Ochtends zei ze 'goedemorgen' tegen ze en bij het neerzetten van de kommetjes
melk vergat ze niet om 'smakelijk eten' te zeggen. Sterker nog, ze zei niet
'hondenbeesten' of 'kattenbeesten' tegen ze, want dat klonk zo onmenselijk. Ze
zei 'hondenlui' en 'kattenlui', zoals je ook zegt 'timmerlui' en
'brandweerlui. De markante
persoonlijkheden volgen elkaar op en weten elk op hun beurt de lezer mee te
voeren in diens eigen leefwereld. Ik dacht eerst dat de gebrekkige Izydor snel
zou sterven maar hij verrast iedereen:
Op zijn
eerste verjaardag had Izydor nog niet één tandje. Hij kon nauwelijks zitten,
hij was niet veel gegroeid. Je kon zien dat zijn hele groei in zijn hoofd ging
zitten; ofschoon zijn gezichtje klein bleef, groeide Izydors hoofd vanaf de
lijn van zijn wenkbrauwen zowel in de lengte als in de breedte.
De dokter zegt: Het kan een waterhoofd zijn
en het kind zal daar hoogstwaarschijnlijk aan sterven. Er is niets aan te doen.
(...) Naarmate de jaren verstreken drong het steeds meer tot Izydor door dat
hij nooit uit Oer weg zou gaan. Hij herinnerde zich nog de grens in het bos,
die onzichtbare muur. Die grens was er voor hem. (...) Hij had geen zin om op
te staan. Het was heerlijk om zo te liggen dromen.(...) In de droom heerste
stilte. Zelfs wanneer de reusachtige gevaartes tegen elkaar aan schuurden ging dat
niet gepaard met enig gekras of zelfs maar geritsel. In die droom was ook geen
Izydor. Er was slechts een vreemde observator, een getuige van gebeurtenissen
uit zijn leven die weliswaar in Izydor woonde, maar hem niet was. Een
buurvrouw komt langs bij Izydors moeder en zegt: Misschien heeft ieder
normaal gezin wel behoefte aan een soort veiligheidsventiel voor normaliteit,
aan iemand die al die kleine beetjes waanzin die wij in ons dragen op zich
neemt.
Verder in De
tijd van meneer pastoor:
Hoe is
het mogelijk dat hij, een priester, zoiets absurds voelde? Haat jegens een
rivier En toch was het haat. Meneer pastoor was het zelfs niet te doen om het
weggespoelde hooi, hem ging het om de nonchalance en de plompe koppigheid van
de Czarna, haar onvoorspelbaarheid, egoïsme en grenzeloze botheid. Als hij zo
aan haar dacht klopte het warme bloed tegen zijn slapen en stroomde sneller
door zijn aderen. Hij werd erdoor meegesleept. Hij stond op en kleedde zich
aan, ongeacht het uur van de nacht, en dan verliet hij de pastorie en liep de
weilanden in. De koude lucht ontnuchterde hem. Hij glimlachte tegen zichzelf en
zei: 'Hoe kun je nu kwaad worden op een rivier, een doodgewone uitholling in de
grond. Een rivier is maar een rivier, niets meer dan dat.' Maar als hij daar
dan zo aan haar oevers stond kwam alles weer naar boven. Hij werd bevangen door
afkeer, walging en woede. Het liefst zou hij haar nog met aarde hebben
dichtgegooid, van de bron tot aan de monding. En hij keek om zich heen of
niemand hem zag en dan rukte hij een tak van een elzenboom en ranselde er het
cilindrische schaamteloze lijf van de rivier mee af.
Ik zou wel
kunnen blijven doorgaan met prachtige stukjes uit het boek neer te schrijven
maar ik meen dat als het bovenstaande jou niets zei, dit boek niets voor jou
is. Als deze stukjes uit het boek je wél aanspraken, ga dan snel het boek
zoeken en geniet van elk hoofdstukje als een aparte parel in een kostbare
ketting. (235 blz.)
Toen ik ooit gedwongen
was te verhuizen en mijn intrek te nemen in een kleinere woning zag ik me
geplaatst voor het volgende probleem: Ik had te veel boeken. Ze zouden niet
allemaal in mijn nieuwe woning passen. Ongeveer de helft ervan moest ik
opgeven. En toen begon de harde weg om boeken te elimineren.
Van enkele boeken wist ik vlot dat ik ze makkelijk zou kunnen missen. Van
andere boeken wist ik zeker dat ik ze nooit kwijt wilde. Het waren die boeken
tussenin die de keuze zo moeilijk maakten. Die boeken die zeker niet slecht
waren maar die me ook niet omvergeblazen hadden.
Maar niet elk boek hoeft je omver te blazen. Alles hangt af van wanneer je een
boek leest, in welke gemoedstoestand je je op dat moment bevindt, welke
verwachting je hebt als je aan het boek begint en op welke wijze het boek
afweek van je verwachting.
Het boek Een
schaaknovelle zou zeker met me mee mogen verhuizen. Niet alleen omdat het
zo dun en klein is dat je er altijd wel een plekje voor vindt maar omdat het me
van de eerste bladzijde tot de laatste in zijn ban hield.
De eerste zin luidt: Op het grote
passagiersstoomschip dat om middernacht van New York naar Buenos Aires moest
vertrekken, heersten de gebruikelijke drukte en bedrijvigheid van het laatste
uur. Wat ik knap
vond in het begin was het enigszins misleidende zwaartepunt. Het begint met een
jonge man, Mirko Czentovic, wereldkampioen schaken, die aan boord van het schip
stapt.
Algauw lekte het geheim uit, dat deze schaakmeester in zijn privéleven niet
in staat was in welke taal dan ook een zin zonder spelfouten te
schrijven.'(...) 'Zijn gebrek aan ontwikkeling was op alle terreinen even universeel. Als
zoon van een straatarme Zuid-Slavische Donauschipper, wiens nietige vaartuig op
een nacht werd overvaren door een graanschip, was de toen twaalfjarige jongen
na de dood van zijn vader door de pastoor van een afgelegen plaatsje uit
medelijden opgenomen, en de goede pastoor deed erg zijn best om door bijlessen
thuis het zwijgzame, trage kind met zijn lage voorhoofd bij te brengen wat het
op de dorpsschool niet kon opnemen. De lezer
gaat helemaal mee in het opgroeien van deze jongen, de ontdekking van zijn
wonderbaarlijke talent, en ik meende dan ook dat hij het belangrijkste
personage was van dit boek.
De verteller van het verhaal is passagier en observeert het gebeuren dat hij
aan ons vertelt.
Samen met enkele kennissen tracht de verteller de schaakmeester over te halen
tot het spelen van een vriendschappelijk spel. Dit kost heel wat moeite, en als
de meester eindelijk instemt is het duidelijk dat eenieder die tegen hem
speelt, grandioos verliest.
Maarondankshetingespannengezamenlijkzoekenenoverleggenkondenwe de
verborgen val niet ontdekken. Tenslotte, al bijna aan het eind van de
toegestane bedenktijd, besloten we de zet te wagen. McConnor raakte de pion al
aan om hem naar het laatste veld te verschuiven, toen hij voelde dat iemand hem
plotseling bij zijn arm pakte en zacht en dringend fluisterde: 'In godsnaam!
Niet doen' (...)
Een heer van ongeveer vijfenveertig jaar, wiens smal, scherp gezicht mij al
eerder op het promenadedek was opgevallen door zijn merkwaardige, haast
krijtachtige bleekheid moest tijdens de laatste minuten bij onze groep zijn
gekomen. En hier
begint het. Door tussenkomst van deze vreemdeling eindigt de partij in remise.
De kampioen vraagt een volgende partij. De vreemdeling weigert en verdwijnt.
De overgebleven mannen blijven in opwinding achter, overleggen met elkaar en
besluiten dat ze hoe dan ook moeten proberen om de man ertoe te bewegen een
volgende partij te spelen, de volgende dag om 15 uur, zoals Czentovic zelf had
voorgesteld.
De verteller gaat de vreemdeling opzoeken en dan vertelt deze mysterieuze man
het verhaal achter zijn fenomenale schaaktalent. Zijn verhaal voert terug naar
de oorlog:
U vermoedt nu waarschijnlijk, dat ik u zal gaan vertellen over het
concentratiekamp, waar immers iedereen heen gebracht werd die ons oude
Oostenrijk trouw bleef, en van de vernederingen, het lijden, de martelingen die
ik daar heb ondergaan. -Maar er gebeurde niets van dat alles. Ik kwam bij een
andere categorie (...).
Een
eigen kamer in een hotel - nietwaar, dat klinkt op zichzelf toch uiterst
humaan? Maar u mag van mij geloven dat ze ons helemaal geen humanere, maar
alleen een geraffineerdere methode hadden toebedacht toen ze ons prominenten
niet met z'n twintigen in een ijskoude barak stopten, maar in een behoorlijk
verwamde en afzonderlijke hotelkamer onderbrachten (...).
Ze deden ons niets - ze brachten ons alleen in een volkomen Niets, want
zoals bekend oefent niets ter wereld zo'n druk uit op de menselijke ziel als
het Niets (...).
Er was niets te doen, niets te horen, niets te zien, overal en
ononderbroken stond het Niets om je heen, de volkomen ruimteloze en tijdloze
leegte. Je liep heen en weer, en je gedachten gingen steeds heen en weer, heen
en weer, steeds opnieuw (...).
Je wachtte ergens op, van 's morgens tot 's avonds, en er gebeurde niets.
Je wachtte, wachtte, wachtte, je dacht, dacht, je dacht tot je slapen pijn
gingen doen. Er gebeurde niets. Je bleef alleen. Alleen. Alleen.' Het verhaal
gaat verder maar ik wil hier niet te veel verklappen.
Wat ik treffend vond in dit boek was de scherpe observatie van wat isolatie en
eenzaamheid met een mens doen. Het is geen opbeurend boek, het is schrijnend.
Ik leefde me in deze vreemdeling in en als vanzelf ging ik me afvragen hoe ik
mijzelf in een dergelijke situatie zou handhaven.
Als ik een boek lees dat ik echt goed vind ga ik andere boeken van dezelfde
auteur zoeken. En ik vond van Stefan Zweig nog meer boeken, zoals o.a. Ongeduld
en zijn autobiografie De wereld van gisteren.
De volledige titel met ondertitel van dit boek
luidt: Slachthuis vijf, of de Kinderkruistocht - Een verplichte dans met de
dood
De korte
inhoud vermeldt:
Een Amerikaan wiens Duitse voorouders vier
generaties geleden naar de Verenigde Staten kwamen, die nu in goeden doen op
Cape Cod woont (en te veel rookt) en die lang geleden als verkenner bij de
Amerikaanse infanterie, hors de combat, in krijgsgevangenschap getuige geweest
is van het brandbombardement van Dresden (het Florence van de Elbe) en deze
heeft overleefd. Deze roman ligt enigszins in de telegrafisch-schizofrene sfeer
van de verhalen over de planeet Tralfamadore, waar de vliegende schotels
vandaan komen.
Nou, dát is een verwarrende eerste aanblik op een boek. Ik begon er gewoon aan,
het zou spoedig blijken of dit boek mijn concentratie zou kunnen vasthouden.
Maar je moet het boek gewoon lézen en je wordt dadelijk meegesleept door de
absurde humor, het directe taalgebruik, het sarcasme.
In de eerste 25 blz. verhaalt de auteur van zijn pogingen om een boek over
Dresden te schrijven. En dat gaat niet vanzelf. Vele jaren en veel geld
zijn eraan voorafgegaan.
De auteur schrijft in de ik-vorm, doet op laconieke wijze kond van zijn
belevenissen, deze steevast afsluitend met het commentaar: Zo gaat dat.
Soms werkt dat commentaar grappig. Een voorbeeld:
Maar nu ging het allemaal een stuk beter.
Hij had een aardig flatje en zijn dochter genoot een uitstekende opleiding.
Zijn moeder was omgekomen in de vuurstorm van Dresden. Zo gaat dat. Of nog een voorbeeld:
Het vliegtuig stortte neer op de top van de Sugarbush Moutain in Vermont. Alle
inzittendden kwamen om het leven, behalve Billy. Zo gaat dat.
Na een tijdje echter gaat dat steeds herhaalde Zo
gaat dat wel tegenstaan, een kwestie van te veel. Een zin die me
de eerste grinnik ontlokte stond al op blz. 8: Ik wens u en uw gezin en ook
aangaande uw vriend een Vrolijk Kerstfeest en een Gelukkig Nieuwjaar en ik hoop
dat we elkaar in de taxi zullen weerzien in een wereld van vrede en vrijheid,
zo het ongeval wil.
De auteur
start dan echt zijn verhaal, en op blz. 25 kondigt hij dat als volgt aan:
Dit boek
is een mislukking en dat kon ook niet anders, want het is geschreven door een
zoutpilaar. Het begint zo: Luister: Billy Pilgrim is losgeraakt van de tijd. En het eindigt zo: Poe-tie-wiet?
Het
hoofdpersonage Billy Pilgrim, geboren in 1922 in New York en 1,86 meter groot,
is de zoon van een kapper, is getrouwd met Valencia en heeft twee kinderen,
Barbara en Robert. Barbara is net als Billy opticien.
De schitterende zinnen volgen elkaar op en ik zou kunnen blijven citeren om dat
aan te tonen. Hier nog eentje: In die dagen waren we aanhangers van de
Beweging voor een Verenigde Wereld. Ik weet eigenlijk niet wat we nu zijn.
Telefoneerders, waarschijnlijk.
Over zijn
moeder : Zoals zoveel Amerikanen trachtte ze het leven zin te geven aan de
hand van dingen die ze in souvenirwinkels vond.
Over Billy's
tijd in de oorlog: Roland Weary (...) had zoveel energie dat hij
voortdurend bedrijvig heen en weer rende tussen Billy en de verkenners en
stompzinnige mededelingen overbracht die niemand gedaan had en niemand wilde
horen. Tevens begon hij, omdat hij het zoveel drukker had dan de anderen, te
vermoeden dat hij de aanvoerder was.
En de vaart
blijft erin: Achter hem kwam Weary, rinkelend en rammelend en klingelend en
warm.
Als
krijgsgevangene wordt Billy in een goederenwagon gestouwd met vele andere
soldaten: Maar naast Billy in de hoek stond een gewezen landloper van
veertig. 'Ik heb wel ergere honger gehad in mijn leven,' zei de landloper tegen
Billy.'Ik heb wel in rottere situaties gezeten. Dit is niks.'
En nog in de goederenwagon op transport : Op
de achtste dag zei de veertigjarige zwerver tegen Billy: 'Dit is een zacht
eitje. Ik kan het me overal naar de zin maken.' 'O ja? zei Billy. En op de
negende dag stierf de zwerver. Zo gaat dat. Zijn laatste woorden waren: 'Dacht
je dat dit erg was? Dit is niks.'
Tijdens het
verhaal wordt er voortdurend heen en weer gegaan in de tijd. En dan zijn er nog
de ontmoetingen met de wezens van Tralfamadore. Klinkt erg verwarrend? Toch
lukt het heel goed, je blijft lezen! Een aanrader!
En voor de liefhebbers van dunne boekjes: dit is er een (190 bladzijden).
Het geheime geluk van Nina Karsavania (van Penny Sumner)
Dit boek was er een dat
ik 'blindelings' koos. Er zijn veel manieren om een boek te kiezen. Eén ervan
is naar de bibliotheek gaan en een willekeurig boek nemen. Op deze manier
ontdek je soms pareltjes van literatuur. Vaak valt dat ook tegen maar dat kan
ook het geval zijn als je je laat leiden door recensies.
Ik vond dit een boek geschikt voor jongeren vanaf een jaar of twaalf. Voor
lezers die wel over een Russisch personage willen lezen maar geen zin hebben in
lange doorwrochte omschrijvingen en een traag verhaalverloop, iets wat veel
Russische schrijvers kenmerkt.
Het verhaal op zich
begint als een jongemeisjesleven in een aristocratisch milieu in het
tsaristische Rusland. Nina Karsavina leidt in 1910 een mooi leven in het
prachtige huis waarin zij samen met haar mooie moeder, haar excentrieke vader
en haar zus Katya woont. Tot het moment dat haar moeder sterft en haar vader
zijn verstand verliest. Het landgoed wordt verbouwd tot hospitaal en Nina moet
tot haar afschuw als ziekenzuster aan het werk. In zijn obsessie laat haar
vader haar geen andere keus, en er is maar één manier om aan deze slavernij te
ontkomen: in het geheim trouwt de 14-jarige Nina met Richard, een knappe maar
raadselachtige Engelsman, en ze vertrekt onmiddellijk met hem naar het Verenigd
Koninkrijk.
In Brighton zijn Nina en Richard een tijd gelukkig met elkaar. Totdat Nina
Richards geheim ontdekt en de Eerste Wereldoorlog opnieuw haar hele wereld
omverwerpt.
Het boek bestaat uit
meerdere boekdelen
Boekdeel 1: 1910-1918 Dit deel start met de voorbereidingen van het
verlovingsfeest van Katja, Ninas vier jaar oudere zus. Nina is elf en ze hoort
dat Katja aan Darja, de meid, vraagt om kaart te leggen om haar toekomst te
voorspellen. Volgens de kaarten zal Katja trouwen, kinderen krijgen en een
lange reis maken naar de andere kant van de wereld. Ook Nina zal een reis
maken, maar niet zo ver als die van Katja. De kaarten voorspellen een lang
leven voor Nina, met meerdere echtgenoten en veel huizen.
Katja weigert echter met haar verloofde te trouwen en trouwt kort daarna met
een andere man, Ivan. Ze verhuizen samen naar Nice in Frankrijk.
Als
Ninas moeder zwanger is verneemt ze dat vader wanhopig naar een zoon verlangt.
Moeder en kind sterven echter tijdens de bevalling. Nina wordt overvallen door
schuldgevoelens: als zij een jongetje was geweest dan was dit niet gebeurd.
Vader is radeloos en moet wekenlang dag en nacht in de gaten worden gehouden
omdat men vreest dat hij zelfmoord zal plegen.
Vader gaat, onder invloed van een arts, cocaïne gebruiken en laat zich door hem
overhalen om van zijn landgoed een hospitaal te maken. Hij eist van Nina dat ze
zich laat opleiden tot ziekenzuster. Nina vindt dit vreselijk, kan niet tegen
de aanblik van bloed, en als ze op een keer moet assisteren bij een operatie
krijgt ze van een andere verpleegster stiekem wat cocaïne om de operatie te
doorstaan.
De enige uitweg uit dit leven van verplicht verpleegster (in wat ooit haar
mooie thuis was en nu onherkenbaar herschapen is in een hospitaal) is trouwen.
Ze ontmoet een charmante roodharige Brit, Richard Truelove. Ze trouwen stiekem
en vertrekken onmiddellijk naar het Verenigd Koninkrijk.
Nina ontdekt dat Richard homoseksueel is. Na haar aanvankelijke ontzetting
aanvaardt ze de situatie. Richard vindt dat Nina ook een minnaar mag hebben als
zij een kind wenst.
Dit boekdeel eindigt enigszins verrassend met Nina die na de geboorte van haar
zoontje krankzinnig wordt. In deze tijd zouden we zeggen dat ze een postnatale
psychose had.
Boekdeel
2: 1933 Dit
deel begint op blz 246 en beslaat nog geen dertig bladzijden. Dat doet
onevenwichtig aan. Een eerste boek dat 246 blz beslaat waarna op een holletje
de levens van de toekomstige generaties wordt beschreven.
In dit deel volgen we Anne, de zus van Ninas overleden man Richard Truelove.
Anne is intussen getrouwd met Jeremy Gregory, een dominee met een hartstocht
voor botanie. Nadat Nina opgenomen werd in een psychiatrische instelling nam
Anne de zorg op voor haar baby Kiryl Harry. Ze verhuizen naar Australië.
Boekdeel
3: 1990 Hier
maken we kennis met de dochter van Kiryl Harry, Julia Truelove, intussen 35
jaar.
Ook zij heeft de krankzinnigheid overgeërfd waarvan Anne tegen Kyrill zei dat
hij zich ertegen moest verzetten door gedisciplineerd te leven
Thema's die een
belangrijke rol spelen in het boek
Moederschap Het verlies van de moeder, het worden van een moeder, het zoeken naar een
moeder.
Krankzinnigheid Met name de zogenaamde overerfelijkheid van de krankzinnigheid. Het boek
doet uitschijnen dat Nina de krankzinnigheid van haar vader heeft overgeërfd en
heeft doorgegeven aan haar zoon Kyrill, die het weer doorgeeft aan zijn
dochter.
Ontheming De oorlog als ultieme ontheming
Nina die moet vluchten naar het buitenland, mensen die moeten vluchten voor de
oorlog, soldaten die in het buitenland moeten gaan vechten
Richards zuster Anne die met haar man naar Australië verhuist om de commotie
omtrent de dood van haar broer te ontvluchten.
Punten van kritiek Er
worden rijen personages naar voren geschoven waarvan je als lezer niet weet
welk belang ze voor het verhaal hebben; zijn het toevallige passanten of
personen die in de toekomst belangrijk zullen worden in het leven van de
hoofdpersonages? De naam Truelove vond ik onnozel.
Vooral in het begin van
het verhaal wordt alles nogal simplistisch en in zwart-wit beschreven. Moeder
is de fabelachtige engel die alles kon en beeldmooi was en om wie heel de
wereld draaide. Vader was die vreemde snoeshaan die dankzij moeders leidende
hand in juiste banen werd geleid. Als moeder sterft verandert alles op groteske
manier in het tegendeel, in chaos: vader wordt krankzinnig en het verschil
tussen het leven voor en na moeders dood is karikaturaal.
Het tijdperk waarin dit
verhaal zich situeert wordt slechts summier geschetst. De oorlog, de revolutie
in Rusland, de ontwrichtende tijd van de wereldoorlog, om hier meer over te
weten te komen moet men dit boek niet lezen.
Als je zin hebt in een
verhaal waar je een tijdje mee bezig bent (347 blz.). Als je graag hebt dat het
verhaal vooruitgaat en niet blijft plakken aan ellenlange beschouwingen en
omschrijvingen. Als je een lichter boek wil lezen. Voor jongeren kan
dit boek een opstap zijn naar andere literatuur. Ze zouden zouden bijvoorbeeld
nieuwsgierig kunnen gemaakt worden naar het leven in Rusland, naar de Tweede
Wereldoorlog.
Herinneringen van Dmtri Sjostakovitsj (van Solomon Volkov)
Het vermogen om waarlijk
en diep geraakt te worden lijkt een vaardigheid die met het stijgen van de
jaren verkleint, of dichtgroeit, zoals de fontanellen op het hoofd van een
baby.
In het begin is het zo broos, gevoelig en kwetsbaar maar na een tijd is het
stevig en haast ondoordringbaar.
Zo lijk ook ik, doorheen de jaren, het verleerd te zijn om tot in het diepste
van mijn wezen geraakt te worden door iets, zoals de eerste keer dat ik iemand
voor mijn neus zijn vals gebit zag uithalen en daarna weer insteken, zoals de
eerste keer dat ik een dode opgebaard zag liggen, met die bijzondere geur, de
paternoster tussen de vingers gevlochten, de bloemen op het bed, of zoals de
eerste keer dat ik na het bekijken van een film urenlang wakker lag in bed,
zodanig onder de indruk of geschokt door wat ik had gezien en ontdekt.
Als het dus op mijn
gevorderde leeftijd toch nog een keer gebeurt dat ik waarlijk geraakt word door
iets, dan is dat een verheugend moment, bewijs dat ik nog niet totaaal
dichtgegroeid ben.
Zo las ik onlangs de
biografie van Sjostakovitsj. Ik heb geen glazen bol, maar ik heb sterk de
indruk dat dit een zeer authentiek boek is, authentiek in die zin dat iemands
leven hier niet door een buitenstaander onder de loep werd genomen om
vervolgens die gebeurtenissen volgens eigen interpretatie vorm te
gaan geven. In dit boek hoor ik de stem van Sjostakovitsj zelf.
Zoals de auteur van het
boek ook vertelt, is dit boek ontstaan door talloze gesprekken met
Sjostakovitsj zelf, die over zijn leven vertelde wat hij erover kwijt wilde,
vanuit zijn eigen beleving, in zijn eigen woorden.
Dat het boek werd
geschreven in samenwerking met het personage waarover de biografie gaat, is dus
al een belangrijk punt dat authenticiteit kan opleveren.
Heb boek bundelt talloze gebeurtenissen uit het leven Sjostakovitsj. Die
gebeurtenissen die hem bijgebleven zijn en belang hadden in zijn leven. Zijn
jaren als jonge muzikant. Je zou het kunnen zien als een brok vol anekdotes
waardoorheen je het lijdend voorwerp kunt zien schijnen. En lijden heeft hij
gedaan.
Wat doorheen heel het boek dreigend op de achtergrond leeft is de terreur en de
angst, veroorzaakt door het communisme onder Stalin. Haast op elke bladzijde kan
de lezer de angst voelen die mensen toen doorstonden om door de overheid als
'fout' te worden bestempeld. Verbanningen, executies, hongersnood. Mensen die
men kende 'verdwenen' plots en vaak hoorde men nooit meer iets van hen.
Ik leerde Sjostakovitsj kennen als een man wiens leven beheerst wordt door de
angst voor het communisme. De angst om uit de gratie te vallen.
Zijn muziek is zijn roeping en biedt hem een middel om uiting te geven aan zijn
persoonlijke meningen. Ook echter kan hij muziek maken 'op vraag', zo maakte
hij o.a. muziek voor stomme films.
In 1919, toen Sjostakovitsj dertien was, kwam hij op het Petrogradse conservatorium dat de reputatie van beste muziekacademie van het land had.
In 1922 stierf zijn vader aan ondervoeding en tuberculose. Sjostakovitsj, ook Mitja genoemd, bleef achter met zijn moeder en twee zussen.
De schrik van zijn leven kwam er na een vernietigend krantenartikel over zijn opera Lady Macbeth, 'Chaos in plaats van muziek', gedicteerd door Stalin zelf. De componist en iedereen in zijn omgeving waren er zeker van dat hij gearresteerd zou worden. Zijn vrienden bleven bij hem uit de buurt. Zoals zoveel mensen in die tijd had hij altijd een koffertje klaar staan. Meestal kwamen ze hun slachtoffers 's nachts ophalen. Sjostakovitjs sliep niet. Hij lag maar te luisteren en te wachten in het donker. (...) In de geschiedenis van de sovjetliteratuur- en kunst is niet één figuur van een beetje betekenis te noemen die niet te eniger tijd als 'formalist' is gebrandmerkt. Het was een volkomen willekeurige beschuldiging. Veel van degenen die ervan werden beschuldigd, kwamen om. Na het 'chaosartikel' was Sjostakovitsj wanhopig, haast tot zelfmoord geneigd.
De première van de Vijfde symfonie kan als een ommekeer in het muzikale lot van Sjostakovitsj worden beschouwd. (...) Men zat te wachten op een sensatie, een schandaal, men probeerde te raden wat er met de componist zou gebeuren, men wisselde grappen uit en roddels. Want tenslotte ging het sociale leven ondanks de terreur door. En toen de laatste noot was verklonken, brak er een pandemonium los. Veel mensen huilden. Sjostakovitsj' werk weerspiegelde de poging van een eerlijk en consciëntieus kunstenaar die zich onder zeer zware morele druk gesteld ziet voor een dramatische keuze. (...) Dit is geen muziek, dit is hoogspanning, nerveuze elektriciteit, merkte een bewogen luisteraar op en het werk is nog steeds Sjostakovitsj' meest bewonderde compositie.
Nadat ik dit gelezen had ben ik dadelijk gaan luisteren naar deze vijfde symfonie.
Het meest karakteristieke voor de muziek van Sjostakovitsj zijn de gespannen, zoekende melodieën. Een ander belangrijk element van zijn muziek is zijn rijke, driedimensionale, gevarieerd ritme. Ook hechtte hij veel belang aan de orkestratie. (...) Hij schreef de muziek meteen in partituurvorm op en niet als pianouittreksel zoals veel componisten doen. De orkesttimbres waren voor hem individuen en hij hield ervan die allemaal te personifiëren (bijvoorbeeld de fluit als stem van de dageraad in het 'dode koninkrijk' in het eerste deel van de Elfde symfonie).
Zijn gezin bleef voor hem een klein bastion, maar deze laatste wijkplaats was door het noodlot geen lang leven beschoren: zijn geliefde vrouw Nina Varzar stierf in 1654. Een tweede, ongelukkig huwelijk met Margarita Kajnova eindigde snel in een scheiding.
Uit de muziek van zijn laatste periode sprak angst voor de dood, verdoving, een zoeken naar een definitieve wijkplaats in de herinnering van toekomstige generaties; uitbarstingen van machteloze en hartbrekende woede. Soms scheen Sjostakovitsj er nog het meest bevreesd voor te zijn dat de mensen zouden denken dat hij berouw had, dat hij vergiffennis vroeg. Hij stierf als een 'man in het ondergrondse'.
Na deze korte levensloop, verteld door de schrijver Volkov, lezen we de herinneringen van Sjostakovitsj in de ik-vorm. Alsof zijn stem rechtstreeks tot je spreekt. Hieronder volgen enkele citaten van Sjostakovitsj zelf, over enkele belangrijke gebeurtenissen in zijn leven.
De kindertijd is net als de oude dag. Een mens is als hij oud is ook hulpeloos. Maar over de oude dag spreekt niemand met vertedering. Waarom is de jeugd dan beter. Wat je in je jeugd is aangedaan, gaat je hele leven mee. Daarom is het ook zo verschrikkelijk bitter.(...) In mijn jeugd was ik vaak ziek. Ziek zijn is nooit prettig, maar ziek zijn als er te weinig te eten is, is het ergst van alles. (...) Ik werkte in mijn jeugd als pianist in de bioscoop. Ik was zeventien. Het was mijn taak om de menselijke hartstochten op het witte doek van een muzikale begeleiding te voorzien. Dat was weerzinwekkend en vermoeiend. Zwaar werk en weinig lonend. Maar ik hield vol. En ik verheugde me al op het ontvangen van zelfs zo'n onbetekenend bedrag. Zo hard hadden we het toen nodig.
Ik geef hier enige anekdotes weer over de voormalige directeur van het conservatorium waar Sjostakovitsj les volgde. Omdat deze figuur een grote plaats in het hart van Sjostakovitsj wist te veroveren vond ik deze herinneringen zo mooi.
Ik merkte het volgende op. Tijdens de lessen boog Glazoenov zich soms onder gesteun over zijn enorme bureau heen. En dan bleef hij enige tijd in die houding staan. Daarna richtte hij zich dan met enige moeite weer op. Mijn belangstelling was gewekt, en ik ging nog beter op de gedragingen van onze geliefde directeur letten. En ik kwam tot deze conclusie: Glazoenov deed inderdaad, zoals men vaak van hem zei, enigszins aan een groot kind denken. Want een kind grijpt voortdurend naar zijn fles. Ook Glazoenov greep voortdurend naar de zijne. (...) Zonder zo'n hartversterking kon Glazoenov gewoon niet lesgeven. En dit was de reden dat hij nooit van zijn bureau opstond. En dat zijn aanwijzingen aan de studenten in de loop van de les steeds onverstaanbaarder werden. En korter.(...)
Een keer vroeg Glazoenov me of ik hem wilde helpen met het ordenen van zijn muziekboeken. Beethoven moest dus bij Beethoven worden gezet, Brahms bij Brahms en Bach bij Bach. En dat allemaal samen moest dan onder de letter B komen. En bijvoorbeeld Glinka en Gluck onder de G. Ik kwam bij hem en ging de muziek uitzoeken. Plotseling zag ik dat onder de letter O een aantal componisten stond met namen die daar helemaal niet hoorden. Ze begonnen allemaal met verschillende letters. Kalafati stond er, en Koresjtsjenko, en Akimenko, en Ivanov. Ik vroeg Glazoenov: hoe zit dat, waarom staan al die componisten onder de O? En Glazoenov antwoordde: 'Dat zijn allemaal "Onbelangrijke componisten." '
Je kan het je nu moeilijk voorstellen, maar hij was zonder uitzondering bij alle examens op het conservatorium aanwezig. Hij ging zelfs naar de examens van de slagwerkers.(...)
Glazoenov vertelde er graag over hoe hij Wagner had 'doorgrond'. 'Toen ik voor de eerste keer naar Die Walküre luisterde
begreep ik er helemaal niets van en vond ik er niets aan. Ik ging er een tweede keer naar toe. Opnieuw begreep ik er niets van. Ik ging een derde keer, weer hetzelfde. Hoeveel keer denkt u, dat ik naar de opera ben geweest voor ik hem begreep? Negen keer. De tiende keer begreep ik eindelijk alles en vond ik hem erg mooi.'
Glazoenov herinnerde zich elke student als musicus.
Hij onthield van iedere student wanneer en hoe hij gespeeld had, wat zijn programma was geweest. En hoeveel foute noten hij had gespeeld. Je kon je zo vaak je wilde weer op het conservatorium inschrijven. Een van die volhouders wilde met alle geweld op de compositieafdeling komen. En Glazoenov bezorgde hem een enorme schok. De kandidaat bracht een pianosonate ten gehore. Na afloop zei Glazoenov nadenkend: 'Als ik me niet vergis, hebt u zich een paar jaar geleden ook op het conservatorium ingeschreven. U had toen in een of andere sonate helemaal geen gek tweede thema.' En met die woorden ging Glazoenov aan de piano zitten en speelde een flink stuk van die eerdere sonate van de ongelukkige componist. Dat tweede thema was natuurlijk rotzooi. Maar het effect was geweldig.
Sjostakovitsj' toon wordt echter steeds bitterder en sarcastisch en hij onthult ervaringen die een getormenteerd, angstig man van hem maakten.
Vroeger luisterde men niet zo erg als ik wat zei. Zelfs niet als het om mijn eigen composities ging. (...) Ik moest bij wijze van spreken schreeuwen, terwijl normaal praten genoeg zou zijn geweest. Meestal stuitte ik op een beledigende neerbuigendheid. (...) Maar ik duld geen grofheden aan mijn adres. Zelfs niet van zogenaamde 'grote kunstenaars'. Grofheid en wreedheid zijn eigenschappen die ik het allermeesthaat. Volgens mij gaan ze altijd samen. Een van de vele voorbeelden is Stalin.
Als de leider geen boeken schrijft maar mensen slacht, wat is hij dan? Voor het antwoord heb je echt geen encyclopedie nodig. En je hoeft ook niet op het volgende nummer van het tijdschrift te wachten, waarin de oplossing van het kruiswoordraadsel staat. Het antwoord is eenvoudig: een slager. Een schurk.
Wat betekent het als volwassen mannen het in hun broek doen voor Stalin?
Maar toch vertelden onze hoofdpersonen allebei vol geestdrift over hun schande. Het in je broek doen onder de ogen van de leider en leraar, dat is niet iedereen gegeven. Het is een soort eer. Of een hogere verrukking. Of, anders gezegd, volledige aanbidding. Wat een smerigheid, wat een geflikflooi. Stalin komt uit die verhalen als een Übermensch naar voren. En ik denk dat die figuren er allebei alles aan hebben gedaan om ervoor te zorgen dat hun verhalen de leider en leraar ter ore kamen. Opdat hij hun kruiperige ijver, vrees en toewijding naar waarde zou schatten. (...) Ik heb Stalin gezien en met hem gesproken. Ik heb het niet in mijn broek gedaan. Hij bezat geen enkele magische kracht. Hij was een gewoon miezerig mannetje. Klein, vet en rossig. Zijn gezicht was pokdalig. Zijn rechterarm was duidelijk magerder dan de linker. Daarom liet hij die ook nooit zien. (...) Hij wilde er graag goed uitzien. Hij keek graag naar de film Het onvergetelijke jaar 1919. In die film stormde Stalin voorbij op de treeplank van een pantsertrein met een sabel in zijn hand. Dit fantastische beeld had natuurlijk niets met de werkelijkheid te maken. Maar Stalin keek ernaar en riep opgewonden:'Wat was Stalin jong en knap. Ah, wat was Stalin knap.' Hij sprak over zichzelf in de derde persoon. (...) Stalin heeft een aantal schilders laten fusilleren. Eerst werden ze naar het Kremlin geroepen om de leider en leraar te vereeuwigen. En kennelijk bevielen zij de leider niet.
In de oorlog kwam men tot de conclusie dat er een nieuw sovjetvolkslied moest worden gecomponeerd. De ontmoeting met Stalin beleeft Sjostakovitsj als volgt:
Er werd een nieuwe tekst in elkaar geflanst en die gaven ze aan de componisten: schrijf een nieuw volkslied. Of je wilde of niet, je moest aan die wedstrijd deelnemen. Anders kreeg je er last mee. Dat zouden ze zeggen dat jij, nietsnut, je aan een verantwoordelijke taak onttrok. Natuurlijk was dit voor veel componisten de kans om op te vallen. Om zogezegd op handen en voeten de geschiedenis binnen te klauteren. (...) Een kennis van me schreef meteen zeven liederen tegelijk. Zo graag wilde hij onze nationale componist worden. In het algemeen schitterde deze wereldberoemde componist niet door hard werken. Maar in dit geval was hij gewoon een wonder van werklust. Goed, ik schreef mijn hymne. Toen begonnen de eindeloze audities. Af en toe kwam Stalin ook. Hij luisterde en luisterde en verordende dat Chatsjatoerjan en ik samen een lied moesten schrijven. Dat was een bijzonder dom idee. Chatsjatoerjan en ik zijn twee volkomen verschillende componisten. (...) Maar we moesten gehoorzamen. (...) We zouden ieder ons eigen volkslied maken. Daarna zouden we bij elkaar komen en bekijken wie wat het beste had gedaan. (...) Maar zo goed en zo kwaad als het ging, wisten wij toch onze liederen te verenigen tot een wonder van kunst. De versmelodie was van mij en het refrein van Chatsjatoerjan. Over de muziek zullen we het niet hebben. Ik zou bij deze compositie niet eens zijn blijven stilstaan als de omstandigheden waaronder die geschreven is niet zo tragikomsch waren. (...) Chatsjatoerjan en ik werden naar de staatsloge, naar Stalin gebracht. Onderweg werden we vluchtig, alsof het toevallig was, gefouilleerd. De staatsloge had een klein 'kleedkamertje'. Daar werden wij heengebracht. En daar stond Stalin. (...) Ik moet eerlijk zeggen dat ik helemaal geen angst voelde toen ik Stalin zag. Ik was wel gespannen natuurlijk, maar niet bang. Je bent pas bang op het moment dat je een krant in handen houdt waarin staat dat je een vijand van het volk bent. En je je niet kunt rechtvaardigen. Als niemand naar je wil luisteren. En niemand ook maar één woord in je voordeel wil zeggen. Je kijkt om je heen en iedereen heeft diezelfde krant in handen. En allemaal kijken ze zwijgend naar je. En wanneer je iets probeert te zeggen, draaien ze zich om. Ze luisteren niet naar je. Dan, dan ben je echt bang. Daar droom ik vaak van. Het meest angstaanjagend is dat het allemaal al uitgesproken en al lang beslist is. Maar je weet niet waarom het zo is beslist en niet anders. Het is te laat om er iets tegen in te brengen. Het heeft geen zin om erover te debatteren. Maar wat had ik hier te vrezen? Er was nog niets beslist. Je mocht iets zeggen. Dat dacht ik alemaal toen ik dat dikke mannetje zag. Hij was zo klein dat hij nooit wilde dat er iemand naast hem stond. (...) Eerst deed Stalin een gewichtige uitspraak over wat een volkslied moet zijn. Een gemeenplaats, een typisch Stalin-truïsme. Het was zo weinig interesaant dat ik het me niet eens herinner. Zijn intimi beaamden alles zacht en voorzichtig. Om de een of andere reden praatte iedereen zachtjes, de hele toestand deed denken aan een godsdienstplechtigheid. Alsof er zo dadelijk een wonder zou gebeuren.(...) Uit de rest van het gesprek werd duidelijk dat de grootste beoordelaar en kenner van volksliederen aller tijden het lied van Chatsjatoerjan en mij het beste vond. Maar er moest volgens Stalin nog iets aan worden veranderd. Er moest iets aan het refrein worden gewijzigd. Stalin vroeg hoeveel tijd we daarvoor nodig hadden. Ik zei vijf uur. In feite hadden we het in vijf minuten kunnen doen. Maar ik dacht dat het niet zo'n degelijke indruk maakte om te zeggen dat we die noodzakelijke veranderingen onmiddellijk en ter plekke konden aanbrengen. Hoe groot was mijn verbazing toen ik zag dat mijn antwoord Stalin vreselijk kwaad maakte. Hij had kennelijk iets heel anders verwacht. Stalin sprak en dacht immers langzaam. Hij deed trouwens alles langzaam. Hij dacht kennelijk: dit is een zaak van staatsbelang, een Volkslied. Daar moet je zeven keer de maat voor nemen en één keer knippen. Sjostakovitsj zegt zomaar ineens dat hij alle verbeteringen in vijf uur kan aanbrengen. Die Sjostakovitsj lijkt me niet erg serieus. Zo'n weinig serieus iemand kan niet de componist van het Volkslied zijn. (...) Chatsjatoerjan verweet mij later mijn lichtzinnigheid. Hij zei dat als ik om pakweg een maand had gevraagd, we gewonnen zouden hebben.
Ik beken dat ik het bijzonder moeilijk vind om me in het openbaar te vertonen. Om naar concerten en het theater te gaan. (...) De artsen praten met mij over de ziekte van mijn lichaam. Ze onderzoeken, bevoelen en pijnigen mijn lichaam. Maar ik geloof dat mijn geest ziek is. En dat is een kwellende gedachte. Om de een of andere reden denk ik dat iedereen naar mij kijkt. Denk ik dat ze allemaal over mij fluisteren en me nakijken. Maar ik denk voornamelijk dat ze staan te wachten tot ik val of tenminste struikel. En daarom heb ik steeds het gevoel dat ik ieder moment kan struikelen. (...) Maar als ik onzichtbaar was, zou het een stuk beter gaan. Ik denk dat het iets van de laatste jaren is.
Illusies sterven geleidelijk. Zelfs als je denkt dat het plotseling, ogenblikkelijk is gegaan. Dat je op een goede dag wakker wordt en weg zijn je illusies. Alleen aan de zijkant staat nog een stukje van een illusie die is blijven steken. Maar zo gaat het in werkelijkheid niet. Het afsterven van illusies is een lang en vervelend proces. Zo iets als kiespijn. Maar een kies kan getrokken worden en een illusie, zelfs een dode, blijft binnen in je rotten. En stinken. En je raakt ze nooit meer kwijt. Ik draag al de mijne met me mee.
Omdat ikzelf interesse heb voor Rusland en zijn geschiedenis vond
ik het een boeiend boek. Soms ook een uitputtend boek. Toen ik het uit had zat
ik vol verwarring en vol vragen en begon ik het prompt opnieuw te lezen. Dat is
iets wat ik zelden doe, een tweemaal gelezen boek is een zeldzaamheid in mijn
leescarrière, maar dit boek wilde ik beter begrijpen.
Heel veel personages zijn onbekend, enige voorkennis van Rusland kan nuttig
zijn, maar ook zonder dat is het boek goed te volgen. Achteraan staat een
uitgebreide voetnotenbijlage.
Het is geen vrolijk boek, je wordt er niet blij van.
Het boek heeft de
verdienste dat het mij, volslagen leek inzake klassieke muziek, nieuwsgierig
maakte naar de muziek van deze man. Ik zocht informatie over hem, luisterde
naar muziek die hij gemaakt had Het boek was als een sleutel die me meenam
naar gigantische ruimtes vol muziek.
We hebben om te starten ook al een reeks extra's toegevoegd aan uw blog, zodat
u dit zelf niet meer hoeft te doen. Zo is er een archief, gastenboek,
zoekfunctie, enz. toegevoegd geworden. U kan ze nu op uw blog zien langs de
linker en rechter kant.
U kan dit zelf helemaal aanpassen. Surf naar http://www.bloggen.be/ en log
vervolgens daar in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Klik vervolgens op
'personaliseer'. Daar kan u zien welke functies reeds toegevoegd zijn, ze van
volgorde wijzigen, aanpassen, ze verwijderen en nog een hele reeks andere
mogelijkheden toevoegen.
Om berichten toe te voegen, doet u dit als volgt. Surf naar http://www.bloggen.be/ en log
vervolgens in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Druk vervolgens op
'Toevoegen'. U kan nu de titel en het bericht ingeven.
Om een bericht te verwijderen, zoals dit bericht (dit bericht hoeft hier niet
op te blijven staan), klikt u in plaats van op 'Toevoegen' op 'Wijzigen'.
Vervolgens klikt u op de knop 'Verwijderen' die achter dit bericht staat
(achter de titel 'Proficiat!'). Nog even bevestigen dat u dit bericht wenst te
verwijderen en het bericht is verwijderd. U kan dit op dezelfde manier in de
toekomst berichten wijzigen of verwijderen.
Er zijn nog een hele reeks extra mogelijkheden en functionaliteiten die u kan
gebruiken voor uw blog. Log in op http://www.bloggen.be/ en geef
uw gebruikersnaam en wachtwoord op. Klik vervolgens op 'Instellingen'. Daar kan
u een hele reeks zaken aanpassen, extra functies toevoegen, enz.
WAT IS CONCREET DE BEDOELING??
De bedoeling is dat u op regelmatige basis een bericht toevoegt op uw blog. U
kan hierin zetten wat u zelf wenst.
- Bijvoorbeeld: u heeft een blog gemaakt voor
gedichten. Dan kan u bvb. elke dag een gedicht toevoegen op uw blog. U geeft de
titel in van het gedicht en daaronder in het bericht het gedicht zelf. Zo
kunnen uw bezoekers dagelijks terugkomen om uw laatste nieuw gedicht te lezen.
Indien u meerdere gedichten wenst toe te voegen op eenzelfde dag, voegt u deze
toe als afzonderlijke berichten, dus niet in één bericht.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken over de
actualiteit. Dan kan u bvb. dagelijks een bericht plaatsen met uw mening over
iets uit de actualiteit. Bvb. over een bepaalde ramp, ongeval, uitspraak,
voorval,... U geeft bvb. in de titel het onderwerp waarover u het gaat hebben
en in het bericht plaatst u uw mening over dat onderwerp. Zo kan u bvb.
meedelen dat de media voor de zoveelste keer het fout heeft, of waarom ze nu
dat weer in de actualiteit brengen,... Of u kan ook meer diepgaande artikels
plaatsen en meer informatie over een bepaald onderwerp opzoeken en dit op uw
blog plaatsen. Indien u over meerdere zaken iets wil zeggen op die dag, plaatst
u deze als afzonderlijke berichten, zo is dit het meest duidelijk voor uw
bezoekers.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken als
dagboek. Dagelijks maakt u een bericht aan met wat u er wenst in te plaatsen,
zoals u anders in een dagboek zou plaatsen. Dit kan zijn over wat u vandaag
hebt gedaan, wat u vandaag heeft gehoord, wat u van plan bent, enz. Maak een
titel en typ het bericht. Zo kunnen bezoekers dagelijks naar uw blog komen om
uw laatste nieuwe bericht te lezen en mee uw dagboek te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met
plaatselijk nieuws. Met uw eigen blog kan u zo zelfs journalist zijn. U kan op
uw blog het plaatselijk nieuws vertellen. Telkens u iets nieuw hebt, plaats u
een bericht: u geeft een titel op en typt wat u weet over het nieuws. Dit kan
zijn over een feest in de buurt, een verkeersongeval in de streek, een nieuwe
baan die men gaat aanleggen, een nieuwe regeling, verkiezingen, een staking,
een nieuwe winkel, enz. Afhankelijk van het nieuws plaatst u iedere keer een
nieuw bericht. Indien u veel nieuws heeft, kan u zo dagelijks vele berichten
plaatsen met wat u te weten bent gekomen over uw regio. Zorg ervoor dat u
telkens een nieuw bericht ingeeft per onderwerp, en niet zaken samen plaatst.
Indien u wat minder nieuws kan bijeen sprokkelen is uiteraard 1 bericht per dag
of 2 berichten per week ook goed. Probeer op een regelmatige basis een
berichtje te plaatsen, zo komen uw bezoekers telkens terug.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met een
reisverslag. U kan een bericht aanmaken per dag van uw reis. Zo kan u in de
titel opgeven over welke dag u het gaat hebben, en in het bericht plaatst u dan
het verslag van die dag. Zo komen alle berichten onder elkaar te staan, netjes
gescheiden per dag. U kan dus op éénzelfde dag meerdere berichten ingeven van
uw reisverslag.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken met tips
op. Dan maakt u telkens u een tip heeft een nieuw bericht aan. In de titel zet
u waarover uw tip zal gaan. In het bericht geeft u dan de hele tip in. Probeer
zo op regelmatige basis nieuwe tips toe te voegen, zodat bezoekers telkens
terug komen naar uw blog. Probeer bvb. 1 keer per dag, of 2 keer per week een
nieuwe tip zo toe te voegen. Indien u heel enthousiast bent, kan u natuurlijk
ook meerdere tips op een dag ingeven. Let er dan op dat het meest duidelijk is
indien u pér tip een nieuw bericht aanmaakt. Zo kan u dus bvb. wel 20 berichten
aanmaken op een dag indien u 20 tips heeft voor uw bezoekers.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken dat uw
activiteiten weerspiegelt. U bent bvb. actief in een bedrijf, vereniging of
organisatie en maakt elke dag wel eens iets mee. Dan kan je al deze
belevenissen op uw blog plaatsen. Het komt dan neer op een soort van dagboek.
Dan kan u dagelijks, of eventueel meerdere keren per dag, een bericht plaatsen
op uw blog om uw belevenissen te vertellen. Geef een titel op dat zeer kort uw
belevenis beschrijft en typ daarna alles in wat u maar wenst in het bericht. Zo
kunnen bezoekers dagelijks of meermaals per dag terugkomen naar uw blog om uw
laatste belevenissen te lezen.
- Bijvoorbeeld: u wil een blog maken uw hobby.
U kan dan op regelmatige basis, bvb. dagelijks, een bericht toevoegen op uw
blog over uw hobby. Dit kan gaan dat u vandaag een nieuwe postzegel bij uw
verzameling heeft, een nieuwe bierkaart, een grote vis heeft gevangen, enz.
Vertel erover en misschien kan je er zelfs een foto bij plaatsen. Zo kunnen
anderen die ook dezelfde hobby hebben dagelijks mee lezen. Als u bvb. zeer
actief bent in uw hobby, kan u dagelijks uiteraard meerdere berichtjes
plaatsen, met bvb. de laatste nieuwtjes. Zo trek je veel bezoekers aan.
WAT ZIJN DIE "REACTIES"?
Een bezoeker kan op een bericht van u een reactie plaatsen. Een bezoeker kan
dus zelf géén bericht plaatsen op uw blog zelf, wel een reactie. Het verschil
is dat de reactie niet komt op de beginpagina, maar enkel bij een bericht
hoort. Het is dus zo dat een reactie enkel gaat over een reactie bij een
bericht. Indien u bvb. een gedicht heeft geschreven, kan een reactie van een
bezoeker zijn dat deze het heel mooi vond. Of bvb. indien u plaatselijk nieuws
brengt, kan een reactie van een bezoeker zijn dat deze nog iets meer over de
feiten weet (bvb. exacte uur van het ongeval, het juiste locatie van het
evenement,...). Of bvb. indien uw blog een dagboek is, kan men reageren op het
bericht van die dag, zo kan men meeleven met u, u een vraag stellen, enz. Deze
functie kan u uitschakelen via "Instellingen" indien u dit niet graag
heeft.
WAT IS DE "WAARDERING"?
Een bezoeker kan een bepaald bericht een waardering geven. Dit is om aan te
geven of men dit bericht goed vindt of niet. Het kan bvb. gaan over een
bericht, hoe goed men dat vond. Het kan ook gaan over een ander bericht, bvb.
een tip, die men wel of niet bruikbaar vond. Deze functie kan u uitschakelen
via "Instellingen" indien u dit niet graag heeft.
Het Bloggen.be-team wenst u veel succes met uw gloednieuwe blog!