Ik wil de boeken voorstellen die ik grààg gelezen heb. Misschien zijn er daarbuiten nog hartstochtelijke lezers die soms eens iets willen horen van een zielsgenoot over diens ervaringen in het onuitputtelijke rijk van het geschreven woord. Volg me op Twitter om op de hoogte te zijn van mijn jongste besprekingen: volg "muilpeerd"
16-03-2012
Een dag uit het leven van Ivan Denisovitsj (van Alexander Solzjenitsyn)
De korte inhoud meldt:
In Een dag uit het leven van Ivan
Denisovitsj, dat in 1962 werd gepubliceerd (180 blz), beschrijft Solzjenitsyn
de ervaringen van de timmerman Ivan Denisovitsj, die ten onrechte veroordeeld
wordt tot een verblijf in een werkkamp in Siberië. Solzjenitsyn doet op
indringende wijze verslag van het dagelijks gevecht om in leven te blijven in
de Goelag. De auteur (1918) studeerde wis- en
natuurkunde, filosofie en literatuur. In 1970 ontving hij de Nobelprijs voor
literatuur en werd een van de bekendste dissidenten uit zijn land.
Sommigen onder u zullen de auteur kennen van zijn grote werk De Goelag-Archipel. Wie dit boek heeft doorwrocht komt tot het vermoeden dat de auteur een
verbitterd man is geworden. Niet dat dit vreemd is als een mens zoveel heeft
doorgemaakt. Hij is een soort klokkenluider die een grote aanklacht schreef
tegen het communisme.
Ik las het boek door verwijzing van een goede vriend, docent slavistiek.
Een dag uit het leven van Ivan
Denisovitsj is een heel donker en zwaar boek. Een
boek dat me met heel nare gevoelens achterliet, overpeinzend op welke wijze
mensen elkaar dood willen en kunnen martelen en treiteren en terroriseren.
Ik laat hier de eerste zinnen van het boek volgen, waarin de kampdiscipline
duidelijk wordt geïllustreerd:
Meestal werd om vijf uur in de ochtend
de reveille geslagen, te weten met een hamer op een stuk spoorwegrail dat naast
de blokhut van de kampcommandant hing. De stug afgebroken geluiden drongen
haast niet door de vensterruitjes waarop een vorstlaag van twee duim dikte lag,
en eindigden vrijwel zodra ze begonnen. Buiten was het ijskoud en de bewaker
had geen zin heel lang het bevel tot wakker worden af te hameren.
Hier, jongens, heerst de wet van de
taiga. Maar zelfs hier spelen sommigen het nog klaar te blijven leven. Weet je
wat voor lui er in het kamp onderdoor gaan? Dat zijn de kerels die de
etensrestjes van anderen oplikken, die nog geloven in de wetenschap van de
dokters en die hun kameraden verlinken.'
Niets is zo wrang als
het moment waarop je aantreedt voor het morgenappèl. In het donker, in de kou,
met van honger rammelende ingewanden, sta je daar met een dag van werken in het
vooruitzicht. Je tong is verlamd. Je hebt elk verlangen overboord gegooid om
tegen wie ook maar een woord te zeggen.
En de gevangenen, die
al rijen van vijf gevormd hadden, kwamen los van de grote troep en marcheerden
een stukje naar voren, zodat ze aan voor- en achterkant worden bekeken: vijf
koppen, vijf ruggen, tien poten. De koude is een belangrijke factor in het overleven in het kamp:
De gevangenen haastten zich bij het
knerpen van de sneeuw onder hun laarzen, ieder naar zijn eigen soort werk -
sommigen naar de schijthuizen, anderen naar de opslagplaatsen, weer anderen
naar het kantoor waar de pakjes werden afgegeven, anderen om een zak vol graan
bij de 'individuele keuken' af te geven. Ze hielden allemaal hun hoofd diep
tegen de borst of in hun hoog dichtgeknoopte jassen verstopt, en iedereen was
ijskoud tot op de botten, niet zozeer door de heersende kou als door het
vooruitzicht dat ze daarin een hele dag moesten verkeren.
De lucht was er zo
zwaar als in het badhuis; een golf van ijskoude tocht veegde door de open deur
mee naar binnen en vervloog weer in de damp van de waterdunne soep.
De temperatuur die dag was 27 graden onder nul. Tijdens het marcheren
was de gezichtslap van Sjoechov door zijn ademhaling drijfnat geworden. Hier en
daar had de vorst zich er meester van gemaakt en er een korstje ijs op gevormd.
Sjoechov schoof het vod van zijn gezicht tot in zijn nek en keerde zich met de
rug naar de windzijde.
Honger is echter het eeuwige monster dat moet bestreden worden, elke dag
opnieuw is het vechten om voldoende voedsel te krijgen:
Die ochtend - geluk
moet je hebben - stond er buiten de vreetzaal geen drukke troep, geen wachtende
rij. Als de donder naar binnen. In al zijn jachtende haast likte hij
toch met de lippen de suiker van het brood af, gaarde de korrels bijeen onder
zijn tong (...) en monsterde zijn broodportie, waarbij hij de homp op de hand
woog en haastig uitrekende of ze wel het voorgeschreven gewicht had - 550 gram. Derhalve trok hij, de
portie brood stijf in de hand geklemd, zijn voeten uit de vilten laarzen,
waarbij hij er windsels en lepel met handige beweging in liet zitten, hees zich
blootsvoets op zijn brits, peuterde het gat in zijn matras wat verder open en
verborg zijn half rantsoen in het zaagsel. Hij nam zijn muts af, haalde er
naald en draad uit (ook al terdege verstopt, want als ze je fouilleerden
tastten ze ook de mutsen af; eens had een cipier zijn vingers geprikt en in
zijn woede Sjoechovs schedel bijna ingeslagen.) (...) Dit was het ogenblik
dat volledige en bewuste attentie opeiste - je schepte een bovenlaagje van de
dunnne brij af die onder in het bakje lag, bracht die hap zorgzaam naar je mond
en ving hem daar met je tong op. (...) Sjoechov had zijn pap weggewerkt. Omdat
hij zijn maag twee porties beloofd had, was één niet voldoende om hem het zatte
gevoel te verlenen dat havermoutpap hem steeds placht te verschaffen. Hij liet
de hand in zijn binnenzak duiken, haalde uit de schone linnen lap de
niet-bevroren, halvemaanvormige broodkorst en veegde met uiterste
zorgvuldigheid alle restjes pap onder uit zijn bakje, met al wat er nog aan de
rand was blijven kleven. Toen hij alles bijeengeveegd had wat hij kon, likte
hij de broodkorst schoon. Daarna veegde hij het bakje nog eens met de korst
uit. Ten slotte was de bak zo schoon alsof ze afgewassen was, er zat alleen nog
een waasje over de binnenkant. Sjoechov reikte het bakje over zijn schouder
heen aan de ophaler en bleef zitten zonder zijn muts op te zetten. (...)
Dat leek rechtvaardig, gelijke porties
voor Jan en alleman. Dat is een soort zuinigheid die bereikt wordt ten koste
van onze magen. Maar een kampmaag kan tenslotte van alles verduwen. Zie maar
dat je je door deze dag heen moddert, dan kijken we morgen wel weer verder.
De kampdiscipline en de angst voor represailles overheersen het hele
doen en laten van de kampgevangenen:
Ze kenden de cellen, ze hadden ze zelf
opgetrokken: stenen muren, betonnen vloer, geen vensters, een kachel die alleen
maar brandde om het ijs aan de wand te laten smelten en waterplassen maakte op
de vloer. Je sliep op blote planken, en als je nog een paar tanden in je
kakement had overgehouden na al het tandgeklapper wat je daar deed, dan gaven
ze je 300 gr brood per dag en watersoep alleen op de derde, zesde en negende
dag. Tien dagen! Tien
dagen in de kampnor - als je dat tot de laatste seconde uithield - betekende
dat je gezondheid voor de rest van je bestaan finaal naar de knoppen was. Tbc
en de ziekenbarak, tot Magere Hein je kwam halen. En zij die vijftien
dagen kregen en die ten einde toe vermochten uit te zitten gingen meteen de
koele grafkuil in. Zolang je nog in de
barak mag blijven zitten - prijs God en hou je koest.
Over corruptie. Ivan moet nog twee jaren uitzitten. De mannen zoeken
naar overlevingsstrategieën. De manieren die er zijn om zijn leven in die tijd
aangenamer te maken kent hij wel, maar
Voor zoiets moest je in de omgang met
anderen glad en uitgeslapen zijn, ietwat brutaal in je optreden, en de knepen
kennen om hier en daar een handpalm in te vetten. En al reisde Sjoechov nu al
veertig jaar over Gods aardbodem, al had hij de helft van zijn tanden verloren
en al kreeg hij een kale kop, hij had nooit steekpenningen gegeven of
aangenomen, en in het kamp dat kunstje ook niet geleerd.
Dit spel werd iedere dag gespeeld: voor
ze ophielden met werken raapten de gevangenen stukjes afvalhout, stokken en
gebroken latwerk op, die ze met eindjes touw of afgesleten bandjes bijeen
sjorden, om ze op hun rug mee te nemen.
Met ironie wordt het leven in het strafkamp gerelativeerd:
Eén goede kant van het 'bijzondere
strafkamp' lag hierin dat je er van je hart geen moordkuil hoefde te maken; in
Oest-Izjma hoefde je maar te fluisteren dat er in de wereld buiten een tekort
bestond aan lucifers, en ze slingerden je de nor in en telden nog eens tien
jaar bij je straftijd. Maar hier kon je vanaf de hoogste brits uitschreeuwen
wat je maar wilde - de verlinkers hielden er hun mond over, de
veiligheidsbinken braken er zich het hoofd niet meer mee. (...) ... maar zelfs na
acht jaar strafkamp was hij nog geen hyena geworden; en hoe langer hij achter
het prikkeldraad zat, des te krachtiger beheerste hij zichzelf. Maar zijn ogen
kon hij toch niet goed beheersen. Zijn ogen, de haviksogen van een
kampgevangene, flitsten zijwaarts en vlogen inderhaast over de inhoud van
Tsezars pakjes, en al zaten de eetbare waren nog ingepakt en al waren enkele
zakjes nog dicht, zijn snelle blik en het speurtalent van zijn neus deelden hem
mee dat Tsezar worst, gecondenseerde melk, een dikke gerookte vis,
varkensreuzel, beschuit, theebiscuit, twee kilo suikerklontjes en nog iets
gekregen had dat het meeste weg had van boter, waarbij dan nog sigaretten en rooktabak
- en dat was niet eens alles.
Zelfs dankbaarheid is een menselijke emotie die Ivan nog kan ervaren,
uit het geloof tracht hij moed te putten:
Met het hoofd op het kussen, dat
opgestopt zat met houtspaanders, de voeten in de mouwen van zijn tuniek, de
overjas boven op de deken - en vervolgens: Lof en ere zij u, o Heer! We hebben
er weer een dag op zitten. Bedankt dat ik
vannacht niet in de lik hoef te zitten. Hier is het tenminste
nog uit te houden. Hier een fragment uit een gesprek met Aljosja, een medegevangene, over
religie en geloof:
Met de bijbel in zijn hand schoof hij
wat dichter naar Sjoechov toe, tot ze ongeveer kop aan kop lagen. 'De Heer
heeft ons opdracht gegeven om van alle wereldse en vergankelijke dingen alleen
te bidden om ons dagelijks brood.' Ons rantsoen bedoel je, wat?' vroeg
Sjoechov.(...) 'Ivan Denisytsj! Je mag niet bidden om pakjes of om een extra
portie watersoep, o nee. Dingen die in menselijke ogen grote betekenis hebben,
zijn in Gods ogen geen knip voor de neus waard. Wij moeten vragen om
geestelijke zaken: opdat de Heer onze harten zuiveren zal van het bezinksel van
de toorn.
Daarna zegt Ivan:
'Ik heb niets tegen God, begrijp me
goed. Ik geloof graag in hem. Maar ik geloof niet in de hemel en net zomin in
de hel. Waarom hou je ons voor zo oerstom dat je ons wilt volstoppen met je
sprookjes over hemel en hel? Dat bevalt me helemaal niet.' (...) Hoe hard je
ook bidt, je straftijd kun je er niet mee bekorten. Die moet je uitzitten tot
het bittere einde.' Hierop repliceert Aljosja vol afgrijzen:
'Waarom wil je vrij zijn? In de
vrijheid wordt je laatste korreltje geloof door onkruid versmoord. Je moest
juist jubelen van vreugde omdat je achter de tralies zit. Hier heb je tijd om
over je ziel na te denken. Zoals de apostel Paulus het gezegd heef: "Wat
doet gij dat gij weent en mijn hart week maakt? Want ik ben bereid niet alleen
gebonden te worden, maar ook te sterven voor de naam van de Here Jezus."
Het einde van het boek:
Sjoechov viel volmaakt tevreden in
slaap. Hij had die dag het ene buitenkansje na het andere gehad: ze hadden hem
niet in de petoet getrapt; ze hadden de ploeg niet naar die ijskoude
buitenkolonie gestuurd; hij had bij het middageten een extra bak havermout
weten te bemachtigen; de ploegbaas had het rapport over de gedane arbeid
geschreven; hij had een muur opgetrokken en hij had dat gedaan met machtig veel
genogen; hij dat dat brok hakmes in de barak weten te smokkelen; hij had 's
avonds iets weten los te krijgen van Tsezar; hij had die tabak kunnen kopen. En
hij was niet ziek geworden; hij was er fijn doorheen gerold. Er was weer een dag
om - volslagen wolkeloos,vrijwel fortuinlijk.
Zijn straftijd
bestond uit drieduizend zeshonderddrieënvijftig dagen zoals deze. Van het begin
tot het einde. Die drie extra dagen
had hij aan de schrikkeljaren te danken. De levensomstandigheden zijn zo gruwelijk dat de auteur hier misschien
met opzet enkele hoopvolle momenten in heeft verweven - misschien om de lezer
niet te ontmoedigen om verder te lezen? Waar is de wanhoop en de neiging om
alles op te geven die je in dergelijke omstandigheden zou verwachten? Het is
een haast heroïsch verhaal geworden van een man die in onmenselijke
omstandigheden uit de kleinste dingen tracht voldoening te putten. Zoals de
werkvreugde Zeer vreemd. Dat een man in die vreselijke omstandigheden, in die
moordende vrieskou, met eeuwige honger, toch enige werkvreugde kan ervaren, komt
mij haast onrealistisch over. Maar wie ben ik? Solzjenitsyn zal het wel beter
weten.
Dan volgt het nawoord dat, zoals gebruikelijk voor een nawoord, erg lovend is
over de auteur. Het hoofdpersonage krijgt hier de volgende eigenschappen
toebedeeld: opmerkzaam, alert,
schrander, nuchter, behendig, scherp, praktisch, ijverig, eerlijk,
lijdzaam,even ondernemend als ootmoedig, doortastend, illusieloos maar niet
cynisch, behulpzaam, bescheiden, betrouwbaar, menselijk We vernemen dat we in dit boek meegevoerd zijn naar zo'n ruim twintig stations, bij het passeren
waarvan steeds een nieuwe dimensie van het kampleven wordt geopenbaard.
Het nawoord eindigt aldus:
Naar het schijnt nam de hoofdredacteur
van Novy mir, Aleksandr Tvardovski, het manuscript (...) van een onbekende schrijver
mee naar bed. Maar na twee à drie bladzijden besloot hij voor zichzelf dat je
zoiets niet in bed kon lezen. Hij stond op en kleedde zich aan. Ik weet zeker
dat hij zijn zondagse pak heeft aangetrokken. Die nacht heeft hij niet meer
geslapen. Ik zou zeggen: Durf het aan, zie hoe dit boek u aangrijpt, en beleef mee
de ontberingen van Ivan. Ik kan niet anders dan geloven dat het goed is dat die
dingen die verborgen worden gehouden, wel boven komen. Net zoals we - helaas
ook veel te laat - in de toekomst vast en zeker de verhalen zullen horen over
het hedendaagse leven in bijvoorbeeld Noord-Korea.
Ik ben gefascineerd door
taal, en door de eindeloze kronkels die je erin kunt ontdekken. Als fascinatie
een werkwoord was, dan heette ik een taalfascist. Eindeloze
taalverdraaiingen komen voortdurend op mijn pad. Zo zie ik mijn kat van mij
weglopen en een vriend zegt: Ze heeft precies een pofbroek aan haar
achterpoten. Waarop ik antwoord: Ja, precies een profbroek.
Het zijn allemaal
flauwigheden die alleen worden gesmaakt door hen die ook door het taalvirus
zijn aangestoken.
Voorbeelden
van metathesis (plaatsverwisseling van twee letters)
schattenwijfjes - wattenschijfjes
dat zet geen doden aan de zeik - dat zet
geen zoden aan de dijk
mijnschacht - schijnmacht
wereldranglijst - wereldlangrijst
generaties lang - generatie slang
werkvrouw - wenkbrauw - wenkvrouw (kan ik me wel iets bij
voorstellen ) - werkbrauw(hierbij iets minder)
Ik verstond: Het
leger weigert ons stoelgang te geven. een
woonwagen - een ongewoonwagen
als beste bakker - asbeste bakker Ik zoek naar
het woord tintenkiller maar kan er niet op komen.
Tenslotte stoot ik uit :
Wel, een ruitenwisser!
Een zeeman die niet meer kan varen verklaart op het nieuws vol spijt:
Het komt door mijn knie
die zwaar gehavend is.
groeiland - gloeilamp
een duiker is gevallen - een duivel is gevallen
erotomanen - eretomaten
Er zal van de kant van de Christelijke vakbond De zalvende kant van de Christelijke vakbond Na zijn
muzikale loopbaan begint hij nu met een solo-carrière Na zijn muzikale loopbaan begint hij nu met een Zorro- carrière
Ik heb een
notitieboekje waarin ik de voor mij grappige, gevatte taalvondsten noteer. Ik
vergeet echter soms wel de bron ervan te vermelden. Alleen als het mijn eigen
taalkronkel is weet ik het nog. Van de onderstaande zinnen weet ik ook niet
waar zij vandaan komen.
De volgende zinnen vind
ik grappig omdat ze zo visueel zijn
Als de
ogen de vensters zijn van de ziel, dan zijn de vensters de wenkbrauwen van het
huis.
De grote neus van Zdena wierp zelfs vanuit de verte een schaduw op zijn
leven. Maar
het is een van de voordelen van het feit dat je dik bent dat je bij bijna elk
gezelschap past. Op een
middag hadden we dolle pret toen we hem in een teil zetten en hem zeiden dat
hij zichzelf aan de handvatten omhoog moest trekken. (George Orwell)
Met luifelende ogen
Als hij alleen is, 's nachts, ergens in de rafelranden van de stad waar hij
een plek heeft gevonden om ongelukkig te zijn.
... terwijl zij die tot voor kort gezag hadden, nu plotseling hun oren
lieten hangen naar het uitschot, er niet tegen ingingen en er soms mee
instemden.
Hij werd
er niet verder over doorgezaagd.
verlegen of kleppend als een wekker waarvan je de knop niet kan vinden.
Een oude
man in een hoekje die niets anders doet dan de bladzijden van zijn verliezen
doorbladeren.
In een breder perspectief is het verlies van een been niet meer dan een
repetitie voor het verlies van alles.
Hij zat zo stil dat het hem niet zou hebben verbaasd als er vogels op zijn
schouders waren neergestreken. Een
scheiding is als een amputatie; je overleeft het wel maar er is iets minder van
je over. Een
neuzenassociatie
Hij was
moddervet. En is gewoon overlangs gebarsten.
Tuut tuut!' loeide de ziekenwagen met het woord ambulance in spiegelbeeld,
zodat je je ondersteboven en binnenstebuiten moest keren om het te kunnen
lezen.
Hij leek
net een hoop bedorven vlees zoals hij daar zat.
En deze
vind ik práchtig:
Ik dacht al dat jullie
vandaag niet meer zouden komen, zei hij met aangename stem, en hij wiegde
vriendelijk heen en weer, trok met zijn schouders en liet zijn prachtige witte
tanden zien.
Dit
spontaan versje kwam uit de mond van een vriend: Mijn turnpantoffels zijn te klein ze knellen en doen pijn volgens 't metrum moet 't zo zijn
Mijn
eigen neologismen
- sterkzaamheid:
sterk zijn in het alleen aanpakken van de problemen
- idolatrine:
de idolatrie die dient als beerput voor al je geprojecteerde kwalijke
eigenschappen
- de
folterzaal: de moderne fitnesszaal
- Jij denkt
dat ik kwispelturig ben
- uniformeloosheid:
een grote hoeveelheid mensen die zich slordig, vormeloos en grijs kleden
- het struikelgewas:
nogal duidelijk, niet?
Taalspelletjes
Een soort
van taalspelletje dat ik wel eens pleeg te spelen is dat van het verplichte
begin. Ik zoek dan bijvoorbeeld alle woorden die beginnen met oor, of
met per, of met mis Urenlang zoek- en vondstplezier
gegarandeerd!
bloedbaan,
-doorlopen, -stelpend, -staal, -verdunner, -stolling, -worst, -verlies,
-verwant, -wei, -neus, -wraak, -dorstig, -vergieten, -bad, -afname,
-transfusie, -donor, -mooi, -armoede, -broeder, -serieus, -plaatjes, -vlek,
-rood, -smaak, -onderzoek, -analyse, -lijn, -vergiftiging, -pens, -test, -druk,
-circulatie, - groep, -geld, -diamant, -doping, -heet, -lichaampjes, -proef,
-spoor, -spiegel Het is
natuurlijk niet de bedoeling om het woordenboek erbij te nemen! Het leukste is
om dit spel met minstens twee personen te spelen, al kun je het ook alleen
spelen, wanneer je bijvoorbeeld in de wachtkamer van de tandarts zit.
Ieder zegt een woord dat
voldoet aan de eis (een bijkomende eis kan zijn dat het woord waarmee jij het
aanvult op zichzelf ook een zelfstandig naamwoord moet zijn). Zo ga je verder
tot er iemand niet meer kan, of een fout heeft gemaakt; en zo zie je wie het
meeste aanvulwoorden heeft gemaakt. Het woordenboek dient alleen ter staving
van een poging en achteraf kun je eventueel nog gaan opzoeken welke woorden je
nίét gevonden hebben Echt een Leuk Woordspel!
Je kunt het ook omgekeerd doen en de verplichte letters aan het eind van je
woord te zetten.