De Zware Lezer
Inhoud blog
  • De boeddha van de buitenwijk (van Hanif Kureishi)
  • De man met de messen (van Heinrich Böll)
  • Blind geschopt (van James Kelman)
  • De knoppen breken (van Kenzaburo Oë)
  • De bezoeker (van György Konràd)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Besprekingen van mijn favoriete boeken
    Ik wil de boeken voorstellen die ik grààg gelezen heb. Misschien zijn er daarbuiten nog hartstochtelijke lezers die soms eens iets willen horen van een zielsgenoot over diens ervaringen in het onuitputtelijke rijk van het geschreven woord. Volg me op Twitter om op de hoogte te zijn van mijn jongste besprekingen: volg "muilpeerd"
    26-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe kies je een boek?

    Het is voor mij een onuitputtelijk plezier te weten dat er miljoenen boeken op de wereld zijn, zo weet ik dat ik nooit in mijn leven droog zal komen te staan.
    Zelfs al bestaan er dan zoveel boeken die je niet de moeite van het lezen waard vindt, toch vind je in die gigantische hooiberg af en toe die naald die schittert van scherpte en schoonheid.

    Anderzijds is het voor mij soms een ontmoedigende gedachte te weten dat ik nooit zoveel zal kunnen lezen als ik wel zou willen. Zo verzucht ik soms, in de sofa gezeten in een boek lezend: Terwijl ik dit matige boek lees had ik een ander, veel beter kunnen lezen …
    Maar zelfs dan, stel dat ik elke dag een prachtig boek onder handen kreeg, dan nog zou mijn leven niet lang genoeg zijn om ze allemaal te kunnen lezen.

    Maar moet een mens daar om treuren? Een gepassioneerd reiziger zal ook nooit élke plek van de wereld te zien krijgen, de wetenschappelijk onderzoeker zal ook nooit klaar zijn met zijn zoektocht naar het hogere weten.

    Het mooie is juist het zoeken, het zoeken naar die zeldzame diamant, en als ik die dan vind, dan kan ik tranen in mijn ogen krijgen van ontroering, dan moet ik soms zelfs het boek terzijde leggen om mezelf te herstellen van de overrompelende schoonheid van wat ik net onder ogen kreeg. Dan is het haast te veel voor één mens om te bevatten. Dan moet ik als het ware om mezelf te beschermen het boek in kleine stukjes lezen, nu eens een bladzijde, morgen twee bladzijden, omdat het boek mij anders te massief en te overspoelend zou omverblazen. Dat zijn die zeldzame ogenblikken van ... tja, hoe noem je dat? … van waarlijk tot in het diepst van je ziel geraakt worden door iets dat zo overrompelend is in zijn schoonheid dat het haast pijn doet. Dan voel je dat de schrijver, hier en nu, rechtstreeks tot je hart spreekt.

    Op welke manier kiezen mensen boeken die ze gaan lezen? In mijn reeds lange lezende leven heb ik ervaren dat er verschillende manieren zijn om te komen tot de keuze van een boek. De voornaamste zijn, voor mij althans:

    - Ik baseer me op recensies, die me echter al vaak teleurgesteld hebben. De hype van het moment blijkt vaak de hoge verwachtingen niet te kunnen inlossen. Soms echter ontdek je langs deze weg wél een goed boek. Meestal wacht ik enkele jaren tot de hype is gaan liggen en lees ik het daarna misschien wel eens, om te zien wat er overblijft van het getoeter in de media.

    - Ook tips van vrienden die zelf graag lezen en die enthousiast zijn over een boek kunnen je helpen bij je keuze. Dat enthousiasme kan op mij overslaan, dan neem ik mijn agenda en noteer titel en auteur. Met boekenliefhebbers praten over boeken is ook geweldig plezierig en kan zeer inspirerend zijn. Zo zijn er de duidelijke verschillen in interpretatie die we hebben over de gebeurtenissen in het verhaal.

    - Een andere manier om een boek te kiezen lijkt op de vorige maar is niet helemaal hetzelfde: Soms geven mensen je boeken cadeau. Ze weten dat je graag leest en willen je een plezier doen door je een boek cadeau te doen. Dat kan genante taferelen opleveren. Misschien heb ik het boek al gelezen, interesseert het onderwerp me totaal niet, vind ik het slecht geschreven. Toch voel ik me verplicht, uit erkentelijkheid voor dit cadeau, om dit boek uit te lezen. Dit lijkt nog het meest op lezen op commando voor school.


    - Nog een manier die ik niet zo stom vind als op ze op het eerste gezicht wel lijkt, is gewoon blindweg een boek uit het boekenrek van de bibliotheek nemen, omdat de titel je veelbelovend lijkt, of omdat de naam van de auteur je vaagweg bekend voorkomt, of omdat je de flaptekening mooi vindt, of gewoon zonder enige reden … Vaak valt dit tegen maar soms kom je heuse pareltjes tegen. Ik tracht elke keer als ik naar de bib ga en bijvoorbeeld zeven boeken leen, er steeds eentje in het wilde weg te nemen. Dit biedt me de kans om aangenaam verrast te worden, en op die manier stap je uit je vertrouwde referentiekader.

    - Je kunt ook een boek kiezen op thema. Als je bijvoorbeeld meer te weten wil komen over de Tweede Wereldoorlog, over het communisme, over religies of wat dan ook, dan zoek je boeken op basis van hun thema.

    - Dan heb je nog het selecte groepje van favoriete schrijvers. Zowel levende als dode. Bij de levende tracht je elk nieuw boek te bemachtigen en heb je heel hun oeuvre reeds gelezen. Bij de dode tracht je alles te zoeken wat de auteur ooit geschreven heeft. Dat is niet altijd gemakkelijk; zo zoek ik al jaren naar de voor mij nog ontbrekende werken van Emile Zola.

    - Als ik aan mijn kinderjaren denk, moet ik automatisch denken aan de voor mij verboden boeken. Die vond ik uiteraard het meest fascinerend. Nieuwsgierig als ik was geloofde ik dat die verboden boeken vast ontzettend interessant moesten zijn. Dus maakte ik er een wedstrijd van om er zoveel mogelijk van te lezen. Dan kun je denken aan boeken zoals De duivelsverzen van Salman Rushdie of boeken over controversiële thema's. Het is helaas wel zo dat die verboden boeken vaak hun aantrekkelijkheid verliezen zodra ze niet meer verboden zijn. Veel heeft ook met de tijdsgeest te maken. Wat honderd jaar geleden schandalig was is vandaag vaak heel gewoon, bijvoorbeeld Nana van Emile Zola. Onder deze noemer zou ik ook de guilty pleasures kunnen plaatsen. Boeken waar je liever niet mee betrapt wordt op de trein.

    - Een heel belangrijke bron van inspiratie voor mij zijn verwijzingen in boeken. Op die manier ben ik tot een boek van Joseph Roth gekomen. Toen ik een roman van Stefan Zweig las vertelde hij over de schrijver Joseph Roth die hij hoogst apprecieerde, en omdat ik de schrijver Stefan Zweig waardeerde hoopte ik bij die collega van hem ook iets moois te vinden. Zulke verwijzingen in boeken zijn talrijk en onuitputtelijk. Hoe meer je leest, hoe meer verwijzingen je tegenkomt. Alsof je ontdekt dat je, door veel te lezen, steeds meer beseft hoe ontzettend veel je nog niét gelezen hebt.

     

    26-02-2012, 00:00 Geschreven door Muilpeerd  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    25-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoffmans's honger (van Leon De Winter)

    Op de achterflap van het boek lezen we:

    De diplomaat Felix Hoffman is een ongewone held, treurend om zijn gestorven kinderen, lijdend onder het verlies van de slaap en zoekend naar de waarheid van de filosoof Spinoza. Hoffman leest Spinoza in de nachten zonder slaap, zich daarbij volstoppend met resten van diners tot de ochtend aanbreekt. Hoffman - laat in zijn leven benoemd tot ambassadeur te Praag - belandt in een wereld van geheimen en dubbelzinnigheden en ten slotte blijft hem niets anders over dan te vluchten.

    Het boek handelt over iemand die in eten troost zoekt en kampt met overgewicht. Dit gegeven wekte reeds mijn interesse maar het verhaal heeft veel meer te bieden.

    De eerste zinnen van het boek:


    Freddy Mancini had vier steaks verorberd bij de Hongaar, maar hij had honger toen hij door de gang naar zijn hotelkamer sjokte. Het was warm in Europa. Freddy's enorme buik hing zwaar onder zijn zwetende borstkas, de op maat gemaakte spijkerbroek spande om zijn vette billen. Bobby, zijn vrouw, liep soepel naast hem. Zij verweet hem dat hij vanavond zijn dieet had verknald.(...) Hij moest afvallen anders zou hij geen vijf jaar meer te leven hebben, maar de honger was kwellend, een wilde hond in zijn maag die woest om zich heen vrat. Hij was ongelukkig, en dat gevoel, zo wist hij nu, werd gekenmerkt door het ontbreken van hoop.

    De intrede van het hoofdpersonage in het tweede hoofdstuk begint met diens ontdekking van Spinoza:

    Nadat de Ervaring mij geleerd had, dat alles wat in het alledaagse leven veelvuldig voorvalt, ijdel en futiel is, en toen ik zag dat alle dingen die ik vreesde of waarvoor ik bang was, in het geheel geen goed en kwaad in zich bevatten tenzij voor zover de ziel erdoor bewogen wordt, kwam ik uiteindelijk tot het besluit om te gaan onderzoeken of er iets bestaat dat een waarachtig goed is, dat zich laat verwerven en dat alleen, zonder alle overige goederen, in staat is de ziel te vervullen, dat wil dus zeggen of er iets bestaat waarvan ik, nadat ik het gevonden en verworven had, eeuwig zou kunnen genieten in een voortdurende en maximale vreugde.(...)
    Terwijl de mooie, zilte kaviaar zijn verhemelte streelde, probeerde Felix Hoffman, de negenvijftigjarige diplomaat greep te krijgen op deze zin.

    Hoffman had zijn lichaam zwaar op de proef gesteld. Hij had hard gewerkt, ook in de warme landen had hij lange werkdagen gemaakt, had veel gegeten en gedronken en tot enkele jaren geleden was hij een kettingroker geweest. Hij was bang voor de lange middagen na dit ambt. Hij had geen hobby's, geen passies, geen bezigheden. Sinds hij in Houston gestationeerd was geweest, martelde hij 's nachts zijn slokdarm en maag met wat de koelkast te bieden had en las hij daarbij het liefst kranten, tijdschriften en reclamefolders.

    De relatie met zijn vrouw Marian is al jarenlang bekoeld en Hoffman is een eenzaam man:


    Hoffman was een lafaard. Hij was niet meer dan een slapeloze alcoholicus met chronische honger die het recht om te bestaan al lang geleden had verspeeld. Hij wist dat hij zich op lage wijze door de defecten van zijn karakter liet leiden, waardoor hij er altijd wel een excuus bij kon slepen dat perfect verklaarde waarom hij Marian niet kon verlaten. Er was geen passie meer die hen bond. Wat er wel was, was verdriet, in overvloed zelfs.

    Toch moeten we uit het bovenstaande niet concluderen dat dit een deprimerend boek vol zelfmedelijden is.

    Hoffman richtte zich weer op Spinoza, de filosoof die rijp was voor de gok. Deze was bereid de drie dwalingen die de mensen verblind najagen: rijkdom, eer en lust, in te ruilen voor een onzekere zoektocht naar het hoogste geluk.

    De filosoof vertelt:

     

    Ik zag immers dat ik in het hoogste gevaar verkeerde en dat ik wel genoodzaakt was om met alle krachten een geneesmiddel, hoe onzeker ook, op te sporen, zoals iemand die aan een dodelijke ziekte lijdt en de dood ziet naderen tenzij hij een geneesmiddel aanwendt, gedwongen is om met alle krachten een onzeker geneesmiddel aan te grijpen omdat zijn hoop daarop geheel en al gevestigd is.
    Terwijl hij een reepje van de plak ham scheidde en dit met zorg om een schijf meloen wikkelde, beaamde Hoffman dat ook hij in het hoogste gevaar verkeerde, het gevaar van de onherroepelijke aftakeling:
    - Bij het urineren duurde het soms een halve minuut voordat de straal enige substantie kreeg. Wanneer eindelijk de blaas geledigd was, had hij moeite met afsluiten en zelfs na het dichtknopen van zijn broek druppelde hij na.
    - Zijn anus kneep niet meer feilloos zijn darmen af en ongemerkt beschilderde hij zijn onderbroek.
    - Raadselachtige pijnen schoten door zijn ledematen.
    -Als hij een keer in een melancholieke opstandigheid een Mahler-uitvoering van Leonard Bernstein beluisterde, begonnen opeens zijn oren te suizen.
    - 's Nachts werden zijn ogen door onzichtbare naalden doorboord.
    - Soms kromp zijn maag samen alsof hij arsenicum had gegeten.
    - Gal spoot uit zijn slokdarm in zijn keel.
    - Zijn gewrichten schuurden over elkaar.
    - Nagels groeiden in het vlees.
    - Behalve op zijn hoofd groeiden er op allerlei plekken dikke haren uit zijn huid.
    - Een strenge pijn steeg uit het midden van zijn borst op, trok via zijn nek naar zijn linkerarm en schoot naar zijn vingers. Hij wist wat dat betekende, had er meer dan eens over gelezen en ook zijn dokter had hem dat verteld: de kransslagaders zaten verstopt, alles dichtgeslibd en verroest.
    Zijn dokter had hem aangeraden om met een streng dieet zijn cholesterolniveau omlaag te brengen. Als je zo doorgaat krijg je onherroepelijk een infarct.

    Al meer dan twintig jaar kon hij niet meer slapen. Op 6 september 1968 stierf Esther, het tweelingzusje van Mirjam. Esther was de eerste dochter die hij begraven had. Zestien jaar later had hij naast haar de kist van Mirjam in de grond laten zakken.

    Wat was zijn eeuwige en oneindige zaak? Hij had zijn eergevoel bevredigd nu hij hier de hoogste vertegenwoordiger van het koninkrijk aan de Noordzee was. Marian dienen, dat had hij misschien ooit zijn eeuwige en oneindige zaak genoemd. Sinds de dood van Mirjam, een overdosis in een junkenpension aan de Warmoesstraat, had Marian zich voorgoed teruggetrokken in haar studie over Vondel's sonnetten, 'het definitieve boek over hem' zoals zij het met zelfspot noemde, waar zij een paar jaar na Esthers dood aan was begonnen.

    Marian had een buitenechtelijke relatie die vijf jaar duurde.

    Een jaar of tien geleden, hij was toen Consul-Generaal in Houston, groeide de snack die hij 's nachts wel eens nuttigde uit tot een complete maaltijd, samengesteld uit wat hij in de grote Whirlpoll koelkast aantrof. De vraatzucht die zijn omgeving daar regeerde brak zijn tere zelfbeheersing. Wanneer hij begon wist hij dat hij niet meer kon stoppen. Zelf sloeg hij voorgerechten en desserts en complete tv-dinners in. Zittend voor de tv, die in de States 's nachts bleven uitzenden, verorberde hij in razende honger borden vol voedsel. Zijn vorm van honger werd geboren toen de eerste mens geboren werd, duizenden jaren geleden, toen Honger en Angst één woord waren. (...)
    Marian gaf zijn honger een naam, zoiets als 'Parkinson's' of 'Alzheimer's' - zij noemde het 'Hoffman's honger.
    (...)
    Hij hield zich vast aan het aanrecht en wankelde de keuken uit, naar het halletje dat toegang gaf tot de tuin. Maar eerst opende hij de wc-deur en hij liet zich op zijn knieën zakken. Alleen al de aanblik van de wc-pot bracht zijn maag van streek. Hij hoefde niet eens zijn vinger te gebruiken, zijn slokdarm begon direct te pompen en de eerste zurige golf braaksel spoot in zijn keel, golfde over zijn tong en spatte op de witte bodem van de pot.

    De figuur uit het eerste hoofdstuk, Freddy Mancini, daagt weer op wanneer hij in een geblindeerde bestelwagen naar een plek in de buurt van Washington wordt gebracht.

    Hij was weer terug op Amerikaanse bodem, Europa kon hem gestolen worden. De steentjes knerpten onder zijn driehonderdvijftig pond.

    Ene John Marks wil Freddy ondervragen over een 'ongeluk' waarvan Freddy toevallig getuige was tijdens zijn Europese reis.

    ... ten overvloede wil ik u nog eens bedanken namens de regering van de Verenigde Staten. Uw vervulling van uw burgerplicht waarderen we in hoge mate. We zullen dit niet vergeten.(...)
    U bent hier in een safe house, meneer Mancini. We gebruiken ze als we in alle rust met iemand willen praten (...) We doen dit natuuurlijk alleen als we met een waardevolle relatie te maken hebben. Wij denken dat u dat bent.(...)
    De man die u in de nacht van 21 juni heeft gezien was Michael Browning? 'Zo stelde die zich voor, ja.' Michael Browning werkte voor ons. Hij was daar met een opdracht. We hebben sinds die nacht niks meer van hem gehoord. We maken ons zorgen over zijn lot.


    Felix Hoffman was teruggeroepen voor 'consultaties'. De Nederlandse regering maakte op deze wijze haar verontwaardiging kenbaar over de schending van de mensenrechten in Tsjechoslowakije, waar zomaar drie brave Nederlanders in elkaar geslagen waren.

    In zijn hotelkamer wordt hij opgebeld door Wim Scheffers, die voorstelt om samen te gaan eten. Even later zitten ze tegenover elkaar in een Italiaans restaurant. Wim zag er goed uit, ze waren even oud maar hij oogde tien jaar jonger dan Hoffman.


    Wim wist dat Felix' huwelijk al jaren geleden was verdord.

    Ze praten over ditjes en datjes en als ze het restaurant verlaten zegt Wim dat hij hem iets wil vertellen. Ze stappen in de huurauto van Felix.

    ‘Waar moet je heen?' ‘Ik wijs je de weg wel’ antwoordde Wim.’ 't Gaat over Mirjam.’ Hoffman, hees opeens, vroeg: 'Mijn Mirjam? Mirjam is al vijf jaar dood, Wim.' 'Dat weet ik Felix. Ze is dood, maar ik ben toevallig iets tegengekomen dat met haar ... dat met haar te maken heeft, ook al is ze dood.'

    Blijkt dat Wim met een kennnis naar een pornofilm is gaan kijken.

    Wim haalde adem, ging verder. 'Nou ... we gingen naar een ... pornobioscoop en daarin speelde ...' De consequentie van het bezoek aan de pornofilm werd Hoffman in een fractie van een seconde duidelijk. Hij trok wit weg. Pijn trok uit zijn buik naar zijn borst, alsof hij op de plee zat en iets onmogelijks van zichzelf wilde, en luid, alsof ze in alle café's in de hele straat tegelijk de volumeknop van de versterkers opendraaiden, hoorde Hoffman opeens de radeloze kakofonie daar, het favoriete deuntje van de waanzin.

    Hoffman gaat als een bezetene tekeer om de kopieën van de film waarin zijn dochter voorkomt op te sporen en af te kopen. Dit wordt een obsessie waar hij alles voor overheeft.

    Zowel Freddy Manciani als Hoffman zijn tragische figuren, vergeefs op zoek naar waardigheid en zin in het leven. Ze overschouwen beiden hun leven als een mislukking en beiden uiten ze die door zich over te geven aan braspartijen. Je zou misschien kunnen zeggen dat Freddy Hoffman in het kwadraat is, of dat Hoffman zoals Freddy zou kunnen worden.

    Ik heb het boek heel graaag gelezen, het nam me mee vanaf de eerste bladzijde en het is voor mij in de eerste plaats een verhaal over een eenzame man die treurt om de dood van zijn kinderen. De context van actualiteit en het communistisch regime in Praag dient mijns inziens eerder als decor om de personages een setting te geven en wordt niet diep uitgewerkt.'

    De hoofdstukken zijn onderverdeeld in data, bijvoorbeeld De nacht van 21 juni 1989 of De middag van 7 augustus 1989, enzovoort. Het boek telt 290 blz.
    Ik vond dit boek een mooie opener in het oeuvre van Leon De Winter, die nog meer fraais heeft geschreven (o.a. ‘De ruimte van Sokolov’, ‘Super Tex’,’ God’s gym’, ‘Zionoco’).

     

    25-02-2012, 00:00 Geschreven door Muilpeerd  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    24-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De elzenkoning (van Michel Tournier)

    De korte inhoud van dit boek vermeldt:

     

    De jeugdtrauma's van de Parijse garagehouder Abel Tiffauge culmineren in een obsessie die hem naar zijn noodlot voert. Dat noodlot, door Tiffauges gevoeld als onontkoombaar, brengt hem in 1939 via een arrestatie wegens de vermeende verkrachting van een jong meisje, een episode als postduivenverzorger in het Franse leger en Duits krijgsgevangenschap, naar Pruisen. Korte tijd fungeert hij als hulp van de jachtopziener op het landgoed van Göring; dan wordt hij overgeplaatst naar een door de SS gedreven opleidingsinstituut waarvoor hij jongens moet ronselen.

    Dit boek heb ik heel graag gelezen om veel verschillende redenen. Zo is er om te beginnen de eerste bladzijde die me dadelijk gefascineerd meevoerde. Ik geef hier de eerste zinnen:

    3 januari 1938. Je bent een monster, zei Rachel soms tegen me. Een monster? Dat wil zeggen zo'n fabelachtig, vraatzuchtig wezen dat opdoemt uit de nacht der tijden? Ik geloof zeer zeker aan mijn fabelachtige aard, ik bedoel aan die heimelijke overeenstemming die diep onder de oppervlakte mijn persoonlijk lot met de loop der dingen verbindt en het in staat stelt deze in zijn richting om te buigen.


    Deze eerste zinnen zijn sleutelzinnen die heel het verhaal lang de hoofdfiguur vergezellen, hun betekenis waarmakend en verduidelijkend.

    Tiffauges verhaalt van zijn jaren als jongen in een kostschool waar hij het aanvankelijk heel zwaar te verduren had. Tot Nestor in zijn klas en zijn leven kwam:


    Nestor. Ik heb altijd een voorgevoel gehad dat hij met hernieuwde kracht in mijn leven zou terugkeren. In werkelijkheid was hij er nooit uit verdwenen, maar sinds zijn dood was zijn greep op mij verslapt en volstond hij met af en toe een klein teken zonder diepe betekenis - soms zelfs grappig - opdat ik hem niet zou vergeten.

    In zijn tijd op de kostschool maakt hij kennis met het leven van Sint-Christophorus. Even later zegt hij:


    (...) zou ik genoeg hebben aan mijn hele leven om de diepe relatie te doorgronden die de legende van Sint-Christophorus met het lot van Nestor verbindt, dat lot waarvan ik de ingewijde en de uitvoerder ben?

    De legende komt erop neer dat Christophorus de grootste vorst ter wereld wil dienen. Na lang zoeken besluit hij dat Christus de grootste heerser van de wereld is. Een kluizenaar zegt hem dat, als hij Christus wil dienen, hij bij een rivier moet blijven om er allen die er verschijnen over te zetten, daar hij lang van gestalte en kloek van leden is.

     

    Na lange tijd deze taak uitgevoerd te hebben wordt Christophorus geroepen door een kind dat hem vraagt overgezet te worden. Christophorus tilt het kind op zijn schouders en stapt de rivier in om naar de overkant te gaan. Het kind wordt steeds zwaarder en weegt als een blok lood op zijn schouders. Hij waadt verder, het water wordt hoger en hoger, en het kind drukt met een steeds ondraaglijker gewicht op zijn schouders, zodat Christophorus vreest ten onder te gaan. Hij ontkomt ternauwernood. Wanneer hij ten slotte de rivier heeft overgestoken zegt het kind tot hem: Verwonder u niet, Christophorus, ge hebt niet alleen de ganse wereld getorst, maar ge hebt op uw schouders hem gedragen, die de wereld geschapen heeft; want ik ben Christus uw Koning.

    Dit is een sleutelmoment in deze geschiedenis:


    Want dat fundamentele begrip van het dragen, de forie, vindt men ook in de naam Christophorus, de Christus-dragende reus.(...)
    Het gewicht van het kind op mijn nek, waarmee mijn eigen hondertien kilo werd vermeerderd bracht me in extase. En toch zou ik mijn 'forische extase' het beste kunnen omschrijven als een gevoel van lichtheid, van verlichting, van lichtvoetige vreugde. Een soort opheffing veroorzaakt door een vergroot gewicht! Wonderlijke paradox! Het woord inversie komt me meteen voor de pen. Er heeft in zekere zin een omkering van tekens plaats gehad; het meerdere is minder geworden, en vice versa. Heilzame, zegenrijke, goddelijke inversie …

    Als dit allemaal te veel symboliek is moet je dit boek zeker niet lezen want het boek bulkt, loopt over van symboliek. Soms wordt het zelfs wat te veel van het goede. Toch bleef ik gefascineerd verder lezen al vond ik de eerste helft de beste.

    Het leven van Tiffauges lijkt zich volledig op zichzelf teruggeplooid te hebben. Zijn belevenissen hebben betekenis in de symboliek die ze voor hem uitstralen. Contact met anderen lijkt enkel in functie daarvan te bestaan. We lijken kennis te maken met een mens die zeer weinig empathie heeft. Het is soms moeilijk om sympathie voor hem op te brengen, ik vermoed dat het ook niet de bedoeling van de schrijver was om een sympathiek personage neer te zetten.

    Als hij geobsedeerd raakt door een klein meisje, zijn zijn gedachten als volgt:

    De vraag die ik me stel is deze: hoe zou de forie met een meisje zijn? Mijn opvoeding alleen onder jongens maakt van het vrouwelijke kind voor mij een terra incognita die ik popel om te verkennen.

    Hij legt contact met het meisje, brengt haar regelmatig met zijn auto naar huis. Als het meisje wordt verkracht en hij in de buurt is wijst iedereen hem, het meisje incluis, als dader aan. Als lezer is het ook niet duidelijk of hij hier niets mee te maken heeft, ondanks zijn eigen ontkenning. Het ontbreken van enige empathie tot zijn medemens doet je als lezer twijfelen aan zijn onschuld.

    Omdat de oorlog net is uitgebroken wordt hij, hoewel schuldig bevonden, niet opgesloten maar moet hij dadelijk meetrekken als strijder. Hij krijgt de taak om voor de postduiven te zorgen. Hij kwijt zich met veel zorg en aandacht aan deze taak.
    Later wordt hij samen met een kolonel en twee officieren krijgsgevangen genomen. Wanneer ze weten dat ze worden overmeesterd dicteert de kolonel net daarvoor een bericht aan Tiffauges, dat hij moet versturen met een postduif. In plaats van het gesprokene neer te pennen, schrijft hij het volgende:


    Waarde luitenant. We zijn gevangen genomen. De witte en de twee rode [duiven] zijn door de kolonel vermoord. De zwarte heeft bij grote hitte een lange tocht gemaakt. Hij moet te drinken hebben, maar alleen lauw water, en geeft u hem, aangezien hij wat zwak is, twee levertraancapsules per dag. De grote gele heeft weer onbevruchte eieren gelegd, dat komt omdat ze zich alleen onder de wijfjes prettig voelt. (…)

    In welke benarde situatie Tiffauges zich ook bevindt, hij lijkt geen vrienden te zoeken. Hij blijft steeds op zoek naar symbolen in zijn omgeving, de natuur, in zijn medemensen, maar niet naar vriendschap:


    De volgende dag reeds werd Tiffauges van de drie officieren gescheiden en kwam op een fabrieksbinnenplaats in Straatsburg terecht met enkele honderden medegevangenen. Hij kende er ten minste één van, de chauffeur Ernest, maar hij was weinig geneigd zich met wie dan ook te bemoeien.

    Als krijgsgevangene worden ze aan het werk gezet voor het uitgraven van een kanaal. Zijn inzet wordt met argwaan bekeken door zijn medegevangenen en hij maakt zichzelf hierdoor niet populair:


    Zijn reputatie van bezeten werker had ertoe geleid dat men hem aanzienlijk minder streng was gaan bewaken, en het gebeurde niet zelden dat hij verscheidene uren lang aan zichzelf werd overgelaten.

    Omdat hij meent dat het hem dichter bij zijn voorbestemde lot zal brengen heeft hij er geen probleem mee te collabereren met de Duitsers. Hoe je dit als lezer moet opnemen is een vraag, het zet je aan het denken. Een man gaat zijn weg, ondanks alle morele of welke andere dilemma's dan ook, omdat dit hem nu eenmaal brengt waar hij meent te moeten zijn.

    Het onderwerp kan controversieel zijn, je kunt het hoofdpersonage een verwerpelijk persoon vinden. Maar ik vind dat het boek prachtig, meeslepend en intrigerend is geschreven.

     

     

    24-02-2012, 00:00 Geschreven door Muilpeerd  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    22-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oer en andere tijden (van Olga Tokarczuk)

    Het boek begint als volgt:

    Oer is een plek gelegen in het midden van het heelal. ... In het noorden wordt de grens van Oer gevormd door de weg van Taszow naar Kielce die druk en gevaarlijk is, omdat hij de reiskoorts aanwakkert. Over die grens waakt aartsengel Rafaël.(...). Het zuiden (...) is gevaarlijk omdat het het verlangen naar bezitten en bezeten worden opwekt. Aan die kant wordt Oer beschermd door aartsengel Gabriël.(...) Het gevaar van de westgrens vormt het vervallen tot hoogmoed. Deze grens wordt bewaakt door aartsengel Michaël.(...) Het gevaar van de kant van het oosten is de domheid, die een gevolg is van de drang tot filosoferen. Hier wordt de grens bewaakt door aartsengel Uriël.

    Als het begin u te wazig en te mytisch voorkomt, dan moet u dit boek zeker niet lezen. De charme en bekoring van dit boek lagen er voor mij net in dat het me meevoerde in een soort voorwereldlijk sprookje … Al is het soms een grimmige sprookjeswereld.

    Het boek begint in 1914 en speelt zich af in Polen. Ook de auteur is Poolse. Alle hoofdstukken hebben de titel De tijd van ... (De tijd van Genowefa, De tijd van Aartje en zo verder), en zo krijgt elk personage zijn eigen titel.

    Ik geef nu enkele citaten om de lezer een beeld te geven van het taalgebruik en het sprookjesachtige:

    Ze ademde diep en perste. Ze huilde en keek naar boven. Tussen de vermolmde planken door zag ze een onbewolkte hemel. En daar zag ze haar kind. Het kind kwam onzeker overeind en ging op zijn benen staan. Het keek naar haar zoals nog nooit iemand naar haar had gekeken; met een overweldigende, onuitsprekelijke liefde. Het was een jongetje. Hij raapte een takje van de grond dat in een kleine ringslang veranderde.

    In het prachtige hoofdstuk De tijd van Floortje klinkt het zo:


    De mensen denken dat de oorzaak van de waanzin een grootse en dramatische gebeurtenis is, een soort lijden dat niet te verdragen is. (...) Floortje was geruisloos gek geworden. Eerst had ze hoofdpijn gekregen en kon ze 's nachts niet slapen. De maan hinderde haar. (...) Op haar vijfenveertigste bereikte Floortjes lichaam, bevrijd van de kring van eeuwig baren, haar eigen nirvana van onvruchtbaarheid. Vanaf het moment dat Floortje gek was geworden, begon het aantal honden en katten op haar boerderij toe te nemen. Al gauw begonnen de mensen haar te zien als de redding voor hun kwade geweten en in plaats van jonge katjes of puppy's te verzuipen wierpen ze die onder de hortensiastruiken. Floortje behandelde de dieren altijd met respect, alsof het mensen waren. 's Ochtends zei ze 'goedemorgen' tegen ze en bij het neerzetten van de kommetjes melk vergat ze niet om 'smakelijk eten' te zeggen. Sterker nog, ze zei niet 'hondenbeesten' of 'kattenbeesten' tegen ze, want dat klonk zo onmenselijk. Ze zei 'hondenlui' en 'kattenlui', zoals je ook zegt 'timmerlui' en 'brandweerlui’.

    De markante persoonlijkheden volgen elkaar op en weten elk op hun beurt de lezer mee te voeren in diens eigen leefwereld. Ik dacht eerst dat de gebrekkige Izydor snel zou sterven maar hij verrast iedereen:


    Op zijn eerste verjaardag had Izydor nog niet één tandje. Hij kon nauwelijks zitten, hij was niet veel gegroeid. Je kon zien dat zijn hele groei in zijn hoofd ging zitten; ofschoon zijn gezichtje klein bleef, groeide Izydors hoofd vanaf de lijn van zijn wenkbrauwen zowel in de lengte als in de breedte.

    De dokter zegt: Het kan een waterhoofd zijn en het kind zal daar hoogstwaarschijnlijk aan sterven. Er is niets aan te doen. (...) Naarmate de jaren verstreken drong het steeds meer tot Izydor door dat hij nooit uit Oer weg zou gaan. Hij herinnerde zich nog de grens in het bos, die onzichtbare muur. Die grens was er voor hem. (...) Hij had geen zin om op te staan. Het was heerlijk om zo te liggen dromen.(...) In de droom heerste stilte.
    Zelfs wanneer de reusachtige gevaartes tegen elkaar aan schuurden ging dat niet gepaard met enig gekras of zelfs maar geritsel. In die droom was ook geen Izydor. Er was slechts een vreemde observator, een getuige van gebeurtenissen uit zijn leven die weliswaar in Izydor woonde, maar hem niet was.

    Een buurvrouw komt langs bij Izydors moeder en zegt: Misschien heeft ieder normaal gezin wel behoefte aan een soort veiligheidsventiel voor normaliteit, aan iemand die al die kleine beetjes waanzin die wij in ons dragen op zich neemt.

    Verder in De tijd van meneer pastoor:

    Hoe is het mogelijk dat hij, een priester, zoiets absurds voelde? Haat jegens een rivier … En toch was het haat. Meneer pastoor was het zelfs niet te doen om het weggespoelde hooi, hem ging het om de nonchalance en de plompe koppigheid van de Czarna, haar onvoorspelbaarheid, egoïsme en grenzeloze botheid. Als hij zo aan haar dacht klopte het warme bloed tegen zijn slapen en stroomde sneller door zijn aderen. Hij werd erdoor meegesleept. Hij stond op en kleedde zich aan, ongeacht het uur van de nacht, en dan verliet hij de pastorie en liep de weilanden in. De koude lucht ontnuchterde hem. Hij glimlachte tegen zichzelf en zei: 'Hoe kun je nu kwaad worden op een rivier, een doodgewone uitholling in de grond. Een rivier is maar een rivier, niets meer dan dat.' Maar als hij daar dan zo aan haar oevers stond kwam alles weer naar boven. Hij werd bevangen door afkeer, walging en woede. Het liefst zou hij haar nog met aarde hebben dichtgegooid, van de bron tot aan de monding. En hij keek om zich heen of niemand hem zag en dan rukte hij een tak van een elzenboom en ranselde er het cilindrische schaamteloze lijf van de rivier mee af.

    Ik zou wel kunnen blijven doorgaan met prachtige stukjes uit het boek neer te schrijven maar ik meen dat als het bovenstaande jou niets zei, dit boek niets voor jou is. Als deze stukjes uit het boek je wél aanspraken, ga dan snel het boek zoeken en geniet van elk hoofdstukje als een aparte parel in een kostbare ketting. (235 blz.)

     

    22-02-2012, 00:00 Geschreven door Muilpeerd  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (4 Stemmen)
    20-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een schaaknovelle (van Stefan Zweig)

    Toen ik ooit gedwongen was te verhuizen en mijn intrek te nemen in een kleinere woning zag ik me geplaatst voor het volgende probleem: Ik had te veel boeken. Ze zouden niet allemaal in mijn nieuwe woning passen. Ongeveer de helft ervan moest ik opgeven. En toen begon de harde weg om boeken te elimineren.

    Van enkele boeken wist ik vlot dat ik ze makkelijk zou kunnen missen. Van andere boeken wist ik zeker dat ik ze nooit kwijt wilde. Het waren die boeken tussenin die de keuze zo moeilijk maakten. Die boeken die zeker niet slecht waren maar die me ook niet omvergeblazen hadden.

    Maar niet elk boek hoeft je omver te blazen. Alles hangt af van wanneer je een boek leest, in welke gemoedstoestand je je op dat moment bevindt, welke verwachting je hebt als je aan het boek begint en op welke wijze het boek afweek van je verwachting.

    Het boek Een schaaknovelle zou zeker met me mee mogen verhuizen. Niet alleen omdat het zo dun en klein is dat je er altijd wel een plekje voor vindt maar omdat het me van de eerste bladzijde tot de laatste in zijn ban hield.

    De eerste zin luidt: Op het grote passagiersstoomschip dat om middernacht van New York naar Buenos Aires moest vertrekken, heersten de gebruikelijke drukte en bedrijvigheid van het laatste uur.

    Wat ik knap vond in het begin was het enigszins misleidende zwaartepunt. Het begint met een jonge man, Mirko Czentovic, wereldkampioen schaken, die aan boord van het schip stapt.

    Algauw lekte het geheim uit, dat deze schaakmeester in zijn privéleven niet in staat was in welke taal dan ook een zin zonder spelfouten te schrijven.'(...)
    'Zijn gebrek aan ontwikkeling was op alle terreinen even universeel. Als zoon van een straatarme Zuid-Slavische Donauschipper, wiens nietige vaartuig op een nacht werd overvaren door een graanschip, was de toen twaalfjarige jongen na de dood van zijn vader door de pastoor van een afgelegen plaatsje uit medelijden opgenomen, en de goede pastoor deed erg zijn best om door bijlessen thuis het zwijgzame, trage kind met zijn lage voorhoofd bij te brengen wat het op de dorpsschool niet kon opnemen.

    De lezer gaat helemaal mee in het opgroeien van deze jongen, de ontdekking van zijn wonderbaarlijke talent, en ik meende dan ook dat hij het belangrijkste personage was van dit boek.

    De verteller van het verhaal is passagier en observeert het gebeuren dat hij aan ons vertelt.
    Samen met enkele kennissen tracht de verteller de schaakmeester over te halen tot het spelen van een vriendschappelijk spel. Dit kost heel wat moeite, en als de meester eindelijk instemt is het duidelijk dat eenieder die tegen hem speelt, grandioos verliest.

    Maar ondanks het ingespannen gezamenlijk zoeken en overleggen konden we de verborgen val niet ontdekken. Tenslotte, al bijna aan het eind van de toegestane bedenktijd, besloten we de zet te wagen. McConnor raakte de pion al aan om hem naar het laatste veld te verschuiven, toen hij voelde dat iemand hem plotseling bij zijn arm pakte en zacht en dringend fluisterde: 'In godsnaam! Niet doen' (...)

    Een heer van ongeveer vijfenveertig jaar, wiens smal, scherp gezicht mij al eerder op het promenadedek was opgevallen door zijn merkwaardige, haast krijtachtige bleekheid moest tijdens de laatste minuten bij onze groep zijn gekomen.

    En hier begint het. Door tussenkomst van deze vreemdeling eindigt de partij in remise. De kampioen vraagt een volgende partij. De vreemdeling weigert en verdwijnt.
    De overgebleven mannen blijven in opwinding achter, overleggen met elkaar en besluiten dat ze hoe dan ook moeten proberen om de man ertoe te bewegen een volgende partij te spelen, de volgende dag om 15 uur, zoals Czentovic zelf had voorgesteld.

    De verteller gaat de vreemdeling opzoeken en dan vertelt deze mysterieuze man het verhaal achter zijn fenomenale schaaktalent. Zijn verhaal voert terug naar de oorlog:

    U vermoedt nu waarschijnlijk, dat ik u zal gaan vertellen over het concentratiekamp, waar immers iedereen heen gebracht werd die ons oude Oostenrijk trouw bleef, en van de vernederingen, het lijden, de martelingen die ik daar heb ondergaan. -Maar er gebeurde niets van dat alles. Ik kwam bij een andere categorie (...).


    Een eigen kamer in een hotel - nietwaar, dat klinkt op zichzelf toch uiterst humaan? Maar u mag van mij geloven dat ze ons helemaal geen humanere, maar alleen een geraffineerdere methode hadden toebedacht toen ze ons ‘prominenten’ niet met z'n twintigen in een ijskoude barak stopten, maar in een behoorlijk verwamde en afzonderlijke hotelkamer onderbrachten (...).

    Ze deden ons niets - ze brachten ons alleen in een volkomen Niets, want zoals bekend oefent niets ter wereld zo'n druk uit op de menselijke ziel als het Niets (...).

    Er was niets te doen, niets te horen, niets te zien, overal en ononderbroken stond het Niets om je heen, de volkomen ruimteloze en tijdloze leegte. Je liep heen en weer, en je gedachten gingen steeds heen en weer, heen en weer, steeds opnieuw (...).

    Je wachtte ergens op, van 's morgens tot 's avonds, en er gebeurde niets. Je wachtte, wachtte, wachtte, je dacht, dacht, je dacht tot je slapen pijn gingen doen. Er gebeurde niets. Je bleef alleen. Alleen. Alleen.'

    Het verhaal gaat verder maar ik wil hier niet te veel verklappen.

    Wat ik treffend vond in dit boek was de scherpe observatie van wat isolatie en eenzaamheid met een mens doen. Het is geen opbeurend boek, het is schrijnend. Ik leefde me in deze vreemdeling in en als vanzelf ging ik me afvragen hoe ik mijzelf in een dergelijke situatie zou handhaven.
    Als ik een boek lees dat ik echt goed vind ga ik andere boeken van dezelfde auteur zoeken. En ik vond van Stefan Zweig nog meer boeken, zoals o.a. ‘Ongeduld’ en zijn autobiografie ‘De wereld van gisteren’.

     

    20-02-2012, 00:00 Geschreven door Muilpeerd  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Slachthuis Vijf (van Kurt Vonnegut)

    De volledige titel met ondertitel van dit boek luidt: Slachthuis vijf, of de Kinderkruistocht - Een verplichte dans met de dood

    De korte inhoud vermeldt:

    Een Amerikaan wiens Duitse voorouders vier generaties geleden naar de Verenigde Staten kwamen, die nu in goeden doen op Cape Cod woont (en te veel rookt) en die lang geleden als verkenner bij de Amerikaanse infanterie, hors de combat, in krijgsgevangenschap getuige geweest is van het brandbombardement van Dresden (het Florence van de Elbe) en deze heeft overleefd. Deze roman ligt enigszins in de telegrafisch-schizofrene sfeer van de verhalen over de planeet Tralfamadore, waar de vliegende schotels vandaan komen.

    Nou, dát is een verwarrende eerste aanblik op een boek. Ik begon er gewoon aan, het zou spoedig blijken of dit boek mijn concentratie zou kunnen vasthouden.
    Maar je moet het boek gewoon lézen en je wordt dadelijk meegesleept door de absurde humor, het directe taalgebruik, het sarcasme.

    In de eerste 25 blz. verhaalt de auteur van zijn pogingen om een boek over Dresden te schrijven. En dat gaat niet vanzelf. Vele jaren en veel geld zijn eraan voorafgegaan.

    De auteur schrijft in de ik-vorm, doet op laconieke wijze kond van zijn belevenissen, deze steevast afsluitend met het commentaar: Zo gaat dat.

    Soms werkt dat commentaar grappig. Een voorbeeld:

    Maar nu ging het allemaal een stuk beter. Hij had een aardig flatje en zijn dochter genoot een uitstekende opleiding. Zijn moeder was omgekomen in de vuurstorm van Dresden. Zo gaat dat. Of nog een voorbeeld: Het vliegtuig stortte neer op de top van de Sugarbush Moutain in Vermont. Alle inzittendden kwamen om het leven, behalve Billy. Zo gaat dat.

    Na een tijdje echter gaat dat steeds herhaalde Zo gaat dat wel tegenstaan, een kwestie van te veel.

    Een zin die me de eerste grinnik ontlokte stond al op blz. 8: Ik wens u en uw gezin en ook aangaande uw vriend een Vrolijk Kerstfeest en een Gelukkig Nieuwjaar en ik hoop dat we elkaar in de taxi zullen weerzien in een wereld van vrede en vrijheid, zo het ongeval wil.

    De auteur start dan echt zijn verhaal, en op blz. 25 kondigt hij dat als volgt aan:


    Dit boek is een mislukking en dat kon ook niet anders, want het is geschreven door een zoutpilaar. Het begint zo:
    Luister:
    Billy Pilgrim is losgeraakt van de tijd.
    En het eindigt zo:
    Poe-tie-wiet?


    Het hoofdpersonage Billy Pilgrim, geboren in 1922 in New York en 1,86 meter groot, is de zoon van een kapper, is getrouwd met Valencia en heeft twee kinderen, Barbara en Robert. Barbara is net als Billy opticien.
    De schitterende zinnen volgen elkaar op en ik zou kunnen blijven citeren om dat aan te tonen. Hier nog eentje: In die dagen waren we aanhangers van de Beweging voor een Verenigde Wereld. Ik weet eigenlijk niet wat we nu zijn. Telefoneerders, waarschijnlijk.


    Over zijn moeder : Zoals zoveel Amerikanen trachtte ze het leven zin te geven aan de hand van dingen die ze in souvenirwinkels vond.

    Over Billy's tijd in de oorlog: Roland Weary (...) had zoveel energie dat hij voortdurend bedrijvig heen en weer rende tussen Billy en de verkenners en stompzinnige mededelingen overbracht die niemand gedaan had en niemand wilde horen. Tevens begon hij, omdat hij het zoveel drukker had dan de anderen, te vermoeden dat hij de aanvoerder was.

    En de vaart blijft erin: Achter hem kwam Weary, rinkelend en rammelend en klingelend en warm.

    Als krijgsgevangene wordt Billy in een goederenwagon gestouwd met vele andere soldaten: Maar naast Billy in de hoek stond een gewezen landloper van veertig. 'Ik heb wel ergere honger gehad in mijn leven,' zei de landloper tegen Billy.'Ik heb wel in rottere situaties gezeten. Dit is niks.'

    En nog in de goederenwagon op transport : Op de achtste dag zei de veertigjarige zwerver tegen Billy: 'Dit is een zacht eitje. Ik kan het me overal naar de zin maken.' 'O ja?’ zei Billy. En op de negende dag stierf de zwerver. Zo gaat dat. Zijn laatste woorden waren: 'Dacht je dat dit erg was? Dit is niks.'

    Tijdens het verhaal wordt er voortdurend heen en weer gegaan in de tijd. En dan zijn er nog de ontmoetingen met de wezens van Tralfamadore. Klinkt erg verwarrend? Toch lukt het heel goed, je blijft lezen! Een aanrader!

    En voor de liefhebbers van dunne boekjes: dit is er een (190 bladzijden).

     

    20-02-2012, 00:00 Geschreven door Muilpeerd  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    Archief per week
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Zoeken in blog



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs