De Zware Lezer
Inhoud blog
  • De boeddha van de buitenwijk (van Hanif Kureishi)
  • De man met de messen (van Heinrich Böll)
  • Blind geschopt (van James Kelman)
  • De knoppen breken (van Kenzaburo Oë)
  • De bezoeker (van György Konràd)
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Besprekingen van mijn favoriete boeken
    Ik wil de boeken voorstellen die ik grààg gelezen heb. Misschien zijn er daarbuiten nog hartstochtelijke lezers die soms eens iets willen horen van een zielsgenoot over diens ervaringen in het onuitputtelijke rijk van het geschreven woord. Volg me op Twitter om op de hoogte te zijn van mijn jongste besprekingen: volg "muilpeerd"
    16-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De man met de messen (van Heinrich Böll)
    Heinrich Böll heeft een aanzienlijk oeuvre bijeengeschreven. Ik las deze auteur jaren geleden op aanraden van een goede vriend.

    Op de achterflap staat:
    Dit boek bevat 23 verhalen over WO II en over de armoedige vrede die er op volgde. (...) Oorlog is voor Böll een ramp, die de mens moreel aantast en vernietigt. De mensen in zijn verhalen zijn negatieve helden die op de morele chaos met wanhoop, gelatenheid of opgeschroefde heldhaftigheid reageren. 

    Böll heeft prachtige boeken geschreven en een keuze maken was niet makkelijk. Ten slotte besloot ik deze verhalenbundel (158 blz.) voor te stellen. Omdat het meerdere registers van zijn schrijverscapaciteiten opentrekt en u hopelijk nieuwsgierig maakt naar meer.
    Het eerste is het titelverhaal: De man met de messen.

    De ik-figuur is in gesprek met Jupp, een man die messenwerpt in het variététheatertje Zeven Molens.

    Ze betalen me twaalf mark per avond en daarvoor mag ik dan tussen de belangrijkste nummers een beetje met mijn mes spelen. Maar het nummer is te simpel. Een man, een mes en een stuk hout, dat is toch niks. Ik zou een halfnaakte vrouw moeten hebben, wie ik het mes rakelings langs haar neus laat vliegen. Dan zouden ze nog eens juichen. Maar vind maar eens zo'n vrouw! (...)
    'Wat doe jij eigenlijk voor de kost?'  vroeg Jupp.
    'Niks ... ik red me zo'n beetje.'
    'Een zwaar beroep.'
    'Inderdaad - voor dat brood hier heb ik honderd stenen moeten zoeken en afkloppen. Los arbeider.' (...)

    'Maar ja, vind maar eens iemand. Vrouwen zijn te bang en mannen te duur. Ik kan het ook wel begrijpen, het is een riskant nummertje.'
    (...)
    Jupp wees lachend naar een foto in de vitrine, waar hij in een cowboy-pak tussen twee lief lachende danseressen hing, wier borsten met bontschitterende lovertjes waren bedekt.
    'De man met de messen,' stond eronder.

    Jupp zoekt in een koffer:

    'Dat is alles wat ik van het bezit van mijn ouders heb gered. Alles is verbrand, onder het puin geraakt of gestolen. Toen ik halfziek en met vodden aan mijn lijf uit krijgsgevangenschap kwam had ik niets, tot op zekere dag een deftige oude dame, een kennis van mijn moeder, erachter kwam waar ik zat en me dit mooie kleine koffertje bracht. Een paar dagen voor ze bij een bombardement omkwam had mijn moeder dat ding bij haar in veiligheid gebracht en het was behouden gebleven. Gek, vind je niet. Maar je weet immers dat mensen de gekste dingen proberen te redden als de angst voor de ondergang ze te pakken heeft. Nooit wat ze nodig hebben.

    Jupp heeft wel een act maar geen man of vrouw om mee te werken, en de ik-figuur heeft geen echte baan. Het volgende moet gewoon gebeuren:

    'Durf je?'
    Die vraag had ik al zo lang verwacht dat ik schrok nu ze me plotseling werd gesteld. Ik zal wel niet erg moedig hebben gekeken toen ik zei:
    'Met de moed der wanhoop.'
    'Dat is net de moed die je nodig hebt,' riep hij en deed zijn best om niet te lachen.
    (...)
    Het kon me allemaal weinig schelen. Voor mijn part werd ik levend gespiest. Ik had een lamme schouder, had een dunne sigaret gerookt en morgen zou ik voor vijfenzeventig stenen driekwart brood krijgen.
    Maar morgen ...
    (...)
    Ergens vandaan werd een stuk touw op het podium gesmeten en toen bond Jupp mij aan de voet van een Dorische zuil vast (...).
    Ik kwam in een soort roes van onverschilligheid. Rechts hoorde ik het angstaanjagende onrustige geroezemoes van het nieuwsgierige publiek en ik voelde dat Jupp gelijk had als hij zei dat het bloed wilde zien. De wellust van de toeschouwers trilde in de zoetige weeë lucht en het orkestje versterkte met zijn sentimentele tromgeroffel en zijn onderdrukte geilheid de indruk van een huiveringwekkende tragikomedie, waarin echt bloed zou vloeien, betaald toneelbloed (...).

    Het was een verrukkelijk gevoel, het duurde misschien twee seconden, ik weet het niet precies. Terwijl ik het zachte gegons van de messen hoorde en de korte heftige luchtverplaatsing als ze naast me in de toneeldeur sloegen, was het net of ik over een hele smalle balk boven een bodemloze afgrond liep. (...)

    Een donderend applaus bracht me helemaal tot de werkelijkheid terug, ik deed mijn ogen wijd open en keek in het bleke gezicht van Jupp, die naar me toe kwam rennen, en nu met nerveuze handen het touw losmaakte. Toen trok hij mij naar het midden van het toneel vlak vooraan bij het voetlicht; hij boog en ik boog, en terwijl het publiek steeds wilder applaudisseerde, wees hij naar mij en ik naar hem; hij lachte mij toe, ik hem en we bogen samen lachend voor het publiek.
    (...)

    Dit schitterende, weemoedige verhaal eindigt als volgt:

    Jupp pakte me bij mijn arm en we liepen naast elkaar de smalle armoedig verlichte trap af waar het naar oude schmink rook. Toen we beneden in de ingang stonden zei Jupp lachend: 'Nou gaan we sigaretten en brood kopen ...'
    Een uur later drong het pas tot me door dat ik nu een echt beroep had, een beroep waarbij ik alleen maar ergens hoefde te gaan staan en een beetje te dromen. Twaalf of twintig seconden. Ik was de man, naar wie met messen wordt gegooid ...



    Het tweede kortverhaal dat ik aan u voorstel heet De tijding. Het begint als volgt:

    Kent u die rotgaten, waar men zich tevergeefs afvraagt, waarom de spoorwegen daar een station hebben neergezet; waar de oneindigheid lijkt verstard door een paar gore huizen en een halfvervallen fabriek; rondom velden, die tot eeuwigdurende onvruchtbaarheid zijn gedoemd; waar je opeens merkt dat ze troosteloos zijn, omdat er geen boom en niet eens een kerktoren te bekennen valt? (...)

    Toch was ik niet de enige, die uitstapte; een oud vrouwtje met een groot bruin pak stapte uit de coupé naast mij, maar toen ik het gore stationnetje uit was, was ze als het ware door de aarde verzwolgen en een ogenblik was ik de wanhoop nabij, want ik wist niet, aan wie ik de weg moest vragen. (...)

    Gewoon op mijn gevoel vertrouwend sloeg ik links af, maar daar was het plaatsje plotseling ten einde: de muur liep nog ongeveer tien meter door en daarna begon er een vlak grijzigzwart veld met een nauwelijks zichtbaar groen waas erover, dat ergens met de grijze hemelhoge horizon samenvloeide, en ik had het afschuwelijke gevoel alsof ik aan het einde van de wereld voor een peilloze afgrond stond en gedoemd was om in die onheilspellend lokkende, stille branding van volslagen wanhoop te verdwijnen. (...)

    Ik stond een ogenblik roerloos voor de huisdeur en ik wenste dat ik indertijd gesneuveld was, in plaats van nu hier te staan om dit huis binnen te gaan. (...)
    ... en met de laatste kracht die me nog restte klopte ik heftig op de deur. (...)

    Als een gulden rossig schijnsel stond ze in die eeuwigheid van triestheid en duisternis voor me te branden. Ze deinsde met een gedempte kreet achteruit en hield zich met bevende handen aan de deur vast, maar toen ik mijn soldatenpet had afgezet en met een hese stem had gezegd: 'Goeienavond' ontspande zich dat eigenaardig vormloze gezicht, dat verstard was van schrik, ze glimlachte verlegen en zei: 'Ja'. (...)
    ... maar voor ik meer kon zeggen, zei ze eigenaardig kalm: 'Ik weet alles, hij is dood ... dood.'
    Ik kon alleen maar knikken. (...)

    Ik legde langzaam de trouwring, het horloge en het militaire zakboekje met de gescheurde foto's op het groen fluwelen tafelkleed. Toen begon ze plotseling heftig  en wild als een dier te snikken. De trekken van haar gezicht waren volledig uitgewist, het was week als een slak en vormeloos, en kleine heldere tranen rolden tussen haar korte vlezige vingers te voorschijn. Ze liet zich op de sofa vallen en steunde met haar rechterhand tegen de tafel terwijl haar linkerhand met die armzalige voorwerpen speelde. De herinnering sneed als met duizend zwaarden door haar heen.

    Bölls verhalen zijn scherpe aanklachten tegen de oorlog. Hij spreekt in treffende taal zijn afschuw uit over deze destructieve periode. De personages in zijn verhalen zijn de kleine mensen, de gewone man die het hardst wordt getroffen door de oorlog. Heel treffend laat hij zijn personage in bovenstaand verhaal zeggen:

    Toen wist ik dat de oorlog nooit afgelopen zou zijn, nooit, zolang er nog ergens een wond bloedde, die de oorlog geslagen had.



    16-05-2012, 00:00 Geschreven door Muilpeerd  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Blind geschopt (van James Kelman)
    Dit boek (386 blz.) heb ik uitgekozen omdat het in een brochure werd aangeprezen.

    De achterflap zegt over de inhoud:

    Blind geschopt wordt Sammy wakker in een politiecel. (...) Als hij weer op straat staat, gaat hij op zoek naar de kroeg en zijn vriendin. De laatste blijkt verdwenen. Hij is alleen overgebleven. Deze rommelaar in de marge die al stelend en drinkend door het leven gaat, staat aan de rand van afgrond.

    Als het bovenstaande u niet aanspreekt slaat u dit boek best over.

    De schrijver hanteert ruwe straattaal en vaak lopen zinnen gewoon over in volgende zinnen zonder interpunctie. Dit geeft de manier van denken van het hoofdpersonage weer.

    Het verhaal begint als volgt:

    Je wordt in een hoek wakker en blijft daar liggen hopen dat je lichaam zal verdwijnen; die gedachten waar je in stikt; al die gedachten, maar je wil dingen terughalen en onder ogen zien, alleen is er iets dat je tegenhoudt, waardoor je het niet kan; de woorden waar je hoofd mee vol zit: dan die andere woorden; er is iets mis; er is iets heel erg mis; je deugt niet, je deugt gewoon niet.

    Sammy zit in een politiecel en ook al werd hij blind geschopt, hij lijkt zich er aanvankelijk niet erg om te bekommeren of het niet echt te beseffen. Zijn gedachten gaan alle kanten uit, bijvoorbeeld naar zijn vriendin Helen, zijn zoon, zijn vorige job, zijn moeder:

    Later was hij op en deed hij de passen naar de muur en terug terwijl hij zich afvroeg wat voor dag het toch was want nu zat hij zwaar in de stront met Helen; dat deed de deur dicht man nu schopte ze hem voorgoed de straat op. Zijn spullen lagen onderhand al op de galerij. Als hij thuiskwam zou hij de boel daar wel aantreffen, in één grote hoop godverdomme. Die Helen, wat doe je eraan man. (...)
    Ach man, ze zou razen en tieren. Of anders niks zeggen. Dat kon ze goed, niks zeggen. (...)
    Beter een preek dan helemaal niks man, die stiltes, weet je wat ik bedoel; Sammy kon niet tegen die stiltes, bij haar niet. Bij andere gasten wel maar bij haar niet. Daar was hij te onzeker voor. Hij ging al meer dan een jaar met haar maar hij woonde nog maar zes, acht maanden met haar samen. Ze had er de rest van de tijd over gedaan om tot die beslissing te komen. Ze was er de vrouw niet naar om halsoverkop aan iets te beginnen. Had godver al te veel meegemaakt; drie kinderen ook nog.

    Dan was er ook nog een radio met popmuziek, het drensde maar door, oemba oemba oemba diedie oemba oemba oemba, diedie oemba oemba oemba, het soort muziek waar Sammy's zoon naar zou luisteren - prima voor knulletjes van vijftien maar dit waren volwassen wouten [politieagenten]. (...)
    Je kon niet echt contact maken met die lui; het enige dat je  dan kreeg was sarcasme en grapjes onder mekaar. Dat had je niet alleen in de bak ik bedoel Sammy had een keer heel eventjes in een fabriek gewerkt, in Engeland, en daar ging het net zo. Je had er wel tien jaar moeten opknappen om te weten te komen waar ze allemaal zo om zaten te gniffelen.
    (...)
    Je hebt zogenaamd rust als je dood bent nou vergeet het maar man je staart de dood godverdomme recht in het gezicht en geloof me het is verschrikkelijk man, de dood, begrijp je wat ik bedoel. Ze maken je godver maar wat wijs. Net als moeders, toen die de pijp uitging: Sammy zat toen in de bak en ze lieten hem er niet uit voor de begrafenis. Dus die vredige sluimer en zo, dat hij had hij gemist.

    Uit het bovenstaande blijkt duidelijk de schrijfstijl die tijdens het hele verhaal wordt gehanteerd. Er zijn mensen die het storend vinden om dergelijke spreek- en straattaal te lezen maar zelf vind ik het wel de moeite waard, want je maakt kennis met een heel specifieke schrijfstijl en je zit dicht op het verhaal omdat je steeds als het ware in het hoofd van Sammy zit. Dat maakt zijn ervaringen zeer invoelbaar.

    Het leven van Sammy is rauw en ruig. Het is het leven van een marginaal en een alcoholist.
    De schrijfstijl samen met het thema lijken mij geschikt voor lezers vanaf veertien jaar.

    16-05-2012, 00:00 Geschreven door Muilpeerd  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    Archief per week
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Zoeken in blog



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs