Monte-Negro begon tegen de grens van Albanië aan helemaal te veranderen van uitzicht. Kleine moskeeën en heel typische hoofddoeken die in Albanië terugkwamen. Zoals gezegd staan kinderen langs de weg te wuiven en grote mensen groeten met lachende gezichten. Aan Shköder gaan we een kleine houten brug over, kinderen spelen erop en de tegenliggers moeten wachten tot de stoet autos van de andere kant over de brug is. Linksboven op de heuvel ligt een groot fort. Op de weg naar Tirana vinden we een bont allegaartje van vervoermiddelen. (zie vorig blogbericht). Na een 25-tal kilometer op deze baan zouden we naar rechts moeten, maar door een politiecontrole die daar plaatsvindt missen we die en rijden we een aantal kilometer verder.
In een benzinestation (sommige stations zijn echte paleizen die schril afsteken tegen de armoede.) vraag ik de weg. Een vriendelijke man van het cafetaria wijst de weg en bij het buitengaan geef ik iedereen een hand. Sommigen staan daarbij recht alsof ik één of ander staatshoofd ben. Na de aanwijzingen bereiken we makkelijk Camping Albania, dat gerund wordt door de Nederlandse familie Wesselingh. Zij begonnen 17 jaar geleden met kleine hulpprojecten, zijn er 5 jaar geleden gaan wonen, en hebben nu een jaar of twee deze camping. Het zijn lieve mensen met lieve kinderen waarvan de jongste, Joshua, gitaar speelt en later een goeie gitaarleerling blijkt te zijn. Op het moment dat we binnenkomen (de poort wordt door de plaatselijke bewoners voor ons geopend) is de familie bezig met een aantal besoignes die voortkomen uit een overstroming die de streek teisterde december-januari. We zetten ons op een vrij plaatsje , gaan ons douchen drinken een Duits weissbier en gaan onder het stro. We vinden deze plek zo plezant en Berre heeft in Joshua een speelkameraad gevonden (dat was sinds Engeland niet meer gebeurd) dat we plannen om minstens een week te blijven. Berre krijgt haast geen les want er moet gespeeld worden en dat begrijpen wij zeer goed. Als we naar de Supermarkt gaan op de baan naar Shköder rijden we voorbij een modern ogende garage. We bedenken om hier even binnen te stappen omdat ik ook wagens zie met Britse nummerplaat en de link snel gemaakt is dat men hier wel eens Engels zou kunnen verstaan. Ik leg uit dat we al een paar duizend kilometer met een vervelende tik zitten ergens aan de wielen. De baas zelf maakt zich vrij en gaat op proefrit met de mobile-home, doet de eland test en al het benodigde en zegt dat hij meent het gevonden te hebben.
In de garage aangekomen zijn op een bepaald moment vier mensen bezig om ons te helpen, ik vrees het ergste en zie nieuwe ophangingen en assen gestoken worden die duizenden euros kosten. Na een poos zegt hij ze hebben het gevonden een loshangende handremkabel schuurt , eerst in de bochten daarna permanent, tegen de wielen en wordt degelijk vastgemaakt. Na een tweede testrit blijkt dat het euvel verholpen is. Ik vraag de rekening, en de baas zegt dat hij mij niets wil aanrekenen, maar dat hij me wel een koffie wil aanbieden. Dit vind ik natuurlijk heel vriendelijk maar wil toch iets terugdoen. De man gaat lachend de garage in met een stapeltje c.d.s om aan zijn werknemers uit te delen. Op de camping komen er regelmatig nieuwe gasten en gaan de gesprekken over de wegen en routes van Albanië naar Griekenland of vice versa. Elke avond speel ik met Joshua een uurtje gitaar en hij blijkt een snelle leerling. Hij speelt in geen tijd al de voorgespeelde liedjes. Na een week, het is ondertussen 25 maart, besluiten we om morgen te vertrekken. Omdat er plek is vrijgemaakt beslissen we om een avond naar het achterste terrein van de camping te verhuizen om te kijken of er veel verschil is met de straatkant. Tijdens het naar achter rijden moeten we rekening houden met een vrachtwagen die er hulpgoederen aan het laden is en zo merken we niet dat een scherpe steen een snee van tien-twaalf centimeter snijd in een van onze achterbanden. We weten even niet wat we moeten doen en bellen de bijstand van onze autoverzekering. Een vrouw vertelt dat ze niets kunnen doen. Dat neem ik niet , waarna ik doorgeschakeld wordt naar een man die ons toch kan laten slepen tot een garage, maximumkost mag 250 euro zijn. Gelukkig kregen we de ingeving om naar de garage te gaan waarvan alle mechaniekers nu fan zijn van Van de Ven & The Men, de klus was geklaard op een half uur,het kostte ons 12 euro, en we moesten van de baas in de cafetaria wachten bij een koffie, raki en een Fanta voor den Berre, die we notabene niet eens mochten betalen. De hulp die de verzekeringsmaatschappij ging sturen hebben we nooit gezien. Terug in de camping stippelt Mathias, een off-road rijder, de beste weg uit naar Griekenland. Omdat we s morgens vroeg zullen vertrekken moeten we nog even naar Bushat, waar we in een plaatselijk kledingwinkeltje een Albanië T-shirt hebben besteld. De maat van Berres shirt was te klein, mijn maat was natuurlijk (hebt ge me al eens goed bekeken de laatste tijd?) te klein. Maar mijn maat was o.k. voor Berre. We hebben ook nog een klein vlaggetje en een balpen mee. Omdat de vrouw enkel Albanees spreekt haalt ze haar zoon erbij die boven het winkeltje een café runt. Na de transactie worden we, wat dacht je, uitgenodigd voor een drink, waar raki niet mag ontbreken. Na een uurtje kennen we de hele geschiedenis van de familie.
Dit Albanië is zo gastvrij
s Anderendaags in de morgen ontbijten we rustig en nemen we rond achten afscheid van de kinderen Wesselingh. Dan de baan op om aan het kleine avontuur te beginnen. De wegen naar Durres zijn heel goed berijdbaar, alleen de wegwijzers hadden een beetje beter gekund, zo komt het dat we meteen verkeerd rijden en in hoofdstad Tirana een mooie snelweg moeten nemen naar Durres om toch ons geplande traject te kunnen verder zetten. Lutgard had eerder al een wegwijzer naar Durres gezien in de achteruitkijkspiegel, maar in de overtuiging dat wegwijzers vooraan dienen gelezen te worden hebben we duidelijk een beetje te weinig vertrouwen gehad in de Albanese logika. Van Durres naar Fier zijn de banen nog steeds bijzonder goed berijdbaar, maar tussen Fier en Gjirokaster zijn er stukken bij waar er meer putten zijn dan baan. Aardverschuivingen hebben een aantal wegen omgeleid en op bepaalde stukken is links of rechts houden er niet meer bij, maar is het iedere voor zich. De bergen maken de rit er niet gemakkelijker op en de naderende sneeuwtoppen geven ons weinig vertrouwen. We rijden door een landschap waar duidelijk aan oliewinning gedaan wordt en waar alles ruikt naar het zwarte goud. Opeens duikt uit het niets een stadje op waar mannen met pakken geld naar ons staan te zwaaien, of we geen Albanese lek willen wisselen, ik doe teken dat we verder rijden en één van de mannen zwaait met zijn pak bankbiljetten mee de richting uit als om te zeggen het is naar ginder. In Gjirokaster worden de wegen terug een stuk beter en komen we in de grensstreek waar we onze buikjes voelen knorren. We beslissen om iets te gaan eten in het laatste restaurant van Albanië. Door omstandigheden, tanken bv, en het ontbreken van een bankcontact ,hebben we enkel nog 10 euro in onze zak. Ik stap het restaurant binnen en vraag of we iets voor die prijs kunnen eten. De communnicatie is moeilijk.Uiteindelijk komen we overeen dat de man ons iets bezorgt voor het geld. Twee salades en één keer méééh (het geluid van het schaap moet duiden op een vleesschotel.) Om kort te zijn kan ik u vertellen dat wij royaal gegeten en gedronken hebben met drie mensen. Ik was zo gelukkig dat ik iedereen in de keuken de hand ben gaan schudden bij ons vertrek.
Een half uurtje later, in totaal 8 uur voor 332km plus wat we verloren reden,komen we aan de grenspost van Kakavia.
Ellas
here we come!
|