Leder voor boekbanden is - als we het aankopen - véél te dik om meteen gebruikt te worden. In de leerlooierij wordt het nochtans al een eerste keer verdund: de huiden die verkocht worden aan boekbinders zijn maximaal 2 à 3 mm dik. Leerlooierijen en lederhandelaren hebben een soort schaafmachine, waar zij de huiden doorsturen om ze te verdunnen. De boekbinder snijdt uit de huid het stuk leder dat hij/zij nodig heeft voor de boekband. Kleinere stukken kunnen vrij gemakkelijk verdund worden met een zgn. schalmtoestelletje (foto 1 en 2). Zo'n toestelletje verdunt het stuk leder reep per reep, en het werkt met gewone scheermesjes. Voor grotere stukken leder (bijv. voor een volle band) is het met zo'n toestelletje erg moeilijk om gelijkmatig te schalmen (je blijft altijd de banen zien die het toestelletje in het leder getrokken heefd, ook als de boekband al lang droog is). Voor het verdunnen van grotere stukken leder blijven we dus aangewezen op externe hulp. Een lederen boekbekleding is vaak niet dikker dan 0,4 mm, maar zelfs dit is nog te dik om mooie omslagen en hoeken te kunnen maken. De dunne stukken leder moeten dus aan de randen en ter hoogte van de rug van het boek nog verder worden bewerkt met het schalmmes (zie foto 3). Daar waar het leder omgeslagen moet worden, mag het niet dunner zijn dan 0,1 mm. Voor dit precisiewerkje gebruiken we een marmeren blok en een vlijmscherp mes. Deze laatste fase in het voorbereiden van het leder is bijzonder spannend, want één foutje kan ervoor zorgen dat je helemaal van voor af aan moet beginnen!
|