November. Begin vh regenseizoen in Zaïre. De dahlia-knollen zijn in de grond gestopt. Nu kijk ik elke dag of ze al uitschieten.
Bloemen kweken in Zaïre?... in Afrika... Welke hoop koesteren wij in een land dat zijn kinderen doodt en zijn voorouders.
Noch het Nieuwe Jaar, noch de Nieuwe Eeuw zullen onze praktijk veranderen. Het is de praktijk gebouwd op ervaringen van liefde en wederzijdse zorg. De praktijk vd glimlach van Don Bosco: de enige praktijk die hoop toelaat. De enige die inspiratie vindt ih evangelie om armen en verdrukten te omhelzen: om ze vrij te maken, vrij van schrik, van haat en verdeeldheid; om onze leerlingen een toekomst te beiden die een eeuw kan duren. Een toekomst waar ze hun God - zoals Jezus het deed - "Vadertje (Abba) blijven noemen, of "Moedertje".
Dat "Vadertje-Moedertje" bid ik, dat het dicht blijft bij jullie volgend jaar, en dat mijn bloemen bloeien. Ik beloof hem het onkruid in de humuspot te good en, en niets kapot te maken van zijn schepping. Mogen ook de zaadjes die ik ui Vlaanderen meebracht opschieten, en een glimlach blijven toveren op het gezicht van onze leerlingen.
de pijn van een te lang bedwonden drift heeft in het land zich krakend ingegrift. de regen heeft nu ´t droge land besproeid zijn open vagina van dorst verschroeit gerimpeld en gekloofd had zich gesloten heeft dankbaar, gulzig nu van ´t vocht genoten.
21/01/1986 De grote stroom weerspiegelt wit het licht. De palmen roeren niet de zon brandt wit ongenadig verblindt drie reigers loom dalen kaag over het water zoeken kilte, vergeefs twee vissers in een prouw varen naar vangst tot ze moe gaan vernachten in een hut aan het strand en morgen weer de grote stroom een witte spiegel...
Is God mijn licht voert hij naar kille kusten of brandt hij ongenadig wit of vaart hij op de stroom op zoek naar mij, een stal, een hut vandaag en mogen...
De Heer is opgestaan. De dood heeft afgedaan. De zon verdrijft de maan De Geest geeft kracht voortaan. Speel fluit en harp, laat trommels slaan, En heft Een lied van vreugde aan. Trek witte, nieuwe kleuren aan Om met de Heer op stap te gaan.
1. Jésus, c'est doux rêver de toi mon être est allumé de joie plus doux que miel et tout, je crois ta douce présence au fond de moi. 2. Quel chant serait plus merveilleux quel son plus beau, plus délicieux aucune parole résonne mieux que Jésus, nom du fils de Dieu. 3. Jésus espoir de tout pécheur qui court vers toi chasse la peur pour ceux qui cherchent, tu es fraîcheur pour qui te trouvent, ivesse du coeur 4. aucune langue ne peut le dire aucun poème le décrire qui vit l'amour, seul peut sentir Jésus, qui est son seul désir
7 oktober 1982 Vandaag word ik 80 jaar. Is dit werkelijk zo? Ja, de telefoon roept me "Gelukkige verjaardag, Bomma ! t' Is Sofie Cuypers." Mia versterkt het zilveren stemmetje. Heb je 't gehoord, Bomma? 't Is Sofie. Is dat niet lief?
Eerst dan ik God voor de gezegende ouderdom. 80 jaren met zijn zovele blijde en ook zo droevige dagen. Mijn onbezonnen kinderjaren. Eerste en plechtige kommunie. Oorlog 1914. Broer Marc soldaat. Gauw gevangen genomen en tot einde van de oorlog in Duitsland. Afsterven van broer Edmond, flinke student. Zou dokter worden. Wat een verdriet voor mijn lieve ouders en onszelf. Seminarie van broer Jozef. Wijding te Brugge, 1916. Niet eens zijn ouders en broers en zussen konen meevieren. Schein ! ! ! Normaalschool te Brugge. Thuis bij Jozef, Marcel, Frans, Julien, Jozef Pyck (wees) en kozijn Frans Warmoes. Margriet die voor ons kookte en moeder speelde zolang de oorlog duurde.
Dan naar Tielt. Jozef naar Torhout waar hij leraar was. Te Tielt kort verblijf tot Pasen 3de jaar. Broer Jef met een paar leraars zorgden ervoor dat ik als lis (woorden van Me la Supérieure) van cettemauvaise chique de flamingantisme... je less refuse l'entrée après les vacances! Voilà buiten vloog. Na veel geschrijf in 't Heilig Graf te Turnhout aangenomen. Daar bloeiden we weer open. In 1921 haalden we ons diploma. Les geven te Oostende, Wenduyne. Kennismaking met Gerard. Huwelijk in 1927. In 1929 ons eerste kindje geboren, gestorven. O wee ! Wat verdriet voor ons beiden ! Toch kwamen nog veel kinderen die ons heel gelukkig maakten. Vake werkte hard, dagen lang, halve nachten voor zijn geliefde kroost. God schonk ons een priester, een wens van 't begin van ons huwelijk. 8 kinderen. 23 klein- 4 achterkleinkinderen. En in het vooruitzicht nog één bij Jan en Marleen Cuypers.
In 1976 werd vake ons plots ontnomen. Dit verlies is niet in te denken wat pijn en leegte dat meebrengt. Ik troost me met de liefde die mijn kinders mij betuigen en waarvan ik met de viering van mijn 80 jaar getuige was. Ik wil jullie nog allemaal zonder uitzondering danken. Weet dat ik zielsveel van IEDER VAN U houd. Vergeet het a.U.b. niet. Diep in mijn hart zijn jullie er allemaal samen. De vreugde van mijn oude dag. Dat God jullie overvloedig zegene. Daarvoor bid ik iedere dag.
Met heel veel dank voor de viering die mij diep ontroerd heeft, zeg ik: "God vordere u!"
Jullien zeer liefhebbend Moeke. Mariakerke, 10 uur 's morgens.
1 Kalambay petit de taille, je t'appelais - t'étais si gai - petit canaille, waya way, mais t'étais sage pour ton âge. 2 T'étais là tout près de moi, pour les cours chaque jour de l'anglais qui te plaît tu changeais ta voix je ne sais pas pourquoi... 3 aujourd'hui, (06/02/1981) c'est inoui, t'es plus là je ne sais pas pourquoi ! parti de moi pour l'au-delà. aujourd'hui t'as dit "Oui!" 4 T'es endormi dans ton lit, t'es parti de tes amis, pour le ciel, pour le miel, pour le ciel où Dieu t'appelle. 5 Tu déménages à la céleste plage. Mais ton visage Que ça change C'est étrange comme d'un ange ! 6 T'étais malin t´as pris mon coussin, pour du bon, t'as raison. T'es plus là T´es près de moi,
J'ai parlé avec Kalambay. Il a parlé avec moi. On s'est rappelé beaucoup de petites choses... Quand il était mort, je lui ai coupé des fleurs, des dahlias, une cana. J'étais là quand sa classe à prié près de son corps. J'ai vu comment ils l'aimaient, comment ils ont pleuré... Puis je lui ai parlé du dernier voyage vers sa famille à Kipushi, où je l'ai accompagné, des vallées et des collines qu'on voyait, du Mur splendide des Katangais, et je lui ai dit que derrière ces montagnes, je voyais le Père qui l'a accueille et l'embrasse.
Aan Gaston De Maeyer die van Charlie de beste school-maat was. Charlie is al glijdend van de brede trapleuning zeven meter diep in de trappenschacht gevallen. Hij is twee uur later in het hospitaal gestorven.
Hij heeft vanmorgen nog gespeeld Met knikkers op de koer; En deze middag nog gekeeld Zoals een jongen, oer- Gezond, die opgaat in zijn spel. Nog zie 'k zijn wilde bros, Zijn open ogen, blinkend hel, Nog hoor 'k zijn tong, heel los ! Des avonds kwam de harde dood, Spelend onverwacht ! Ach Charlie, kind, het bloed was rood Diep in die trappenschacht. Geeneen die sprak. Het was zo stil. 't Werd plots zo ijl in huis. De dood bood ons - Gods eigen wil ? - Een vreemd te dragen kruis ! Ik bid dat God de Vader mild Zijn spelend kind ontvangt En in zijn liefde alles stilt Wat pijn doet en bevangt.
2 maart 1956 Jeugd van genade, val op de knieën, en richt een gebed van dank tot uw God; Jeugd in mijn hart door Jahweh gezegend, jubel voor hem en aanbid zijn glorie.
want Hij in zijn goedheid, steeds ons indachtig schonk als een vader genade op genade. nooit zal hij één van zijn kinderen vergeten; van ieders hoofd zijn de haren geteld.
voel op uw schouder zijn hoedoende hand, en hoor in de stilte zijn vaderlijk woord. zie rondom u de vleugels zich strekken, de vleugels van Yahweh's nabijheid.
jeugd van genade, zend walmende wierook laat bloeien uw hart als een geurende roos. voel, hoor en zie overal rondom u milde en vredig, Gods sterke nabijheid.
"dan zult ge jubelen, En de grootheid van Jahweh bezingen, zoals men juicht in het westen tot aan de grens van het oosten. en van het einde der aarde hoort ge dan zingen: Glorie den vrome !
Kunstwerkje van 03/05/1954: O.L.Vrouw van Vlaanderens Duinen
Op de keerzijde (formaat A4) had ik volgend gebed geschreven : -----
"Nu is de winter voorbij, de regen heeft opgehouden en is weggedreven, nu sta ik op en kom." Deze Gewijde tekst bracht mij bij u toen ik wandelde door de duinen. De van zon blakende zilte zeelucht prikkelde mijn neusgaten, en een zachte wind speelde met het riet aan mijn voeten. Voor uw beeld, Lieve Vrouwe van de Duinen, had ik dikwijls gebeden. (1) Maar ik wist mijn gebed veel dieper en inniger in die onmiddellijke aanraking met u tussen het riet van onze duinen. Ik bleef staan, richtte mijn gelaat naar de zee en sloot de ogen. En plots raast door mijn aderen een nieuwe nog ongekende kracht. Gij had mij Jezus leren kennen als de zuiverste werkelijkheid. Nu zag ik in u schatten van tederheid en heldhaftigheid. Opblikkende naar u schoude ik in uw eenvoud de Drievuldigheid; ik vond in u mijn welbehagen, liefde-voedend. "Uw linker hand onder mijn hoofd, en uw rechter mij omvattend", zo voelde ik op mijn hoofd gedrukt uw mond, Maria. Het was de kus van gerechtigheid en vrede. En van uw lippen vloeide blank het heerlijke "Magnificat": "Hoog prijst mijn ziel de Heer, en mijn geest jubelt van vreugde in God, mijn redder." ´k Bad mee... Met reinste ziel... "Ik zwoer u trouw en sloot een verbond met u. Zo werd gij de mijne..." Amen Amen Amen.
---------- (1) in Bredene-Duinen, langs het "Duinen-binnen-wegje" is een klein kapelletje van "Onze Lieve Vrouw ter Duinen", mooi in een Duin verscholen, waar we niet voorbij konden fietsen zonder even af te stappen om haar, de Lieve Vrouwe, te groeten.
Oud-Heverlee, op de feestdag van Toontje, ijverige keukenpiet. 17/01/1964
Toont je, mijn boontje, altijd paraat, Antonius bekijkt en beschermt je kordaat, Als jij aan de afwas, met stralend gezicht In blinkend gewaad je dagtaak verricht. Toontje, mijn schoontje, vredig en goed, Antonius, hij lacht en geeft je steeds moed Als jij aan ´t machien, door ´t veel doen volleerd, Met kennis van zaken de handles hanteert. Toontje, mijn zoontje, met nat schoteldoek, Antonius hij weet: jij zijt goed als een koek Om elke dag weer op leven en dood Te spoelen de berg van de schotels, zo groot. Toontje, je loontje in de hemel ligt klaar, Antonius hij weet wat hij schenken moet daar, In d'eeuwigheid zul je, de heilige vaat, men lepeltjes wassen van veertig karaat. Toontje, mijn boontje, mijn loontje, mijn schoontje, Antonius met ´t verkske, in je schotelhuiswoontje, Hij lacht en hij knort en wij glunderen samen, En wensen je ´t beste in de eeuwigheid. Amen