Al lezend in dat wondermooie en tevens zo misterieuze boek ('k zou graag schrijven 'boekje' omdat het mij zo nauw aan 't hart ligt, maar 't is een knaap van 350 blz.) "DE KINDERJAREN VAN JEZUS" (Jacob Lorber) dat als ondertitel heeft: "HET EVANGELIE VAN JAAK", voel ik mij opgezogen door en blijf ik hangen bij hoofdstuk 219. Het werpt een helder licht op de diepten van het kind Jezus. Ik vertaal niet het ganse hoofdstuk om beknopt te blijven. - Hfdst 219, vers 4 : Het kind antwoordt : "Eén hand wast de andere. Wie water geeft moet er ook krijgen. 12 Wie liefde geeft moet ook liefde krijgen. 15 Ik zeg je, Jozef, ik verkies de pure liefde... 17 Jonathan bemint me met een grote liefde 18 want hij alleen bemint me om mezelf, en dat is pure liefde. 22 In mijn huis zullen slechts degenen wonen die mij echt beminnen. Hfdst 220, 1 Jonathan weende tranen van vreugde en dankbaarheid. 8 Het Kind zei : "Hoe is het mogelijk voor een kleine mens mij zo fel te beminnen; weet je waarom? 9 De liefde tot mij is heilig in zichzelf. 11 Elke mens is 'geheeld', wordt opnieuw geboren als hij mij graag ziet. 12 Als je vol bent van die liefde ben je gesterkt tegen alle kwaad. 16 Jou waarde ligt enkel in je liefde. 17 Eensdaags zal men je niet vragen hoe je lichaam was, maar : "Hoe sterk was je liefde?