Aan Gaston De Maeyer die van Charlie de beste school-maat was. Charlie is al glijdend van de brede trapleuning zeven meter diep in de trappenschacht gevallen. Hij is twee uur later in het hospitaal gestorven.
Hij heeft vanmorgen nog gespeeld Met knikkers op de koer; En deze middag nog gekeeld Zoals een jongen, oer- Gezond, die opgaat in zijn spel. Nog zie 'k zijn wilde bros, Zijn open ogen, blinkend hel, Nog hoor 'k zijn tong, heel los ! Des avonds kwam de harde dood, Spelend onverwacht ! Ach Charlie, kind, het bloed was rood Diep in die trappenschacht. Geeneen die sprak. Het was zo stil. 't Werd plots zo ijl in huis. De dood bood ons - Gods eigen wil ? - Een vreemd te dragen kruis ! Ik bid dat God de Vader mild Zijn spelend kind ontvangt En in zijn liefde alles stilt Wat pijn doet en bevangt.
2 maart 1956 Jeugd van genade, val op de knieën, en richt een gebed van dank tot uw God; Jeugd in mijn hart door Jahweh gezegend, jubel voor hem en aanbid zijn glorie.
want Hij in zijn goedheid, steeds ons indachtig schonk als een vader genade op genade. nooit zal hij één van zijn kinderen vergeten; van ieders hoofd zijn de haren geteld.
voel op uw schouder zijn hoedoende hand, en hoor in de stilte zijn vaderlijk woord. zie rondom u de vleugels zich strekken, de vleugels van Yahweh's nabijheid.
jeugd van genade, zend walmende wierook laat bloeien uw hart als een geurende roos. voel, hoor en zie overal rondom u milde en vredig, Gods sterke nabijheid.
"dan zult ge jubelen, En de grootheid van Jahweh bezingen, zoals men juicht in het westen tot aan de grens van het oosten. en van het einde der aarde hoort ge dan zingen: Glorie den vrome !
Kunstwerkje van 03/05/1954: O.L.Vrouw van Vlaanderens Duinen
Op de keerzijde (formaat A4) had ik volgend gebed geschreven : -----
"Nu is de winter voorbij, de regen heeft opgehouden en is weggedreven, nu sta ik op en kom." Deze Gewijde tekst bracht mij bij u toen ik wandelde door de duinen. De van zon blakende zilte zeelucht prikkelde mijn neusgaten, en een zachte wind speelde met het riet aan mijn voeten. Voor uw beeld, Lieve Vrouwe van de Duinen, had ik dikwijls gebeden. (1) Maar ik wist mijn gebed veel dieper en inniger in die onmiddellijke aanraking met u tussen het riet van onze duinen. Ik bleef staan, richtte mijn gelaat naar de zee en sloot de ogen. En plots raast door mijn aderen een nieuwe nog ongekende kracht. Gij had mij Jezus leren kennen als de zuiverste werkelijkheid. Nu zag ik in u schatten van tederheid en heldhaftigheid. Opblikkende naar u schoude ik in uw eenvoud de Drievuldigheid; ik vond in u mijn welbehagen, liefde-voedend. "Uw linker hand onder mijn hoofd, en uw rechter mij omvattend", zo voelde ik op mijn hoofd gedrukt uw mond, Maria. Het was de kus van gerechtigheid en vrede. En van uw lippen vloeide blank het heerlijke "Magnificat": "Hoog prijst mijn ziel de Heer, en mijn geest jubelt van vreugde in God, mijn redder." ´k Bad mee... Met reinste ziel... "Ik zwoer u trouw en sloot een verbond met u. Zo werd gij de mijne..." Amen Amen Amen.
---------- (1) in Bredene-Duinen, langs het "Duinen-binnen-wegje" is een klein kapelletje van "Onze Lieve Vrouw ter Duinen", mooi in een Duin verscholen, waar we niet voorbij konden fietsen zonder even af te stappen om haar, de Lieve Vrouwe, te groeten.
Oud-Heverlee, op de feestdag van Toontje, ijverige keukenpiet. 17/01/1964
Toont je, mijn boontje, altijd paraat, Antonius bekijkt en beschermt je kordaat, Als jij aan de afwas, met stralend gezicht In blinkend gewaad je dagtaak verricht. Toontje, mijn schoontje, vredig en goed, Antonius, hij lacht en geeft je steeds moed Als jij aan ´t machien, door ´t veel doen volleerd, Met kennis van zaken de handles hanteert. Toontje, mijn zoontje, met nat schoteldoek, Antonius hij weet: jij zijt goed als een koek Om elke dag weer op leven en dood Te spoelen de berg van de schotels, zo groot. Toontje, je loontje in de hemel ligt klaar, Antonius hij weet wat hij schenken moet daar, In d'eeuwigheid zul je, de heilige vaat, men lepeltjes wassen van veertig karaat. Toontje, mijn boontje, mijn loontje, mijn schoontje, Antonius met ´t verkske, in je schotelhuiswoontje, Hij lacht en hij knort en wij glunderen samen, En wensen je ´t beste in de eeuwigheid. Amen