Oud-Heverlee, op de feestdag van Toontje, ijverige keukenpiet. 17/01/1964
Toont je, mijn boontje, altijd paraat, Antonius bekijkt en beschermt je kordaat, Als jij aan de afwas, met stralend gezicht In blinkend gewaad je dagtaak verricht. Toontje, mijn schoontje, vredig en goed, Antonius, hij lacht en geeft je steeds moed Als jij aan ´t machien, door ´t veel doen volleerd, Met kennis van zaken de handles hanteert. Toontje, mijn zoontje, met nat schoteldoek, Antonius hij weet: jij zijt goed als een koek Om elke dag weer op leven en dood Te spoelen de berg van de schotels, zo groot. Toontje, je loontje in de hemel ligt klaar, Antonius hij weet wat hij schenken moet daar, In d'eeuwigheid zul je, de heilige vaat, men lepeltjes wassen van veertig karaat. Toontje, mijn boontje, mijn loontje, mijn schoontje, Antonius met ´t verkske, in je schotelhuiswoontje, Hij lacht en hij knort en wij glunderen samen, En wensen je ´t beste in de eeuwigheid. Amen