Meer foto's staan op Nathalie haar blog. http://aventuras-de-chili.blogspot.com/ Ook een reisverslag door haar ogen gezien. Als iemand een goed idee heeft om 200 digitale foto's te verzenden, stuur me dan gerust een mailtje. ( Copy-paste van een space is omslachtig en levert alleen gecomprimeerde foto's op. Met acces tot de space krijg je ze ook niet tegelijk afgehaald, en blijven ze gecomprimeerd. Gezipt blijft het een groot bestand, dat nog uren nodig blijkt te hebben via Skype of Msn. Cd branden en opsturen met de post duurt ook een tijdje van Santiago naar Sevilla)
Peru dus. Ronduit fantastisch en nog beter bij momenten. Een
bloemlezing:
Eerste dag Lima gedaan, wat vooral aardige buitenwijken
heeft, met prachtige vergezichten op de Indische Oceaan en alles wat erin aan
t surfen is. Dag erna naar Nazca getrokken, in de woestijn. Dit natuurlijk om
de beroemde Nazca lijnen te zien, figuren en geometrische patronen die eeuwen
geleden door de Nazcabeschaving in de woestijn gemarkeerd waren, waarschijnlijk
met religieuze bedoelingen, alhoewel het voor altijd onduidelijk zal blijven
hoe ze aan de kennis kwamen voor die complexe tekeningen. Vanuit de lucht te
bewonderen, dus een klein Cessnavliegtuigje in. Na vijf patronen ( en nu langs
de linkerkant, en nu even draaien en dan via rechts bekijken, )was ik zo misselijk als een hond. Nathalie
even later ook. Maar wel serieus de moeite.
Van Nazca met de nachtbus naar Arequipa, la ciudad blanca de
Perú. Voormiddag Arequipa bezocht, dan door naar Cabanacondé, een klein dorpje
aan de rand van Cañon del Colce, oftewel de diepste canyon ter wereld. Er waren
amper toeristen in Cabanacondé, en het restaurantje dat we vonden werd verlicht
met kaarsen en een haardvuur. De schaarse electriciteit lichtte enkel een TV in
een verre hoek en een barlamp op. Volgende dag vroeg op voor de afdaling. Rond
negen uur beneden, dan baden in enkele bronnen aldaar, en dan in volle zon
terug naar boven vooraleer de stijgingsregens van namiddag je inhalen. Allebei
een zonneslag en sorroche, hoogteziekte, want het was ons eerste dag op grote
hoogte (3200 m)
en veel inspanning wordt dan eigenlijk afgeraden. De panoramas waren echter
ongelooflijk, en de overvliegende condors maakten alles goed. s Nachts nog een
lokale Semana Sancta processie bijgewoond. Het hele dorpje vormde een stoet
door de straten naar het kerkje. Geen toeristen, geen flashes van
fotoapparaten, we voelden ons al ongemakkelijk dat we erbij stonden, zo intiem
was het eigenlijk.
Terug naar Arequipa en door naar Puno dan, aan het
Titicacameer. Puno is in sé niet zo een mooie stad, dus we vertrokken al snel
met de boot naar Taquile, via de Uros eilanden. Die laatsten zijn drijvende
eilanden gemaakt van riet. Taquile is een eilandje op het Titicacameer, waar
een indianengemeenschap met een duizendtal samenleeft. Ze leven in
gemeenschap wat wil zeggen dat er enkele vissen, anderen het land bewerken,
sommige snuisterijen aan toeristen verkopen, en alles eerlijk verdeeld wordt
over alle bewoners van het eiland. Prachtig, toch? Toeristen kunnen blijven
overnachten, alhoewel het niet zo veel gebeurt, en hiervoor is er een beurtrol
opgesteld zodat iedereen om de beurt de inkomsten krijgt. We bleven met een
handvol over voor een nacht en dag op het eiland. Het is zeven km lang, maar
met de heuvels en de hoogte (4000
m, deze keer), ben je toch een eind aan het stappen. We
leerden enkele voorbijkomende indianen het gebruik van een verrekijker, en
later aten we samen met de familie in hun keukentje. Gelukkig sprak de vader
een woordje Spaans, en konden we zo met de rest van de familie, die alleen
Quechua sprak, communiceren.
Van Puno naar Cuzco, Quechua voor navel van de wereld, en
dat was de voormalige Incahoofdstad in die tijd dan ook. Na een kort bezoekje
Cuzco city vlogen we Puerta Maldonado binnen. Min of meer alleen bereikbaar via
vliegtuig. Er hing een vrijbuiters- en avonturiers sfeer, die je wel eens vaker
aantreft bij dorpen op de rand van een beschaving. Via een jeep- en later
boottocht kwamen we uiteindelijk midden in de selva (regenwoud) terecht. Persoonlijk
vond ik dat een van de fascinerendste zaken waar ik me al mee heb bezig
gehouden de afgelopen 21 jaar. Vier dagen lang ploeteren door het regenwoud,
moerassen en meren. Plaatsen doorkruisen, tot je middel in het water en met
stokken slangen verdrijvend, waar zeven
jaar geleden een anaconda een local gewurgd had. Piranhas vissen en
ondertussen door toekans gadegeslagen worden. Een tropische regenstorm door in
sneltempo, wegens gevaar voor neersuizende takken. s Nachts met stokjes tarantulas
uit hun holen jagen. (Totdat je vriendin duidelijk terug naar huis wil). Apen
achterna tot je de weg kwijt bent, en dan met de machete weer terug. De rivier
met de stroom mee afvaren s nachts, motor uit, en met een zoeklicht de
reflecterende ogen van kaaimannen spotten. Giant ants en termieten alom. s
Ochtends papegaaien gadeslaan vanuit een camouflagehutje. Een wespensteek die
opeens centimetersgroot wordt en Nathalie haar hand die opeens twee keer zo dik
werd van een beet. Alles opeten wat je onderweg tegenkomt en eetbaar schijnt te
zijn. Vleermuizen. Gaan zwemmen in de Tambobaté stroom bij zonsondergang. (De
sidderalen en pijlstaartroggen zouden alleen aan de rand van de rivier zitten
waar er minder stroming is, de kaaimannen zijn mensenschuw, de piranhas komen
slechts af als je bloedt en de gore beestjes die op je urine afkomen, je urine
leider inkruipen, zich met weerhaken vastzetten en alleen operatief verwijderd
kunnen worden, tja, tot nu toe heb ik er nog geen last van). Achteraf vertelde
de gids dat het ook voor hem de eerste keer was dat hij in de rivier sprong. Net
zoals het anaconda verhaal ook na het moeras kwam, en zijn piranhalitteken ook
na het vissen. Tactvol was hij wel. Iedereen die me een beetje kent kan zich
wel voorstellen dat ik daar rondliep als een kind in een pretpark-snoepwinkel-annex-grote-sinterklaas-show.
Uiteindelijk hebben ze me dan
toch die jungle uitgekregen en trokken we de laatste dag naar Ollantaytambo,
een dorpje door incas gebouwd en waar de mensen nog echt in oude incahuizen
leven, om van daaruit dan MachuPichu te bezoeken. Knappe ruines in een
schitterend decor, zo op de rand van oerwoud en Andes. Maar de enige manier om
er te geraken is via een gemonopoliseerde treinrit en jong en oud klaagde over
de prijzen. Maar zoals een gepensioneerde Amerikaan het me vertelde: De Europeanen
hebben die indianen vijf eeuwen lang uitgebuit en gedecimeerd, ze mogen de
gringos nu wel eens terugpakken. Hij had in feite wel een punt, de man.
Nu weer huiswaarts en ik moet
zeggen de verwachte kater blijft uit. Sevilla is prachtig in de lente, het
voelt goed om ook nog eens wat te werken en over een week staat er een
allegaartje Bilzenaren hier. Dat
wordt dus bokken tetten op de feria. And city trippin with my favourite
allies