Voor wie niet weet hoe een druilerige krokusvakantie door te komen zonder al te zeer op de zenuwen van geliefden allerlei te werken: er is hoop. Dankzij mijn nieuwe schitterende workshop Werken met kinderboeken hou je de koters de hele vakantie entertained, en dit geheel televisievrij! Voor de tamelijk onnozele prijs van 67 euro (60 met korting) zal ik u in hoogsteigen persoon 2 volle dagen dusdanig entertainen, dat u na afloop opgelucht de rest van de week met uw kinderen doorbrengt. Meer info vindt u hier. De workshop heeft plaats bij Wisper in Gent, op zaterdag 2 en zondag 3 februari van 10u tot 17u. Ik verwacht u allen massaal voor mijn deur te zien opdagen!
'Waar komen al die gabioten vandaan?' Zo klonk het ongeveer. Nu ben ik wel een en ander gewend als het op verhakkeld Nederlands aankomt. Sinds jaren ben ik fulltime leerkracht Nederlands voor anderstaligen, thuis en nu ook op school. Toch trok ik een wenkbrauw op. Hier kon ik bitter weinig van maken. 'Gabioten?' Hij knikte. 'Bedoel je misschien idioten?' Hij schudde zijn hoofd. 'Malloten, zeloten, despoten of walnoten?' Mijn inspiratie was op. Hij schudde opnieuw van nee en wees omhoog. Daar vlogen twee prachtige meeuwen. Gaviotas in het Spaans. Waar ze vandaan kwamen wist ik niet. Op dat ogenblik lag ik al bijna over de grond te rollen. Het heeft mij een halve dag gekost om mijn pedagogische uitschuiver weer goed te maken.
Te nat, te koud of vlooien, zei de mevrouw van de Aveve.
Ik heb een onmetelijke bewondering voor mensen die iets van de natuur afweten, echt waar. Zelf kan ik met moeite een tulp van een lelie onderscheiden en al mijn huisplanten krijg ik steevast binnen de week dood, zelfs als de dame van de bloemenwinkel mij verzekert dat het ding járen zal meegaan.
Toch durfde ik twijfelen aan haar woorden. Nat en koud leek nog aannemelijk, maar vlooien? Nooit geweten dat parasieten leiden tot zwangerschapsonderbreking.
Kiekens zijn serieus zindelijke beesten, voegde ze er aan toe.
Dat vond ik nog vreemder. Het ligt misschien aan hun opvoeding, maar mijn kiekens schijten waar ze het gedacht hebben, in hun hok, op hun eten of op elkaar. Zindelijk zou ik dat niet meteen noemen. De conversatie die daarop volgde bespaar ik u, maar vijf minuten en enkele genante opmerkingen later had mevrouw Aveve mij diets gemaakt dat zindelijk in sommige dialecten moeilijk betekent.
Dus hebben we een extra afdak gezet, het hok naar het zuiden gedraaid en de kippen gepoeierd. Wat uiteindelijk het verschil heeft gemaakt, durf ik niet zeggen, maar ze leggen weer. En sinds ze weer leggen vinden de kinderen ik cake moet bakken. Cake is namelijk het enige wat ik kan bakken. Gewone cake, cake met appeltjes, cake met rozijnen en chocoladecake.
Ik waan mij heel even keukenprinses, negeer de brokken eierschaal in het eiwit, de klonters suiker bij het geel en geniet van het vuil dat de kinderen na mij moeten opruimen. De prijs die ze voor mijn schitterende cake betalen. Ik zou zowaar zeggen dat ik geniet. Sinds ik heb ontdekt dat de bijgeleverde accessoires bij een mixer ook ergens voor dienen, schrik ik er zelfs niet meer voor terug om het eiwit te kloppen. Tot voor kort was dat een ware verschrikking. Bekijk de bovenarmen van vroegere generaties huismoeders en u weet genoeg. Ik zou verhongerd zijn in die tijd. Of verstoten door man en kind wegens het niet kunnen opkloppen van een kommetje wit. Maar dankzij mijn mixer kan ik mij tegenwoordig beroepen op een kommetje ondersteboven. Zonder dat er iets slijmerigs naar beneden druipt!
De kinderen vinden het bijna even fantastisch als ik.
Het lijkt op een walvis, maar met korte vleugeltjes. Tot hier.
Hij toont net boven zijn ellebogen en wacht op mijn antwoord. Ik schud mijn hoofd. Met een overdreven lange zucht maakt hij duidelijk hoe hij over mijn intelligentie denkt.
Een vis natuurlijk.
Natuurlijk.
Bleek ik door de vleugeltjes even op een verkeerd spoor gezet.
Nog eentje!
Ik ga er goed voor zitten.
Het is groot, zegt hij en zijn bewegingen wijzen op pakweg de grootte van ons keukenterras.
En het heeft WIELEN. Dat laatste spreekt hij heel heftig uit, met opengesperde ogen en neusgaten.
Een makkie!
Ik weet het, ik weet het. Bijna zit ik met mijn vinger in de lucht te zwaaien, zo blij ben ik.
Ja?
Een auto.
Zijn mond valt open. Ik voel me niet weinig trots.
Dan rolt hij ostentatief met zijn ogen.
Duhuuuh!
Hoewel hij er geen benul van heeft wat sarcasme is, druipt het er af.
Een vliegtuig, ja!
Bleek ik door het gebrek aan vleugeltjes even op een verkeerd spoor gezet.
Ze hield haar tas boven haar hoofd en rende naar de wagen. Rotweer, telkens opnieuw wanneer ze een late cursus had. Bovendien was het ook op dit uur nog bijzonder druk op de weg. Met enig gemanoeuvreer lukte het haar om tien minuten later de autosnelweg op te rijden.
Ze zuchtte en draaide de radio harder.
Op hetzelfde ogenblik remde de wagen voor haar bruusk.
Vanuit haar ooghoek zag ze hem lopen. Hij moest een jaar of vijftig zijn geweest. Zijn geruite hemd was doornat. Hij liep op het linkse rijvak en scheen zich niet bewust van wat zijn aanwezigheid daar veroorzaakte. Hij stapte stevig door.
Achter zich hoorde ze getoeter en gierende remmen.
Hij stapt lekker door. Het voelt koud, maar dat is net wat hij wou. Het schrijven begon hem de strot uit te komen. Net toen hij dacht dat het goed zat, dat hij eindelijk alle observaties, personages en conflicten harmonieus op één lijn had gebracht liep die verdomde plot vast. En het moet af tegen de volgende les. Even een frisse neus halen dan maar.
De blauwe flanellen ruiten rond zijn buik worden doornat. Een strakke westenwind slaat de striemende regen in zijn gezicht. Maar hij stapt stevig door. Even nog. Fijne wandelweg is dit trouwens. Keurig asfalt en goed verlicht. Alleen spijtig van al die toeterende wagens
Bon, het is zo ver. Na een paar maanden begint het weer te steken, zo ongeveer ter hoogte van mijn oren. Een zeurend gevoel dat niet weg te krijgen is, zelfs niet met een fles duurdere rode. Psychosomatisch? Vast wel. Maar dat belet niet dat ik mezelf elke morgen aan de haren in gang moet sleuren.
Zin om te werken in overvloed! Maar kan het alsjeblief af en toe een dagje van thuis uit? Zodat ik en passant ook nog even de soep in het oog kan houden. En een (vruchteloze, ik weet het) poging kan ondernemen om de wasgoedberg een kopje kleiner te maken. En mijn weeral zieke dochter te verzorgen. En als alles achter de rug is, plaats mij dan op een vrolijke redactie vol blije, schrijvende mensen. Met een saladbar. Volgens mij zou het leven veel mooier zijn.
Ik zou voorzekers zingend uit mijn bed springen om 6 uur s morgens. Of om 7 uur, want ontiegelijk vroeg opstaan zou niet meer moeten. Ik zou flensjes bakken voor mijn schoolgaande jeugd, omdat ik dat al van mijn leven zon mooi woord vind, en ei met spek voor mijn buitenshuis werkende echtgenoot, omdat hij dan eindelijk eens een vrouw zou hebben die voor hem kookt in plaats van omgekeerd. En daarna zou ik de hele dag met een smile van hier tot ginder aan mijn computer gaan zitten. De columns, gedichten en boeken zouden meesterwerkgewijs uit mijn printer rollen.
Ik zou gelukkig zijn. Ongetwijfeld.
Laat mij even verder dromen. En bezorg mij een vetbetaalde schrijfopdracht om mijn droom te verwezenlijken. Mijn schoolgaande jeugd, buitenshuis werkende echtgenoot, wasgoedberg en vooral ikzelf zullen u eeuwig dankbaar zijn.
Ons bad is een gietijzeren exemplaar dat al tijdens de ruwbouw in de grond verankerd werd. Een onverwoestbaar exemplaar uit de jaren dertig, net zoals het huis. Tweemaal lieten we het opnieuw emailleren, maar een half jaar later verschijnen de eerste bellen en komt de verf er steevast weer afbladderen. Dat geeft niet. Als je er in ligt merk je het nauwelijks.
Het bad dient als wasplaats, leeshoek, relaxoord en nog een paar dingen die ik hier niet meteen zal noemen - je weet nooit wie er mee leest. Voor de kinderen is het de ideale speelkamer. Heelder speelhoeken, -kisten en dito dozen worden aangesleept om de inrichting te vervolledigen. Actiehelden en barbies gaan probleemloos in dialoog met drijvende fluffy paarden (kent u die monsters?) en piratenschepen.
Ik blijf in de buurt.
Ik weet het, zelfs mijn jongste haalt binnenkort haar brevet en zal mij tijdens de volgende zondagse zwemuitstap het nakijken geven. Toch blijft de schrik dat er ooit eentje verdrinkt. Of met het badwater wegspoelt.
En dus blijven ze zitten, weken, zingen, drijven en spelen. Tot de damp in de badkamer staat en het condenswater van de muren loopt. Tot vingers en tenen rimpels vertonen waar mijn grootmoeder geen lap aan heeft. Tot ik uiteindelijk dreig om de koudwaterkraan open te draaien.
Het helpt geen zier.
Tot ik, met de deurknop in de hand, zeg dat ze er een rimpelpoep van krijgen. En ik vertrek. Tien seconden later zijn ze afgedroogd.
De jongen staat aan de overkant van de speelplaats tegenover De Bullebak, die een kop boven hem uittorent. Hij houdt zijn armen voor zijn borst gevouwen en vangt de eerste klap, net wanneer zij de speelplaats opstapt. En nog een, de eerste was niet hard genoeg. Ze ziet het gebeuren. Even knijpt ze haar ogen toe in de hoop het ijle gesuis in haar hoofd te verjagen.
De jongen vangt de derde klap en wankelt lichtjes. In een fractie van een seconde staat ze naast hem.
Godverdomme!
Een ruk aan zijn oor doet De Bullebak duizelen. Haar woorden slaan harder dan zijn klappen.
Rotjong!
Ze groeit.
Wat denk jij verdomme dat je doet?
Ze is reusachtig groot nu.
Durf je wel, kleintjes slaan?
Haar stem schalt tot in de donkerste hoeken van de school.
Laat ik dat niet nog eens zien, of
De Bullebak krimpt tot op de hoogte van zijn slachtoffer. En lager. Zijn ogen schieten verschrikt heen en weer tussen haar en de jongen. Achterwaarts gaat hij dekking zoeken bij het boekentassenrek. De omstaanders gniffelen.
Met grote ogen kijkt mijn zoon haar aan. Alsof hij haar nu voor het eerst ziet. Nooit had hij zoveel kracht vermoed, en zoveel harde, stoute woorden. Zijn hele gezicht straalt van trots.
Die durft vast nooit meer terugkomen.
Ze houdt zich even aan zijn schouder vast, zodat hij niet ziet dat ze trilt op haar benen.
Ze heeft welgeteld tien minuten uit het raam gestaard en haar neus krult lichtjes omhoog. Ze houdt niet van regen, net zoals ik. De vochtigheid doet haar nog net iets harder piepen dan gewoonlijk. Met het puntje van haar tong tussenhaar tanden gaat ze geconcentreerd aan de slag. Stiftdopjes, potloodslijpsel en papiersnippers vliegen in het rond. Luttele minuten later steekt ze trots haar kunstwerk in de lucht.
Het is een regenboog.
Ik zie grasgroene strepen, gifgroene strepen en donkergroene strepen met hier en daar een flard roze.
Mooi.
Ze knikt. Ze heeft geen aanmoediging nodig. Ook zonder bevestiging weet ze zich fantastisch.
Ja.
Ze propt het in mijn handen.
Je moet het boven je bed hangen. Of boven je bureau.
Ze kent mijn zwakke plekken als geen ander.
En als je triestig bent moet je er naar kijken. Dan word je weer vrolijk.
Ze piept een astmastraaltje zon door de wolken heen.
Ik ben een kouwelijk mens. Zodra de thermometer net-iets-minder-dan-tropische-waarden aangeeft veranderen mijn lichaamsuiteinden in ijsklompjes. Geloof me, het is geen zicht en geen leven. Maar het leert een mens wel om creatief te zijn. En ontelbare manieren te zoeken om alsnog de Belgische winters en zomers te trotseren. Koude vingers worden sneller warm als je ze in je mouwen trekt en dan als een idioot op die mouwen gaat blazen. Van dichtbij natuurlijk. Anders maak je alleen maar wind. Bij tenen werkt dat ook, ware het niet dat dit iets moeilijker te realiseren is. En voor een rode neus kan je gewoon in je mouw blazen en die dan heel snel tegen je neus duwen. En zo ken ik er nog wel een paar. Geen zicht en geen leven. Enfin, waar we naartoe willen: kinderen willen al eens vreemde gewoonten oppikken uit hun omgeving. Wie bij de hond slaapt, niewaar. Gisteren wou mijn dochter ziek zijnde en dus nog veel meer aandacht nodig hebbende dan in min of meer normale toestand in het grote bed slapen. Liefst tegelijkertijd met mama. Omdat ik nu niet direct stond te springen om nog voor het journaal onder de dekens te duiken, kon ik haar overtuigen om alvast het bed te gaan voorverwarmen. Tien minuten later ging ik checken. Onder het dekbed zat een bult. En ze bewoog. Mijn allerliefste dochter kroop op handen en voeten ons kingsized bed rond, om systematisch elke centimeter van de matras warm te blazen. Ze was redelijk oververhit aan het raken. Superschattig én ecologisch verantwoord, waren de termen die spontaan door mijn hoofd schoten. Ware het niet dat ze een lichte vorm van astma heeft en het dus eigenlijk noch pedagogisch, noch medisch verantwoord is. Dus ben ik zelf de rest van het bed gaan warmblazen.
Gent zit vol, maar voor Waregem zijn er nog een 2-tal plaatsen vrij. We starten vanavond. Snel zijn is de boodschap! Voor info, klik op de link of stuur mij een mailtje...
Wat begon als kom je straks naar boven, mama, ging over in ik kan echte echte echte waar niet slapen als jij niet boven bent en ontaardde tenslotte in een neuriënde kleuter onder mijn deken. Telkens als de broers komen piepen, glipt ze onder mijn arm en trekt mijn poncho over haar hoofd (ja, ik ben nogal kouwelijk). Haar tenen wiebelen heen en weer terwijl ik vruchteloze pogingen onderneem om alsnog een gedicht te beëindigen. Mijn bed is warmer dan het jouwe. Misschien moet je dan toch maar in jouw bed gaan slapen. Nee hoor. ? Jouw bed is een beetje lauw en een beetje lauw. Dus eigenlijk just gepast. Waarna ze zich nog wat dieper in mijn oksel nestelt.
De kerstvakantie is bijna definitief voorbij. Maar geen paniek: er staan tal van zoeper-schrijfcursussen op het programma. Hieronder vind je een overzicht (klik op de titel voor meer info): Fantaseren kan je leren - Wisper Gent, maandag 14, 21 en 28 januari, telkens van 19u30 tot 22u30. Verhalen schrijven - CC de Schakel, Waregem, dinsdag 15, 22 en 29 januari, 12, 19 en 26 februari, 4 en 11 maart, telkens van 19u30 tot 22u. Personages op zoek naar een auteur - Vormingplus Ieper, maandag 3, 10 en 17 maart, telkens van 19u30 tot 22u. Werken met kinderboeken - Wisper Gent, zaterdag 2 en zondag 3 februari, telkens van 10u tot 17u. Info over cursussen na de Paasvakantie volgt later.
Het crashdieet zit na drie dagen in de diepvriezer, samen met de zelfgemaakte cola-ijsjes en de twee taarten voor morgenavond. Ter verdediging kan ik aanvoeren dat ik ondertussen samen met mijn toch wel bijzonder sportieve vent mijn 3e looptraining achter de rug heb. Dit is de tweede poging om alsnog, na jarenlange en bijzonder systematische verwaarlozing, iets aan mijn erbarmelijke conditie te doen. Als u mij een dezer lichtelijk aangedaan door de gangen van de plaatselijke supermarkt ziet strompelen, gelieve geen vervelende opmerkingen te maken. Dit zou op geen sympathie van mijnentwege kunnen rekenen.
Ook de eerste versie van mijn nieuwe boek heeft enkele dagen stil gelegen. In een bui van roekeloosheid had ik mezelf de vraag gesteld naar de relevantie van het schrijven. Van dit boek in het bijzonder. Geen goed idee. (Dit zal ooit nog een schitterende schrijftip opleveren, mind my words!) Twee slapeloze nachten later heb ik besloten relevantie niet tot essentieel criterium van een nieuw boek te benoemen. En dus kan ik vrolijk verder werken.
Terwijl ik dit schrijf, zit mijn dochter naast mij bloed en tranen te zweten met een knutselpakket, in de hoop te voldoen aan mijn kerstkaartjesvoornemen. Ikzelf hoop tegen beter weten in dat ik haar na afloop met inbegrip van alle lichaamseigen onderdelen (vingers, ogen, haar, u weet wel) terug zal vinden. Nog even geduld lieve vrienden, de onmenselijk schone kaartjes komen er aan.
Aan de rest van mijn voornemens word ik liever een paar dagen niet herinnerd. Een mens doet zijn best
Ze vraagt of ze vannacht bij mij mag logeren. Ik denk even na. Dat betekent manloos de nacht door, met een bijzonder beweeglijke dochter aan mijn slapeloze zijde.
Ik zeg nee.
Haar ogen schieten vuur.
Ze haalt diep adem en vraagt het opnieuw. Ik haal ook diep adem en zeg opnieuw nee.
Ze bliksemt me net niet neer.
Er draait van alles rond in dat kleine hoofd. Dan zet ze haar liefste glimlach, haar-kijk-eens-hoe- schattig-en-onweerstaanbaar-ik-ben-ogen en ze vraagt het nog een keer. Ook ik zet mijn onschuldigste blik op, zuig lucht door mijn zachtste moederlachje en zeg nee.
Even trilt haar onderlip.
Paniek. Daar is het monster, weeral. Ben ik een slechte moeder? Word ik de oorzaak van ellenlange en geldverslindende therapieën voor mijn kinderen op latere leeftijd? Krijgen ze faal,- bindings- en tal van andere angsten door mijn hardvochtigheid?
Dan ben je mijn beste vriendin niet meer.
Het klinkt droog, als een nuchtere vaststelling.
Zo kan ik het ook:
Ok.
Ik vertrek geen spier.
Ze kijkt mij uitdagend aan:
Dan ben je een heks.
Even val ik uit mijn rol en trek een wenkbrauw op.
Een heks?
Ja. Een oude lelijke heks.
Weet jij wel wat oude lelijke heksen doen met stoute kleine meisjes?
Er schiet een onuitputtelijk arsenaal van weerzinwekkende scenario's door mijn hoofd. Ik beperk met tot de minst traumatiserende en krijg net geen klap. Vijf minuten heftige discussie en een wilde achtervolging rond de keukentafel later dek ik haar toe. In mijn bed. Maar zodra ze slaapt, wordt ze verscheept!