Dat ik mag raden, zegt ze. Hoeveel keer de sportjuf boos op haar is geweest. Ze kijkt zo blij dat ik veronderstel dat het best meevalt. Ik gok op geen enkele keer. Dat blijkt lichtelijk te optimistisch. Ze lacht me net niet uit. Eén keertje dan? Ze roloogt. Twee? Ze zucht. Aan mij heb je niets, denk ik. Ik schaam me een beetje. Vier keer, zegt ze trots. Zo veel? Weer krijg ik de boze ogen. Dat dat helemaal niet veel is. Dat is groot geluk. Tien, dát is veel. Of honderd of duizend. Maar vier keer dus niet. Dat is bijna niks. Toch niet bij de sportjuf. En dat ze hoopt dat ze het zo kan houden. Ik hoop het ook. Want tien of honderd of duizend lijkt me echt wel te veel.
10-11-2009 om 17:02
geschreven door Tine 
|