Ze straalt. Met een vreemd rubberen mondstuk in haar veel te kleine mond gepropt zit ze in de kabine en ademt gedisciplineerd in en uit, alsof ze nooit iets anders heeft gedaan. Traag en diep, snel en oppervlakkig, ritmisch en zacht. Zes is ze, en ze doet alsof ze alles begrijpt wat de verpleegster vraagt. Wanneer ze het mondstuk uit mag halen, blijft ze nog even in de kabine zitten. Ze rammelt aan alle knoppen en buisjes waar ze bij kan. Ze trekt de deur dicht, neemt haar denkbeeldige stuurknuppel vast en maakt brommende geluiden. In haar hoofd vliegt ze weg, naar een planeet waar luchtvervuiling, astma en pollen niet bestaan.
Stel, u wilt ecologisch verwarmen. U neemt iemand onder de arm die beweert over de nodige knowhow te beschikken om u hiermee te helpen. U betaalt een klein fortuin, uiteraard, maar dat hebt u ervoor over. U denkt namelijk groen. Maar een paar weken na de installatie begint de miserie. Uw verwarming functioneert niet naar behoren, verbruikt veel meer dan beloofd en geeft er om de paar dagen de brui aan. U hebt geduld. U belt de deskundige, die het komt aanpassen. U betaalt de uren. Maar een paar weken na de aanpassing begint de miserie pas echt. Uw verwarming functioneert nu nog minder, verbruikt nog meer en geeft er meermaals daags de brui aan. U blijft geduldig, ook wanneer de deskundige de telefoon liever niet meer meteen opneemt. Wanneer de interventies steeds sneller worden aangevraagd, maar trager geleverd. Wanneer nu ook de brandstof problemen begint te vertonen. Wanneer een jaar na de eerste installatie alles nog steeds niet in orde blijkt. Na uw zoveelste telefoontje doet de deskundige een mondeling voorstel: hij zal een meer deskundig persoon onder de arm nemen en een performanter toestel plaatsen, uiteraard zonder extra kosten, want die neemt hij voor zijn rekening. Alvorens toe te zeggen - u bent dan wel groen, maar u koopt geen twee keer een kat in een zak - gaat u bij de meer deskundige een kijkje nemen. U ziet dat het goed gaat en gaat akkoord. Maar dan komt alsnog de kat uit de zak. Uw eerste deskundige, ondertussen deskundige af , ontpopt zich tot commercant eerste klas. Hij doet u nu hetzelfde voorstel, maar dan schriftelijk. En dan blijkt daar opeens toch een prijskaartje aan te hangen. Opnieuw een klein fortuin. Want hij werkt niet voor niets. U ook niet, uiteraard. U werkt blijkbaar om de onkunde van uw deskundige te bekostigen.
En alsof er nog niet genoeg te doen was, heeft Huize Mortier de voorbije weken de activiteiten uitgebreid. We zijn ondertussen recensente voor de Leeswelp en -Wolf, redactielid van het schitterende tijdschrift Verz!n en manuscriptbeoordelaar voor het al even schitterende Creatief Schrijven. Tussendoor produceren we teksten voor de Stad Mechelen, de Zuid-Nederlandse Uitgeverij, het theaterproject van een Kortrijkse toneelklas en een monoloog voor iemand die we een warm hart toedragen. Had u nog een streepje tekst, een kerstkaart, lofrede of andere onzin gewenst? U weet waarheen...
Helemaal echt en helemaal voor mij. Hip hip! Ik kan mijn geluk niet op. En ik ga ontzettend de schrijver uithangen! Nu nog alleen maar hopen dat ik daar niet in mijn ukkie zit...
Hij staat los, zegt ze en ze wiebelt hem demonstratief heen en weer in haar mond. Het is de allereerste, rechtsonder. Ik weet precies waarom, maar ik kan er niet tegen. Bij mijn zonen vond ik het minder erg. Ze is de laatste die haar eerste melktand gaat verliezen. Zodra ze doorheeft dat ik er niet tegen kan, komt ze om de haverklap voor mijn gezicht hangen en wiebelt het ding heen en weer. Ze trekt er grote, angstaanjagende ogen bij. Hier komt de flubbertand, roept ze. Aaaah, neen, niet de flubbertand, moet ik antwoorden. Ik probeer haar te ontwijken, maar ontsnappen is niet mogelijk. De flubbertand achtervolgt mij tot in het kleinste kamertje. Gelukkig valt hij uiteindelijk uit. Of beter gezegd, gelukkig verlost papa mij en de flubbertand uit ons lijden. En ik trek mijn feeënpakje aan, fladder in de donkere nacht door de koude gang en bezorg de begeerde euro onder het kussen. Weer een kleinood voor mijn koffertje.
Er zijn nog een paar plaatsen vrij. Klik hier voor meer info. Totaal aan te raden wegens van mijne vent en zelf ook al eens geprobeerd. Hij is zodanig goed (als je 't niet gelooft: klik hier) dat hij er in slaagt om dit zelfs aan mensen met twee linkerhanden aan te leren (inderdaad, ik spreek uit ervaring). En op die manier hebt u weer iets deftigs om aan te doen voor de feestdagen! De donkerogige schone krijgt u er niet bij, die is van mij.
Ik mag niet klagen. Beroepshalve lees ik de laatste tijd massa's boeken. Goeie boeken soms, minder goeie boeken vaak. En af en toe iets helemaal fantastisch. Hoewel dat nu een keertje niet beroepshalve was. 'ik was een steen' van Siska Goeminnen is dus helemaal fantastisch. En meer ga ik daar niet over vertellen. U moet het zelf maar lezen.
Schrijven in opdracht, het is weer eens wat anders. Maar het is uitdagend en razend leuk om te doen. Vooral als het een opdracht is van een grote stad, voor een groot publiek van kleine mensjes. Het is begonnen met 6 verhalen en samen met de kinderen maken we er nog zes. Heel misschien licht ik de volgende weken af en toe een tipje van de sluier...
Ja, we gaan weer signeren, krabbelen en lief en vriendelijk glimlachen naar al wie daarom vraagt. Komt u vooral eens kijken hoe bevallig en professioneel we dat ondertussen doen! Op zaterdag 1 en zondag 9 november, de hele dag. En breng een papiertje mee of koop een boek, want we hebben niet veel zin op om uw blote billen te schrijven.
Er ligt een man op sterven. Hij is geen vijftig jaar oud en heeft geen terminale ziekte. Hij werd geboren met iets wat door onze overheid sinds kort niet langer erkend wordt als ziekte en waarvoor hij dus geen tussenkomst in de medische kosten kan krijgen. Er zijn maar een paar mensen in België die aan deze aandoening lijden en hij is één van hen. Hij is de broer van een wanhopige vriendin.
In sommige delen van zijn lichaam ontbreken de lymfevaten. Die delen van zijn lichaam gaan zwellen. Bovendien kan zijn lijf geen eiwitten vasthouden, waardoor er nog meer vochtophoping komt. Cru gezegd komt het er op neer dat mensen met die afwijking uiteindelijk letterlijk uit hun vel barsten. Door het het toedienen van albumines (menselijke eiwitten) kan dit voorkomen worden. Patiënten die dit medicijn krijgen kunnen vrij normaal doorgaan met hun leven. Twee jaar geleden werd de wetgeving echter aangepast en sindsdien worden de albumines niet meer terugbetaald. De patiënt waarover het hier gaat heeft elke maand een dosis nodig, en die kost 1.250 euro.
Door het gebrek aan medicijnen barsten zijn benen open, wordt hij doof en heeft hij vorig weekend een combinatie van hartaanval en hersenbloeding gehad. Bij alle geneeskundige instanties is de familie met de kop tegen de muur gelopen.
Ze vragen niet veel: enige ruchtbaarheid om de betreffende instanties wakker te schudden voor er een begrafenis komt. Of is het niet godgeklaagd dat iemand op zijn vijftigste op die manier moet sterven, omdat de staat beslist dat zijn geval niet interessant genoeg is om geld in te stoppen? Op vraag van de familie van Chris Verhelst vermeld ik hierbij zijn naam en telefoonnummer. Wie iets wil of kan doen, kan hem bereiken op het nummer 09/231 99 63
Zijn we dood? Zijn we ziek, bedlegerig of anderszins ongeschikt voor blogactiviteiten? Neen, dat zijn we niet. We zijn gewoon heel druk. Met lesgeven, met toneel schrijven, regisseren en spelen, met verhalen verzinnen en neerschrijven en met nog zoveel meer. Maar we zijn u uiteraard niet vergeten. We zouden niet durven. We hebben zelfs even tijd gemaakt om een foto te zoeken die deze post toch enigszins opvrolijkt. Geheel en al voor u. Zodra we iets minder druk zijn, brengen we u uitgebreid op de hoogte van al deze drukte en meer. U zult het geweten hebben!
Is dat erg,
een moeder die schrijft? Soms valt het mee. Dan vertelt ze massas zelf
uitgevonden verhalen, liefst met tien verschillende rare stemmetjes en
bijhorende gestes. Of ze leest stukjes voor uit een nieuw boek en vraagt je wat
je er van vindt. Dan wordt je proefkonijn, of beter proeflezer en dat is best
fijn. Of ze vindt ter plekke rijmpjes uit die de pijn doen vergeten wanneer je
op je knie bent gevallen of je elleboog hebt opengehaald aan de bramen.
Maar soms
is het minder. Dan zit ze de hele dag met een rode kop aan de computer, zelfs
als het vakantie is en je op reis bent en net die hele mooie hagedis wou tonen
die over het muurtje voorbij rende. Dan komt ze pas s avonds uit haar
geïmproviseerde hokje, wanneer de zon al te laag staat om nog in het zwembad te
gaan en elkaar lekker nat te spatten en kopje onder te duwen. Dan gaat ze op de
vreemdste plekken en onmogelijkste uren op zoek naar een bibliotheek of een
internetcafé, want de laatste hoofdstukken moeten geprint en de uitgever
gemaild en de weblog geüpdated.
Is het dan
beter wanneer ze niet schrijft?
Neen.
Want dan
loopt ze stilletjes over. Van woorden die er uit moeten en een blad of scherm
missen. Dan bijt ze haar nagels kapot en gaat ze fanatiek baantjes trekken of
kilometerslange wandelingen doen en iedereen moet mee. Dan kijkt ze een beetje
vreemd uit haar ogen, zoals de ijsbeer in het warme water van de dierentuin.
Best zielig eigenlijk.
Dan gaan we
stilletjes ergens anders spelen, zodat ze nog een stukje kan schrijven, die
arme moeder van ons. Ze kan het ook niet helpen.
De voorbije
dagen stonden we op een laag pitje. Angina, ooronsteking en de bijhorende hoge
koorst leken niet bijzonder compatibel met de zuiderse temperaturen. Het hele
vakantiegebeuren ging dan ook grotendeels aan mij voorbij.
Wanneer de
zon te laag gaat staan om te zwemmen, te lezen of in de boomhut te zitten,
loopt de dag op zijn einde. Dan is het tijd om af te sluiten. We ruimen op,
wassen de vuile snoeten en smeren kindervelletjes in met aftersun. Dan is het
ook tijd voor een laatste spel.
Enkele
dagen geleden kwam ik op het grandioze idee om mijn kinderen een spel uit mijn
eigen kindertijd te leren: zwarte bollen.
Het is heel
eenvoudig. Je neemt een kurk liefst een brede, eentje van een champagnefles
of zo en houdt die enkele seconden in de vlam van een kaars. Iedereen zit in
een cirkel. Dan moet je aan de hand van een vaste formule jezelf voorstellen,
zeggen hoeveel bollen je hebt en iemand anders aanduiden. Het lijkt bijzonder
simpel, maar de minste verspreking in de vaste formule leidt uiteraard tot
bestraffing: een zwarte bol.
Als het
tegenzit, is iedereen zo fris en monter dat er weinig spectaculairs gebeurt.
Maar als het enigszins meezit, krijg je na pakweg een kwartier een gezelschap
dat of op zwarte piet, of op de builenpest gaat lijken. En drie totaal
hysterische kinderen er bovenop.
Het was,
kortom, weer eens een uitstekend staaltje van mijn pedagogisch kunnen om een
dergelijk spel s avonds op het programma te zetten. s Nachts horen we af en
toe gemompel in de kamer van de kinderen. Ik ben er zeker van dat ze alvast
liggen te oefenen voor morgen.
We zitten
aan tafel onder een parasol. Terwijl we ons tegoed doen aan het barbecuevlees,
overlopen de kinderen de hoogtepunten van de dag. Dat zijn er heel wat:
zwempartij nummer een, twee en drie, het dessert, het aperitief en een grandioos
partijtje grasworstelen. Daarbij overlopen ze in detail wie welke gemene trucs
heeft uitgehaald, en hoe fantastisch die wel waren.
Zoon twee
werd gewurgd door zoon één, die daar bijzonder trots op lijkt te zijn. Zoon
twee nam dan revanche door zoon één drie keer na elkaar een bal tegen het hoofd
te keilen en hem onder water te duwen. Dochter werd zonder bandjes en zonder
pardon door beide zonen in het water gezwierd. Zoon één werd op zijn beurt in
de pan gehakt door mijn dochter, die daarvoor over bijzondere technieken beschikt:
de Kattenklauw. Omdat ik mijn wenkbrauwen optrek, krijg ik een demonstratie.
Luid schreeuwend vliegt ze op mijn rug, slaat haar korte armpjes rond mijn nek
en spant aan. Ik krijg nog net genoeg adem om de hele buurt bij elkaar te
krijsen.
En zo heb
ik broer gewurgd, besluit ze met een stralende glimlach. En daarna ben ik
verdronken.
Ja,
lachen de broers, dat was cool.
Bijna zo
cool als toen ik verdronk, vult mijn jongste aan.
Of als
toen we papa overmeesterden, lacht de oudste, met de notenkraker.
Ik schud
mijn hoofd. Ik ben niet helemaal zeker of ik het wel wil horen.
Ja, gilt
mijn dochter. Maar dat was niet alleen door de notenkraker. Ook door mijn
nepen.
Jouw
nepen? Ik piep.
Mijn zonen
glunderen. Ze genieten duidelijk nog na van het hele gebeuren.
Ja, zegt
ze doodserieus. Want ik kan de beste nepen geven. Die het meeste pijn doen. Zo
van die hele kleine en dan draaien. Ze staat weer recht om een demonstratie te
geven. Dit keer loopt ze wijselijk in een boogje om me heen.
De eerste
dag gaan we zoals steeds op verkenning. We komen hier al jaren, maar toch
blijft het telkens weer een ontdekkingstocht. Onze nieuwsgierigheid wordt
beloond: we vinden een schommel zonder touwen, stukjes bergkristal van hun
zelfgemaakte winkeltje waar ze vorige zomer steentjes voor snoep verkochten, en
een slangenvel.
Het beest
dat uit dit vel kroop blijkt na enig nader onderzoek anderhalve meter lang te
zijn. De kinderen zijn door het dolle heen. Wat een prachtstuk voor hun
collectie rariteiten. Ik ben iets minder enthousiast, en ze krijgen dan ook
strikte instructies: niet meer op blote voeten in het gras en luid zingend van
het zwembad naar het terras. Ik kan mij niet meer meteen voor de geest halen
waar ik het gelezen heb, maar slangen zouden bang zijn van lawaai. Nu moet
zoiets met mijn kroost in de buurt niet meteen een probleem vormen, maar toch
lijken extra veiligheidsmaatregelen bij reptielen geen overbodige luxe.
In de
vooravond merk ik het resultaat van mijn bezorgdheid: mijn dochter besluit haar
pop te halen in de woonkamer. Ze stapt in haar blootje uit het zwembad, doet
haar sandalen aan en stapt dan onbevreesd door het droge gras. Zodra ze in de
buurt komt van de plek waar we het slangenvel vonden, begint ze met haar billen
te draaien, heft haar armen in de lucht en onder begeleiding van een wel
bijzonder gracieus dansje zingt ze MegaMindy-gewijs alle slangen een paar
kilometer uit de buurt weg.
Fris gewassen en gekamd zijn mijn mannen vertrokken. Ze hebben hun coolste t-shirt aan en zoveel polsbandjes dat het moeilijk wordt om handen te schudden. Vanavond zijn ze gentsefeestbeesten.
Dat is fijn.
Wij trekken er ons niets van aan, hebben we tegen elkaar gezegd. Wij vinden het niet erg dat ze alleen op zwier willen. Wij kunnen daartegen. Wat zeg ik? Wij wíllen zelfs niet mee.
Mijn dochter en ik: vier handen op één buik.
We houden een meisjesfeest.
Dus trekken we allebei een lange jurk aan. En sleuren we kussens en dekens uit de slaapkamers naar beneden. En chips uit de keuken. Massas chips en frisdrank en een film. Wat zeg ik? Twee films. We doen lekker uitbundig vandaag.
Wanneer al het lekkers eindelijk is uitgestald, beginnen we met Moby Dick. Enkele uren later sluiten we af met Doornroosje. Daar tussenin nestelen we ons dicht bij elkaar in de zetel. We kruipen weg onder het deken als kapitein Ahab zijn speer werpt, gibberen met de feetjes, gruwen van de heks en zuchten verzaligd bij de romantische kus van de prins.
Het is bijna middernacht als we ons prinsessengewijs en met de punt van onze lange jurk in de hand naar boven begeven. We slapen samen in het veel te grote bed. En net voor we in slaap vallen, fluisteren we elkaar in het oor: de mannen mogen morgen weer naar de feesten.
Ik had een dipje. De details bespaar ik u, maar laten we het er op houden dat ik het fysiek niet helemaal wel stelde. Het gevolg was dat ik met pyama én kamerjas aan in bed kroop, met een kan hete thee en een boek. Mijn liefhebbende echtgenoot moest naar zijn werk vertrekken, maar geen nood! Mijn dochter zou voor mij zorgen.
Ze zette haar liefste glimlach op, gaf me een kusje en huppelde toen naar beneden. Twee minuutjes later stond ze weer in de kamer. Ze had een fles water voor mij meegebracht, en een chocoladepuddinkje en een lepeltje voor zichzelf. Daarna installeerde ze zich met de hele poppenwinkel op mijn bed. Het bleef wonderlijk rustig. De poppen waren braaf en moesten maar af en toe in slaap gesust. Plots werd het bijzonder stil naast mij. Ik keek op van mijn boek en merkte dat mijn dochter mij lag aan te staren.
Daarna streelde ze zachtjes over mijn haar.
Ssssjt.
Ze bekeek mij medelijdend.
Niet bang zijn, mama. Ik zal wel voor je zorgen.
Wat een enorme geruststelling was. Even later keek ze me weer aan. Ze dacht diep na, zuchtte en zei: Jij bent mijn beste vriendin.
Ik begon onraad te ruiken en besloot haar niet verder aan te moedigen. Ik knikte en las voort.
Maar ze was niet te stoppen.
En je bent zo mooi.
Ze duwde mijn boek weg en kwam vlak voor mijn neus hangen.
Mooier dan een roos. Mooier dan de maan. En mooier dan een cactus.
Fijn.
Ze knikte ernstig en wreef nog maar een keer over mijn hoofd.